• No results found

Agressief of afwachtend? : de rol van de journalist in Nederlandse en Amerikaanse televisie-interviews in het verkiezingsjaar 2012

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Agressief of afwachtend? : de rol van de journalist in Nederlandse en Amerikaanse televisie-interviews in het verkiezingsjaar 2012"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Agressief of afwachtend?

De rol van de journalist in Nederlandse en Amerikaanse televisie-interviews in het

verkiezingsjaar 2012

Frederieke Weel (10565426)

Bachelor Communicatiewetenschap

Afstudeerproject Politieke communicatie & Journalistiek Thesisbegeleider: Jonas Lefevere

Juni 2016 Woorden: 7967

(2)

2 Inhoudsopgave Samenvatting pag. 3 Inleiding pag. 4 Aanleiding pag. 4 Onderzoeksvraag pag. 5

Maatschappelijke relevantie pag. 6

Wetenschappelijke relevantie pag. 6

Theoretisch Kader pag. 7

Mediatisering pag. 8

Mediatisering in de journalistiek pag. 8

De waakhondfunctie van de journalist pag. 9

Het televisie-interview pag. 9

Hypothesen pag. 10

Methode pag. 13

Verantwoording onderzoeksinstrument, landen, medium & programma’s pag. 13

Sampling pag. 15

Onderzoeksvariabelen pag. 15

Intercodeurbetrouwbaarheid pag. 17

Resultaten pag. 17

Beantwoording hypothesen pag. 17

Conclusie en discussie pag. 21

Conclusie pag. 21

Beperkingen pag. 24

Vervolgonderzoek pag. 24

Literatuur pag. 26

Bijlage 1: Tabel intercodeurbetrouwbaarheid pag. 32

(3)

3 Samenvatting

Eerder onderzoek toont aan dat de rol van de journalist tussen landen verschilt op een aantal punten. In deze thesis wordt aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse de rol van de journalist als interviewer in het televisie-interview vergeleken tussen Nederland en de Verenigde Staten in het verkiezingsjaar 2012. Met de rol van de journalist wordt in deze thesis bedoeld of hij zich gedraagt als waakhond, de geïnterviewde veel ruimte geeft en of hij zijn eigen mening laat doorschemeren. Uit dit onderzoek bleek dat in Nederlandse interviews de geïnterviewde van de interviewer minder ruimte kreeg: hij kreeg minder spreektijd en kreeg meer vragen voorgeschoteld. In Nederland namen de journalisten ook meer de rol van waakhond aan: er werden meer kritische vragen gesteld en er werd vaker onderbroken. In beide landen lieten de interviewers weinig hun mening doorschemeren. In tegenstelling tot wat er verwacht werd, was er geen effect van politieke stroming van de geïnterviewde op het aantal kritische vragen en onderbrekingen.

(4)

4 Inleiding

In februari 2016 bestond de PVV tien jaar. Om dit te vieren gaf leider Geert Wilders een interview bij de NOS. Een uitzonderlijke situatie, omdat Wilders doorgaans weinig tot geen interviews geeft. ‘’Ik vermoed dat de interviews met de grote leider Kim Jong-un door de Noord-Koreaanse staatstelevisie kritischer zijn‘’ schreef journalist Bert Wagendorp als reactie op dit interview in een column voor de Volkskrant (Westendorp, 2016). Er waren later zelfs speculaties dat de NOS afspraken had gemaakt met Wilders omdat in dit interview alle soorten van kritiek ontbraken (Van der Sas, 2016). Diezelfde avond schoof PVV-voorvrouw Fleur Agema aan bij het commerciële RTL Late Night. Zij kwam er echter niet zo gemakkelijk van af. Agema werd zichtbaar kritischer bevraagd en reageerde dan ook geërgerd: “De PVV bestaat tien jaar en dit is het zoveelste negatieve onderwerp. Je stort echt een hoop zuurheid over me uit. Dat vind ik gewoon echt heel erg jammer.’’

Bovenstaand voorbeeld geeft een groot verschil in het televisie-interview weer, met name de rol van de journalist. In het ene voorbeeld krijgt de geïnterviewde te maken met een vijandige en kritische manier van interviewen en in het andere juist het tegenovergestelde. Deze thesis richt zich op de rol van de journalist in televisie-interviews. Is deze dominant en aanwezig? Of juist afwachtend en meer op de achtergrond?

Cushion en Thomas (2013) stellen dat in de hedendaagse democratie de relatie tussen media en politiek onafscheidelijk is. Het televisie-interview is een bijzondere vorm van journalistiek, omdat de interviewer en politicus allebei een andere agenda en een eigen missie voor het gesprek hebben. Dit zorgt ervoor dat er in het interview een spanning ontstaat, die onvoorspelbaar en levendig is (Clayman & Heritage, 2002a). Journalisten hebben politici nodig in hun interviews voor informatie en omdat het mensen van betekenis zijn, terwijl politici de journalisten nodig hebben om te worden blootgesteld aan wat Margaret Thatcher ooit ‘’the oxygen of publicity’’ noemde. Hierdoor ontstaat er een zogenaamd onuitgesproken ‘interview contract’. Journalisten geven politici een mogelijkheid om zich voor het grote publiek te profileren in ruil voor nieuwscontent die zorgt voor kijkcijfers (Huls & Varwijk, 2011). Ook bewaren gasten af en toe een bepaalde opmerking of belangrijke mededeling tot het moment waarop ze in een televisie-interview te gast zijn (Adams & Ferber, 1977). Dit is de reden waarom het televisie-interview wereldwijd is uitgegroeid tot een van de meest gebruikte en best ontwikkelde formats voor politieke communicatie (Huls & Varwijk, 2011).

(5)

5

Het televisie-interview is dan ook een belangrijk format om de rol van de journalist te onderzoeken omdat het mogelijkheden geeft voor televisie die vaak niet gerepeteerd en geëdit is en spontane gesprekken met publieke figuren oplevert (Adams & Ferber, 1977). Tevens laten televisie-interviews een andere kant van de politicus zien, Ze geven inzicht in de persoonlijkheid van de politicus en de manier waarop ze een belangrijk standpunt overbrengen. Zulke leiderschapseigenschappen en de persoonlijkheid zijn zeer belangrijke evaluatie criteria voor kiezers (Caprara & Zimbardo, 2004).

De nieuwscontent is in recente jaren meer interpretatief en kritisch geworden tegenover politieke actoren (Clayman, Heritage, Elliott, & McDonald, 2007). Ook in andere soorten media is dit het geval. In een studie over kranten vanaf 1950 tot heden blijkt dat de journalisten zich eveneens agressiever opstellen en de politici minder de ruimte wordt gegeven om zichzelf te profileren (Fink & Schudson, 2014). Ook zijn de journalisten in Amerika de laatste jaren steeds zichtbaarder geworden (Esser, 2013; Strömback & Dimitrova, 2011). Dit betekent dat de journalisten meer op de voorgrond treden en op deze manier meer in staat zijn om hun meningen te laten doorschemeren. Dit terwijl in het nieuwsinterview de interviewer een aantal democratische taken uit zou moeten voeren, zoals het kritisch ondervragen van officieel beleid, publieke figuren terechtwijzen op hun daden en het publieke debat op gang brengen (Clayman & Heritage, 2002a).

Volgens de professionele standaarden van de journalistiek, leidt goede journalistiek tot stukken die rijk zijn aan journalistieke interpretatie en kritische analyses (Esser, 2013). Om achter de waarheid te komen, moeten journalisten immers hun bronnen kritisch beoordelen en moeten ze niet een passief verlengstuk zijn van de ideeën van de politicus. De journalist moet een kritische houding aannemen en zich actief opstellen tegenover degene die hij of zij interviewt (Huls & Varwijk, 2011). Deze thesis richt zich op de rol die de journalist aanneemt in een televisie-interview met een politicus. De onderzoeksvraag van deze thesis luidt als volgt: In hoeverre verschilt de rol van de journalist in het politieke televisie-interview in Nederlandse en Amerikaanse actualiteitenprogramma’s in het verkiezingsjaar 2012?

In deze thesis staan dus de verschillen in de rol van de journalist centraal. Concreet wordt de rol van de journalist onderzocht door de volgende aspecten te bekijken: ten eerste wordt gekeken in welke mate de journalist de rol van waakhond op zich neemt. Hiermee wordt specifiek bedoeld of de geïnterviewde politicus vaak onderbroken en kritisch bevraagd wordt. Ten tweede wordt er onderzocht of de journalist zichtbaar is en of de geïnterviewde veel of

(6)

6

weinig ruimte krijgt, door te meten hoe lang de journalist aan het woord is en of er meer open of gesloten vragen gesteld worden. Tot slot wordt onderzocht of de journalist zijn of haar mening laat doorschemeren in het interview. Verderop in deze thesis, worden al deze aspecten met bijbehorende indicatoren verder toegelicht. Onder actualiteitenprogramma’s die in deze thesis besproken worden vallen het Nederlandse Nieuwsuur en het Amerikaanse PBS Newshour afkomstig uit het jaar 2012, toen zowel in Nederland als in de V.S. verkiezingen plaatsvonden. Deze programma’s zijn dagelijkse actualiteitenrubrieken, gericht op de verdieping van het nieuws, achtergronden, duiding en analyse. Beide programma’s zijn een product van de publieke omroep.

Maatschappelijke relevantie

Vooral in de korte periode voor de verkiezingen, maken politici bijna dagelijks hun opwachting in een televisie-interview. In Nederland is er een steeds grotere groep van ‘zwevende kiezers’ die geschat wordt op 30%. Deze televisie-interviews zijn dan van groot belang voor de uiteindelijke keuze van de kiezers (Huls & Varwijk, 2011). Als de journalist duidelijk kritischer is bij bepaalde politici, kan dit van invloed zijn op de mening van de kiezers. Media kunnen namelijk directe effecten hebben op politieke opinies door blootstelling aan een bepaalde uitzending of krant. Ook de bepaalde toon waarin een politicus wordt neergezet door de interviewer heeft invloed op de partijkeuze van de kiezer (Hopmann, Vliegenthart, Vreese, & Albæk, 2010). Bovendien trekken interviews met politici ook de aandacht van minder in politiek geïnteresseerde mensen, die normaal gesproken dit soort uitzendingen niet bekijken (Baum & Jamison, 2006). En zoals Aalberg, Van Aelst en Curran (2010) concluderen: de democratie functioneert het beste wanneer de gehele bevolking goed geïnformeerd is over de politiek.

Wetenschappelijke relevantie

Veel onderzoek is gedaan naar de rol van de journalist. Hierin werd onder andere de toon, zichtbaarheid, de waakhondfunctie van de journalist en de mate van interventionisme onderzocht (Clayman et al., 2007; Hoppman et al., 2010; Strömbäck & Dimitrova, 2011). Ook het type vragen en de onderwerpen werden veelvuldig onderzocht (Benoit & Hansen, 2001; Leech, 2002; Van Aelst & Vliegenthart, 2014). Echter, in de onderzoeken die reeds gedaan zijn, is weinig onderzoek gericht op het televisie-interview, een vorm van journalistiek die vaak live en niet geëdit is (Adams & Ferber, 1977; Clayman & Heritage, 2002a). Bovendien

(7)

7

richt dit onderzoek zich op de actualiteitenrubriek, een vorm die nog zeer weinig is onderzocht, maar duidelijk verschilt van journaals en talkshowgesprekken.

Wat het meest vergelijkbaar is met het televisie-interview en waar wel verschillende literatuur over bestaat is de persconferentie, het zogenaamde broertje van het televisie-interview (Clayman & Heritage, 2002b; Eshbaugh-Soha, 2013; Manheim, 1979). Echter, door de aanwezigheid van meerdere journalisten die vragen stellen verandert de rol van de journalist fundamenteel. De journalist is in mindere mate in staat tot het doorvragen, wat het makkelijker maakt voor de publieke figuren om meer controle te houden over hun eigen agenda.

Hoewel er dus onderzoek is gedaan naar de rol van de journalist, blijven er nog een aantal zaken onderbelicht. Deze thesis richt zich op een aantal specifieke aspecten die de rol van de journalist in het televisie-interview duiden. Een paar hiervan worden hieronder uitgelicht.

Onderzoek over opiniërende journalistiek bestaat veelvuldig. Dit is echter veelal gericht op kranten, is niet recent, of richt zich niet op Nederland (Esser & Umbricht, 2013; Esser & Umbricht, 2014; Kammer, 2014; Steele & Barnhurst, 1996). Ook onderzoek over open en gesloten is niet recent en richt zich niet op Nederland of de V.S. (Bull, 1994; Gnisci & Bonaiuto, 2003). Onderzoek naar het aantal onderbrekingen in een interview werd ook eerder gedaan. Onderbrekingen in een interview duiden namelijk op een belangrijke vorm van dominantie van de journalist Het schaarse onderzoek wat hiernaar gedaan is richt zich echter hoofdzakelijk op het aantal onderbrekingen in interviews met Margaret Thatcher (Beattie, Cutler, & Pearson, 1982, Bull & Mayer, 1988). Het onderzoek naar kritische vragen van de journalist, richt zich wederom slechts op Nederland (Huls & Varwijk, 2011).

Doordat deze thesis zich niet slechts beperkt tot één aspect, in tegenstelling tot bestaand onderzoek, maar meerdere aspecten en landen combineert voegt deze thesis iets extra’s en vernieuwends toe en vult deze het gat in de wetenschap.

Theoretisch Kader

In dit theoretisch kader zullen aan de hand van relevante theorieën de onderzoeksvraag en de hypothesen worden verantwoord en verduidelijkt. Allereerst wordt het concept mediatisering uitgelegd. Daarna volgt een alinea over de impact van mediatisering op de werkwijze van journalisten en hun waakhondfunctie. Vervolgens zal er verder uitgeweid worden over het televisie-interview. Aan het einde van dit theoretisch kader, worden om het concept ‘de rol

(8)

8

van de journalist’ te meten, de hypothesen aan de hand van de huidige opvattingen in de wetenschap onderbouwd. Hier komen onder andere journalistieke interventie en zichtbaarheid, de waakhondfunctie van de journalist en indicatoren voor opiniërende vraagstelling aan bod.

Mediatisering

Zoals eerder besproken hangt politieke communicatie sterk af van de media en is het essentieel voor de huidige democratie. Mazzoleni (2008) spreekt van een media society, dit houdt in dat zowel de traditionele media als de nieuwe online media de centrale vorm zijn van de uitwisseling en interactie tussen individuen en de overheidsorganisaties. De media zien het als hun verantwoordelijkheid om de daden van politieke figuren te evalueren en te onderzoeken. Mediatie betekent dat mensen afhankelijk zijn van de media voor nieuws over politiek. Mediatisering gaat een stap verder, namelijk dat de media een steeds grotere invloed hebben op alle facetten van de samenleving, maar ook dat de media onafhankelijk is aan andere sociale systemen, zoals het politieke systeem. Mediatisering van de politiek houdt dus in dat de politiek steeds meer haar autonomie heeft verloren en afhankelijk wordt van de massamedia (Esser, 2013). De mate van mediatisering verschilt tussen zowel landen als tijdsperiodes (Strömbäck & Dimitrova, 2011). De theorie van mediatisering verwacht dat door de toenemende professionalisering de nieuwsmedia een meer autonome, proactieve rol gaan vervullen in de representatieve democratie (Esser, 2013).

Mediatisering in de journalistiek

Mediatisering heeft een grote impact op de journalistiek. Een van de implicaties hiervan is dat de journalist nu in meerdere mate handelt naar het verlangen van de organisatie, die tegenwoordig vaak commercieel is, in plaats dat hij vanuit zijn eigen journalistieke missie handelt (Kammer, 2014). Hallin (2011) beaamt dat nieuws tegenwoordig in meerdere mate commercieel georiënteerd is en voegt hier aan toe dat nieuws tevens meer opiniërend is dan voorheen. Doordat het nieuws in meerder mate commercieel is, is er een trend te zien in de agressieve en confronterende houding die veel journalisten tegenwoordig in meerdere mate aannemen (McNair, 2000).

Dit terwijl journalisten in de huidige democratie een aantal kerntaken hebben te vervullen. Journalisten zijn de zogenaamde ‘gatekeepers’ die ervoor zorgen dat het nieuws wordt gevormd door bepaalde nieuwswaarden, in plaats van politieke waarden. Journalisten worden

(9)

9

geacht aan gebalanceerde maar ook aan interpreterende, analytische verslaggeving te doen, om zo te voorkomen dat de journalistiek een politiek doorgeefluik wordt en de burgers te informeren om een opinie te vormen en ze te voorzien van kritische expertise (Esser, 2013). Journalisten zouden ernaar moeten streven om zo neutraal en onafhankelijk te zijn (McNair, 2000). Onder de kerntaken van de journalist valt de rol van de waakhond. (Clayman & Heritage, 2002b). Deze waakhondfunctie is medeverantwoordelijk voor het welzijn van het politieke systeem en de democratie (Brants & Van Praag, 2006).

De waakhondfunctie van de journalist

Zoals hierboven besproken, wordt van de journalist verwacht dat hij zich als waakhond gedraagt. Hiermee wordt het kritisch bevragen en onderzoeken van mensen en instituties met macht bedoeld. Onderzoekers hebben bewezen dat journalisten in de naoorlogse periode in toenemende mate meer agressief en vijandig zijn geworden in hun houding tegenover leden van de regering en politieke kandidaten (Clayman & Heritage, 2002b). Patterson (1993) toonde aan dat nieuws meer interpretatief en negatiever werd en dat de focus in meerdere mate lag op politieke strategie in plaats van de inhoud. Wat betreft het televisie-interview, zijn journalisten de laatste jaren moeilijkere vragen gaan stellen (Clayman and Heritage, 2002a). Als journalisten hun rol als waakhond niet goed uitvoeren, kan als gevolg hiervan het functioneren van de democratie afzwakken (McNair, 2000). Kritiek op de journalist als waakhond is er ook. Er zijn critici die vinden dat de journalisten te ver gaan in hun kritiek en cynisme tegenover politici, en zich gedragen als een meedogenloze attack-dog (Sabato, 1991; Tannen, 2012).

Vormen van een waakhondfunctie die in deze thesis onderzocht worden zijn het aantal kritische vragen en onderbrekingen in het interview. Verderop in dit theoretisch kader, worden deze indicatoren verder uitgewerkt. Eerst wordt in de volgende paragraaf over het televisie-interview uitgeweken.

Het televisie-interview

Het televisie-interview neemt een belangrijke plaats in het landschap van politieke communicatie in. Interviewen is al lang een basis tool geweest in de journalistiek, misschien wel de belangrijkste manier om nieuws te vergaren. Het is het rauwe materiaal waar later nieuwsberichten van gemaakt worden. Tegenwoordig is het nieuwsinterview een vorm van het brengen van nieuws die al gereed is voor de publieke consumptie (Clayman & Heritage,

(10)

10

2002a). Door de professionalisering van de politieke campagnes, verschijnen politici meestal in streng gescripte persevenementen tijdens de campagne. Dit zorgt ervoor dat televisie-interviews samen met debatten vaak de enige momenten zijn voor het publiek om de politici te zien functioneren in minder gecontroleerde situaties (McNair, 2000). Op deze manier kan het optreden van een politicus in een televisie-interview ook een riskante onderneming zijn (Huls & Varwijk, 2011). In een televisie-interview is namelijk een derde partij betrokken, de interviewers die veel controle overnemen. Interviewers bepalen de onderwerpen, stellen de vragen, bepalen wie er spreken en wanneer een vraag naar voldoening is beantwoord (Clayman & Heritage, 2002a). In een studie over de controle van politici in de media (Walter & Vliegenthart, 2010) blijkt dat de mate van controle die een politicus heeft over een communicatiekanaal, invloed heeft op de manier waarop ze in het nieuws komen.

De relatie tussen journalisten en politici wordt door wetenschappers vaak vergeleken met een intieme dans, waarin de journalist deze tango leidt (Van Aelst & Vliegenthart, 2014). De interviewers hebben het initiatief in de zin dat ze het gesprek openen, de agenda bepalen en afsluiten. Verder spelen de vraagstellingen van de interviewers een cruciale rol in de wijze waarop de politici hun boodschap kunnen uitdragen (Huls, 2013).

Hypotheses

Doordat Nederland en de V.S. tot een ander mediasysteem behoren, is aan te nemen dat deze landen op een aantal punten structureel verschillen. Nederland behoort tot het Democratic Corporist model van Hallin en Manchini (2004). Dit betekent onder andere dat er een hoge mate van interventie van de staat in de media is en dat er een duaal omroepbestel is. De V.S. vallen onder het Liberal Model, wat duidt op een zeer lage mate van interventie in de media van de overheid en hier is de media commercieel van aard.

Indicatoren van de ruimte die de geïnterviewde krijgt, zijn de tijd dat de geïnterviewde aan het woord is en of hij meer open of gesloten vragen voorgeschoteld krijgt. Dit hangt samen met journalistieke interventionisme. Hiermee wordt bedoeld in welke mate de journalist tussen de inhoud van een nieuwsbericht komt (Strömbäck & Dimitrova, 2011). De V.S. hebben historisch gezien een hoger level van journalistieke interventionisme. Dit komt door de professionalisering van de Amerikaanse journalistiek in de 19e en 20e eeuw, waar ze zich onderscheidden van andere Europese landen. In meer recente studies vonden onderzoekers dat vergeleken met andere landen, de Amerikaanse journalist eveneens een hogere vorm van journalistieke interventionisme gebruikt in haar berichtgeving (Cushion, Rodger, & Lewis,

(11)

11

2014, Esser, 2008; Strömback & Dimitrova, 2011). Ook is er onderzoek gedaan die bewees dat de journalist in de Verenigde Staten steeds langer aan het woord was in politieke nieuwsitems (Steele & Barnhurst, 1996). Deze trend gold ook in Britse nieuwsuitzendingen (Blumler and Gurevitch, 1998). Hier moet echter bij vermeld worden, dat dit onderzoek langer geleden uitgevoerd is. Verder is de journalist in de verenigde Staten ook meer zichtbaar in nieuwsuitzendingen (Strömbäck & Dimitrova, 2011). Dat de journalist meer zichtbaar is kan er op neerkomen dat de journalist in de V.S. langer aan het woord is en de geïnterviewde minder ruimte geeft. Minder ruimte geven zou betekenen dat de interviewer meer gesloten vragen dan open vragen stelt. Een open vraag nodigt namelijk meer uit tot een langer antwoord en geeft de geïnterviewde meer vrijheid, dan dat een gesloten vraag (Clayman & Heritage, 2002a). Hieruit volgen de volgende hypothesen.

H1: In de Verenigde Staten is de interviewer langer aan het woord dan in Nederland.

H2: In de Verenigde Staten stelt de interviewer meer gesloten vragen dan open vragen in vergelijking met Nederland.

Een indicator van de waakhondfunctie van de journalist, een functie die door journalisten wereldwijd als zeer belangrijk wordt beschouwd (Hanitzsch et al., 2011), is de mate waarin de journalist kritische vragen stelt en de politicus onderbreekt. Ook hier wordt een verschil tussen Nederland en de V.S. verwacht. Dit hangt samen met de rol die de publieke omroep speelt. In Nederland is de publieke omroep sterker en beter ontwikkeld dan in de V.S. (Voltmer, 2000). De publieke omroep heeft als taak om de kiezers te informeren en de regering te controleren. Onderzoek wijst uit dat wanneer mensen naar nieuws op de publieke omroep kijken, dit zorgt voor meer kennis in de politiek (Curran, Iyengar, Lund, & Salovaara-Moring, 2009). Een sterke publieke omroep zou dus kunnen duiden op een beter ontwikkelde waakhondfunctie van de journalist. Ondanks dat het nieuws de laatste jaren meer kritisch is geworden tegenover overheidsinstanties en hun beleid (Clayman & Heritage, 2002b), zijn er studies die zeggen dat in de V.S. de journalist zichzelf minder als een onafhankelijke waakhond ziet tegenover de staat (Clayman et al., 2007). In plaats dat de journalisten hier de functie van waakhond op zich nemen, gedragen zij zich meer als schoothond ten opzichte van de staat (Clayman & Heritage, 2002b). Hieruit volgen de volgende hypothesen.

H3: In Nederland stelt de journalist meer kritische vragen aan de geïnterviewde politicus dan in de Verenigde Staten.

(12)

12

H4: In Nederland onderbreekt de presentator de geïnterviewde politicus vaker dan in de interviews in de Verenigde Staten.

Journalisten kunnen in hun interviews in meer of mindere mate opiniërend zijn in hun vraagstelling. Als een gesloten vraag op een negatieve manier wordt geformuleerd, bijvoorbeeld: ‘’Is het niet zo dat?’’ of ‘’Bent u niet?’’ duidt dit op een sterke voorkeur op een bevestigend antwoord (Clayman & Heritage, 2002a). Ook het refereren naar zichzelf door de journalist, de zogenaamde self-referecing questions, refereren naar de eigen intenties en motivaties om de vraag te stellen. Door het gebruiken van ‘’ik’’ en ‘’mijn’’ geven de interviewers hun eigen mening bloot (Clayman & Heritage, 2002b). Ondanks dat er in de V.S. in het einde van de vorige eeuw een trend gevonden werd van een steeds grotere mate van opiniërende berichtgeving van de journalist in nieuwsuitzendingen (Steele & Barnhurst, 1996), blijkt uit meer recent onderzoek dat de nieuwsberichtgeving van de Verenigde Staten vergeleken met het mediasysteem van Nederland in mindere mate gebruik maakt van opiniërende journalistiek (Esser & Umbricht, 2013; Esser & Umbricht, 2014). Dit terwijl in een survey onder journalisten over de journalistieke cultuur van hun land, journalisten uit de V.S. aangaven positiever te staan tegenover persoonlijke evaluatie en interpretatie, dan dat Europese journalisten dat deden (Hanitzsch, 2011). Hieruit volgen de volgende hypothesen.

H5: In Nederland worden er in het politieke interview meer vragen met een ontkenning gesteld door de interviewer in vergelijking met de Verenigde Staten.

H6: In Nederland worden er in het politieke interview meer self-referencing questions gesteld door de interviewers in vergelijking met de Verenigde Staten.

Hoewel er dus verschillen worden verwacht, die afhankelijk zijn van het land waar het interview plaatsvindt, is het ook aannemelijk dat de rol van de journalist varieert door welke politicus aan de andere kant van de tafel zit. In een eerdere studie naar het televisie-interview bleek dat de interviewer minder aanvallende vragen stelde aan linkse politici dan aan geïnterviewden die van een rechtse partij kwamen (Huls & Varwijk, 2011). Ook werden de rechtse politici vaker onderbroken (Huls, 2013). Bovendien is de veel gehoorde kritiek dat de publieke omroep duidelijk een linkse voorkeur heeft (Wijfjes, 2006). Hieruit volgen de volgende hypothesen.

H7: In Nederland wordt de rechtse politicus vaker onderbroken door de interviewer, dan een politicus van een midden- of linkse partij.

(13)

13

H8: In Nederland stelt de interviewer meer kritische vragen aan een rechtse politicus dan aan een politicus van een midden- of linkse partij.

Methode

In deze thesis wordt de onderzoeksvraag beantwoord door een kwantitatieve inhoudsanalyse. Een inhoudsanalyse is een onderzoekstechniek die een objectieve, systematische en kwantitatieve inhoud van een communicatieboodschap geeft (Berelson, 1952). Eerdere onderzoeken naar het televisie-interview hebben door de jaren heen ook gebruik gemaakt van inhoudsanalyse (Beattie et al., 1982; Benoit & Hansen, 2001; Huls & Varwijk, 2011). Deze onderzoeksvraag is geschikt voor inhoudsanalyse omdat er bepaalde manifeste inhoud zoals het aantal onderbrekingen en gesloten vragen, kwantitatief gemeten moeten worden. Onderzoek naar de journalistieke stijl maakte in het verleden ook gebruik van een inhoudsanalyse (Cushion et al., 2014, Cuhion & Thomas, 2013).

Er is gekozen voor de vergelijking tussen Nederland en de Verenigde Staten omdat in deze landen volgens Hallin en Manchini (2004), het medialandschap structureel verschilt. Volgens Esser & Umbricht (2013) worden deze verschillen in journalistieke tradities gekenmerkt doordat de V.S. een journalistieke traditie van objectieve, onafhankelijke en neutrale verslaggeving hebben, hoewel er tegenwoordig in toenemende mate sprake is van journalistieke interventionisme. De journalistiek in Nederland wordt historisch juist gekenmerkt door meer opiniërende verslaggeving vanuit meerdere perspectieven, maar is er tegenwoordig een groeiende nadruk op informatie-georiënteerd berichtgeving en neutrale professionaliteit. Er is gekozen voor het verkiezingsjaar van 2012 omdat dit simpelweg het meest recente jaar is dat er zowel in Nederland als in de V.S. verkiezingen plaatsvonden, wat betekent dat politici meer in het nieuws zijn en vaker aanschuiven voor politieke interviews. Het huidige verkiezingsjaar van 2016 is nog niet mogelijk om te onderzoeken. In de V.S. lopen de voorverkiezingen inmiddels ten einde, terwijl de verkiezingsstrijd in Nederland nog niet is begonnen.

Het medium televisie wordt onderzocht omdat dit voor zowel de Verenigde Staten als Nederland de meest geconsumeerde vorm van nieuws is (Bakker & Scholten, 2014; Cushion et al., 2014). De meeste kiezers worden geïnformeerd over politiek door de televisie (Mazzoleni & Schulz, 1999). Ook omdat het de enige mogelijkheid is voor het publiek om de

(14)

14

politici te zien en de manier waarop ze praten, omdat mensen politici in het echte leven niet vaak zullen ontmoeten (Hopmann et al., 2010) .

Er is gekozen voor een vergelijking tussen de nieuwsprogramma’s PBS Newshour en Nieuwsuur van de NOS/NTR. Buiten het feit dat beide programma’s dezelfde naam dragen, zijn deze programma’s allebei onafhankelijke dagelijkse actualiteitenrubrieken, gericht op verdieping, met reportages, interviews en het laatste nieuws. Beide programma’s worden live uitgezonden, wat betekent dat het televisie-interview niet geëdit en niet gerepeteerd is, wat spontane gesprekken met politici oplevert. Ook goed voor de vergelijking is dat het allebei programma’s zijn van de publieke omroep in de Verenigde Staten en in Nederland. Hier moet echter bij vermeld worden dat PBS in de Verenigde Staten niet volledig hetzelfde is als een publieke omroep zoals wij die hier in Nederland kennen. Zowel PBS als de NOS/NTR hebben geen winstoogmerk, maar terwijl de Nederlandse Publieke Omroep gefinancierd wordt door overheidsgeld, wordt PBS gefinancierd door ledengelden en giften van stichtingen en bedrijven. Er is speciaal voor twee nieuwsprogramma’s van de publieke omroep gekozen omdat het de kerntaak van de publieke omroep is om de bevolking op de hoogte te stellen van politieke- en staatszaken. Bovendien wijst onderzoek uit dat mensen die naar nieuws op de publieke omroep kijken, dit bij de kijkers zorgt voor meer kennis in de politiek (Curran et al., 2009). Daarom is het belangrijk om interviews bij de publieke omroep te onderzoeken omdat mensen hier dus bewust komen voor objectief en juist nieuws om zo hun mening te vormen.

Deze twee programma’s zijn vergelijkbaar in inhoud. Op de website van Niewsuur word het programma als volgt omschreven: ’Nieuwsuur is een onafhankelijke, onpartijdige en ongebonden actualiteitenrubriek van de taakomroepen NTR en NOS’. Op de website van PBS Newshour staat het volgende: For more than 40 years, millions of Americans and citizens of the world have turned to the PBS NewsHour for the solid, reliable reporting that has made it one of the most trusted news programs on television. Dus ook in de omschrijving kan geconcludeerd worden, dat het vergelijkbare programma’s zijn. Omdat deze thesis gericht is op het televisie-interview, is PBS Newshour een geschikt programma aangezien onderzoek heeft uitgewezen dat dit programma het prototype voorbeeld is van een nieuwsinterview (Clayman & Heritage, 2002a). Een andere reden dat deze programma’s zijn gekozen is dat beide programma’s regelmatig politieke actoren van belang ontvangen. Volgens het NOS jaarverslag lag het gemiddelde aantal kijkers van Nieuwsuur in 2012 op 724.000 kijkers, met een marktaandeel van 11,7%. PBS Newshour trok in 2012 dagelijks bijna een miljoen kijkers (Pew Research Center, 2013).

(15)

15 Sampling

Er zijn via een random number generator voor zowel Nieuwsuur als PBS Newshour willekeurig 30 uitzendingen in 2012 geselecteerd. Omdat er meerdere uitzendingen van Newhour per dag worden uitgezonden, is er gekozen voor de uitzending van 19:00 uur omdat deze het best bekeken wordt. Hieruit werden de uitzendingen niet meegenomen, waar geen interview met een politicus in de studio aanwezig was. Als er meerdere interviews met politici in één uitzending voorkwamen, werden deze allemaal meegenomen. Onder een geschikt interview werd een vraaggesprek tussen een politicus en een interviewer gerekend. Tot politici werden ook oud-polici gerekend. Indien het voorgaande niet het geval was, werd dit item niet verder gecodeerd en werd er verder gegaan met het random selecteren. Zo kwamen er uiteindelijk 60 interviews uit die geanalyseerd en gecodeerd zijn, waarvan de helft afkomstig was van PBS Newshour en de helft van Nieuwsuur. Een interview duurde gemiddeld acht minuten en 43 seconden.

Onderzoeksvariabelen

De afhankelijke variabele in deze thesis is de rol van de journalist die onderverdeeld wordt in verschillende meetbare variabelen. De uitgebreide beschrijvingen van elke variabele is te vinden in het codeboek in de bijlage.

Journalist aan het woord

Om te meten hoe lang de journalist in het interview aan het woord was en om H1 te toetsen, is met een timer de tijd die de journalist aan het woord was bij elkaar opgeteld in minuten en seconden. Elke seconde dat de journalist aan het woord was is meegenomen, dit betekent dat ook de aan- en de afkondiging van de journalist getimed werd. De tijd dat de journalist aan het woord was, werd vervolgens gedeeld door de totale tijd van het interview om zo het percentage te krijgen van de tijd dat de journalist per interviewer aan het woord was.

Open en gesloten vragen

Om er achter te komen hoeveel open vragen er werden gesteld en om H2 te toetsen, werden deze per interview opgeteld. Voor de gesloten vragen gold hetzelfde. Dit werd afzonderlijk van elkaar bijgehouden en opgeteld. Door deze weer afzonderlijk te delen door de duurtijd van het interview, werden het aantal open en gesloten vragen per minuut berekend.

(16)

16 Kritische vragen

Om H3 en H8 te toetsen, werd er geturfd hoeveel kritische vragen er gesteld werden per interview. Na voorbeeld van een onderzoek van Clayman en Heritage (2002) werd een vraag tot kritisch gerekend als een journalist in ging op een beleid dat fout is gegaan, de journalist duidde op leugens van de politicus, de journalist beschuldigd werd van inconsistentie van woorden en daden, de journalist op onenigheden wees in de partij of organisatie, of dat de journalist vertelde dat hij het expliciet niet met de geïnterviewde eens was.

Onderbrekingen

Om te meten hoe vaak de geïnterviewde werd onderbroken en om H4 en H7 te toetsen, werd geteld hoe vaak de journalist de geïnterviewde onderbrak per interview. Een onderbreking kwam voor wanneer de journalist tussen het betoog van de politicus kwam met een opmerking of een vraag, maar een tussenwerpsel als ‘oké’ telde niet als onderbreking. Alle onderbrekingen werden per interview bij elkaar opgeteld. Door dit te delen door de duurtijd van het interview, werden het aantal onderbrekingen per minuut berekend.

Vragen met een ontkenning

Om H5 te toetsen werd geturfd hoe vaak een journalist een vraag met ontkenning stelde. Voorbeelden hiervan zijn ‘’Bent u niet?’’, Is het niet waar dat?’’ Door deze ontkenningen te delen door de duurtijd van het interview, werden het aantal vragen met een ontkenning per minuut berekend.

Self-referencing questions

Er werd geturfd hoe vaak de journalist per interview naar zichzelf refereerde om H6 te toetsen. Dit was het geval wanneer de journalist het woord ‘ik’ of ‘mijn’ gebruikte. Door deze self-referencing questions te delen door de duurtijd van het interview, werd het aantal per minuut berekend.

De onafhankelijke variabele in deze thesis is het verschil in programma. Er kon gekozen worden tussen Nieuwsuur (1) en PBS Newshour (2). Ook werd als controlevariabele de journalist genoteerd. Alle presentatoren en journalisten van de beide programma’s werden opgelijst en er kon gekozen worden voor de presentator die het interview afnam. (1=Twan Huys, 2=Joost Karhof, 3=Marielle Tweebeke, 4=Annechien Steenhuizen, 5=Judy Woodruff, 6=Gwenn Ifill,7= Hari Sreenivasan,8=Jim Lehrer, 9=Margaret Warner, 10=Kwame Holman, 11=Jeffery Brown, 12=Ferry Mingelen, 13=Meerdere interviewers).

(17)

17

Voor de Nederlandse politici werd gecodeerd of ze tot een linkse, rechtse of middenpartij behoorden ( 4=NL: Links, 5=NL: Rechts, 6=NL: Midden). Volgens ProDemos (2012) worden tot linkse partijen de SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren, PvdA, 50+ en de ChristenUnie gerekend. Tot de rechtse partijen behoorden de VVD en de SGP. Middenpartijen zijn het CDA, D66 en de PVV.

Intercodeurbetrouwbaarheid

Er werd een codeboek opgesteld met duidelijke uitgebreide operationaliseringen, om zo de validiteit van de concepten te garanderen. Na twee officiële proefcoderingen waarbij drie codeurs ieder een aantal items (N=20) codeerden op bovenstaande variabelen werd vervolgens de intercodeurbetrouwbaarheid berekend. Na een aantal herhalingen van dit proces omdat het voorheen nog onvoldoende betrouwbaar was, varieerde deze uiteindelijk bij de variabelen van 0,700 tot 1, wat betekent dat deze variabelen betrouwbaar zijn. Alle variabelen met hun Alpha zijn te vinden in de bijlage.

Resultaten

H1:In de Verenigde Staten is de interviewer langer aan het woord dan in Nederland.

De interviewer was in de uitzendingen van Nieuwsuur gemiddeld 30,36% van het totale interview aan het woord (SD=7,29), tegenover een spreektijd van 26,34% van de interviewers van PBS Newshour (SD=5,86). Dit verschil is significant met een middelmatig effect t(58)=2,35, p<0,05, CI[0,60, 7,44], d=0,61. H1 verwachtte dat de interviewer in de V.S, langer aan het woord zou zijn. Dit is echter niet het geval, aangezien de interviewer in Nederland gemiddeld 3,98% langer aan het woord is per interview. Met deze informatie kan H1 verworpen worden.

Aangezien iedere journalist een andere interviewstijl hanteert, is er reden om aan te nemen dat de individuele journalist effect heeft op de spreektijd van de journalist. Uit de lineaire regressieanalyse blijkt inderdaad dat niet alleen nieuwsuitzending, maar ook de individuele journalist de spreektijd van de journalist voorspelt, F(8,51) =3,32, p<0,05. De individuele journalist en nieuwsuitzending voorspellen samen voor 34,2% de spreektijd van de interviewer. Onderstaande tabel laat zien dat er significante verschillen waren tussen journalisten. Als meerdere interviewers het interview afnamen in de V.S., was de spreektijd van de interviewer het langst (M=28,92, SD=4,23).

(18)

18

Tabel 1: Lineaire regressie met nieuwsuitzending en journalist als onafhankelijke

variabele en spreektijd journalist (H1) als afhankelijke.

*** = p < .001, ** = p < .01, * = p < .05, + = p < .10

H2: In de Verenigde Staten stelt de interviewer meer gesloten vragen dan open vragen in vergelijking met Nederland.

Uit het huidige onderzoek blijkt dat er weinig verschil was in hoe vaak een interviewer een open vraag stelde. Bij Nieuwsuur gebeurde dit 0,50 keer per minuut (SD=0,33) en voor Newshour was dit 0,48 keer per minuut (SD=0,21). Er is dus geen significant verschil tussen de beide landen en de hoeveelheid open vragen die er gesteld worden t(48,24)=0,23, p=0,82, CI[-0,13, 0,16].

Er was wel een significant verschil in de hoeveelheid gesloten vragen die een interviewer stelde. In Nieuwsuur werden er gemiddeld 1,11 gesloten vraag per minuut gesteld (SD=0,49)

Onafhankelijke variabele

Spreektijd journalist (H1)

Coef S.E.

Nieuwsuitzending -5,45* (2,35)

NL Journalist (Ref. Twan Huys)

NL Joost Karhof -5,70 (3,15) NL Marielle Tweebeeke -7,88** (2,45) NL Ferry Mingelen -5,10 (6,21) VS Judy Woodruff -3,31 (2,69) VS Gwen Ifill -5,15 (2,96) VS Kwame Holmann -11,49* (4,59) VS Jeffery Brown 3,03 (6,21)

VS Journalist (Ref. Meerdere journalisten)

(19)

19

tegenover slechts 0,44 gesloten vragen per minuut bij Newshour (SD=0,22). Dit verschil is significant met een zeer sterk effect t(39,91)=6,65, p<0,01, CI[0,47, 0,87], d=1,76.

We kunnen dus zeggen dat interviewers van Nieuwsuur over het algemeen meer vragen stellen, maar in het bijzonder meer gesloten vragen stellen dan bij PBS Newhour.. Concluderend laten de interviewers van PBS Newshour de geïnterviewde langer aan het woord. H2 wordt dus verworpen. Hierbij valt op dat dit nog steeds redelijk laag is en de politicus lang de tijd krijgt om te antwoorden

Figuur 1. Open en gesloten vragen.

H3: In Nederland stelt de journalist meer kritische vragen aan de geïnterviewde politicus dan in de Verenigde Staten.

De interviewers van het Nederlandse Nieuwsuur stelden gemiddeld 0,08 kritische vragen per minuut (SD=0,12) en bij het Amerikaanse Newshour was dit 0,05 per minuut (SD=0,07). Dit kleine verschil was niet significant t(58)=1,40, p=0,17, CI[-0,02, 0,09]. De hypothese dat in Nederland meer kritische vragen gesteld worden, moet dus worden verworpen, maar de resultaten gaan wel in de verwachte richting.

H4: In Nederland onderbreekt de presentator de geïnterviewde politicus vaker dan in de interviews in de Verenigde Staten.

De interviewers van Nieuwsuur onderbreken hun gasten gemiddeld meer dan hun Amerikaanse collega’s dat doen. Bij PBS Newshour lagen de onderbrekingen slechts op 0,13

0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2

Gesloten vragen per minuut

Open vragen per minuut

PBS Newshour Nieuwsuur

(20)

20

keer per minuut (SD=0,17) tegenover 0,80 per minuut bij Nieuwsuur (SD=0,40). Dit verschil is een zeer groot significant effect t(39,14)=8,44, p<0,001, CI[0,51, 0,83], d=2,18. Met deze resultaten kunnen we H4 aannemen, dat er in Nederlandse interviews meer onderbroken wordt dan in de Verenigde Staten.

Figuur 2. Onderbrekingen en kritische vragen.

H5: In Nederland worden er in het politieke interview meer vragen met een ontkenning gesteld door de interviewer in vergelijking met de Verenigde Staten.

Een indicator van het geven van een eigen mening was het stellen van een vraag met een ontkenning, bijvoorbeeld: ‘’Meneer Kamp, is het niet zo dat dit uw verantwoordelijkheid was?’’ . In politieke interviews in beide landen werd weinig ontkenning in de vraagstelling gebruikt. In Nederland was dit slechts 0,05 per minuut (SD=0,08) en in Amerika lag dit gemiddelde nog lager, op 0,02 (SD=0,05). Dit is geen significant verschil t(45,99)=1,66, p=1,03, CI[-0,01, 0,06]. Dit betekent dat journalisten in beide landen op deze manier weinig hun mening laten doorschemeren.

H6: In Nederland worden er in het politieke interview meer self-referencing questions gesteld door de interviewers in vergelijking met de Verenigde Staten.

Vragen zoals ‘’Meneer Rutte, ik vroeg me af waarom u zo gehandeld heeft?’’ kwamen weinig voor. De zogenaamde self-referencing questions waarin interviewers naar zichzelf verwijzen waren zeer schaars. In Nieuwsuur gebeurde dit 0,09 keer per minuut (SD=0,13) en bij PBS Newshour was dit gemiddeld 0,19 keer per minuut (SD=0,17). Dit verschil tussen deze programma’s was niet significant t(58)=-2,56, p=0,013, CI[-0,18, -0,21]. Ook op deze

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9

Onderbrekingen Kritische vragen

PBS Newshour Nieuwsuur

(21)

21

indicator van de eigen mening van de journalist werd dus heel laag gescoord, waar we uit kunnen concluderen dat de interviewer in weinig interviews zijn eigen mening laat weten door zichzelf te noemen.

H7: In Nederland wordt de rechtse politicus vaker onderbroken door de interviewer, dan een politicus van een midden- of linkse partij.

Van alle Nederlandse interviews zijn er op deze manier negen rechtse politici, twaalf linkse en negen politici van een middenpartij geïnterviewd.

Uit een eenwegs-variantieanalyse bleek dat er geen significant effect is van de politieke stroming op het aantal onderbrekingen die de interviewer maakte, F(2,27)=1,93, p=0,164. Linkse politici werden gemiddeld het meest onderbroken (M=0,97, SD=0,47), daarna de rechtse politici (M=0,70, SD=0,29) en het minst onderbroken werden politici van middenpartijen (M=0,67, SD=0,34). H7 wordt daarom verworpen en er kan geconcludeerd worden dat de politieke stroming van de geïnterviewde geen verschil geeft.

H8: In Nederland stelt de interviewer meer kritische vragen aan een rechtse politicus dan aan een politicus van een midden- of linkse partij.

Er werd ook een eenwegs-variantieanalyse uitgevoerd om het verschil in kritische vragen te onderzoeken. Hieruit bleek wederom dat er geen significant verschil was tussen het aantal kritische vragen die de interviewer per minuut stelde en de politiek stroming van de geïnterviewde F(2,27)=0,43, p=0,663. Rechtse politici kregen gemiddeld de meeste kritische vragen(M=0,11, SD=0,15), daarna de linkse politici (M=0,09, SD=0,12) en het minst vaak de politici die tot een middenpartij behoorden (0,05, SD=0,09). H8 wordt hierom verworpen, hoewel de resultaten wel in de lijn der verwachting lagen.

Conclusie en discussie

Het doel van deze thesis was om antwoord te geven op de vraag in hoeverre er een verschil was in de rol van de journalist in het televisie-interview tussen Nederland en de V.S. Zoals reeds besproken in de inleiding is het belangrijk dat dit onderzoek gedaan wordt omdat uit onderzoek is gebleken dat televisie-interviews met politici van groot belang zijn voor de uiteindelijke keuze van de kiezers (Huls & Varwijk, 2011). Media kunnen namelijk directe effecten hebben op de politieke opinies van de ontvangers en de journalist kan hier een grote rol in spelen. Als de interviewer duidelijk kritisch is of een bepaalde toon heeft tegenover een

(22)

22

politicus kan dit invloed hebben op de opinie van de kiezer. En het televisie-interview is hiervoor een goede manier om te onderzoeken omdat dit vaak een vorm van journalistiek is die niet gerepeteerd en geëdit is, maar live en spontaan (Adams & Ferber, 1977).

Er werden in deze thesis acht hypothesen geformuleerd op basis van de huidige literatuur. Er is bewijs gevonden om een aantal hypothesen aan te nemen, maar er waren ook resultaten die in strijd waren met de besproken literatuur en deze hypothesen zijn verworpen. Uit dit onderzoek bleek dat in Nederlandse interviews de geïnterviewde van de interviewer minder ruimte kreeg: hij kreeg minder spreektijd en kreeg meer vragen voorgeschoteld. In Nederland namen de journalisten ook meer de rol van waakhond aan: er werden meer kritische vragen gesteld en er werd vaker onderbroken. In beide landen lieten de interviewers weinig hun mening doorschemeren. Er was geen verschil in politieke stroming van de geïnterviewde op het aantal kritische vragen en onderbrekingen.

Er werd verwacht dat journalisten in het Amerikaanse televisie-interview langer aan het woord waren dan in Nederland. Er bleek een significant verschil te zijn in de spreektijd van de journalist tussen de beide landen, echter de hypothese dat Amerikaanse interviewers langer aan het woord waren, moest verworpen worden aangezien Nederlandse journalisten gemiddeld langer spraken. Onderzoek dat gedaan is gedaan eind vorige eeuw die bewees dat de V.S. steeds relatief langer aan het woord is (Blumler and Gurevitch, 1998; Steele & Barnhurst, 1996), is dus niet in lijn met dit onderzoek. De resultaten zijn wel in overeenstemming met onderzoek van De Vreese (2001), wat betoogt dat in Nederland de tijd dat de journalist zijn commentaar geeft sterk is toegenomen. Het is belangrijk hierbij te vermelden dat de individuele interviewer ook een significant effect had op de spreektijd van de journalist.

De tweede hypothese veronderstelde dat er in de Verenigde Staten meer open dan gesloten vragen gesteld werden in vergelijking met Nederland. Het onderzoek van Gnisci & Bonaiuto (2003) werd bevestigd dat er in beide landen meer gesloten dan open vragen worden gesteld in een interview. Uit dit onderzoek bleek dat er weinig verschil was in het aantal open vragen die er gesteld werden, maar in de hoeveelheid aan gesloten vragen was wel een groot verschil. In Nederland gebeurde dit significant vaker en gaf de geïnterviewde op deze manier minder ruimte om langer te praten dan de Amerikaanse politicus. Dat de Amerikaanse interviewer minder tussenbeide kwam, is niet in lijn met de verwachting dat er in de V.S. een grotere

(23)

23

cultuur van journalistieke interventie heerst (Esser, 2008; Cushion, Rodger, & Lewis, 2014, Strömback & Dimitrova, 2011).

De derde hypothese veronderstelde dat Nederlandse politici meer kritische vragen voorgeschoteld kregen van de interviewer dan hun Amerikaanse collega’s. De uitkomsten van dit onderzoek lagen in de lijn der verwachting omdat dit inderdaad het geval was, hoewel de verschillen zeer klein waren. Het verschil was niet significant, dus H3 moest verworpen worden. Dat er geen significant verschil in kritische vragen was, komt overeen met het onderzoek van Hanitzsch (2011), dat journalisten over de hele wereld het controleren van de overheid als een van de belangrijkste taken zien en er zeer weinig verschil is tussen de landen.

In hypothese vier werd verondersteld dat in Nederlandse interviews meer onderbrekingen voorkwamen dan in de V.S. Er was inderdaad een groot significant verschil te vinden: in Nederlandse interviews werd veel vaker onderbroken per minuut. Deze bevindingen zijn in lijn met onderzoek dat de Amerikaanse journalist zijn rol als waakhond minder belangrijk vindt (Clayman & Heritage, 2002b; Clayman et al., 2007).

H5 en H6 gingen over hoeveel de journalisten naar zichzelf refereerden en hoe vaak ze een vraag met ontkenning gebruikten. Voor beide hypothesen werd verondersteld dat dit hoger zou liggen in Nederland dan in de V.S. Dit verschil voor deze beide hypothesen bleek echter niet significant. Een verklaring hiervoor is dat de hypothesen zijn gevormd aan de hand van de studie van Esser & Umbricht (2013, 2014) dat er in de V.S. minder gebruikt wordt gemaakt van opiniërende journalistiek dan in landen met hetzelfde mediasysteem als Nederland. Dit onderzoek is echter gedaan onder kranten en dit is klaarblijkelijk niet te generaliseren naar televisie. Dat Nederlandse interviewers zeer weinig gebruikt maakten van opiniërende vraagstelling, is conform met de huidige rolopvatting van de Nederlandse journalisten dat het overdragen van neutrale informatie voorop staat (Arntz, 2006).

Hypothese zeven en acht richtten zich specifiek op Nieuwsuur. De hypothesen dat in Nederlandse televisie-interviews de rechtste politici vaker werden onderbroken en er meer kritische vragen kregen voorgeschoteld, werden verworpen. De verschillen tussen de partijen waren niet significant. Linkse partijen werden zelfs het meest onderbroken. Rechtse politici kregen wel het meest kritische vragen, hoewel dit verschil zeer klein was. Deze kleine verschillen kunnen duiden op het objectieve en onpartijdige karakter die Nederlandse journalisten tegenwoordig hanteren, nadat de ontzuiling de sterke banden van omroepen met de politieke partijen deed verdwijnen (Brants & Van Praag, 2006; Huls & Varwijk, 2011).

(24)

24

Bovendien duiden deze resultaten erop dat Nieuwsuur inderdaad een onafhankelijke actualiteitenrubriek is, zoals ze zichzelf profileren

Beperkingen

Er zitten uiteraard er ook een aantal beperkingen aan deze studie. Ten eerste zorgde een kleiner aantal aan televisie-interviews bij Newshour voor een vrij lage sample. Voor het totale onderzoek zijn slechts 30 interviews geanalyseerd per programma. Dit had voor de vergelijking tussen politieke stromingen vooral invloed op de resultaten. Aangezien er op deze manier maar tien politici per politieke stroming aan het woord kwamen, zorgde dit ervoor dat uitschieters gemiddelde resultaten kunnen vertekenen. Het feit dat er bij PBS minder interviews plaatsvinden, kan ook duiden op een andere structuur van het programma, wat ervoor zorgt dat de vergelijking minder juist is tussen deze programma’s. Verder werden in deze studie ook oud-politici tot politici gerekend, terwijl dit wel degelijk verschilt van een politicus. Omdat een oud-politicus geen huidig beleid moet verantwoorden, is het zeer aan te nemen dat de interviewer milder is.

Verder kwam het bij Newshour geregeld voor dat meerdere interviewers het interview afnamen. Bij Nieuwsuur was er per interview altijd slechts één interviewer. Uit de resultaten bleek dat de individuele journalist een significant effect had op spreektijd van de journalist en dat wanneer er in de V.S. meerdere journalisten aan het woord waren, de spreektijd van de journalist het langste was. De individuele interviewer bleek dus invloed te hebben. Doordat in de V.S. deze interviewvorm wel en in Nederland dit niet voorkwam, is de vergelijking hiertussen niet geheel juist omdat niet hetzelfde gemeten wordt.

Tot slot bleek uit de resultaten dat de Nederlandse politici veel vaker onderbroken werden dan hun Amerikaanse collega’s. Een verklaring hiervoor is dat op 23 april 2012 in Nederland het kabinet viel en Rutte zijn ontslag van het kabinet aanbood die tot dan toe regeerde als gedoogconstructie met steun van de PVV. Hierna regeerde een demissionair kabinet tot 5 november 2012. Dit zorgde voor veel commotie in de Nederlandse politiek, waardoor de Nederlandse journalisten zich wellicht anders en meer kritisch gedroegen in vergelijking met andere jaren, wat slecht is voor de generalisatie van de verkregen resultaten uit dit onderzoek.

Vervolgonderzoek

Uit de resultaten bleek dat er een verschil is tussen de landen op een aantal punten, waaruit een aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek voorkomen. Zo is het aan te raden om ook

(25)

25

een land uit het Mediterranean model van Hallin en Manchini te onderzoeken en deze drie mediasystemen met elkaar te vergelijken. Op deze manier worden alle mediasystemen uit deze theorie onderzocht wat voor generaliseerbaarheid naar andere landen toe nuttig is.

Dit onderzoek trachtte het verschil in de rol van de journalist in het verkiezingsjaar van 2012 te onderzoeken. Echter, dit onderzoek is gehouden over heel 2012. Wat de periode voor, na en tijdens de verkiezingen behelst. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op een korte tijd voor de verkiezingen, om op deze manier echt iets te kunnen concluderen over de verkiezingsperiode. In de weken voor de verkiezingen komen televisie-interviews vaker voor en zijn ze een belangrijk middel om de grote groep zwevende kiezers over te halen (Huls & Varwijk, 2011).

Tot slot bleek dat er geen verschil was in de kritische vragen en onderbrekingen tussen linkse en rechtse politici. Interessant vervolgonderzoek zou zijn om dit onderzoek ook uit te voeren bij actualiteitenprogramma’s ten tijde van de verzuiling, om te kijken of de duidelijke banden tussen de media en de politiek toen wel verschil gaven in kritische vragen en onderbrekingen tussen links en rechts. Ook zou het interessant zijn om dit onderzoek bij commerciële programma’s uit te voeren. Een publieke zender wordt namelijk geacht om neutraal, objectief, informatief en educatief te zijn, terwijl een commercieel programma zijn eigen agenda mag bepalen. En zoals het voorbeeld uit de inleiding al bewees, de rol van de interviewer kan in grote mate verschillen tussen programma’s.

(26)

26 Literatuur

Aalberg, T., Aelst, P. van, & Curran, J. (2010). Media Systems and the Political Information

Environment: A Cross-National Comparison. The International Journal of

Press/Politics, 15(3), 255–271. http://doi.org/10.1177/1940161210367422

Adams, W. C., & Ferber, P. H. (1977). Television interview shows: The politics of visibility.

Journal of Broadcasting, 21(2), 141–151. http://doi.org/10.1080/08838157709363824 Arntz, K. (2006). Journalistiek in Duitsland en in Nederland. Een empirische vergelijking van

twee journalistieke culturen. Van quatsch en kwaliteit: Nederlandse en Duitse media

en hun cultuurverschillen, 65.

Baum, M. A., & Jamison, A. S. (2006). The Oprah Effect: How Soft News Helps Inattentive

Citizens Vote Consistently. The Journal of Politics, 68(4), 946–959.

Beattie, G. W., Cutler, A., & Pearson, M. (1982). Why is Mrs Thatcher interrupted so often?

Nature, 300(5894), 744–747. http://doi.org/10.1038/300744a0

Benoit, W. L., & Hansen, G. J. (2001). Presidential debate questions and the public agenda.

Communication Quarterly, 49(2), 130–141. http://doi.org/10.1080/01463370109385621

Berelson, B. (1952). Content analysis in communication research. New York, NY, US: Free

Press.

Blumler, J. G., & Gurevitch, M. (1998) ‘Campaign Journalism at the BBC, 1997’, pp. 176–

94. In Crewe, I., Gosschalk, B., & Bartle, J. (Red.) Why Labour Won the General

Election of 1997. London: Frank Cass.

Brants, K., & Van Praag, P. (2006). Signs of media logic half a century of political

(27)

27

Bull, P. (1994). On identifying questions, replies, and non-replies in political

interviews. Journal of Language and Social Psychology, 13(2), 115-131.

Bull, P., & Mayer, K. (1988). Interruptions in political interviews: A study of Margaret

Thatcher and Neil Kinnock. Journal of Language and Social Psychology, 7(1), 35-46.

Caprara, G. V., & Zimbardo, P. G. (2004). Personalizing Politics: A Congruency Model of

Political Preference. American Psychologist, 59(7), 581–594.

Clayman, S., & Heritage, J. (2002a). The news interview: Journalists and public figures on

the air. Cambridge University Press.

Clayman, S. E., & Heritage, J. (2002b). Questioning Presidents: Journalistic Deference and

Adversarialness in the Press Conferences of U.S. Presidents Eisenhower and Reagan.

Journal of Communication, 52(4), 749–775. http://doi.org/10.1111/j.1460-2466.2002.tb02572.x

Clayman, S. E., Heritage, J., Elliott, M. N., & McDonald, L. L. (2007). When Does the

Watchdog Bark? Conditions of Aggressive Questioning in Presidential News

Conferences. American Sociological Review, 72(1), 23–41.

Curran, J., Iyengar, S., Lund, A. B., & Salovaara-Moring, I. (2009). Media System, Public

Knowledge and Democracy A Comparative Study. European Journal of

Communication, 24(1), 5–26. http://doi.org/10.1177/0267323108098943

Cushion, S., Rodger, H., & Lewis, R. (2014). Comparing levels of mediatization in television

journalism: An analysis of political reporting on US and UK evening news bulletins.

International Communication Gazette, 76(6), 443–463. http://doi.org/10.1177/1748048514533860

Cushion, S., & Thomas, R. (2013). The Mediatization of Politics Interpreting the Value of

(28)

28 International Journal of Press/Politics, 18(3), 360–380.

http://doi.org/10.1177/1940161213484522

De Vreese. (2001). Election coverage - new directions for public broadcasting: The

Netherlands and beyond. European Journal of Communication, 16(2), 155–179.

Eshbaugh-Soha, M. (2013). Presidential Influence of the News Media: The Case of the Press

Conference. Political Communication, 30(4), 548–564.

http://doi.org/10.1080/10584609.2012.737438

Esser, F. (2008). “Dimensions of political news cultures: Sound bite and image bite news in France, Germany, Great Britain and the United States.” The International Journal of

Press/Politics, 13(4), 401–28. doi: 10.1177/1940161208323691

Esser, F. (2013). Mediatization as a Challenge: Media Logic Versus Political Logic. In H.

Kriesi, S. Lavenex, F. Esser, J. Matthes, M. Bühlmann & D. Bochsler (Red.),

Democracy in the Age of Globalization and Mediatization. Basingstoke: Palgrave Macmillan.

Esser, F., & Umbricht, A. (2013). Competing models of journalism? Political affairs coverage

in US, British, German, Swiss, French and Italian newspapers. Journalism, 14(8),

989-1007.

Esser, F., & Umbricht, A. (2014). The Evolution of Objective and Interpretative Journalism in

the Western Press Comparing Six News Systems since the 1960s. Journalism & Mass

Communication Quarterly, 91(2), 229–249. http://doi.org/10.1177/1077699014527459

Fink, K., & Schudson, M. (2014). The rise of contextual journalism, 1950s–2000s.

(29)

29

Gnisci, A., & Bonaiuto, M. (2003). Grilling Politicians Politicians' Answers to Questions in

Television Interviews and Courtroom Examinations. Journal of language and social

psychology, 22(4), 385-413.

Gnisci, A., Dalen, A. V., & Conza, A. D. (2014). Interviews in a Polarized Television Market:

The Anglo-American Watchdog Model Put to the Test. Political Communication,

31(1), 112–130. http://doi.org/10.1080/10584609.2012.747190

Hallin, D.C. (2011). Postmodernism, Neoliberalism and Convergence: The Transformation of

Journalism as a Social Institution. Paper gepresenteerd op de Journalistic Reorientations conference, Bergen, 2-4 November, 2011.

Hallin, D.C., & Mancini, P. (2004). Comparing media systems: Three models of media and

politics. Cambridge: Cambridge University Press.

Hanitzsch, T., Hanusch, F., Mellado, C., Anikina, M., Berganza, R., Cangoz, I., ... & Virginia

Moreira, S. (2011). Mapping journalism cultures across nations: A comparative study

of 18 countries. Journalism Studies, 12(3), 273-293.

Hopmann, D. N., Vliegenthart, R., Vreese, C. D., & Albæk, E. (2010). Effects of Election

News Coverage: How Visibility and Tone Influence Party Choice. Political

Communication, 27(4), 389–405. http://doi.org/10.1080/10584609.2010.516798 Huls, E. (2013). Politieke partijdigheid in talkshowgesprekken: Een co-constructie van

verschillende partijen in de setting?. R. Boogaart & H. Jansen (Red.), Studies in

Taalbeheersing, 4.

Huls, E., & Varwijk, J. (2011). Political bias in TV interviews. Discourse & Society, 22(1),

48–65. http://doi.org/10.1177/0957926510382836

Kammer, A. (2014). The mediatization of journalism. MedieKultur: Journal of media and

(30)

30

Kijk-, luister- en internetcijfers. Geraadpleegd op 9 mei, 2016, van

https://over.nos.nl/jaarverslag2012/nos-cijfers/22-kijk-luister-en-internetcijfers/

Leech, B. L. (2002). Asking Questions: Techniques for Semistructured Interviews. PS:

Political Science and Politics, 35(4), 665–668.

McNair, B. (2000). Journalism and democracy. London: Routledge.

Manheim, J. B. (1979). The Honeymoon’s Over: The News Conference and the Development of Presidential Style. The Journal of Politics, 41(1), 55–74.

http://doi.org/10.2307/2129594

Mazzoleni, G. (2008). Populism and the Media. In D. Albertazzi & D. McDonnell (Eds.),

Twenty-First Century Populism (pp. 49–64). Palgrave Macmillan UK. http://link.springer.com/chapter/10.1057/9780230592100_4

Mazzoleni, G., & Schulz, W. (1999). “Mediatization” of Politics: A Challenge for

Democracy? Political Communication, 16(3), 247–261.

http://doi.org/10.1080/105846099198613

Network News: A Year of Change and Challenge at NBC. Geraadpleegd op 9 mei, 2016, van

http://www.stateofthemedia.org/2013/network-news-a-year-of-change-and-challenge-at-nbc/

Patterson, T. E. (1993). Out of order: How the decline of the political parties and the growing

power of the news media undermine the American way of electing presidents. New

York: Alfred Knopf.

ProDemos (2012). Politiek in Nederland: Basisinformatie over democratie en bestuur.

HooibergHaasbeek, Meppel.

Sabato, L. (1991). Feeding frenzy: How attack journalism has transformed American politics.

(31)

31

Steele, C. A., & Barnhurst, K. G. (1996). The journalism of opinion: Network news coverage

of US presidential campaigns, 1968–1988. Critical Studies in Media

Communication, 13(3), 187-209.

Strömbäck, J., & Dimitrova, D. V. (2011). Mediatization and Media Interventionism: A

Comparative Analysis of Sweden and the United States. The International Journal of

Press/Politics, 16(1), 30–49. http://doi.org/10.1177/1940161210379504

Tannen, D. (2012). The argument culture: Moving from debate to dialogue. Ballantine Books

Van Aelst, P. V., & Vliegenthart, R. (2014). Studying the Tango. Journalism Studies, 15(4),

392–410. http://doi.org/10.1080/1461670X.2013.831228

Van der Sas, E. (2016, 23 februari). NOS-hoofdredacteur Gelauff: “Geen afspraken met

Wilders over inhoud interview.” Geraadpleegd van http://www.hpdetijd.nl/2016-02-23/nos-hoofdredacteur-gelauff-geen-afspraken-met-wilders-over-inhoud-interview/

Voltmer, K. (2000). Structures of diversity of press and broadcasting systems: The

institutional context of public communication in Western democracies (Discussion Papers, Research Unit: Institutions and Social Change No. FS III 00-201). Social

Science Research Center Berlin (WZB).

Walter, A. S., & Vliegenthart, R. (2010). Negative Campaigning across Different

Communication Channels: Different Ball Games? The International Journal of

Press/Politics, 15(4), 441–461. doi:10.1177/1940161210374122

Wagendorp, B. (2016, 23 februari). De journalistiek weet nog altijd niet om te gaan met

Wilders. De Volkskrant. Geraadpleegd van

http://www.volkskrant.nl/opinie/de-journalistiek-weet-nog-altijd-niet-om-te-gaan-met-wilders~a4249808/

Wijfjes, H. (2006). Nieuwe wegen voor de publieke omroep in Vlaanderen en Nederland. Ons

(32)

32 Bijlage 1. Tabel intercodeurbetrouwbaarheid.

Figuur 3. Intercodeurbetrouwbaarheid.

Variabele Krippendorff’s Alpha

Programma Naam politicus Partij 1 1 1 Naam journalist 0,916 Lengte interview 0,790

Journalist aan het woord 0,885

Onderbrekingen 0,754

Open vragen 0,846

Gesloten vragen 0,700

Vragen met ontkenning 0,756

Self referencing questions 0,759

(33)

33 Bijlage 2. Codeboek. Datum Datum in dd-mm-jjjj Programma (1) Nieuwsuur (2) PBS Newshour

D1: Politieke stroming politicus

(1) VS: Republikein (2) VS: Democraat (3) VS: Onafhankelijk (4) NL: Links (5) NL: Rechts (6) NL: Midden (7) NL: Anders (8) VS: Anders

Nederlandse linkse partijen:

SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren, PvdA, 50+ en de ChristenUnie

Nederlandse rechtste partijen:

VVD en SGP

Nederlandse midden partijen: CDA, D66, PVV D2: Naam journalist: 1: Twan Huys 2: Joost Karhof 3: Mariëlle Tweebeke 4: Annechien Steenhuizen

(34)

34 5: Judy Woodruff 6: Gwenn Ifill 7: Hari Sreenivasan 8: Jim Lehrer 9: Margaret Warner 10: Kwame Holman 11: Jeffery Brown 12: Ferry Mingelen 13. Meerdere interviewers

D3: Hoe lang duurt het interview?

Het interview wordt gemeten in minuten en seconden. Vanaf de inleiding van de journalist tot aan het laatste woord.

D4: Hoe lang is de journalist aan het woord?

De gehele spreektijd van de journalist wordt gemeten in minuten en seconden van het begin tot aan het einde van het interview. Dit betekent ook dat de introductie en het afsluitende praatje van de journalist meegeteld wordt. Als een journalist de geïnterviewde onderbreekt, telt dit ook mee. Echter, als een journalist slechts een paar woorden spreekt als: ‘’ehm maar’’, of ‘’dankjewel’’, telde dit niet mee als spreektijd.

Vragen D5 t/m D10 worden geturfd hoe vaak deze soorten vragen voorkomen. Een vraag telt pas als het eindigt met een vraagteken. Bijvoorbeeld: ‘’Meneer Samsom, het woord is aan u’’ is geen vraag.

Bij een vraag die gesteld wordt, kunnen meerdere categorieën worden aangevinkt. Een vraag als: ‘’Is het niet zo dat ik gelijk heb als ik vraag dat u het niet met elkaar eens bent?’’ kan geturfd worden in de categorieën: D7, D8 en D9.

D5: Hoe vaak onderbreekt de journalist de geïnterviewde in het totale interview?

Er is sprake van een onderbreking als de journalist tussen het betoog van de politicus komt met een vraag of een onderbreking, er wordt door de interviewer door de politcus heen gepraat. Een tussenwerpsel als ‘’oke’’ of ‘’hmmm’’ telt niet als onderbreking. Een vraag ter verduidelijking telt wel als onderbreking. Bijvoorbeeld: ‘’We hebben het nog steeds over

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De bovenstaande centralevraag wordt beantwoord en verklaart door een literatuurstudie en een onderzoek, waarvoor van 40 Nederlandse en 40 Amerikaanse bedrijven is

Voor een aantal cultivars is gebleken dat het mogelijk is om in de eerste twee weken van de koeling een hogere temperatuur (22°C) aan te houden zonder nadelige effecten op het

Doormiddel van het vergelijken van de geselecteerde artikelen op een aantal inhoudelijke aspecten, kan bepaald worden of onderzoekers uit beide landen wellicht van

The hypothesis was that dioxin-like compounds are present on a platinum mine due to thennal processes associated with platinum mining, and that the H4IIE reporter gene bio-assay can

In de Amerikaanse cultuur heeft men, zoals bekend, gekozen voor consti- tutionele beperkingen die door de rechter worden gehandhaafd: de rechter heeft het toetsingsrecht,

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

De verplichte bijeenroeping van de algemene vergadering: beoordeling en afweging ten opzichte van andere actiemiddelen.. Het vraagrecht

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor