• No results found

Herbestemming in de Stelling van Amsterdam : hoe beïnvloedt de locatie van het Fort bij Vijfhuizen en het Fort Uitermeer de uitkomsten van het besluitvormingsproces tot herbestemming van de forten?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Herbestemming in de Stelling van Amsterdam : hoe beïnvloedt de locatie van het Fort bij Vijfhuizen en het Fort Uitermeer de uitkomsten van het besluitvormingsproces tot herbestemming van de forten?"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[GEEF DE NAAM VAN HET BEDRIJF OP]

Herbestemming in de

Stelling van Amsterdam

Hoe beïnvloedt de locatie van het Fort bij

Vijfhuizen en het Fort Uitermeer, de

uitkomsten van het besluitvormingsproces tot

herbestemming van de forten?

Bachelorscriptie Planologie, Universiteit van Amsterdam Het spel van gebiedsontwikkeling

Begeleider: Bas Hissink Muller Tweede lezer: Frans Thissen

Student: Maikel Schuitemaker, 6126693 M.Schuitemaker@hotmail.com

14 januari 2019

(2)

1

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4 1. Wetenschappelijke relevantie ... 4 2. Maatschappelijke relevantie ... 4 3. Inhoud Onderzoek ... 4 1. Theoretisch kader ... 5 1.1 Inleiding ... 5 1.2 Cultureel erfgoed... 5 1.2.1 Herbestemming ... 5 1.2.2 Forten ... 6

1.3 Uitkomst van het besluitvormingsproces ... 7

1.4 Succesfactoren bij herbestemming ... 7

1.5 Fases van gebiedsontwikkeling ... 8

1.6 Actoren ... 9 1.7 Locatie ... 11 1.8 Conceptueel model ... 12 1.9 Probleemstelling ... 13 2. Methodologie ... 14 2.1 Onderzoeksstrategie ... 14 2.2 Analytic approach ... 14 2.3 Research design ... 14

2.4 Methoden data verzamelen ... 15

2.5 Analysemethode ... 15

2.6 Operationalisatie ... 16

3. Context ... 18

3.1 Inleiding ... 18

3.2 Stelling van Amsterdam... 18

3.3 Provinciaal Beleid ... 19

3.4 Modernisering Monumentenzorg ... 21

4. Het besluitvormingsproces tot herbestemming van het Fort bij Vijfhuizen ... 22

4.1. Inleiding ... 22

4.1.1 Locatie ... 22

4.1.2 Herbestemming ... 23

(3)

2

4.2.1. Betrokken actoren ... 25

4.2.2. Rollen van de partijen... 27

4.3 Tijdlijn ... 29

4.4 Invloed van locatie op het besluitvormingsproces ... 30

4.5 Deelconclusie ... 33

5. Het besluitvormingsproces tot herbestemming van het Fort Uitermeer ... 34

5.1 Inleiding ... 34

5.1.1 Locatie ... 34

5.1.2 Herbestemming ... 35

5.2. Actoranalyse ... 36

5.2.1. Betrokken actoren ... 36

5.2.2. Rollen van de partijen... 39

5.3 Tijdlijn ... 42

5.4 Invloed van locatie op het besluitvormingsproces ... 43

5.5 Deelconclusie ... 45

6. Vergelijking tussen de besluitvormingsprocessen tot herbestemming van Fort bij Vijfhuizen en Fort Uitermeer ... 47

6.1 Inleiding ... 47

6.2 Locatie van de forten ... 47

6.2.1 Verschillen in locatie ... 47

6.2.2 Overeenkomsten in locatie ... 47

6.2.3 Deelconclusie ... 47

6.3 Herbestemmingen van de forten ... 47

6.3.1 Verschillen in herbestemming ... 48

6.3.2 Overeenkomsten in herbestemming... 48

6.3.3 Deelconclusie ... 48

6.4 Posities van actoren bij het besluitvormingsproces ... 48

6.4.1 Verschillen in posities ... 49

6.4.2 Overeenkomsten in posities ... 50

6.4.3 Deelconclusie ... 50

6.5 Invloed van locatie op het besluitvormingsproces ... 50

6.5.1 Verschillen in invloed ... 52

6.5.2 Overeenkomsten in invloed ... 53

(4)

3

7. Conclusie ... 54

Literatuurlijst ... 56

Bijlage 1 – Thematische analyse ... 57

Bijlage 2 – Interviews... 59

Bijlage 3 – Vooronderzoek ... 94

(5)

4

Inleiding

Sinds de jaren ’60 is het aantal monumenten in Nederland voortdurend toegenomen (RCE, 2018). Daarbij is er tegenwoordig een opkomst van cultuurtoerisme, waarbij waarde wordt gehecht aan authenticiteit en identiteit. Cultureel erfgoed speelt een belangrijke rol bij het in stand houden van culturele identiteit. Uit onderzoek blijkt verder dat er een relatie gelegd kan worden tussen de belevenis van cultureel erfgoed en de reden van herbestemming ervan. Zo kunnen initiatiefnemers van herbestemming een emotionele band hebben met het erfgoed of vanwege de identiteit die het geeft voor stad en/of omgeving, de toegevoegde economische waarde ervan inzien (Alkema, 2012). In dit onderzoek staat herbestemming van cultureel erfgoed centraal. Hierbij zal geanalyseerd worden hoe locatie van invloed is op besluitvormingsprocessen tot herbestemming van cultureel erfgoed. Om dit te verduidelijken is gekozen voor forten van de Stelling van Amsterdam als casus met als focus Fort bij Vijfhuizen en Fort Uitermeer. De onderzoeksvraag die hierbij ontstaat is: “Hoe

beïnvloedt de locatie van het Fort bij Vijfhuizen en het Fort Uitermeer de uitkomsten van het besluitvormingsproces tot herbestemming van de forten?”

1. Wetenschappelijke relevantie

Sinds de nota Belvedere uit 1999 wordt meer waarde gehecht aan het exploiteren van cultureel erfgoed zonder afhankelijk te zijn van overheidssubsidie. Er is echter nog weinig empirisch onderzoek gedaan naar hoe initiatiefnemers in staat zijn om forten te exploiteren die minder afhankelijk zijn van deze subsidies (Raats, 2016). Hierdoor draagt mijn goed bij aan wetenschappelijke

kennisontwikkeling.

2. Maatschappelijke relevantie

De transformatie- en exploitatieopgave van forten zijn zeer complex, waarbij er maatschappelijke, historische en culturele waarden worden gehecht aan forten (Raats, 2016). Door uit te zoeken hoe initiatiefnemers bereid en in staat zijn gebleken, om deze vorm van cultureel erfgoed uit het verleden te transformeren naar een functionele en financiële waarde voor de toekomst, krijgt men inzicht over hoe men met deze complexe transformatie- en exploitatieopgave is omgegaan (Balk et al., 2010). Daarbij kan men te weet komen wie of wat een doorslaggevende invloed hebben gehad. Hierdoor is dit onderzoek maatschappelijk relevant.

3. Inhoud Onderzoek

In dit onderzoek zal eerst een theoretisch kader geschetst worden. Daarin zullen verschillende concepten en ideeën over cultureel erfgoed, herbestemming, forten, uitkomst van

besluitvormingsprocessen, succesfactoren bij gebiedsontwikkeling, besluitvormingsprocessen, actoren aan bod komen. Daarna zal de probleemstelling van het onderzoek gegeven worden en zal ingegaan worden op de methodologie van dit onderzoek. Verder zal de context van de casussen geschetst worden, gevolgd door een thematische analyse van de verzamelde data. De bevindingen over de twee casussen zullen vervolgens met elkaar vergeleken worden. Tot slot zal een conclusie gegeven worden.

(6)

5

1. Theoretisch kader

1.1 Inleiding

In dit onderzoek staat de uitkomsten van besluitvormingsprocessen tot herbestemming, oftewel de nieuwe functies, van forten centraal. In het theoretisch kader zal daarom ingegaan worden op waarom dit belangrijk is om als casus te onderzoeken. Vervolgens zal ook aandacht besteedt worden aan hoe de uitkomsten van een proces door actoren verschillend geïnterpreteerd kunnen worden en waarom het belangrijk is om de beïnvloeding ervan door de locatie van forten te onderzoeken. Om te begrijpen hoe locatie de herbestemming beïnvloedt, wordt daarnaast aandacht besteedt aan

theorieën over besluitvormingsprocessen en actoren. Hierdoor wordt duidelijk op welke manier het verloop van een besluitvormingsproces beoordeeld kan worden en welke actoren daarbinnen een rol spelen. Ten slotte wordt aandacht besteed aan welke factoren een rol spelen bij locatie, zodat duidelijk wordt op welke manier de invloed van locatie beoordeeld kan worden.

1.2 Cultureel erfgoed

Nu zal eerst ingegaan worden op waarom het belangrijk is om herbestemming van forten te onderzoeken. Cultureel erfgoed speelt een belangrijke rol bij het in stand houden van de culturele identiteit (Alkema, 2012). Aan cultureel erfgoed wordt niet-economische waarde gehecht, namelijk maatschappelijke, historische en culturele waarden. Het onderscheidt zich hierbij van andere soorten vastgoed. Hierdoor is cultureel erfgoed binnen gebiedsontwikkeling een belangrijke vorm (Raats, 2016).Gebiedsontwikkeling kan namelijk gezien worden als het ontwikkelen van een specifiek gebied die over het algemeen een eigen identiteit heeft, binnen een stad of dorp of als uitbreiding ervan (Franzen et al, 2011).

Volgens de nota Belverdere uit 1999 is het daarom belangrijk dat er een ruimtelijk beleid wordt gevoerd dat zich bewust is van de cultuurhistorische elementen van de ruimte. Hierdoor gaat de opgebouwde kwaliteit en diversiteit van de ruimte niet verloren (OCW, 1999). Daarbij kan herbestemming een belangrijke rol spelen.

1.2.1 Herbestemming

De nota Belvedere is tot stand gekomen door samenwerking tussen de toenmalige ministeries van VROM, V&W, LNV en OC&W. De nota is een reactie op het ‘oude’ beleid en heeft het denken en de omgang met cultureel erfgoed in Nederland veranderd. De opstellers van de nota vonden het oude beleid namelijk te sectoraal en daarbij was het vaak niet mogelijk om erfgoed een nieuwe functie te geven (Raats, 2016). Volgens de nota moet cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting beter aan elkaar gekoppeld worden, zodat cultureel erfgoed beter benut wordt en de culturele identiteit van een gebied versterkt wordt (OCW, 1999). Cultureel erfgoed kan beter benut worden door

herbestemming. Daarom is het belang van herbestemming en het belang van onderzoek ernaar de afgelopen jaren toegenomen.

Om meer herbestemming mogelijk te maken, wordt door de nota een belangrijkere rol aan private partijen toebedeeld. Omdat cultureel erfgoed vaak afhankelijk is van subsidie, kan hierdoor de last voor de overheid (en daarmee de belastingbetaler) afnemen. Echter moet wel rekening gehouden met het feit door private partijen overexploitatie kan plaatsvinden en daarmee de niet-economische waarden van erfgoed aantasten. Vanwege deze twee contacterende belangen is ook hierdoor het belang van onderzoek naar herbestemming toegenomen (Raats, 2016).

(7)

6

1.2.2 Forten

De transformatie- en exploitatieopgave van forten zijn zeer complex. Forten zijn misschien wel de meest uitdagende gebouwen om te herbestemmen en duurzaam te exploiteren (Raats, 2016). Door uit te zoeken hoe initiatiefnemers bereid en in staat zijn gebleken ondanks deze complexiteit, forten te transformeren naar een functionele en financiële waarde voor de toekomst, kan men inzicht krijgen over hoe met complexe transformatie- en exploitatieopgave voor gebouwen in het algemeen is om te gaan (Balk et al., 2010). Met andere woorden lukt het om zelfs een fort een nieuwe functie te geven, dan is herbestemming van minder uitdagende gebouwen zeker niet onmogelijk. De complexiteit van forten wordt veroorzaakt door een aantal specifieke kenmerken van forten. Deze zijn onder te verdelen in twee soorten kenmerken, namelijk bouwfysische kenmerken en de geografische ligging (Raats, 2016). Deze worden hieronder besproken.

Bouwfysische kenmerken:

In veel forten kon de natuur jarenlang zijn vrije gang kunnen gaan. Dit heeft geleid tot een

achteruitgang van bouwfysische kwaliteiten van forten. Om deze reden is het belangrijk dat forten een herbestemming krijgen, zodat de forten onderhouden blijven en niet fysiek achteruit gaan (Raats, 2016).

Echter forten zijn lastig te optimaliseren voor een nieuwe functie, omdat ten eerste forten een groot verschil hebben tussen bruto en netto vloeroppervlak. Na restauratie van een fort, vergt het ten tweede specifieke expertise van forten, om ze te onderhouden. Daarbij zijn kosten van het onderhoud hoog. Ten derde is de vochtigheid in forten hoog en zijn ze s ’winters lastig warm te krijgen, waardoor stookkosten ook hoog zijn. Tot slot hebben veel forten te maken met

overwinterende vleermuizen die worden beschermd door Europese regelgeving (Raats, 2016).

Geografische ligging:

Forten liggen vaak verscholen in het landschap, waardoor ze slecht bereikbaar zijn en daarom (commercieel) lastig te exploiteren (Raats, 2016). Desondanks zullen er ook forten zijn die een minder ongunstige ligging hebben om te exploiteren. Het is daarom van belang om een vergelijking te maken tussen een fort die verscholen ligt in het landschap en een fort waarvan dit niet geldt. Daarbij is het van belang te onderzoeken hoe dit verschil in locatie de besluitvormingsprocessen tot herbestemming van de forten heeft beïnvloed. Hierdoor kunnen initiatiefnemers tot herbestemming voortaan beter rekening houden met de consequenties van de locatie van een fort voor een nieuwe bestemming.

Voor het begrip ‘herbestemming’ zal in dit onderzoek gebruik worden gemaakt van de definitie van Keeris (2001): “Een begrip waarmee een wijziging van de oorspronkelijke functionele bestemming van

een vastgoedobject of gedeelte daarvan, wordt aangeduid, uit het oogpunt van een beoogde (hoger) renderende exploitatie en als het resultaat van een aanpassing van het eerdere prestatieniveau van dat object, zodat voldaan kan worden aan de (aangenomen) vraag van de nieuwe (potentiële) doelgroep(en), dan wel invulling gegeven kan worden aan de (eventueel) toegekende

maatschappelijke functie.”

Er is voor deze definitie gekozen omdat in Keeris (2001) wordt aangegeven hoe deze verschilt van andere begrippen die vaak voor hetzelfde worden bedoeld, bijvoorbeeld ‘hergebruik’ of

(8)

7 ‘herontwikkeling’. Zo is volgens de auteur bij hergebruik geen sprake van een aanpassing van de functie van een vastgoedobject. Een dergelijk begrip is niet van toepassing in dit onderzoek, omdat forten worden onderzocht die niet meer voor hun oorspronkelijke militaire functie gebruikt worden. Bij herontwikkeling daarentegen kan de architectonisch en bouwkundige staat van een

vastgoedobject ingrijpend aangepast worden. Dit is ook niet van toepassing in dit onderzoek, omdat de onderzochte forten een monumentale staat hebben en dus niet op een dergelijke manier

aangepast mogen worden (Keeris, 2001).

1.3 Uitkomst van het besluitvormingsproces

Er kan door actoren binnen het proces verschillend aangekeken worden tegen wat succesvolle herbestemming is. Door dit verschil kunnen actoren aansturen op een verschillende herbestemming. Het daarom van belang om door middel van de theorie van Hobma (2011) te analyseren op welke manieren ‘succes’ van een project gedefinieerd kan worden. Hobma doet dat aan de hand van vier vragen.

De eerste vraag is: wordt het ‘proces’ als succesvol beoordeeld of het uiteindelijke ‘product’? De tweede vraag is: wiens succes wordt er gemeten? De derde vraag is: welke criteria wordt gebruikt om succes te meten? Als voorbeelden geeft Hobma: financiële, culturele, milieu en verandering op zichzelf als criteria. De laatste vraag is: wanneer wordt succes gemeten?

1.4 Succesfactoren bij herbestemming

Om er achter te komen waarom het van belang is de locatie van een fort te onderzoeken, wordt gebruik gemaakt van de theorie van Hobma (2011). In deze theorie wordt ingegaan welke factoren een rol spelen bij succesvolle gebiedsontwikkeling. Herbestemming van forten, is een vorm van gebiedsontwikkeling. Deze factoren hebben dus invloed op een besluitvormingsproces tot herbestemming en zijn daarom van belang om mee te nemen in het onderzoek. De auteur geeft daarbij aan dat ‘succes’ niet een eenduidig begrip is en dat het een verschillende betekenis kan hebben voor verschillende mensen. De auteur classificeert drie verschillende niveaus van succesfactoren, zie onderstaande figuur.

Figuur 1: Niveau's van succesfactoren

(9)

8 Het eerste niveau van succesfactoren is context variabelen. Dit zijn invloeden van buitenaf die niet beïnvloedbaar zijn door actoren binnen een proces. Deze zijn: economisch klimaat, politiek klimaat, culturele achtergrond, demografie, en verandering in wet- en regelgeving. In dit onderzoek wordt locatie niet als de context van een herbestemming beschouwd, maar als een belangrijk variabele binnen het proces tot de herbestemming (Hobma, 2011).

Het tweede niveau is vetocriteria, ook wel ‘noodzakelijke voorwaarden’ genoemd. Vetocriteria zijn nodig, maar niet genoeg voor succes op zichzelf. Het niet in overweging nemen van deze criteria kan het hele project ondermijnen, oftewel ‘vetoën’. Deze factoren kunnen echter wel beïnvloed worden door actoren en zijn dus belangrijk om rekening mee te houden in het besluitvormingsproces. Als voorbeelden geeft Hobma: tijdig aankoop van grond, ruimtelijk bereik van het project, economische haalbaarheid, realistische kostenramingen, duidelijke strategie voor het omgaan met

bodemverontreiniging, onafhankelijke deelprojecten en robuuste financiële constructies. Daarnaast zijn er volgens de auteur nog vele andere factoren te noemen. Dit omdat het afhankelijk is van het soort gebiedsontwikkeling, wat voor factoren vetocriteria zijn. Voor locatie geldt dat deze altijd aanwezig is. Het kan daarom niet gezien worden als een noodzakelijke voorwaarde waaraan voldaan moet worden, omdat elk fort logischerwijs altijd een locatie heeft (Hobma, 2011).

Het derde niveau is kritische succesfactoren. Deze factoren hebben meer te maken met het ‘proces’ dan met het ‘product’ van gebiedsontwikkeling. Dit omdat ze over de onderlinge verhoudingen en de rollen van actoren binnen het proces gaan. Ze zijn van grote invloed op het succes of falen van een project. Deze factoren kunnen ook beïnvloed worden door actoren binnen een proces, dus ook deze factoren zijn belangrijk om rekening mee te houden in een proces. Echter deze factoren zijn wel moeilijker te beïnvloeden door de actoren dan vetocriteria. Voorbeelden zijn: vertrouwen, leiderschap, imago verandering, vermindering van complexiteit, proactieve beleidsmakers en ‘moderne’ ontwerpers (Hobma, 2011).

Actoren binnen een proces kunnen op verschillende manieren tegen de locatie van een fort

aankijken. Dit kan invloed op hoe de actoren aankijken tegen een bepaalde soort herbestemming. Dit kan de onderlinge verhoudingen en de uiteindelijke besluitvorming van actoren binnen een proces beïnvloeden. Concluderend kan dus gesteld worden dat locatie een kritische succesfactor voor de herbestemming van een fort, waardoor het van belang is om hier onderzoek naar te doen.

1.5 Fases van gebiedsontwikkeling

Zoals gezegd is herbestemming van forten, een vorm van gebiedsontwikkeling. Door gebruik te maken van theorie van Ambrose (1994) over de verschillende fases van gebiedsontwikkeling, kan het proces tot herbestemming beter begrepen worden, zie onderstaande schema.

(10)

9 Figuur 2: Fases van gebiedsontwikkeling

Bron: Ambrose, 1994: 40.

In de eerste fase is de promotion fase. Hierbij wordt door actoren de besluiten genomen om een bepaald gebied tot ontwikkeling te brengen of in het geval van dit onderzoek, om tot een herbestemming van een fort te komen. Binnen deze fase is er dus sprake van een

besluitvormingsproces en daarmee staat deze fase dus centraal in dit onderzoek. Vervolgens worden in de daarop volgende fases de beslissingen die genomen zijn uitgevoerd. Tijdens de investment fase wordt geld in het project geïnvesteerd, tijdens de construction fase worden middelen gecombineerd om een project daadwerkelijk te ontwikkelen en in de allocation fase wordt het project opgeleverd. De laatste fase, subsequent management, duurt zolang een gebied/gebouw gebruikt wordt. Tijdens deze fase wordt namelijk beheerd, gerepareerd of mogelijk verbouwd. Na deze fase kan besloten worden om weer te beginnen met de promotion fase. Dit gebeurd bijvoorbeeld er besloten wordt dat een gebied/gebouw een andere bestemming gaat krijgen (Ambrose, 1994).

1.6 Actoren

Ambrose (1994) geeft aan dat bijna alle initiatiefnemers van gebiedsontwikkeling in drie categorieën te verdelen zijn. Namelijk ten eerste twee soorten private partijen: ‘profit-seeking private investors’ en ‘volunary’ organisations in de vorm van groepen of individuen, oftwel commerciële en niet-commerciële partijen. Ten tweede ‘legally defined public authorities’ , oftewel overheden. Door de nota Belvedère wordt, om meer herbestemming mogelijk te maken, een belangrijkere rol aan private partijen toebedeeld. Omdat cultureel erfgoed vaak afhankelijk is van subsidie, kan hierdoor de last voor de overheid (en daarmee de belastingbetaler) afnemen. Ook hierdoor is het belang van onderzoek naar herbestemming dus toegenomen (Raats, 2016).

Door gebruik te maken van de theorie van Mitchell et al. (1997) kan de positie van deze actoren binnen het proces geanalyseerd worden, zie onderstaande figuur.

(11)

10 Figuur 3: Posities van actoren

Bron: Mitchell et al, 1997: 874.

De posities van actoren worden beïnvloed door drie dimensies, namelijk: macht (power), legitimiteit (legitimacy) en urgentie (urgency). Macht wordt hierbij gedefinieerd als de mogelijkheid van een actor om een andere actor te dwingen iets wel of niet te doen. Legitimiteit wordt gedefinieerd als in hoeverre de belangen van actor overeenkomen met de algemene belangen van het proces. Urgentie wordt gedefinieerd als in hoeverre de claim van een actor vragen om dringende acties.

Door combinaties van deze drie variabelen zijn zeven verschillende posities van actoren binnen een proces te onderscheiden, namelijk slapende, discretionaire, veeleisende, dominante, gevaarlijke, afhankelijke en definitieve stakeholders.

Slapende (dormant) stakeholders hebben macht om hun wil op anderen op te leggen, maar missen daarbij de legitimiteit en urgentie. Daarom blijft hun macht ‘slapend’. Bij herbestemming van forten kunnen dit bijvoorbeeld hypotheekverstrekkers of beleggers in het proces zijn. Discretionaire (discretionary)stakeholders hebben legitimiteit, maar missen macht en urgentie om een proces te beïnvloeden. Dit kan bij herbestemming bijvoorbeeld een waterschap zijn. Veeleisende (demanding) stakeholders hebben urgentie, maar missen de macht en legitimiteit om hun wil door te voeren. Ze worden daarom snel als zeurend ervaren, oftewel ‘veeleisend’. Bij een herbestemming kunnen dit bewonersorganisaties zijn die voor of tegen een dergelijke ontwikkeling zijn. Deze drie soorten stakeholders worden latente actoren genoemd, omdat hun belang in het proces (in theorie als ‘salience’ omgeschreven) als laag wordt beschouwd.

Dominante (dominant) stakeholders hebben macht die als legitimiteit ervaren wordt. Daarom hebben ze veel invloed in een proces. Een voorbeeld hiervan kunnen experts op het gebied van forten zijn, die verder geen belang hebben bij een bepaalde herbestemming. Gevaarlijke (dangerous) stakeholders hebben macht en urgentie, maar een tekort aan legitimiteit. Daarom worden ze als

(12)

11 gevaarlijk beschouwd in een proces, omdat ze hun toevlucht kunnen nemen tot dwang of misschien zelfs geweld. Men kan hierbij denken aan mensen die niet schuwen om onwettelijke middelen te gebruiken, om een bepaalde herbestemming tegen te houden of een andere richting om te duwen. Afhankelijke (dependent) stakeholders hebben legitimiteit en urgentie, maar een tekort aan macht. Ze zijn daarom afhankelijk van andere stakeholders om hun wil door te laten voeren. Bijvoorbeeld een groep initiatiefnemers van een herbestemming, die afhankelijk zijn overheden om toestemming te krijgen en geldschieters van buiten om dit te realiseren. Deze drie soorten stakeholders worden verwachtende (expactant) stakeholders genoemd, omdat ze iets ‘verwachten’ van het proces. Ze nemen daarbij een actieve houding aan. Hun belang in het proces wordt als gemiddeld beschouwd. Definitieve (definitive) stakeholders hebben zowel macht, legitimiteit als urgentie en worden daardoor als belangrijkste soort stakeholder beschouwd in een proces. Hun belang in het proces is namelijk ‘definitief’. Dit kan bijvoorbeeld een bepaalde overheid zijn, zoals een gemeente of een provincie, die belang hebben bij een herbestemming en daar ook geld en/of toestemming voor geven. Daarnaast is er nog een positie te noemen, namelijk de positie van nonstakeholders. Nonstakeholders hebben geen macht, geen legitimiteit en geen urgentie. Dit kunnen bijvoorbeeld omwonende van een fort zijn, die zich niet interesseren voor een herontwikkeling ervan.

De bovenstaande posities van actoren zijn van belang om rekening mee te houden in het onderzoek, omdat dit de rollen van de verschillende actoren binnen het besluitvormingsproces en daarmee de uiteindelijke herbestemming kan beïnvloeden.

1.7 Locatie

Om het effect van geografische ligging op het soort herbestemming beter te begrijpen wordt de theorie van Atzema et al. (2009) over de dynamiek en wederzijdse afhankelijkheid van bedrijf en regio gebruikt. Deze theorie gaat o.a. over wat voor soort eisen bedrijven aan de omgeving stellen en welke mogelijke de ruimtelijke omstandigheden bedrijven bieden. Een bedrijf kan in dit geval gezien worden als het bedrijf dat van het fort gebruik maakt. Al deze eisen en de relaties daartussen zijn in het onderstaande model door de auteurs in kaart gebracht.

(13)

12 Figuur 4: locatiekeuze van bedrijven

Bron: Atzema et al., 2009: 28.

Uit het schema blijkt dat een bedrijf en de omgeving onmiskenbaar met elkaar verbonden zijn. Voor een bedrijf is het noodzakelijk om rekening te houden met de omgeving, omdat de mogelijkheden voor een bedrijf en daarmee de ontwikkeling ervan beïnvloed wordt door de omgeving. Een bedrijf moet dus niet alleen letten op de marktomgeving (nieuwe technologie, trends, internationale ontwikkeling), maar ook op het handelen van overheden (beleid regio). Deze omgevingsfactoren zijn niet beïnvloedbaar door het bedrijf zelf. Ze kunnen daarom gezien worden als context variabelen zoals dat uiteengezet is in de theorie van Hobma (2011). Technologische, markt en internationale ontwikkelingen kunnen namelijk als economisch klimaat gezien worden en het omgevingsbeleid kan als politiek klimaat en/of verandering in wet- en regelgeving gezien worden.

De actoren binnen een besluitvormingsproces tot herbestemming kunnen de marktomgeving van een fort ook moeilijk beïnvloeden. Echter vaak zijn overheden bij een besluitvormingsproces betrokken. Ze kunnen daarom door hun regionaal beleid, de locatie-mogelijkheden voor een bedrijf veranderen en aantrekkelijker maken. Daarnaast is het zaak voor de actoren om rekening te houden met de eisen die bedrijven stellen aan een locatie. Uit het schema blijkt dat deze eisen door

verschillende factoren veranderd kunnen worden. De afspraken die de actoren maken met een bedrijf dat interesse heeft in een vestiging in een fort over; wat voor producten het gaat aanbieden, de technologie die het tot zijn beschikking heeft of de strategie die het gaat voeren, zijn dus van belang bij de overweging van een bedrijf om zich wel of niet in een fort te vestigen.

1.8 Conceptueel model

Om de relaties tussen de verschillende concepten in dit onderzoek overzichtelijk te maken, is het onderstaande conceptueel model samengesteld. Het model laat het besluitvormingsproces tot herbestemming zien. In het model is te zien dat de locatie van forten de uitkomst van het proces, namelijk de nieuwe functie van een fort, kan beïnvloeden. In dit onderzoek staat de vraag hoe locatie

(14)

13 de functie beïnvloed centraal. Daarom wordt gefocust op de stakeholders binnen het proces. Dit omdat de stakeholders de locatie van een fort in overweging nemen, bij hun besluitvorming over een nieuwe functie van het fort. De locatie van een fort beïnvloed dus indirect de uiteindelijke

herbestemming. Verder wordt locatie hier als onafhankelijke variabele gezien. Met andere woorden dit onderzoek heeft als uitgangspunt dat locatie een vast kenmerk is en niet beïnvloed wordt door andere variabelen. De functie van een fort wordt hier als afhankelijke variabele gezien, omdat deze niet vast staat en afhankelijk is van de invloed van de stakeholders in het proces en daarmee indirect van locatie.

Figuur 5: Conceptueel model

Bron: Auteur, 2019.

1.9 Probleemstelling

De onderzoeksvraag die hieruit ontstaat is:

“Hoe beïnvloedt de locatie van het Fort bij Vijfhuizen en het Fort Uitermeer, de uitkomsten van het besluitvormingsproces tot herbestemming van de forten?”

Om de bovenstaande onderzoeksvraag te beantwoorden zijn vier deelvragen opgesteld, namelijk:

1 Wat is de locatie van de forten?

2 Wat is de herbestemming van de forten?

3 Welke actorposities spelen een rol bij het besluitvormingsproces tot herbestemming? 4 Hoe zijn de locatieaspecten door de actoren meegenomen bij het besluitvormingsproces?

De deelvragen maken het mogelijk om te onderzoeken hoe locatieaspecten door de verschillende actoren zijn meegenomen in het besluitvormingsproces. Door onderzoek te doen naar het proces, wordt het mogelijk om er achter te komen hoe verschillende actoren de locatie van forten

(15)

14

2. Methodologie

2.1 Onderzoeksstrategie

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksstrategie. Er zijn verschillende redenen om voor deze strategie te kiezen (Bryman, 2008).

Ten eerste omdat het hierdoor mogelijk wordt om in het onderzoek de diepte in te gaan bij

besluitvormingsprocessen tot herbestemming, om zo betekenis te geven aan het sociaal fenomeen (Bryman, 2008).

Ten tweede omdat met deze strategie mogelijk wordt om aan inductie te doen. Het doel van mijn onderzoek is namelijk een theorie opleveren, namelijk een mogelijke verklaring voor hoe locatie de beïnvloed. Desondanks is er toch deels sprake van deductie in mijn onderzoek, omdat er voorafgaand aan het onderzoek een theoretisch kader wordt gemaakt om het onderzoek focus te geven (Bryman, 2008).

Ten derde omdat deze strategie goed past bij een onderzoek waarbij sprake is van een small-n, namelijk twee besluitvormingsprocessen. Waarbij verder veel variabelen worden onderzocht, namelijk verschillende locatieaspecten. De locatieaspecten vormen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele is de nieuwe functie van een fort (Bryman, 2008).

2.2 Analytic approach

Omdat in dit onderzoek sprake is van inductie, wordt gebruik maken van Grounded Theory. Deze benadering is nodig omdat hierdoor de data die wordt verzameld een idee kan geven over hoe locatie het besluitvormingsproces tot herbestemming beïnvloedt, waardoor er getheoretiseerd kan worden. Op grond van de theorie die dan wordt geformuleerd, namelijk een mogelijke verklaring voor de onderzoeksvraag, wordt op zoek gegaan worden naar nieuwe data. Als uit de data blijkt dat de geformuleerde theorie niet klopt, wordt de theorie aangepast. Het proces wordt herhaald totdat er theoretical saturation is behaald, omdat dan duidelijk is geworden wat het antwoord op de onderzoeksvraag is en het niet nodig is om nog verder data te verzamelen. Daarnaast is het onderzoek hierdoor niet vooringenomen, omdat de data voor zichzelf spreekt en niet wordt geconditioneerd door theorie (Bryman, 2008).

2.3 Research design

Als research design is in dit onderzoek voor een case study gekozen. Dit omdat op een dergelijk methode goed past bij een diepgravend onderzoek. Hiermee kunnen casussen intensief en

gedetailleerd bestudeerd worden, de uniek kenmerken ervan verhelderd worden en veel variabelen onderzocht worden.

Als casus is voor twee forten van de Stelling van Amsterdam gekozen. De Stelling van Amsterdam is namelijk een unieke casus. Het is tot dusver de enige locatie in Nederland, waarvan forten UNESCO Werelderfgoed zijn. Hierdoor wordt het niet mogelijk om het gebied rondom de forten te

ontwikkelen. Dit zorgt ervoor dat herbestemming een uitdaging wordt, omdat forten dan (commercieel) lastiger te exploiteren zijn (Provincie NH, 2018).

Nog een reden waarom forten lastig te exploiteren zijn, is omdat uit de theorie is gebleken dat ze vaak verscholen liggen in het landschap, waardoor ze slecht bereikbaar zijn en ook daarom lastig te

(16)

15 exploiteren (Raats, 2016). Daarom is het van belang van een fort die aan dat kenmerk voldoet te onderzoeken. Desondanks liggen dus niet alle forten midden in het landschap, zo blijkt ook uit vooronderzoek (zie bijlage). Vandaar dat in dit onderzoek gekozen is voor comparative case study met twee extreme casussen. Hierdoor kan onderzocht worden wat de invloed van locatie van de forten is op de herbestemming (Bryman, 2008).

Door middel van het vooronderzoek is twee casussen gekozen om te onderzoeken. Dit zijn het Fort bij Vijfhuizen en het Fort Uitermeer. De reden voor de keuze van de twee forten, is omdat ten eerste is gebleken dat beide forten een nieuwe functie hebben gekregen en dus het besluitvormingsproces tot herbestemming te onderzoeken. In het Fort bij Vijfhuizen zitten namelijk kunstateliers,

expositieruimten en een restaurant. In het Fort Uitermeer zit ook een restaurant met verder een cultuurtheater en sloepenhaven (zie bijlage 3). Ten tweede zijn de locaties van de forten

contrasterend. Fort bij Vijfhuizen is namelijk omringd door bebouwing (vlakbij Haarlem, Hoofddorp en Schiphol) en Fort Uitermeer ligt daarentegen midden in weiland en waterrijk gebied.

Verder wordt gebruikt gemaakt van een embedded case study, omdat hierdoor subunits van de besluitvormingsprocessen te analyseren zijn en dus niet de globale aard ervan. De subunits zijn de actorposities binnen het besluitvormingsproces tot herbestemming van een fort (Yin, 2009).

2.4 Methoden data verzamelen

Omdat dit onderzoek diepgravend is wordt gebruik gemaakt van documenten en interviews als methode van data verzamelen. Met beide methoden kan gericht data verzamelen verzameld worden van actoren en levert het rijke data over hoe zij de locatie van een fort beoordelen voor een

herbestemming.

Daarbij hebben documenten het voordeel dat ten eerste de data er al is, waardoor er meer tijd is voor de analyse in het onderzoek. Ten tweede omdat je als onderzoeker dan geen invloed hebt op de data, dus er is geen reactivity. Daarnaast hebben interviews het voordeel dat ten eerste

gereconstrueerd kan worden wat al gebeurd is in het proces. Ten tweede omdat met interviews de diepte ingegaan kan worden over hoe actoren de locatie hebben meegenomen in de

besluitvormingsprocessen. Door doorvragen kan achter steeds meer informatie gekomen worden over deze processen (Bryman, 2008).

Van elk van de drie categorieën van initiatiefnemers van Ambrose (1994), commerciële partijen, niet-commerciële partijen en overheden zou door middel van documenten en interviews data verzameld kunnen worden. Bij elke categorie actoren zou de locatie van forten een verschillende invloed kunnen hebben gespeeld in hun proces van besluitvorming tot herbestemming.

2.5 Analysemethode

Om de verzamelde data te analyseren wordt gebruik gemaakt van een thematische analyse. Dit omdat deze methode helpt om alle data die verzameld is in de vorm van documenten en interviews, in kaart te brengen. Zo kan de inhoud van documenten en interviews geordend worden en helpt het deze data te interpreteren (Bryman, 2008).

Deze methode heeft als voordeel dat het ten eerste tot een analytische behandeling van de data leidt, doordat citaten steeds aan bepaalde thema’s verbonden worden. Daarbij stimuleert het ten tweede om na te denken over verschillende relaties tussen thema’s. Zo kan geanalyseerd worden

(17)

16 hoe locatieaspecten invloed hebben op de actoren binnen het besluitvormingsproces en hoe het proces invloed heeft op de uiteindelijke herbestemming (Bryman, 2008).

Verder zijn de kansen bij het gebruik van deze methode dat ten eerste er intertekstualiteit optreedt bij de data, doordat er transversale connecties gezien kunnen worden tussen stukken tekst. Ten tweede dat de data kwantificeerbaar worden, doordat de thema’s en de links daartussen opgeteld kan worden (Bryman, 2008).

2.6 Operationalisatie

In de tabellen hieronder zijn concepten uit het theoretische kader geoperationaliseerd. De geoperationaliseerde variabele in de eerste tabel zijn de actoren. Dit is op aggregatieniveau n-1, omdat de actoren ook bestaan buiten het besluitvormingsproces tot herbestemming . De verschillende dimensies van de actoren zijn gebaseerd op de theorie van Ambrose (1994). De geoperationaliseerde variabelen in de tweede tabel zijn de herbestemming, het

besluitvormingsproces de posities van actoren en de locatiekeuze voor een bedrijf. Deze zijn op aggregatieniveau n, omdat ze binnen het besluitvormingsproces worden vormgegeven. De dimensies en de herbestemming zijn gebaseerd op de theorie van Hobma (2011), van het

besluitvormingsproces op de theorie van De Bruijn en Heuvelhof (2002) en Christensen (1985), van de posities van actoren zijn gebaseerd op van Mitchell et al. (1997) en van de locatiekeuze op de Atzema et al. (2009).

Tabel 1: operationalisering niveau 1

Variabele Dimensies Indicatoren

Actoren (n-1) Privaat Publiek Commerciële partij Niet-commercieel partij Overheid Bron: Auteur, 2019.

Tabel 2: operationalisering niveau 2

Variabelen Dimensies Indicatoren

Herbestemming (n) Welke criterium

Wanneer

Herbestemming an sich, financieel, cultureel, milieu. Tijdens ontwikkelingsfase, tijdens oplevering, na oplevering. Besluitvormingsproces (n) Vorm Doelen Zorgvuldigheid of snelheid. Veel of weinig partijen betrekken.

Vertrouwelijkheid of openbaar. Wel/geen overeenstemming van doelen tussen verschillende actoren.

(18)

17 Technologie

Wel/geen aanwezigheid van genoeg technische kennis.

Posities van actoren (n) Macht Legitimiteit Urgentie Juridische bevoegdheden, juridische beperkingen, inspraakmogelijkheden, geld, tijdslimieten. Locatiekeuze (n) Locatie-eisen Locatie-mogelijkheden Technologie Productie Strategie Technologie Markt Beleid Bron: Auteur, 2019.

(19)

18

3. Context

3.1 Inleiding

Het onderzoek focust zich op de besluitvormingsprocessen tot herbestemming bij de casussen Fort bij Vijfhuizen en Fort Uitermeer. Voordat het analystische gedeelte van het onderzoek aan bod komt, zal in dit hoofdstuk contextinformatie gegeven. Aangezien de forten deel uit maken van de Stelling van Amsterdam, zal daarom eerst hierover algemene informatie gegeven worden. Daarna zal informatie gegeven over beleid- en regelgeving die van toepassing is op de casussen.

3.2 Stelling van Amsterdam

De Stelling van Amsterdam (SvA) is een ring van militaire verdedigingswerken rondom Amsterdam (zie afbeelding). Het heeft een lengte van 135 km en is tussen ca. 1870 en 1917 aangelegd met als doel de hoofdstad te verdedigen in oorlogstijd. Hierdoor kon de stad ook dienen als laatste toevluchtoord voor de regering en het leger. Het bijzondere van de Stelling is dat veel van deze werken tegenwoordig nog aanwezig zijn. De werken bestaan uit onder meer uit 46 forten en batterijen. Andere objecten van de Stelling zijn fortwachterswoningen, gedekte

gemeenschapswegen, groepsschuilplaatsen, betonnen onderkomens, kruitmagazijnen, genieloodsen en grenspalen (Provincie NH, z.j.).

Daarnaast had de Stelling een ingenieus watermanagementsysteem. Dit bestond uit een ingewikkeld systeem van dijken, sluizen, dammen en indundatiepolders. Hierdoor kon bij een vijandelijke aanval polders onder water gezet worden (inunderden). De hoogte van het water was diep genoeg om te zorgen dat vijandelijke landtroepen er niet doorheen kon waden en ondiep genoeg om te zorgen voor dat vijandelijke schepen er niet overheen konden varen (Provincie NH, z.j.).

De ‘zwakke’ plekken binnen deze waterlinie, daar waar wegen, dijken of spoorlijnen de linie doorsnijden (accessen), werden verdedigend door middel van strategisch geplaatste forten. De forten liggen allemaal op niet meer dan 3.500 meter van elkaar. Deze afstand was gebaseerd op het bereik van de artillerie in de forten. Hierdoor bleef het gebied tussen de forten verdedigbaar. Verder werd tot 1963 door middel van de Kringenwet, beperkingen gelegd aan de bouw van woningen en bedrijven binnen een straal van 1000 meter rond een fort. Tot de dag van vandaag is het nog steeds goed zichtbaar dat de nabije omgeving van forten relatief onbebouwd zijn gebleven (Provincie NH, z.j.).

De objecten en het landschap van Stelling zijn sinds 1996 UNESCO werelderfgoed, vanwege zijn unieke cultuurhistorische betekenis. Daarnaast zijn de objecten veelal rijks- of provinciaalmonument (Provincie NH, z.j.).

(20)

19 Figuur 6: Forten Stelling van Amsterdam

Bron: Provincie Noord-Holland, 2018.

3.3 Provinciaal Beleid

Het huidige beleid van provincie Noord-Holland ten aanzien van de Stelling van Amsterdam richt zich op drie opgaven, namelijk: bescherming, communicatie & marketing en ontwikkeling (Provincie NH, z.j.).

Bescherming

De provincie Noord-Holland is de ‘siteholder’ van de Stelling en daarmee eerstverantwoordelijke voor dit werelderfgoed. Hierdoor is de provincie verantwoordelijk voor de bescherming, goed onderhoud en beheer van objecten (dus ook forten) en het landschap van de gehele Stelling (Provincie NH, z.j.).

Deze taken kan de provincie niet alleen. Hiervoor is samenwerking en afstemming nodig met

gemeenten, waterschappen, eigenaren, exploitanten, en vrijwilligersorganisaties. De gemeenten zijn namelijk bevoegd met vergunningverlening, het handhaven van monumenten op hun grondgebied en moeten ze zorg dragen voor het feit dat monumenten worden opgenomen in hun

bestemmingsplannen en regelgeving. Daarnaast moet de provincie samenwerken met de eigenaren en exploitanten van individuele objecten in de stelling, omdat zij de objecten in bezit of in beheer hebben en daarmee primair verantwoordelijk zijn voor de objecten (Provincie NH, z.j.).

De provincie behoud van het landschap van de Stelling door middel van haar ruimtelijk beleid. Zo stelt de provincie regels op voor monumentale waarden en bijzondere ruimtelijke kwaliteit, waaraan

(21)

20 de gemeenten rekening mee dienen te houden bij het toepassen of wijzingen van hun

bestemmingsplannen. De gemeenten zijn daarnaast verantwoordelijk voor het handhaven van de door de provincie gestelde regels. Verder verwacht de provincie van de eigenaren en exploitanten van de forten dat zij rekening houden met de kwaliteit van de omgeving rondom de forten (Provincie NH, z.j.).

Daarnaast is samenwerking nodig met de provincie Utrecht, omdat een deel van de Stelling in de gemeente De Ronde Venen ligt. Daarmee is de provincie Utrecht mede-siteholder van de Stelling (Provincie NH, z.j.).

Communicatie & marketing

Doordat de provincie Noord-Holland siteholder is van de Stelling, heeft het naast bescherming ook de verantwoordelijkheid dat de zogenaamde ‘Uitzonderlijke Universele Waarde’ (OUV) uitgedragen en bekend worden gemaakt bij een breed publiek. Deze waarden zijn door UNESCO benoemd en bestaan uit het Strategisch landschap, het Watermanagementsysteem en de Militaire werken. Daarnaast draagt de bekendheid van de Stelling volgens de provincie mee aan het behoud ervan (Provincie NH, z.j.).

Om de Stelling beter en gerichter onder de aandacht te brengen wil de provincie door middel van het strategisch advies ‘De Stelling bekent kleur’ uit 2016, ondernemers van de Stelling ondersteunden bij het aantrekken van verschillende doelgroepen. Op basis hiervan en met steun van Stichting

Liniebreed Ondernemen, wordt ingezet op het verbeteren van het aanbod. Dit kan door: Het verbeteren of ontwikkelen van routes en evenementen. Kansen benutten in de verschillende regio’s rondom de Stelling. Het verbeteren van informatievoorziening over forten. Het verbeteren van de toegankelijkheid van forten. Het ontwikkelen van de overkoepelde sociale media strategie voor de Stelling (Bureau voor Ruimte & Vrije Tijd, 2016).

Ontwikkeling

Om forten en andere onderdelen van de Stelling te behouden, is de provincie ervan overtuigd dat een groot deel ervan economische benut moet worden. Verder schept het ook werkgelegenheid in de provincie. Daarom stimuleert de provincie herbestemming van forten, waardoor ze worden gerestaureerd en opengesteld voor publiek. Aan forten kleven echter een aantal nadelen die het moeilijk kunnen maken om ze te herbestemmen. Er is namelijk vaak sprake van achterstallig onderhoud, zijn ze niet goed bereikbaar, is parkeren vaak een probleem en voor veel forten de energiekosten hoog. Echter voordelen dat forten bieden voor een herbestemmer is dat forten karakteristieke gebouwen zijn en ze vaak in een groene omgeving liggen (Provincie NH, z.j.). Ter stimulering van herbestemming heeft de provincie subsidieregeling en via ‘Onderhoud provinciale monumenten’ voor onderhoud en via ‘Restauratie provinciale monumenten’ voor restauratie van forten, mits er een herontwikkeling in een fort gaat plaatsvinden (Provincie NH, z.j.). Daarnaast ondersteunt de provincie herontwikkeling via kennisoverdracht richting gemeenten, waterschappen, eigenaren en exploitanten van forten. De provincie faciliteert informatie over ontwikkeling, handhaving en beheer van de forten. Dit doen ze door het organiseren van

kennisbijeenkomsten en door eventuele noodzakelijke onderzoeken te laten verrichten. Een ander instrument die ze inzetten is het Linie Expert Team. Dit team bestaat uit een netwerk van

(22)

21 deskundigen die kunnen adviseren over het in gang zetten van processen, over hoe te versnellen en/of om eventuele problemen op te lossen (Provincie NH, z.j.).

3.4 Modernisering Monumentenzorg

Sinds 2009 is er beleid vanuit de Rijksoverheid ingezet op tot modernisering van de monumentenzorg te komen (MoMo). Het beleid kent vier speerpunten: Cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, krachtigere en eenvoudigere regels, herbestemming en het opzetten van een kennisinfrastructuur (RCE, z.j.).

Cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft gekozen om in de komende jaren voor vijf prioriteiten voorop te stellen het gaat om ruimtelijk beleid ten aanzien van cultureel erfgoed, namelijk: samenhang borgen en uitstraling vergroten van het Werelderfgoed; eigenheid en veiligheid van zee, kust en rivieren; herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave met een focus op groei en krimp; levend landschap door synergie tussen erfgoed, economie, ecologie; en tonen van het tijdperk van wederopbouw (RCE, z.j.). Daarnaast is als gevolg van het beleid, in 2010 in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten rekening moeten met cultuur erfgoed in hun bestemmingsplannen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed biedt hiervoor ondersteuning aan de gemeenten (RCE, z.j.).

Krachtiger en eenvoudigere regels

Verder wordt ingezet op minder regels, kortere procedures en structureel meer financiële middelen op het gebied van het duurzaam in stand houden van cultuur erfgoed. Zo wordt de

monumentenvergunning onderdeel van de omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), wordt het aanvragen van subsidie vereenvoudigd en worden restauraties bijgestaan door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bij het uitwerken van normen om de kwaliteit ervan en door de overdracht van vakkennis (RCE, z.j.).

Herbestemming

Als gevolg van de beleidsbrief heeft de Rijksdienst in 2010 een Nationaal Programma Herbestemming opgericht. Dit programma heeft als doel dat cultuurhistorische waarden niet verloren gaan. Daarom wordt ingezet op ten eerste het bevorderen herbestemming van monumenten. Ten tweede kennis over herbestemming te ontwikkelen en verspreiden. Ten derde herbestemming inhoudelijk, politiek en publiek te agenderen (RCE, z.j.).

Kennisinfrastructuur

Daarnaast heeft de Rijksdienst een stimulerende en verbindende rol als het gaat om instanties die academisch, vakinhoudelijke, operationele en empirische kennis hebben op het gebied van monumentenzorg (RCE, z.j.).

(23)

22

4. Het besluitvormingsproces tot herbestemming van het Fort bij

Vijfhuizen

4.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt, aan de hand van de in paragraaf 1.9 gestelde deelvragen, het

besluitvormingsproces tot herbestemming van het Fort bij Vijfhuizen geanalyseerd. Dit wordt gedaan aan de hand van de in bijlage 1 gemaakte thematische analyse. In dit hoofdstuk zal eerst algemene informatie gegeven worden over de locatie en herbestemming van het fort. Daarna zal in paragraaf 4.2 een actorenanalyse worden uitgevoerd, waarbij uiteengezet wordt welke actoren betrokken zijn geweest bij het besluitvormingsproces en wat een hun posities daarin waren. Vervolgens zal in paragraaf 4.3 een tijdlijn gegeven worden van het proces tot herbestemming, waarna in paragraaf 4.4 geanalyseerd wordt hoe de betrokken actoren de locatieaspecten van het fort hebben

meegenomen bij het besluitvormingsproces. Tot slot wordt in paragraaf 4.5 een deelconclusie gegeven.

4.1.1 Locatie

Figuur 7: Locatie Fort bij Vijfhuizen

Bron: TomTom, 2017.

Het Fort bij Vijfhuizen ligt in de Randstad, in gemeente Haarlemmermeer, aan de rand van de Haarlemmermeerpolder (zie figuur 7). Het fort staat op een oude zandplaat en ligt aan een ‘geniedijk’, oftewel een militair waterkerende dijk. Het is een druk gebied met weinig

natuurgebieden en het fort ligt dicht bij bebouwing (Brok, bijlage 2, interview 2). Ten oosten van het fort ligt namelijk het dorp en de nieuwbouwijken van Vijfhuizen. Aan de voorzijde van het fort liggen boerderijen en een golfbaan (zie figuur 8). Het fort heeft dus een redelijk vrij schootsveld (Ros, bijlage 2, interview 1). Het fort is daarnaast makkelijk bereikbaar. Dit door de orthogonale structuur van wegen in de polder en omdat de historische locatie van het fort gekozen is om de wegen goed te kunnen beveiligen (Sulman, bijlage 2, interview 3). Het Fort bij Vijfhuizen zelf is een bomvrijgebouw van beton uit eind 19e eeuw. (Ros, bijlage 2, interview 1). Het is een langgerekt, smal gebouw (zie figuur 9). Daarnaast is op het fortterein een fortwachterswoning aanwezig. (Brok, bijlage 2, interview 2). Verder is het fort een provinciaal monument en UNESCO Werelderfgoed (Ros, bijlage 2, interview 1).

(24)

23 Figuur 8: Locatie Fort bij Vijfhuizen dichtbij

Bron: TomTom, 2017. Figuur 9: Het Fort bij Vijfhuizen

Bron: Rene Ros, 2005.

4.1.2 Herbestemming

De herbestemming van het Fort bij Vijfhuizen bestaat nu uit een restaurant, kunstateliers en expositieruimten. Restaurant ‘t Fort is in beginsel een cateringbedrijf; ze maken voedsel klaar voor andere locaties. Het restaurant zelf is alleen geopend van 11:00 tot 17:00 en dus geen

avondrestaurant, tenzij een grote groep mensen het afhuren. Bijvoorbeeld voor feesten en partijen, trouwerijen, vergaderingen, presentaties etc. (Brok, bijlage 2, interview 2).

(25)

24 Figuur 10: Kunstenaarswoningen

Bron: Oozo.nl, 2019.

Daarnaast zijn er net buiten de gracht, voor het fort, nieuwbouwwoningen gebouwd (zie figuur 10). Deze woningen zijn in hout uitgevoerd. Ze verwijzen daarmee naar de Kringenwet, waarin stond dat je binnen een aantal honderden meters, gebouwen alleen van hout mochten zijn, zodat ze afgebrand konden worden (Ros, bijlage 2, interview 1). Ze zijn gebouwd als kunstenaarswoningen met twee grote ramen op het noorden gericht, waardoor kunstenaars overdag constant licht hebben op het noorden. De woningen zijn ontworpen door architect Jaco Woltjer. Verder staat op het fortterein een voormalig fortwachterswoning en een gerestaureerde genieloods (zie figuur 11) (Brok, bijlage 2, interview 2). De fortwachterswoning wordt verhuurd aan bewoners en de genieloods wordt gebuikt als expositieruimte en kantoor (Ten Brummmelhuis, bijlage 2, interview 5).

Figuur 11: Genieloods

(26)

25

4.2. Actoranalyse

In deze paragraaf zal de actoren binnen het besluitvormingsproces tot herbestemming van Fort bij Vijfhuizen geanalyseerd worden. Zoals in hoofdstuk 1, het theoretisch kader, naar voren is gekomen kan door gebruik te maken van de theorie van Mitchell et at. (1997) de posities van actoren binnen een proces geanalyseerd worden. De posities van actoren in een proces zijn namelijk niet allemaal hetzelfde. Tevens kan, volgens de auteurs, de positie of de rol van een actor het proces en daarmee het resultaat daarvan beïnvloeden. De posities die de actoren innemen worden beïnvloed door drie dimensies: macht, legitimiteit en urgentie.

Daarnaast zijn volgens Ambrose (1994) bijna alle initiatiefnemers van gebiedsontwikkeling onder te verdelen in drie categorieën: private commerciële partijen, private niet-commerciële partijen en overheden.

Er zal eerst in paragraaf 4.2.1 overzicht gegeven worden van de betrokken actoren bij het proces tot herbestemmen van Fort bij Vijfhuizen. Daarbij wordt onderscheidt gemaakt tussen de actoren aan de hand van Ambrose (1994). Vervolgens zal in paragraaf 4.2.2 aan de hand van Mitchell et at. (1997) geanalyseerd worden welke rollen deze actoren gespeeld hebben binnen het proces tot

herbestemming.

4.2.1. Betrokken actoren

Nu zullen welke actoren betrokken zijn geweest bij het proces tot herbestemmen van Fort bij Vijfhuizen uiteengezet worden. Daarbij zal elke actor kort worden toegelicht.

De initiatiefnemer

Degene die als eerste op het idee kwam om het Fort bij Vijfhuizen een herbestemming te geven is de heer Jacques Ninaber. Ninaber was vroeger werkzaam bij de provincie en was projectontwikkelaar. Hij fietste een keer langs het fort en zag een leeg fort staat, dat in verval was geraakt. Hij kwam met het idee om in het fort hedendaags kunst te gaan vertonen, een beeldentuin op het terrein te creëren en een deel van het fort in te richten tot een restaurant. Daarvoor heeft hij in 1990 een plan ontwikkeld. In dat plan stond dat er woningen gerealiseerd moesten worden op het fortterrein, zodat met de opbrengt van de verkoop hiervan de restauratie van fort gefinancierd kon worden (Brok, bijlage 2, interview 2). Het plan is in 2000 door de provincie en gemeente goedgekeurd. Om dit plan ter uitvoering te brengen heeft hij vervolgens een groep vrijwilligers om zich heen verzameld en in 2001 een stichting opgericht: Stichting Kunstfort bij Vijfhuizen (Sulman, bijlage 2, interview 3).

Organisatie Kunstfort bij Vijfhuizen

De stichting Kunstfort bij Vijfhuizen is in 2003 begonnen met de uitvoering van het plan van de heer Ninaber en 2005 was de ontwikkeling van de herbestemming voltooid. Vanaf 2016 is de

oorspronkelijke stichting onderverdeeld in twee met elkaar samenwerkende stichtingen namelijk: Stichting Kunstfort Activiteiten (SKA) en Stichting Kunstfort Beheer (SKB). De SKA is verantwoordelijk voor activiteiten op het gebied van kunst en de SKB is eigenaar van het fort en daarmee

verantwoordelijk voor het beheer en de huurinkomsten. Hierdoor kon in 2017 aan de SKA de zogenaamde ANBI status toegewezen worden. Deze status geeft inkoopvoordelen, een fiscaal voordeel voor donateurs aan de stichting en zorgt ervoor dat er meer vrijwilligers aangetrokken kunnen worden (Kunstfort bij Vijfhuizen, 2016).

(27)

26 Om het gebouw te onderhouden verpacht de SKB een deel van het fort als horecabestemming aan “Restaurant ’t Fort”. Daarnaast wordt door de SKB atelierruimtes verhuurd aan mensen met creatieve beroepen en wordt de fortwachterswoning die op het fortterein staat verhuurd aan bewoners (Brok, bijlage 2, interview 2).

Provincie Noord-Holland

De provincie Noord-Holland is de eigenaar van het Fort bij Vijfhuizen. De provincie vindt het belangrijk dat ter behoud van forten, ze een herbestemming krijgen en heeft daarom hiervoor toestemming verleend bij Fort bij Vijfhuizen. Daarnaast is het één van de actoren die toestemming heeft verleend voor de bouw van woningen op het fortterrein (Brok, bijlage 2, interview 2). Een reden om hiervoor toestemming te verlenen is volgens de provincie dat het fort al dicht tegen de bebouwing aan licht (Ten Brummelhuis, bijlage 2, interview 5).

De provincie heeft een forse subsidie ingezet om de restauratie van het fort, het fortterein en de genieloods mogelijk te maken (Sulman, bijlage 2, interview 3). Tevens heeft de provincie het fort in erfpacht uitgegeven aan de stichting Kunstfort bij Vijfhuizen (tegenwoordig SKB). De provincie heeft voor erfpacht gekozen omdat ze het belangrijk vinden om als eigenaar invloed te houden op het fort. Volgens de provincie kan hierdoor meer grip gehouden worden om de monumentale en

landschapswaarden te behouden (Ten Brummelhuis, bijlage 2, interview 5). Verder beschermt de provincie (sinds begin jaren ’90) het fort via provinciale

monumentenverordening die erop van toepassing is. De provincie is namelijk als siteholder van de Stelling van Amsterdam verantwoordelijk voor bescherming van de forten richting UNESCO. (Ros, bijlage 2, interview 1). Daarbij kijkt de provincie heel nadrukkelijk of de aanpassingen die aan een fort gedaan moeten worden voor een herbestemming wel passend zijn voor de monumentenstatus (Ten Brummelhuis, bijlage 2, interview 5).

Gemeente Haarlemmermeer

Om de herbestemming mogelijk te maken heeft naast de provincie ook de gemeente

Haarlemmermeer toestemming verleend. Dit door middel van wijziging van haar bestemmingsplan (Sulman, bijlage 2, interview 3). De gemeente Haarlemmermeer heeft ook toestemming verleend voor bouw van woningen op het fortterrein, door middel van het verlenen van de bouwvergunning. Voorwaarde voor de gemeente was wel dat de woningen in hout zouden worden gebouwd, zoals ontworpen is door architect Jaco Woltjer. Daarnaast verleent de gemeente sinds de realisatie van de herbestemming subsidie aan het Kunstfort. Dit omdat ze het belangrijk vinden dat er een plek is voor hedendaagse kunst binnen de gemeente (Brok, bijlage 2, interview 2). Volgens de gemeente is kunst een uiting van maatschappelijke ontwikkelen. De musea die zich binnen de gemeente bevinden zijn gebaseerd op historie en erfgoed. Een Kunstfort vindt de gemeente daar een mooie aanvulling op (Sulman, bijlage 2, interview 3).

Verdeling van actoren

Door gebruik te maken van de verdeling van actoren door Ambrose (1994), valt op te maken dat bij het Fort bij Vijfhuizen twee van vier betrokken actoren overheden zijn en de andere twee niet-commerciële actoren. Hieruit kan opgemaakt worden dat het streven naar winst, geen grote rol heeft gespeeld bij het besluitvormingsproces tot herbestemming van het fort. Dit kan mede verklaren waarom het fort uiteindelijk een Kunstfort is geworden.

(28)

27

4.2.2. Rollen van de partijen

Om er achter te komen welke posities de bovenstaande actoren innemen in het proces, zal eerst een overzicht weergegeven worden wat de doelen en middelen zijn van de betrokken actoren.

Tabel 3: doelen en middelen actoren

Actor Doelen Middelen

Initiatiefnemer Ninaber -Realisatie van een

herbestemming in het Fort bij Vijfhuizen met

kunst/beeldentuin/restaurant. -Bouw van woningen op het fortterein om restauratie van het fort te bekostigen.

-Contacten bij Provincie Noord-Holland.

-Ervaring als

projectontwikkelaar.

Stichting(en) Kunstfort bij Vijfhuizen

-Uitvoering plan van Ninaber -Onderhouden fort -Realiseren kunstactiviteiten -Huurinkomsten ateliers en fortwachterswoning. -Pachtinkomsten van restaurant.

Provincie Noord-Holland -Realisatie van een

herbestemming in het fort. -Bescherming van het fort als monument.

-Eigenaar van het fort. -Verlening subsidie voor restauratie.

Gemeente Haarlemmermeer -Realisatie van een locatie voor hedendaagse kunst binnen de gemeente.

-Bevoegd met wijzigen bestemmingplan en verlenen van de bouwvergunning. -Verlening subsidie voor kunst. Bron: Auteur, 2019.

Met behulp van het bovenstaande overzicht kan bepaald worden, welke positie de actoren innemen in het besluitvormingsproces aan de hand van de theorie van Mitchell et al. (1997). Aan de hand van de drie dimensies (macht, legitimiteit en urgentie) kan elk betrokken actor in het schema van Mitchell et al. geplaatst worden.

(29)

28 Figuur 12: originele schema stakeholders

Bron: Mitchell et al, 1997: 874. Bron: Auteur, 2019.

Uit figuur 13 valt op te maken dat alle betrokken actoren legitimiteit hebben. Tijdens het

besluitvormingsproces zou dus waarschijnlijk veel draagvlak hebben bestaan voor elkaars ideeën. Wat verder opvalt, is dat de initiatiefnemer geen macht en urgentie had. Dit komt terug in het feit dat het ongeveer tien jaar heeft geduurd voordat het oorspronkelijke plan van de initiatiefnemer goedgekeurd werden en nog drie jaar later voordat het plan tot uitvoering kwam.

Definitive stakeholders

De twee belangrijkste actoren binnen het proces zijn de provincie Noord-Holland en de gemeente Haarlemmermeer. Beide actoren hebben zowel macht, legitimiteit en urgentie. Ze hebben urgentie, omdat ze beide belang hebben bij dat het Fort bij Vijfhuizen binnen korte termijn een

herbestemming kreeg. De provincie wil namelijk dat het fort behouden blijft en een herbestemming is daar een geschikt middel voor. De gemeente wil een locatie in zijn gemeente voor hedendaagse kunst en bij een realisatie van de herbestemming in het fort zou deze wens gerealiseerd zijn. Daarnaast beschikken beide actoren over zowel juridische als financiële machtsmiddelen. De provincie is namelijk ten eerste eigenaar van het fort en dit betekent dat een herbestemming en de bouw van woningen niet gerealiseerd kan worden, zonder toestemming van de provincie. Dit geldt ook voor de gemeente die bevoegd is met het verlenen van de bouwvergunning en het wijzigen van het bestemmingsplan. Zonder wijziging daarvan, zou er geen toestemming zijn om de

herbestemming te realiseren. Ten tweede verleende de provincie subsidie om de restauratie van het fort, het fortterrein en de genieloods te realiseren. Zonder een dergelijke subsidie zou een

restauratie waarschijnlijk onmogelijk worden. De gemeente verleent subsidie aan de stichting(en) zodat er een locatie met hedendaags kunst in de gemeente is. Zonder een dergelijke subsidie zou het moeilijker zijn voor de stichting(en) om hun activiteiten te ontplooien. Verder hebben beide actoren legitimiteit. Ten eerste, omdat hun beleid op een democratisch mandaat kan rekenen, namelijk de provincie via de Provinciale Staten en de gemeente via de gemeenteraad. Ten tweede, omdat ze hun beleid ten opzichte van de herbestemming het fort op een dusdanige manier vormgeven dat het fort als monument behouden blijft en dat nieuwbouw op terrein binnen het bredere idee van de Stelling van Amsterdam past.

(30)

29

Dominant stakeholder

De stichting(en) Kunstfort bij Vijfhuizen heeft zowel macht als legitimiteit, maar beschikken over weinig tot geen urgentie. Hun macht wordt gevormd doordat, ondanks dat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van subsidiegevers, zij ook over eigen financiële middelen beschikken. Deze worden namelijk gevormd door, ten eerste huuropbrengsten van de ateliers en het fortwachterswoning. Ten tweede door inkomsten van verpachting van een deel van het fort aan een restaurant. Hun

legitimiteit wordt gevormd doordat het aanbod van kunstactiviteiten en het beheer van het fort past binnen het algemeen belang en de verlangens die de provincie en de gemeente hebben voor het fort. De stichting(en) heeft weinig tot geen urgentie, omdat zolang het fort geen herbestemming zou hebben, die stichting(en) ook geen kosten heeft voor de realisatie van de herbestemming en het onderhoud van het fort.

Discretionary Stakeholder

Bij de initiatiefnemer Jacques Ninaber komt naar voren dat hij legitimiteit had, maar geen macht en geen urgentie. Zijn legitimiteit is gebaseerd op, dat zijn plan voor het fort in goede aarde viel bij zowel de provincie als de gemeente. Daarnaast werkte hij bij de provincie, waardoor hij de mogelijkheid had om daar steun voor zijn plan te zoeken bij zijn collega’s. Echter machtsmiddelen had hij niet. Zo had hij zelf niet de financiële middelen om het plan te realiseren en was hij juridisch afhankelijk van de provincie en gemeente om toestemming te krijgen voor zijn plan. Daarnaast had hij ook geen urgentie, omdat er geen tijdslimiet was wanneer het fort een herbestemming zou moeten krijgen. Het fort zou bij geen herbestemming namelijk gewoon leeg blijven staan.

4.3 Tijdlijn

Nu zal een algemeen overzicht door de tijd heen gegeven worden over het proces tot herbestemmen van het Fort bij Vijfhuizen.

Het initiatief

De oorspronkelijke eigenaar van Fort bij Vijfhuizen was de Rijksoverheid. Omdat het fort door Defensie niet langer meer werd gebruikt, werd het fort begin jaren ’90 te koop aangeboden. De provincie Noord-Holland heeft het fort gekocht en het aangewezen als provinciaal monument (Ten Bummelhuis, bijlage 3, interview 5). Er waren namelijk plannen geweest om van het fort een bezoekerscentrum te maken, maar die plannen zijn nooit gerealiseerd (Ros, bijlage 2, interview 1). De initiatiefnemer van de huidige herbestemming Jacques Ninaber, was werkzaam bij de provincie en hij had bedacht om in het fort hedendaagse kunst te gaan vertonen. Hij had al in 1990 een plan hiervoor ontwikkeld. Vervolgens heeft hij de provincie en gemeente van dit plan overtuigd (Brok, bijlage 2, interview 2). Hierdoor is in 2000 het plan door hen goedgekeurd en heeft de gemeente hiervoor het bestemmingsplan gewijzigd (Sulman, bijlage 2, interview 3). De provincie heeft de grond in erfpacht aan de stichting Kunstfort bij Vijfhuizen uitgegeven (Ten Bummelhuis, bijlage 3, interview 5). Vervolgens is het plan is 2003 ter uitvoering gekomen. Om de restauratie van het fort te

bekostigen zijn er tegelijkertijd nieuwbouwwoningen bij het fort gebouwd. De eigenaar van de grond, de provincie is hier mee akkoord gegaan en de gemeente Haarlemmermeer heeft hiervoor een bouwvergunning verleend. De woningen zijn in 2005 opgeleverd en vervolgens verkocht. Ze horen nu niet meer bij het fort zelf (Brok, bijlage 2, interview 2).

(31)

30

Restauratie van het fort

In 2003 begon de restauratie van het fort. Om kunst te kunnen vertonen, moest het fort eerst droog gemaakt worden. Daarvoor hebben ze het dak ervan af gehaald en een nieuw dak opgedaan. Het zand dat op het oude dak lag, hebben ze weer hergebruikt. Verder waren doorgangen in het fort dichtgemetseld; die ze hebben doorgebroken. Vervolgens hebben ze het fort van binnen gestraald, schoongemaakt, geschilderd en waar nodig kozijnen en/of deuren vervangen (Brok, bijlage 2, interview 2).

Daarnaast is in 2005 de genieloods die op het fortterrein staat gerestaureerd. Deze is eerst volledig uiteengenomen. Eerst is de beplating is er afgegaan. Vervolgens is het constructiestaal dat erin zat gerestaureerd, gestraald en weer opnieuw verzinkt. Daarna is er weer nieuwe beplating tegenaan gekomen. In 2016 is de loods geïsoleerd en er is extra plaatmateriaal tegen aangekomen. Een wens van de provincie was dat dit omkeerbaar is. Dus dat de loods weer in oorspronkelijke staat zou kunnen worden hersteld, mocht dat nodig zijn (Brok, bijlage 2, interview 2). De genieloods wordt nu gebuikt als expositieruimte en kantoor (Ten Brummmelhuis, bijlage 2, interview 5).

Kunstfort bij Vijfhuizen

Na de restauratie van het fort en de genieloods konden er ateliers, de expositieruimten en het restaurant in het fort gerealiseerd worden (Ros, bijlage 2, interview 1). In 2005 was de uiteindelijke herbestemming klaar. De ateliers in het fort worden nu verhuurd en het restaurant wordt verpacht om onderhoud van het fort mogelijk te maken. Voor het vertonen van kunst is de stichting(en) afhankelijk van subsidiegevers, namelijk van een jaarlijkse bijdrage van de gemeente

Haarlemmermeer, van een meerjarensubsidie van het Mondriaan Fond en van projectsubsidies van het Ministerie van OCW (Brok, bijlage 2, interview 2).

4.4 Invloed van locatie op het besluitvormingsproces

In deze paragraaf zal uiteengezet worden hoe de betrokken actoren, de locatie van het fort hebben meegenomen bij het besluitvormingsproces. Om het effect van de locatie op de herbestemming beter te begrijpen wordt hierbij gebruik gemaakt van het schema van Atzema et al. (2009), zie onderstaande. Vervolgens zal in de deelconclusie hetzelfde schema worden weergeven, aangepast aan het besluitvormingsproces tot herbestemming.

(32)

31 Figuur 14: origineel schema locatiekeuze

Bron: Atzema et al., 2009: 28.

Realisatie woningen

Zoals in de inleiding besproken is, ligt het Fort bij Vijfhuizen in een bebouwd gebied naast

nieuwbouwwijken van Vijfhuizen. De initiatiefnemer Jacques Ninaber had in 1990 een plan gemaakt, waarin stond dat er woningen gerealiseerd zouden worden op het fortterrein, dicht op het fort zelf. Het fortterein kende, ondanks het betonnen fort, genoeg ruimte voor de bouw daarvan. Daarnaast doordat het fort in een druk gebied ligt met veel bebouwing en goed bereikbaar is, het interessant is om een dergelijke een woning te kopen. Dit omdat voorzieningen in de omgeving dan goed

bereikbaar zijn voor de bewoners. Ninaber heeft dus gebruik gemaakt van deze mogelijkheid die de locatie had geboden (Brok, bijlage 2, interview 2).

Ninaber had als discretionary stakeholder, niet de machtsmiddelen om deze woningen te realiseren. Daarvoor moest toestemming verleend worden door de definitive stakeholders: provincie Noord-Holland en de gemeente Haarlemmermeer. De provincie heeft dat gedaan, omdat de omgeving dusdanig bebouwd was, dat ze er geen moeite mee hadden dat de woningen erbij kwamen. De locatie heeft namelijk niet of nauwelijks natuurwaarde. Deze overweging van de provincie past in het schema Atzema et al. bij ‘beleid regio’(Ten Brummelhuis, bijlage 2, interview 5). De gemeente heeft toestemming verleend, omdat in de tijd dat het plan van Ninaber werd goedgekeurd, de gemeente een grote woningbouwopgave had. Door deze marktsituatie was het dus ook voor Ninaber mogelijk de woningen te kunnen verkopen. De locatie bood dus een kans om te voldoen aan de vraag naar woningen. In het schema van Atzema et al. past deze vraag naar woningen bij ‘markt trends’ (Sulman, bijlage 2, interview 3).

Kunst

Dat de initiatiefnemer Jacques Ninaber en de stichting(en) Kunstfort bij Vijfhuizen in staat zijn geweest om van het fort een kunstfort te maken, komt deels door het feit dat het fort gelegen is in de gemeente Haarlemmermeer. Deze gemeente vindt het namelijk belangrijk dat er een plek is voor hedendaagse kunst binnen de gemeentegrenzen. Als definitive stakeholders heeft de gemeente de machtsmiddelen om een dergelijke plek te realiseren. Dit door het verlenen van een jaarlijkse

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De meest concrete suggestie in de conceptnota is de erkenning van het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC) als ex- pertisecentrum voor het beheer en de

Het jaarrond bezoeken van ruimten zonder vleermuizenfunctie (waaronder veel museale ruimten) vormt in principe 15 geen probleem, maar die ruimten kunnen echter vaak enkel

• Waar liggen er bruikbare landschapselementen rond het fort, hoe zijn deze verbonden en in welke mate worden ze door vleermuizen gebruikt.. • Welke landschapselementen zijn er

Gat in Zeylen, komende van benoorden soo myd de Noord-Wal, en Seylt by het Zuyd Eylant in en daar digt by langs, soo laat gy de Blinde aan Bak-Boort en hout soo u Koerts tot dight

[r]

De drie bureaus Ruimtewerk, het Oversticht en Rekenwerk hebben de afgelopen maanden een “omgevings- en gebouwenanalyse uitgevoerd voor het Slotkwartier en komen de resultaten

[r]

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek