• No results found

Bouwen aan kwaliteit van de arbeid in de bouw. Een onderzoek naar de gevolgen voor het welzijn en de gezondheid van de werknemers in de bouwnijverheid - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bouwen aan kwaliteit van de arbeid in de bouw. Een onderzoek naar de gevolgen voor het welzijn en de gezondheid van de werknemers in de bouwnijverheid - Downloaden Download PDF"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vera van Vuuren*

Bouwen aan kwaliteit van de arbeid in de bouw

Een onderzoek naar de gevolgen voor het welzijn en de gezondheid van de werknemers in de bouwnijverheid________________________________________________________________________

De laatste jaren krijgt de kwaliteit van de arbeid in de bouwnijverheid steeds meer aandacht. De bouwsector heeft te maken met een hoge uitstroom van werknemers, die voor een deel in de WAO terecht komen. Het ziekteverzuim ligt in de bouw veel hoger dan in andere sectoren. Binnen de bouwsector worden reeds tal van maatregelen getroffen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. De Hout- en Bouwbond CNV wilde over aanknopingspunten beschikken om de kwaliteit van de arbeid integraal te verbeteren. De afdeling Onderzoek van het CNV heeft daartoe in 1990 een survey-onderzoek onder CNV-leden verricht naar de kwaliteit van de arbeid van werknemers in de bouwnijverheid, waarvan in dit artikel verslag wordt gedaan. Doel van het CNV-onderzoek was aanknopingspunten te vinden om het welzijn, de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te verbeteren. Het onderzoek was niet alleen beschrijvend van aard, maar ook is het verband nagegaan tussen de kwaliteit van de arbeid aan de ene kant en het welzijns- en gezondheidsrisico aan de andere kant. Hiervoor is onderzocht welke aspecten van de kwaliteit van de arbeid van invloed zijn op de tevredenheid over het werk en het ziekteverzuim door het werk in de bouwnijverheid.

Theoretische achtergrond van het begrip Kwaliteit van de arbeid

In het onderzoek waar het rapport Weg ver­ smalling; Taakverbreding als alternatief in de bouw (Van Vuuren, 1990) verslag van doet, is de kwaliteit van de arbeid nader onderzocht. De kwaliteit van de arbeid van de bouwvak-werkne- mers is beschreven aan de hand van vier aspec­ ten, te weten de arbeidsinhoud, de arbeidsvoor­ waarden, de arbeidsomstandigheden en de arbeidsverhoudingen. Deze omschrijving van de kwaliteit van de arbeid grijpt terug op de motivatie-theoretische benadering van Herzberg (1959). Deze benadering geeft betere mogelijk­ heden vanuit een werknemersstandpunt de kwaliteit van de arbeid te kunnen beoordelen dan de nieuwere sociotechniek-benadering (De Sitter, 1974), zelfs als deze is aangevuld met de

* V.C. van Vuuren was ten tijde van het onderzoek als wetenschappelijk onderzoekster werkzaam bij het CNV en coördinator van het onderzoeksproject Kwaliteit van de arbeid. Momenteel is zij als beleidsmedewerkster werkzaam bij de Provincie Noord-Holland, bureau Arbeidsmarkt en Werkgelegenheid.

arbeidsprocesbenadering (Christis, 1989). De uitgangspunten van het CNV, zoals ver­ woord in de CNV-discussienota inzake Kwaliteit van de Arbeid (1990) zijn:

1 Goede aanpassing van de taak aan de per­ soonlijke eigenschappen van de werknemer; 2 Gevarieerd werk;

3 Niet uitsluitend werkplekgebonden arbeid; 4 Eigen inbreng en eigen verantwoordelij kheid

mogelijk;

5 Functionele en sociale contacten;

6 Geen schadelijke invloed op de gezondheid; 7 Leermogelijkheden;

8 Goede ondersteuning bij het werk door de organisatie.

Hoewel in deze uitgangspunten vooral de arbeidsinhoud benadrukt wordt, heeft het CNV- beleid net zo zeer oog voor de andere drie aspecten van de kwaliteit van de arbeid. Boven­ dien is ze van mening dat de vier aspecten sterk met elkaar samenhangen. Bijvoorbeeld de vergroting van de eigen inbreng en eigen verant­ woordelijkheid kan gezien worden als een verbetering van de arbeidsinhoud, maar heeft

(2)

tegelijkertijd gevolgen voor de arbeidsverhou­ dingen in de organisatie.

Bij de beoordeling van de kwaliteit van de arbeid gaat het CNV als vakorganisatie uit van de behoeftes van de individuele werknemers. In het CNV-onderzoek is gekozen voor de motivatie-theoretische benadering van Herzberg (1959), omdat de uitgangspunten van het CNV hier goed inpassen. Deze benadering stelt dat kwaliteit van de arbeid wordt bepaald door de mate waarin arbeidsorganisaties de werknemers kunnen motiveren c.q. in hun behoeftes kan voorzien (Herzberg, 1959). De motivatie-theore­ tische benadering kan gehanteerd worden als een beoordelingsmaat, waarbij alle aspecten van de kwaliteit van de arbeid onder de loep kun­ nen worden genomen. De beoordeling van de kwaliteit van de arbeid vindt plaats aan de hand van de gevolgen voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de individuele werknemers. Een dergelijke benadering wordt ook wel de subjectieve benadering genoemd van de kwali­ teit van de arbeid.

De kritiek op deze benadering is dat zij geheel uitgaat van het beleven van het individu (Pro­ jectgroep WElzijn Bij de Arbeid [WEBA],

1989). Hierdoor is deze benadering te weinig objectief en te weinig theoretisch onderbouwd. De projectgroep WEBA (1989) maakt daarom gebruik van de sociotechnische systeemtheorie van de Sitter (1974). In zijn theorie hebben handelingen of operaties de plaats ingenomen van mensen met een bepaald behoeftenpatroon. De sociotechnische systeemtheorie beschrijft organisaties in termen van de structuur en architectuur van de arbeidsverdeling (verdeling van uitvoerende en regelende functies over mensen en machines). Vervolgens laat deze benadering zien wat hiervan de functies zijn voor zowel de kwaliteit van de organisatie, als van de arbeid en van de arbeidsverhoudingen (Christis, 1989). De Sitter (1980) is van mening dat de koppeling van de oude sociotechniek aan de systeemtheorie een objectievere beoordeling van de kwaliteit van de arbeid mogelijk maakt. Ook de WEBA-projectgroep (1989) meent: ‘door welzijn bij de arbeid los te koppelen van de beleving van (individuele) werknemers en in verband te brengen met een beperkt aantal concrete aspecten van de werksituatie, is het welzijn niet meer een vaag, ongedefinieerd begrip, maar is het geobjectiveerd en gelimi­

teerd’ (blz. 363).

De WEBA-methode geeft een maat aan om de kwaliteit van de arbeid te beoordelen aan de hand van de werkdruk en de leermogelijkheden. Hiermee wordt het welzijn bij de arbeid geme­ ten. De gehele arbeidssituatie kan hierbij niet in kaart worden gebracht. Alleen die aspecten van de werksituatie worden onderzocht die een rechtstreeks gevolg zijn van de arbeidsdeling, namelijk ten aanzien van de functie-inhoud. Het is waar dat door de inpassing van kwaliteit van de arbeid in een dergelijke theorie een objectievere beoordeling van de werksituatie mogelijk is en de subjectieve beleving buiten beschouwing laat. De subjectieve beleving van de werknemers is echter eveneens van belang voor het welbevinden van de werknemers. En deze beleving staat juist in de uitgangspunten van het CNV centraal (CNV-Discussienota Kwaliteit van de arbeid, 1990). Er is daarom in dit onderzoek niet gekozen voor de sociotechni­ sche benadering. Een ander bezwaar om een onderzoek naar de kwaliteit van de arbeid te baseren op de sociotechnische systeemtheorie is dat deze benadering zich voornamelijk richt op de arbeidsinhoud (Projectgroep WEBA, 1989). Dit heeft zeker zijn nut als men een aangrijpingspunt zoekt om de arbeidsinhoud en de directe arbeidsverhoudingen te verbeteren. Voor het onderzoeken van de gehele werksitua­ tie is het naar onze mening niet volledig. Ar­ beidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden komen in de WEBA-methode niet voor. Door de arbeidsvoorwaarden niet mee te nemen in een beoordeling van de werksituatie blijft ten eerste de onderlinge uitwisseling van de vier aspecten van de kwaliteit van de arbeid onbe­ sproken. Ten tweede zijn de randvoorwaarden die eveneens belastend kunnen zijn voor de werksituatie of juist ter compensatie kunnen dienen niet meegewogen in een beoordeling van de situatie.

Christis (1989) realiseert zich deze beperking en pleit ervoor het begrip kwaliteit van de arbeid volgens de sociotechnische benadering, waarin uitsluitend de functie-inhoud beschouwd wordt, te herdefiniëren. In het begrip kwaliteit van de arbeid zou de werkgelegenheidsverhouding mee moeten wegen. Onder werkgelegenheidsverhou­ ding verstaat de arbeidsprocesbenadering (Christis, 1989) de controlestructuur;

(3)

recrute-Arbeidsorganisatie

ring, motivatie, beloning en bijscholing van de werknemers, waarmee zij in een bepaalde arbeidsplaatsenstructuur worden gehouden. Dit verwijst ons inziens én meer naar de arbeidsver­ houdingen op macro-niveau (de verhouding tussen de vakbond en werkgever, de positie van een medezeggenschapsorgaan) én meer naar de resultante van deze verhoudingen (de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden).

De arbeidsomstandigheden worden in het WEBA-instrument niet genoemd omdat dit zich alleen richt op de risico’s voor het welzijn en niet voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Het CNV-onderzoek wilde echter op alle drie de risico’s ingaan en daarom wordt hierin een ruimere opvatting van de kwaliteit van de arbeid gehanteerd.

De kwaliteit van de arbeid is in het onderhavige onderzoek in verband gebracht met de arbeids­ tevredenheid en met het gezondheidsrisico dat door de werksituatie is ontstaan, om zicht te krijgen op de knelpunten binnen de kwaliteit van de arbeid.

In dit kader wordt informatie over de tevreden­ heid met het werk als waardevol beschouwd. Velen hebben gewezen op het gevaar dat schuilt in het meten van arbeidssatisfactie (De Swaan, 1972). Werknemers zouden hun beoordeling van de werksituatie laten afhangen van de hen beschikbare mogelijkheden om veranderingen in hun werksituatie te brengen (Van Assen, Den Hertog, 1980). Met name zouden er bezwaren kleven aan het gebruik van arbeidssatisfactieme- tingen als indicator voor de wenselijkheid van veranderingen in het werk.

Men zou echter het kind met het badwater weggooien als men de mening van de werkne­ mer over zijn werksituatie niet meer als uit­ gangspunt zou nemen voor veranderingen. Zeker voor een werknemersorganisatie is het van belang dat zij zich baseert op de mening van haar leden. Het subjectieve element in de beoordeling van de tevredenheid over het werk door de individuele werknemers kan men voor een groot deel omzeilen, door de tevredenheid met het werk als een relatief begrip op te vatten. Het absolute niveau is hierbij niet van belang, maar waar men meer of minder tevre­ den mee is. Op deze wijze kan men nagaan welke aspecten van de kwaliteit van de arbeid met name samenhangen met de tevredenheid over het werk.

Herzberg toont aan dat bepaalde aspecten van werk, vooral de arbeidsinhoud, de arbeidssatis­ factie verhogen, terwijl men niet meer tevreden is als de arbeidsvoorwaarden verbeteren. Dit wordt door Herzberg als de werkextrensieke aspecten van het werk beschouwd (Herzberg, 1959). Hoewel op de onderzoeksresultaten van Herzberg veel kritiek is geweest en in later onderzoek wordt geconstateerd dat ook weer andere aspecten van de kwaliteit van de arbeid de arbeidssatisfactie kunnen verhogen (Van Assen, Den Hertog, 1980), is het onderscheid dat Herzberg maakt tussen werkintrinsieke en werkextrensieke factoren van belang om de gevolgen van de kwaliteit van de arbeid voor het welzijn aan de ene kant en de gezondheid en veiligheid aan de andere kant in kaart te bren­ gen.

In de literatuur worden vooral de arbeidsom­ standigheden in verband gebracht met ziektever­ zuim door het werk. De laatste jaren is er meer oog gekomen voor andere aspecten van de kwaliteit van de arbeid, die in verband kunnen staan met het ziekteverzuim. M et name wordt hierbij het verband met ziekteverzuim in de vorm van stress genoemd (Kompier e.a., 1990). De arbeidsinhoud, de stijl van leidinggeven en het sociaal beleid in het bedrijf worden in de literatuur ook genoemd als factoren die een rol spelen bij het ziekteverzuim (Woltmeijer, 1990). Ziekteverzuim lijkt vooral met de werkextrensie­ ke aspecten van kwaliteit van de arbeid samen te hangen. Een deel van het ziekteverzuim zou echter met werkintrinsieke factoren samenhan­ gen.

De veronderstelling in het CNV-onderzoek is dat bepaalde aspecten van de werksituatie meer dan andere aspecten gevolgen zullen hebben voor het welzijn van de werknemers. Het welzijn van de werknemers bij de arbeid is geoperatio­ naliseerd als de mate van tevredenheid over het werk. Verondersteld wordt dat de tevredenheid over het werk in sterke mate samenhangt met de werkintrinsieke aspecten. De gezondheid van de werknemers zal vermoedelijk vooral in verband staan met werkextrensieke aspecten. Het gezondheidsrisico door het werk is in de onderzoeken geoperationaliseerd door te vragen naar ziekte door het werk.

Op grond van deze verbanden zou een priori­ teitsstelling bepaald kunnen worden om de kwaliteit van de arbeid te verbeteren.

(4)

CNV-onderzoeksmodel

Externe > Flexibilisering Kwaliteit ^ Tevredenheid over hel werk,

factoren van de arbeid van de arbeid gezondheidsrisico van het werk

Onderzoeksmodel

In het CNV-onderzoek in de bouwnijverheid is het bovenstaande onderzoeksmodel aangehou­ den.

Het onderzoek naar de kwaliteit van de arbeid in de bouwnijverheid maakt deel uit van een ruimer onderzoek, waarbij ook het verband met de flexibilisering van de arbeid wordt onder­ zocht. Dit wordt opgevat als één van de verkla­ rende factoren van kwaliteit van de arbeid. Ook externe factoren als sociaal-economische ontwik­ kelingen zouden van invloed zijn op de kwaliteit van de arbeid. De kwaliteit van de arbeid wordt in het onderzoek beschouwd als een afhankelij­ ke variabele.

De beoordeling van het werk door de werkne­ mers wordt in het onderzoeksmodel opgevat als effectvariabele. Niet alleen uit de tevredenheid over het werk, maar ook uit het ziekteverzuim, spreekt een oordeel van de werknemers over de kwaliteit van de arbeid. Mogelijk verband van deze effectvariabelen met de kwaliteit van de arbeid geeft aan welke aspecten van de kwaliteit van de arbeid een belangrijke plaats innemen om het welbevinden van de bouwvakwerknemers te bevorderen.

Er is hier sprake van een kringloopmodel, de kwaliteit van de arbeid en de gevolgen hiervan voor de werknemers, kunnen weer invloed uitoefenen op de sociaal-economische ontwikke­ lingen en daarmee op het gebruik van bepaalde vormen van flexibilisering van de arbeid. Methode van onderzoek

Voor het onderzoek zijn ruim 1700 leden van de Hout- en Bouwbond CNV, die in de bouw- en nevensectoren werkzaam zijn, benaderd met een schriftelijke vragenlijst over de kwaliteit van de arbeid. De leden zijn benaderd op grond van een a-selecte steekproef onder 576 afdelingen van de Hout- en Bouwbond CNV. De algehele respons was 48 procent.

Samenstelling van de steekproef

De samenstelling van de steekproef naar ver­ schillende bouw- en nevensectoren komt over­ een met de samenstelling van de werkgelegen­ heid in de bouwnijverheid naar deze sectoren. De leeftijdsverdeling en de regioverdeling van respondenten is per CAO vergeleken met die van de werknemers die onder de betreffende CAO vallen. Naar leeftijdsopbouw is er sprake van een redelijke representatieve steekproef. Naar regioverdeling is er sprake van een catego­ rische oververtegenwoordiging van de regio Noord en ondervertegenwoordiging van de regio Oost. De verdere samenstelling van de steek­ proef komt grotendeels overeen met de samen­ stelling van het onderzoekspanel in 1989 van het Economisch Instituut van de Bouwnijverheid (Aartman, 1990). De verdeling van de respon­ denten naar grootte van bedrijven, naar aard van het bedrijf en ook naar werkzaamheid op één of meerdere projecten en naar beroep is in beide onderzoeken vrijwel gelijk.

Op grond van het bovenstaande kan geconlu- deerd worden dat de steekproef redelijk repre­ sentatief is voor alle werknemers in de bouwnij­ verheid.

Vragenlijst

De vragenlijst is grotendeels dezelfde als die gehanteerd is in eerdere onderzoeken in ver­ schillende bedrijfstakken naar de kwaliteit van de arbeid (Van Vuuren, 1988; 1989). Om de arbeidsinhoud te meten is er onder andere gevraagd naar de mate waarin men initiatief kan nemen, naar de aansluiting met het opleidingsni­ veau en naar eentonigheid van het werk (alpha .65). Op het gebied van de arbeidsvoorwaarden zijn vragen gesteld over de arbeidstijden, zeker­ heid van het werk, werkloosheid en binding met het werk. Deze items vormen geen schaal. Voor het aspect van de arbeidsomstandigheden is voor de fysieke omstandigheden een schaal gevormd van 14 items (alpha .70). Deze items vragen naar de ergonomische

(5)

werkomstandighe-Arbeidsorganisatie

Tabel 1. Resultaten van meervoudige regressie-analyse tevredenheid over het werk

(stepwise) bij het voorspellen van

Verandering r2 T r2 bèta

Arbeidsinhoud .25 .50 .25 .26

Geen waardering chef Werkonzekerheid vanwege

.08 -.41 .34 -.14

bedrijfsituatie .05 -.40 .39 -.15

Geen overleg door chef Invloed van HBB-CNV

.03 -.38 .41 -.10

in het bedrijf .02 .44 .44 .12

p >.005

den en naar de gezondheids- en veiligheidsrisi- zaken in het bedrijf en of de Hout- en Bouw-co’s in het werk. Een drietal items vragen naar

de kwantitatieve werkdruk, dat wil zeggen het tempo en de omvang van het werk (alpha .73). Ook de kwalitatieve werkdruk is onderzocht door te vragen of het werk steeds ingewikkelder is geworden en of er sprake is van overbelasting. Daarnaast is gevraagd naar het aantal ziekteda­ gen in 1989, het aantal dagen dat men vanwege een ongeval op het werk in 1989 heeft moeten verzuimen van het werk en of het werk in verband stond met de ziekte.

Als laatste komen in de vragenlijst de arbeids­ verhoudingen aan bod, waarbij is gevraagd naar de stijl van leidinggeven. Onder meer wordt gevraagd of men in kan stemmen met de volgen­ de uitspraken: de voorman/uitvoerder/chef duldt weinig tegenspraak; bepaalt zonder overleg met zijn medewerkers wat er gedaan moet worden; vraagt naar uw mening of suggesties over het werk; en geeft uiting aan zijn waardering wan­ neer er goed gewerkt wordt. Het blijkt niet mogelijk te zijn om deze items in een schaal onder te brengen. Bij de arbeidsverhoudingen is eveneens gevraagd naar de inbreng op de werkwijze en het werktempo. Tevens is gevraagd naar het voorkomen van regelmatig werkoverleg en de aanwezigheid van personeelsvertegen- woordigingsorganen. De invloed van bijvoor­ beeld een ondernemingsraad is door middel van een viertal items onderzocht (alpha .75). Ook de invloed van de Hout- en Bouwbond CNV in het bedrijf is onderzocht door middel van zes items. Er wordt onder andere gevraagd naar de duidelijke aanwezigheid van de bond in het bedrijf, of de bond invloed heeft op de gang van

bond CNV kan helpen bij vragen over het werk (alpha .69).

Eén van de centrale onderdelen van de vragen­ lijst vormt de tevredenheid van werknemers over het werk in de bouwnijverheid. Er zijn vragen gesteld omtrent de tevredenheid over de afwis­ seling in het werk, de verantwoordelijkheid in het werk en de gelegenheid om met andere mensen contact te hebben. Daarnaast zijn er vragen gesteld omtrent de tevredenheid van de werknemers over de arbeidsomstandigheden en het inkomen. Deze items vormen een schaal met een alpha van .82.

Resultaten

Tevredenheid over het werk

Uit de enquêteresultaten blijkt dat bouwvak- werknemers vooral tevreden zijn over de gele­ genheid om met andere mensen contact te hebben, gevolgd door de verantwoordelijkheid van het werk dat men doet. Het minst tevreden is men over de vooruitzichten op een betere functie. Verder is men minder tevreden over de arbeidsomstandigheden en het inkomen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt de tevreden­ heid over het werk met vele aspecten van de kwaliteit van de arbeid samenhangt.

Door middel van een regressie-analyse is vastge­ steld welke plaats de verschillende aspecten van de kwaliteit van de arbeid innemen bij het voorspellen van de tevredenheid over het werk. Het onderzoek toont aan dat de tevredenheid over het werk voor 44% verklaard kan worden door de kwaliteit van de arbeid. Werknemers

(6)

Tabel 2. Resultaten van meervoudige regressie-analyse (stepwise) bij bet vóórspellen van ziekte door het werk

Verandering r2 r r2 bèta

Werkonzekerheid vanwege

persoonlijke situatie .04 .21 .04 .14

Fysieke arbeidsomstandigheden .02 .20 .07 .13

Geen waardering chef .01 .17 .08 .10

p >.005

zijn meer tevreden over de verschillende aspec­ ten van het werk, indien zij;

- vinden dat zij een betere arbeidsinhoud hebben;

- een uitvoerder of een andere leidinggevende hebben die vaker uiting geeft aan zijn waar­ dering wanneer zij goed gewerkt hebben; - zich minder zorgen maken om het werk in

de toekomst vanwege redenen die met de bedrijfsituatie samenhangen;

- minder een uitvoerder of een andere leiding­ gevende hebben die zonder overleg bepaalt wat er gedaan moet worden;

- meer van mening zijn dat de Hout- en Bouwbond CNV invloed in de onderneming heeft.

Van de vier aspecten van de kwaliteit van de arbeid zijn vooral de arbeidsinhoud en de arbeidsverhoudingen bepalend voor de beoorde­ ling van de werksituatie door de werknemers. Een tevreden bouwvakwerknemer heeft veelal een boeiende arbeidsinhoud, met weinig eento­ nige taken, ruimte voor initiatief, waarbij men zelf kan beslissen hoe het werk wordt uitge­ voerd. Bouwvakwerknemers kunnen redelijk zelfstandig hun werk uitvoeren. De bouwnijver­ heid laat zich kennen als een sector waar in de praktijk weinig hiërarchie is. Een negatief gevolg hiervan is echter dat werknemers indien zij geen zicht hebben op het uiteindelijke resultaat van hun werk -vanwege het specialistische karakter of omdat zij steeds weer op een andere bouw­ plaats aan het werk zijn-, weinig feed-back krijgen over hun werkzaamheden. Het onder­ zoek toont aan dat werknemers behoefte hebben aan een positieve betrokkenheid van de uitvoer­ der of chef. Een participatieve stijl van leiding­ geven, die ook inhoudt dat een werknemer te horen krijgt wanneer er goed gewerkt wordt,

verhoogt de tevredenheid over het werk. Ziekte door het werk

Een goede kwaliteit van de arbeid heeft positie­ ve effecten voor de werknemers in de zin dat het welbevinden wordt bevorderd. Aan de andere kant kan het ontbreken van een goede kwaliteit van de arbeid derm ate negatieve effecten hebben dat werknemers ziek worden van het werk.

In de bouwnijverheid was het ziekteverzuim 10,3%, tegen 7,5% landelijk (Sociale Verze­ keringsraad, 1989). In 1989 was het ziektever­ zuim eveneens 10,3%. Gemiddeld duurde het ziekteverzuim volgens het Sociaal Fonds Bouw­ nijverheid gemiddeld 18 dagen (Sociaal Fonds Bouwnijverheid, 1990). De onderzoeksresultaten geven hetzelfde gemiddelde aantal ziektedagen aan. Het CNV-onderzoek toont aan dat het ziekteverzuim in de bouwnijverheid vooral samenhangt met de fysieke arbeidsomstandighe­ den. Ook blijken de fysieke arbeidsomstandighe­ den in de bouwnijverheid veel ongunstiger te zijn dan gemiddeld in het Nederlandse bedrijfs­ leven.

Uit de onderzoeksresultaten komt verder naar voren dat éénderde van de bouwvakkers hun ziekte in verband brengt met het werk. Er is door middel van een regressie-analyse onder­ zocht welke aspecten van de kwaliteit van de arbeid samenhangen met het werk als oorzaak van ziekte.

Deze aspecten van de werksituatie kunnen het ziek worden door het werk voor 8 procent verklaren. Uit deze resultaten blijkt dat ziekte door het werk slechts voor een deel verklaard kan worden door de werksituatie. Toch zou het ziekteverzuim wel kunnen verminderen als de

(7)

Arbeidsorganisatie

werksituatie zou verbeteren.

Werknemers hebben een grotere kans om door het werk ziek te worden, naarmate zij:

- zich meer zorgen maken om het werk in de toekomst vanwege mogeüjke persoonlijke tekortkomingen, zoals onvoldoende oplei­ ding en/of ervaring, ongunstige leeftijd en minder goede gezondheid;

- vaker onder bezwarende arbeidsomstandig­ heden werken;

- minder vaak een uitvoerder of een andere leidinggevende hebben die zijn waardering laat blijken wanneer men goed gewerkt heeft.

De stijl van leidinggeven heeft een betekenisvol­ le invloed op het feit of werknemers ziek wor­ den door het werk. Een werknemer die zich gewaardeerd voelt, zal zich meer betrokken voelen bij het werk, waardoor de kans dat hij ziek wordt door het werk vermindert. De arbeidsomstandigheden vormen bovendien een belangrijke ziekmakende factor. Wanneer men, zoals zovele bouwvakwerknemers, in weer en wind met zwaar lichamelijk werk, met vuil werk en met giftige stoffen te maken heeft en daar­ naast ook onveilige taken moet verrichten, wordt een zware wissel getrokken op de gezondheid. Dit onderzoek toont eens te meer aan dat, wil het ziekteverzuim in de bouwnijverheid vermin­ deren, op het gebied van de arbeidsomstandig­ heden nog veel moet verbeteren. Het onderzoek toont echter ook aan dat niet alleen de arbeids­ omstandigheden bepalend zijn voor het ziekte­ verzuim, maar dat op de eerste plaats de grote werkonzekerheid in de bouwnijverheid zijn tol eist. Éénderde van de werknemers is bang dat hij vanwege mogelijke persoonlijke tekortkomin­ gen zijn werk in de toekomst niet kan behou­ den.

Conclusies

Het onderzoek toont aan dat de arbeidsinhoud en de arbeidsverhoudingen in sterkere mate de arbeidssatisfactie vergroten dan de arbeidsvoor­ waarden. In overeenstemming met Herzberg blijken de werkintrinsieke factoren de arbeidssa­ tisfactie te verhogen. De arbeidstevredenheid blijkt geheel niet in verband te staan met de arbeidsomstandigheden. Ook de meeste arbeids­ voorwaarden zijn niet bepalend voor de tevre­ denheid over het werk. De arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden, de

werkextrinsie-ke aspecten beïnvloeden wel de gezondheid en het materieel welzijn, terwijl zij er niet voor zorgen dat men met meer plezier naar het werk gaat.

Opmerkeüjk is dat de arbeidsonzekerheid, door mij opgevat als één van de facetten van de arbeidsvoorwaarden en om die reden door Herzberg gekarakteriseeerd als een werkextrin- siek aspect, wel de arbeidssatisfactie kan verla­ gen.

Bij ziekte in verband met het werk blijken vooral werkextrinsieke aspecten een rol te spelen, hoewel het wel opvallend is dat de arbeidsverhoudingen uiteindelijk ook invloed hebben op de ziekte door het werk.

De arbeidsomstandigheden blijken inderdaad in verband te staan met ziekteverzuim door het werk. In het onderzoek kon echter geen verband worden aangetoond tussen een lage arbeidsin­ houd en ziekteverzuim. De stijl van leidinggeven kan op grond van dit onderzoek wel genoemd worden als een factor die een rol speelt bij het ziekteverzuim. Een participatieve in plaats van een autoritaire stijl van leidinggeven blijkt problemen te voorkomen.

Het onderzoek toont aan dat de gekozen moti- vatie-theoretische benadering van Herzberg (1959) goede mogelijkheden geeft om de kwali­ teit van de arbeid te kunnen beoordelen. De subjectieve benadering van de kwaliteit van de arbeid zou ook bij de nieuwere socio techniek- benadering (De Sitter, 1974) en de arbeidspro­ cesbenadering (Christis, 1989) een waardevolle aanvulling zijn.

Literatuur

- Aartman, J.A.G., (1990), De bouwarbeidsmarkt in het najaar van 1989, E.I.B., Amsterdam.

- Assen van A. en J.F.den Hertog, (1980), ‘Werkbeleving en werkstructuring’. In: Humanisering van de arbeid,

onder redactie van C. de Galan, M.R. van Gils en P.J. van Strien, Assen.

- Bakker H., (1990), ‘Op weg naar een gezonde en verantwoorde(lijke) samenleving’. In: Kaderblad Het Bestek, Hout- en Bouwbond CNV, Utrecht.

- Christis, J., (1982), ‘Arbeidsproces discussie en socio- techniek’, in: Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken,

jaargang 5, 2.

- CNV-discussienota, (1990), Kwaliteit van de Arbeid,

Utrecht.

- Herzberg F., Mausner and B. Snyderman, (1959), The motivation to work, New York.

Kompier M.A.J., S. Vaas, F.G.H. Marcelissen, (1990),

Stress door werk!: Doe er wat aan: Handleiding voor werknemers NIPG/TNO.

(8)

- Projectgroep WEBA (F.D. Pot e.a.), (1989), ‘Functie- -verbetering en Arbowet’, in: Gedragen organisatie, 2e

jaargang, nummer 4/5.

-- Sitter, L.U. de, (1980), ‘Kenmerken en functies van de kwaliteit van de arbeid’. In: J J J . van Dijck e.a. (red.),

Kwaliteit van de arbeid. Een sociologische verkenning. -

Leiden/Antwerpen.

- Sitter, L.U. de, (1974), ‘Sociotechniek’. In: Mens en onderneming, nr. 1.

Sociaal Fonds Bouwnijverheid, (1990), Jaarverslag Be­ drijfsvereniging voor de Bouwnijverheid 1989, Amster- -dam.

- Sociale Verzekeringsraad, (1989), Verslag Stand Ziekengeldverzekering 1987, Zoetermeer.

- Swaan A. de, (1972), Een boterham met tevredenheid; gesprekken met arbeiders, Amsterdam.

Visieprogram van de Hout- en Bouwbond CNV, (1990),

Het bestek voor de jaren negentig, Utrecht.

Vuuren, V .C van, (1988), Hoe handelt de Diensten­ bond CNV in de handel, Dienstenbond CNV, Amster­ dam.

Vuuren, V.C. van, (1989), Vcilingwerk, een kwaliteits- produkt, Dienstenbond CNV, Amsterdam.

Vuuren, V.C. van, (1990), Wegversmalling, Taakverbre­ ding als alternatief in de bouw, Hout- en Bouwbond CNV, Utrecht.

Woltmeijer A., (1990), ‘Aanpak stress door verbetering kwaliteit van de arbeid’. In: E + M ; Opinieblad voor kaderleden van het CNV, 43e jaargang, nr 3, maart.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This is useful when examining “The Yellow Wallpaper”, because the events that occur to the narrator could be read as supernatural events triggered by her rebellion against her

De getallen van het object D-D zijn minder betrouwbaar dan van de andere objecten, omdat er geen parallellen waren; er werd van 60 willekeu­ rige planten buiten de proef geoogst,

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Vooruitlopend op de resultaten van het nadere onderzoek naar validiteit en betrouwbaarheid van de WISC-III wordt in de onderstaande paragraaf van dit artikel een voorstel gedaan

•• • 'Tijdens een der besprekingen naar aanleiding van deze prijsvaststelling werd de veronderstelling geuit, dat de verhouding tussen de voeder- en de varkensvleesprijzen thans 1

Laat zien wat jullie bezig zijn te ontwikkelen, vanuit de multidisciplinaire capacite- it waarover de grote kantoren beschikken, en geef aan wat jullie van anderen nodig hebben om