• No results found

De invloed van leeftijdsgenoten op alcohol-gerelateerde automatische cognities en de rol van angst-gevoeligheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van leeftijdsgenoten op alcohol-gerelateerde automatische cognities en de rol van angst-gevoeligheid"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Leeftijdsgenoten op

Alcohol-Gerelateerde Automatische Cognities en de

Rol van Angst-Gevoeligheid

Masterthese

Auteur:

Evelien Huijs

Studentnummer: 10335358

Datum: 14 september, 2017 Plaats: Amsterdam

Studie: MSc Gezondheidszorgpsychologie Track: Klinische Ontwikkelingspsychologie

1e begeleider:

Mw. Dr. H. Larsen

2e begeleider:

Mw. J.N. Zadelaar

(2)

Abstract

Deze studie onderzoekt de invloed van leeftijdsgenoten op alcohol-gerelateerde automatische cognities en de rol van angst-gevoeligheid. Het effect van leeftijdsgenoten op de impliciete drinker identiteit, wanneer er sprake is van Angst-gevoeligheid, is onderzocht bij

jongvolwassenen. In dit onderzoek is de invloed van leeftijdsgenoten gemanipuleerd door een online chatsessie waarbij deelnemers gingen chatten met een leeftijdsgenoot over sociale activiteiten. Afhankelijk van de conditie waar de 176 deelnemers willekeurig aan werden toegewezen, interacteerden de deelnemers in de online chatsessie met een leeftijdsgenoot die veel positief over alcohol sprak (alcohol-conditie) of niet over alcohol sprak

(neutrale-conditie), of ze schreven een placebo opdracht (schrijf-conditie). Deze leeftijdsgenoot, waar deelnemers mee aan het chatten waren, was in werkelijkheid een bondgenoot van het

onderzoek. Impliciete drinker identiteit werd direct na het chatten gemeten met de Impliciete Associatie Taak (IAT). Uit de resultaten bleek dat impliciete drinker identiteit gerelateerd was aan alcoholgebruik onder jongvolwassenen. Verder bleek dat er geen direct effect van de invloed van leeftijdsgenoten op de impliciete drinker identiteit bestond. Ook bleek dat de invloed van leeftijdsgenoten op impliciete drinker identiteit niet werd gemodereerd door de persoonlijkheidstrek Angst-gevoeligheid.

(3)

De Invloed van Leeftijdsgenoten op Alcohol-Gerelateerde Automatische Cognities en de Rol van Angst-Gevoeligheid

Verschillende studies laten zien dat alcoholconsumptie onder studenten hoog prevalent is in Westerse landen. In Nederland dronk in 2016 ongeveer 8.8% van de 18-plussers overmatig alcohol. Overmatig alcoholgebruik betekent dat mannen meer dan 21 glazen alcohol per week drinken en vrouwen meer dan 14 glazen per week drinken (CBS, 2016). Studenten die net begonnen met studeren lieten een duidelijke toename in alcoholgebruik zien vergeleken met leeftijdsgenoten die niet gingen studeren of, na het behalen van een middelbaar

onderwijsdiploma, aan het werk gingen (Johnston, O’Malley, & Bachman, 2000). Volgens De Graaf, Ten Have en van Dorsselaer (2010) viel in Nederland 17.5% van de studenten in de leeftijd 18-24 onder zware drinkers. Volgens Keller, Maddock, Laforge, Velicer en Basler (2007) hadden studenten die onder de zware drinkers vallen op de korte termijn een

verhoogde kans op ongelukken, rijden onder invloed, agressief gedrag en onveilige seks. Op de lange termijn is er een grotere kans op gezondheidsproblemen zoals alcoholisme, een verminderd afweersysteem, organische ontsteking en weefselschade.

Volgens onderzoek van Larsen, Engels, Granic en Overbeek (2009) en Larsen, Overbeek, Granic en Engels (2012) gingen jongvolwassenen meer drinken wanneer zij blootgesteld werden aan leeftijdsgenoten die zelf zware drinkers waren, dan wanneer ze blootgesteld werden aan leeftijdsgenoten die lichte drinkers waren of helemaal geen alcohol dronken. Alcoholgebruik onder studenten wordt dan ook sterk beïnvloed door

leeftijdsgenoten (Borsari & Carey, 2001). De Sociale Leertheorie van Bandura (1977) biedt een mogelijke verklaring voor de invloed van leeftijdsgenoten. Deze theorie stelt dat het vroege alcoholgebruik bij jongvolwassenen voortkomt uit alcohol-gerelateerde cognities waarbij jongvolwassenen gedrag observeren van leeftijdsgenoten en dit gedrag na kunnen

(4)

doen, het z.g. modeling van gedrag, waardoor het gedrag wordt versterkt. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waaronder studenten meer bereid zijn bepaalde risico’s te nemen in alcoholgebruik zonder de passende intenties. Eerder onderzoek van Todd en Mullan (2011) toonde daarbij aan dat studenten niet altijd planden om bepaald gedrag uit te voeren. Volgens Gibbons, Gerrard en Lane (2003) is er in de meeste gevallen geen bewuste gedragsmatige intentie tot alcoholgebruik, maar is alcoholgebruik eerder een reactie op sociale situaties in de aanwezigheid van leeftijdsgenoten. Volgens Karam, Kypri en Salamoun (2007) gaan

studenten dan ook steeds vaker naar sociale evenementen, feesten, discotheken en kroegen. Hierbij drinken studenten vaak in gezelschap van leeftijdsgenoten en zelden alleen. In deze situaties, waar er mogelijkheid is tot alcoholgebruik in aanwezigheid van leeftijdsgenoten, wordt er vaak zonder voorbedachte rade gedronken en zijn studenten meer bereid bepaalde risico’s te nemen in alcoholgebruik zonder de passende intenties. Bereidheid om te drinken gaf volgens onderzoek van Gibbons et al. (2003) aan dat de omstandigheden waarin drinkers geneigd zijn tot alcoholgebruik een betere voorspeller was dan drinker intenties.

Naast de sociale leertheorie is cue-reactiviteit een alternatieve verklaring voor

alcoholconsumptie bij jongvolwassenen. Door middel van cue-reactiviteit zouden signalen uit de omgeving van een jongvolwassenen automatische processen kunnen ontlokken. Een meta-analyse over neurologisch onderzoek van Schacht, Anton en Myrick (2013) liet zien dat alcoholgebruik gerelateerd is aan een hyperactiviteit van het beloningscentrum in het brein bij blootstelling aan alcohol gerelateerde signalen. Wanneer een jongvolwassene alcohol

gerelateerde signalen opvangt uit de omgeving kunnen deze beloningsgebieden in de hersenen vervolgens automatische processen ontlokken. Iemand observeren die drinkt of aanwezig zijn wanneer er over alcohol wordt gesproken zijn alcohol-gerelateerde signalen.(Witteman et al., 2015). Automatische alcohol-gerelateerde associaties worden gestimuleerd door alcohol- gerelateerde stimuli en voorspellen volgens Roefs et al. (2011) alcoholgebruik. Invloeden van

(5)

leeftijdsgenoten zouden er volgens Moss en Albery (2009) voor kunnen zorgen dat er bij interactie met leeftijdsgenoten bepaalde gerelateerde cognities en representatie worden

gevormd. Zo zou de invloed van leeftijdsgenoten er op deze manier voor kunnen zorgen dat er automatische alcohol-gerelateerde cognities worden geactiveerd bij jongvolwassenen.

Deze alcohol-gerelateerde cognities zijn in eerder onderzoek onderzocht door middel van zelfrapportage vragenlijsten die een beroep doen op het expliciete reflectieve vermogen. Via deze maat zouden deelnemers een onbewuste neiging kunnen hebben om alcohol te consumeren, maar expliciet kunnen aangeven dat ze alcohol niet goed vinden. Volgens Wiers et al. (2013) zouden impliciete maten een betere manier zijn om gedrag in het dagelijks leven van mensen weer te geven dan expliciete maten. Deelnemers kunnen impliciete maten lastiger manipuleren en zo kunnen er onbewuste associaties van deelnemers in kaart worden gebracht die mensen via een expliciete maat niet zouden willen of kunnen rapporteren (Stacy & Wiers, 2010). Impliciete maten zouden dan ook beter de daadwerkelijke cognities van een persoon kunnen meten in plaats van het door een persoon expliciet neerzetten van een sociaal wenselijk beeld. Deze onbewuste automatische en expliciete reflectieve processen komen volgens de duale procesmodellen voort uit verschillende verwerkingsprincipes. Het expliciete proces, ook wel het reflectieve proces genoemd, is gekoppeld aan symbolisch leren en werkt vanuit het werkgeheugen. Volgens Wiers et al. (2013) duurt het leren via deze expliciete reflectieve processen langer en hebben deze processen een relatief kleine geheugencapaciteit. Het andere verwerkingsprincipe gaat uit van de automatische en onbewuste processen. Volgens Deutsch en Strack (2006) zouden deze automatische processen zorgen voor impulsief gedrag en cognities waarvan mensen zich in eerste instantie niet bewust zijn. Impliciete maten voorspellen wellicht een unieke variantie en geven een betere voorspelling van alcoholgebruik bij jongvolwassenen dan expliciete maten. Onderzoek van Lindgren et al. (2013a) liet zien dat jongvolwassenen de automatische processen lastiger kunnen hanteren en

(6)

beïnvloeden dan de expliciete maten. Ook toonde dat onderzoek aan dat impliciete drinker identiteit de mate van alcoholconsumptie bij jongvolwassenen het meest consistent

voorspelde. Onder impliciete drinker identiteit verstaat men de mate waarin je het drinken van alcohol ziet als een deel van wie je bent en het niveau waarin mensen zichzelf onbewust identificeren met alcohol (Thompson & Romo, 2016). In hoeverre iemand zichzelf onbewust identificeert met alcohol werd in het onderzoek van Thompson en Romo (2016) door middel van de Impliciete Associatie Taak gemeten (IAT). Een impliciete drinker identiteit is volgens onderzoek van Lindgren, Foster, Westgate en Neighbors (2013b) dan ook een voorbeeld van alcohol gerelateerde automatische cognities die in sterke mate alcoholgebruik voorspelden. Impliciete drinker identiteit werd in dit onderzoek gemeten door de IAT, en toonde aan dat de mate waarin een jongvolwassene zichzelf onbewust identificeert als drinker in hoge mate voorspelde of die persoon ook daadwerkelijk drinkt. Onderzoek van Thompson en Romo (2016) toonde ook aan dat wanneer jongeren een sterke impliciete drinker identiteit hebben, de drink intentie ook hoger zal zijn.

Hoe sterk deze impliciete drinker identiteit is bij jongvolwassenen kan tussen personen nogal variëren. Persoonlijkheidstrekken zouden deze interpersoonlijke verschillen volgens Molleman, van den Berg en Weissing (2014) wellicht kunnen verklaren. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar een persoonlijkheidstrek die een moderende factor zou kunnen zijn tussen de invloed van leeftijdsgenoten op impliciete drinker identiteit. Onderzoek van Comeau, Stewart en Loba (2001) toonde dan ook aan dat de persoonlijkheidstrek Angst-gevoeligheid een rol zou kunnen spelen bij alcoholgebruik. Deze Angst-Angst-gevoeligheid gaat over het ervaren van lichamelijke gewaarwordingen die leiden tot angst. Deze sensaties kunnen leiden tot een fysieke ziekte of verlies van mentale controle (Reiss, Peterson, Gursky, & McNally, 1986). Eerder onderzoek van Stewart en Kushner (2001) heeft aangetoond dat Angst-gevoeligheid een relatie liet zien met verhoogd alcoholgebruik onder volwassenen.

(7)

Daarbij laten persoonlijkheidskenmerken als laag zelfbeeld en introversie, die gezien kunnen worden bij Angst-gevoeligheid, volgens Krank et al. (2011) een associatie zien met

alcoholgebruik.

Een vragenlijst die gebaseerd is op persoonlijkheidstrekken die zich relateren aan een verhoogd risico op middelenmisbruik is de Substance Use Risk Profile Scale (SURPS) vragenlijst. Deze vragenlijst meet de persoonlijkheidstrekken Hopeloosheid, Angst-gevoeligheid, Impulsiviteit en Sensatie zoeken. Mogelijk kan Angst-gevoeligheid een rol spelen bij de invloed van leeftijdsgenoten op impliciete drinker identiteit. Bij mensen met verhoogde Angst-gevoeligheid is er namelijk sprake van verhoogde gevoeligheid voor verscheidene invloeden vanuit de omgeving (Woicik, Stewart, Pihl en Conrod, 2009).

Volgens onderzoek van Pardee, Colder en Bowker (2014) maakt alcoholconsumptie een groot deel uit van de sociale interacties in de jongvolwassenheid. Er vindt modeling plaats van gedrag van leeftijdsgenoten die alcohol drinken. Volgens dit onderzoek zagen

jongvolwassenen met een hoge mate van Angst-gevoeligheid drinker identiteit meer als een manier om sociale relaties te vergemakkelijken en zich zo te schikken naar sociale interacties, dan jongvolwassenen met een lage mate van Angst-gevoeligheid. Omdat er bij

jongvolwassenen met een hoge mate van Angst-gevoeligheid sprake is van verhoogde

sensibiliteit voor invloeden uit de omgeving en modeling van gedrag van leeftijdsgenoten om deel te nemen aan sociale interacties, zou Angst-gevoeligheid een rol kunnen spelen bij de invloed van leeftijdsgenoten op de impliciete drinker identiteit (Pardee, Colde, &

Bowker,2014). Het is mogelijk dat jongvolwassenen met een hoge mate van

Angst-gevoeligheid daardoor geneigd zijn een sterkere impliciete drinker identiteit te vormen dan jongvolwassenen die een lage mate van Angst-gevoeligheid ervaren.

Zoals in voorgaande is beschreven voorspelt de impliciete drinker identiteit dus een unieke variantie in alcoholgebruik onder jongvolwassenen. De IAT tracht de

(8)

alcohol-gerelateerde automatische cognities, en de mate waarin een persoon alcoholconsumptie als een kenmerk van zijn of haar individu ziet, oftewel impliciete drinker identiteit, te meten (Deutsch, 2004). Deze IAT meet volgens Greenwald et al. (1998) reactietijd en de

associatiesterkte tussen verschillende concepten. De opvattingen die een persoon heeft over de eigen identiteit is een sterke determinant van gedrag en jongvolwassenen zijn gemotiveerd om consistent te blijven in zijn of haar opvattingen over zichzelf (Lindgren et al., 2013). Een manier waarop de invloed van leeftijdsgenoten op de impliciete drinker identiteit in eerder onderzoek is gemeten, is vaak door middel van zelfrapportagevragenlijsten van

alcoholconsumptie en invloed van leeftijdsgenoten. Een experimenteel onderzoeksdesign zou de unieke variantie in de impliciete drinker identiteit onder jongvolwassenen en de invloed van leeftijdsgenoten daarop kunnen onderzoeken. Eerder onderzoek heeft laten zien dat het gebruik van chatrooms een valide methode is om peernorms te kunnen manipuleren in onderzoek(Teunissen et al., 2012).Het gebruik van chatrooms is een veelgebruikte vorm van online communicatie tussen jongvolwassenen. Chatrooms zijn vergelijkbaar met

netwerkwebsites als Facebook, die gekarakteriseerd worden door interacties met leeftijdsgenoten (Van den Eijnden et al., 2008). In dit onderzoek zal de invloed van

leeftijdsgenoten op alcoholgebruik worden onderzocht door middel van een gemanipuleerde chat In deze studie zal via deze digitale manipulatie onderzocht worden of de invloed van leeftijdsgenoten van invloed zal zijn op de impliciete drinker identiteit van jongvolwassenen.

(9)

Dit onderzoek

Deze studie onderzocht de invloed van leeftijdsgenoten op impliciete drinker identiteit. Tevens werd de modererende rol van Angst-gevoeligheid op het effect van leeftijdsgenoten op impliciete drinker identiteit verder onderzocht. Deelnemers hadden interactie in een online chatsessie met een leeftijdsgenoot die veel positief over alcohol spraken (alcohol-conditie) of niet over alcohol sprak (neutrale-conditie), of ze schreven een placebo opdracht (schrijf-conditie). Deze leeftijdsgenoot, waar deelnemers mee aan het chatten waren, was in werkelijkheid een bondgenoot van het onderzoek en afhankelijk van conditie deed de

bondgenoot uitspraken over alcohol of niet. Verwacht werd dat (1) er een invloed was van de leeftijdsgenoot (bondgenoot van het onderzoek) die veel positief over alcohol sprak (alcohol-conditie) op de impliciete drinker identiteit bij jongvolwassenen, vergeleken met de

leeftijdsgenoot (bondgenoot van het onderzoek) die niet over alcohol sprak. Wanneer deelnemers in de schrijf-conditie geen interactie hadden met leeftijdsgenoten werd er

verwacht dat er geen invloed van leeftijdsgenoten zal zijn op de impliciete drinker identiteit. Daarbij werd verwacht dat (2) de relatie tussen de interactie met een leeftijdsgenoot die veel positief sprak over alcohol en de impliciete drinker identiteit gemodereerd werd door de mate van Angst-gevoeligheid, waarbij hoog Angst-gevoelige deelnemers een sterkere impliciete drinker identiteit hadden in vergelijking met laag Angst-gevoelige deelnemers in de alcohol-conditie.

(10)

Methode Deelnemers

Er deden in totaal 220 deelnemers mee aan dit onderzoek, waarvan 54 mannen en 166 vrouwen. De gemiddelde leeftijd was 20.62 (SD = 1.88). Deelnemers waren nog niet

afgestudeerde bachelor studenten Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Deelnemers schreven zichzelf in voor het onderzoek, via de webpagina van het onderzoekslab van de UvA. Voorwaarden voor deelname was dat de deelnemers tussen de 18 en 22 jaar waren, het afgelopen half jaar alcohol hadden

gedronken en Nederlands als moedertaal hadden. Materialen

Invloed van leeftijdsgenoten werd binnen dit onderzoek gemanipuleerd door middel van een online chatprogramma waarbij deelnemers 10 minuten een chatsessie hielden.

Impliciete drinker identiteit werd gemeten door de Impliciete Associatie Taak (IAT; Greenwald et al, 1998) op de computer. Bij deze IAT sorteerden deelnemers een woord bij een concept dat gecentreerd werd op het computerscherm. De twee concepten ‘Zelf’ en ‘Niet-zelf” stonden in de linker- en rechterbovenhoek van het computerscherm. Ook de concepten ‘Drinker’ en ‘Niet-drinker’ stonden in de linker- en rechterbovenhoek van het

computerscherm. Bij welk concept de deelnemers de woorden sorteerden, werd van te voren aangegeven bij het begin van elk blok. Deelnemers sorteerden met de linker pijltoets voor het linker concept of de rechter pijltoets voor het rechter concept van het toetsenbord. Na het antwoord van een deelnemer volgde een pauze van ongeveer 500 milliseconde voordat het volgende woord verscheen. Bij een fout antwoord kwam er voor ongeveer 500 milliseconde een rode ‘X’ onderaan het scherm te staan. In Tabel 1 zijn de concepten en woorden van de IAT gegeven.

(11)

Tabel 1.

De concepten en woorden van de Impliciete Associatie Taak (IAT)

Concept Ik Niet-ik Drinker Niet-drinker

Woorden: Woorden: Woorden: Woorden:

Ik Niet ik Drinker Onthouder

Mij Zij Alcohol Niet-drinker

Mijn Hun Dronken Frisdrank

Zelf Anderen Aangeschoten Nuchter

Er waren in totaal 7 blokken waarvan blok 1-3 en 5-6 oefenblokken waren en blok 4 en 7 de testblokken waarvan de data gebruikt wordt voor verdere dataverwerking. Blok 4 en 7 hadden ieder 60 trials en de overige blokken ieder 20 trials. Bij blok één stonden de twee concepten (Drinker en Niet-drinker) in de linker- en rechterbovenhoek en werden de woorden in de Drinker en Niet-drinker categorie twee maal gepresenteerd. Deelnemers kregen de instructie: “Als het woord hoort bij ‘drinker’ druk dan ß. Als het woord hoort bij ‘niet drinker’, druk dan à. Deze taak is gericht op snelheid, dus probeer om zo snel mogelijk te reageren, zonder al te veel fouten te maken.” zie afbeelding 1.

Afbeelding 1. Instructiescherm IAT

In alle blokken werden de woorden in willekeurige volgorde aangeboden. Bij blok twee stonden de twee concepten (‘Niet-ik’ en ‘Ik’) in de linker- en rechterbovenhoek en werden de

(12)

woorden in de ‘Niet-ik’ en ‘Ik’ categorie tweemaal gepresenteerd. Bij blok 3 kregen de deelnemers de instructie: “De categorieën zijn veranderd. Nu zijn ‘Drinker’ en ‘Niet-ik’ linksboven, terwijl ‘Niet-drinker’ en ‘Ik’ rechtsboven zijn.” De woorden in de categorieën werden eenmaal gepresenteerd. Bij blok 4 kregen de deelnemers de instructie dat de categorieën hetzelfde waren als in het vorige blok. Ook hier werden de woorden uit beide categorieën eenmaal gepresenteerd. In blok 5 kregen de deelnemers de instructie dat de categorieën waren veranderd. Nu stond ‘Niet-drinker’ linksboven en ‘Drinker’ rechtsboven. In blok 6 werden de categorieën opnieuw veranderd. Nu stonden ‘Niet-drinker’ en ‘Niet-ik’ linksboven, terwijl ‘Drinker’ en ‘Ik’ rechtsboven stonden. Bij blok 7 waren de categorieën identiek aan die in de vorige ronde. ‘Niet-drinker’ en ‘Niet-ik’ stonden nu linksboven en ‘Drinker’ en ‘Ik’ rechtsboven. De woorden uit beide categorieën werden eenmaal

gepresenteerd. De score van de impliciete drinker identiteit werd berekend door het verschil in reactietijd tussen de blokken met begrippen gerelateerd aan ‘Ik’ en ‘Drinker’ tegenover begrippen gerelateerd aan ‘Niet-ik’ en ‘Niet-drinker’. Er is sprake van een sterke impliciete drinker identiteit wanneer begrippen sneller juist worden toegewezen aan het concept ‘Ik’ in combinatie met ‘Drinker’.

Afbeelding 2. Instructiescherm IAT, categorieën veranderd

Angst-gevoeligheid werd gemeten door middel van de Substance Use Risk Personality Scale (SUPRS; Woicik, Stewart, Pihl, & Conrod, 2009). Voor dit onderzoek werd de vertaalde

(13)

versie gebruikt, namelijk de SURPS-NL. Deze lijst meet vier motivationele profielen voor alcoholgebruik, namelijk Angst-gevoeligheid, Hopeloosheid, Sensatie zoeken en

Impulsiviteit. Deze vragenlijst bestond uit 23 vragen die op een 4 punts Likertschaal werden beantwoord van 1 = ‘helemaal mee oneens’ tot 4 = ‘helemaal mee eens’. Voor dit onderzoek zijn alleen de gegevens voor Angst-gevoeligheid meegenomen. Een voorbeeldvraag van Angst-gevoeligheid is: ‘Ik vind het beangstigend om me duizelig of misselijk te voelen’. Volgens Woicik en collega’s (2009) is de betrouwbaarheid van de SURPS adequaat tot goed en de betrouwbaarheid goed met een Cronbach's alpha van .70. Ook leverde het onderzoek bewijs voor de test-hertest betrouwbaarheid van de SURPS. Met hetzelfde onderzoek van Woicik en collega’s (2009) is er met betrekking tot het meten van persoonlijkheid en gevoeligheid voor alcoholgebruik ook bewijs geleverd voor de validiteit. Er is een significante positieve correlatie gevonden tussen de vier persoonlijkheidskenmerken en problematisch alcoholgebruik. De betrouwbaarheid van Angst-gevoeligheid binnen het huidige onderzoek was goed met een Cronbach’s alpha van .74.

Alcoholconsumptie werd gemeten door middel van de Alcohol Use Disorder Identification Questionnaire (AUDIT; Saunders, Aasland, Babor, De la Fuente, & Grant, 1993). Voor dit onderzoek werd de vertaalde versie gebruikt, namelijk de AUDIT-NL. Deze lijst meet vier domeinen voor alcoholconsumptie, namelijk de hoeveelheid

alcoholconsumptie, gevaarlijk alcoholgebruik, afhankelijkheidssymptomen en schadelijk alcoholgebruik. De vragenlijst bestond uit 10 vragen die op een 4 punts Likertschaal werden beantwoord van 0 = ‘nooit’, 1 = ‘minder dan maandelijks’, 2 = ‘maandelijks’, 3 = ‘wekelijks’, 4 = ‘dagelijks’ of ‘bijna dagelijks’. Een voorbeeld vraag is, ‘Op een typische dag dat je

alcohol drinkt, hoeveel alcoholische drankjes drink je dan?’ Volgens Bergman en Källmén (2002) is de betrouwbaarheid van de Engels talige AUDIT versie acceptabel tot voldoende en gemeten door middel van de Cronbach’s alpha was de betrouwbaarheid .82. Onderzoek van

(14)

Bergman en Källmén (2002) leverde bewijs voor de test-hertest betrouwbaarheid van de AUDIT. De betrouwbaarheid van de AUDIT-NL is nog onbekend. De Cronbach’s alpha voor de AUDIT-NL binnen dit huidige onderzoek was .80.

Design/Procedure

Om deelnemers te werven stond het onderzoek als advertentie op de webpagina van het onderzoekslab van de UvA. Verder werd gebruik genaakt van posters met daarop

contactinformatie die verspreid waren in de verscheidende gebouwen van de UvA en de HvA. Het onderzoek had één meetmoment van een uur en werd afgenomen in individuele

computerruimtes. Voorafgaande aan het onderzoek kregen alle deelnemers een

informatiebrochure te lezen met algemene informatie over het experiment. Daarbij werd uitgelegd dat er werd onderzocht hoe mensen denken over alcoholische en non-alcoholische drankjes. Deelnemers werd verteld dat de gegevens van het onderzoek anoniem werden verwerkt en dat de gegevens niet zouden worden meegenomen in het onderzoek als ze achteraf zouden besluiten toch niet te willen dat de gegevens gebruikt werden. Vervolgens werd er toestemming gevraagd aan deelnemers en tekenden ze voor deelname een informed consent formulier. Aan de deelnemers werd uitgelegd dat wanneer ze klaar waren met een opdracht ze in de individuele testruimte konden blijven zitten en door middel van een intercomknop een signaal konden geven dat ze klaar waren met een taak. Deelnemers begonnen met de eerste taak waarbij ze 10 minuten gingen chatten of zelfstandig schreven over een onderwerp. Er werd verteld dat sommige deelnemers de opdracht kregen om met een leeftijdsgenoot te chatten over een bepaald onderwerp, en anderen kregen de opdracht om zelfstandig te typen over een bepaald onderwerp. Vervolgens werden de deelnemers

willekeurig toegewezen aan de volgende condities: alcohol-conditie, neutrale-conditie en de schrijf-conditie door middel van een computerprogramma (www.randomizer.org).

(15)

Deelnemers in de alcohol-conditie kregen de instructie om tien minuten met een leeftijdsgenoot te chatten over sociale activiteiten. Er werden voorbeelden gegeven waarover gechat kon worden, zoals ‘wat doe je graag met je vrienden’ en ‘zie je je studiegenoten veel buiten de studie om’. De leeftijdsgenoot waar deelnemers op het internet mee aan het chatten waren was in werkelijkheid een bondgenoot van het onderzoek. Tijdens chatsessies met deelnemers in de alcohol-conditie sprak deze bondgenoot over alcoholgebruik. Deze

bondgenoot had een lijst van 11 gestandaardiseerde uitspraken, zoals ‘Ik ga eigenlijk altijd de stad in met mijn vrienden, biertjes drinken en zo’ en ‘Ik drink eigenlijk altijd in het weekend, en vaak ook wel door de weeks’, waarbij de bondgenoot tenminste vijf van die uitspraken in de chat gebruikte. Zie Tabel 6. in de Appendix voor alle gestandaardiseerde alcohol

gerelateerde uitspraken.

In de neutrale-conditie kregen deelnemers dezelfde opdracht en instructies als de deelnemers in de alcohol-conditie. Tijdens chatsessies met deelnemers in de neutrale-conditie sprak de bondgenoot niet over alcoholgebruik. De bondgenoot had een lijst van11

gestandaardiseerde uitspraken, zoals ‘Ik ga eigenlijk altijd de stad in met mijn vrienden, winkelen/ koffie drinken en zo’ en ‘In het weekend ga ik vaak sporten/ werken of naar de film’, waarbij de bondgenoot tenminste vijf van die uitspraken in de chat gebruikte. Zie Tabel 7. in de Appendix voor alle gestandaardiseerde neutrale uitspraken.

Deelnemers in de schrijf-conditie kregen de instructies tien minuten te schrijven over sociale activiteiten zoals vrienden en studiegenoten. Er was echter geen sprake van

chatactiviteit met een leeftijdsgenoot. Na deze tien minuten kregen alle deelnemers in de chat de instructie te horen om te stoppen en te wachten op de proefleider die langskwam voor de volgende opdrachten. Na de chat en de vragenlijsten kregen alle deelnemers tot slot exit-vragen en de opdracht kort te typen waar ze dachten dat het onderzoek over ging. Hierna kregen alle deelnemers de gelegenheid om vragen te stellen. Alle deelnemers kregen te horen

(16)

dat ze, in belang van het onderzoek, nog niet geïnformeerd werden over waar het onderzoek precies over ging, maar er werd wel de mogelijkheid aangeboden na afronding van het onderzoek via mail een debriefing te ontvangen Na deelname ontvingen deelnemers een beloning voor deelname in de vorm van een proefpersoon punt die ze nodig hadden voor hun studie, of een geldbedrag van tien euro.

Data voorbereiding

Data van 176 deelnemers werd verwerkt en 46 deelnemers werden uitgesloten van onderzoek. Deze 46 deelnemers werden uitgesloten wanneer ze in de exit-vragen van het onderzoek aangaven dat ze doorhadden niet met een leeftijdsgenoot te hebben gechat. Ook wanneer deelnemers hier sterke twijfels over hadden werden ze uitgesloten (32 deelnemers).

Deelnemers werden ook uitgesloten wanneer deelnemers jonger dan 18 of ouder dan 22 jaar bleken te zijn, (5 deelnemers) wanneer er data verloren was gegaan door middel van

technische fouten (3 deelnemers), de chatsessie niet meer geloofwaardig was voor deelnemers door technische fouten (3 deelnemers) of de deelnemer het afgelopen jaar geen alcohol had gedronken (1 deelnemer). Elke reactietijd van de IAT werd getransformeerd naar zijn eigen logaritme en de score van impliciete drinker identiteit werd berekend door het gemiddelde van blok 4 af te trekken van het gemiddelde van blok 7. Outliers binnen de date van het onderzoek zijn onderzocht. Hier kwamen twee opvallend hoge IAT scores naar voren die meer dan drie standaarddeviaties afweken van het algehele gemiddelde. Deze twee scores kwamen uit de alcohol-conditie en waren zo hoog dat het een indicatie gaf dat deze deelnemers de IAT niet serieus hadden gedaan. In de neutrale-conditie was ook een

opvallende IAT score gevonden. In de exit-vragen kwam naar voren dat deze deelnemer met een opvallende IAT score wegens persoonlijke redenen meer afkeer had gekregen van alcohol. De zwakke associatie op de IAT die hier uit kwam sluit hier dan ook bij aan. Omdat deze deelnemers aangaf wel alcohol te drinken is er besloten deze deelnemer niet uit te

(17)

sluiten. Deze outlier kan namelijk nuttige informatie geven voor het onderzoek en de

resultaten vielen niet anders uit wanneer deze outlier niet mee werd genomen in verdere data verwerking.

Resultaten

Invloed van leeftijdsgenoten op de impliciete drinker identiteit

Allereerst zijn er randomisatiechecks uitgevoerd om te controleren of geslacht, leeftijd, alcoholgebruik en Angst-gevoeligheid gelijk verdeeld waren binnen de drie condities. Om te beginnen is er gebruik gemaakt van een Chi-square test om te onderzoeken of de drie

condities gelijk verdeeld waren wat betreft geslacht. Uit de analyse bleek dat de verschillende condities wat betreft geslacht niet significant van elkaar verschilden, X²(2)= 3.73, p = .16. Vervolgens is er een one-way ANOVA test gebruikt om te analyseren of de drie condities gelijk verdeeld waren wat betreft leeftijd, alcoholgebruik en Angst-gevoeligheid. Uit de analyse bleek dat de drie verschillende condities wat betreft leeftijd (F (2, 173) = .63, p = .54), alcoholgebruik (F (2, 173) = 1.04, p = .36) en Angst-gevoeligheid (F (2, 173) = .23, p = .79) niet significant van elkaar verschilden. Dit betekent dat de alcohol-conditie, neutrale-conditie en schrijf-neutrale-conditie gelijk verdeeld waren (zie Tabel 2)

(18)

Tabel 2.

Gemiddelden (M) en standaard deviaties (SD) van de afhankelijke variabelen over de drie condities.

Alcohol-conditie Neutrale-conditie Schrijf-conditie n = 58 n = 62 n = 56 Geslacht Vrouw, % (n) 22.7% (40) 29.5% (52) 24.5% (43) Man, % (n) 10.2% (18) 5.7% (10) 7.4% (13) Leeftijd, jaren M (SD) 20.56 ( 1.24) 20.78 (1.18) 20.77 (1.22) Angst-gevoeligheid, 11.14 (2.83) 11.52 (3.41) 11.20 (3.60) M (SD) (SURPS) AUDIT, M (SD) 10.03 (5.66) 9.82 (4.90) 11.18 (5.78)

Vervolgens is er een bivariate correlatieanalyse uitgevoerd om de correlaties tussen de continue variabelen te onderzoeken. Uit de analyse bleek dat alcoholconsumptie significant correleerde met de impliciete drinker identiteit (IAT scores) r = .31 [.161, .451], p < .001. Verder bleek dat alcoholconsumptie niet significant correleerde met Angst-gevoeligheid (r = -.01 [-.160, .134], p = .89) en leeftijd (r = .02 [-.129, .144], p = .87). Angst-gevoeligheid correleerde niet significant met leeftijd (r = .04 [-.109, .187], p = .59) en impliciete drinker identiteit (r = .04 [-.111, .185], p = 63). Ook impliciete drinker identiteit correleerde niet significant met leeftijd (r = -.10 [-.239, .046], p = .20). De beschrijvende statistieken van de bivariate correlaties staan in Tabel 3.

(19)

Tabel 3.

Bivariate correlaties tussen leeftijd, alcoholconsumptie, impliciete drinker identiteit en Angst-gevoeligheid 1 2 3 4 1.Leeftijd 1 .02 -.10 .04 2. Alcoholconsumptie .02 1 .31*** -.01 3. Drinker identiteit -.10 .31*** 1 .04 4.Angst-gevoeligheid .04 -.01 .04 1 Note: (p > .05), *p < .05, **p < 0.01, *** p < .001).

Daarna is het directe effect van conditie op drinker identiteit onderzocht. Er is dus onderzocht of de invloed van leeftijdsgenoten van significante invloed is op drinker identiteit. Hierbij werd gebruik gemaakt van One-way ANOVA analyse (Tabel 4). Er is onderzocht of de alcohol-conditie significant verschilt van de neutrale en de schrijf-conditie op impliciete drinker identiteit.

Tabel 4.

Gemiddelden (M) en standaard deviaties (SD) van de afhankelijke variabele over de drie condities.

Alcohol-conditie Neutrale-conditie Schrijf-conditie

n = 58 (SD) n = 62 (SD) n = 56 (SD)

Impliciete .179 (.31) .186 (.34) .173 (.33) drinker identiteit

(20)

Uit de One-way ANOVA analyse kwam naar voren dat er geen significant effect was van conditie (invloed van leeftijdsgenoten) op de IAT score (drinker identiteit), F(2, 174) = .021, p =.980.

Vervolgens is er gebruik gemaakt van de PROCES test van Hayes en Matthes (2009) waarbij door middel van een moderatieanalyse is onderzocht of de relatie tussen de invloed van leeftijdsgenoten en impliciete drinker identiteit veranderde wanneer de moderator Angst-gevoeligheid veranderde. Het moderatie model waarbij het interactie-effect staat weergegeven tussen conditie (invloed van leeftijdsgenoten) en Angst-gevoeligheid staat weergegeven in Figuur 3.

Figuur 3. Moderatie model

Daarna zijn de assumpties van een multiple regressieanalyse gecheckt waaruit naar voren kwam dat in dit onderzoek aan alle assumpties is voldaan. De PROCES test van Hayes en Matthes (2009) is gebruikt om de moderatieanalyse uit te voeren. Uit de analyse bleek dat er geen effect van conditie (invloed van leeftijdsgenoten) op IAT (drinker identiteit) bestond

(21)

wanneer er sprake was van Angst-gevoeligheid (Tabel 5). Er is geen significant interactie-effect gevonden. B = -.00, 95% CI [-.02, .02], t = -.21, p = .83.

Tabel 5.

Moderatie effect van de invloed van leeftijdsgenoten op drinker identiteit wanneer er sprake was van Angst-gevoeligheid

b SE t p Constant .18 .02 7.07 p < .001 Angst-gevoeligheid (SURPS) .00 .01 .58 p = .56 Leeftijdsgenoten (Conditie) .00 .03 .01 p = .99 Interactie effect .00 .01 -.21 p = .83 SURPS x Conditie

Noot. b = regressie coëfficiënt; SE = Standaard Error, t = toetsingsgrootheid, p = betrouwbaarheidsinterval .05.

Het directe effect van conditie (invloed van leeftijdsgenoten) op IAT (drinker identiteit) wanneer Angst-gevoeligheid laag is, op het gemiddelde niveau van Angst-gevoeligheid en wanneer Angst-gevoeligheid hoog is.

1. Laag (-3.28) : b=,01, 95% CI [-.08, .09], t=,17, p=.86 2. Middel: (,00): b= ,00, 95% CI [-.06, .06], t=-.01, p=.99 3. Hoog (3.28): b=-0.01, 95% CI[-.10, .09], t=-.14, p=.89

Tot slot is alcoholconsumptie als covariaat meegenomen in het moderatiemodel en is er door middel van een PROCES test van Hayes en Matthes (2009) een moderatieanalyse uitgevoerd. Uit de analyse bleek dat alcoholconsumptie als covariaat significant samenhing met drinker identiteit, B = .02, 95% CI [.01, .03], t = 3.75, p < .001. Wanneer alcoholconsumptie mee

(22)

werd genomen als covariaat in het moderatiemodel was er echter geen direct effect van conditie (invloed van leeftijdsgenoten) op IAT (drinker identiteit) wanneer er sprake is van Angst-gevoeligheid. Er is geen significant interactie effect gevonden. B = .01, 95% CI [-.01, .02], t = .65, p = .51 (Tabel 6).

Tabel 6.

Moderatie effect van Angst-gevoeligheid op de invloed van leeftijdsgenoten op drinker identiteit, met alcoholconsumptie als covariaat.

b SE t p Constant -.02 .06 -.35 p = .73 Angst-gevoeligheid (SURPS) .00 .01 .41 p = .69 Leeftijdsgenoten (Conditie) -.01 .03 -.47 p = .64 Interactie effect SURPS x Conditie .01 .01 .65 p = .51 Alcoholconsumptie .02 .01 3.75 p < .001

Noot. b = regressie coëfficiënt; SE = Standaard Error, t = toetsingsgrootheid, p = betrouwbaarheidsinterval .05.

(23)

Discussie

In deze studie werd onderzocht of er invloed is van leeftijdsgenoten op drinker identiteit bij jongvolwassenen. Daarbij werd onderzocht of het effect van conditie de score op de IAT zou voorspellen. Verwacht werd dat deelnemers uit de alcohol-conditie een sterkere impliciete drinker identiteit hadden dan deelnemers uit de neutrale- en schrijf-conditie. Uit de resultaten bleek dat alcoholconsumptie positief significant correleerde met drinker identiteit. In hoeverre iemand alcohol als deel ziet van de eigen identiteit hang dus samen met hoeveel iemand drinkt. Deze bevindingen zijn in overeenstemming met onderzoek van onder andere Deutsch (2006) die aantoonde dat drinker identiteit een unieke variantie in alcoholgebruik voorspelt. Verder bleek er uit de resultaten dat er geen invloed van leeftijdsgenoten op de impliciete drinker identiteit was. Ook bleek dat de invloed van leeftijdsgenoten op drinker identiteit niet werd gemodereerd door de persoonlijkheidstrek Angst-gevoeligheid. Tegen de verwachtingen in bleek dat deelnemers die via een online chatsessie interactie hadden met leeftijdsgenoten die positief over alcohol spraken geen sterkere impliciete drinker identiteit vormden in

vergelijking met deelnemers die met leeftijdsgenoten spraken die niet over alcohol spraken of geen interactie hadden met leeftijdsgenoten. Deze bevindingen suggereren dat online

interactie met leeftijdsgenoten die over alcohol spraken geen effect had op de impliciete drinker identiteit. Dit resultaat is niet in lijn met eerder onderzoek (Lindgren et al., 2014).

Zo zijn de bevindingen ook niet in lijn met de voorgaande theorie die stelt dat de invloed van leeftijdsgenoten ervoor kan zorgen dat er bij sociale interactie met

leeftijdsgenoten bepaalde gerelateerde cognities en representaties worden gevormd (Moss & Albery, 2009). Onderzoek van Lindgren et al. (2013a) toonde aan dat de IAT als maat voor de impliciete drinker identiteit een voorspeller was van deze alcohol-gerelateerde-automatische-cognities. Daarbij liet onderzoek van Teunissen et al. (2012) zien dat de invloed van

(24)

blijkt uit de resultaten van deze studie dat er geen invloed van leeftijdsgenoten op drinker identiteit was.

Een mogelijke verklaring van deze gevonden resultaten is wellicht dat de factor populariteit binnen dit onderzoek niet is meegenomen. Eerder onderzoek van Teunissen et al. (2012) heeft laten zien dat er invloed van leeftijdsgenoten bestond wanneer deze

leeftijdsgenoot populair was onder leeftijdsgenoten. Sociale status wordt bij jongvolwassenen hoog gewaardeerd en populaire leeftijdsgenoten worden als belangrijk gezien. Populaire leeftijdsgenoten hebben vaak een hoge sociale status en gedrag van deze leeftijdsgenoten zou eerder als succesvol worden gezien. Jongvolwassenen gaan graag om met populaire

leeftijdsgenoten en het gedrag en de normen van deze populaire leeftijdsgenoten worden als invloedrijk gezien. Daardoor zouden jongvolwassenen eerder door dit gedrag worden beïnvloed omdat dit gedrag wat eerder als succesvol wordt gezien. Daarbij is het gedrag van populaire leeftijdsgenoten meer belonend dan het gedrag van leeftijdsgenoten met een lage sociale status (Teunissen, et al., 2012).

In dit onderzoek is er geen onderscheid gemaakt tussen een populaire of impopulaire identiteit van de bondgenoot waar de deelnemers mee chatten. Het is mogelijk dat sommige deelnemers in dit onderzoek de bondgenoot waar ze mee chatten zagen als populair of juist impopulair. Wanneer ze de bondgenoot zagen als impopulair zouden ze zich kunnen blokkeren voor de invloed van deze bondgenoot in de chat. Onderzoek van Cohen en Prinstein (2006) toonde namelijk aan dat deelnemers zich schikten naar de normen van populaire leeftijdsgenoten en zich distantieerden van de normen van impopulaire leeftijdsgenoten. Zodoende zou een toekomstige studie onderscheid kunnen maken in populaire en impopulaire bondgenoten. Hierbij zouden deelnemers kunnen chatten met bondgenoten die zich populair of impopulair voordoen, waarbij deze bondgenoten al dan niet over alcoholgebruik praten. Wanneer een bondgenoot zich voordoet als populair in een chat

(25)

zou deze bondgenoot minstens twee hobby’s kunnen noemen die worden gezien als

karakteristiek voor populaire leeftijdsgenoten zoals ‘uitgaan’ en ‘afspreken met vrienden’. Als een bondgenoot zich voordoet als impopulair in een chat zou deze bondgenoot minstens twee hobby’s kunnen noemen die worden gezien als karakteristiek voor impopulaire

leeftijdsgenoten zoals ‘lezen’. Als manipulatiecheck zou deelnemers gevraagd kunnen worden hoe populair ze vinden dat de leeftijdsgenoot is waar ze mee gechat hebben op een 5 punts Likertschaal van 1 = ‘helemaal niet populair’ tot 5= ‘heel populair’. Deelnemers zouden zich op deze manier kunnen schikken naar de normen van populaire leeftijdsgenoten en zo zou er mogelijk wel een invloed kunnen zijn van leeftijdsgenoten op drinker identiteit.

Een ander punt van discussie is de samenstelling van de steekproef. Er hebben 176 deelnemers uit een niet-klinische populatie deel genomen aan dit onderzoek. Wat betekent dat er geen deelnemers in de steekproef zaten die onder zware drinkers vallen. Van de 176

deelnemers waarvan de gegevens zijn gebruikt in verdere dataverwerking gaven 52

deelnemers aan maandelijks zes of meer glazen bij een gelegenheid te drinken. Er gaven 59 deelnemers aan, minder dan maandelijks, zes of meer glazen bij een gelegenheid te drinken. De overige deelnemers gaven aan nooit zes of meer glazen bij een gelegenheid te drinken.

Het is mogelijk dat er geen invloed is gevonden van leeftijdsgenoten op drinker identiteit omdat er alleen sterke alcohol-gerelateerde automatische cognities zijn te meten bij zware drinkers. Volgens eerder onderzoek van Wiers, Rinck, Kordts, Houben en Strack (2010) hebben zware drinkers sterkere alcohol-gerelateerde automatische cognities dan lichte drinkers. Daardoor zou het kunnen zijn dat er sprake is van een minder sterke impliciete drinker identiteit bij deelnemers die minder zwaar drinken waardoor deze cognities ook minder goed zijn te meten met de IAT. Eerder onderzoek van Ostafin en Palfai (2006) toonde ook aan dat een IAT score correleerde met zwaar drinkgedrag en alcohol-gerelateerde

(26)

onderlinge interactie gedrag en cognities van elkaar versterken. Wellicht dat de deelnemers uit dit onderzoek een zwakke drinkers identiteit hadden en dat er daardoor geen invloed was van leeftijdsgenoten op deze alcohol-gerelateerde automatische cognities. Met andere

woorden, de drinker identiteit was niet sterk genoeg aanwezig bij deelnemers om beïnvloed te worden door leeftijdsgenoten. In vervolgonderzoek zouden deelnemers eerst een AUDIT vragenlijst kunnen invullen. Wanneer deelnemers een AUDIT score van 8 of hoger hebben zouden ze aan het verdere onderzoek kunnen deelnemen. Zo hebben Ostafin en Palfai (2006) in eerder onderzoek een inclusiecriteria van een AUDIT score van 8 of hoger gesteld om zo het onderzoek uit te voeren met zware drinkers. Wellicht is er wel een invloed van

leeftijdsgenoten op drinker identiteit aan te wijzen wanneer de invloed wordt onderzocht bij zware drinkers.

Een ander discussiepunt binnen dit onderzoek is de geloofwaardigheid van de chat. De gegevens van 32 deelnemers zijn uitgesloten omdat deze deelnemers in de exit-vragen van het onderzoek doorhadden niet met een leeftijdsgenoot te hebben gechat of wanneer ze hier sterke twijfels over hadden. Zo gaf een deelnemer de opmerking: “Ik vond de chat wel

ongeloofwaardig. Duidelijk dat die ander alleen maar over alcohol sprak”. Een andere deelnemer gaf de opmerking “Ik vraag me af of 'ze' echt wel een andere student is. Volgens mij was het een proefleider”. Wellicht dat de deelnemers de uitvoering van de chat niet geloofwaardig vonden. Deelnemers zaten in individuele laboratoriumruimtes van de UvA en zagen weinig andere mensen voordat ze achter de computer gingen zitten. De

waarschijnlijkheid van een leeftijdsgenoot die rond die tijd ook aanwezig was voor de chat is op deze manier niet zo aannemelijk voor deelnemers. Daarbij is het mogelijk dat de chat geloofwaardig overkomt voor zware drinkers, maar lichte drinkers het ongeloofwaardig vinden wanneer er veel over alcohol wordt gesproken. Volgens Peeters et al. (2013) identificeren en associëren zware drinkers zich namelijk impliciet sneller met alcohol dan

(27)

lichte drinkers. Wellicht dat het verschil tussen de deelnemers die de online chatsessie wel of niet doorhadden zit in mate van alcoholgebruik. Deelnemers die veel drinken kunnen de uitspraken over alcohol in de chat als normaler zien. Lichte drinkers kunnen de interactie in een online chatsessie waar er veel over alcohol wordt gesproken als ongeloofwaardig zien. Een suggestie voor vervolgonderzoek is om de chat geloofwaardiger te maken. Wanneer de deelnemers gemaild worden met de testafname-instructies, kan er ook in de instructies worden vermeld dat deelnemers altijd per tweetal worden ingedeeld en dat het belangrijk is dat ze daarom op tijd komen. Bij de testafname zelf kan er aan de deelnemers worden verteld dat ze even moeten wachten in verband met de andere deelnemers. Daarbij zou de

mogelijkheid geboden kunnen worden dat twee deelnemers zich op dezelfde tijd kunnen inschrijven op de webpagina van het onderzoekslab van de UvA. Op die manier kan er een beeld gecreëerd worden bij deelnemers dat er een leeftijdsgenoot in het spel is. Wanneer deelnemers er sterker van overtuigd zijn dat ze chatten met een leeftijdsgenoot zou de validiteit van de manipulatie sterker kunnen worden. Er zou dan wellicht wel sprake kunnen zijn van een invloed van leeftijdsgenoten op drinker identiteit.

De exclusie van 32 deelnemers, zoals hierboven is beschreven, is ook een punt van aandacht. Wellicht is de exclusie te streng gehanteerd, en hadden deze deelnemers in verdere data verwerking meegenomen kunnen worden. Daarom is er onderzocht of de resultaten hetzelfde zouden zijn wanneer deze deelnemers niet uitgesloten waren. Bij inclusie van de 32 deelnemers bleek echter dat er ook geen effect van invloed van leeftijdsgenoten op de

impliciete drinker identiteit bestond. Ook bleek dat de invloed van leeftijdsgenoten op drinker identiteit niet werd gemodereerd door de persoonlijkheidstrek Angst-gevoeligheid. Wel bleek dat alcoholconsumptie positief significant correleerde met impliciete drinker identiteit. Deze bevindingen zijn hetzelfde als de resultaten in het huidige onderzoek waarin de gegevens van de 32 deelnemers niet meegenomen zijn in verdere data verwerking. Voor vervolgonderzoek

(28)

zou het wellicht beter zijn om deelnemers alleen te excluderen wanneer ze aangaven te weten niet met een leeftijdsgenoot te hebben gechat en de deelnemers die twijfels hadden te

includeren.

Een ander punt van discussie is dat er binnen dit onderzoek niet is gecontroleerd voor de mate waarin deelnemers bereid waren om alcohol te drinken voorafgaand aan de online chat manipulatie. Afhankelijk van de conditie waar deelnemers aan waren toegevoegd kregen alle deelnemers in de online chatsessie ongeveer dezelfde semigestructureerde opmerkingen te lezen. Mogelijk vonden deelnemers, uit de alcohol-conditie, opmerkingen in de online chatsessie over alcohol niet overeen komen met de eigen normen omtrent alcohol. Volgens Gibbons, Gerrard en Lane (2003) is de impliciete drinker identiteit afhankelijk van de sociale context en normen van leeftijdsgenoten. Binnen het huidige onderzoek zou het dan ook kunnen dat de positieve opmerkingen en gecreëerde norm over alcohol in de manipulatie van dit onderzoek ver af stonden van de aanvankelijke alcohol normen van de deelnemers.

Daarom zouden deelnemers het idee kunnen hebben gehad dat ze niet met een leeftijdsgenoot aan het chatten waren. Het zou kunnen dat er daardoor geen sprake was van een invloed van een leeftijdsgenoot op drinker identiteit. Een suggestie voor vervolgonderzoek kan zijn dat de bereidheid van deelnemers om alcohol te drinken in een voormeting wordt bepaald. Eerder onderzoek van Teunissen et al. (2014) bepaalde de intensiteit van de gestandaardiseerde uitspraken van de online chatsessie doordat er bij deelnemers in de alcohol-conditie een standaardafwijking boven de gemiddelde bereidheid om alcohol te drinken werd gezeten. Bij deelnemers in de neutrale-conditie werd er een standaardafwijking onder de gemiddelde bereidheid om alcohol te drinken gezeten. Deze bereidheid om te drinken kan gemeten worden door middel van een vragenlijst op basis van eerder onderzoek van Teunissen et al. (2012). In deze vragenlijst met 12 hypothetische alcoholconsumptie scenario’s gaven

(29)

‘ik zou zeker niet alcohol drinken’, tot 9 = ‘ik zou zeker alcohol drinken’. Een voorbeeld scenario is: ‘Het is vrijdagavond en je bent met vrienden in een kroeg. Al je vrienden drinken alcohol, maar jij hebt eigenlijk niet echt zin om alcohol te drinken. Wat doe je?’ Deze

vraagstelling uit het onderzoek van Teunissen et al. (2014) en Teunissen et al. (2012) zou de manipulatie van de invloed van leeftijdsgenoten kunnen versterken doordat de online

chatsessie per deelnemer kan verschillen. Wanneer een deelnemer een sterke bereidheid heeft om alcohol te drinken, ontvangt deze deelnemer een sterke alcoholnorm in de online

chatsessie, door uitspraken als “Ik drink eigenlijk altijd in het weekend, en vaak ook wel door de weeks”. Anderzijds ontvangt een deelnemer een gematigde alcoholnorm in de online chatsessie wanneer deze deelnemer een zwakke bereidheid om alcohol te drinken heeft door uitspraken als ‘Ik ga ook vaak bij vrienden eten, gezellig flesje wijn erbij’. Er zou dan eventueel wel sprake kunnen zijn van invloed van leeftijdsgenoten op drinker identiteit.

Een laatste discussiepunt is dat er in het onderzoek niet is gecontroleerd voor alcoholconsumptie ten tijde van het onderzoek. Er is niet aan de deelnemers gevraagd of ze alcohol hadden gebruikt op de dag van testafname. Gedurende het onderzoek is er namelijk een deelnemer geweest die in de chat aan de bondgenoot van het onderzoek vertelde dat hij net bier had gedronken op het terras. De testleider van het onderzoek heeft ook een

alcoholgeur bij een deelnemer geroken ten tijde van de testafname. Het is mogelijk dat

alcoholgebruik de reactietijd van de IAT score heeft beïnvloed. Aangezien alcoholconsumptie volgens onderzoek van Hernández, Vogel-Sprott, Huchín-Ramirez en Aké-Estrada (2006) kan zorgen voor een vertraagde reactietijd, kan er sprake zijn geweest van een tragere reactietijd op de IAT en is het mogelijk dat er een andere IAT score uit was gekomen wanneer er geen sprake was van alcoholconsumptie op de dag van testafname. Een suggestie voor

vervolgeonderzoek zou dan ook zijn om aan deelnemers te vragen wanneer de laatste keer was dat ze alcohol hebben gedronken. Wanneer een deelnemer bijvoorbeeld aangeeft op

(30)

dezelfde dag nog gedronken te hebben kan er besloten worden om de deelnemer niet mee te laten doen aan het onderzoek. Ook kan er voor worden gekozen om de deelnemers voor de testafname expliciet de instructie te geven de dag van deelname geen alcohol te nuttigen omdat dit mogelijk het onderzoek kan beïnvloeden.

De vraag of er invloed is van conditie op de mate van impliciete alcoholidentiteit op de IAT, kan vanuit deze studie beantwoord worden met een nee. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een invloed van leeftijdsgenoten op

alcohol-gerelateerde automatische cognities. Voor verder wetenschappelijk onderzoek betekent dit dat er een breed veld van onderzoek open ligt om de invloed van leeftijdsgenoten op de mate waarin jongvolwassenen zichzelf associëren met alcohol te onderzoeken.

(31)

Literatuurlijst

Bandura, A. (1977). Social learning theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall.

Bergman, H., & Källmén, H. (2002). Alcohol use among Swedes and a psychometric evaluation of the alcohol use disorders identification test. Alcohol and

alcoholism, 37(3), 245-251. doi: 10.1093/alcalc/37.3.245

Borsari, B., & Carey, K. B. (2001). Peer influences on college drinking: A review of the research. Journal of substance abuse, 13(4), 391-424. doi:

10.1080/09595230600741339

Centraal Bureau voor de Statistiek gezondheidsenquete (2016). Opgehaald van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/alcoholgebruik/cijfers- context/huidige-situatie#node-alcoholgebruik-volwassenen

Cohen, G. L., & Prinstein, M. J. (2006). Peer contagion of aggression and health risk behavior among adolescent males: An experimental investigation of effects on public conduct and private attitudes. Child Development, 77(4), 967–983. doi: 10.1111/j.1467-8624.2006.00913.x

Comeau, N., Stewart, S. H., & Loba, P. (2001). The relations of trait anxiety, anxiety sensitivity, and sensation seeking to adolescents' motivations for alcohol, cigarette, and marijuana use. Addictive behaviors, 26(6), 803-825. doi: 10.1016/S0306-4603(01)00238-6

(32)

Deutsch, R., & Strack, F. (2006). Reflective and impulsive determinants of addictive behavior. Handbook of implicit cognition and addiction, 45-57.

Dishion, T.J., McCord, J., & Poulin, F. (1999). When interventions harm. Peer groups and problem behavior. American Psychologist, 54, 755-764. Doi: 10.1037/0003- 066X.54.9.755

De Graaf, R., Ten Have, M., & van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Nemesis-2: Opzet en eerste resultaten,

Trimbos-Instituut, Utrecht.

Egloff, B., & Schmukle, S. C. (2002). Predictive validity of an Implicit Association Test for assessing anxiety. Journal of personality and social psychology, 83(6), 1441. doi: 10.1037//0022-3514.83.6.1441

Eijnden van den, R. J., Meerkerk, G. J., Vermulst, A. A., Spijkerman, R., & Engels, R. C. (2008). Online communication, compulsive Internet use, and psychosocial well-being among adolescents: a longitudinal study. Developmental

psychology, 44(3), 655-655. doi: 10.1037/0012-1649.44.3.655

Gibbons, F. X., Gerrard, M., & Lane, D. J. (2003). A social reaction model of adolescent health risk. Social psychological foundations of health and illness, 107-136. doi:10.1002/9780470753552.ch5

(33)

Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. K. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: The implicit association test. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 1464–1480. doi:10.1037/0022-3514.74.6.1464.

Hernández, O. H., Vogel-Sprott, M., Huchín-Ramirez, T. C., & Aké-Estrada, F. (2006). Acute dose of alcohol affects cognitive components of reaction time to an omitted stimulus: differences among sensory systems. Psychopharmacology, 184(1), 75-81.

doi: 10.1007/s00213-005-0237-7

Hayes, A. F., & Matthes, J. (2009). Computational procedures for probing interactions in OLS and logistic regression: SPSS and SAS implementations. Behavior research

methods, 41(3), 924-936. Doi: 10.3758/BRM.41.3.924

Johnston, L. D., O'Malley, P. M., Bachman, J. G., & Schulenberg, J. E. (2012). Monitoring the Future national survey results on drug use, 1975–2011. College Students and Adults Ages 19–50, Volume II, Ann Arbor: Institute for Social Research, The University of Michigan, 427.

Karam, E., Kypri, K., & Salamoun, M. (2007). Alcohol use among college students: an international perspective. Current opinion in psychiatry, 20(3), 213-221. doi: 10.1097/YCO.0b013e3280fa836c.

Keller, S., Maddock, J. E., Laforge, R. G., Velicer, W. F., & Basler, H. D. (2007). Binge drinking and health behavior in medical students. Addictive behaviors, 32(3), 505-515. doi: 10.1016/j.addbeh.2006.05.017.

(34)

Krank, M., Stewart, S. H., O'Connor, R., Woicik, P. B., Wall, A. M., & Conrod, P. J. (2011). Structural, concurrent, and predictive validity of the Substance Use Risk Profile Scale in early adolescence. Addictive behaviors, 36(1), 37-46. doi: 10.1016/j.addbeh.2010.08.010

Larsen, H., Engels, R. C., Granic, I., & Overbeek, G. (2009). An experimental study on imitation of alcohol consumption in same-sex dyads. Alcohol and

Alcoholism, 44(3), 250-255. doi: 10.1093/alcalc/agp002

Larsen, H., Overbeek, G., Granic, I., & Engels, R. C. (2012). The strong effect of other people's drinking: Two experimental observational studies in a real bar. The American Journal on Addictions, 21(2), 168-175. doi: 10.1111/j.1521- 0391.2011.00200.x

Lindgren, K. P., Foster, D. W., Westgate, E. C., & Neighbors, C. (2013a). Implicit drinking identity: Drinker+ me associations predict college student drinking consistently. Addictive behaviors, 38(5), 2163-2166. doi:

10.1016/j.addbeh.2013.01.026

Lindgren, K. P., Neighbors, C., Teachman, B. A., Wiers, R. W., Westgate, E., & Greenwald, A. G. (2013b). I drink therefore I am: Validating alcohol-related implicit association tests. Psychology Of Addictive Behaviors. doi:

(35)

Lindgren, K. P., Neighbors, C., Westgate, E., & Salemink, E. (2014). Self-control and implicit drinking identity as predictors of alcohol consumption, problems, and cravings.

Journal of studies on alcohol and drugs, 75(2), 290-298. doi: 10.15288/jsad.2014.75.290

Molleman, L., Van den Berg, P., & Weissing, F. J. (2014). Consistent individual differences in human social learning strategies. Nature Communications, 5.

doi: 10.1038/ncomms4570.

Moss, A. C., & Albery, I. P. (2009). A dual-process model of the alcohol–behavior

link for social drinking. Psychological Bulletin, 135(4), 516. doi: 10.1037/a0015991

Ostafin, B. D., & Palfai, T. P. (2006). Compelled to consume: The implicit association test and automatic alcohol motivation. Psychology of Addictive Behaviors, 20, 322–327. doi:10.1037/0893-164X.20.3.322.

Pardee, C. S., Colder, C. R., & Bowker, J. C. (2014). Dynamic associations among alcohol use and anxiety symptoms in early adolescence. Psychology of Addictive

Behaviors, 28(4), 1246. doi: 10.1037/a0038372.

Peeters, M., Monshouwer, K., Schoot, R. A., Janssen, T., Vollebergh, W. A., & Wiers, R. W. (2013). Automatic processes and the drinking behavior in early adolescence: a

prospective study. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 37(10), 1737- 1744. doi:10.1111/acer.12156

(36)

Reiss, S. R., Peterson, R., Gursky, D., & McNally, R. (1986). Anxiety sensitivity, anxiety frequency and the prediction of fearfulness. Behaviour Research and Therapy, 24, 11–18. doi: 10.1016/0005-7967(86)90143-9.

Roefs, A., Huijding, J., Smulders, F. Y., MacLeod, C. M., de Jong, P. J., Wiers, R. W., et al. (2011). Implicit measures of association in psychopathology research. Psychological Bulletin, 137(1), 149–193. doi:

10.4088/JCP.10m06176blu

Saunders, J. B., Aasland, O. G., Babor, T. F., De la Fuente, J. R., & Grant, M. (1993). Development of the alcohol use disorders identification test (AUDIT): WHO

collaborative project on early detection of persons with harmful alcohol consumption‐ II. Addiction, 88(6), 791-804. doi: 10.1111/j.1360-0443.1993.tb02093.x

Schacht J. P, Anton R. F, Myrick H. (2013) Functional neuroimaging studies of alcohol cue reactivity: a quantitative meta-analysis and systematic review. Addict Biol, (18), 121–133. doi: 10.1111/j.1369-1600.2012.00464.x

Stacy, A. W., & Wiers, R. W. (2010). Implicit cognition and addiction: A tool for

explaining paradoxical behavior. Annual Review of Clinical Psychology, 6, 551–575. doi: 10.1146/121208.131444

Stewart, S. H., & Kushner, M. G. (2001). Introduction to the special issues on ‘anxiety sensitivity and addictive behaviors’. Addictive Behaviors, 26(6), 775−785. doi: 10.1016/S0306-4603(01)00236-2.

(37)

Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective and impulsive determinants of social behavior.Personality and Social Psychology Review, 8, 220–247. doi: 10.1207/s15327957pspr0803_1.

Teunissen, H. A., Spijkerman, R., Prinstein, M. J., Cohen, G. L., Engels, R. C. M. E., & Scholte, R. H. J. (2012). Adolescents' conformity to their peers' pro-alcohol and anti-alcohol norms: The power of popularity. Alcoholism, Clinical and Experimental Research, 36(7), 1257–1267. doi: 10.1111/j.1530-

0277.2011.01728.x

Todd, J., & Mullan, B. (2011). Using the theory of planned behaviour and prototype willingness model to target binge drinking in female undergraduate university students. Addictive behaviors, 36(10), 980-986. doi: 10.1016/j.addbeh.2011.05.010

Thompson, C. M., & Romo, L. K. (2016). College students’ drinking and posting about alcohol: Forwarding a model of motivations, behaviors, and consequences. Journal of health communication, 21(6), 688-695. doi: 10.1080/10810730.2016.1153763

Wiers, R. W., Bartholow, B. D., van den Wildenberg, E., Thush, C., Engels, R. C.,

Sher, K. J., Grenard, J., Ames, S.L., & Stacy, A. W. (2007). Automatic and controlled processes and the development of addictive behaviors in adolescents: a review and a model. Pharmacology Biochemistry and Behavior, 86(2), 263-283. doi:

(38)

Wiers, R. W., Gladwin, T. E., Hofmann, W., Salemink, E., & Ridderinkhof, K. R. (2013). Cognitive bias modification and cognitive control training in addiction and

related psychopathology mechanisms, clinical perspectives, and ways forward. Clinical Psychological Science, 2167702612466547. doi: 10.1177/2167702612466547

Wiers, R. W., Rinck, M., Kordts, R., Houben, K., & Strack, F. (2010). Retraining automatic action‐tendencies to approach alcohol in hazardous drinkers. Addiction, 105(2), 279- 287. doi: 10.1111/j.1360-0443.2009.02775.x

Witteman, J., Post, H., Tarvainen, M., de Bruijn, A., Perna, E. D. S. F., Ramaekers, J. G., & Wiers, R. W. (2015). Cue reactivity and its relation to craving and relapse in alcohol dependence: a combined laboratory and field study. Psychopharmacology, 232(20), 3685-3696. doi: 10.1007/s00213-015-4027-6

Woicik, P. A., Stewart, S. H., Pihl, R. O., & Conrod, P. J. (2009). The substance use risk profile scale: A scale measuring traits linked to reinforcement-specific substance use profiles. Addictive behaviors, 34(12), 1042-1055. doi: 10.1016/j.addbeh.2009.07.001

(39)

Appendix

Tabel 7. Gestandaardiseerde Alcohol-Gerelateerde Chat Uitspraken Ik ga eigenlijk altijd de stad in met mijn vrienden, biertjes drinken enzo. Ik ga ook vaak bij vrienden eten, gezellig flesje wijn erbij..

Ik heb vanavond (bijvoorbeeld) afgesproken met wat mensen van mijn studie om de kroeg in te gaan (welke kroeg? crea)

Ik heb eigenlijk college morgen, maar ik vraag me af of ik dat ga halen met een kater. Doordeweeks blijk ik na college hangen met mensen van m’n studie om een biertje te doen In het weekend ga ik vaak naar feestjes met m’n vrienden en dan drinken we flink.

Ik drink eigenlijk altijd in het weekend, en vaak ook wel door de weeks. Als ik ga drinken weet ik al dat het niet bij 1 bier gaat blijven…

Wanneer was jij voor het laatst echt dronken? (- ik afgelopen weekend nog…..)

M’n vrienden zitten bij mij in het voetbalteam en ik sta regelmatig met een kater op het veld ;) Met mijn vrienden ga ik vaak eerst shotjes drinken voor we de stad in gaan

(40)

Tabel 8. Gestandaardiseerde Neutrale Chat Uitspraken

Ik ga eigenlijk altijd de stad in met mijn vrienden, winkelen/ koffie drinken enzo Ik ga ook vaak gezellig bij vrienden eten (noem hier nooit wijn of andere drank).

Ik heb vanavond (bijvoorbeeld) afgesproken met wat mensen van mijn studie om naar de film te gaan (welke film? naam vergeten, hebben zij uitgekozen)

Doordeweeks blijf ik vaak na college nog even hangen met mensen van mijn studie, even koffie drinken (bij crea)

In het weekend ga ik vaak sporten/ werken of naar de film.

Buiten mijn studie zie ik mijn studiegenoten niet zoveel eigenlijk M’n vrienden zitten bij mij in het voetbalteam dus dat is gezellig Met mijn vrienden ga ik vaak samen sporten of wat eten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The Organisation of European Cancer Institutes OECI working group on Health Economics and Cost Benefit in Oncology suggests four actions that are needed to improve alignment

De supporters’ trust van AFC Wimbledon haalde, omstreeks 2004, via de uitgifte van aandelen 1,3 miljoen pond op voor de aankoop van een stadion en de start van een nieuwe club

Multiple expert networks will be explored for the purpose of analyzing the role of these experts in the European Union: The Policy Planner‟s Network on Counter

The aim of this study is therefore threefold: first, to study how fact-checking is being practised in leading data-driven organisations in sub-Saharan Africa; second, to assess

In the present paper, a rapid literature review consisting of three parts was reported with the aim to identify articles that focus on the effects of nature interaction on

High-resolution short-wave infrared hyperspectral characterization of alteration at the Sadiola Hill gold deposit, Mali, Western Africa.. Semyon Martynenko, Pekka Tuisku

Her research interests are technology in emerging technologies such as Mixed Reality; design of digital educational tools; game-based learning; participatory design

In order to determine what the current level of environmental awareness of the National Water Act is in the farming community in the Viljoenskroon Area, Free State, an understanding