• No results found

Van ergotherapeut naar Individual Placement and Support (IPS)-trajectbegeleider: Theoretische onderbouwing en adviezen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van ergotherapeut naar Individual Placement and Support (IPS)-trajectbegeleider: Theoretische onderbouwing en adviezen"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam, 4-1-2016

Van ergotherapeut naar Individual

Placement and Support

(IPS)-trajectbegeleider

Theoretische onderbouwing en adviezen.

Gemaakt door:

Miranda van Tol

500638233

Raffaela Vinci

500637872

Rianne Breur

500642971

Opleiding:

Ergotherapie aan de Hogeschool van

Amsterdam

Docentcoach:

Eric Tigchelaar

Opdrachtgever:

Jacqueline Coppers van GGZ Rivierduinen

locatie Gouda

(2)

Voorwoord

Beste lezer,

Voor u ligt een afstudeeropdracht die geschreven is door drie ergotherapie studenten van de Hogeschool van Amsterdam. Wij hadden dit product niet kunnen schrijven zonder de hulp van een aantal personen.

Allereerst willen wij onze coach, Eric Tigchelaar, bedanken voor zijn tijd, feedback en begeleiding in deze periode. Wij hebben veel van je geleerd en gaan deze informatie en kennis zeker meenemen in onze verdere carrière.

Jacqueline, bedankt voor het opstellen van deze interessante afstudeeropdracht. Wij hebben met plezier samengewerkt en veel geleerd van jouw inzichten met betrekking tot het onderwerp. Wij hopen dat het eindproduct je ondersteunt in de vervolgstappen van je carrière.

Daarnaast willen wij Carina Miltenburg, Imme Kampen, Jeroen Gijsberts, Linda Sinke, Marcel van der Wal, Marlon Mientjes en Marly Krammerer bedanken voor hun tijd en het delen van hun visie, ervaringen en kijk op het onderwerp. Door jullie input hebben wij het eindproduct naar een hoger niveau kunnen brengen.

In het proces naar het eindproduct hebben er enkele tegenslagen plaatsgevonden. Dit heeft als resultaat dat Raffaela en Rianne het grootste aandeel aan dit eindproduct hebben geleverd. Desondanks hebben wij met plezier aan deze afstudeeropdracht gewerkt. Het was niet altijd even makkelijk en we hebben soms met ons handen in het haar gezeten, maar des te trotser zijn wij op het uiteindelijke resultaat.

Indien u contact met ons op wilt nemen, kunt u dit doen via het onderstaande e-mailadres: ipsafstudeerproject@gmail.com.

Wij wensen u veel leesplezier toe.

Miranda van Tol, Raffaela Vinci en Rianne Breur. Amsterdam, 4 januari 2016.

(3)

Samenvatting

Achtergrond: Veel mensen met een ernstige psychiatrische stoornis willen werken, maar het merendeel slaagt er niet in om een betaalde baan te vinden. Het bieden van een juist rehabilitatie proces is daarom van belang. Veel GGZ-instellingen gaan om die rede werken met een

arbeidsrehabilitatiemodel genaamd ‘Individuele Plaatsing en Steun (IPS)’ dat arbeidstoeleiding en arbeidsondersteuning combineert. De opdrachtgever van deze afstudeeropdracht maakt de overstap van ergotherapeut naar IPS-trajectbegeleider.

Doel: Het doel van dit afstudeerproject is het achterhalen welke competenties ergotherapeuten (nog nodig) hebben om de functie van IPS-trajectbegeleider uit te voeren binnen een FACT-team werkend met EPA cliënten. Daarnaast wordt er onderzocht hoe ergotherapeuten hun eigen competenties kunnen inzetten binnen de IPS-trajectbegeleiding.

Methode: Aan de hand van drie individuele literatuurstudies worden resultaten verzameld. Om deze resultaten aan te vullen is er ook een praktijkinventarisatie gedaan. Voor deze inventarisatie zijn er zes interviews met IPS-trajectbegeleiders afgenomen, waarbij drie participanten een ergotherapie opleiding hebben afgerond en drie een andere opleiding. Daarnaast hebben we een

beleidsmedewerker van GGZ Rivierduinen locatie Gouda gesproken.

Resultaten: De literatuurstudies en de praktijkinventarisatie hebben ons beide van informatie voorzien. De resultaten van de praktijkinventarisatie zijn onder te verdelen in negen thema’s: Visie van IPS, Succesfactoren van IPS, Modelgetrouwheid, Opleidingsachtergrond, Vaardigheden, Struikelpunten binnen IPS, Acquisitie, Financiën en UWV/Gemeenten en 8 gesprekken systeem. Op drie thema’s (succesfactoren, vaardigheden en acquisitie) zijn de resultaten van de literatuurstudies en de praktijkinventarisatie met elkaar vergeleken. Met behulp van de resultaten en

ergotherapeutische competenties is een overzicht gemaakt van de overlap en verschillen tussen de competenties van een ergotherapeut en de competenties van een IPS-trajectbegeleider. Met behulp van deze gegevens wordt er antwoord gegeven op de hoofdvraag.

Discussie: Tijdens het vergelijken van de literatuurstudie met de praktijkinventarisatie kwamen enkele opvallende aspecten naar voren. Zo werd in de literatuur benoemd dat het 0

exclusiecriteriabeleid een succesfactor van IPS is, maar dit blijkt dit in de praktijk moeilijk

uitvoerbaar. Ook bleek uit de praktijkinventarisatie dat koude acquisitie weinig tot niet effectief is, in de literatuur wordt hier niet heel negatief over gesproken. Daarnaast worden de goede punten, verbeter punten en mogelijke beperkingen weergegeven.

Conclusie: Er is een grote overlap in de benodigde competenties van een ergotherapeut en een IPS-trajectbegeleider. Wel mist de ergotherapeut nog enkele noodzakelijke IPS-competenties, zoals acquisitievaardigheden. Daarnaast kan een ergotherapeut enkele specifieke ergotherapeutische competenties gebruiken binnen de IPS-trajectbegeleiding, die meerwaarde kunnen hebben bij de IPS. Uit de praktijkinventarisatie zijn nog twee belangrijke punten naar voren gekomen: de implementatie van IPS moet op verschillende niveaus plaatsvinden en een IPS-trajectbegeleider heeft steun en hulp nodig van zijn mede trajectbegeleiders.

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord

Samenvatting

Inleiding... 5

Deel I: Theorerische onderbouwing 1. Literatuurstudies ... 7

1.1 Samenvatting van de conclusies ... 7

2. Praktijkinventarisatie... 9

2.1 Opzet interviews... 9

2.3 Participanten ... 10

2.4 Analyseren van resultaten ... 11

2.5 Definitieve thema’s ... 11

2.6 Uiteindelijke resultaten ... 12

3. Vergelijking resultaten ... 18

3.1 Ergotherapeutische beroepscompetenties ... 18

3.2 Literatuurstudie v.s. praktijkinventarisatie ... 18

3.3 Overlappende competenties IPS en ergotherapie ... 20

3.4 Ontbrekende competenties... 21

3.5 Andere ergotherapie vaardigheden binnen IPS ... 22

4. Discussie ... 23

5. Conclusie ... 25

Deel II: Het adviesrapport 1. Inleiding ... 26

1.1 Huidige stand van zaken ... 26

2. Adviezen ... 27 2.1 Individueel: ... 27 2.2 FACT ... 27 2.3 Organisatie ... 28 Bibliografie ... …29 Bijlagen 1. Glossary 2. Conclusie literatuurstudies 3. Interview schema

4. Informed consent - Praktijkinventarisatie 5. Analyseren van resultaten

(5)

5

Inleiding

Steeds meer mensen hebben langdurig psychiatrische klachten en blijven in de zorg. Sinds 2004 werkt Nederland daarom met zogeheten Flexibele Assertive Community Treatment1-teams. Deze

teams bestaan uit verschillende disciplines. FACT, de ‘Flexibele ACT’ is een in Nederland ontwikkelde variant op ACT. Zij verzorgen en behandelen cliënten met een langdurige of blijvende ernstige psychiatrische aandoening(en) (F-ACT Nederland, 2015). In de rest van het verslag maken we gebruik van de term FACT-teams en wordt de term ‘ernstige psychiatrische aandoening(en)’ afgekort met EPA2.

‘Steeds meer regio’s gaan gebruik maken van deze wijkgerichte methodische aanpak voor

psychiatrische patiënten’ (In de zorg, 2011). Zo ook GGZ Rivierduinen locatie Gouda. Sinds de zomer van 2015 zijn ze binnen deze instelling gaan werken met FACT-teams. De opdrachtgever Jacqueline Coppers is ergotherapeut bij GGZ Rivierduinen en maakt deel uit van één van de FACT-teams. Ze vervult binnen het team de functie van trajectbegeleider en gaat deze functie vormgeven met behulp van de Individuele Plaatsing en Steun (IPS) –methode. Deze methodiek wordt vanuit het FACT-Handboek (van Veldhuizen, Bähler, Polhuis, & van Os, 2008) aanbevolen.

IPS is een arbeidsrehabilitatiemodel dat arbeidstoeleiding3 en arbeidsondersteuning combineert.

Bond et al. (2007) concludeert dat veel mensen met een ernstige psychiatrische stoornis willen werken, maar het merendeel er niet in slaagt om een betaalde baan te vinden. Uit onderzoek van Michon, van Erp, Giesen & Kroon (2003) is gebleken dat in 2003 hoogstens 10% van de mensen met ernstige psychische stoornissen in Nederland een betaalde baan had. Het bieden van een juist rehabilitatie proces is daarom van belang. Cliënten worden tijdens een IPS-traject niet alleen begeleid tijdens het zoeken naar betaald werk, maar ook tijdens het verrichten van dat werk (van Veldhuizen et al., 2008). Verschillende onderzoeken hebben de effectiviteit van IPS bewezen, ook in Nederland (Michon et al., 2014; Mueser et al., 2004).

Begin augustus was de opdrachtgever aan het uitzoeken hoe zij als ergotherapeut vorm kon geven aan de functie van IPS-trajectbegeleider. Met deze vraag is zij naar de Hogeschool van Amsterdam gestapt en gekoppeld aan ons. Om haar vraag te kunnen beantwoorden hebben wij in het begin van het project de volgende hoofdvraag geformuleerd:

‘Welke competenties4 hebben ergotherapeuten wel en welke hebben zij nog nodig om de functie van een IPS-trajectbegeleider uit te voeren binnen een (F)ACT team werkend met EPA cliënten en hoe kunnen ergotherapeuten hun eigen competenties inzetten binnen de IPS-trajectbegeleiding?’ De hoofdvraag is beantwoord aan de hand van drie literatuurstudies en een praktijkinventarisatie. Hiervoor is de hoofdvraag opgedeeld in drie verschillende deelvragen en een

praktijkinventarisatievraag:

 Wat zijn de succesfactoren van IPS-trajectbegeleiding binnen een (F)ACT-team werkend met EPA-cliënten?

 Over welke competenties moet een IPS-trajectbegeleider beschikken?

 Welke vaardigheden zijn nodig om acquisitie5 effectief toe te passen als IPS-trajectbegeleider?

 Wat is de praktijkervaring en kennis met betrekking tot IPS-trajectbegeleiding, van ergotherapeuten en niet ergotherapeuten die werken met de IPS-methode? 1 Begripsomschrijving in bijlage 1 2 ,, ,, ,, 3 ,, ,, ,, 4 ,, ,, ,, 5 ,, ,, ,,

(6)

6 In deel I – de theoretische onderbouwing, wordt antwoord gegeven op de verschillende deelvragen en praktijkinventarisatievraag. Om dit te koppelen aan de hoofdvraag vergelijken we de verkregen informatie met de meest recente ergotherapie competenties. Vervolgens worden de resultaten nogmaals geanalyseerd in de discussie en in ‘hoofdstuk 5: Conclusie’ wordt de hoofdvraag beantwoord.

Gedurende het afstudeerproces zijn we tot voortschrijdende inzichten gekomen. Het is duidelijk geworden dat niet alleen kennis voor de IPS-trajectbegeleider van belang is, maar ook de

implementatie van IPS. Voor een goede implementatie van IPS is het belangrijk dat verschillende niveaus (individueel, FACT-team en organisatie) hierbij worden betrokken. Op basis van deze nieuwe inzichten is besloten om, naast een theoretische onderbouwing, ook een adviezen op te stellen waarbij de verkregen informatie wordt omgezet in praktisch advies.

Met dit adviesrapport wordt praktische houvast gegeven hoe de implementatie van IPS op verschillende niveaus vormgegeven kan worden. Dit wordt in Deel II- het adviesrapport weergegeven.

Het uiteindelijke verslag bestaat dus uit twee delen. Deel I- de theoretische onderbouwing geeft, aan de hand van de resultaten, antwoord op de vraag van de opdrachtgever. We wijken af van de standaardopbouw van een verslag (eerst het adviesrapport en dan de onderbouwing), omdat de theoretische onderbouwing prioriteit heeft voor de opdrachtgever. Wij hebben er, in overleg met de opdrachtgever, voor gekozen adviezen toe te voegen, mede om de kwaliteit van het eindproduct te verhogen. Daarnaast heeft het project zich gedurende het proces ontwikkeld. Door het verslag op deze manier vorm te geven wordt dit proces inzichtelijk gemaakt.

Gedurende dit afstudeerproject en met het geven van de adviezen hebben wij het volgende hogere doel in het vizier gehouden:

(7)

7

Deel I – Theoretische onderbouwing

1. Literatuurstudies

Voor de literatuurstudies zijn drie relevante sub onderwerpen onderzocht: de succesfactoren van IPS, de benodigde competenties voor een IPS-trajectbegeleider en de benodigde vaardigheden voor het uitvoeren van acquisitie. Deze onderwerpen zijn opgesteld in overleg met de opdrachtgever en coach. Tijdens het opstellen van de onderwerpen zijn we ervan uitgegaan dat ergotherapeuten (bijna) geen kennis hebben van acquisitie, aangezien dit niet aan de orde komt in de opleiding en niet behoort tot de ergotherapeutische competenties. Daarom hebben we ervoor gekozen om acquisitie tot een van de kernonderwerpen te benoemen, zodat er dieper op dit specifieke onderwerp wordt ingegaan.

In dit hoofdstuk wordt alleen een samenvatting van de conclusies van de literatuurstudies weergegeven. Voor de volledige conclusies verwijzen we u door naar bijlage 1. Indien u interesse heeft in de gehele literatuurstudies, kunt u via de mail contact opnemen met de projectgroep. Het e-mailadres kunt u terugvinden in het voorwoord.

1.1 Samenvatting van de conclusies

Tabel 1: Uitkomsten van de literatuurstudies

Succesfactoren van IPS Competenties IPS-trajectbegeleider Acquisitievaardigheden Het zoeken naar regulier werk Outreachend kunnen werken Presenteren van jezelf Place-then-train/ snelle

plaatsing in werk

Empathie Positionering van jezelf en

dienst Integratie van rehabilitatie en

GGZ-hulpverlening

Passie/affiniteit Vertrouwensband opbouwen

en onderhouden Het 0 exclusiecriteriabeleid6 Kennis met betrekking tot het

IPS-model

Inzicht in de context en situatie. Het modelgetrouw werken. Teamspeler/ Gelijkwaardigheid in

samenwerking

Luisteren en vragen

Voorlopig bewijs Efficiënt werken Niet teveel in een keer willen

Een goede relatie tussen cliënt en trajectbegeleider

Integratie tussen collega's creëren Daadkracht tonen.

Cliëntgecentreerd werken Het creëren van een draagvlak Doelen stellen en bereiken. De vaardigheden van de

trajectbegeleider

Empowerment toepassen in de behandeling

Langdurige ondersteuning Cliëntgericht werken

Het bieden van gerichte trainingen, zoals sociale vaardigheidstrainingen

In tabel 1 is een overzicht van de verschillende resultaten weergegeven. Zoals men kan zien zijn er bij de succesfactoren vijf elementen gevonden waar kwalitatief goed en meervoudig bewijs voor is gevonden. Daarnaast is voor vier elementen (een goede relatie tussen cliënt en trajectbegeleider, cliëntgecentreerd werken, de vaardigheden van de trajectbegeleider en langdurige ondersteuning) voorlopig bewijs gevonden. Dit betekent dat het mogelijk succesfactoren kunnen zijn van IPS-trajectbegeleiding, maar om dit te bewijzen is verder onderzoek nodig.

In meerdere artikelen gericht op de benodigde competenties voor IPS-trajectbegeleiders, komt naar

(8)

8 voren dat empowerment, cliëntgericht werken en IPS in combinatie met andere interventies

competenties zijn waarover een IPS-trajectbegeleider moet beschikken. Dit is opvallend, aangezien binnen de succesfactoren cliëntgecentreerd werken een element is waar voorlopig bewijs voor bestaat. Dit zou kunnen betekenen dat cliëntgecentreerd werken toch één van de succesfactoren van IPS is. Verder zien we ook dat ‘integratie’ zowel binnen de succesfactoren als binnen de

competenties voorkomt. Aangezien dit één van de succesfactoren is, is het aannemelijk dat dit een belangrijke competentie voor de IPS-trajectbegeleider is.

Op basis van verschillende literatuur kan worden geconcludeerd dat een IPS-trajectbegeleider over verschillende competenties moet beschikken, waarbij Kostick et al. (2010) concluderen dat gerichte training nodig is. De training is nodig om de wensen van de cliënten beter te begrijpen, het oefenen van communicatievaardigheden en leren hoe men integratie tussen leden van het behandelteam tot stand kan brengen.

Daarnaast concluderen Glover & Frounfelker (2013) dat een samenwerkingsrelatie met bedrijven van enorm belang is. Voor de samenwerkingsrelatie en het vinden/creëren van banen bij bedrijven heeft een trajectbegeleider acquisitievaardigheden nodig. Het acquisitie proces bestaat uit vijf

verschillende stappen:

1. Bepaal je waarde van propositie7: Speel in op de behoefte van de werkgever: wat vindt deze

belangrijk of wat wil hij/zij juist voorkomen? 2. Bepaal welke werkgevers je gaat benaderen.

3. Selecteer middelen: Hoe ga je de potentiële werkgever benaderen? Dit kan aan de hand van mailen, bellen of persoonlijk bezoeken.

4. Uitvoeren: Zorg dat je een visitekaartje hebt, een pitch kunt geven, een duidelijk verhaal hebt en kunt inspelen op de behoefte en/of weerstand die een werkgever laat zien.

5. Evalueren en ontwikkelen: Wat je doet leidt altijd tot een bepaald resultaat. Het is belangrijk de gekozen aanpak te evalueren. Hierdoor krijg je inzicht wat wel en wat niet werkt.

Deze stappen hebben een belangrijke beperking: Het onderhouden van de contacten wordt niet benoemd. Om contacten goed te onderhouden is het belangrijk een overzicht te hebben van het eigen netwerk. Dit is verder tijdens de literatuurstudie niet aan de orde geweest.

In de literatuur wordt geschreven over het vinden van je eigen acquisitie stijl. ‘Wat past er bij jou?’. Dicht bij jezelf blijven blijkt hierin belangrijk. Denkt daarbij in vaardigheden. Maak gebruik van je eigen sterke punten.

(9)

9

2. Praktijkinventarisatie

In dit verslag houdt praktijkinventarisatie het volgende in: er wordt informatie verzameld over praktijkervaring en kennis met betrekking tot IPS-trajectbegeleiding en het proces daar naar toe. Voor het verzamelen van de informatie is gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. De volgende punten zijn de onderbouwing waarom er voor deze methode is gekozen:

 Het afnemen van interviews leidt tot nieuwe/ aanvullende informatie;

 Bij de interviews wordt er individueel afgesproken, waardoor er meer persoonlijke informatie wordt verzameld dan bij forumbijeenkomsten;

 Bij een interview worden open vragen gesteld. Hierdoor is de verzamelde informatie vollediger en gedetailleerder dan bij, bijvoorbeeld, enquêtes;

 Een interview wordt vooraf goed voorbereid en heeft een duidelijke structuur. Dit geeft ons zekerheid en hierdoor worden bij elk interview dezelfde vragen op dezelfde manier gesteld;  Een interview kan, tot op zekere hoogte, gestandaardiseerd worden en door verschillende

personen worden geleid.

De vraag die tijdens de praktijkinventarisatie centraal stond:

‘Wat is de praktijkervaring en kennis met betrekking tot IPS-trajectbegeleiding, van ergotherapeuten en niet ergotherapeuten die werken met IPS-trajectbegeleiding?’

2.1 Opzet interviews

Bij het opstellen van het interview hebben we gebruik gemaakt van het boek ‘interviewen theorie, techniek en training’ van Emans (2007). Met behulp van dit boek hebben we kritisch gekeken naar de verschillende mogelijkheden binnen het opstellen en uitvoeren van interviews.

Wij streefden naar een objectivistische visie en standaardisatie (dat elk interview op dezelfde manier wordt afgenomen). Dit bereikten wij door:

 Bij elk interview precies dezelfde vragen te stellen;

 Gebruik te maken van de aanwezigheid van een derde persoon tijdens de interviews;  Bij elk interview te streven naar een standaardsituatie;

 Ieder van ons schrijft een individuele samenvatting van het interview, om subjectieve beïnvloeding tegen te gaan;

 Vooraf een interviewschema op te stellen. Het interviewschema is terug te vinden in bijlage 2;

 Achteraf om akkoord te vragen aan de desbetreffende participant.

In tabel 2 vindt u de keuzes die voor en rondom het interview gemaakt zijn met een korte onderbouwing.

(10)

10 In samenspraak met de opdrachtgever en coach zijn er zeven verschillende interviewthema’s

bedacht. Voor elk thema is een hoofdvraag opgesteld die wordt gebruikt om het onderwerp te openen. Aan de hand van de volgende punten zijn de opgestelde interviewvragen beoordeeld, om ervoor te zorgen dat het correcte, niet sturende interviewvragen zijn:

‘Evaluatief geladen woordgebruik; Ingebouwde broneffecten;

Gebruik van voorbeeldantwoorden;

Logische uitsluiting van antwoordmogelijkheden; Doorklinkende antwoord vermoedens;

Kenbaar gemaakte visie van de interviewer; Aangereikte cognities;

Irrelevante personalisatie van het vraag onderwerp;

Onevenwichtige presentatie van antwoordopties’ (Emans, 2007). De opgestelde vragen zijn te vinden in bijlage 2: het interview schema

2.3 Participanten

Voorafgaand aan het werven van participanten voor de praktijkinventarisatie zijn verschillende in- en exclusiecriteria opgesteld. Deze criteria zijn terug te lezen in tabel 3. Daarnaast worden de

participanten geselecteerd op hun opleidingsachtergrond. We streefden ernaar om

IPS-trajectbegeleiders te interviewen met een ergotherapie opleiding maar ook IPS-IPS-trajectbegeleiders met een andere opleiding. Door informatie te verzamelen uit verschillende invalshoeken wordt een breder draagvlak gecreëerd, wat er voor zorgt dat de kwaliteit van de informatie toeneemt. Om participanten te werven voor de praktijkinventarisatie, zijn er verschillende actiepunten opgesteld:

 Via de GGZ mailinglijst een wervingsemail versturen;

 Mensen, waarvan we contactgegevens hebben, persoonlijk benaderen,;  Netwerk van de opdrachtgever gebruiken;

 Reeds verworven participanten vragen om collega’s te benaderen;  Instanties benaderen via e-mail en websites.

In- en exclusiecriteria participanten

Gezien het aantal reacties in de eerste fase van het werven van participanten, zijn de in en exclusiecriteria aangepast. Deze aanpassing zorgde ervoor dat we een grotere groep konden benaderen. Het doorgestreepte criterium is er in de tweede fase van het werven van participanten uitgehaald. In de tweede fase zijn er uiteindelijk zes participanten geïncludeerd in de

(11)

11

2.4 Analyseren van resultaten

Voor het analyseren van de resultaten gebruiken wij het boek van H. Boeije ‘Analyseren in kwalitatief onderzoek’ (2014) als richtlijn, omdat onze praktijkinventarisatie kenmerken heeft van een

kwalitatief onderzoek. Dit boek geeft praktische handvatten om het analyseproces vorm te geven. In bijlage 4 is het analyseproces van de praktijkinventarisatie uitgewerkt.

Zoals in tabel 2 te lezen is, hebben we in overleg ervoor gekozen om niet te transcriberen. De reden hiervoor is, dat we geen kwalitatief onderzoek doen en er een beperkte tijdspanne is. Door de interviews niet volledig uit te schrijven kunnen we meer interviews afnemen en meer informatie voor de opdrachtgever verzamelen. Daarnaast kost het teveel energie ten opzichte van wat het oplevert. Afbeelding 1: Overzicht analyseren van resultaten

Hieronder volgt een korte samenvatting van de stappen die zijn doorlopen tijdens het analyseren, in afbeelding 1 is deze overzichtelijk weergegeven. Stap 1: Ieder projectgroepslid heeft, op basis van de geluidsopname, een samenvatting van het interview gemaakt.

Stap 2: Deze drie samenvattingen zijn vervolgens samengevoegd tot één samenvatting.

Stap 3: De samenvatting naar de desbetreffende participant terug gestuurd met de vraag om akkoord te geven en eventuele aanvullingen toe te voegen. Stap 4: De feedback is in de samenvatting verwerkt. Stap 5: Alle samenvattingen zijn naast elkaar gelegd en we zijn selectief gaan coderen:

- Eerst hebben we gekeken naar de overlap tussen de samenvattingen. De overlappende punten hebben we in 'de resultaten' toegevoegd.

- Hierna hebben we, per samenvatting, de overgebleven informatie geanalyseerd en de relevante punten hebben we gecategoriseerd op onderwerp en toegevoegd aan de resultaten.

- Vervolgens is er kritisch gekeken naar de eerder opgestelde thema’s. Deze hebben we vergeleken met de informatie en aangepast waar nodig.

- Als laatste zijn nogmaals alle interviews apart doorgenomen. Er is gezocht naar informatie die niet eerder in de resultaten zijn beschreven en op basis daarvan zijn de resultaten op enkele punten aangevuld.

(12)

12

2.5 Definitieve thema’s

Bij de het selectief coderen zijn er definitieve thema’s ontstaan. De thema's worden in tabel 5 weergegeven en bij de veranderde thema's staat een korte uitleg waarom ze zijn veranderd.

2.6 Uiteindelijke resultaten

1. Visie van IPS

De volgende punten kwamen naar voren toen de participanten de visie van IPS verwoorden:  Iedereen verdient een kans. Wij zien een kans/ wens om te gaan werken en die wordt

gegrepen;

 Place-then-train principe. Een cliënt eerst plaatsen in de werkomgeving en vanuit daar kijken wat er moet gebeuren om het werkbaar te maken;

 Er wordt zo snel mogelijk gezocht naar regulier, betaald werk;

Participant E: ‘In praktijk gezien is het heel krap, die 3 maanden, maar dat neemt niet weg dat het doel gewoon ”zo snel mogelijk” is.’

 Werk wordt bij IPS gebruikt als middel en als doel.

Participant A: ‘Werk is niet gewoon werk, het heeft met heel veel te maken en het levert heel veel op. Werk zorgt voor contacten, dag invulling, financiële speelruimte, afbouwen schulden en het gevoel van ‘je doet weer mee’.’

2. Succesfactoren van IPS

De volgende punten kwamen in meerdere interviews naar voren: 1. Modelgetrouw werken;

Participant B: ‘Hoe meer modelgetrouw je werkt, hoe beter de resultaten zijn.’ 2. Motivatie;

3. Samenwerking met cliënt en collega’s (regelmatig contact houden en een team hebben om op terug te kunnen vallen);

Participant A: ‘Ik denk dat het gewoon heel erg belangrijk is dat je een team hebt, een FACT-team of een ACT-FACT-team of iets van een ander FACT-team waar je op terug kunt vallen.’

4. Maatwerk kunnen leveren (Matching cliënt en baan); 5. Benaderen gezonde kant cliënt.

(13)

13 Bijna iedere participant gaf het volgende aan gedurende het gesprek:' Zorg voor ondersteuning vanuit het team, dat het team achter je staat. Het is belangrijk dat je terug kunt vallen op een team, anders lukt het echt niet.'

Participant A: 'Dat (verwijst naar breder implementeren) kan alleen maar als je de hele instelling mee hebt, tot aan de raad van bestuur aan toe. Als je hun niet mee hebt hoef je het niet eens te proberen, want dan wordt het hem niet.'

Het is niet zodanig als succesfactor genoemd, maar gezien het bovenstaande citaat en dat het meerdere malen is opgenoemd rekenen we het ook als een succesfactor.

Daarnaast zijn er nog enkele succesfactoren per organisatie gegeven:  GGZ Noord Holland Noord: Goede verstandhouding met het UWV;

 Roads: Vertrouwen en geloven in de cliënt. (Zowel van de IPS-trajectbegeleider als de sociale omgeving);

 Lentis/ UMCG: Intensieve coaching van de cliënt (op de werkvloer). Zo intensief als nodig.

3. Modelgetrouwheid

Hoe hoger de score op modelgetrouwheid, hoe effectiever de IPS-methode is. UWV eist ook modelgetrouwheid in verband met kwaliteit.

 Elke participant vult zijn/ haar contracturen volledig als IPS-trajectbegeleider, ze hebben geen andere functie naast IPS-trajectbegeleider.

 De caseload is per participant verschillend (mede door verschil in contracturen), maar het komt allemaal ongeveer overeen met de modelgetrouwheidseis. Van 16/17 cliënten bij 24 uur tot maximaal 23 cliënten bij 32 uur. Elke participant werkt dus minimaal drie dagen.  0-exclusiecriteria is moeilijk. De meest voorkomende struikelblokken zijn financiën,

motivatie van de cliënt en tijdgebrek (lange wachtlijsten voor IPS-trajectbegeleiding).  Meerdere organisaties laten één keer per jaar een audit doen, waarbij de

modelgetrouwheid van IPS wordt onderzocht. Aan de hand van de scores kan een organisatie precies zien waar verbeterpunten liggen.

Intervisie- en overlegmomenten zijn belangrijk (zie hieronder). Leer-/ overlegmomenten:

 Plan overleg met andere IPS-trajectbegeleiders, waar onder andere een intervisie moment (oplossingsgerichte methode) in voor komt. Bijvoorbeeld eens in de 14 dagen;

 In elke organisatie sluit de IPS-trajectbegeleider minimaal 1x per week bij het FACT-overleg aan;

 Plan extra team middagen of gezamenlijke intervisiemomenten in (bijvoorbeeld aan de hand van presentaties). Dit kan zowel met het FACT-team als andere IPS-trajectbegeleiders. Probeer van elkaars kunde te leren;

 Vraag zelf om ondersteuning. Wees hierin proactief. Tips:

 Ga uitzoeken bij wie je voor wat terecht kan. Als je dit in het begin doet, bespaart het veel energie en tijd;

 Werk met buddy’s. Dit is een andere IPS-trajectbegeleider binnen de organisatie waar je aan gekoppeld wordt. Deze persoon is je eerste aanspreekpunt bij problemen of vragen, kan in je dossiers kijken en kan je vervangen bij vakantie;

 Het is mogelijk om een dag mee te lopen bij de organisatie Roads.

4. Opleidingsachtergrond

(14)

14 Hieronder leggen we uit wat er van de betreffende opleiding overlapt met IPS en wat de

IPS-trajectbegeleider vanuit zijn vorige opleiding gebruikt binnen de trajectbegeleiding. Ergotherapie:

 Het ontdekken, zien en volgen van kleine stappen in de ontwikkeling/ vooruitgang bij cliënten;

 Matchen van cliënt en werk (cliëntgericht werken);  Holistisch denken;

 Ergotherapeuten betrekken de omgeving bij het proces;  Het vinden/ zoeken van aanpassingen;

 (basiselementen van) Ergotherapeutische instrumenten (zoals AMPS). Dit geeft ook meerwaarde aan het proces.

Participant B: ‘Er is geen groot verschil in de visies van IPS en ergotherapie, het komt alleen vanuit een andere hoek.’

Maatschappelijk werk en dienstverlening:

 Het terugkomen in de maatschappij. Men doet weer mee;  Het praktisch werken;

 Gebruik maken van gesprekstechnieken en gespreksmodellen. Culturele antropologie:

 Een antropoloog is getraind in het contact maken/ hebben met mensen die ‘anders’ zijn;  Het gaat om het maken van ECHT contact.

Participant C: ‘Vanuit echt contact kun je met mensen gaan werken.’ Toegepaste psychologie:

 Gericht op het begrijpen van mensen, net als IPS;

 Mensen zijn vaak angstig. Ze willen wel, maar durven niet.

Meerdere participanten hebben ook vanuit vorige banen en opleidingen veel achtergrondkennis en ervaringen met de doelgroep meegenomen.

5. Vaardigheden

We hebben aan de participanten gevraagd welke vaardigheden een IPS-trajectbegeleider nodig heeft. De volgende punten zijn tijdens de interviews naar voren gekomen:

1. Flexibel werken/ meebewegen met de cliënt;

Participant C: ‘De kracht van IPS ligt niet bij starre navolging van modelgetrouwheid, maar ligt in de eigen flexibiliteit hoe met het model om te gaan.'

2. Acquisitie vaardigheden; 3. Samenwerken;

4. Goed contact maken en kunnen onderhouden (sociaal); 5. Open en duidelijk communiceren;

6. Luistervaardigheden;

7. Doorzettingsvermogen/volhardend zijn; 8. Assertiviteit/ outreachend zijn;

9. Motiveren op verschillende gebieden (cliënt, werkgever, collega’s en jezelf); 10. Ondernemingsvaardigheden:

- Administratieve vaardigheden; - Verkoop vaardigheden.

11. Algemene kennis (GGZ, wet en regelgeving, IPS etc.); 12. Zelfstandigheid van cliënt stimuleren;

Participant E: ‘Alles wat zelfstandig kan, probeer ik ook echt te stimuleren om het te doen. Dit bevordert de zelfredzaamheid van de cliënt.’

(15)

15 Geen van de participanten gaf als vaardigheid planning/ tijdmanagement aan, maar in de gesprekken kwam naar voren dat tijdsmanagement een lastig punt is binnen de IPS-trajectbegeleiding. Dit komt doordat er vaak (te) veel te doen is in (te) weinig tijd. Hierdoor vullen we de bovenstaande lijst aan met:

14. Strak tijdsmanagement.

Daarnaast werd ook het volgende gezegd: ‘Het zit in je attitude, of je in het werk slaagt of niet. Het is belangrijk dat je hart voor de zaak hebt en zorgt dat je gemotiveerd en enthousiast blijft.’ Dit is geen vaardigheid, maar een drijfveer/ houding. Het is wel een belangrijk punt binnen de

IPS-trajectbegeleiding.

6. Struikelpunten binnen IPS

Participant D: ‘Je hebt toch ook wel heel erg je collega’s nodig om niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden.’

De participanten hebben verschillende struikelpunten benoemd. Deze punten zijn onder te verdelen in twee niveaus: struikelpunten binnen de methode en persoonlijke struikelpunten.

Struikelpunten binnen de methode:

Dit zijn punten waar de IPS-trajectbegeleider zelf weinig invloed op heeft, maar die wel vertraging/ problemen kunnen opleveren tijdens het proces.

 Financiën.

 Wet en regelgeving. Meerder participanten gaven aan dat dit moeilijk en ingewikkeld is en elk jaar veranderd.

 Het kan zijn dat een cliënt wordt doorverwezen, maar dat de motivatie hiervoor vanuit het FACT-team komt in plaats vanuit de cliënt. Dit sluit niet aan bij de IPS-methodiek. De motivatie moet vanuit de cliënt komen om ervoor te zorgen dat het succesvol is.  In de praktijk kom je hele nieuwe situaties tegen die niet van te voren zijn besproken,

situaties die ‘niet uit het boekje’ komen.

 Sommige cliënten willen wel, maar zijn niet daar waar ze moeten zijn. Bijvoorbeeld door middelengebruik lopen ze vast in het IPS-proces.

 Tijdgebrek

 Cliënt met een laag IQ in combinatie met psychiatrische problematiek en/of gedragsproblematiek. Hierdoor is het moeilijk om een passende plek te vinden. Persoonlijke struikelpunten:

Dit zijn punten waar een of meerdere participanten moeite mee had(den):  Acquisitie;

 Flexibel werken;

 Geneigd teveel taken uit handen te nemen van de cliënt;

 Soms is het moeilijk om de keuzes van de cliënt naast je neer te leggen.

7. Acquisitie

 Iedere participant gaf aan dat warme acquisitie beter werkt dan koude acquisitie! Een van de participanten maakt geen gebruik van koude acquisitie.

 Bij warme acquisitie: maak gebruik van je eigen netwerk en de netwerken om je heen. (Collega’s van FACT en IPS).

Participant C: ‘Een baan moet je gegund worden. Wie gunt je zoiets? Iemand waar je een lijntje mee hebt. Meestal via iemand anders.’

 Een belangrijk punt van acquisitie is het contact met de werkgevers.

(16)

16 doelgroep.

* Houd regelmatig contact.

Zorg voor vertrouwen. Een belangrijke factor binnen deze relatie is betrouwbaarheid.  Help elkaar met acquisitie. Zie acquisitie aIs een team inspanning. Maak gebruik van elkaars

netwerk.

 De wet- en regelgeving kan regelmatig problemen opleveren. Probeer dit niet te zien als een groot obstakel, maar kijk wat je er mee kan. Probeer de mazen in de wet op te zoeken. Voorbeeld: stel een contract op van 14,5 uur in plaats van 16 uur, als dit ervoor zorgt dat de cliënt er financieel niet op achteruit gaat.

 Als je in gesprek gaat met de werkgever, zorg dan voor een goede opbouw van het gesprek. Begin niet direct over het ziektebeeld (dit kan mogelijk afschrikken), maar zorgt er wel voor dat het gehele plaatje èn je vraag aan het eind van het gesprek duidelijk is. Blijf niet te vaag. Leg tijdens het gesprek ook duidelijk de rol van de trajectbegeleider uit en benadruk dat de werkgever niet alleen staat.

 De uitkomst hoeft niet altijd een betaalde baan te zijn. Er kunnen ook andere mogelijkheden naar voren komen zoals rondleidingen voor klanten, sollicitatie gesprek oefenen met werkgever, CV check, stageplek, ect.

Overige acquisitie tips:

 Zorg dat je een 60 seconden pitch paraat hebt waarin je vertelt wie je bent, wat je doet, waar je voor staat en wat mogelijk is;

Participant E: ’Je moet je verhaaltje klaar hebben en weten waar je voor staat en dat is toch altijd weer een uitdaging om op de juiste manier te zeggen.’

 Stel een overzicht van je (gezamenlijke) netwerk op;

 Ga netwerkbijeenkomsten bijwonen, zoals bijvoorbeeld het BNI (werkgeversontbijt);  Ingaan op de non-verbale communicatie van de werkgever. Dit helpt bij het leggen van

contact.

8. Financiën en UWV/ gemeenten

 Meerdere participanten gaven aan dat het van belang is om een goede samenwerking met het UWV op te bouwen. Dit levert op verschillende fronten voordelen op, zoals kortere lijntjes, goede ‘reclame’ tegenover werkgevers en bij vragen weet men elkaar makkelijker te vinden.

 Elke situatie is anders! Altijd navraag doen over de financiële impact en gevolgen bij het UWV. Ook al hebben cliënten dezelfde uitkering, dan nog is het belangrijk dat er opnieuw navraag naar wordt gedaan, aangezien het net anders kan zijn.

 UWV is niet onwelwillend, maar vaak onwetend met betrekking tot de GGZ.

Participant C: ‘UWV wil echt heel graag dat IPS slaagt. Iemand in een baantje krijgen is niet zo ingewikkeld. Iemand in een baantje houden, waarmee hij financieel interessant wordt voor (verzekeringsbedrijf) UWV, dat is een ander verhaal.‘

 Elke uitkering heeft verschillende voorzieningen, zowel voor de cliënt als voor de werkgever.  Niet iedereen heeft een uitkering via het UWV. Dit maakt het geheel nog ingewikkelder.  Eerst de cliënt zoveel mogelijk zijn eigen financiële situatie uit laten zoeken.

 Let op: werken heeft financieel gevolgen voor de cliënt. Mensen gaan er lang niet altijd op vooruit.

Participant D: ‘Dat is eigenlijk wel een van de belangrijkste factoren of mensen het vol gaan houden of niet.’

(17)

17 Tips:

 Zorg ervoor dat een arbeidsdeskundige vanuit het UWV regelmatig (bijvoorbeeld eens in de twee weken) aansluit bij een IPS overleg;

 Neem contact op met Phrenos voor ondersteuning/ beantwoorden van vragen omtrent financiering. Phrenos heeft een apart programma voor instellingen die wil starten met IPS. Dit gaat niet alleen over financiering, maar ook over scholing, implementatie, etc.

9. ‘8 gesprekken systeem’ van GGZ Noord Holland Noord

 GGZ Noord Holland Noord geeft als belangrijk punt mee ‘monitor de motivatie’. Dat is een belangrijke indicator of IPS gaat lukken of niet. Dit doen zij door middel van het ‘8

gesprekken systeem’.

 Er is een afspraak gemaakt met zorgverzekeraar: Voor het IPS-traject vinden er eerst ongeveer 8 gesprekken plaats waarbij de IPS-trajectbegeleider gaat uitzoeken of iemand echt gemotiveerd genoeg en realistisch genoeg is in zijn/haar werkwens.

 Je gebruikt de gesprekken voor ‘het peilen van een attitude’.  Deze 8 gesprekken horen niet bij het IPS-traject.

 De gesprekken worden gefinancierd door de zorgverzekeraar.

 De invulling van de 8 gesprekken: Iedere trajectbegeleider is daarin vrij en is heel erg afhankelijk van de behoefte/mogelijkheden van de cliënt, maar er wordt meestal een arbeidsprofiel van de cliënt opgesteld.

* Het eerste gesprek is kennismaking en verwachtingen uitwisselen.

* Daarna wordt een arbeidsprofiel ingevuld. Soms samen met de cliënt en soms wordt het meegegeven en achteraf besproken.

 Waarom werkt het goed?

* Je hebt financiële dekking (Het is een zuivere beoordeling of we gebruik gaan maken van publieke middelen).

* Het heeft consequenties voor je successcores (die worden hoger), wat vervolgens het overleggen en afspraken maken met het UWV makkelijker maakt.

* IPS-trajectbegeleider kan makkelijker in het proces stappen. Je zit niet gelijk in een stramien.

(18)

18

3. Vergelijking resultaten

3.1 Ergotherapeutische beroepscompetenties

Om antwoordt te kunnen geven op de hoofdvraag, vergelijken we de gevonden resultaten met de ergotherapeutische competenties. Bij deze vergelijking maken we gebruik van de

‘Beroepscompetenties ergotherapie’ van Verhoef, Zalmstra, Minis, Zinkstok & Entken (2013). Dit zijn de meest recente, toekomstgerichte beroepscompetenties van ergotherapie, die het gewenste eindniveau van de opleiding tot ergotherapeut weergeven.

De ergotherapeutische competenties zijn onder te verdelen in drie hoofdgroepen: cliëntgerichte competenties, organisatiegerichte competenties en beroepsgerichte competenties. In de

onderstaande tabel staan de competenties overzichtelijk weergegeven.

In bijlage 5 is de samenvatting van alle beroepscompetenties ergotherapie uit ‘Beroepscompetenties ergotherapie’ (Verhoef et al., 2013) weergegeven. Hier worden de bovenstaande begrippen kort uitgelegd. Voor een uitgebreidere uitleg van elke competentie verwijs ik u naar de bijbehorende bron.

3.2 Literatuurstudie versus praktijkinventarisatie

Op de drie literatuurstudieonderwerpen (succesfactoren, competenties en acquisitie) kunnen de resultaten worden vergeleken.

Succesfactoren

Er zijn enkele overeenkomsten tussen de uitkomsten van de literatuurstudie en praktijkinventarisatie op het onderwerp succesfactoren.

In tabel 7 staan de volledig overeenkomsten en gedeeltelijke overeenkomsten weergegeven. Zoals te zien is, komt in beiden het modelgetrouw werken als succesfactor van IPS naar voren. Daarnaast liggen cliëntgecentreerd werken en maatwerk kunnen leveren ook heel dicht bij elkaar.

Verder komen ‘integratie van rehabilitatie en GGZ-hulpverlening’ en ‘samenwerking met collega’s’ gedeeltelijk overeen. Voor een goede integratie is samenwerking met collega’s nodig. Hetzelfde geldt voor een ‘goede relatie tussen cliënt en trajectbegeleider’ en het ‘vertrouwen en geloven in de cliënt’. Om een goede relatie op te bouwen, is vertrouwen en geloof nodig.

(19)

19 Voor cliëntgecentreerd werken en een goede relatie tussen cliënt en trajectbegeleider is in de

literatuur alleen voorlopig bewijs gevonden. De praktijkinventarisatie ondersteunt dit voorlopig bewijs.

In de literatuurstudie kwam matig bewijs voor langdurige ondersteuning naar voren en in de

praktijkinventarisatie werd intensieve coaching benoemd. Aangezien deze twee punten maar op een heel klein gedeelte overlappen en langdurige ondersteuning matig bewijs bezat, hebben we ervoor gekozen deze punten niet mee te nemen bij de overeenkomsten. Het bevestigd wel dat

IPS-trajectbegeleiding niet op houdt zodra de cliënt een betaalde baan heeft.

Competenties

Zoals in de bovenstaande tabel te lezen is, zijn er ook op het onderwerp competenties

overeenkomsten. Beide informatiebronnen geven aan dat het belangrijk is om kennis met betrekking tot IPS te hebben en om een teamspeler te zijn/ te kunnen samenwerken. Ook kwam in beide bronnen het woord outreachend naar voren.

In de praktijkinventarisatie kwam passie/ affiniteit niet bij de competenties naar voren. Er werd tijdens één van de interviews wel gezegd dat het belangrijk is dat men hart voor de zaak heeft, wat overeenkomt met passie/affiniteit. Dit geldt ook voor ‘efficiënt te werk kunnen gaan’. In de praktijkinventarisatie werd dit niet als competentie genoemd, maar kwam het tijdens het gesprek wel regelmatig naar voren.

De zelfstandigheid van een cliënt stimuleren kan met behulp van empowerment. Daarom is dit een gedeeltelijke overeenkomst en is hij opgenomen in de tabel.

Acquisitie

(20)

20 Beide informatiebronnen geven aan dat het belangrijk is om een vertrouwensband met de werkgever op te bouwen en om een pitch voor te bereiden.

Daarnaast geeft de praktijkinventarisatie aan dat je een connectie moet zoeken met de werkgever. Dit kan je onder andere doen door in te spelen op de behoefte van de werkgever. Deze punten overlappen elkaar gedeeltelijk.

Ook ‘het zorgen dat je een duidelijk verhaal hebt’ en ‘het zorgen voor een goede opbouw van je gesprek’ overlappen elkaar gedeeltelijk. Deze punten liggen in elkaars verlengde; door je verhaal goed op te bouwen krijg je een duidelijker verhaal.

3.3 Overlappende competenties IPS en ergotherapie

In de onderstaande afbeelding is een overzicht van de overlappende en verschillende competenties weergegeven. Dit overzicht is gemaakt op basis van de literatuurstudie uitkomsten,

praktijkinventarisatie uitkomsten, beroepscompetenties ergotherapie en de eigen kennis met betrekking tot ergotherapie competenties van de projectgroepsleden.

In de blauwe cirkel staan de IPS competenties weergegeven, in de gele cirkel de ergotherapie competenties en in het overlappende groene gedeelte de competenties die in beide beroepen gevraagd worden.

Afbeelding 2: Vergelijking competenties

Zoals in afbeelding 2 te zien is, zijn er veel overlappende competenties tussen een ergotherapeut en een IPS-trajectbegeleider. Hieronder zijn de overlappende competenties kort uiteengezet:

Samenwerken: Zowel een ergotherapeut als een IPS-trajectbegeleider moet samen kunnen werken met de cliënt en met medecollega’s. Binnen de ergotherapie valt onder samenwerken ook het initiëren van (nieuwe) samenwerkingsverbanden. Dit is een competentie die binnen de IPS ook regelmatig aan bod komt.

Cliëntgericht werken: In de praktijkinventarisatie komt naar voren dat ‘maatwerk leveren’ een van de succesfactoren van IPS is. Maatwerk leveren is een onderdeel van cliëntgericht werken. Een van

(21)

21 de belangrijkste punten binnen de ergotherapie is cliëntgericht werken en in de opleiding wordt hier veel aandacht aan besteed.

Organiseren/ efficiënt werken: Binnen de ergotherapeutische beroepscompetenties is deze competentie onder te verdelen is verschillende sub competenties. Eén hiervan is ‘plannen en coördineren’. Verschillende participanten gaven aan dat dit binnen de IPS een belangrijk punt is, gezien de vele taken in de beperkte tijdspanne.

Inventariseren en analyseren: In beide beroepen is het van belang dat de professional gegevens kan verzamelen, analyseren en interpreteren en een probleemanalyse/ definiëring kan maken.

Leren en ontwikkelen: Deze competentie is in elk beroep van belang en hier wordt op de opleiding ergotherapie dan ook veel aandacht aan besteed.

Communicatie vaardigheden: Bij de ergotherapie is dit een sub competentie, maar dat maakt hem niet minder belangrijk. Bij het werken met cliënten enzijn/ haar omgeving is het belangrijk dat de professional beschikt over verschillende communicatieve vaardigheden, zoals: luisteren, open en onbevooroordeeld communiceren, doelbewust communiceren en uitwisselen van informatie. Ondersteunen en versterken/ Empowerment toepassen: Empowerment is ‘Een proces van

versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit bereiken via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch

bewustzijn en het stimuleren van participatie.' (Van Regenmortel, 2002). Dit is de grootste overlappende competentie. In beide beroepen staat dit centraal en is dit de uitgangspunt van het proces.

Behandelen en begeleiden: Hieronder valt onder andere: doelen bepalen, plan van aanpak opstellen en rapporteren. Deze stappen worden in beide beroepen toegepast. Zowel bij IPS als bij ergotherapie doe je dat in samenspraak met de cliënt.

Ondernemen: Dit is binnen de IPS een belangrijke competentie. Binnen de ergotherapie wordt deze competentie ook gebruikt, het zij alleen wel in mindere mate. Bij de ergotherapie valt onder deze competentie ook: 'signaleren van vragen' of 'behoeften en het onderhouden van netwerken'. Deze punten komen beiden regelmatig voor binnen de IPS.

Reflecteren: Bij empowerment is het van belang om met de cliënt te reflecteren en het IPS-traject te evalueren. Vandaar dat deze sub competentie in beide beroepen naar voren komt.

3.4 Specifieke IPS competenties

Zoals in de afbeelding 2 te zien is zijn er enkele competenties die een IPS-trajectbegeleider nodig heeft, maar waar een ergotherapeut niet over beschikt. Hieronder zullen we kort toelichten welke dit

zijn en hoe je deze mogelijk kan ontwikkelen.

Outreachend: ‘Outreachend werken behoort tot de basismethodiek in het hulpverleningswerk. Het outreachend werken vraagt van de uitvoerders een specifieke deskundigheid en specifieke

vaardigheden. Als hulpverlener moet je autonoom kunnen blijven zodat je je vrij voelt om het contact aan te kunnen gaan ondanks de druk van buiten en zo, dat je de autonomie van de klant waarborgt. Daarvoor moet de hulpverlener oog hebben voor zijn eigen positie, voor de belangen, doelen en mogelijkheden van de cliënten en leren samen te werken in zijn netwerk’ (Carepower, 2014). Wat is daarvoor nodig ?

'- De zorg voor jezelf, leren dingen niet alleen te doen, maar samen te werken. - Lef, geduld, uithoudingsvermogen, flexibiliteit en creativiteit.

- Respect voor jezelf de valkuil van het hulpverleningssyndroom vermijden.

- Respect voor de cliënt de valkuil van alleen vraag- en opdrachtgericht werken vermijden. - In plaats van probleemgericht, persoonsgericht leren kijken.

- Persoonlijke reacties leren geven.

- Affiniteit met deze doelgroep’ (Carepower, 2014).

Kennis IPS-model: Om (modelgetrouw) IPS uit te kunnen voeren is het van belang dat de trajectbegeleider beschikt over kennis van het model. Deze kennis is te ontwikkelen door

(22)

22 verschillende informatiebronnen te lezen (zoals de IPS fidelity scale8 en artikelen over IPS), het

volgens van cursussen en informatie uitwisselen met collega’s.

Integratie creëren: Een van de succesfactoren van IPS is de integratie tussen rehabilitatie en GGZ-hulpverlening. Integratie kan niet door één persoon tot stand komen, maar de sleutel tot integratie is samenwerken.

Acquisitievaardigheden: In paragraaf 1.1 staan de benodigde vaardigheden voor acquisitie

weergegeven. Om deze te ontwikkelen kan een cursus worden gedaan. Uit de praktijkinventarisatie kwam naar voren dat de ontwikkeling ook komt door ‘gewoon te doen’.

Doorzettingsvermogen: Een IPS-trajectbegeleider kan te maken krijgen met een relatief hoge werkdruk en werkstress. Dit vergt doorzettingsvermogen van de IPS-trajectbegeleider. Een belangrijke sleutel hierbij is zelfvertrouwen, besluitvaardigheid en plannen en organiseren.

Flexibel werken: In de praktijkinventarisatie kwam naar voren dat het soms moeilijk is om je neer te leggen bij de keuze van de cliënt. Dit vergt flexibiliteit. Soms heeft een cliënt een ander doel voor ogen dan jij. Houdt cliëntgericht werken in het vizier. Durf afstand te nemen van je eigen mening en mee te gaan in die van die cliënt. Niet elke plaatsing hoeft succesvol te zijn. De cliënt leert ook van de ervaring.

3.5 Andere ergotherapie vaardigheden binnen IPS

Een onderdeel van de hoofdvraag is: ‘Hoe kunnen ergotherapeuten hun eigen competenties inzetten binnen de IPS-trajectbegeleiding?’. Er wordt hier gesproken over competenties, maar binnen dit onderwerp zijn in de praktijkinventarisatie, naast competenties, ook interventies en eigenschappen benoemd. Daarom hebben we ervoor gekozen om vaardigheden te omschrijven in plaats van enkel competenties.

De volgende ergotherapeutische vaardigheden kunnen binnen de IPS worden gebruikt:

Onderzoeken: Onder deze competentie valt onder andere ‘Het bepalen van onderzoeksmethode, verzamelen van gegevens, analyseren en interpreteren van gegevens, conclusies trekken en het toepassen van onderzoeksresultaten in de praktijk.

De zorg ontwikkelt en instanties hechten steeds meer waarde aan evidence-based zorg. Een ergotherapeut is getraind in het zoeken, analyseren en implementeren van literatuur. Door te onderzoeken kan men argumenten beter onderbouwen, blijft men op de hoogte van de ontwikkelingen en kan de kwaliteit van het proces worden vergroot.

(Basis elementen van) Instrumenten: In de praktijkinventarisatie kwam naar voren dat binnen de IPS-trajectbegeleiding het van meerwaarde kan zijn als de therapeut gebruik maakt van (basis elementen van) een ergotherapeutisch instrument. Zo gebruiken verschillende trajectbegeleiders bij Roads elementen van de Assessment of Motor and Process Skills (AMPS).

Holistisch denken: Ergotherapeuten worden getraind om holistisch te denken. ‘Onder holisme verstaat men dat er een interdependentie is tussen ‘mind, body and spirit.’ (le Granse, van

Hartingsveldt, & Kinébanian, 2012). Deze manier van denken kan mee worden genomen in de IPS-trajectbegeleiding.

Omgeving betrekken: Ergotherapeuten leren om te kijken naar het gehele plaatje, waaronder ook de omgeving. Deze vaardigheid geeft de ergotherapeuten een ‘voorsprong’ op de collega’s, omdat ze bij hun analyse de (werk)omgeving betrekken.

(23)

23

4. Discussie

In dit hoofdstuk wordt kritisch gekeken naar de gevonden resultaten, de gevolgde werkwijze, de keuzes die we gemaakt hebben en de mogelijke beperkingen.

De onderstaande punten zijn ons opgevallen bij het bestuderen van de resultaten:

 Tijdens de praktijkinventarisatie werden bij het thema competenties veel interventies,

houdingsaspecten en eigenschappen benoemd. Hierdoor hebben we het thema competenties in vaardigheden veranderd. Door deze verandering was het lastiger om de uitkomsten van de praktijkinventarisatie met de literatuurstudies te vergelijken;

 Eén van de succesfactoren van IPS is het 0 exclusiecriteriabeleid. Dit blijkt in de praktijk echter moeilijk haalbaar. Uit de praktijkinventarisatie komt naar voren dat de financiering en wet- en regelgeving de belangrijkste belemmerende oorzaken hiervoor zijn;

 In het artikel ‘De implementatie van Individual Placement and Support in Nederland’ (Kroon, Giesen, van Erp, Weeghel, & Michon, 2007) wordt de arbeidsmarkt (relatief weinig ongeschoold werk ten opzichte van de VS) genoemd als belemmerende factor voor de effectiviteit van IPS in Nederland. Opvallend is dat in de praktijkinventarisatie dit niet naar voren is gekomen, terwijl er wel gevraagd is naar struikelpunten binnen de IPS. Misschien dat de participanten de

arbeidsmarkt niet als belemmerende factor ervaren, doordat ze als IPS-trajectbegeleider alleen bij deze arbeidsmarkt werkzaam zijn geweest en dit als standaard zien;

 In de literatuur wordt empowerment als belangrijke competentie voor IPS-trajectbegeleiders beschreven. (Drandorff, Lemp, Ryan, Sheenan, & Eugene, 2014; Young, Forquer, Tran, Starzynski, & Shatkin, 2000). In de interviews komt echter de term empowerment niet terug. Tussen de regels door kan men wel elementen van empowerment terug horen, zoals het stimuleren van de zelfstandigheid van de cliënt;

 Uit de praktijkinventarisatie kwam naar voren dat warme acquisitie effectiever werkt dan koude acquisitie. Binnen het gehele proces hebben wij dit niet in de literatuur teruggevonden. Om dit standpunt wetenschappelijk te onderbouwen is een vervolg onderzoek nodig;

 In de literatuur komt naar voren dat het belangrijk is om een persoonlijke acquisitiestijl te vinden, één waar men echt achter staat. Dit sluit aan bij het feit dat iedere participant acquisitie net iets anders toepast;

 De participanten hebben allemaal een caseload die aansluit bij de eisen vanuit IPS Fidelity Scale. Opvallend is dat de meeste participanten aangeven dat ze een hoge werkdruk ervaren, er moet veel gedaan worden in weinig tijd. Dit kan impliceren dat de caseload vanuit het IPS model in Nederland te hoog is.

Gedurende het afstudeerproces hebben we (naar ons inziens) de volgende goede keuzes gemaakt, die de kwaliteit van het eindproduct hebben verhoogd:

 De kwaliteit van de onderbouwing is verhoogd, doordat zowel vanuit de literatuur als uit de praktijk data verzameld is;

 We hebben bewust gekozen voor twee data-verzamelingsmomenten tijdens de

praktijkinventarisatie, het interview en het feedbackmoment. Hiermee hebben we gecontroleerd of de opgestelde samenvatting daadwerkelijk de juiste informatie van de participant weergeeft en de samenvatting is, indien nodig, aangevuld;

 Tijdens de praktijkinventarisatie is gebruik gemaakt van geluidsopname. Dit zorgt voor een transparante werkwijze;

 Tijdens dit project is aan verschillende docenten van de opleiding advies gevraagd. Hierdoor konden we problemen/vraagstukken vanuit verschillende invalshoeken benaderen en keuzes goed onderbouwen.

(24)

24 Daarnaast zijn er enkele leermomenten geweest. Op basis daarvan zouden we de volgende keer andere keuzes maken. Deze keuzes zijn hierna weergegeven:

 Achteraf gezien hadden we bij het opstellen van de interviews gebruik kunnen maken van de Interpretatieve phenomenological analysis (IPA) methode. Deze methodiek sluit goed aan bij de soort informatie die wij hebben verzameld. Helaas kwamen we te laat in het proces achter het bestaan van deze methode;

 Gedurende het afstudeerproces was het onduidelijk in welke fase de implementatie van IPS zich bevond bij GGZ Rivierduinen locatie Gouda. Om dit de volgende keer te voorkomen zoeken we eerder contact met een werknemer die op beleids- of managementniveau aan de implementatie van IPS werkt;

 Tijdens het afstudeerproces hebben we ons teveel laten leiden door verschillende meningen, onder andere van docenten en de opdrachtgever. Hierdoor kwamen we niet tot actie. We willen in het vervolg standvastiger en sneller onze eigen keuzes maken op basis van de verschillende meningen;

 Gedurende het afstudeerproces hebben we open met elkaar gecommuniceerd. Helaas zijn er toch complicaties ontstaan. De volgende keer moeten we eerder en duidelijker communiceren. Het afstudeerproces heeft de volgende beperkingen:

 Eén van de in/exclusiecriteria hebben we laten varen, om voldoende participanten te kunnen includeren voor de praktijkinventarisatie. Hierdoor zijn ook IPS- trajectbegeleiders geïncludeerd met minder ervaring en kennis. Dit kan invloed hebben op de resultaten;

 Er zijn alleen participanten geïnterviewd uit noord en midden Nederland. Het interviewen van participanten uit het zuiden van Nederland had wellicht andere/nieuwe inzichten opgeleverd;  Voor de praktijkinventarisatie zijn IPS-trajectbegeleiders met verschillende opleidingen

geïnterviewd, echter alle opleiding zijn gebonden aan het sociale/zorg werkveld. Iemand met een economische achtergrond had mogelijk andere inzichten kunnen toevoegen;

 Mogelijk heeft er subjectieve beïnvloeding plaatsgevonden door de geringe ervaring van de projectgroep met interviewen en analyseren.

(25)

25

5. Conclusie

In deel I- de theoretische onderbouwing is er antwoord gegeven op de hoofdvraag ‘Welke competenties hebben ergotherapeuten wel en welke hebben zij nog nodig om de functie van een IPS-trajectbegeleider uit te voeren binnen een (F)ACT team werkend met EPA cliënten en hoe kunnen ergotherapeuten hun eigen competenties inzetten binnen de IPS-trajectbegeleiding?’ De overlappende competenties van een ergotherapeut en IPS-trajectbegeleider zijn: samenwerken, cliëntgericht werken, organiseren/ efficiënt werken, inventariseren en analyseren, leren en

ontwikkelen, communicatieve vaardigheden, ondersteunen en versterken/ empowerment toepassen, behandelen en begeleiden, ondernemen en reflecteren.

Uit de resultaten kunnen we afleiden dat een ergotherapeut nog moet leren outreachend te zijn, kennis moet hebben van het IPS-model, integratie moet kunnen creëren, acquisitie vaardigheden moet ontwikkelen, doorzettingsvermogen moet hebben en moet leren flexibel te kunnen werken. Daar tegenover kan een ergotherapeut bepaalde ergotherapeutische vaardigheden meenemen binnen de IPS. Deze vaardigheden zijn: onderzoeksvaardigheden, (basis elementen van)

instrumenten, holistisch denken en het betrekken van de omgeving bij de begeleiding.

Verder komt in de resultaten sterk naar voren dat voor een kwalitatief goede implementatie van IPS het van belang is dat dit op verschillende niveaus binnen een organisatie plaatsvindt. Zo moet de IPS-trajectbegeleider een FACT-team hebben om op terug te kunnen vallen en is het van belang dat de hele organisatie achter de implementatie van IPS staat en hierbij wordt betrokken.

Ook heeft de IPS-trajectbegeleider steun en hulp nodig van zijn mede trajectbegeleiders. Hierdoor creëer je een extra vangnet en ontwikkelt de IPS-trajectbegeleider sneller en verder.

(26)

26

Deel II – Adviesrapport

1. Inleiding

In de eerder beschreven conclusie komt naar voren dat de implementatie van IPS op verschillende niveaus moet plaatsvinden om succesvol te zijn. Op basis hiervan is besloten een adviesrapport voor de opdrachtgever op te stellen. We geven adviezen over hoe ze de implementatie van IPS op de verschillende niveaus kan vormgeven. We hopen dat deze adviezen praktische houvast geven. De adviezen zijn gericht aan de opdrachtgever en (naar aanleiding van de praktijkinventarisatie) onderverdeeld in de volgende drie niveaus:

1. Individueel

Met individueel niveau wordt de opdrachtgever, Jacqueline Coppers, bedoeld. Zij gaat binnen GGZ Rivierduinen locatie Gouda de functie van (IPS)-trajectbegeleider uitvoeren. 2. Het FACT-team

Over het algemeen maakt de IPS-trajectbegeleider onderdeel uit van een FACT-team en krijgt vanuit dit team ook ondersteuning. Uit onderzoek blijkt dat één van de succesfactoren van IPS integratie van rehabilitatie en GGZ-hulpverlening (het FACT-team) is (Bond, 2004; van Erp, Michon, van Duin, & van Weeghel, 2013). Daarom is het van belang om ook de integratie met het FACT-team te betrekken bij de adviezen.

3. De organisatie

Tijdens de praktijkinventarisatie kwam meerdere malen naar voren dat het belangrijk is dat de organisatie achter de implementatie van IPS staat en er bij betrokken is. Zoals het voortouw nemen bij team overstijgende aangelegenheden.

Tevens is uit de praktijkinventarisatie naar voren gekomen dat als de implementatie niet op verschillende niveaus wordt uitgevoerd dit frustratie en onduidelijkheid kan opleveren bij de trajectbegeleiders, doordat deze IPS niet naar tevredenheid kunnen uitvoeren.

Daarnaast kan het ten koste gaan van de modelgetrouwheid van de IPS-methode. Dit heeft als gevolg dat IPS minder effectief werkt. (Becker, Smith, Tanzman, Drake, & Tremblay, 2001; Catty et al., 2008)

1.1 Huidige stand van zaken

Elke medewerker van het FACT-team heeft de mogelijkheid gehad om het Handboek FACT van Veldhuizen et al. (2008) te lezen. Hierin staat ook een hoofdstuk over IPS en de implementatie beschreven. De implementatie van de FACT-teams is bij de locatie Gouda vanaf de zomer van 2015 van start gegaan. GGZ Rivierduinen is bezig met het opzetten van 18 teams waarbij elk FACT-team beschikt over een trajectbegeleider. Daarnaast is de programmamanager van Rivierduinen op dit moment bezig met een businesscase (haalbaarheidsonderzoek) gericht op IPS. Er wordt

onderzocht of het voor GGZ Rivierduinen financieel haalbaar is om IPS te implementeren, hoe ze dit willen implementeren (volledig modelgetrouw of niet) en of het nodig/ haalbaar is om een IPS-team op te zetten. Op dit moment zijn er nog geen concrete stappen ondernomen met betrekking tot de scholing van IPS-trajectbegeleiding.

(27)

27

2. Adviezen

2.1 Individueel

Het advies is om zo snel mogelijk met één andere IPS-trajectbegeleider, werkzaam binnen GGZ Rivierduinen, minimaal een keer in de twee weken een vast intervisie-/ overlegmoment in te plannen en deze persoon als ‘buddy’ te beschouwen.

Verscheidene organisaties werken met het buddysysteem en geven aan dat dit voordelen oplevert. Een buddy is een persoon waar je als eerste met je vragen heen gaat en met wie je problemen/ probleemsituaties bespreekt. Daarnaast is het van belang regelmatig intervisiemoment in te plannen, zodat je van elkaar kunt leren en succeservaringen kunt delen.

Een aanvulling zou zijn als men gekoppeld wordt aan een buddy met een andere

opleidingsachtergrond dan die van jezelf, zodat je van elkaars invalshoeken en eerdere ervaringen kan leren.

Rondom de implementatie en ontwikkeling van IPS is het advies om proactief te werk gaan. Het proactief aan het werk gaan houdt in dat de opdrachtgever initiatiefrijk moet zijn en moet anticiperen en vooruitdenken met betrekking tot IPS. Door proactief te

handelen neem je zelf initiatief in het handelen in plaats van te reageren op gebeurtenissen. Doordat je zelf initiatief neemt heb je de mogelijkheid om gebeurtenissen te beïnvloeden. Iemand die proactief is neemt

initiatief, neemt een actieve houding aan, kijkt naar de toekomst, houdt rekening met bepaalde veranderingen en wacht niet af tot de dingen gebeuren. Neem verantwoordelijkheid voor jezelf en je werk en verspil geen tijd aan dingen die je niet in de hand hebt. (Management & Workplace, 2012)

Het advies is om in het algemeen gebruik te maken van een groter denkkader. Denk daarbij aan de volgende quotes:

‘Alleen ga je sneller, samen kom je verder’. - Litafra

‘Samen komen is een begin; samen blijven is vooruitgang; samen

werken is succes’ – Henry Ford

Met deze bovenstaande citaten geven wij het advies om groter en breder te denken. Probeer niet alles zelf doen. Uit de resultaten van de praktijkinventarisatie is naar voren gekomen dat het enorm belangrijk is om samen te werken op verschillende niveaus. Dit garandeert ook succes. Werk samen met onder andere het FACT-team, een (wellicht nog op te richten) IPS-team en de organisatie. Maar ook nog breder, met het UWV bijvoorbeeld. Schroom niet om hulp te vragen/ in te schakelen. Denk daarnaast ook aan het vergroten van je eigen denkkader, streef naar grotere uitkomsten, waardoor je verder komt. ‘Kies, naast realistische en haalbare doelen, ook een hoger doel dat je waarschijnlijk nooit helemaal zal voltooien. Je hebt op die manier altijd de uitdaging voor je, om jezelf steeds verder te verbeteren. Stel realistische doelen, maar ga de uitdaging niet uit de weg’ (van den Belt, 2015).

2.2 FACT

Het advies is om het FACT-team vanaf het begin van de implementatie van IPS te informeren over wie je bent, wat je doet, wat IPS is en waarvoor en hoe ze jou kunnen inschakelen.

Het is van belang dat het FACT-team begrijpt wat de waarde is van een IPS-trajectbegeleider in hun team. Doordat iedere discipline op de hoogte is van elkaars kunnen, kan er sneller doorverwezen worden naar de juiste persoon. Wanneer een IPS-trajectbegeleider een FACT-team komt versterken wordt er geadviseerd om een presentatie te geven aan het team, om uit te leggen wat de

IPS-trajectbegeleider doet, welke gunstige uitkomsten eraan zitten en waarvoor ze bij je terecht kunnen. Probeer IPS te ‘verkopen’ aan je collega’s, bijvoorbeeld door aan te geven dat IPS helpt naar regulier

(28)

28 werk en dat het zowel een middel als doel is. Het is van belang dat je het FACT-team laat weten dat je hun hulp ook nodig hebt.

Er wordt geadviseerd dat de IPS-trajectbegeleider minimaal één keer in de week een overleg van het FACT-team bijwoont waarin er ook ruimte is voor wederzijdse uitwisselingen van informatie. Uit de praktijkinventarisatie blijkt het bewezen effectief te zijn om minimaal één keer in de week een overleg van het FACT-team bij te wonen. Dit wordt ook aangeraden vanuit de fidelity scale,

aangezien het de modelgetrouwheid van het IPS-proces vergroot. Door het bijwonen van deze overleggen, wordt er kennis en ervaringen gedeeld. Er kan hulp en ondersteuning worden gevraagd aan collega’s en er kan samen naar oplossingen worden gezocht. Ondanks dat dit moeizaam in te plannen is vanwege beperkte tijd, is het toch de moeite waard.

2.3 Organisatie

Het advies is om ervoor te zorgen en te monitoren dat iedereen binnen de organisatie die

betrokken is bij IPS dezelfde richting op gaat en eenzelfde toekomstbeeld en visie voor ogen heeft. Om een goed samenwerkingsproces op te bouwen is het van belang dat ‘alle neuzen dezelfde kant op staan’, dat iedereen met dezelfde visie werkt. Door dit regelmatig te evalueren/monitoren wordt ervoor gezorgd dat het proces vooruit blijft gaan in plaats dat dit door verschillende meningen en visies stagneert.

Wij adviseren om in overleg duidelijke, concrete, afgebakende- en tijdsgebonden (SMART) doelen en afspraken te maken waar iedereen (die betrokken is bij IPS binnen de organisatie) het mee eens is en achter staat.

Bij het implementeren van IPS in de organisatie is het verstandig een implementatie- en/of kwaliteitsplan te schrijven, zodat het makkelijker wordt om het proces te monitoren. Aan de hand van dit plan wordt duidelijk voor iedere professional wat zijn rol kan zijn binnen het FACT-team, maar ook in de IPS-trajectbegeleiding. Aan de hand van opgestelde doelen kan iedereen elkaar aanspreken op gemaakte afspraken en is het duidelijk wat er gedaan moet worden om IPS te laten slagen. Wij adviseren de IPS-trajectbegeleiders erop aan te sturen dat vanuit de organisatie

samenwerkingsbanden worden gecreëerd met overheidsinstanties en gemeentes. Het is van belang dat op organisatieniveau samenwerkingsbanden worden gecreëerd. De

samenwerking tussen overheidsinstanties en gemeentes zal makkelijker verlopen wanneer het vanuit het organisatieniveau wordt geïnitieerd en niet vanuit één medewerker van de organisatie. Wij adviseren dat de organisatie een brug bouwt voor haar medewerkers naar overheidsinstanties en gemeentes, zodat zij de brug kunnen belopen. Daarnaast adviseren wij om te streven naar één

contactpersoon van externe instanties/organisaties, zodat alle IPS-trajectbegeleiders dezelfde persoon kunnen benaderen die volledig op de hoogte is van IPS-trajectbegeleiding binnen GGZ-Rivierduinen.

(29)

29

Bibliografie

Becker, D. R., Smith, J., Tanzman, B., Drake, R. E., & Tremblay, T. (2001). Fidelity of supported employment programs and employment outcomes. Psychiatric Services (Washington, D.C.), 52(6), 834-836.

Betekenis acquisitie. (2015). Betekenis acquisitie, wat betekent acquisitie nou eigenlijk? Retrieved from http://www.betekenis-acquisitie.nl/?contact

Boeije, H. R. (2014). Analyseren in kwalitatief onderzoek : Denken en doen. Amsterdam: Boom onderwijs. Retrieved from http://permalink.opc.uva.nl/item/003529319

Bond, G. R. (2004). Supported employment: Evidence for an evidence-based practice. Psychiatric Rehabilitation Journal, 27(4), 345-359.

Bond, G. R., Salyers, M. P., Dincin, J., Drake, R., Becker, D. R., Fraser, V. V., & Haines, M. (2007). A randomized controlled trial comparing two vocational models for persons with severe mental illness. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 75(6), 968-982.

Carepower. (2014). Methodiek. Retrieved from http://www.carepower.nl/methodiek

Catty, J., Lissouba, P., White, S., Becker, T., Drake, R. E., Fioritti, A., . . . EQOLISE Group. (2008). Predictors of employment for people with severe mental illness: Results of an international six-centre randomised controlled trial. The British Journal of Psychiatry : The Journal of Mental Science, 192(3), 224-231.

Drandorff, L., Lemp, S., Ryan, C., Sheenan, L., & Eugene, L. J. (2014). Practitioner perspectives on individual placement and support (IPS) for individuals with serious mental illness. Journal of Vocational Rehabilitation, 41(3), 225-235.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the Netherlands, a broad group of mental health providers, vocational rehabilitation and welfare stakeholders, along with service users and their fam- ilies, adopted a

Welke kennis is cruciaal voor DSM Resins en wat wordt er op dit moment met die kennis gedaan?... Waar draait het om in

deur katalitiese hidrogenering van [56J, besit die basiese skelet van In bekende a-metieldeoksibenso~en, nl. angolensin [13J wat saam met

Binnen het veld van de persuasieve technologie worden twee modellen het meest toegepast: het Fogg Behavior Model (Fogg, 2009b) en het Persuasive Systems Design Model

De theorie waarin drie componenten van welzijn (sociaal-, emotioneel- en psychologisch welbevinden) vanuit de positieve psychologie worden beschreven lijkt het beste aan

Four moderating variables are expected to have an effect on the relationship between the evidence types and UTAUT dimensions: age, gender, educational level and

In particular we have investigated how rapidly any perturbation of the incident laser power induces an appreciable change of both the penetration depth and the plasma

Ja, als de psychische stoornis somatische en psychische gevolgen heeft dan is de zorg voor psychische gevolgen gevolgen onder de Jeugdwet. Ja, als de psychische stoornis