• No results found

Welk type crisis is bestand tegen de gekleurde bril van de media? : een inhoudsanalyse naar het verband tussen het type crisis en de frames die worden gebruikt in Nederlandse dagbladen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welk type crisis is bestand tegen de gekleurde bril van de media? : een inhoudsanalyse naar het verband tussen het type crisis en de frames die worden gebruikt in Nederlandse dagbladen"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Welk type crisis is bestand tegen de

gekleurde bril van de media?

Een inhoudsanalyse naar het verband tussen het type crisis en de frames die worden gebruikt in Nederlandse dagbladen

Bachelor Thesis

Jona ter Meulen (10623787)

Begeleiders: Jelle Boumans, Alma van den Berg Afstudeerproject Corporate Communicatie 06/06/2016

(2)

Abstract: Afgelopen jaren zijn er diverse onderzoeken gepubliceerd over frames die worden gebruikt in de media (De Vreese, 2005; Gamsom & Modigliani, 1989; Semetko, & Valkenburg, 2000). Er is echter weinig tot geen onderzoek gedaan naar de manier van framing, indien er sprake is van een crisissituatie bij een organisatie (Coombs, 2007). In dit onderzoek is gekeken naar drie typen crises en hoe deze worden geframed in de Nederlandse dagbladen. Er is specifiek gekeken of de oorzaak van de crisis (intern/extern), ofwel in welke mate de organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis, verband heeft op de gebruikte frames. Tevens is hierbij onderscheid gemaakt tussen kwaliteits- en sensatiekranten. Dit is onderzocht aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse, waarbij 209 krantenartikelen zijn geanalyseerd. Uit het onderzoek komt een resultaat naar voren, die aan de hand van het type crisis kan voorspellen welke frames er worden gebruikt in de Nederlandse dagbladen. Wanneer een organisatie in hoge mate verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis (preventable crisis), is de kans groot dat er gebruik wordt gemaakt van het responsibility-frame, economic-frame en blame-frame. Wanneer een organisatie gematigd of niet verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis (accidental- en victim crisis) is de kans het grootst dat er gebruik gemaakt wordt van een explain-frame en human-interest-frame. Tot slot zijn er in dit onderzoek weinig tot geen significante resultaten naar voren gekomen, over de wijze waarop kwaliteits- versus sensatiekranten een crisis framen in de Nederlandse dagbladen. Dit betekent dat er geen verschil is gevonden in de manier waarop kwaliteits- versus sensatiekranten het nieuws over een type crisis framen.

(3)

1. Inleiding

“Libor-zaak ‘schokkend’, toch gaat Rabo vrijuit” (NRC Handelsblad, 2015), “Japanse regering grijpt in bij Fukushima” (De Telegraaf, 2013, p.11) en “Toyota roept wéér miljoenen auto’s terug” (Volkskrant, 2012, p.22). Een verzameling aan krantenkoppen, afkomstig uit het NRC Handelsblad, de Telegraaf en de Volkskrant, over organisaties die de afgelopen vijf jaar in een crisissituatie terecht zijn gekomen. De afgelopen jaren is er in kranten veel geschreven over een crisis bij grote organisaties. De manier waarop een organisatie in tijden van crisis wordt weergegeven in de media kan van invloed zijn op de reputatie van de organisatie (Coombs, 2007; Seeger, Sellnow & Ulmer, 2001). Signaalwoorden als schokkend, grijpt in en wéér, gebuikt in bovenstaande krantenkoppen, kunnen ervoor zorgen dat de lezers het probleem of de organisatie op die manier zien, zoals de journalist heeft bedoeld. Wanneer journalisten een crisis in krantenberichten verwerken, kunnen zij dit in een bepaald frame weergeven. De Vreese (2005) omschrijft framing als: “een proces, waarbij bepaalde aspecten uit de waargenomen werkelijkheid worden geselecteerd om meer te laten opvallen. Dit wordt gedaan door het gebruiken van specifieke taal, om zo de gewenste emoties en wereldbeelden aan te wakkeren. Het effect dat nieuwsframes hebben is afhankelijk van de voorkennis met betrekking tot het onderwerp van het individu” (De Vreese, 2005, p.52). Het proces van framing bepaalt dan ook niet waarover mensen denken, maar meer hoe wij over bepaalde onderwerpen denken. Om in tijden van crisis reputatieschade te voorkomen, is het volgens Coombs (2007) van belang zo gunstig mogelijk in de media te komen. Mensen zijn in de media op zoek naar bepaalde informatie (over bijvoorbeeld een crisis) en nemen de gebruikte nieuwsframes over, om met deze kennis vervolgens een eigen perceptie te vormen (Gamsom & Modigliani, 1989).

Naast het feit dat de media de berichtgeving framen is het volgens Coombs (2007) ook belangrijk dat organisaties hun communicatie in tijden van crisis framen. Wanneer een organisatie dit niet op de juiste manier doet, kan de communicatie ongeloofwaardig overkomen. Coombs (1995) heeft de situational crisis communication theory (SCCT) ontwikkeld, een model waarin wordt weergeven hoe een organisatie het beste kan reageren wanneer zij in een crisissituatie verkeren. In dit model omschrijft Coombs (1995) dertien verschillende soorten crises waarin een organisatie kan verkeren, deze zijn onderverdeeld in drie clusters; accidental crisis, preventable crisis en victim crisis. Een accidental crisis ontstaat door het (bewust) handelen van een organisatie. Een preventable crisis ontstaat door een bewuste actie van een organisatie, hierbij neemt het management heel bewust een risico om mensen en/of omgeving in gevaar te brengen en de wet te overtreden. Een victim crisis ontstaat wanneer een organisatie slachtoffer is, zonder dat zij direct schuld heeft.

(4)

In dit onderzoek wordt gekeken of er een verband is tussen de drie bovengenoemde typen crises en de gebruikte frames in Nederlandse dagbladen. Om dit te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: ‘In welke mate is er een verband tussen het type crisis en de gebruikte

frames in Nederlandse dagbladen?’

In het verleden is er veel onderzoek gedaan naar frames die worden gebruikt in de media (De Vreese, 2005; Gamsom & Modigliani, 1989; Semetko, & Valkenburg, 2000). Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar hoe een crisis wordt geframed in de media (Coombs, 2007). Daarnaast is er tot nu toe weinig tot geen rekening gehouden met het type crisis en of er onderscheid gemaakt kan worden tussen kwaliteits- en sensatiekranten. Door in dit onderzoek te kijken naar drie verschillende organisaties, het type crisis van deze organisaties, en hoe deze geframed worden in de Nederlandse dagbladen, levert deze studie een bijdrage aan de kennis die daarvoor nog ontbreekt. De ontbrekende kennis – met betrekking tot gebruikte frames bij een crisissituatie - is nuttig voor een communicatieadviseur. Met deze kennis heeft een communicatieadviseur een beeld van hoe een crisis geframed zal worden in de media en kan er op deze manier slim op inspelen met de juiste crisisresponsstrategieën. Daarnaast is het onderzoek interessant voor de lezers van de Nederlandse dagbladen, zodat zij inzicht krijgen in de manier waarop zij worden beïnvloed door de media.

In deze thesis staan Rabobank, Toyota en kerncentrale Fukushima centraal. Deze drie organisaties hebben de afgelopen vijf jaar te maken gehad met een crisissituatie en zijn onder te verdelen in de drie eerder genoemde clusters van Coombs (1995). Door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse wordt onderzocht welke frames er zijn gebruikt in de berichtgeving over deze verschillende crises. Hierbij wordt gekeken naar het verband tussen de mate waarin een organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis en de mate waarin zij schuldig worden bevonden door de media. In dit onderzoek wordt tevens rekening gehouden met een mogelijk verschil tussen kwaliteits- versus sensatiekranten.

2. Theoretisch kader

Er bestaat veel literatuur over framing, crisiscommunicatie en de verschillende typen crises waarin een organisatie kan verkeren. In het theoretisch kader wordt de belangrijkste literatuur besproken, die een richting geven bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag.

(5)

2.1. Framing

2.1.1. Operationalisatie begrip framing

Dit onderzoek richt zich op een verband tussen het type crisis en de gebruikte frames in de Nederlandse dagbladen. Om dit te onderzoeken wordt in eerste instantie het begrip framing geoperationaliseerd. Stakeholders die invloed hebben of beïnvloed worden door een crisissituatie halen hun informatie uit het nieuws of uit de kranten. De media hebben een machtige positie in het vormen van een standpunt bij deze stakeholders. Zij hebben namelijk de macht om bepaalde boodschappen te framen. Dit betekent dat journalisten bepaalde aspecten uit de waargenomen realiteit selecteren, om deze saillant te maken in de communicatieteksten die zij verspreiden. Bij framing wordt de nadruk gelegd op bepaalde zaken, met als doel beïnvloeding van de besluitvorming, gedrag en/of standpunt (An & Gower, 2009; Entman, 1993; Hallahan, 1999).

Binnen het begrip framing kan er onderscheid gemaakt worden tussen individuele frames en nieuwsframes. In dit onderzoek ligt de focus op nieuwsframes. Nieuwsframes zijn frames die journalisten gebruiken om bepaalde onderwerpen aan te duiden en een boodschap over te brengen (An & Gower, 2009; Biltereyst & Peeren, 2003). Bij het vormen van een eigen opinie maken mensen gebruik van informatie die beschikbaar is in de media. Wanneer deze informatie overeenkomt met dat waar mensen dagelijks mee worden geconfronteerd is de kans groot dat de opinie van de mensen overeen komt met het gekozen nieuwsframe (Gamsom & Modigliani, 1989).

2.1.2. Type nieuwsframes

Er worden verschillende typen nieuwsframes onderscheiden. Dit onderzoek maakt gebruik van de nieuwsframes van Semetko en Valkenburg (2000), Shanin (2015) en een zelf geconstrueerd crisis-frame.

Semetko en Valkenburg (2000) onderscheiden vijf type nieuwsframes: conflict-frame,

human-interest-frame, responsibility-frame, economic-frame en morality-frame. In dit onderzoek is er voor

gekozen om het morality-frame niet mee te nemen. Dit type frame richt zich op de morele en religieuze context van een probleem of kwestie (Semetko & Valkenburg, 2000, p. 95). Bij het opstellen van de dataset en het lezen van de eerste artikelen bleek dat dit frame niet werd gebruikt. Een verklaring hiervoor is, dat de gebruikte cases in dit onderzoek geen verband hebben met een religieuze context. De overige frames worden wel gebruikt, hiervoor volgt per frame een korte toelichting. Het conflict-frame richt zich op conflicten tussen individuen, groepen en/of instituten. Bij het human-interest-frame heeft de tekst een emotioneel karakter en/ of staat er een persoonlijk verhaal centraal. In het responsibility-frame staat een onderwerp of probleem centraal, door de

(6)

verantwoordelijkheid van het ontstaan van- , of oplossen van het probleem toe te kennen aan de overheid, individu, organisatie of persoon. Volgens Semetko en Valkenburg (2000) wordt dit frame het meest gebruikt in kwaliteitskranten. Als laatste het economic-frame, waarbij wordt er ingegaan op de economische consequenties van een gebeurtenis of probleem voor individuen, groepen, organisaties, regio of land (Semetko & Valkenburg, 2000, p.95-96).

Als toevoeging op Semetko en Valkenburg (2000) worden het blame- en explain-frame van Shanin (2015) toegevoegd. Het blame-frame omschrijft de gebeurtenis als een misdrijf, overtreding of als terrorisme, waarbij de focus wordt gelegd op de menselijke impact van de gebeurtenis en het beschuldigen van een individu, groep of organisatie (Shanin, 2015). Het explain-frame omschrijft de gebeurtenis als een ongeluk, waarbij mensen/organisatie niet direct verantwoordelijk worden gesteld voor de gebeurtenis. Hierbij ligt niet de focus op de menselijke impact (Shanin, 2015). Tot slot is er een extra frame ontwikkeld. Het crisis-frame, wat zich richt op de nadelige situatie die een crisis kan hebben voor een organisatie en hoe er verwacht wordt te handelen. In totaal worden er zeven frames onderzocht; conflict-frame, human-interest-frame, responsibility-frame, economic-frame, blame-frame, explain-frame en crisis-frame. Deze geven uiteindelijk inzicht in de wijze waarop de media over een organisatie in tijden van crisis berichten.

2.2. Kwaliteits- versus sensatiekranten

Naast framing hebben Semetko en Valkenburg (2000) in hun onderzoek ook onderscheid gemaakt in kwaliteitskranten en sensatiekranten. In Nederland worden De Telegraaf en het Algemeen Dagblad veelal gezien als populaire sensatiekranten. De Volkskrant, Trouw en het HRC Handelsblad worden daar in tegen gezien als kwaliteitskranten (Bakker & Scholten, 2011). Deze verdeling is gemaakt op basis van de verhouding aan informatie versus amusement. Bij kwaliteitskranten ligt de focus op het informeren van het publiek, deze kranten brengen dan ook veelal hard-nieuws. Om dit doel te bereiken wordt het nieuws zo objectief en serieus mogelijk gebracht (Schaap & Pleiter, 2012). Populaire sensatiekranten als De Telegraaf en het Algemeen Dagblad zouden zich daarom meer richten op soft-nieuws, om op deze manier een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Deze kranten brengen dan ook meer de sensationele aspecten naar voren, welke uitgelicht worden van het harde-nieuws (Bakker & Scholten, 2011; Schaap & Pleiter, 2012). Naast framing richt deze studie zich ook op het type crisis waarin een organisatie kan verkeren. Om dit te onderzoeken zal eerst een overzicht worden gegeven van verschillende typen crises.

(7)

2.3. Crisis

2.3.1. Operationalisatie begrip crisis

Dit onderzoek richt zich onder andere op het type crisis waarin een organisatie in kan verkeren. Om dit te onderzoek worden Fukushima, Toyota en de Rabobank als case gebruikt. Volgens onderzoekers Billings, Milburn en Schaalman (1980) is stap één het definiëren van wat er wordt verstaan onder een crisis. Wanneer dit duidelijk is kan er bepaald worden of er bij de gebruikte cases daadwerkelijke sprake is van een crisissituatie. In de literatuur worden er verschillende definities gegeven. Veelal wordt een crisis omschreven als een voor de organisatie onverwachte gebeurtenis die negatieve gevolgen heeft voor het functioneren van de organisatie en reputatieschade tot gevolg kan hebben (Coombs, 2007; Seeger, Sellnow & Ulmer, 2001). Carmeli en Schaubroeck (2008) voegen hier aan toe dat deze vaak plotselinge gebeurtenis veel invloed kan hebben op het voortbestaan van de organisatie. Tot slot voegt Coombs (2007) hieraan toe dat wanneer er in een crisissituatie niet op de juiste manier door de organisatie wordt gehandeld, dit niet alleen een negatieve invloed heeft op de organisatie, maar ook op de stakeholders. Stakeholders zijn mensen of instanties die invloed hebben of beïnvloed worden door de betreffende organisatie in crisis. Nu duidelijk is wanneer er sprake is van een crisissituatie, gaat dit onderzoek verder met theorieën die omschrijven in wat voor type crisis een organisatie kan verkeren.

2.3.2. De attributietheorie

Wanneer er sprake is van een crisis zoeken mensen van nature naar een partij die de schuld op zich kan nemen. Om deze reden is het belangrijk tijdens een crisissituatie rekening te houden met de attributietheorie van Weiner (2006). Deze theorie stelt dat mensen in tijden van crisis zoeken naar de oorzaak van de gebeurtenis (het vormen van attributen). Hierbij wordt gekeken in welke mate de organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis en of de situatie voorkomen had kunnen worden. Wanneer de verantwoordelijkheid bij de organisatie wordt gelegd, leidt dit tot een negatieve kijk op de organisatie en een sterk gevoel van boosheid. Attributies worden op drie manieren gevormd: stabiliteit (of de crisis herhaaldelijk of eenmalig voorkomt), externe controle (heeft een bepaalde persoon invloed op de situatie) en persoonlijke controle (had de situatie voorkomen kunnen worden) (Weiner, 2006).

Om te bepalen wie er verantwoordelijk is voor de crisis wordt er gekeken naar twee kenmerken, namelijk de intenties en bron van herkomst (Coombs, 1995; Kim, & Yang, 2009). De bron van herkomst focust zich op de vraag of de verantwoordelijkheid intern of extern belegd kan worden. De crisis kan intern belegd worden, wanneer de organisatie in hoge mate verantwoordelijk is. Dit kan komen doordat er menselijke fouten zijn gemaakt die voorkomen hadden kunnen worden,

(8)

mismanagement en/of het overtreden van regels en wetgeving (Coombs, 1995). De Libor-fraude crisis van de Rabobank is hier een voorbeeld van, waarbij medewerkers willens en wetens hebben gesjoemeld met het rentetarief, waarvoor banken (wereldwijd) elkaar geld lenen. Er kan ook sprake zijn van een externe crisis. Hierbij wordt de organisatie niet geheel verantwoordelijk gehouden, omdat de crisis is veroorzaakt door een onbedoelde gebeurtenis, zoals een technisch probleem of een natuurramp. Zowel Toyota als Fukushima is hier een voorbeeld van.

Wanneer er sprake is van een interne crisis zal het publiek de verantwoordelijkheid sneller zoeken bij de organisatie, waardoor het negatieve effect van een crisis op de organisatie groter is dan bij een externe crisis (Coombs 2004; Kim & Yang, 2009). Op basis van boven genoemde literatuur verwacht dit onderzoek de volgende resultaten te vinden:

H1: Wanneer er sprake is van een interne crisis is de kans op een responsibility-, economic- blame-, conflict- en crisis-frame groter dan wanneer er sprake is van een externe crisis.

H2: Wanneer er sprake is van een externe crisis is de kans op een explain- en human-interest-frame groter, dan wanneer er sprake is van een interne crisis.

Het tweede kenmerk waar naar gekeken wordt is de intentie. Hierbij wordt gekeken of de crisis veroorzaakt is door een opzettelijke of een onopzettelijke actie van de organisatie (Coombs, 2002). De terugroepactie bij Toyota is een voorbeeld van een onopzettelijke actie en de Libor-fraude van de Rabobank is een voorbeeld van een opzettelijke actie.

Ondanks dat de attributietheorie de afgelopen jaren veel is gebruikt in diverse onderzoeken, kent deze theorie ook een aantal beperkingen. De belangrijkste voor dit onderzoek is de ruimte die deze theorie biedt voor interpretatie. Zo blijkt uit eerder onderzoek dat er te weinig richtlijnen zijn om te bepalen of de crisis intern dan wel extern belegd kan worden en biedt de theorie te veel ruimte voor interpretatie als er onderscheid wordt gemaakt tussen opzettelijk en onopzettelijk gedrag (Kim & Yang, 2009).Om deze reden wordt er in dit onderzoek ook rekening gehouden met de situational crisis communication theory (SCCT). Deze theorie focust niet enkel op de verantwoordelijkheid, maar ook op het effect van mediaberichtgeving voor de organisatie.

2.3.3. Situational Crisis Communication Theory (SCCT)

Naast de attributietheorie van Weiner (2006) kan er dus gekeken worden naar de situational crisis communication theory (SCCT). Deze theorie is een uitbreiding op de attributietheorie en kijkt naast de verantwoordelijkheid ook naar de geschiedenis van de crisis. De theorie voorspelt hoeveel reputatieschade de organisatie zal oplopen tijdens een crisis, welke responsiestrategieën er nodig

(9)

zijn en hoe mensen op deze responsiestrategieën zullen reageren. De hoeveelheid reputatieschade die een organisatie kan oplopen tijdens een crisis bepaalt de selectie aan crisis responsiestrategieën (Coombs & Schmidt, 2000). Hoe zwaarder de verantwoordelijkheid ligt bij de organisatie, hoe groter de schade op de reputatie voor de organisatie (Coombs & Schmidt, 2000). Volgens Coombs (1995) kan het victim en accidental crisis gezien worden als een externe crisis en het preventable crisis als een interne crisis. Zowel het SCCT als de attributietheorie stellen, dat wanneer een organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis dit zal leiden tot reputatieschade. Voordat het effect van reputatieschade kan optreden moet de media eerst over een crisis berichten. Op basis van deze informatie wordt er in dit onderzoek gekeken naar het volgende verband:

RQ1: ‘In hoeverre is er een verband in de mate waarin een organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis en de frequentie waarop er over de organisatie wordt bericht in kwaliteits- versus sensatiekranten?’

In dit onderzoek ligt de focus niet op de responsiestrategieën, maar op de typen crises die in het SCCT worden onderscheiden. Vanuit het SCCT worden er dertien verschillende typen crisis onderscheiden die zijn verdeeld in drie clusters: accidental crisis, preventable crisis en victim crisis (Coombs & Holladay, 2002). Onderstaand wordt elk cluster toegelicht en gekoppeld aan een case.

2.3.4. Type crisis en toelichting case

De victim crisis, is een crisis die de organisatie vaak onverwachts heeft getroffen. Hierbij heeft de organisatie weinig verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de crisis (Coombs & Holladay, 2002). In dit onderzoek is de tsunami in Japan als gevolg van een zware zeebeving (9.0 op schaal van richter) een voorbeeld. In 2011 werd de kerncentrale Fukushima in Okuma (Japan) getroffen door een acht meter hoge tsunami. Door deze natuurramp was het elektriciteitsnet beschadigd en moesten de koelpompen draaien op een noodsysteem. Ook het noodsysteem bleek onbruikbaar als gevolg van de zeebeving. De temperatuur liep op en in drie units vond er een kernsmelting plaats. Als gevolg daarvan ontstond er een reeds aan ongelukken en explosies van waterstofgas.

De ramp met de kerncentrale stond toen ter tijd hoog op de media-agenda. Europese kranten besteedden slechts 10 procent van de berichtgeving over de gevolgen van de tsunami en ruim 90 procent van de berichtgeving over de problemen in Fukushima. Opvallende cijfers gezien het feit dat de kernramp geen dodelijke slachtoffer eiste als gevolg van de stralingen, terwijl de zeebeving meer dan 24.000 dodelijke slachtoffers met zich meebracht (Muller, 2012; Walsh 2012). De ramp met de kerncentrale is een goed voorbeeld van een victim crisis, omdat deze crisis niet is ontstaan door een menselijke fout in de organisatie, maar door natuurgeweld en onmacht.

(10)

Naast de victim crisis onderzoekt deze studie de accidental crisis. Dit wordt gedaan middels de case van Toyota Prius en daarbij horende terugroep acties die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Vanaf 2011 tot 2016 heeft het merk meerdere malen een terugroepactie aangekondigd voor de Toyota Prius in verband met technische problemen aan de auto. Zo werd in 2012 de Prius teruggeroepen in verband met een slecht functionerende waterpomp en een mogelijk ratelend geluid tijdens het sturen (stuuras). In 2013 roept het merk opnieuw 5.200 auto’s terug vanwege een probleem aan het remsysteem en in 2014 en 2015 worden er nog eens duizenden auto’s teruggeroepen vanwege een softwareprobleem (Autoweetjes, z.d.). Bij elke terugroepactie gaat het om een technisch probleem, waarbij de organisatie een gematigde verantwoordelijkheid heeft voor het ontstaan van de crisis. Om deze reden is Toyota een goed voorbeeld om de accidental crisis te onderzoeken (Coombs & Holladay, 2002). In dit onderzoek wordt gekeken of de media, in de manier van framing van de berichtgeving, rekening houdt met deze onmacht en slachtofferrol van Fukushima en de gematigde verantwoordelijkheid van Toyota.

Een preventable crisis ontstaat door een bewuste actie van de organisatie. Hierbij neemt het management heel bewust een risico om mensen, organisatie en/of omgeving in gevaar te brengen en de wet te overtreden. De organisatie is hierbij in hoge mate verantwoordelijk voor het ontstaan van de crisis. In dit onderzoek wordt de case Libor-faude bij de Rabobank gebruikt als voorbeeld. Libor is de afkorting van London Internet Offered Rate. Ook wel de gemiddelde rente waarvoor een selectie banken (op de Londense markt) elkaar een lening verstrekken voor een bepaald termijn. Er werd gesproken van een schandaal toen uitkwam dat bepaalde banken (waaronder de Rabobank) opzettelijk te hoge of te lage rente opgaven om financieel sterker over te komen. In 2013 werd de Rabobank in verband gebracht met de Libor-fraude en voormalig topman Piet Moerland stapt op. De Rabobank krijgt een geldboete van 774 miljoen euro en vier oud Rabo-medewerkers worden vervolgd met een celstraf (De Telegraaf, 2013; NRC Handelsblad, 2014). De crisis bij de Rabobank is een goed voorbeeld van een preventable crisis, omdat medewerkers bewust hebben gesjoemeld met de rente. De organisatie is dan ook in hoge mate verantwoordelijk voor het ontstaan van de crisis. In dit onderzoek wordt gekeken in hoeverre de media, in de manier van framing van de berichtgeving, rekening houdt met de mate, waarin de Rabobank verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis.

(11)

3. Methode

3.1. Methode design

In dit onderzoek wordt gezocht naar een verband tussen het type crisis en de gebruikte nieuwsframes in de Nederlandse dagbladen. Om dit te onderzoeken wordt er gebruik gemaakt van bestaande data (krantenartikelen) over een langere tijdsperiode.

Dit onderzoek maakt gebruik van een systematische kwantitatieve inhoudsanalyse. Deze onderzoeksmethode wordt gebruikt om een objectieve, systematische en kwantitatieve beschrijving van manifeste inhoud van communicatie te geven (Berelson, 1952). Onder inhoud wordt in dit onderzoek krantenartikelen verstaan. Fearing (1954) omschrijft dat zowel manifeste als latente inhoud onderzocht kan worden met een inhoudsanalyse. Latente variabelen als nieuwsframes worden in dit onderzoek door een serie van beoordelingen en een specifieke omschrijving manifest gemaakt.

3.2. Data en Sample

De onderzoekseenheden die gebruikt worden zijn krantenartikelen afkomstig uit vier grote landelijke dagbladen: De Telegraaf, het NRC Handelsblad, de Volkskrant en het Algemeen Dagblad. Deze krantenartikelen worden door middel van een vragenlijst volledig geanalyseerd. Bij de selectie van de data is er eerst een onderscheid gemaakt tussen kwaliteits- versus sensatiekranten, vervolgens is er naar de oplage van de kranten gekeken (Bakker & Scholten, 2011; NDP Nieuwsmedia, 2013). Er zijn drie typen crises geanalyseerd, accidental crisis, preventable crisis en victim crisis. Om dit te onderzoeken zijn er drie cases gebruikt; de Rabobank, kerncentrale Fukushima en Toyota. De gebruikte krantenberichten zijn afkomstig uit de databank LexisNexis. Per organisatie is er een apart sample gemaakt en een aparte tijdsperiode aangehouden.

Voor de selectie van de Rabobankartikelen zijn de volgende zoektermen gebruikt: Rabobank AND libor OR libor fraude OR libor schandaal. Hierbij is een tijdsperiode aangehouden vanaf 01-10-2012 tot 12-04-2016. Er is geen duidelijk begin punt van de crisis, maar op deze datum kwamen de eerste berichten naar buiten dat de Rabobank mogelijk in verband gebracht kon worden met de Libor-fraude. Deze combinatie van zoekwoorden leverde 472 artikelen op. Voor de kernramp in Fukushima zijn de volgende zoekwoorden gebruikt: (Kernramp AND Fukushima) AND Japan. Hierbij is een tijdsperiode aangehouden van 11-03-2011 tot 11-03-2016. De zeebeving vond plaats op 11 maart 2011, artikelen gepubliceerd voor deze datum zijn niet relevant voor het onderzoek. De combinatie van zoekwoorden leverde 235 artikelen op. Om de crisis van Toyota te onderzoeken zijn de volgende

(12)

zoekwoorden gebruikt: Toyota OR Prius AND terugroep* OR terugroepactie. Voor deze organisatie is een tijdsperiode aangehouden van 01-01-2010 tot 01-03-2016. Dit leverde 75 artikelen op.

Uit de beschikbare data is een gestratificeerde steekproef getrokken. Bij deze methode wordt er ‘random’ een begin punt gekozen, van waar er wordt begonnen met het analyseren van de data. In totaal zijn er 209 krantenartikelen geanalyseerd: Rabobank (N=83), Kerncentrale Fukushima (N=53) en Toyota (N=73).

In het onderzoek worden er zeven verschillende frames geanalyseerd, deze zijn gemeten aan de hand van vijf vragen. Zes frames waren al bestaande frames afkomstig van Semetko en Valkenburg (2000) en Shanin (2015). Deze frames zijn in het verleden al meerdere malen onderzocht, waarbij is gebleken dat ze betrouwbaar zijn. De originele frames bestaan uit vier vragen. In dit onderzoek is er per frame één vraag toegevoegd. Mocht bij de analyse blijken dat de betrouwbaarheid van een vraag te laag is om mee te nemen in de resultaten, dan kan deze worden verwijderd. Bij het conflict-frame is de volgende vraag toegevoegd: ‘Wordt er in het artikel benoemd dat de verschillende partijen het

liefst een andere manier van aanpak zien om het probleem/issue op te lossen?’. ‘Lijkt het artikel de grootste gevolgen van de crisis toe te kennen aan de impact die het heeft op individuen of groepen mensen?’ is toegevoegd bij het human-interest-frame. Het responsibility-frame heeft de volgende

vraag toegevoegd: ‘Geeft het artikel een oplossing/meerdere oplossingen voor het probleem of

issue?’ en het economic-frame heeft de volgende vraag toegevoegd: ‘Worden eventuele economische winsten/verliezen beschreven als gevolg van de crisis in de organisatie?’. De volgende vraag is

toegevoegd aan het blame-frame: ‘Wordt er in het artikel gesuggereerd dat de schuldige

persoon/organisatie het probleem/de crisis had kunnen voorkomen?’ en ‘Worden er mogelijke oplossingen voorgesteld of geeft het artikel aan dat er wordt gewerkt aan een oplossing?’ is

toegevoegd aan het explain-frame. Het zevende frame is een zelf geconstrueerd crisis-frame. Aan de hand van verschillende definities van het begrip ‘crisis’ zijn er vijf vragen opgesteld die meten of de kenmerken van een crisis worden belicht in een nieuwsartikel. Gezamenlijk met de codeurs is er bij een aantal vragen een operationalisatie en een context eenheid gegeven. Alle vragen die binnen de frames vallen zijn dichotome variabele. Dit zijn variabele die slechts twee antwoordopties hebben en gemeten zijn op de waarde 0 en 1.

3.3.1 Data controle

In dit onderzoek zijn krantenberichten (N=276) gecodeerd van drie verschillende cases. Alvorens de resultaten zijn geanalyseerd is de dataset gecontroleerd op missende waarde en eventuele uitschieters. Er blijken een aantal artikelen niet relevant voor het onderwerp. Deze zijn verwijderd uit de data en worden verder niet meegenomen in het onderzoek (N=209). Vervolgens zijn de

(13)

organisaties hernoemd naar het type crisis en is er voor de vier kranten een nieuwe dichotome variabele aangemaakt die ze verdeelt in sensatie- versus kwaliteitskranten. De frames hoeven niet hergecodeerd te worden naar 0 en 1. Dit is al gedaan bij het invoeren van de vragen in Qualtrics 3.3.2 Factoranalyse

De verschillende frames die in dit onderzoek worden gemeten zijn zogeheten latente variabelen. Dit houdt in dat er voor elk frame een aantal vragen is beantwoord, waarna een factoranalyse is uitgevoerd. Met deze analyse kan worden vastgesteld welke items (vragen) gezamenlijke antwoorden bevatten om een frame te vormen. Kortom welke vragen vormen samen een eigenwaarde boven de één. Bij het conflict-frame worden vijf variabelen geladen. Er wordt één component onderscheiden met een eigenwaarde hoger dan één, namelijk 2,16. Deze heeft een totaal verklaarde variantie van 43,28%. Op het human-interest-frame worden vijf variabelen geladen. Ook hier wordt één component onderscheiden met een eigenwaarde van 2,60 en een verklaarde variantie van 51,92%. Op het responsibility-frame worden twee componenten onderscheiden met een eigenwaarde boven de één. Component 1: heeft een eigenwaarde van 1,62, een verklaarde variantie van 32,41%, en laadt drie variabelen. De variabele ‘Suggereert het artikel dat een

organisatie of een deel van de organisatie verantwoordelijk is voor het issue of probleem?’ en

‘Suggereert het artikel dat een individu of een aantal individuen binnen de organisatie

verantwoordelijk zijn voor het issue of probleem?’ worden niet geladen in component 1 en om deze

reden verder niet meegenomen in de analyses. Bij het economic-frame worden vijf variabelen geladen. Er wordt één component onderscheiden met een eigenwaarde hoger dan één, namelijk 2,95. Deze heeft een totaal verklaarde variantie van 59,03%. Bij het crisis-frame worden vijf variabelen geladen. Ook hier wordt één component onderscheiden met een eigenwaarde van 2,00 en een verklaarde variantie van 39,92%. Op het blame-frame worden twee componenten onderscheiden met een eigenwaarde boven de één. Component 1: heeft een eigenwaarde van 2,82, een verklaarde variantie van 56,32%, en laadt vier variabelen. De variabele ‘Ligt de focus op de

menselijke impact, waarbij suggestieve of dramatische taal wordt gebruikt?’ wordt niet geladen in

component 1 en om deze reden verder niet meegenomen in de analyses. Bij het explain-frame worden vijf variabelen geladen, met een eigenwaarde van 2,20 en een verklaarde variantie van 43,97%.

Van elk frame is de betrouwbaarheid gemeten. Deze moet hoger zijn dan 0.6 om betrouwbaar te zijn. De cronbach’s α van het conflict-frame is 0,66. De cronbach’s α van het human-interest-frame is 0,77. Beide frames mogen geïnterpreteerd worden als een redelijk betrouwbare schaal. Het responsibility-frame heeft een cronbach’s α van 0,52 en is helaas niet betrouwbaar. Omdat het een

(14)

bestaand frame is die al meerdere malen is gebruikt in onderzoeken wordt deze wel meegenomen in de verdere analyses. De cronbach’s α van het economic-frame is 0,82 en kan geïnterpreteerd worden als betrouwbaar. Het crisis-frame heeft een cronbach’s α van 0,61 en is redelijk betrouwbaar. De schaal voor het blame-frame blijkt niet betrouwbaar, maar wanneer de variabele: ‘worden er

mensen/organisaties verantwoordelijk/schuldig bevonden in het nieuwsartikel?’ wordt verwijderd is

deze wel betrouwbaar, cronbach’s α is 0,78. Het blame-frame vormt een redelijk betrouwbare schaal cronbach’s α is 0,67. De vragen die samen een frame meten zijn samengevoegd tot nieuwe variabele, vervolgens is deze gehercodeerd naar een dichotomie (0= frame niet aanwezig, 1= frame wel aanwezig).

3.4 Intercodeurbetrouwbaarheid

Om te controleren in hoeverre de gegeven antwoorden van de codeurs met elkaar overeenstemmen, is voor elke variabele op zichzelf de intercodeurbetrouwbaarheid berekend. Om dit te kunnen berekenen hebben vijf codeurs 10% van de totale data dubbel gecodeerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de maat Lotus. Wanneer deze hoger is dan 0,80 wordt de meting geïnterpreteerd als betrouwbaar. Resultaten tussen de 0,80 en 0,68 mogen geïnterpreteerd worden als redelijk betrouwbaar en resultaten lager dan 0,68 zijn niet betrouwbaar. Er wordt een strengere richtlijn gehanteerd voor Lotus - namelijk 0,95 of hoger - wanneer er sprake is van een eenvoudige variabele. Hiervan is sprake wanneer er slechts twee antwoord mogelijkheden zijn. Hoe minder de codeurs van elkaar verschillen in de antwoorden, hoe hoger de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. Appendix 1, tabel 1 geeft een overzicht van alle waarde van Lotus, per variabele. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de meest opvallende resultaten.

Tabel 1

Intercodeurbetrouwbaarheid

Frame Variabele Lotus

Human-interest-frame

Benadrukt het artikel hoe individuen en/of groepen beïnvloed worden door het issue?

0,66

Lijkt het artikel de grootste gevolgen van de crisis toe te kennen aan de impact die het heeft op individuen of groepen mensen?

0,66

Responsibility-frame

Indiceert het artikel dat een organisatie mogelijkheden heeft om het probleem of issue op te lossen?

0,66

(15)

organisatie verantwoordelijk is voor het issue of probleem? Veronderstelt het artikel dat de crisis of het issue dringend om actie vraagt?

0,67

Geeft het artikel een oplossing/meerdere oplossingen voor het probleem of issue?

0.66

Economic-frame Verwijst het verhaal naar economische gevolgen van het wel of niet nastreven van een oplossing voor het probleem/issue?

0,62

Crisis-frame Wordt er in het artikel een aanduiding gedaan naar chaos of verwarring binnen de organisatie door toedoen van recente gebeurtenissen?

0,66

Note. >0,80 = betrouwbaar, 0,80 -0,68 = redelijk betrouwbaar, < 0,68 = niet betrouwbaar

Uit de intercodeurbetrouwbaarheidstest blijkt voor acht vragen de waarde van Lotus onvoldoende. Omdat de frames gemeten zijn als dichotome variabele en de maat Lotus voor degelijke variabele zeer streng kan zijn in de beoordeling, is er een extra training ingelast en zijn deze vragen uitgebreider geoperationaliseerd. Vervolgens zijn deze vragen wel meegenomen in de verdere analyse.

4. Resultaten

Om de hypotheses en onderzoeksvraag te beantwoorden is er per frame een logistische regressie uitgevoerd. Met een logistische regressie kan worden geanalyseerd in hoeverre meerdere onafhankelijke variabelen invloed hebben op een nominale afhankelijke variabele. Daarnaast is er gekeken naar het verband tussen de verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de crisis en de frequentie van de berichtgeving (RQ1).

4.1. Verband tussen verantwoordelijkheid crisis en frequentie berichtgeving

Om te meten (RQ1) of er een verband is tussen de mate waarin een organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis en de frequentie waarop er over de organisatie word bericht bij kwaliteits- versus sensatiekranten is er een Chi-kwadraattoets uitgevoerd. Hieruit blijken significante verschillen te zijn in de wijze waarop kwaliteits- versus sensatiekranten over de verschillende typen crises berichten, chikwadraat(2 )= 7,56, p = 0,023.

(16)

Tabel 2

Chi-kwadraattoets naar verband tussen verantwoordelijkheid crisis en frequentie berichtgeving.

Welk type crisis staat centraal in de berichtgeving?

Soort krant Preventable

crisis

Victim crisis Accidental crisis

Sensatiekrant Geobserveerde waarde Verwachte waarde Gestandaardiseerde residuen 44 40,1 0,6 17 25,6 -1,7 40 35,3 0,8

Kwaliteitskrant Geobserveerde waarde

Verwachte waarde Gestandaardiseerde residuen 39 42,9 -,6 36 27,4 1,6 33 37,7 -,8

Note. Overzicht van de gestandaardiseerde residuen.

Omdat de gestandaardiseerde residuen niet groter of kleiner zijn dan 1,95 kan er niet bepaald worden welke combinaties tussen het type crisis en soort krant het op basis van toeval vaker voorkomen. In dit onderzoek bestaan de grootste verschillen in de manier van berichtgeving tussen kwaliteits- en sensatiekranten bij een victim crisis. Bovenstaande tabel laat zien dat kwaliteitskranten (N=36) aanzienlijk meer berichten over een victim crisis dan sensatiekranten(N=17). Daarnaast is er een zwak verband (Lambda =0,12) gevonden tussen de mate waarin een organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis en de frequentie waarop er over een organisatie wordt bericht in kwaliteits- versus sensatiekranten.

4.2. Verband tussen type crisis en gebruikte frames in de Nederlandse dagbladen

Om de effecten van het framegebruik van kwaliteits- en sensatiekranten op een bepaald type crisis te meten is er per frame een logistische regressie uitgevoerd. De resultaten van alle logistische regressies samen geven antwoord op de onderzoekvraag: ‘In welke mate is er een verband tussen het

type crisis en de gebruikte frames in Nederlandse dagbladen?’ Het gebruikte frame is in dit model de

afhankelijke variabele en het type crisis de onafhankelijke variabele. Het soort krant is in dit model de moderator, die het effect mogelijk kan verklaren, versterken of verzwakken. Voordat er een logistische regressie uitgevoerd kan worden wordt er eerst gekeken of het model een goede fit heeft. Hiervoor kan worden gekeken naar ‘Hosmer & Lemeshow Goodness-of-fit test’. Bij kleine steekproeven kan de test aangeven een goede ‘fit’ te hebben, terwijl dit niet het geval is (Hosmer &

(17)

Lemeshow, 2000). Om deze reden is er in dit onderzoek gekeken naar de resultaten van Chi-kwadraat.

4.2.1. Resultaten per frame Conflict-frame

Voor het Conflict-frame heeft het model een gepaste fit (2(2)=13,36, ρ<0,00*). Het model verklaart voor 8,3% (Nagelkerke Pseudo R2) de mate waarin het conflict-frame wordt gebruikt bij het type crisis. Uit het model komt een significant hoofdeffect naar voren, die het gebruik van het conflict-frame bij een accidental crisis verklaart (B=-0,90, SD=0,33, p<0,01, e(β)=0,41). De kans dat het conflict-frame bij een accidental crisis wordt toegepast is 0,41 kleiner, dan wanneer er sprake is van een ander type crisis. Wanneer het interactie-effect ‘soort krant’ wordt toegevoegd aan het model, worden er geen significante resultaten gevonden. Dit betekent dat wanneer het conflict-frame bij een crisissituatie wordt toegepast er geen significante verschillen zijn in de manier waarop kwaliteits- en sensatiekranten dit toepassen.

Resposibility frame

Uit de resultaten van de logistische resgressie blijkt dat het responsibility-frame enkel significante hoofd-effecten kan onderscheiden. Dit model heeft een goede fit op het type crisis (ꭓ2(2)=14,02,

p<0,00*). De mate waarin het responsibility-frame wordt gebruikt kan voor 8,9% (Nagelkerke Pseudo

R2) woorden verklaard door het type crisis. De victim crisis (B=-1,07, SD=0,36, p<0,01, e(β)=0,34) en preventable crisis (B=0,57, SD=0,23, p<0,01, e(β)=1,77) hebben een significant effect op het gebruik van het responsibility-frame. Ofwel, de kans dat het responsibility-frame wordt gebruikt bij het victim crisis is 0,34 lager dan bij een andere type crisis. Bij de preventable crisis is deze kans 1,77 groter, dan bij een andere type crisis.

Economic-frame

De resultaten van de logistische regressieanalyse onderscheiden enkele significante hoofd-effecten. Het model heeft een goede fit (ꭓ2(2)=14,72, p<0,00*) en mag worden toegepast. Er wordt voor 9,1% (Nagelkerke Pseudo R2) een verklaring gevonden voor het gebruik van het economic-frame bij de verschillende typen crises. De kans dat het economic-frame wordt toegepast is bij zowel het victim crisis (B=-1,34, SD=0,37, p<0,00*, e(β)=0,26) als bij het accidental crisis (B=-0,81, SD=033, p<0,01, e(β)=0,44) kleiner dan bij een ander type crisis. De kans dat kranten het economisch frame gebruiken, tijdens de berichtgeving over een preventable crisis (B=0,68, SD=0,23, p<0,01, e(β)=1,96) is 1,96 groter dan bij een ander type crisis. Bij het economic-frame zijn er ook geen significante

(18)

interactie-effecten gevonden wat er op duidt dat er geen verschil is in de manier waarop een type krant, sensatie- versus kwaliteitskranten, het bericht weergeven.

Crisis-frame

Het model heeft alleen een goede fit, wanneer er gekeken wordt naar de interactie-effecten (ꭓ2(5)=11,94, p<0,05). Alle hoofd-effecten in dit model zijn niet significant. Het model verklaart voor 7,4% (Nagelkerke Pseudo R2) de mate waarin het crisis-frame wordt gebruikt op het type crisis en soort krant. De preventable crisis en soort krant blijken een significant positief effect te hebben op het gebruik van het crisis-frame (B=1,47, SD=0,47, p<0,01, e(β)=4,35). Dit betekent dat de kans dat een crisis-frame bij een preventable crisis wordt toegepast bij een kwaliteitskrant 4,35 groter is dan bij andere typen crises of in een sensatiekrant.

Blame-frame

Het blame-frame heeft een gepaste fit (2(2)=65,60, ρ<0,00*) en het model verklaart voor 37,2% (Nagelkerke Pseudo R2) de mate waarin het conflict-frame wordt gebruikt op het type crisis. Uit het model komen significante hoofd-effecten naar voren, die het gebruik van het blame-frame zowel bij een accidental crisis (B=-2,92, SD=0,46, p<0,00*), een victim crisis (B=-2,13, SD=0,42, p<0,00*) als een preventable crisis (B=0,68, SD=0,23, p<0,01, e(β)=1,96) verklaren. De kans dat het blame-frame wordt toegepast is bij een victim crisis (e(β)=0,12) en bij een accidental crisis (e(β)= 0,05) is kleiner dan bij ander type crisis. Bij een preventable crisis is de kans dat het blame-frame wordt toegepast 1,96 groter dan bij een andere type crisis. Daarnaast blijken een preventable crisis en de soort krant een significant positief effect te hebben op het gebruik van het blame-frame (B=1,17, SD=0,50,

p<0,05, e(β)=3,23). Dit betekent dat de kans dat een blame-frame bij een preventable crisis wordt

toegepast in een kwaliteitskrant 3,23 groter is dan bij een ander type crisis of in een sensatiekrant. Hypothese 1- wanneer er sprake is van een interne crisis is de kans op een responsibility-, economic-

blame-, conflict- en crisis-frame groter dan wanneer er sprake is van een externe crisis - wordt met

bovenstaande resultaten deels bevestigd. Wanneer er sprake is van een interne crisis, ook wel een preventable crisis, is de kans op een responsibility-, economic- blame- en crisis-frame groter dan wanneer er sprake is van een externe crisis, ofwel victim- en accidental crisis. Er blijkt echter geen significant effect voor het conflict-frame, dit deel van de hypothese wordt niet bevestigd.

Human-interest-frame

Het model wat het human-interest-frame meet heeft een gepaste fit (2(5)=22,52, ρ<0,00***) en het model verklaart voor 13,6% (Nagelkerke Pseudo R2) de mate waarin het human-interest-frame

(19)

wordt gebruikt. Uit het model komt een significant hoofdeffect naar voren, die het gebruik van het human-interest-framebij een victim crisis (B= 1,558, SD= 0,71, p<0,05, e(β)=3,89) verklaart. De kans dat het human-interest-framewordt toegepast is bij een victim crisis is 3,89 hoger dan bij een andere type crisis. Wanneer het interactie-effect soort krant wordt toegevoegd aan het model, worden er geen significante resultaten gevonden. Dit betekent dat wanneer het human-interest-frame bij een crisis situatie wordt toegepast er geen significante verschillen zijn in de manier waarop kwaliteits- en senatiekranten dit toepassen.

Explain-frame

Het explain-frame heeft een gepaste fit (ꭓ2(2)=86,34, p<0,00*) en onderscheidt enkel significante hoofd-effecten. Het model verklaart voor 45,2% (Nagelkerke Pseudo R2) de mate waarin het explain-frame wordt gebruikt bij een type crisis. De kans dat het explain-explain-frame wordt toegepast is bij zowel het victim crisis (B=3,05, SD=0,49, p<0,00*, e(β)= 21,11) als bij het accidental crisis (B=3,36, SD=0,47,

p<0,00*, e(β)=28,77) groter dan bij een ander type crisis. De kans dat kranten het explain-frame

gebruiken bij een preventable crisis (B=-2,39, SD=0,40, p<0,00*, e(β)=0,09) is 0,09 kleiner dan bij een ander type crisis. Bij het blame-frame zijn geen significante interactie-effecten gevonden, wat er op duidt dat er geen verschil is in de manier waarop een type krant, sensatie- versus kwaliteitskranten het bericht weergeven.

Hypothese 2 - wanneer er sprake is van een externe crisis is de kans op een explain- en

human-interest-frame groter, dan wanneer er sprake is van een interne crisis - wordt hiermee bevestigd.

Wanneer er sprake is van een externe crisis is de kans op een explain- en human-interest-frame groter, dan wanneer er sprake is van een interne crisis. Onderstaand wordt een totaal overzicht gegeven van de kans op een frame bij een bepaald type crisis wordt gebruikt in de berichtgeving. Tabel 3

Overzicht van de resultanten – kans op frame bij type crisis

Victim crisis Accidental crisis Preventable crisis Human-interest-frame 3,89 Explain-frame 28,77 Responsibility-frame 1,77 Explain-frame 21,11 Conflict-frame 0,41 Economic-frame 1,96 Responsibility-frame 0,34 Economic-frame 0,44 Blame-frame 1,96 Economic-frame 0,26 Blame-frame 0,05 Blame & krant 3,23

Blame-frame 0,12 Crisis-frame & krant 4,35

(20)

Note. (Getallen onder 0 = kans kleiner dat een frame wordt gebruikt. Getallen boven 0 = kans groter dat een frame wordt gebruikt)

5. Conclusie en discussie 5.1. Conclusie

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag is er in deze studie gekeken naar de mate waarin er een verband bestaat tussen het type crisis en de gebruikte frames in de Nederlandse dagbladen. Hierbij is tevens rekening gehouden met mogelijke verschillen tussen kwaliteits- en sensatiekranten. Uit de resultaten blijkt dat er een verband bestaat tussen de mate waarin een organisatie

verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis en de frequentie waarop er over hen wordt bericht in de Nederlandse dagbladen. Wanneer een organisatie in hoge mate verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis wordt hierover beduidend meer bericht, dan wanneer de organisatie gematigd of niet verantwoordelijk is. Deze resultaten zijn in lijn met de literatuur, waarin wordt gesteld dat de verantwoordelijkheid van een organisatie zal leiden tot meer berichtgeving over de crisis, het geen zal leiden tot reputatieschaden (Coombs & Schmidt, 2000; Weiner, 2006). Daarnaast blijken de resultaten van dit onderzoek de bevindingen van Coombs (1995) te bevestigen. Hij stelt dat wanneer de crisis is ontstaan door menselijke fouten en de organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan daarvan, dit zal door werken in de wijze waarop deze wordt geframed in de media. Dit is terug te zien in de resultaten, waarbij een preventable crisis in de media volledig verantwoordelijk wordt gehouden voor het ontstaan van de crisis. Bij dit type crisis is de kans zeer groot dat er gebruik wordt gemaakt van een responsibility-frame, economic-frame en/of blame-frame. Ook is er een verband gevonden voor het explain-frame. Uit het onderzoek blijkt dat de kans dat dit type frame gebruikt wordt bij een preventable crisis zeer klein is. Daarnaast is er een duidelijk verschil tussen de wijze waarop sensatie- en kwaliteitskranten het nieuws brengen. Zo blijkt dat kwaliteitskranten een preventable crisis het meest belichten vanuit een crisis- en blame-frame. Sensatiekranten

daarentegen maken juist gebruik van een responsibility-frame en economic-frame. In tegenstelling tot een preventable crisis tonen de resultaten aan, dat wanneer er spraken is van een victim crisis, de kans op het gebruiken van een human-interest-frame en explain-frame het grootst is. Wanneer er spraken is van een accidental crisis is de kans groter dat de media gebruik zullen maken van een explain-frame. Deze resultaten laten zien dat wanneer er sprake is van een interne crisis (preventable crisis) het publiek en de media de verantwoordelijkheid sneller zoeken bij de organisatie, dan

wanneer er spraken is van een externe crisis (victim- en accidental crisis) (Coombs, 2004; Kim & Yang, 2009).

(21)

De resultaten hebben aangetoond dat er zeker een verband bestaat tussen het type crisis en de wijze waarop deze wordt geframed in de Nederlandse dagbladen. Er zijn echter weinig tot geen verschillen gevonden in de manier waarop kwaliteits- en sensatiekranten het nieuws brengen. De verschillen tussen de verwachtte waarde en de geobserveerde waarde waren in dit onderzoek te klein om te voorspellen welke (soort)-krant over een bepaald type crisis zal berichten. Om hier een voorspelling over te kunnen doen zal er meer onderzoek gedaan moeten worden. Uit dit onderzoek blijk dat het soort krant (sensatie- versus kwaliteitskranten) geen invloed heeft op de manier waarop het nieuws gebracht wordt. Er kan geconcludeerd worden dat het nieuws ‘objectief’ gebracht wordt, wat niet overeen komt met de literatuur van Bakker en Scholten (2011) en Schaap en Pleiter (2012). Wel kan dit onderzoek een voorspelling doen over de frames die gebruikt zullen worden wanneer een organisatie in een crisissituatie verkeerd.

5.2. Discussie

In de discussie wordt een aantal beperkingen met betrekking tot deze studie omschreven, vervolgens worden er suggesties gegeven voor vervolgonderzoek.

Bij deze studie is er gebruik gemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Een randvoorwaarde bij deze onderzoeksmethode is dat de intercodeurbetrouwbaarheid voor elke vraag voldoende moet zijn. Uit de resultaten van Lotus bleek echter dat acht vragen net een onvoldoende scoorde, en daarom niet als betrouwbaar geïnterpreteerd mochten worden. Een verklaring hiervoor is de korte trainingsfase die was uitgetrokken voor dit onderzoek. Om de vragen toch mee te kunnen nemen is hier extra tijd voor uitgetrokken. Bij inhoudsanalyse heeft de betrouwbaarheid van het codeboek te maken met de deskundigheid waarmee codeurs de regels hanteren. In vervolg onderzoek moet er dan ook meer ruimte worden vrijgemaakt voor de opstartfase van het onderzoek, waarbij de training van de codeurs één van de belangrijkste onderdelen is.

De belangrijkste beperking in dit onderzoek is de grootte van de steekproef. In eerste instantie is er gebruik gemaakt van een relatief kleine steekproef. Deze keuze is gemaakt, omdat wij met een groep van vijf onderzoeker zes verschillende organisaties hebben geanalyseerd. Met de beperkte tijd en beschikbare data is de afweging gemaakt om de steekproef zo klein mogelijk te houden. Hierbij is geen rekening gehouden met het mogelijk uitvallen (N=14) van artikelen, die niet relevant bleken te zijn voor het onderzoek. Hierdoor werd de beoogde steekproef met gelijke groepen te klein en is de omvang per groep aangepast. Dit was mogelijk, doordat collega-onderzoekers ook onderzoek deden naar dezelfde organisaties.

(22)

Een laatste beperking van het onderzoek is dat het responsibilitiy-frame geen betrouwbare schaal vormt. Omdat deze echter al vaker is gebruikt in meerdere onderzoeken en dit frame wel goed door de intercodeurbetrouwbaarheidtest kwam, is er voor gekozen om deze wel mee te nemen in de verdere analyses.

Dit onderzoek heeft aangetoond dat er wel degelijk een verschil is in de wijze waarop media een type crisis framen in de Nederlandse dagbladen. Omdat er in Nederland nog weinig tot geen onderzoek is gedaan naar hoe een bepaald type crisis wordt geframed in de dagbladen, bieden de gevonden resultaten aanvulling voor de wetenschap. Wanneer een corporate in een crisissituatie verkeert, bieden de gevonden resultaten handvatten voor een communicatieadviseur, bij het bepalen hoe de media over de crisis zal berichten en het gebruiken van crisisresponsstrategieën. Mensen maken bij het vormen van een eigen opinie gebruik van informatie die beschikbaar is in de media (Gamsom & Modigliani, 1989). De gevonden resultaten zijn daarom ook interessant voor de lezers van de Nederlandse dagbladen, zodat zij bewust worden over de manier waarop media hen perceptie over een crisis beïnvloed. Volgens Coombs (2007) en Seeger, Sellnow & Ulmer (2001) heeft een crisis op langer termijn invloed op de reputatie van een organisatie. Voor vervolg onderzoek is het dan ook interessant om door middel van een longitudinaal onderzoek te kijken naar de effecten van framing op de perceptie van de lezers van Nederlandse dagbladen. En zo te meten of de gebruikte mediaframes op langer termijn inderdaad invloed hebben op de reputatie van de organisatie. Deze studie heeft getracht verschillen te vinden in de manier waarop kwaliteits- versus sensatiekranten een crisis framen. Deze studie heeft weinig tot geen verschillen gevonden, wat erop duidt dat kwaliteits- versus sensatiekranten het nieuws tot op zekere hoogte ‘objectief’ brengen. Een mogelijke verklaring hiervoor is, dat de gebruikte steekproef te klein was om een effect vast te stellen. Bij een preventable crisis zijn twee significante interactie-effecten gevonden. Van dit type crisis was tevens ook de grootste steekproef getrokken. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat wanneer er sprake is van een crisis, de manier van framing een belangrijkere rol speelt dan de basisformule van een krant. Als vervolg op deze studie is het interessant om te onderzoeken welke factor meer impact heeft bij de berichtgeving over een crisis. De manier van framing of de basisformule van een krant (het brengen van hard- versus soft-nieuws). Voor als nog blijkt dat wanneer een organisatie in hoge mate verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisis, deze goed bestand moet zijn tegen de ‘gekleurde bril’ van de media.

(23)

Literatuurlijst

Autoweetjes. (z.d.). Auto’s teruggeroepen naar dealer – Toyota. Geraadpleegd op 29 maart 2016, van http://www.autoweetjes.com/Terugroepacties-Toyota.html

Bakker, P., & Scholten, O. (2011). Communicatiekaart van Nederland: Overzicht van media en

communicatie.-8e dr. Kluwer.

Billings, R. S., Milburn, T. W., & Schaalman, M. L. (1980). A model of crisis perception: A theoretical and empirical analysis. Administrative Science Quarterly, 25(2), 300-316.

doi:10.2307/2392456

Carmeli, A., & Schaubroeck, J. (2008). Organisational crisis-preparedness: The importance of learning

from failures. Long Range Planning, 41(2), 177-196.

Chin-A-Fo, H. & Hensen, C. (2015, 12 maart). Libor-zaak ‘schokkend’, toch gaat rabo vrijuit. NRC

Handelsblad: Economie, p. niet bekend.

Coombs, T., & Schmidt, L. (2000). An empirical analysis of image restoration: Texaco's racism

crisis. Journal of Public Relations Research, 12(2), 163-178.

Coombs, W. T. (2007). Protecting organization reputations during a crisis: The development and

application of situational crisis communication theory. Corporate Reputation Review, 10(3),

163-176.

Coombs, W. T. (1995). Choosing the right words: The development of guidelines for the selection of

the " appropriate" crisis- response strategies. Management Communication Quarterly, 8(4),

447-76.

Coombs, W. T. (2004). Impact of past crises on current crisis communication: Insights from situational

(24)

Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2002). Helping crisis managers protect reputational assets: Initial

tests of the situational crisis communication theory. Management Communication

Quarterly, 16(2), 165-86.

De Telegraaf. (2013, 29 oktober). Rabobank schikt in Lobor-affaire voor 774 miljoen. Geraadpleegd op 29 maart 2016, van

http://www.telegraaf.nl/dft/nieuws_dft/22011984/__Rabobank_schikt_in_Libor%2520affair e_voor__774_miljoen__.html

De Vreese, C. H. (2005). News framing: Theory and typology. Information Design Journal Document

Design, 13(1), 51-62.

Gamson, W., & Modigliani, A. (1989). Media discourse and public opinion on nuclear power: A

constructionist approach. American Journal of Sociology, 95(2), 1.

Hosmer, D. W., & Lemeshow, S. (2000). Logistic regression for matched Case‐Control studies. Applied

Logistic Regression, Second Edition, , 223-259.

Japanse regering grijpt in bij Fukushima. (2013, 27 augustus). De telegraaf: Buitenland, p. 11

Kim, H. K., & Yang, S. (2009). Cognitive processing of crisis communication: Effects of CSR and crisis

response strategies on stakeholder perceptions of a racial crisis dynamics. Public Relations

Journal, 3(1), 1-39.

Muller, R. (2012, 18 augustus). The Panic Over Fukushima. Geraadpleegd op 29 maart 2015, van http://www.wsj.com/articles/SB10000872396390444772404577589270444059332 NRC Handelsblad. (2014, 13 januari). Oud-medewerkers Rabobank door VS aangeklaagd om Libor-

fraude. Geraadpleegd op 29 maart 2016, van http://www.nrc.nl/nieuws/2014/01/13/oud-medewerkers-rabobank-door-vs-aangeklaagd-om-libor-fraude

(25)

Schaap, G., & Pleijter, A. R. J. (2012). Het sensatiegehalte van voorpaginafoto’s: Een inhoudsanalyse

van populaire en kwaliteitskranten in nederland. Tijdschrift Voor

Communicatiewetenschap, 40(1), 71-86.

Seeger, M. W., Sellnow, T. L., & Ulmer, R. R. (2001). Public relations and crisis communication:

Organizing and chaos.

Semetko, H., & Valkenburg, P. (2000). Framing european politics: A content analysis of press and

television news. Journal of Communication, 50(2), 93-109. doi:10.1111/j.1460-2466.2000.tb02843.x

Toyota roept wéér miljoenen auto’s terug. (2012, 15 november). De Volkskrant: Economie, p.22 Walsh, B. (2012, 2 maart). Did the media Hype Fukushima Health Impacts? Geraadpleegd op 29

maart 2015, van

http://thebreakthrough.org/archive/did_the_media_hype_fukushima_health_impacts Weiner, B. (2006). Social motivation, justice, and the moral emotions: An attributional

(26)

Appendix 1: Resultaten Tabel 1

Intercodeurbetrouwbaarheid

Frames Variabele Lotus

Conflict-frame 1.

Weerspiegelt het verhaal een onenigheid tussen individuen, groepen of partijen?

0,73 2. Geven de partijen/individuen/groepen/landen in het artikel elkaar

de schuld?

0,73 3. Verwijst het artikel naar meerdere kanten van het onderwerp of

probleem?

0,70 4. Spreekt het artikel over winnaars of verliezers? 0,70 5. Wordt er in het artikel benoemd dat de verschillende partijen het

liefst een andere manier van aanpak zien om het probleem/issue op te lossen?

0,69

Human-interest-frame 1.

Geeft het artikel een menselijk voorbeeld of een menselijk gezicht aan het issue?

0,67 2. Wordt er in het artikel gebruik gemaakt van persoonskenmerken

die gevoelens van woede, sympathie en/of medeleven kunnen oproepen bij de lezer?

0,69

3. Benadrukt het artikel hoe individuen en/of groepen beïnvloed worden door het issue?

0,66 4. Gaat het artikel in op het privéleven of persoonlijke

omstandigheden van de actoren?

0,69 5. Lijkt het artikel de grootste gevolgen van de crisis toe te kennen

aan de impact die het heeft op individuen of groepen mensen?

0,66

Responsibility-frame 1.

Indiceert het artikel dat een organisatie mogelijkheden heeft om het probleem of issue op te lossen?

0,66 2. Suggereert het artikel dat een organisatie of een deel van de

organisatie verantwoordelijk is voor het issue of probleem?

0,62 3. Suggereert het artikel dat een individu of een aantal individuen

binnen de organisatie verantwoordelijk zijn voor het issue of probleem?

0,73

4. Veronderstelt het artikel dat de crisis of het issue dringend om actie vraagt?

0,67 5. Geeft het artikel een oplossing/meerdere oplossingen voor het

probleem of issue?

0.66

Economic-frame 1.

Wordt er in het artikel gesproken over financiële winsten en/of verliezen?

0,74 2. Wordt er in het verhaal een opgave van kosten en/of uitgaven

gedaan?

0,69 3. Verwijst het verhaal naar economische gevolgen van het wel of

niet nastreven van een oplossing voor het probleem/issue?

0,62 4. Wordt er in het artikel verwezen naar andere economische issues,

zoals effecten van de crisis op de economie in het algemeen of economische gevolgen voor de auto-industrie en/of specifieke organisaties?

(27)

5. Worden eventuele economische winsten/verliezen beschreven als gevolg van de crisis in de organisatie?

0,70

Crisis-frame 1. Wordt er in het artikel een aanduiding gedaan naar chaos of verwarring binnen de organisatie door toedoen van recente gebeurtenissen?

0,66

2. Doet het artikel uitspraken over onvermogen van het management/bestuur van de organisatie om het probleem spoedig op te lossen?

0,71

3. Schetst het artikel de situatie als een noodgeval? 0,71 4. Doet het artikel uitspraken over verliezen/schades/nadelen voor

één of meerdere stakeholders van de organisatie door de gebeurtenis?

0,71

5. Wordt er in het artikel aangegeven dat partijen/actoren op zoek zijn naar een oplossing voor het probleem?

0,74

Blame-frame 1. Wordt de crisis beschreven in termen als ‘misdaad’ of ‘terrorisme’?

0,71 2. Ligt de focus op de menselijke impact waarbij suggestieve of

dramatiserende taal wordt gebruikt?

0,71 3. Worden er mensen/organisaties verantwoordelijk/schuldig

bevonden in het nieuwsartikel?

0,78 4. Geeft het artikel aan dat de verantwoordelijke

organisatie/persoon gestraft moet worden?

0,81 5. Wordt er in het artikel gesuggereerd dat de schuldige

persoon/organisatie het probleem/de crisis had kunnen voorkomen?

0,73

Explain-frame 1. Wordt de crisis beschreven in termen als ‘ongeval’ of ‘incident’? 0,73 2. Wordt er zakelijke, nuchtere taal gebruikt waarbij de menselijke

impact geen rol speelt?

0,72 3. Worden er menselijke actoren verantwoordelijk gesteld voor de

crisis?

0,81 4. Behandeld het artikel de personen/organisaties die de crisis op

kunnen lossen?

0,77 5. Worden er mogelijke oplossingen voorgesteld of geeft het artikel

aan dat er wordt gewerkt aan een oplossing?

0,81

(28)

Appendix 2: Codeboek

nr Variabele Omschrijving Antwoordcategorieën

1 Artikelnummer Artikelnummer toegekend op basis van chronologie Lexis Nexis

n.v.t.

2 Titel artikel De kop van het artikel n.v.t.

Relevantie Is het artikel relevant voor één van de onderzoeken? De relevantie van het artikel voor de verschillende onderzoeken kan worden vastgesteld aan de hand van de volgende kenmerken: staan aspecten van de crisis centraal in het artikel en wordt de organisatie hierbij genoemd?

De artikelen zijn relevant wanneer deze betrekking hebben op:

De Libor-fraude bij de Rabobank

De kernramp bij kerncentrale Fukushima De terugroepactie bij Toyota

De terugroepactie bij Volkswagen De FIFA

Livestrong of Lance Armstrong

0 = nee 1 = ja

3 Onderwerp bericht

Welk onderwerp staat centraal in het bericht? 1 = Libor-fraude bij de Rabobank 2 = Kernramp bij kerncentrale Fukushima 3 = Terugroepactie Toyota 4 = Terugroepactie Volkswagen 5 = FIFA 6 = Livestrong of Lance Armstrong

4 Datum bericht Datum in cijfers: DD/MM/JJJJ, vb: 10/03/2016

n.v.t.

5 Omvang bericht

Aantal woorden van het artikel in cijfers, zoals vermeld in Lexis Nexis

n.v.t.

6 Medium Naam van het medium (krant/website) 1 = De Telegraaf 2 = Algemeen dagblad 3 = NRC Handelsblad 4 = de Volkskrant 5 = Telegraaf.nl 6 = Volkskrant.nl 7 = Nu.nl

(29)

8 = NOS.nl

7 Codeur Naam van de codeur 1 = Nadine

2 = Jona 3 = Kasper 4 = Sofia 5 = Roos 8 Conflict-frame (1)

Weerspiegelt het verhaal een onenigheid tussen individuen, groepen of partijen?

0 = nee 1 = ja 9 Conflict-frame

(2)

Geven de partijen/individuen/groepen/landen in het artikel elkaar de schuld?

Hierbij is het niet noodzakelijk dat beide partijen schuldig worden geacht, indicatie dat één van beide partijen schuld heeft is voldoende.

0 = nee 1 = ja

10 Conflict-frame (3)

Verwijst het artikel naar meerdere kanten van het onderwerp of probleem?

0 = nee 1 = ja 11 Conflict-frame

(4)

Spreekt het artikel over winnaars of verliezers?

Winnaars of verliezers kunnen worden gedefinieerd als partijen die ofwel voordelen, ofwel nadelen ondervinden ten gevolge van de gebeurtenis/crisis.

0 = nee 1 = ja

12 Conflict-frame (5)

Wordt er in het artikel benoemd dat de

verschillende partijen het liefst een andere manier van aanpak zien om het probleem/issue op te lossen? 0=nee 1=ja 13 Human-interest-frame (1)

Geeft het artikel een menselijk voorbeeld of een menselijk gezicht aan het issue?

Een persoon wordt in verband gebracht met het issue.

Hierbij kan er gelet worden op quotes, mensen die aan het woord komen, specifieke situaties van individuen etc. 0 = nee 1 = ja 14 Human-interest-frame (2)

Wordt er in het artikel gebruik gemaakt van persoonskenmerken die gevoelens van woede, sympathie en/of medeleven kunnen oproepen bij de lezer?

Bijvoorbeeld: Bijvoeglijke naamwoorden die betrekking hebben op de actoren.

0 = nee 1 = ja

15 Human-interest-frame (3)

Benadrukt het artikel hoe individuen en/of groepen beïnvloed worden door het issue?

0 = nee 1 = ja

(30)

16 Human-interest-frame (4)

Gaat het artikel in op het privéleven of persoonlijke omstandigheden van de actoren?

Het artikel gaat dieper in op de

levensomstandigheden van één of meerdere personen. 0 = nee 1 = ja 17 Human-interest-frame (5)

Lijkt het artikel de grootste gevolgen van de crisis toe te kennen aan de impact die het heeft op individuen of groepen mensen?

0=nee 1=ja

18 Responsibility-frame (1)

Indiceert het artikel dat een organisatie

mogelijkheden heeft om het probleem of issue op te lossen?

Hierbij gaat het puur om oplossingen, en niet op het mogelijke voorkomen van de crisis.

0 = nee 1 = ja

19 Responsibility-frame (2)

Suggereert het artikel dat een organisatie of een deel van de organisatie verantwoordelijk is voor het issue of probleem?

Het artikel plaatst (de verantwoordelijkheid voor) de crisis in algemene context op het niveau van de organisatie

0 = nee 1 = ja

20 Responsibility-frame (3)

Suggereert het artikel dat een individu of een aantal individuen binnen de organisatie

verantwoordelijk zijn voor het issue of probleem?

Het artikel focust zich op bepaalde individuen binnen de organisatie

0 = nee 1 = ja

21 Responsibility-frame (4)

Veronderstelt het artikel dat de crisis of het issue dringend om actie vraagt?

0 = nee 1 = ja 22

Responsibility-frame (5)

Geeft het artikel een oplossing/meerdere oplossingen voor het probleem of issue?

0 = nee 1 = ja 23

Economic-frame (1)

Wordt er in het artikel gesproken over financiële winsten en/of verliezen?

0 = nee 1 = ja 24

Economic-frame (2)

Wordt er in het verhaal een opgave van kosten en/of uitgaven gedaan?

0 = nee 1 = ja 25

Economic-frame (3)

Verwijst het verhaal naar economische gevolgen van het wel of niet nastreven van een oplossing voor het probleem/issue?

0 = nee 1 = ja

26 Economic-frame (4)

Wordt er in het artikel verwezen naar andere economische issues, zoals effecten van de crisis op

0=nee 1=ja

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Telen met toekomst gelooft in een aanpak waarbij waterschap­ pen samen met telers en andere partijen zoeken naar nieuwe oplossingen voor waterkwaliteits­ knelpunten. Momenteel

Zwaap T +31 (0)20 797 88 08 Datum 15 november 2016 Onze referentie ACP 63-1 ACP 63. Openbare vergadering

geschreven en daaruit de Xi hepaald. Vande orthogonale componente., kunnen we in totaal n elementen willekeurig voorschrijven de andere elementen zijn dan va.t

In conclusion, not just one reason can be given for the gender gap in political representation. After analyzing the most-often cited impediments to gender parity, I would

In this paper, we propose a reliable, robust and cost-efficient method for supraparticle fabrication by employing a ternary liquid with appropriately chosen mutual solubilities

Breastfeeding and complementary feeding practices included exclusive breastfeeding in the first 6 mo, continued breastfeeding, vitamin A sup- plementation in the previous 6 mo,

(In Die daarstel van 'n kurrikulumolltwHkelingsplan vir die RSA: kurrikulunlontwerp as ontwikkelingstaak. Finale verslag aan die RGN. Management by objectives in