• No results found

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond - Downloaden Download PDF"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C é cile de Bruin en Bert Klanderm ans

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond

Vakbonden tellen zo'n 20% uitkeringsgerechtigden onder hun leden. Tegelijkertijd is de overgang van werk naar uitkering voor velen een aanleiding om het lidmaatschap op te zeggen. Wat heeft een vakbond uitkeringsgerechtigden nog te bieden? Heeft hij alleen oog voor mensen met werk of heeft het vakbonds- lidmaatschap óók nut voor uitkeringsgerechtigden? Waarom blijven sommigen lid terwijl anderen juist af- haken? De afweging van voor- en nadelen blijkt overigens niet het enige criterium. Binding aan de vak­ bond zoals opgebouwd in de jaren dat iemand lid was maakt dat vakbondsleden de organisatie trouw blijven ook al is het nut van het lidmaatschap niet iedereen even duidelijk.

De verzorgingsstaat in zijn huidige vorm staat ter discussie. Het recht op een uitkering bij werkloosheid (ww), arbeidsongeschiktheid (wao) en ouderdom (aow, vut) heeft zijn vanzelfspre­ kendheid verloren en de uitkeringen zelf volgen de loonontwikkeling al lang niet meer. Onder die omstandigheden is goede belangenbeharti­ ging voor uitkeringsgerechtigden geboden. De vraag is echter wie moet dat doen, de vakbon­ den, de ouderenbonden, speciale organisaties voor uitkeringsgerechtigden? De vakbeweging heeft de belangenbehartiging voor uitkeringsge­ rechtigden altijd tot haar taken gerekend. De ontwikkelingen van de laatste jaren hebben dat er echter niet makkelijker op gemaakt. In de maatschappelijke discussie zijn uitkeringen enerzijds en loonontwikkeling en economische groei anderzijds steeds meer tegenover elkaar komen te staan. Het is dan ook geen toeval dat binnen de fnv geopperd is een aparte organisatie voor uitkeringsgerechtigden in het leven te roe­ pen. Zover is het evenwel nog niet en voorals­ nog behoort een flink deel van de vakbondsle­ den tot één van de categorieën uitkeringsgerech­ tigden. Daarmee plaatsen zij de vakbonden voor

een dilemma, want hoewel zij open staan voor niet-werkenden, worden zij traditioneel toch vooral gezien als een organisatie die opkomt voor de belangen van werkenden. Van Rij en Van den Putte (1992) vonden dan ook dat het besluit om lid te worden van een vakbond is ge­ relateerd aan het hebben van werk. De meeste mensen, die lid worden van een vakbond doen dit nadat en omdat zij begonnen zijn met be­ taald werk (zie ook Van den Oord, 1990). Omge­ keerd is het verlies van werk vanwege werk­ loosheid, arbeidsongeschiktheid of pensionering een belangrijke reden om het vakbondslidmaat- schap op te zeggen (Van den Putte, 1995).1 Niet­ temin blijft een aanzienlijk deel van de uitke­ ringsgerechtigden lid van een bond en dat werpt de vraag op waarom sommige uitkeringsgerech­ tigden bedanken als lid terwijl anderen lid blij­ ven. Wat zoekt een uitkeringsgerechtigde nog bij een vakbond? Dat is de vraag die in dit arti­ kel centraal staat. Het antwoord op die vraag gaat in twee richtingen: (a) het dienstenpakket van de vakbeweging voor uitkeringsgerechtig­ den en daarmee samenhangend de instrumenta- liteit van een vakbondslidmaatschap voor die * Bert Klandermans is bijzonder hoogleraar Toegepaste Sociale Psychologie aan de Vrije Universiteit. Hij is programma­ leider van het CNV/vu programma voor onderzoek naar vakbondsparticipatie. Hij is medeauteur van het boek 'De vakbeweging na de welvaartsstaat'.

Cécile de Bruin studeerde sociale psychologie aan de Vrije Universiteit. Zij is thans als scholingsmedewerker verbonden aan het Dienstencentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

(2)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond groep leden en (b) de binding aan de vakbond zo­

als opgebouwd in de jaren dat men nog werkte. Alvorens wij een en ander verder uitwerken moet nog opgemerkt worden dat dé uitkeringsge­ rechtigde niet bestaat. Verschillende groepen uit­ keringsgerechtigden hebben een uiteenlopend toekomstperspectief. Zo is voor gepensioneer­ den (AOW-ers als zij 65 zijn en vUT-ters als zij vervroegd met pensioen gaan) de overgang naar een uitkering definitief, terwijl werklozen (ww- ers) en arbeidsongeschikten (wAO-ers) de ver­ wachting kunnen hebben terug te keren op de arbeidsmarkt.

Het dienstenpakket voor uitkeringsgerechtigden Haar imago van werknemersorganisatie ten spijt houdt de vakbeweging zich wel degelijk be­ zig met de belangenbehartiging van uitkerings­ gerechtigden. De aandacht voor deze groep blijkt onder andere uit het bestaan van een Con­ tactcommissie Uitkeringsgerechtigden (binnen de fnv) en een Commissie Anders-Actieven (binnen het cnv). Deze commissies hebben als taak om vakbondsbestuur en -raad te adviseren en activiteiten ten behoeve van uitkeringsge­ rechtigden te stimuleren. Voorts zijn de vakbon­ den vertegenwoordigd in nationale overleg- en adviesorganen (ser, Stichting van de Arbeid, So­ ciale Verzekeringsraad) en bij andere onderhan- delingen waar over de positie van uitkeringsge­ rechtigden gesproken wordt.

Alle leden, dus ook uitkeringsgerechtigde le­ den, kunnen bij de bond terecht voor hulp bij problemen op het gebied van onder andere so­ ciale zekerheid en arbeidsrecht. Zij kunnen een beroep doen op de Belastingservice en de Stichting Rechtshulp. Alle leden kunnen ook gebruik maken van voorzieningen van de vak­ centrale, zoals vakantiereizen. In cursussen kunnen werkende en uitkeringsgerechtigde le­ den voorlichting krijgen op het gebied van so­ ciale zekerheid en pensioenen. Ook bestaat er een algemeen vormende cursus voor (bijna) ge­ pensioneerden. Leden, die geconfronteerd wor­ den met invaliditeit of arbeidsongeschiktheid kunnen een beroep doen op het Fonds Bijzonde­ re Noden.

Individuele belangenbehartiging (voor leden en niet-leden) vindt plaats in de organisaties voor arbeidsvoorziening, waar onder andere be­ slissingen genomen worden over het ontslaan van werknemers. En in de kleine commissies van bedrijfsverenigingen, waar onder andere be­

slissingen worden genomen over uitkeringsaan­ vragen.

Al met al besteden de vakbonden wel degelijk aandacht aan de positie van uitkeringsgerech­ tigden. Bovendien hebben uitkeringsgerechtig­ den recht op een reductie van de contributie. De instrumentaliteit van het vakbonds- lidmaatschap

Kennis

Eén van de eerste vragen die men inzake de in­ strumentaliteit van een lidmaatschap kan heb­ ben is in hoeverre uitkeringsgerechtigden op de hoogte zijn van dat dienstenpakket. Hebben zij weet van het dienstenpakket van de bond? Wat merken zij daar in de praktijk van?

Waardering

Daarnaast zal er sprake zijn van een meer of minder positieve waardering van wat de bond voor hen doet en wat daarin veranderd is ten op­ zichte van de tijd dat men nog werkte. Veel ac­ tiviteiten van de vakbeweging, zoals op het ter­ rein van arbeidsovereenkomsten en medezeg­ genschap, zijn immers niet meer relevant. Wat staat daar tegenover?

Van Berkel (1991) signaleert als knelpunt de summiere relatie tussen uitkeringsgerechtigde leden en de vakbeweging. Dat hangt volgens hem samen met de gebrekkige aanwezigheid van de vakbeweging in de woon- en leefsituatie. Tegen die achtergrond hoeft het niet te be­ vreemden dat onder sommige uitkeringsgerech­ tigden de mening post vat, dat de vakbeweging hen niets te bieden heeft.

De waardering van het dienstenpakket hoeft overigens niet alleen gebaseerd te zijn op het­ geen de vakbond doet. Bij de evaluatie kunnen mensen ook alternatieve organisaties in de eva­ luatie betrekken (Moreland & Levine, 1982). Het eigen lidmaatschap wordt dan afgezet tegen mogelijke andere lidmaatschappen. Met name de oudere uitkeringsgerechtigden zouden kun­ nen overwegen om lid te worden van één van de ouderenbonden in plaats van een vakbond in de mening dat die hun belangen beter behartigen. Binding aan de organisatie

Mensen die uitkeringsgerechtigd worden krij­ gen te maken met een scala aan veranderingen in hun situatie. Wanneer zij zich met genoemde veranderingen in hun situatie geconfronteerd

(3)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond

zien, hebben zij alle reden om bepaalde zaken in hun leven op een rijtje te zetten en te herover­ wegen. Het vakbondslidmaatschap is één van die zaken.

Het is echter aannemelijk dat leden, die een sterke binding hebben met een organisatie aan een dergelijke heroverweging in het geheel niet toekomen. Het vakbondslidmaatschap past in hun leven; zij zijn niet anders gewend; het wordt als vanzelfsprekend voortgezet ook als de situatie verandert. Uiteraard spelen ervaringen in het verleden daarbij een belangrijke rol. Mo- reland en Levine (1982) wijzen erop dat leden van een groep op grond van positieve ervaringen uit het verleden lid willen blijven, en Gordon et al. (1980) beschrijven hoe loyaliteit met de orga­ nisatie en trots op het lidmaatschap mensen bij een vakbond betrokken houden.

De veronderstelling dat binding aan de organi­ satie een belangrijke rol speelt bij de vraag of uitkeringsgerechtigden bedanken of lid blijven, vindt steun in een onderzoek van Veltman (1986) waaruit bleek dat de leeftijd waarop men­ sen werkloos worden van grote betekenis is voor de vraag of zij bedanken als vakbondslid. Wie als ouder vakbondslid werkloos wordt zal minder gauw opzeggen, vooral als dat leden be­ treft die al heel lang lid zijn. Veltman verklaart dat uit de binding die oudere werknemers die lang lid zijn van een bond hebben kunnen op­ bouwen met de organisatie (p. 113).

Verdere ondersteuning voor de veronderstelde relatie tussen binding en het aanblijven als lid vonden wij bij Van Teeffelen en Klandermans (1989) die aantoonden dat bij leden met een la­ gere binding de activiteit binnen het vakbonds­ werk afneemt, hetgeen de binding nog weer ver­ der verzwakt. Zo komt dan een neerwaartse spi­ raal op gang, die resulteert in het opzeggen van het lidmaatschap.

Samenvatting en vraagstelling

De kernbegrippen, waarmee wij onze onder­ zoeksvraag willen analyseren zijn dus de kennis van het dienstenpakket van de vakbonden voor uitkeringsgerechtigden, de instrumentaliteit van een lidmaatschap voor uitkeringsgerechtig­ den en de binding aan de vakbond. Op basis van het voorgaande formuleren wij de volgende ver­ onderstelling: uitkeringsgerechtigden die (a) be­ kend zijn met hetgeen de bond voor de uitke­ ringsgerechtigden doet, (b) het nut van een vak­ bondslidmaatschap voor uitkeringsgerechtigden hoog aanslaan en (c) een sterke binding aan de vakbond hebben, zijn eerder geneigd lid te blij­ ven van een vakbond dan uitkeringsgerechtig­ den die dergelijke kenmerken niet hebben.

Methode

De vragen die wij aan het eind van het vorige hoofdstuk formuleerden, zullen wij trachten te beantwoorden met behulp van uitkomsten van een onderzoek onder uitkeringsgerechtigde le­ den en ex-leden van de Industrie- en Voedings­ bond cnv. Volgens de beschikbare gegevens stond op 2 mei 1991 24,8% van de leden van de IVB cnv geregistreerd als uitkeringsgerechtigd. Bijna 20% van het totale ledenbestand behoorde tot de vuT-ters en AOW-ers, terwijl 6,4% van alle leden werkloos (ww) of arbeidsongeschikt (wao) was. Van de leden die in 1990 hun lid­ maatschap hebben opgezegd, was volgens de ad­ ministratie 12,9% uitkeringsgerechtigd.

Het onderzoek bestond uit een postenquête onder uitkeringsgerechtigde leden en ex-leden en interviews met een deel van de respondenten van de enquête.

Tabel 1 Aantal respondenten per uitkeringssoort bij leden en ex-leden

respons responspercentage van de bruto-steekproef

leden ex-leden leden ex-leden

W AO 83 11 57% 31% WW 67 12 48% 30% VUT 105 21 71% 47% AO W 70 14 48% 41% Onbekend 8 Totaal 333 58 58% 37%

(4)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond Steekproef

Het streven was om per uitkeringssoort (aow, vut, WW, wao) ongeveer 75 leden en 20 ex-leden te interviewen. Omdat het deelbestand van de vuT-ters onder ex-leden kleiner was dan de daarvoor benodigde steekproefomvang is deze categorie aangevuld met bedankers van eind 1989.

In Tabel 1 is de respons van leden en ex-leden per uitkeringssoort weergegeven. Van de aange­ schreven uitkeringsgerechtigde leden en ex-le­ den heeft respectievelijk 58% en 37% de vragen­ lijst ingevuld en teruggestuurd. De ex-leden blij­ ven achter bij de leden. Vooral als deze groep ook nog uitgesplitst wordt over de uitkeringssoorten zijn de frequenties laag. Bij zowel leden als ex-le­ den valt de hoogste respons in de groep vur-ters. Er zijn geen verschillen gevonden tussen de oor­ spronkelijke steekproef en de gerealiseerde wat betreft leeftijd, sekse en uitkeringssoort.

In het totaal zijn 31 personen (27 leden en 4 ex-leden) geïnterviewd. De verschillende uitke­ ringssoorten kwamen daarbij ongeveer even vaak aan bod. De gesprekken vonden plaats bij de ondervraagden thuis en namen een half uur tot een uur in beslag.

Operationalisaties

Bij de bespreking van de operationalisaties be­ perken wij ons tot de belangrijkste variabelen in het onderzoek.

Overgang van betaald werk naar uitkering

Om een indruk te krijgen van hoe de responden­ ten de overgang van werk naar uitkering evalu­ eerden, vroegen wij hen in welke mate zij tevre­ den zijn met de huidige situatie,- hoe belangrijk het werk voor hen was; hoe zij de overgang van werk naar uitkering hebben ervaren, hoe de bond daarbij bemiddeld heeft en in welke mate hun inkomen achteruit gegaan is.

Kennis

In de veronderstelling dat de kennis van het dien­ stenpakket minimaal zou zijn - een veronderstel­ ling die door onze interviews werd bevestigd - vroegen wij alleen naar de bekendheid met enkele in het oog lopende zaken, onder meer bekendheid met de aanwezigheid van ivb-vertegenwoordigers in instanties en overlegsituaties ten behoeve van uitkeringsgerechtigden. Het betreft hier dus een beperkte maat van kennis.

De instrum entaliteit van een

vakbondslid-m aatschap voor uitkeringsgerechtigden is vakbondslid-met behulp van twee schalen gemeten. De eerste schaal bevatte vragen als: (a) 'Kunt u aangeven in welke mate u het eens bent met de uitspra­ ken: dankzij de vakbonden is de uitkering die ik krijg hoger; ik hoef eigenlijk geen lid te zijn van een vakbond, omdat ik toch wel profiteer van het werk dat de vakbonden doen; uitkerende in­ stanties behandelen mij niet beter omdat er een vakbond is.' (b) 'Kunt u aangeven in welke mate de ivb CNV zich volgens u inspant voor: maatre­ gelen gericht op verbetering van de inkomens- en maatschappelijke positie van uitkeringsge­ rechtigden (8 maatregelen); maatregelen gericht op het vergroten van de werkgelegenheid en het voorkómen van werkloosheid en arbeidsonge­ schiktheid (8 maatregelen); maatregelen gericht op het bevorderen van herintreding in het ar­ beidsproces van werklozen en (gedeeltelijk) ar­ beidsongeschikten' (4 maatregelen) (Cronbach's a=.94). De tweede schaal bevatte een aantal stellingen over het vakbondsbeleid, enkele voorbeelden: 'Vakbonden zijn er vooral voor mensen met werk;' 'Vakbonden beschermen vooral de rechten van uitkeringsgerechtigden;' 'De ivb behartigt vooral de belangen van wer­ kenden,-' 'De ivb behartigt zowel de belangen van werkenden als van uitkeringsgerechtigden' (Cronbach's a=.68).

Binding met de vakbond is gemeten met een verkorte versie van de Nederlandse schaal voor het meten van binding aan de vakbond (Gordon, e.a., 1980; Klandermans, 1989). De oorspronke­ lijke Nederlandse schaal bestaat uit 20 items. Voor ons onderzoek zijn 4 uitspraken van deze schaal gebruikt (Cronbach's a .65): 'Ik voel me weinig betrokken bij de bond.' 'Ik beveel de bond altijd aan bij mijn vrienden en kennissen.' 'Ik praat zelden met anderen over mijn vak- bondslidmaatschap.' 'Ik ben er trots op dat ik lid van de bond ben.'

Demografische gegevens

De vragenlijst is gecompleteerd met enkele vra­ gen over personalia, zoals leeftijd, aantal jaren dat men een uitkering ontvangt en welke uitke­ ring men ontvangt.

In de interviews werden open vragen gesteld, die in grote lijnen overeenkomen met de vragen uit de vragenlijst. Uiteraard hadden de gesprek­ ken met de ex-leden betrekking op de periode dat zij nog lid waren van de ivb CNV. Opzegmo- tieven kwamen alleen in deze groep aan de

(5)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond

Tabel 2 Mate van tevredenheid met tijdsbesteding, inkomen, waardering door de samenleving en behandeling door instanties voor alle uitkeringsgerechtigden en uitgesplitst per uitkeringsgroep

N=297 WAO gem. (sd) WW gem. (sd) VUT gem. (sd) AOW gem. (sd) Totaal gem. (sd)

Besteding van tijd 3.73 (1.18) 3.81 (1.20) 4.34 (1.15) 4.34(1.05) 4.05 (1.18)**

Inkomen 2.86 (1.28) 2.74 (1.35) 3.99 (1.16) 3.80(1.17) 3.36 (1.36)***

Waardering door samenleving 2.64 (1.28) 3.07 (1.38) 3.74 (1.30) 3.88 (1.22) 3.31 (1.39)*** Behandeling door instanties 2.91 (1.34) 3.28 (1.39) 3.66(1.25) 3.59(1.14) 3.36 (1.32)** Noot. Op een schaal van 1 ‘zeer ontevreden' tot 5 'zeer tevreden'

***=p<.000 **=p<.005

orde, terwijl motieven om lid te blijven slechts met de leden besproken werden.

Wij beginnen de bespreking van onze resulta­ ten met een beschrijving van de overgang van werk naar uitkering, zoals die door onze respon­ denten ervaren is. Dit deel is gebaseerd op de enquêtes onder de leden. Bij deze analyses wordt telkens de vergelijking tussen uitkerings­ categorieën getrokken. Vervolgens bespreken wij de uitkomsten inzake de instrumentaliteit van het vakbondslidmaatschap. Dit deel is geba­ seerd op de vergelijking van leden en ex-leden. Ten slotte bespreken wij de resultaten met be­ trekking tot binding aan de vakbond. Aangezien deze vragen alleen gesteld konden worden aan de leden, zullen de uitkomsten met betrekking tot binding gerelateerd worden aan de overwe­ ging het lidmaatschap op te zeggen. Wij beslui­ ten dit deel met een multivariate analyse en rapporteren de uitkomsten van een multiple re­ gressie van de overweging te bedanken onder le­ den op kennis, instrumentaliteit en binding.

De interviews zijn gehouden om de kernvra­ gen van het onderzoek ook op een meer kwali­ tatieve manier te onderzoeken. In dit artikel zullen wij de interviews gebruiken om kwanti­ tatieve analyses te illustreren en nader uit te werken.

Resultaten

De overgang van werk naar uitkering

Meer dan de helft van de ondervraagde uitke­ ringsgerechtigden blijkt de overgang van werk naar uitkering als positief of zeer positief te heb­ ben ervaren; voor eenderde was de overgang een negatieve tot zeer negatieve ervaring. Dat laat­

ste gold met name voor de WAO-ers: ruim 60% geeft aan de overgang als negatief te hebben er­ varen. Slechts 20% van de WAO-ers vindt de overgang (zeer) positief. Bij de ww-ers is een kleine minderheid negatief: 40% van de ww-ers beleeft de overgang naar een uitkering negatief. Ook hier vindt slechts 20% de overgang posi­ tief. De meningen van de vuT-ters en AOW-ers laten een significant ander beeld zien (pc.000). Meer dan 80% van de mensen met deze uitke­ ring zijn (zeer) positief over de overgang.

Bijna 30% van de ondervraagden deed een be­ roep op de bond bij de overgang van werk naar uitkering. WAO-ers en ww-ers hebben de bond vaker ingeschakeld dan vuT-ters en AOW-ers (p<.000). Van de mensen, die de bond ingescha­ keld hebben is ongeveer 70% tevreden met de hulp die zij kregen. Ongeveer 20% vindt de hulp matig en 10% is absoluut niet tevreden met de hulp. Als gekeken wordt naar de ver­ schillen tussen leden en ex-leden valt op dat van de tien ex-leden die de bond hebben inge­ schakeld er zeven van mening zijn dat de hulp die zij kregen matig of slecht was.

Wat betreft de tevredenheid met de huidige situatie vonden wij grote verschillen tussen de senioren (vut en aow) enerzijds en overige uit­ keringsgerechtigden (ww en wao) anderzijds (Tabel 2).

Ww-ers en WAO-ers beschouwen hun financ­ iële situatie als minder rooskleurig dan de seni­ oren. Uitgedrukt in percentages blijkt dat de groep mensen die (zeer) ontevreden is met hun inkomen voor 90% bestaat uit WAO-ers en ww- ers, terwijl van de vuT-ters en AOW-ers 80% juist (zeer) tevreden is met hun inkomen.

Ook wat betreft de tijdsbesteding zijn arbeids­ ongeschikten en werklozen negatiever dan de

(6)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond senioren,- wat dat betreft spreken de gemiddel­

den in Tabel 2 duidelijke taal. In percentages komt het er op neer dat van de mensen die onte­ vreden zijn met de tijdsbesteding 0% AOW-er is, 6% vuT-ter, bijna 30% ww-er en de overige 65% WAO-er. De waardering door de samenleving is in het bijzonder voor de WAO-ers een bron van ontevredenheid. De helft van alle WAO-ers is hier ontevreden over. Bij de ww-ers is dit onge­ veer 30%. Van de vuT-ters en AOW-ers is resp 5% en 1% ontevreden. De WAO-ers zijn ten slot­ te ook het meest negatief over de behandeling door instanties. Van hen is 35% ontevreden over de behandeling. Een kleinere groep ww-ers is ontevreden over de behandeling (20%|. De vuT-ters en AOW-ers scoren ook hier weer het laagst (resp 3% en 8%).

Bijna alle respondenten ondervinden een in­ komensachteruitgang wanneer zij uit het ar­ beidsproces treden. Ongeveer 10% blijft op het oude niveau of stijgt zelfs. Ruim 40% gaat er per maand tot 500 gulden op achteruit. Voor bij­ na 30% van de respondenten ligt de inkomens­ achteruitgang tussen de 500 en 1000 gulden. Bij­ na 12% geeft aan dat men er meer dan 1000 gul­ den per maand op achteruit gaat. De gemiddelde inkomensachteruitgang is voor de WAO-ers en ww-ers significant groter dan voor de senioren (p=.048, F=2.66). Bovendien blijkt dat het abso­ lute inkomen van WAO-ers en ww-ers lager is dan de senioren (p=.007, F=4.10). De VUT-ters hebben het hoogste inkomen.

Vanwege het geringere inkomen hebben alle groepen uitkeringsgerechtigden recht op een ge­ reduceerd tarief voor de vakbondscontributie. Gevraagd naar de tevredenheid met de contribu­ tie vond 83% de contributie redelijk, terwijl 15% de contributie te hoog vond. Uitgesplitst naar uitkering blijkt dat de contributiehoogte de minste problemen oplevert bij de AOW-ers. Van de andere drie groepen vindt 15 a 20% de contri­ butie te hoog.

Voor een deel vindt dit resultaat zijn verkla­ ring in werkelijke verschillen in contributie en voor een deel in de wijze waarop de contributie­ verlaging haar beslag krijgt. Leden boven de 65 krijgen namelijk automatisch een reductie. Le­ den onder 65 die afhankelijk worden van een uitkering moeten deze reductie zelf aanvragen en naar blijkt is lang niet iedereen van deze mo­ gelijkheid op de hoogte. Vooral WAO-ers raken pas later op de hoogte van de mogelijkheid van reductie van contributie.

Ten slotte is nagegaan of respondenten aange­ sloten zijn bij een organisatie voor uitkeringsge­ rechtigden. Ongeveer 15% blijkt hierbij aange­ sloten te zijn, terwijl 15% dit wel zou willen. Ruim 65% heeft hier geen behoefte aan. Nadere analyse wijst uit dat AOW-ers en vuT-ters vaker lid zijn van een organisatie voor uitkeringsge­ rechtigden, zoals de ouderenbond. Er zijn bijna geen WAO-ers en ww-ers lid van een organisatie voor uitkeringsgerechtigden. Het is opvallend dat een deel van hen hier wel behoefte aan heeft, namelijk ongeveer 15%.

De instrumentaliteit van het vakbondsl idmaatschap

Zoals te verwachten valt zijn AOW-ers en vut- ters gemiddeld langer lid van de ivb CNV. De groep leden, die korter dan vijf jaar lid is, be­ staat voor de helft uit WAO-ers en ww-ers. Bijna een kwart van alle ex-leden is korter dan vijf jaar lid geweest. Met name de WAO-ers en ww- ers haken af, als zij nog niet zo lang lid zijn. De periode dat men lid is geweest is voor ww-ers en WAO-ers significant korter dan voor de senioren (p<.000, F -ll.4 5 ).

Kennis

De kennis van de bemoeienissen van de ivb met de sociale zekerheid blijkt minimaal onder zo'n kleine 60% van de leden van de ivb. De overige respondenten (43%) zeggen wel te weten dat de

Tabel 3 Waardering van de contributiehoogte voor de vier uitkeringsgroepen (percentages)

Contributiehoogte WAO WW VUT AOW Totaal

Te laag 1.4 0.0 1.3 0.0 2

Redelijk 78.1 83.0 83.1 93.5 213

Te hoog 20.5 17.0 15.6 6.5 39

(7)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond

ivb in een aantal met name genoemde instanties voor sociale zekerheid vertegenwoordigd is.

Vervolgens gingen wij na of leden en ex-leden qua kennis verschilden. Uit variantieanalyse blijkt dat de leden beter op hoogte zijn van wat de bond voor uitkeringsgerechtigden doet dan de ex-leden (gemiddelde kennis van leden= 2.30, sd=.73, gemiddelde kennis van ex-leden is 2.03, sd=.70, p=.029, F=4.84).

De interviews bevestigen dit beeld. Bovendien blijken de meeste geïnterviewden zich weinig te verdiepen in wat de bond voor uitkeringsgerech­ tigde leden doet:

D e laatste jaren ben ik weinig m eer achter dat soort dingen aangegaan om dat ik m e een b eetje verzoend h e b m et m ijn lot' (interview 2, WAO, 59 jaar, lid)

D a t ik lid b lijf is eigenlijk een sleur. Ik h eb eerst m ijn 25 jaar vol willen m aken, dat is dan gelu kt en autom atisch ga je dan gew oon door. N iet dat ik vind dat zij veel voor je doen, je hoort en ziet nooit ie ts ’ (interview 13, wao, 63 jaar, lid)

De kennis van leden en ex-leden omtrent wat de bond voor uitkeringsgerechtigden doet is mi­ nimaal. Men kan uit zichzelf meestal alleen zeer globale vormen van belangenbehartiging aangeven:

‘Wat de bon d doet voor uitkeringsgerechtigdenI Ik zou het niet durven zeggen, wij h ebb en z elf n ooit problem en gehad, dus dan zit je er niet zo in, hè. Ik zou het eigenlijk niet weten, m is­ schien als je een beroep op ze zou doen. Z elf h eb b en wij daar op het m om ent geen beh oefte aan. M isschien als er zich iets zou voordoen... Wordt daar w at voor gedaan danl Nou, zij zul­ len h et w el in d e gaten houden, d en k ik, o o k in h et parlem ent w aar zij toch o o k een stem in h ebb en , de bonden, en dat zal er ook w el a ch ­ ter zitten, dat zij daar toch m oeite voor doen. M aar echt om te zeggen, dat volgen we, n e e ’ (interview 10. aow, 71 jaar, lid)

Een klein aantal uitkeringsgerechtigden bleek wel goed op de hoogte van de inzet van de ivb CNV voor hun belangen. Zij noemden punten op het gebied van dienstverlening en belangenbe­ hartiging. Daarbij gaven zij ook aan op welke punten de bond volgens hen nog te weinig resul­ taten bereikt:

D e bon d behartigt o o k de belangen van m ensen d ie niet m eer actief zijn. Je h eb t b ij­ voorbeeld de belastingdagen, w aarop oudere m ensen hun belastingform ulieren kunnen laten invullen. O ok h eb je o f je nu ouder bent o f niet, altijd de rechtskundige bijstan d en dat kan vooral voor ouderen van belang zijn. Je wordt toch o o k regelm atig geïnform eerd over zaken w aar vooral ouderen en andere uitkeringsge­ rechtigden belang bij hebben . Als je een beetje trouw de organen leest w eet je dat de hele kw estie van d e sociale voorzieningen nu in b e ­ weging is. In h et verleden zijn er een h eleb oel m ensen door bedrijven h eel m a k k e lijk de WAO ingestuurd. De bonden m oeten nu m aar weer zorgen dat bedrijven dat soort m ensen w eer te­ rug in dienst nem en. Op h et punt van de CAO- onderhandelingen, waar dit soort zaken opge­ lost m oeten worden, m oeten de bonden zich nog harder opstellen. O ok zouden zij m eer aan­ dacht m oeten besteden aan de vraag wie w el en niet ech t recht h ebb en op een uitkering’ (in­ terview 16, vut, 63 jaar, lid)

Als wij kijken naar de kennis van ex-leden, die geïnterviewd zijn, levert dit een gevarieerd beeld op. Een aantal ex-leden weet inderdaad in het geheel niet dat de bond ook de belangen van uitkeringsgerechtigden wil behartigen. Anderen kunnen slechts globale activiteiten noemen en zijn hierover niet erg te spreken:

‘Bij m ijn w eten d oet de bond niets voor u itke­ ringsgerechtigden. A lleen een k eer in het jaar form uliertjes invullen en daar kom en wij zelf o o k w el uit. H et is w el goed dat zij jonge w erk­ nemers, d ie in de WAO zitten w eer aan h et werk proberen te krijgen. Zo kom t de bon d op voor d e jonge gezinnetjes.’ (interview 14, wao, 59 jaar, ex-lid)

‘Ik den k dat de bon d over h et algem een goed w erk doet, ó ó k voor uitkeringsgerechtigden, m aar m ij h eb b en zij net even ‘v erkeerd ’ behan ­ deld. Net de eerste en enige k eer dat ik de bond nodig h a d w as h ij er niet. Op een them a-avond over pensionering h eb ik gevraagd o f zij mijn fin an ciële p ositie (AOW en pensioengelden) w il­ de uitpluizen. D aarop h eb ik m aar liefst een h a lf jaar m oeten wachten. Het papier dat ik u iteindelijk toegestuurd kreeg w as zo m iniem, dat ik m ijn lidm aatschap beëindigde. Ik kan er nog k w a a d om worden. Ik kan je nog de naam

(8)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond noem en, d ie m ijn z aak deed. Ik wil er graag

nog verheldering over. Mijn telefoontjes lever­ den niets op. Kunt u h et niet achterhalenf' (in­ terview 7, WAO, 63 jaar, ex-lid)

Dit laatste citaat maakt duidelijk dat de kennis van de belangenbehartiging geen grote rol speel­ de bij het besluit om het lidmaatschap op te zeggen. Deze man is juist goed op de hoogte van wat de bond voor uitkeringsgerechtigden wil doen. Daarom legt hij bij de bond zijn zaak voor. De wijze waarop de bond zijn belangen behar­ tigde was voor de man echter zo teleurstellend dat hij besloot niet langer lid te blijven. Opval­ lend is dat hij positief blijft over het werk dat de bond in het algemeen voor uitkeringsgerechtig­ den doet.

Het nut van een vakbondslidmaatschap

Op twee manieren is nagegaan of een vakbonds­ lidmaatschap nog wel nut heeft in de ogen van uitkeringsgerechtigde leden en ex-leden. Aller­ eerst is gevraagd of de vakbonden in hun ogen vooral opkomen voor mensen met werk of ook voor mensen met een uitkering. Ex-leden onder de uitkeringsgerechtigden beschouwen de vak­ bond meer als een organisatie voor werkenden dan leden (p=.004, F=8.54). De vier uitkerings- groepen verschillen in deze niet van elkaar.

Vervolgens is nagegaan welk nut uitkerings­ gerechtigden verbonden zien aan een vakbonds­ lidmaatschap. Ex-leden zien nauwelijks nut van een vakbondslidmaatschap, in tegenstelling tot leden (p<.000, F=13.8). Er zijn geen verschillen gevonden tussen de groepen uitkeringssoorten in hun mening over de voordelen van een vak­ bondslidmaatschap. Het waargenomen nut van een lidmaatschap blijkt samen te hangen met de kennis die mensen hebben van wat de bond voor uitkeringsgerechtigden doet. Hoe hoger het kennisniveau, hoe profijtelijker men het lid­ maatschap acht (r=.21, p<.001). Leden die in een vakbondslidmaatschap minder voordeel zien overwegen vaker hun lidmaatschap op te zeggen (r=.19, p<.01).

Ook uit de interviews blijkt dat menigeen zich afvraagt of de bond echt nog zoveel voor uitkeringsgerechtigden doet.

‘fa, w at doet d e bond eigen lijk1 Als je in het kran tje leest dan kom en zij er w el voor op, m aar o f dat nou echt m eetbaar is, dat als zij er niet zouden zijn dat het dan zov eel beter zou zijn o f zov eel m inder, daar zie ik nou niet zo

h eel erg veel van. Men h eeft h et er in ied er g e­ val w el altijd over. Maar als ik dan zie wat er dan w erkelijk van terecht kom t, dan zet ik er w el m ijn vraagtekens b ij’ (interview 22, ww, 60 jaar, lid)

Velen zijn van mening dat de bond er vooral voor werkenden is, hoewel hij er toch ook voor uitkeringsgerechtigden zou moeten zijn. Zij zijn er echter niet zeker van of de bond de belangen van mensen met een uitkering goed behartigt: ‘In eerste instantie is de bon d er natuurlijk voor de werknem ers. M aar daarnaast zijn zij er toch o o k w el voor uitkeringsgerechtigden, ten­ m inste, dat dacht ik wel. Op zich is d e bond er natuurlijk w el voor beid e groepen. M aar o f zij er nou zoveel voor bereiken, dat zou ik zo een, twee, drie niet kunnen zeggen’ (interview 21, AOW, 73 jaar, lid)

De uitkeringsgerechtigden vinden over het alge­ meen dat de ivb CNV hen voldoende mogelijkhe­ den biedt om hun wensen kenbaar te maken. Zij zijn ook van mening dat er voldoende aan die wensen gehoor wordt gegeven, hoewel de meesten dat niet uit eigen ervaring weten:

‘Ik den k h et wel, ik ben er van overtuigd dat als je ergens m ee zou kom en, dat zij dan w el luisteren. M aar ik h eb h et z elf n ooit gepro­ b eerd ’ (interview 15, vut, 63 jaar, lid)

Sommigen menen dat de bond niets doet voor de groepering waartoe zij zelf behoren. Deze zijn zowel onder leden als ex-leden te vinden:

‘Als ik nou k ijk naar wat er over de wao ver­ teld wordt, die mensen worden gespaard boven de 50 jaar en wij zitten in hetzelfde schuitje, ww-ers kunnen ook geen gebruik maken van de vUT-regeling en ik heb wel al die jaren bij de­ zelfde werkgever gewerkt en premie betaald. Zij maken zich nu wel zo druk om de wao, maar zij vergeten de ww-ers, voor ons doen zij niks. Als de bond het wil en zij doen er hun best voor, dan kunnen zij bijvoorbeeld best verande­ ren dat de vrouw van een ww-er kan werken zonder dat zij het geld weer moet inleveren' (in­ terview 25, ww, 60 jaar, lid)

Toch blijft menigeen lid. Niet in de laatste plaats om op de bond te kunnen terugvallen bij mogelijke problemen in de toekomst. Waarge­ nomen instrumentaliteit blijkt duidelijk niet uitsluitend betrekking te hebben op diensten

(9)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond die men in het heden wil afnemen:

'Ik wou de bond opzeggen toen ik in de w a o kw am . Ik dacht: ik kap er nou m ee. Maar je kunt h et toch eigenlijk niet m issen, h oew el ik h et nooit nodig gehad heb. Je kunt h et nooit w eten. D ezelfde contributie, dat w erd m e te gek, m aar toen hoorde ik dat je voor m inder geld kon lid blijven en dat h eb ik toen g edaan ’ (interview 29, WAO, 57 jaar, lid)

‘W aarom zou ik w eglopen1 Zo gek duur is het n iet meer. En dan zeg ik : nou ja, voor die paar centen... En daar niet alleen om , je kan te allen tijde nog w eer eens hulp nodig h e b b e n ’ (inter­ view 15, vut, 63 jaar, lid)

Dat alles neemt niet weg dat ex-leden de bond beschouwen als een organisatie voor werkenden en dat als motief voor bedanken aanvoeren, zo­ wel in de enquêtes als in de interviews.

Binding

Bijna 60% van de ondervraagde uitkeringsge­ rechtigde leden zegt nooit te overwegen het lid­ maatschap op te zeggen; ruim 30% zegt dat soms te overwegen en ruim 5% regelmatig of vaak.

Zoals wij veronderstelden blijken mensen met een lagere binding met de vakbond hun lid­ maatschap vaker te heroverwegen dan mensen met een hogere binding (p<.000, F= 9.62). Leden met een hoge binding heroverwegen hun lid­ maatschap 'nooit.' Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de uitkeringssoor- ten in de mate waarin zij hun lidmaatschap her­ overwegen,- ook niet wanneer wij controleerden voor de sterkte van de binding met de vakbond.

Met behulp van de interviews kunnen wij deze bevinding verder inkleuren. Binding met een organisatie bouwt zich over de jaren dat men lid is op. Veel van de respondenten zijn al lange tijd lid. Zij zijn lid geworden in een tijd dat een lidmaatschap van de vakbeweging een vanzelfsprekende zaak was. Dit kwam in ver­ schillende interviews ter sprake.

'Och, dat was blijkbaar de gewoonte, mijn va­ der was ook lid van de vakbond en ik werkte toen ook op de fabriek waar hij werkte, zodoende ga je automatisch m ee. Ik h eb het van huis uit m eegekregen’ (interview 29, WAO, 57 jaar, lid) ‘Lid worden van een vakbond, dat was een b e ­ grip, hè. Van huis uit hadden wij er nooit iets

m ee te m aken gehad, m aar als je ging w erken dan ging je bij de bond, dat was een soort ver­ plichting in die tijd ’ (interview 6, vut, 59 jaar, lid)

Het is niet aannemelijk dat mensen, die met dergelijke motieven lid zijn geworden en ver­ volgens altijd lid zijn gebleven, hun lidmaat­ schap snel ter discussie stellen wanneer zij uit­ keringsgerechtigd worden.

Bij veel ondervraagden is sprake van een ster­ ke gehechtheid aan de bond. Lidmaatschap is voor hen een principezaak ook al verwachten zij er weinig eigen voordeel van:

‘Ik ben nog steeds lid, rustend lid. Ten eerste om de organisatie te steunen, want al w erk ik dan z e lf niet m eer, h et w erk blijft toch door­ gaan in de organisatie. Voor m ez elf h e b ik het eigenlijk niet m eer nodig natuurlijk. Want de uitkering die ik heb, daar kan de organisatie o o k niets aan veranderen, want d ie is w ettelijk vastgelegd. Maar principieel b lijf je toch lid van de b on d ’ (interview 27, ww, 64 jaar, lid)

‘Ik b lijf lid, eigenlijk m et op d e achtergrond dat ik hun ooit nog een k eer nodig zal kunnen h e b ­ ben. Vooral dus m in o f m eer voor eventuele rechtsbijstand. En aan d e andere kan t hoop ik de 50 jaar te halen. Wat dat betreft ben ik een b eetje een chauvinist, een vereniging w aar ik lid van ben, b lijf ik trouw, dat is m et d e bond o o k zo. Niet dat ik hun ooit nodig g eh ad h e b ’ (interview 23, ww, 62 jaar, lid)

Regressieanalyse

Teneinde de relatieve invloed van instrumenta- liteit en binding vast te stellen, hebben wij een multiple regressie-analyse uitgevoerd met de overweging te bedanken als afhankelijke varia­ bele. De resultaten van deze regressie-analyse staan in Tabel 4.

Beide factoren - instrumentaliteit en binding - blijken van belang. Binding aan de vakbond draagt afzonderlijk sterk bij aan de verklaring van de variantie in de overweging het lidmaat­ schap op te zeggen. In deze analyse is instru­ mentaliteit een combinatie van het oordeel over de hoogte van de contributie en de twee schalen die het waargenomen nut van een lid­ maatschap meten. Van deze drie blijken het oordeel over de contributie en de opvatting dat de bond er vooral voor werkenden is de belang­ rijkste. Het geschatte nut van lidmaatschap le­ vert naast de voorgaande twee geen significante

(10)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond

Tabel 4 Factoren die heroverweging beïnvloeden (re- gressie-analyse)

Pearson corr Bèta

binding .33** .33**

instrumentaliteit:

contributiehoogte .30** .24**

bond is voor werkenden .23** .14*

geschat nut .18* .07

kennisniveau

R2 .45

* p<.05, ** p<.001 N=257

eigen bijdrage meer aan de verklaring van de mate waarin uitkeringsgerechtigde leden over­ wegen hun lidmaatschap te beëindigen. Merk op dat kennis van de belangenbehartiging van de bond voor uitkeringsgerechtigden geen bij­ drage levert, univariaat, noch multivariaat.

Conclusies

De overgang van werk naar een uitkering is voor de meeste ondervraagden ingrijpend ge­ weest. Voor WAO-ers en ww-ers was het vooral ook een negatieve ervaring. Dit uit zich op uit­ eenlopende terreinen. Zo zijn WAO-ers en ww- ers ontevredener over hun inkomen; minder te­ vreden met de manier, waarop zij hun tijd beste­ den; veel negatiever over de manier waarop de samenleving hen waardeert en over de manier waarop instanties hen behandelen.

Ondervraagden die in die overgangstijd een beroep op de bond deden zijn over het geheel ge­ nomen wel tevreden met de hulp die zij kregen, maar als zij dat niet waren was dat in de meeste gevallen een reden om het lidmaatschap op te zeggen.

Naast directe negatieve ervaringen met de bond spelen twijfel omtrent de instrumentali- teit van een vakbondslidmaatschap en een ge­ ringe binding met de organisatie een rol bij het bedanken. Dat blijkt zowel uit de vergelijking van leden en ex-leden als uit de regressieanalyse met de overweging om te bedanken als afhanke­ lijke variabele. Daarmee komen onze uitkom­ sten overeen met hetgeen Van den Putte (1995) in het algemeen vond als verklaring voor het be­

danken als vakbondslid. In wezen spelen dezelf­ de factoren een rol als bij bedanken door leden in het algemeen, zij het dat het nu om de in- strumentaliteit van een lidmaatschap voor uit­ keringsgerechtigden gaat.

Er zijn weinig aanwijzingen - noch uit de en­ quêtes noch uit de interviews - dat meer leden behouden zouden kunnen worden indien het dienstenpakket voor uitkeringsgerechtigde le­ den grotere bekendheid zou genieten. Kennis van het dienstenpakket blijkt niet datgene waar het om draait. Binding en veronderstelde instru- mentaliteit van een lidmaatschap houden uit­ keringsgerechtigden bij de bond. Dat creëert een lastig probleem voor een vakbond die uitke­ ringsgerechtigde leden wil behouden: binding wordt namelijk opgebouwd in de loop van de ja- ren dat iemand lid is. Als op het moment van de overgang naar een uitkering van een geringe binding sprake is, is het dus in wezen al te laat. Voor zover twijfel over de instrumentaliteit van een lidmaatschap voor uitkeringsgerechtigden een rol speelt, heeft een vakbond te kampen met het reële feit dat hij vooral een organisatie voor werkenden is. Alle inspanningen omwille van uitkeringsgerechtigden veranderen dat niet. Hoe men het ook wendt of keert driekwart van de leden werkt.

De vakbonden zitten waar het de uitkerings­ gerechtigden betreft dus in een moeilijk parket. Enerzijds kunnen zij niet voorkomen dat men­ sen hun lidmaatschap heroverwegen als zij uit­ keringsgerechtigd worden; anderzijds als men­ sen eenmaal zo'n heroverweging maken is het moeilijk voor de vakbonden hierop nog invloed uit te oefenen, omdat de heroverweging geba­ seerd is op ervaringen uit het verleden en de in­ formatie die vakbondsleden op dat moment hebben. Een extra handicap daarbij is dat vak­ bonden gewoonlijk pas van een en ander op de hoogte geraken als een lid bedankt.

Loyaliteit en zekerheid bij eventualiteiten zijn de voornaamste overwegingen om lid te blijven. Ook de vakbondsleden die lid blijven kunnen weinig concreets aangeven waarvoor een vakbondslidmaatschap nog instrumenteel is. Dat maakt het kwart van het ledenbestand dat uitkeringsgerechtigd is een ongewisse zaak. Een deel van hen zal hoe dan ook lid blijven, uit loyaliteit en behoefte aan zekerheid, maar een ander deel kan zo vertrokken zijn, omdat zij een geringe binding met de organisatie hebben en/of het nut van een lidmaatschap betwijfelen.

(11)

Uitkeringsgerechtigden en hun vakbond

Noot

1 Overigens geldt dat niet voor landen als België en Zweden waar de vakbonden een belangrijke rol spelen in de uitvoering van de sociale zekerheid.

Literatuur

Berkel, R. van (1991), 'Uitkeringsgerechtigden, meer dan een doelgroep van de vakbeweging'. In: H. Coe- nen (red.), Vakbew eging 2000, nieuw beleid over ar­

b eid en tijd, Van Arkel, Utrecht.

Gordon, M.E., f.W. Philpot, R.E. Burt, C.A. Thompson and W.E. Spiller, (1980), 'Commitment to the Union'. In: Journal o f A pplied Psychology M ono­

graph, vol. 65, nr. 4.

Klandermans, P.G. (1989), 'Union Commitment: Re­ plications and tests in the Dutch context'. In: Jour­

n al o f A pplied Psychology, vol. 74, no. 6, biz. 869-

875.

Moreland, R.L. and J.M. Levine (1982), 'Socialization in Small Groups', in: A dvances in Experim ental So-

cial Psychology, 15, 137-183.

Oord, A. van den (1990), Voor A rbeid en Brood: arbei­

dersbew eging en collectieve actie van w erklozen in N ederland, een vergelijkende studie van d e jaren dertig en tachtig, Thesis Publishers, Amsterdam.

Putte, B. van den (1995), 'Uit de bond: bedanken als vakbondslid'. In: Bert Klandermans en Jelle Visser (red.) D e vakbew eging na de w elvaartsstaat. Van Gorcum, Assen, blz. 87-112.

Rij, C. van en B. van den Putte (1992), 'Wanneer en waarom worden werknemers lid van een vakbond' In: Tijdschrift voor A rbeidsvraagstukken, jrg. 8, nr. 3, blz. 265-274.

Teeffelen, A.L.M. van en P.G. Klandermans (1989), 'Tussen rationele afweging en interactie'. In: Tijd­

schrift voor A rbeidsvraagstukken, jrg. 5, nr. 4, blz.

4-15.

Veltman, J.M. (1986), Uitkeringsgerechtigd en toch

vakbondslid, Doctoraalscriptie, Universiteit Van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij zou iemand zijn die je juist voor deze vraag, die ontstaansfase van de IJssel, daar heeft hij voor Deventer de grootste inventarisatie gemaakt van deze vindplaatsen als

Hier- bij moet echter niet vergeten worden, dat de weersomstandigheden voor een dichte stand zeer gunstig waren, dat wil zeggen koel, droog.. en zonnig weer, waardoor

Fisher and Pearce, who strongly identify and cmpathize-with each otheiperceive themselves: as belonging together as personal hieods, pursue the placement of the child through a

Though James McNeill Whistler had yet to relocate to Paris, Henri Fantin-Latour and Alphonse Legros set out the initial tenets of the Société and began practicing them in the

Er zal geen aandacht besteed worden aan selectieve stimu­ lansen en de geschatte invloed, aangezien wij op dit moment hier nog geen data over hebben, De

* Dr. Bert Klandermans is als universitair hoofddocent verbonden aan de vakgroep Sociale Psychologie van de Vrije Universiteit. Hij verrichtte onderzoek naar mobilisatie

Hoewel deelnemers dus minder klachten hadden en veelal gemotiveerd waren om weer aan het werk te gaan, lijkt daarmee nog niet voldaan te zijn aan een voldoende voorwaarde

Deze saldi kunnen in principe worden begroot voor verschillende tijdstippen zoals direct na het rooien van de wortelen of na koeling en opslag direct voor het begin van de trek.