• No results found

Thierry Baudet: Buitenstaander, onruststoker én kundig politicus met visie: Een kwalitatieve framinganalyse van Thierry Baudet in vier Nederlandse kranten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Thierry Baudet: Buitenstaander, onruststoker én kundig politicus met visie: Een kwalitatieve framinganalyse van Thierry Baudet in vier Nederlandse kranten"

Copied!
428
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Thierry Baudet: Buitenstaander, onruststoker én kundig

politicus met visie

Een kwalitatieve framinganalyse van Thierry Baudet in vier Nederlandse

kranten

Door: Lotte Kuipers

Studentnummer: 11788763

MA Journalistiek en Media (Mediastudies) Research en Redactie

Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Datum: 30 april 2019

Begeleider: Pauline van Romondt Vis Tweede lezer: Erik Borra

(2)

Inhoudsopgave

Journalistiek verslag ...4

Inleiding...5

Theoretisch Kader ...8

Framing ...8

Positionering binnen framingonderzoek ... 11

Kwantitatief framingonderzoek ... 11

Issue-specifieke en generieke frames ... 12

Mediaframes ... 13

Positionering binnen voorgaand onderzoek ... 14

Media en politiek ... 15

Tabloidisering... 17

Personalisering... 18

Horse-race en hoopla framing ... 20

Huidige stand van zaken in Nederlandse context ... 21

Nieuwe politicus ... 22

Populistische politicus ... 22

Populisme vriend of vijand van de media? ... 24

Methode ... 26

De kranten ... 26

Verzameling van de artikelen ... 27

Kwalitatieve inhoudsanalyse ... 31

Grounded Theory ... 32

Framebundel ... 32

Open, axiaal en selectief coderen ... 33

Implicaties ... 34

Context ... 37

Thierry Baudet en Forum voor Democratie ... 37

Politieke landschap in Nederland... 39

Rechts-populisme in Nederland ... 40

Resultaten ... 41

Verschillen tussen de kranten ... 41

De artikelen ... 42

De frames in verhouding tot elkaar ... 43

De framinganalyse ... 44

1. Elitair frame ... 44

2. Alternatief op rechts frame ... 48

3. Man on a mission frame ... 50

4. Stranger comes to town frame ... 52

(3)

Discussie ... 69

Implicaties van dit onderzoek ... 71

Suggesties voor vervolgonderzoek ... 72

Literatuurlijst ... 73

(4)

Journalistiek verslag

Thierry Baudet: Buitenstaander, onruststoker én kundig politicus met visie

Thierry Baudet wordt in de Nederlandse kranten neergezet als buitenstaander.

Journalisten typeren hem als ‘anders’ en ‘afwijkend’ en plaatsen hem daarmee buiten de gevestigde orde in de politiek. Dat blijkt uit het afstudeeronderzoek van Lotte Kuipers.

Kuipers deed onderzoek naar de framing van Thierry Baudet in vier Nederlandse kranten: de

Telegraaf, Algemeen Dagblad, het NRC Handelsblad en de Volkskrant. Uit het onderzoek

naar de framing van Baudet kwamen vier frames naar voren.

Het frame dat het meest naar voren kwam in de kranten was het stranger comes to town

frame. Hierbij werd Baudet neergezet als ‘anders’. Hij is de ‘stranger’ die de huidige politiek,

‘the town’, komt opschudden. Het tweede frame is het elitair frame, waarin Baudet neergezet wordt als elitair. Dat is opvallend, omdat een speerpunt van zijn partij, Forum voor Democratie, het vervangen van de huidige elite is.

Daarnaast wordt Baudet geframed als het alternatief op rechts. Hij wordt vergeleken met Wilders en ‘in de voetsporen van’ Fortuyn geplaatst. Ook wordt Baudet door journalisten getypeerd als een man die weet wat hij doet in het man on a mission frame. Baudet wordt omschreven als kundig politicus met een strategie en een plan. Zo veroorzaakt Baudet volgens dit frame nooit zomaar ophef, maar doet hij dat bewust.

Uit het onderzoek blijkt dat Baudet niet per definitie op een positieve of negatieve manier in de media is neergezet. In de frames zijn zowel positieve als negatieve aspecten terug te vinden. Zo wordt hij negatief geframed als controversieel, en positief als kundig politicus. Verder blijkt dat er veel aandacht is voor de persoonlijkheid van Baudet. Dit valt samen met de trend van personalisering in de journalistiek, waarbij er steeds meer aandacht is voor de lijsttrekker in plaats van voor de politieke partij. Ook staat het privéleven van de politicus centraal in de berichtgeving. Bij de framing van Baudet komen deze aspecten ook terug, al gaat de aandacht voor zijn persoonlijkheid niet ten koste van zijn standpunten.

Ook speelt het feit dat Baudet een populistische politicus is een rol in de beeldvorming. De kenmerken van populisme als politieke stijl komen veel terug in de artikelen over Baudet. Zo gebruikt hij de ‘wij’ versus ‘zij’ retoriek en breekt hij met de geldende normen in de Tweede Kamer, bijvoorbeeld door in het Latijn te speechen.

Voor dit onderzoek zijn 234 artikelen uit de Volkskrant, NRC Handelsblad, Telegraaf en Algemeen Dagblad op een kwalitatieve manier geanalyseerd.

(5)

Inleiding

Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 20 maart 2019 wint Thierry Baudet met zijn partij Forum voor Democratie dertien zetels in de Eerste Kamer. Dat is een recordwinst voor de partij, die op dat moment twee zetels heeft in de Tweede Kamer. Forum voor Democratie is daarmee niet alleen de grootste partij in de Eerste Kamer, maar ontneemt ook de huidige coalitie van VVD, D66, ChristenUnie en CDA haar meerderheid in de Eerste Kamer (NOS, 2019). In de peilingen voorafgaand aan de verkiezingen bleek al dat Forum voor Democratie een flink aantal zetels zou winnen, maar deze grote zege kwam onverwacht. Vooral omdat de partij pas 2,5 jaar actief is in de Nederlandse politiek (NOS, 2019).

Na de overwinning hield Baudet een opmerkelijke speech, waarin hij termen als “boreale wereld” en de “uil van Minerva” gebruikte. In zijn speech refereerde Baudet ook aan de “indoctrinatie van de media” (NRC Handelsblad, 2019). Baudet is kritisch op de media en ziet de media als zijn vijand. Vooral tegen de mainstream media en de publieke omroep trekt hij fel van leer. Baudets kritiek op de media is terug te zien in een standpunt van zijn partij Forum voor Democratie:

“Forum voor Democratie constateert grote vooringenomenheid in de publieke media. Een stuitende eenzijdigheid domineert, gekoppeld aan groot gebrek aan oprechte nieuwsgierigheid. De NPO is verworden tot een instrument van het partijkartel en daarom denkt Forum voor Democratie dat een grondige sanering van de NPO een belangrijk onderdeel vormt in de kartelbestrijding.” (Forum voor Democratie, z.j.)

Naast een officieel standpunt van Forum voor Democratie, spreekt Baudet in interviews zeer kritisch over de media. Hij vindt dat de media zijn woorden verdraaien (Lievisse Adriaanse, 2017). Ook ziet hij de media als “manipulatief” en “ongeloofwaardig” (Rosman, 2017; Van Laarhoven, 2018). In een interview met het Algemeen Dagblad hekelt Baudet journalisten:

“Het enige dat tussen hun gevoel en stem staat: de terreur van journalisten als jij, die ons afschilderen als eng.” (Oomen, 2018). Ook op zijn lezingen door het land laat Baudet zich

negatief uit over de media: “Wat is het heerlijk om gewoon eens onder elkaar te zijn”, zegt

hij tegen zijn publiek. “Om ons even niet die geplaagde minderheid te voelen die de media van ons maken.” (De Vries, 2017).

(6)

Volgens Baudet proberen journalisten hem op een bepaalde manier neer te zetten: ze “schilderen hem af” en “maken iets van hem”. Oftewel: Baudet wordt geframed in de media. Framing gebeurt niet per definitie bewust, maar vindt plaats in iedere tekst door de keuze voor bepaalde woorden, zinnen of metaforen. Deze keuzes promoten een specifieke interpretatie van het onderwerp (Van Gorp, 2006; Entman, 2007).

Journalisten framen altijd in hun werk. Hun keuzes bepalen voor een groot deel op welke manier een onderwerp of persoon in het nieuws komt. In het geval van politiek is dat extra relevant, omdat veel mensen hun stem baseren op informatie die zij via de media tot zich krijgen. Zeker voor een relatief nieuwe politicus heeft het beeld dat de media van hem of haar schetst veel invloed (Bos, Van der Brug & De Vreese, 2011). Het is dus

maatschappelijk relevant om de beeldvorming van Baudet in de media te onderzoeken. De manier waarop de Nederlandse kranten over Baudet schreven, kan hebben bijgedragen aan zijn recente verkiezingswinst. Ook is het interessant om te onderzoeken of Baudet in

verschillende kranten op een andere manier is neergezet door journalisten. Uit de literatuur blijkt dat er verschillen zijn tussen populaire kranten (Algemeen Dagblad, Telegraaf) en kwaliteitskranten (NRC Handelsblad, de Volkskrant). Dat kan betekenen dat lezers van de ene krant andere informatie over Baudet tot zich krijgen dan lezers van een andere krant. En die informatie kan stemkeuze beïnvloed hebben. Daarom worden de verschillen in

beeldvorming van Baudet tussen populaire en kwaliteitskranten in dit onderzoek geanalyseerd.

Onderzoek naar de framing van Baudet is wetenschappelijk relevant, omdat er weinig onderzoek is gedaan naar framing van politici. Het bestaande framingonderzoek gaat vooral uit naar gebeurtenissen of onderwerpen, en niet naar personen. Het is interessant om te onderzoeken of reeds bestaande frames ook van toepassing zijn op de framing van een politicus, of dat hier juist nieuwe frames naar voren komen. Om die reden wordt een kwalitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd. Op de manier kunnen alle mogelijke frames gevonden worden in de artikelen over Baudet.

Daarnaast draagt dit onderzoek bij aan kennis over personalisering in de journalistiek. Volgens Van Aelst, Schaefer en Stanyer (2012) wordt de lijsttrekker

belangrijker dan de politieke partij, een ontwikkeling die zij individualisering noemen. Ook staat het privéleven en karakter van een politicus meer centraal in het nieuws, privatisering

(7)

genaamd. Onderzoek naar de framing van Baudet kan aan deze theorieën bijdragen, omdat in dit onderzoek gekeken wordt naar de beeldvorming van een politicus.

Ook is een wetenschappelijk debat gaande over de invloed van media en populisme op elkaar. De vraag is of zij elkaar juist versterken, of dat media en populisme niet goed samengaan (Moffitt, 2016). Dit onderzoek kan bijdragen aan kennis over populisme en de media, omdat wordt onderzocht of de kenmerken van populisme terugkomen in de framing van Baudet.

Om al het bovenstaande te onderzoeken is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

Hoe is Thierry Baudet geframed in de Nederlandse kranten NRC Handelsblad, de Volkskrant, Telegraaf en Algemeen Dagblad in de periode van 1 maart 2013 tot 1 november 2018?

Deze hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen: - Welke frames zijn er in de krantenartikelen over Thierry Baudet? - Welke verschillen in framing zijn er tussen de kranten?

- Hoe is de framing van Thierry Baudet verandert in de onderzochte periode? Er is gekozen voor deze periode, omdat Baudet zich vanaf maart 2013 in de politiek gaat roeren. Idealiter zou de recente verkiezingswinst van Baudet meegenomen zijn in de onderzochte periode, maar om praktische redenen is gekozen voor november 2018 als eindpunt van de dataverzameling.

Als eerste worden in het theoretisch kader de concepten medialogica, personalisering en populisme als politieke stijl uitgewerkt. In het methodologisch kader wordt de methode van dit onderzoek, kwalitatieve inhoudsanalyse, uiteengezet. In de resultaten worden de vier gevonden frames besproken: het elitair frame, alternatief op rechts frame, man on a mission

frame en stranger comes to town frame. Ook de bijbehorende subframes en counterframes

komen in de resultaten aan bod. In de conclusie worden de belangrijkste resultaten van dit onderzoek besproken. Deze resultaten worden geplaatst binnen de literatuur en gelinkt aan de theoretische concepten. Ook worden de implicaties van het onderzoek uiteengezet en suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.

(8)

Theoretisch Kader

Dit hoofdstuk vormt het theoretisch kader voor het onderzoek naar de berichtgeving over Baudet. Als eerste wordt het concept framing uitgewerkt. Daarna wordt dit onderzoek binnen het bestaande framingonderzoek gepositioneerd. Vervolgens wordt de relatie tussen politiek en media besproken. Concepten als medialogica, tabloidisering en personalisering worden uitgewerkt. Als laatste wordt de relatie tussen media en populisme uiteengezet.

Framing

Het concept framing kan toegepast worden in verschillende onderzoeksvelden. De

oorsprong van framing ligt in de cognitieve psychologie bij het werk van Bartlett (1932) en in de antropologie bij onderzoek van Bateson (1972). Framing is daarna overgenomen door andere wetenschappelijke disciplines als sociologie, politicologie en

communicatiewetenschap. Vooral binnen die laatste discipline is framinganalyse uitgegroeid tot een veelgebruikte onderzoeksmethode (Van Gorp, 2007b).

Doordat framing in zoveel verschillende disciplines gebruikt wordt, bestaan er veel definities van het concept (Van Gorp, 2007b). Dit zijn vaak geen algemene definities die voor alle vakgebieden gelden. Veel definities zijn in termen van het eigen vakgebied opgesteld (Van Gorp, 2006). Een invloedrijke definitie binnen de communicatiewetenschap is die van Entman. Entman (2007, p. 164) definieerde framing als volgt: “We can define framing as the

process of culling a few elements of perceived reality and assembling a narrative that highlights connections among them to promote a particular interpretation.”

De definitie van Entman gaat uit van een ‘perceived reality’, oftewel een

waargenomen werkelijkheid. Dat betekent dat er niet één werkelijkheid is die iedereen kan kennen, maar dat de werkelijkheid is zoals we hem waarnemen. Frames worden op deze manier benaderd in dit onderzoek. Uit de definitie van Entman blijkt ook dat frames een specifieke interpretatie van een tekst promoten. Het benaderen van frames op deze manier past bij de dagelijkse praktijk van de journalistiek, omdat het werk van journalisten bestaat uit het maken van een selectie. Door te selecteren, bijvoorbeeld in invalshoeken en sprekers, zorgen journalisten er (bewust of onbewust) voor dat een specifieke interpretatie van een onderwerp gepromoot wordt (Boesman, d’Haenens, & Van Gorp, 2014). Deze specifieke interpretatie hangt samen met de functie van het frame. Volgens Entman (1993) kunnen

(9)

frames vier functies hebben: het definiëren van een probleem, een causale analyse maken, een moreel oordeel vellen en een oplossing aandragen. Frames hebben dus een functie en die functie promoot een bepaalde interpretatie. Bijvoorbeeld in het frame ‘de oplossing voor armoede is hogere lonen’. De functie van dit frame is het aandragen van een oplossing. De specifieke interpretatie is dat deze oplossing hogere lonen is, terwijl er ook andere

oplossingen voor armoede zijn zoals een sterkere verzorgingsstaat. De vier functies van frames kunnen alle vier tegelijkertijd in een frame bestaan, maar een frame kan ook één of twee functies hebben (Entman, 1993).

De functies van frames worden ook herkend door Van Gorp (2006). Volgens Van Gorp moeten frames altijd aan een van deze vier functies gekoppeld kunnen worden, anders kunnen ze geen frame genoemd worden. Deze functies hoeven niet letterlijk in de tekst te staan, maar het frame moet er wel mee in verband gebracht kunnen worden. Van Gorp plaatst framing net als Entman binnen het constructivisme. In het constructivisme komt kennis tot stand door een actieve constructie van de werkelijkheid., wat aansluit bij Entmans definitie die de werkelijkheid als ‘perceived’ definieert. Om aan te sluiten bij Entman en Van Gorp wordt in dit onderzoek uitgegaan van de werkelijkheid als construct en wordt er geen gebruik gemaakt van een meer post-positivistische benadering van framing. Post-positivisme gaat namelijk uit van een kenbare werkelijkheid, en niet van een waargenomen

werkelijkheid.

Van Gorp (2006, p.46) hanteert zelf de volgende definitie van framing: “Een frame is

een standvastige, metacommunicatieve boodschap die het structurerende denkbeeld weergeeft dat een nieuwsbericht samenhang en betekenis verleent.” Belangrijk aan deze

definitie is het standvastige karakter van een frame. Van Gorp (2007b) verbindt framing hierin met cultuur. Ieder frame heeft een onderliggend cultureel fenomeen. Deze fenomenen zijn vaak gebaseerd op algemene waarden, een stereotype of mythologisch verhaal. Bijvoorbeeld het mythische verhaal van David tegen Goliath. Volgens Van Gorp (2007b) is dit culturele fenomeen vaak niet expliciet aanwezig in de tekst, maar is het de onderliggende gedachte van de tekst. Doordat frames gelinkt zijn aan cultuur zijn ze aan weinig verandering onderhevig, daarom noemt Van Gorp frames standvastig.

Een ander belangrijk aspect van Van Gorps definitie is dat hij framing omschrijft als een metacommunicatieve boodschap. Binnen een tekst is aan de ene kant een inhoudelijke boodschap die duidelijk kenbaar is, aan de andere kant is er het frame dat aangeeft hoe de

(10)

tekst opgevat moet worden. Het frame helpt de lezer bij het interpreteren van de tekst. Van Gorp (2006; 2007b) gaat ervanuit dat de betekenis die lezers aan een tekst geven niet alleen door de inhoud wordt bepaald, maar ook door de onderliggende gedachte die erachter zit, oftewel het frame.

Daarnaast is het van belang in Van Gorps definitie dat frames een structurerend denkbeeld weergeven. Dit denkbeeld zorgt ervoor dat lezers op een specifieke manier over een onderwerp nadenken. Dit is als het ware structurerend voor de werkelijkheid van de lezers. Die structuur wordt bepaald door woordkeus, het gebruik van metaforen of het opvallender maken van bepaalde quotes of afbeeldingen in een artikel (Van Gorp, 2006).

Maar bovenstaande definities van Entman en Van Gorp laten niet zien wat frames doen in de praktijk. Daarom wordt ook de definitie van Tuchman hier genoemd. Tuchman (1978) vertrekt ook vanuit het idee dat de werkelijkheid een construct is. Zij ziet het maken van nieuws als de constructie van de werkelijkheid. Journalisten spelen dus een belangrijke rol in hoe lezers de werkelijkheid zien. Tuchman (1978, p. 193) definieert framing als volgt:

“An occurance is transformed into an event, and an event is transformed into a news story. The news frames organizes everyday reality and the news frame is part and parcel of everyday reality.” Een belangrijke toevoeging van deze definitie is dat frames grote invloed

uitoefenen op de dagelijkse werkelijkheid van mensen. Door het frame in een nieuwsbericht construeert de journalist hoe de lezers tegen een bepaald onderwerp aankijken. Daarmee construeert het frame een deel van de werkelijkheid van de lezers, dit is vergelijkbaar met wat Van Gorp het structurerende denkbeeld noemt.

Hierbij moet opgemerkt worden dat lezers frames niet een-op-een overnemen zoals door de journalist bedoeld is. Lezers zijn geen passieve ontvangers van een tekst, maar interpreteren informatie. Frames komen dus niet bij alle lezers op dezelfde manier binnen. Door persoonlijke opvattingen en ervaringen kunnen bepaalde woorden bij de ene lezer andere associaties oproepen dan bij de andere lezer (Hall, 1973). Dus zoals Tuchman terecht opmerkt zijn nieuwsframes onderdeel van de dagelijkse werkelijkheid en structureren zij deze werkelijkheid, maar niet bij alle mensen op dezelfde manier.

(11)

Positionering binnen framingonderzoek

Hierboven is besproken op welke manier framing in dit onderzoek gedefinieerd wordt. Nu wordt uitgelegd welke concepten uit framingtheorie van belang zijn voor het onderzoek naar de framing van Baudet.

Kwantitatief framingonderzoek

In dit onderzoek naar de framing van Baudet wordt de kwalitatieve methode gebruikt binnen het constructivistische paradigma. Dit is geen veelgebruikte methode bij framingonderzoek. Veel framingonderzoek is kwantitatief van aard en wordt juist niet uitgevoerd binnen het constructivisme. Hoewel theorie uit de kwantitatieve traditie niet helemaal aansluit op dit onderzoek, worden invloedrijke concepten uit deze

onderzoekstraditie wel besproken. Omdat er relatief weinig framingonderzoek is gedaan naar politici, kunnen deze concepten als houvast dienen voor het onderzoek naar de framing van Baudet.

Een belangrijk onderzoek binnen deze kwantitatieve traditie is van Semetko en Valkenburg (2000). Zij onderscheiden vijf standaardframes: 1) Het conflictframe, waarbij conflicten tussen individuen, groepen of instituties benadrukt worden om de interesse van het publiek te wekken. 2) Het human-interest frame, dat een menselijk gezicht of

emotionele invalshoek aan een onderwerp, probleem of gebeurtenis geeft. Hiermee wordt het nieuws gepersonaliseerd, gedramatiseerd en ge-emotionaliseerd om de aandacht van het publiek vast te houden. 3) Het economische consequenties frame. Dit frame geeft aan welke economische consequenties er zijn voor individuen, groepen of landen bij

gebeurtenissen of problemen. Dit frame wordt gebruikt omdat ‘impact’ een belangrijke journalistieke nieuwswaarde is en de economische impact van een gebeurtenis vaak groot is. 4) Het morele frame. Dit frame plaatst gebeurtenissen en problemen binnen religieuze normen en morele voorschriften. Journalisten maken gebruik van dit frame door iemand anders de morele vraag achter een gebeurtenis te laten stellen, bijvoorbeeld door een quote te gebruiken die de morele vraag oproept. 5) Het verantwoordelijkheidsframe, waarbij de nadruk ligt op wie verantwoordelijk is voor een gebeurtenis. Vaak is dit een individu, een groep of de regering (Semetko & Valkenburg, 2000).

Wanneer op een deductieve manier onderzoek wordt gedaan, dat wil zeggen wanneer wordt geanalyseerd in hoeverre frames voorkomen in de media, worden deze vijf standaardframes van Semetko en Valkenburg vaak gebruikt. Dit onderzoek richt zich op de

(12)

kwalitatieve methode, waarbij niet met vooropgestelde frames wordt gewerkt. De standaardframes komen echter veel voor in mediateksten, daardoor zullen ze bij de resultaten van dit onderzoek wellicht ook naar voren komen en is het belangrijk de standaardframes hier te noemen.

Issue-specifieke en generieke frames

Een andere theorie die niet binnen het constructivisme past, maar wel van belang is binnen framingonderzoek komt van De Vreese. Binnen mediaframes maakt De Vreese (2005) onderscheid tussen issue-specifieke en generieke frames. Generieke frames kunnen toegepast worden op meerdere gebeurtenissen, terwijl issue-specifieke frames op één gebeurtenis toe te passen zijn. Een voorbeeld van een issue-specifiek frame is het Clinton

behavorial scandal frame, dat naar voren kwam tijdens een framinganalyse naar het laatste

gedeelte van Bill Clintons tijd als president van de Verenigde Staten. Dit frame is alleen toepasbaar op dit specifieke onderwerp. Een generiek frame is bijvoorbeeld het winnaars en

verliezers frame. Dit komt voor in framingonderzoek naar verkiezingen en naar de invoering

van de euro (De Vreese, 2005). Een voorbeeld van generieke frames zijn ook de vijf standaardframes van Semetko en Valkenburg (2000).

Dit onderzoek richt zich op een specifieke casus, namelijk de framing van Baudet. De verwachting is dat er vooral issue-specifieke frames naar voren komen in dit onderzoek. Het voordeel van het zoeken naar issue-specifieke frames is dat de framing van Baudet tot in detail onderzocht kan worden. Het nadeel is dat onderzoek naar issue-specifieke frames niet makkelijk repliceerbaar is en ook moeilijker te vergelijken is met ander onderzoek, het gaat immers om een specifieke casus. Daarom wordt in dit onderzoek ook gekeken of er

generieke frames uit de berichtgeving over Baudet naar voren komen. Zo kunnen de resultaten van dit onderzoek naar Baudet als leidraad gelden voor toekomstig onderzoek naar nieuwe en populistische politici. Een ander belangrijk punt wat De Vreese (2005) maakt bij generieke frames is dat deze frames tot stand komen door invloeden uit de journalistieke praktijk. Aan het generieke winnaars en verliezers frame ligt bijvoorbeeld de nieuwswaarde ‘conflict’ ten grondslag. Dat kan een van de redenen zijn waarom dit frame relatief vaak voorkwam in het onderzoek naar de invoering van de euro (De Vreese, 2005). In dit

onderzoek wordt geprobeerd naar generieke frames te zoeken en wordt ook gekeken naar de journalistieke waarden die aan deze frames ten grondslag liggen.

(13)

Om de gevonden frames generiek te maken, wordt de methode van Van Gorp gebruikt. Volgens Van Gorp (2007b) zouden issue-specifieke frames onder een abstracter masterframe geplaatst moeten worden om ze een frame te kunnen noemen. In Van Gorps visie moeten frames toegepast kunnen worden op verschillende onderwerpen en kunnen onderwerpen op verschillende manieren geframed worden. Wanneer uit het onderzoek naar de framing van Baudet bepaalde frames naar voren komen wordt geprobeerd deze aan een cultureel masterframe te koppelen, zoals Van Gorp suggereert. Zo worden de frames op meerdere onderwerpen toepasbaar, en dus generiek, en raken ze een onderliggend

cultureel fenomeen (Van Gorp, 2007b). Mediaframes

Framing kan in allerlei soorten teksten voorkomen. In dit onderzoek wordt gekeken naar artikelen in kranten. Hiermee richt dit onderzoek zich op frames binnen journalistieke content, ook wel nieuwsframes of mediaframes genoemd. Deze frames werken aan twee kanten. Enerzijds zijn er journalisten, anderzijds het publiek. Journalisten moeten informatie ordenen en selecteren om artikelen begrijpelijk te maken voor het publiek (Van Gorp, 2007b). Journalisten ordenen informatie door dit binnen een bepaald frame te plaatsen. Gedeelten van het verhaal die niet binnen het frame passen, worden weggelaten of minder belangrijk gemaakt, terwijl de informatie die in lijn is met het frame opvallender wordt gemaakt (Van Gorp, 2007b). Het publiek ontvangt de frames. Binnen het constructivisme is het publiek geen passieve ontvanger, maar juist een actieve lezer die zelf teksten

interpreteert. Dit hoeft niet dezelfde interpretatie te zijn die de journalist voor ogen had. Van Gorp (2006) noemt frames daarom een ‘uitnodiging’ om de tekst op een bepaalde manier te lezen. Toch kunnen frames wel op dezelfde manier geïnterpreteerd worden door verschillende mensen, omdat frames gerelateerd zijn aan gedeelde culturele waarden van een grote groep (Van Gorp, 2007b).

Mediaframes worden niet alleen geconstrueerd door de journalist. Journalisten worden ook beïnvloed door allerlei andere factoren om bepaalde frames te gebruiken. Gamson en Modigliani (1989) noemen dit sponsorships, Van Gorp (2007b) definieert het als

frame sponsors: spindoctors, belangengroepen en adverteerders. Zij hebben belang bij

framing van een verhaal op een bepaalde manier en willen dat de journalist hun frame overneemt. In de context van dit onderzoek zijn vooral woordvoerders,

(14)

communicatieadviseurs, mediastrategen en spindoctors rondom een politicus van belang. Zij willen ervoor zorgen dat een politicus op een bepaalde manier geframed wordt in het

nieuws. Dit noemt Van Gorp framing through the media. Maar in iedere interactie met een politicus hebben journalisten het laatste woord. Zij kunnen bepalen welke uitspraken ze wel of niet meenemen in hun artikel en beslissen welke gedeelten van het verhaal ze

opvallender of juist minder belangrijk maken. Dit noemt Van Gorp (2007b) framing by the

media. Dit onderzoek focust op dit laatste aspect: framing by the media. Maar de frames die

uit dit onderzoek naar voren komen, hoeven niet alleen door de journalisten geconstrueerd te zijn. Communicatieprofessionals van Baudet kunnen hier een aandeel in hebben gehad. Er wordt hier niet onderzocht welke invloed communicatiestrategen hebben op artikelen over Baudet, dat is een ander onderzoek. Toch moet de rol van de communicatieafdeling achter de politieke partij niet vergeten of onderschat worden. Wanneer een bepaald frame over Baudet bijvoorbeeld vaak terugkomt, kan het zijn dat Baudet en zijn

communicatieprofessionals het zelf op deze manier gespind hebben bij journalisten, die het frame vervolgens hebben overgenomen.

Positionering binnen voorgaand onderzoek

Binnen de communicatiewetenschap en mediastudies wordt veel framingonderzoek gedaan. Dit onderzoek gaat vooral uit naar de framing van onderwerpen en gebeurtenissen, en niet naar de framing van personen. In onderzoek naar framing van een gebeurtenis komen politieke onderwerpen vaak aan bod.

In Nederlandse context is er bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar Syriëgangers (Berbers, Joris, Boesman, d’Haenens, Koeman & Van Gorp, 2016), illegale migranten (Brouwer, Van der Woude, Van der Leun & Barker, 2017), ‘fracking’ bij gaswinning (Metze, 2018) en de vuurwerkramp bij Enschede (Kuttschreuter, Gutteling & De Hond, 2011).

Met betrekking tot de framing van personen is er vooral onderzoek gedaan in

internationale context. Zo is de framing van KellyAnne Conway, counselor en spindoctor van Amerikaanse president Donald Trump, onderzocht (Lambert, 2018). Ook worden

framinganalyses vaak in combinatie met een specifiek concept uitgevoerd. Het onderzoek naar de framing van Donald Trump en Hilary Clinton in termen van gender is hier een voorbeeld van (Larsson & Vinnardag, 2018).

(15)

In Nederlandse context is framingonderzoek naar Pim Fortuyn het enige onderzoek dat specifiek gaat over de framing van een politicus. Bosman en d’Haenens (2008)

onderzochten of Fortuyn gedemoniseerd is door de Nederlandse media, specifiek in de dagbladen de Volkskrant en de Telegraaf. Hieruit bleek dat vooral de Volkskrant Fortuyn demoniseerde, door hem neer te zetten als een extreemrechtse politicus en hem daarmee te linken aan nazisme en fascisme. Voor dit onderzoek gebruikten Bosman en d’Haenens de standaardframes van Semetko en Valkenburg (2000) om te kijken hoeveel framing er plaatsvond in de kranten. Dit onderzoek past dus niet binnen de kwalitatieve traditie, die in dit onderzoek gebruikt wordt. Daarom is het niet mogelijk bij deze onderzoeksresultaten aan te sluiten.

Media en politiek

In het onderzoek naar de framing van Baudet staan media en politiek centraal. De relatie tussen media en politiek gaat ver terug en is aan veel verandering onderhevig geweest. Hieronder wordt de relatie tussen media en politiek geanalyseerd. Daarbij worden de concepten medialogica, tabloidisering en personalisering uitgewerkt.

Media en politiek zijn altijd met elkaar verbonden geweest. Volgens Van Praag en Brants (2014) hadden zij een symbiotische relatie. Zonder de politicus had de journalist geen verhaal, zonder de journalist had de politicus geen platform. Zeker ten tijde van de verzuiling lagen politiek en media in het verlengde van elkaar. Elke zuil had een omroep of dagblad als spreekbuis. Dit zorgde voor sterk gekleurde politieke verslaggeving. Het was zelfs

gebruikelijk dat politici hun baan in de politiek combineerden met een baan in de journalistiek. Het gevolg was partisan logic, of partijdige logica, waarin vooral negatieve berichtgeving over alles buiten de eigen zuil de boventoon voerde. Ook werd nauwelijks geschreven over onderwerpen die gevoelig lagen binnen de eigen zuil. Het publiek was loyaal aan de eigen omroep en media onderling beconcurreerden elkaar vrijwel niet (Van Praag & Brants, 2014).

Maar de onderlinge verhoudingen tussen de politiek en media zijn sterk veranderd sinds de verzuiling (Van Praag & Brants, 2014). We leven nu in een gemediatiseerde

samenleving. Dat wil zeggen dat de macht in de verhouding tussen politiek en media, steeds meer bij de media komt te liggen. Strömbäck (2008) onderscheidt vier fasen in dit proces:

(16)

In de eerste fase wordt de media gezien als een doorgeefluik van informatie en zijn journalisten afhankelijk van de politiek. In de tweede fase wordt de media onafhankelijker door invloed van professionalisering, commercialisering en een meer pragmatische houding naar de politiek. In de derde fase krijgt de media de overhand. Nu moet de politiek zich aanpassen aan de media. De formats van de media (inhoud, stijl en vorm) zijn zo belangrijk geworden dat politici zich moeten schikken naar deze formats om het nieuws te halen. In de laatste fase van mediatisering worden de wetten van de media toegepast in alle aspecten van de politiek. Niet alleen in de campagne, maar ook in het regeren en maken van beleid hebben de regels van de media de overhand. Nu passen politici zich niet aan, maar passen ze de mediawetten zelf toe (Strömbäck, 2008).

Door Van Praag en Brants (2014) wordt dit proces bestempeld als de overgang naar

media logic, oftewel medialogica. Van medialogica bestaan verschillende definities. In 2003

bracht de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) een omvangrijk rapport over medialogica in Nederland uit. Volgens het RMO (2003, p.33) houdt medialogica in dat: “Het

nieuws steeds vaker wordt gebracht in vormen die hun betekenis niet zozeer ontlenen aan de inhoud van het nieuws, maar eerder aan de specifieke eigenschap van het medium. De logica van het medium bepaalt in sterke mate de vorm van het publieke debat en beïnvloedt de wijze waarop dit wordt gevoerd.” Het RMO onderscheidt daarbij acht kenmerken van

medialogica: snelheid, personalisering, herhaling, meutevorming en hypes waarbij het nieuws zichzelf versterkt doordat andere media het overnemen, meer nadruk op interpretatieve journalistiek, burgers komen meer in beeld als ervaringsdeskundige, nieuwswaarden worden belangrijker en journalisten brengen het nieuws veelal volgens vaste frames als het strategische frame, het conflictframe en het horse-race frame (RMO, 2003).

De definitie van het RMO is veelomvattend, maar daarmee volgens Van Praag en Brants (2014) een containerbegrip geworden. De werkwijze die journalisten al lang hanteren en de mogelijke effecten daarvan vallen ook onder deze definitie: snelheid, framing en herhaling zijn immers niet nieuw binnen de journalistieke werkwijze. Ook lijken de burgers, politici en politieke partijen passieve actoren in dit rapport, die deze ontwikkelingen alleen ondergaan in plaats van er zelf een rol in te spelen (Van Praag & Brants, 2014). Dit is opvallend, omdat burgers juist een grotere rol zijn gaan spelen binnen de media en de politiek. Media worden afhankelijker van kijkersaantallen, clicks en abonnees en houden zich

(17)

daarom steeds meer bezig met wat de burger interessant en belangrijk vindt om te lezen. De politiek wil op zijn beurt ‘de stem van het volk’ zo goed mogelijk vertegenwoordigen om hiermee kiezers te trekken. Burgers zijn dus allang geen passieve spelers meer, maar krijgen juist een leidende rol in wat politieke partijen en media doen (Bardoel & Wijfjes, 2015). Bij het RMO-rapport kunnen dus kanttekeningen geplaatst worden.

Takens, Van Atteveldt, Van Hoof en Kleinnijenhuis (2013) reduceren de karakteristieken van medialogica tot drie centrale begrippen: personalisering,

wedstrijdverslaggeving en negatieve verslaggeving. Dit laatste aspect is niet benoemd in definitie van het RMO, maar wel een belangrijke toevoeging aan de kenmerken van medialogica.

In Nederlandse context moet worden opgemerkt dat het hoogtepunt van de medialogica al een aantal jaar voorbij is. Van Praag en Brants (2014) verwachten geen toenemende medialogica in de Nederlandse situatie, maar een driehoek waarin publiek, media en politiek elkaar wederzijds beïnvloeden en afwisselend de meest machtige zijn. Toch blijft medialogica een belangrijk concept waar rekening mee gehouden moet worden. De invloed van de medialogica neemt volgens de literatuur weliswaar niet toe, maar drukt nog stevig zijn stempel op de relatie tussen de politiek en media in Nederland. Deze invloed is onder andere terug te zien in twee trends binnen de journalistiek die samenhangen met medialogica: tabloidisering en personalisering.

Tabloidisering

Tabloidisering is sinds de jaren 90 een onderwerp binnen het onderzoek naar de dagbladjournalistiek. Marvin Kalb (1997 geciteerd in Esser, 1999, p. 292) omschrijft tabloidisering als volgt: “a downgrading of hard news, and upgrading of sex, scandal and

infotainment.” Volgens Esser (1999) is tabloidisering het gevolg van de commercialisering in

de journalistiek. Adverteerders willen dat dagbladen een breed publiek aanspreken. Hierdoor neigen de dagbladen naar een tabloidmodel met meer zacht nieuws (sport,

misdaad en entertainment) en minder hard nieuws (politiek, maatschappelijk en economisch nieuws). Volgens Gunter en Uribe (2004), die tabloidsering in Britse context onderzochten, is een aantal kenmerken van tabloidisering te onderscheiden.

Ten eerste een verschuiving van hard nieuws naar zacht nieuws. Ten tweede hebben tabloids meer ruimte voor visuele elementen en grotere koppen. Ten derde is de stijl van de

(18)

dagbladen veranderd naar een meer persoonlijke stijl (Gunter & Uribe, 2004). Van Santen en Van Zoonen (2009) constateren daarnaast dat sensatie een belangrijke rol speelt in

tabloidisering. Door tabloidisering zouden kranten meer focussen sensationele onderwerpen als misdaad, ongelukken, rampen en celebrity-nieuws, maar ook op vormelementen als dramatische geluidseffecten en een levendige manier van vertellen (Van Santen & Van Zoonen, 2009). Volgens Van Santen en Van Zoonen (2009) hangen tabloidisering en medialogica met elkaar samen. Onderzoekers die kijken naar tabloidisering, onderzoeken vaak dezelfde processen als onderzoekers die zich bezighouden met medialogica.

Bijvoorbeeld de afgenomen aandacht voor politiek inhoudelijk nieuws en de toename van nieuws over privélevens van politici. Maar bij onderzoeken naar tabloidisering gaat het meestal om al het informatieve inhoudelijke nieuws, terwijl onderzoek naar medialogica voornamelijk betrekking heeft op politiek nieuws (Van Zoonen & Van Santen, 2009). Personalisering

Een andere invloedrijke trend binnen de journalistiek is personalisering. Deze trend is deels veroorzaakt door de ontwikkeling van tabloidisering en de focus op een meer persoonlijke stijl in de kranten. Daarbij kan personalisering gezien worden als een aspect van medialogica. Medialogica vergroot de nadruk op het visuele en ziet persoonlijkheden als leidend element om informatie te ordenen (Den Herder, 2013; RMO, 2003). Binnen de politieke journalistiek betekent personalisering een grotere focus op persoonlijkheid, ervaringen en visie van de politicus. Er is minder aandacht voor de ideologie en de partij. Zoals Den Herder (2013, p. 467) het verwoordt: “Coverage thus shifts from the political collective to the individual and

the politicians’ personality becomes more important in conveying the political message than the message itself.”

Volgens Van Aelst, Schaefer en Stanyer (2012) kan personalisering opgedeeld worden in twee aspecten: individualisering en privatisering. Bij individualisering staat niet de

politieke partij centraal, maar de politicus zelf. Lijsttrekkers worden in het centrum van de politieke arena geplaatst en hun ideeën, capaciteiten en gevoerd beleid zijn belangrijk. Het centraal zetten van een individuele politicus in plaats van een partij heeft niet per definitie invloed op de inhoud van het nieuws, maar vooral op de zichtbaarheid van de individuele politicus.

(19)

De tweede vorm, privatisering, heeft wel invloed op de inhoud van het nieuws. Bij privatisering wordt de politicus niet meer gezien als ambtenaar, maar als privépersoon met een leven buiten de politiek. Dit privéleven krijgt meer aandacht in het nieuws: het karakter en de persoonlijkheid van de politicus worden belangrijker. Dit resulteert er bijvoorbeeld in dat politici gezien worden als een ‘goede moeder’ of een ‘muziekliefhebber’ (Van Aelst, Schaefer & Stanyer, 2012). Uit onderzoek van Den Herder (2013) naar personalisering van het politieke interview in Engelse, Franse en Nederlandse dagbladen blijkt dat er een stijging van personalisering in het dagbladnieuws is. Die stijging is vooral waar te nemen op het gebied van individualisering: politici zijn belangrijker dan partijen. Op het gebied van privatisering is deze stijging minder sterk. Wanneer er over het persoonlijke leven van een politicus gesproken wordt, gebeurde dit in relatie tot zijn of haar politieke standpunten of partij (Den Herder, 2013).

Personalisering van de politieke berichtgeving heeft vaak een negatieve connotatie, omdat het zou leiden tot ‘dumbing down’ van de burgers. Ook zou de focus op het

individuele afleiden van een politiek inhoudelijk debat. Maar er zijn ook onderzoeken die uitwijzen dat de gepersonaliseerde berichtgeving juist leidt tot meer betrokkenheid van kiezers, vooral van de jongere generatie (Den Herder, 2013). Ook de kiezers die normaal gesproken niet zo geïnteresseerd zijn in politiek nieuws, worden door personalisering in de journalistiek meer betrokken (Jacobi, 2016). Personalisering hoeft dus niet per definitie te leiden tot minder inhoudelijk nieuws over de politiek, het kan ook gezien worden als een ander format om een breder publiek aan te spreken. Dit constateert ook Van Zoonen (2005) in haar onderzoek. Volgens Van Zoonen (2005) kunnen entertainment en populaire cultuur gebruikt worden om meer interesse in politiek te wekken. Politici die op het snijvlak van entertainment en politiek opereren juist in staat om kiezers te trekken. Dit noemt Van Zoonen de celebrity politician: Politici zijn niet alleen ambtenaren, maar ook publieke persoonlijkheden (Van Zoonen, 2005)

De celebrity politician is iemand die op het snijvlak van ‘erbij horen’ en ‘speciaal zijn’ opereert. Een politicus moet laten zien dat hij of zij kundig is in zijn vakgebied, maar het moet niet zo’n politieke insider zijn dat het gewone volk zich niet met hem of haar kan identificeren. Daarbij moet een politicus ook iets speciaals hebben, een soort ‘star quality’. Een voorbeeld van de celebrity politician is de Amerikaanse oud-president Ronald Reagan. Hij was een politieke outsider toen hij gouverneur van Californië was, maar werd een insider

(20)

toen hij president werd. Zijn verleden als acteur maakte hem bijzonder, maar door zijn manier van doen kon het gewone volk zich ook met hem identificeren (Van Zoonen, 2005). Van Zoonen (2005) merkt op dat het beeld van de celebrity politician niet alleen te maken heeft met de persoonlijkheid en capaciteiten van de politicus, maar ook hoe journalisten, tegenstanders en kiezers, een politicus neerzetten. In creëren van het beeld van de celebrity

politician speelt dus niet alleen de politicus zelf, maar ook de media een grote rol. Bij de

framing van Baudet wordt ook bekeken in hoeverre hij als celebrity politician neergezet wordt. Er wordt onderzocht of er zowel aandacht is voor zijn privéleven en

karaktereigenschappen, als voor zijn politieke optreden en beoogde beleid. Horse-race en hoopla framing

Volgens Brants en Bos (2014) zijn twee soorten framing van belang binnen de medialogica: hoopla framing en horse-race framing. Deze manieren van framing zouden, zeker in de politieke berichtgeving, steeds vaker gebruikt worden. Horse-race framing houdt in dat de politieke campagnes als een wedstrijd worden geframed. Door het publiceren van peilingen en het framen in termen van een race tussen twee partijen wordt dit frame geactiveerd. Dit gebeurde in Nederland bijvoorbeeld bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. De

verkiezing werd als wedstrijd tussen Rutte en Samsom geframed (Brants & Bos, 2014). Horse-race framing hangt samen met het conflictframe, maar is specifiek van toepassing op politieke berichtgeving. In horse-race framing draait het niet om inhoudelijk nieuws, het gaat immers niet over de standpunten of het gevoerde beleid van partijen en politici, maar over de peilingen en de vraag: ‘wie gaat er winnen?’

In hoopla framing staat vooral infotainment centraal, waarin ‘leuke anekdotes’ over de politicus verteld worden en zijn of haar privéleven belangrijk is. Ook sfeerverslagen van de campagne worden onder hoopla framing geschaard. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 lieten bijvoorbeeld meerdere politici, waaronder Mark Rutte, Alexander Pechtold en Diederik Samsom, hun privéleven zien in het programma Van der Vorst ziet Haagse

Sterren (Brants & Van Santen, 2014). In hoopla framing is privatisering terug te zien: meer

aandacht voor de eigenschappen van de politicus en zijn of haar karakter. Ook hoopla framing bevat geen politiek inhoudelijk nieuws, omdat het vooral over de politicus zelf gaat en niet over zijn standpunten of beleid. In dit onderzoek wordt niet specifiek gezocht naar

(21)

horse-race en hoopla framing, maar het is mogelijk dat dit soort framing naar voren komt in de analyse.

Huidige stand van zaken in Nederlandse context

Van Praag en Brants (2014) voorspelden dat er door de invloed van medialogica meer horse-race en hoopla framing zou zijn in het politieke nieuws. Een stijging van horse-horse-race en hoopla framing zou ten koste gaan van het politiek inhoudelijke nieuws. Maar uit onderzoek van Brants en Bos (2014) naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 bleek dat er juist meer inhoudelijke berichtgeving was in de Nederlandse dagbladen dan bij de verkiezingen van 1998. In plaats van een daling van het inhoudelijke nieuws, was er een lichte stijging waar te nemen. Bij de verkiezingen van 2012 was ongeveer een derde van de berichtgeving inhoudelijk en een derde van de artikelen kon tot horse-race framing gerekend worden. Hoopla framing kwam relatief weinig voor in de dagbladen (Brants & Bos, 2014).

Wat betreft personalisering in het Nederlandse nieuws bestaan veel studies waar verschillende conclusies uit voortkomen. Kleinnijenhuis, Oegema, De Ridder, Van Hoof en Vliegenthart (2003) deden bijvoorbeeld onderzoek naar personalisering van het politieke nieuws tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2002. Daaruit blijkt dat 65 procent van het nieuws over personen gaat en 35 procent over partijen. Acht jaar daarvoor was dit

percentage nog gelijk. Uit deze studie blijkt dus een stijging van personalisering in het nieuws rondom verkiezingen.

Maar uit een recentere studie van Takens et al. (2013) blijkt dat de personalisering van het politieke nieuws juist is afgenomen. Ook is er minder focus op negatief nieuws. Dit is in tegenspraak met veel metastudies over personalisering, maar is wel onderschreven door meerdere auteurs die onderzoek deden in Nederlandse context (Vliegenthart, Boomgaarden & Bouwmans, 2011; Kriesi, 2012). Uit recent onderzoek blijkt dus vooral dat de

personalisering in het Nederlandse nieuws eerder afneemt dan toeneemt. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat de piek van de medialogica in Nederland rond het jaar 2002 lag, daarna neemt de invloed af. Hiermee zou ook de focus op personalisering en negatief nieuws afgenomen zijn.

(22)

Nieuwe politicus

Een ander belangrijk aspect binnen dit onderzoek is dat Forum voor Democratie een relatief nieuwe politieke partij is en Baudet een nieuwe lijsttrekker. Volgens Van Praag en Brants (2014) schrijven media niet snel over nieuwe lijstrekkers, omdat zij geen bestaande banden met de media hebben. Ook zijn uitspraken van bekende lijsttrekkers sneller nieuwswaardig, terwijl nieuwe lijsttrekkers meer moeite moeten doen om de aandacht van journalisten te trekken. Onbekende lijsttrekkers moeten het vooral hebben van sensatie, harde

stellingnames en provocerende uitspraken om het nieuws te halen. Ook wanneer

journalisten een primeur kunnen scoren, kunnen kleinere partijen aandacht krijgen (Van Praag & Brants, 2014).

Daarnaast zijn de verkiezingsthema’s die het debat domineren van belang. Wanneer een partij zich duidelijk op een thema profileert, ook wel issue-ownership genoemd, kan de partij daarmee in het voordeel zijn. Er wordt dan een link gelegd tussen het onderwerp en de partij. Door zich te binden aan een actueel verkiezingsthema, kunnen relatief nieuwe partijen zich snel zichtbaar maken (Petrocik, 1996). Geert Wilders doet dit bijvoorbeeld met immigratie. Veel issue-ownership heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van de partij (Petrocik, 1996). Dit is ook terug te zien bij Forum voor Democratie. Baudet was een van de initiatiefnemers van het Oekraïne-referendum en voerde campagne tegen het verdrag met Oekraïne. Vervolgens richtte hij een politieke partij op, die zich profileert op een anti-Europa standpunt. In het geval van Baudet is de Europese Unie niet het enige punt waar hij zich sterk voor maakt, maar de focus op dit thema kan hebben bijgedragen aan zijn bekendheid.

Populistische politicus

Naast het feit dat Baudet een relatief nieuwe politicus in het Nederlandse politieke speelveld is, is hij ook een populistische politicus. Hieronder wordt het concept populisme uitgewerkt. Ook wordt de relatie tussen populisme en de media besproken.

Net als framing, kent ook het populisme verschillende definities. Mudde en Kaltwasser (2017) omschrijven de belangrijkste zes in hun Very Short Introduction on

Populism. Deze definities zijn afkomstig uit verschillende vakgebieden. Populisme kan gezien

worden als ‘de essentie van de politiek’ in de Laclauan benadering, afkomstig van politicoloog Laclau. In deze visie is de liberale democratie een probleem en is radicale democratie, uitgevoerd door het populisme, de oplossing. In de economische zienswijze

(23)

wordt populisme gedefinieerd als onverantwoordelijk beleid met betrekking tot uitgaven. De

popular agency approach ziet populisme als een positieve kracht om het volk te mobiliseren

en de democratie verder te ontwikkelen. Ook is er de political strategy approach, waarbij de populistische leider het populisme als een strategie ziet om te regeren op basis van directe steun van zijn of haar volgers. Populisme kan ook gezien worden als idee: het is een

ideologie, een discours en een zienswijze van de wereld. Belangrijk aspect van deze definitie is het ‘volk’ tegen ‘elite’. Ook de kritiek op de gevestigde orde staat centraal. Deze definitie is breed, maar wordt aangescherpt in de political style approach. Deze definitie omschrijft populisme als een politieke stijl die gebruikt wordt door partijen en leiders om hun aanhang te mobiliseren en aan te spreken (Mudde & Kaltwasser, 2017). Deze definitie is afkomstig van Benjamin Moffitt (2016) en is een veelgebruikte definitie binnen de mediastudies. Ook in dit onderzoek zal de definitie van populisme als politicial style aangehouden worden, ook wel populisme als politieke stijl. Door deze definitie te kiezen sluit dit onderzoek aan bij bestaand onderzoek naar populistische politici in de media.

Moffitt (2016) onderscheidt een aantal kenmerken van populisme als politieke stijl. Ten eerste de tegenstelling tussen de ‘elite’ en de ‘burgers’. Ten tweede het aspect dat Moffitt ‘Bad Manners’ noemt. Populistische leiders spreken zich uit tegen het conventionele gedrag in de politiek en proberen daar zelf van af te wijken. Ten derde spreken populisten vaak over een ‘performance of crisis, breakdown or threat’. Zij presenteren problemen als een crisis, zodat hun aanhang zich mobiliseert rond dat onderwerp. Populistische leiders dragen vaak simpele oplossingen voor deze problemen aan (Moffitt, 2016).

Baudet past binnen het voorbeeld van populisme als politieke stijl. Hij positioneert Europa als een dreiging voor Nederland en wil meer Europese integratie tegengaan. De ‘simpele’ oplossing die hij hiervoor aandraagt, is stoppen met het uitbreiden van de

Europese Unie en een referendum over een mogelijke Nexit (Forum voor Democratie, z.j.). Ook de andere twee criteria voor populisme als politieke stijl zijn van toepassing op Baudet. Hij bestrijdt de gevestigde politiek, door Baudet het ‘partijkartel’ genoemd, en wijkt af van de geldende normen in de Tweede Kamer (Forum voor Democratie, z.j.). Zo hield hij zijn eerste speech in de Tweede Kamer in het Latijn, in plaats van in het Nederlands (RTL Nieuws, 2019). Ook spreekt hij in termen van ‘wij’ versus ‘zij’ en is hij tegen de heersende elite. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn speech op het partijcongres in januari 2017. Baudet zei: “We gaan

(24)

een nieuwe elite opleiden; we gaan de huidige leiders vervangen en verslaan.” (Baudet,

2017).

Moffitt (2016) merkt op dat populisme niet zomaar een strategie is die aangenomen kan worden door politici. Als voorbeeld noemt Moffitt Mitt Romney, kandidaat in de

Republikeinse voorverkiezingen van 2008. Hij was een rijke zakenman en probeerde zich te profileren als ‘salt of the earth’, oftewel de gewone man. Dit deed hij bijvoorbeeld door naar autoraces te gaan. Maar volgens het publiek was hij niet authentiek en werd hij bespot met zijn acties. Zoals van Zoonen (2005, p. 75) ook opmerkt: “performance must be consistent

accross the various stages and genres, because if anything will devastate a good

performance, it is its detection as a performance.” Populisme als politieke stijl is dus niet iets

wat iedere politicus zich eigen kan maken, want de politicus moet wel geloofwaardig zijn. Populisme als politieke stijl moet daarom niet gezien worden als een optreden voor de bühne, maar meer als een stijl van politiek.

Populisme vriend of vijand van de media?

De relatie tussen populisme en de media is onderzocht, maar uit deze onderzoeken komen geen eenduidige conclusies naar voren. Volgens Moffitt (2016) suggereert het ene onderzoek dat tabloids en commerciële televisie zeer positief tegenover populisten staan, terwijl kwaliteitskranten en elite-media zich liever bezighouden met mainstream partijen, ander onderzoek haalt deze claim weer onderuit. Wat volgens Moffitt (2016, p. 70) wel vastgesteld kan worden is dat de media als de ‘central stage’ van populisme gezien moet worden. Volgens Moffitt (2016) past het populisme goed binnen het huidige

gemediatiseerde landschap. De kenmerken van populisme als politieke stijl, komen overeen met die van medialogica. Populistische politici wijken graag af van de gevestigde orde. Dit gedrag valt binnen de nieuwswaarde ‘afwijkend’, wat volgens Kleinnijenhuis et al. (2003) een kenmerk is van medialogica. Ook is binnen het populistische discours de retoriek van de ‘elite’ versus de ‘burger’ terug te zien, binnen de journalistiek past dit goed binnen het conflictframe (Moffitt, 2016).

Ook Esser, Stępińska en Hopmann (2017) signaleren de relatie tussen populisme en medialogica. Zij zien dat charismatische leiders met een scherpe tong goed passen binnen de regels van de medialogica. Zij spreken in stevige quotes en doen harde uitspraken. Ook breken zij met de bestaande regels rondom retoriek in de politiek, wat ze al snel

(25)

nieuwswaardig maakt. Volgens Brants en Bos (2014) sluiten de provocerende stijl en het ferme taalgebruik van politici aan bij nieuwswaarden als ‘afwijkend’ en ‘negatief’, waardoor populistische politici hoog scoren op nieuwswaardigheid. Daarnaast noemt Akkerman (2011) populistische leiders ‘exploiteurs’ van de personaliseringstrend in de media. Populistische leiders zijn vaak flamboyant en schuwen controverse niet. Volgens Akkerman is

personalisering een strategie geworden in de politieke arena: sterke leiders hebben invloed op het stemgedrag van mensen. Ook willen kiezers graag affiniteit hebben met een leider. En populistische leiders zijn goed in het uitvoeren van deze strategie (Akkerman, 2011).

In het onderzoek naar de framing van Baudet moet meegenomen worden dat hij een nieuwe en populistische politicus is. Volgens de literatuur zou Baudet als nieuwe politicus meer provocerende uitspraken moeten doen om het nieuws te halen. Door zijn

populistische inslag zou hij zich eerder afwijkend gedragen, waardoor hij sneller

nieuwswaardig zal zijn. Daarnaast zou Baudet harde stellingen moeten innemen en zoveel mogelijk binnen de wetten van de medialogica opereren. Deze aspecten moeten

meegenomen worden in het onderzoek naar hoe Baudet geframed wordt in de media. Aan de hand van bovenstaande literatuur is de verwachting dat er meer over hem in extremen geschreven wordt en dat bepaalde aspecten van zijn standpunten en persoonlijkheid groter uitgelicht worden.

(26)

Methode

In dit hoofdstuk wordt de methode van dit onderzoek uiteengezet. Als eerste worden de vier dagbladen die het corpus voor dit onderzoek leveren, besproken. Daarna wordt toegelicht op welke manier de artikelen uit deze kranten verzameld zijn. Vervolgens wordt de methode van dit onderzoek uitgewerkt: de kwalitatieve inhoudsanalyse. Als laatste worden de

implicaties van dit onderzoek uiteengezet.

De kranten

De framing van Baudet is onderzocht in vier Nederlandse dagbladen: Telegraaf, de

Volkskrant, NRC Handelsblad en Algemeen Dagblad. In dit onderzoek is gekozen om een

framinganalyse uit te voeren in krantenartikelen. De Nederlandse kranten hebben veel artikelen over Baudet geschreven, die online terug te vinden zijn. Daarnaast is dit onderzoek verkennend onderzoek. Om aan te kunnen sluiten bij bestaand onderzoek, dat veelal in kranten is gedaan, is in dit onderzoek ook de framing in Nederlandse kranten onderzocht.

In dit onderzoek is gekozen voor de kranten Telegraaf, de Volkskrant, NRC

Handelsblad en Algemeen Dagblad, omdat het de landelijke kranten met de grootste oplage

zijn. De Volkskrant en NRC Handelsblad trekken vooral hoogopgeleide lezers, terwijl het

Algemeen Dagblad en de Telegraaf gelezen worden door een dwarsdoorsnede van de

bevolking. De Telegraaf en Algemeen Dagblad behoren tot de populaire kranten, NRC

Handelsblad en de Volkskrant tot de kwaliteitskranten (Bakker & Scholten, 2013). Dit verschil

is gebaseerd op het soort nieuws dat de kranten brengen. Een kwaliteitskrant is een krant waarin veel hard nieuws staat, oftewel nieuws over politiek, economie en maatschappij. Wanneer een krant meer zacht nieuws brengt en bijvoorbeeld amusementsnieuws in de krant zet, wordt deze getypeerd als een populaire krant (Bakker & Scholten, 2013).

Boukes en Vliegenthart (2017) deden onderzoek naar de nieuwswaarden in kwaliteitskranten en populaire kranten. Zij constateerden dat populaire kranten

commerciëler zijn en een groot publiek willen bedienen. Door deze doelstelling richten zij zich vooral op wat het publiek graag wil lezen. Dat heeft tot gevolg dat in populaire kranten twee keer zoveel gepersonaliseerd en negatief nieuws te lezen is als in kwaliteitskranten.

Kwaliteitskranten willen meerdere standpunten in één artikel laten zien om zo objectiviteit te waarborgen. Ze presenteren verhalen hierdoor vaker in de vorm van een

(27)

conflict. Ook besteden kwaliteitskranten meer aandacht aan de zogenoemde eliteness: personen, partijen, organisaties of bedrijven die veel invloed uitoefenen op de maatschappij staan vaak centraal in het nieuws (Boukes & Vliegenthart, 2017). Maar dit verschil tussen kwaliteitskranten en populaire kranten wordt kleiner, omdat het medialandschap

homogener en commerciëler wordt (Jacobi, 2016). De verschillen tussen populaire en kwaliteitskranten kranten worden meegenomen in het onderzoek naar de framing van Baudet.

Verzameling van de artikelen

In dit onderzoek zijn artikelen over Baudet geanalyseerd in de periode 1 maart 2013 tot 1 november 2018. Begin 2013 begon Baudet zich in het politieke debat te mengen door op te roepen tot een referendum over Nederland in Europa. De handtekeningen voor dit

referendum werden op 26 maart 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. Er is voor 1 maart gekozen als begindatum van de dataverzameling om de aanloop naar dit referendum mee te nemen in het onderzoek. Idealiter zouden de krantenartikelen een periode van zes jaar geanalyseerd zijn. Ook was het, gezien de recente zetelwinst van Forum voor

Democratie in de Eerste Kamer, interessant geweest om deze ontwikkeling mee te nemen. Om praktische redenen is in dit onderzoek gekozen de artikelen tot 1 november 2018 te analyseren. Een periode van in totaal vijf jaar en acht maanden.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van zoekmachine Google om krantenartikelen te zoeken. Er is gezocht op ‘Baudet’ site:volkskrant.nl en op ‘Thierry Baudet’ site:volkskrant.nl. In Google is de tijdsafbakening ingevoerd, waardoor alleen artikelen binnen de gekozen tijdsperiode geselecteerd werden. Google vindt alleen de artikelen op websites van kranten. Dus artikelen die alleen in de papieren krant zijn afgedrukt en niet op de website staan, zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Voor het Algemeen Dagblad betekent dit dat er ook regionieuws over Baudet is meegenomen, omdat deze krant bepaalde artikelen uit het regionieuws op de algemene website plaatst. De verschillen tussen de zoektermen ‘Baudet’ en ‘Thierry Baudet’ waren klein, maar beide zoektermen zijn meegenomen in het

samenstellen van het corpus. De zoektermen leverden een corpus op van in totaal 842 artikelen: 207 artikelen in het Algemeen Dagblad, 222 artikelen in NRC Handelsblad, 205 artikelen in de Volkskrant en 208 artikelen in de Telegraaf. Er is gezocht in verschillende browsers. De zoekopdracht in Chrome leverde dezelfde resultaten op als in Safari. Ook is

(28)

dezelfde zoekopdracht op twee verschillende dagen uitgevoerd. Ook dat leverde geen veranderingen in de resultaten op. Het bovengenoemde corpus omvat artikelen over Baudet in de gekozen periode, maar niet alle soorten artikelen zijn gebruikt in dit onderzoek.

Wanneer het een opiniestuk, ingezonden brief, column betrof, werden deze artikelen verwijderd uit het corpus. Deze artikelen geven de mening van één persoon en zijn dus niet relevant voor hoe een krant, als geheel, over een casus schrijft. Daarnaast zijn ook rubrieken en recensies niet meegenomen in dit onderzoek. Ook werd in sommige artikelen Baudets naam genoemd, maar ging het artikel niet over hem. Bijvoorbeeld wanneer een

wetsvoorstel besproken wordt en in een artikel alleen staat dat Baudet voor of tegen heeft gestemd. Ook waren er artikelen waar alleen een link in stond naar een artikel dat over Baudet ging of artikelen die alleen en video bevatten. Ook deze artikelen zijn niet

meegenomen. De artikelen die in eerste instantie gevonden werden via Google, zijn op basis van bovenstaande criteria gefilterd. Dat is handmatig gedaan. Na opschoning bleven in totaal 444 artikelen over. Van de Volkskrant 81 artikelen, 125 artikelen van het Algemeen

Dagblad, 142 artikelen van de Telegraaf en 96 van het NRC Handelsblad. Omdat er relatief

weinig artikelen gepubliceerd zijn in de periode 2013-2016, werden al de artikelen in deze periode gecodeerd. Voor de jaren 2017 en 2018 is ieder tweede artikel gecodeerd. Wanneer een artikel na het lezen toch ongeschikt bleek te zijn, werd het volgende artikel gecodeerd. In totaal zijn 234 artikelen gecodeerd: 49 artikelen uit de Volkskrant, 65 artikelen uit het

Algemeen Dagblad, 71 artikelen uit de Telegraaf en 49 artikelen uit het NRC Handelsblad. De

artikelen die gecodeerd zijn, zijn terug te vinden in de bijlagen. Uit het NRC Handelsblad en

de Volkskrant zijn minder artikelen gecodeerd, omdat in deze kranten na opschoning minder

artikelen overbleven dan in het Algemeen Dagblad en de Telegraaf.

Voor dit onderzoek is besloten gebruik te maken van Google, maar er zijn nog twee andere manieren om krantenartikelen online te zoeken: via Nexis Uni en via de websites van kranten zelf. Deze laatste bleek geen geschikte methode. De zoekmachines van de websites gaven bij de Volkskrant, Algemeen Dagblad en Telegraaf een beperkt aantal artikelen weer. Hierbij maakte het geen verschil of er ingelogd was op de website van de krant of niet. De zoekmachine van de Volkskrant vond alleen artikelen tot 2017 (zie bijlage VII). Bij de

Telegraaf werden alleen de eerste vijftig artikelen getoond in de zoekresultaten (zie bijlage

VII). Voor het Algemeen Dagblad werden alleen de eerste tweehonderd artikelen

(29)

een bruikbare methode. Daar werden alle zoekresultaten weergegeven en kon gefilterd worden op tijdsperiode. Omdat deze methode alleen voor het NRC Handelsblad een bruikbare database opleverde, is besloten om bij dit onderzoek geen gebruik te maken van de websites van kranten om artikelen te verzamelen.

De tweede zoekmethode is via Nexis Uni. Deze onlinedatabase bevat een overzicht van artikelen uit landelijke en internationale kranten. In eerste instantie leverde zoeken via Nexis Uni (toen LexisNexis) een database op waarin weinig artikelen gevonden werden voor het Algemeen Dagblad en de Telegraaf, respectievelijk 20 en 69. Om die reden is gekozen om geen gebruik te maken van Nexis Uni als dataverzamelingstool voor dit onderzoek, en wel van Google. De framinganalyse in dit onderzoek is daarom uitgevoerd op basis van de artikelen die gevonden zijn via Google. Maar toen op een later moment nogmaals gezocht werd in Nexis Uni, kwamen daar andere resultaten uit met meer artikelen. Die bevinding trekt mogelijk de representativiteit van dit onderzoek in twijfel, omdat er meer artikelen over Baudet bleken te zijn die niet meegenomen waren in het corpus. Om de

representativiteit te vergroten is daarom besloten ook een database van Nexis Uni samen te stellen en deze te vergelijken met de database van Google.

Er is in Nexis Uni gezocht op zoekwoord ‘Baudet’ en vervolgens gefilterd op

publicatietype ‘krant’ en op de naam van de krant. Ook is de tijdsperiode ingevuld. Voor het

NRC Handelsblad leverde dat 658 artikelen op, voor de Volkskrant 691. Er werden 206

artikelen gevonden in het Algemeen Dagblad en 248 in de Telegraaf. Ook in deze database zijn artikelen handmatig verwijderd op basis van de exclusiecriteria. Na opschoning leverde dat een database op van 191 artikelen voor NRC Handelsblad, 205 artikelen voor de

Volkskrant, 69 artikelen voor het Algemeen Dagblad en 124 artikelen voor de Telegraaf.

Om de database van Google te vergelijken met die van Nexis Uni is gezocht op dezelfde titels. Dat bleek geen goede manier van vergelijken, want de kop die via Google gevonden wordt, komt vrijwel nooit exact overeen met de titel die gebruikt is in Nexis Uni. Daarom zijn de artikelen uit de twee databases handmatig vergeleken. Soms kwamen de koppen enigszins overeen en miste er bijvoorbeeld één woord, soms stond er een heel andere kop boven een van de artikelen. Wanneer er twee heel verschillende koppen waren, is gekeken of de eerste alinea’s van de artikelen overeenkwamen. Via Nexis Uni is het mogelijk om te zoeken binnen de geselecteerde database. Wanneer niet meteen een overeenkomstig artikel gevonden werd, is gebruikt gemaakt van deze optie. In dat geval is

(30)

gezocht op een zoekwoord, bijvoorbeeld een specifieke naam, die in de tekst op de website stond. Qua data is er rekening mee gehouden dat artikelen niet per definitie op dezelfde dag op de site geplaatst worden als in de krant.

Uit de vergelijking van de twee databases blijkt dat niet altijd dezelfde artikelen gevonden worden via Nexis Uni als via Google. Hieronder is een overzicht gemaakt per krant van het aantal artikelen dat in beide databases gevonden is en de overeenkomsten

daartussen. Dit overzicht heeft betrekking op de databases na opschoning.

Nexis Uni Google Overeenkomsten

NRC Handelsblad 191 96 68

De Volkskrant 205 81 57

Telegraaf 124 142 25

Algemeen Dagblad 69 125 30

Hieruit blijkt dat vooral voor de Telegraaf en Algemeen Dagblad weinig artikelen

overeenkomen in beide databases. In de database van Google komen artikelen voor die niet in Nexis Uni te vinden zijn en andersom. Ook zijn voor deze twee kranten via Google meer artikelen gevonden dan via Nexis Uni. Dat geldt zeker voor het Algemeen Dagblad. Voor het

NRC Handelsblad en de Volkskrant blijkt dat er meer artikelen in Nexis Uni gevonden werden

dan in Google. Hier waren de overeenkomsten tussen beide databases groter, maar is er nog steeds een aantal artikelen dat maar in een van beide databases voorkomt.

Bij het analyseren van de twee databases viel op dat de onderwerpen waarover geschreven wordt, overeenkomen. In de ene database zijn wel meer of andere artikelen gevonden dan in de andere, maar die afwijkende artikelen gaan niet over heel andere onderwerpen. Het is bijvoorbeeld niet het geval dat er een gedeelte van Baudets politieke carrière of iets waar hij ophef mee veroorzaakte buiten beschouwing is gebleven door alleen de database van Google te gebruiken. Het enige wat opviel in het soort artikelen, is dat in de artikelen van de Telegraaf en het Algemeen Dagblad meer entertainmentnieuws voorkwam in de database van Google. Dat kan ermee te maken hebben dat deze kranten meer

entertainmentnieuws op hun website plaatsen en minder in de papieren krant.

Opvallend is dat beide databases, zowel die gemaakt via Google als via Nexis Uni, niet volledig zijn. Daarmee leveren beide zoekmethodes dus geen compleet corpus op voor dit onderzoek. Weaver en Bimber (2008) ondervonden ook de verschillen tussen het gebruik

(31)

van Nexis Uni (toen Lexis Nexis) en het gebruik van Google. Zij zochten op een specifiek onderwerp in de verschillende databases en zagen grote verschillen. Bij onderzoek naar het onderwerp ‘nanotechnologie’ in de acht grootste Amerikaanse kranten vonden zij dat LexisNexis ruim de helft van de artikelen ‘miste’ ten opzichte van Google. Ook kwamen veel artikelen in een van beide databases niet voor (Weaver & Bimber, 2008). Dit probleem is ook terug te zien in dit onderzoek, hoewel Google niet in alle gevallen meer resultaten gaf. Door in dit onderzoek voor Google te kiezen, is er een aantal artikelen buiten beschouwing gebleven. Dat is een limitatie van het onderzoek, maar de gevonden resultaten zijn wel representatief voor de gebruikte database.

Kwalitatieve inhoudsanalyse

Om het bovengenoemde corpus te onderzoeken, is gebruikt gemaakt van kwalitatieve inhoudsanalyse. Er zijn grofweg twee manieren van inhoudsanalyse om frames in de media te onderzoeken: de inductieve en deductieve strategie (Semetko & Valkenburg, 2000). In deductieve analyses wordt gekeken in hoeverre vooropgestelde frames voorkomen in de media. Vaak worden hiervoor de standaardframes van Semetko en Valkenburg (2000) gebruikt. Het voordeel van deze aanpak is dat het onderzoek goed repliceerbaar is en dat een groot aantal artikelen onderzocht kan worden.

Het nadeel is dat door het toetsen van standaardframes mogelijke andere frames over het hoofd gezien kunnen worden. Ook kunnen de vooraf vastgestelde frames niet relevant blijken te zijn voor het onderwerp (Semetko & Valkenburg, 2000). In de inductieve strategie wordt met een open blik naar de data gekeken om daar frames uit af te leiden. Door niet met een vaste set frames te werken, wordt geen enkel mogelijk frame vooraf uitgesloten. Dit is het grootste voordeel van de inductieve methode. Het nadeel van deze methode is dat het erg arbeidsintensief is, waardoor kleinere aantallen geanalyseerd kunnen worden.

In dit onderzoek is gebruikt gemaakt van de inductieve strategie, omdat de frames in dit onderzoek nog gevonden moeten worden in het corpus. Onderzoek naar de framing van Baudet is verkennend onderzoek. Daarbij is er weinig framingonderzoek gedaan naar politici, waardoor geen vooropgestelde frames zijn om bij aan te sluiten. De methode voor dit

onderzoek is een kwalitatieve inhoudsanalyse. Het meeste framingonderzoek binnen de communicatiewetenschap en mediastudies is kwantitatief en deductief uitgevoerd. In

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samengevat geldt voor organische stoffen dat de transportsnelheid groter wordt naarmate de oplosbaarheid groter en het organische kool- stof gehalte van de bodem kleiner wordt..

onregelmatig gewas, te open, wild, heterogeen (2x), mooi gewas, dunne kop (2x), platte vruchten, appels erin. 2x fusarium, te smal, de potten staan los, sterk en dicht

Bij het bezoek waren onder andere aanwezig Ewald van Vliet (burgermeester van Lansingerland), José van Egmond (wethouder van Pijnacker-Nootdorp) , Aad van den Enden (voorzitter

door Paul Jansen en Wouter de Winther DEN HAAG, woensdag Mariko Peters sloeg uitdrukkelijke waarschuwingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken in de wind om zich als diplomate

Neural mecha- nisms of spatial selective attention in areas V1, V2, and V4 of macaque visual cortex.. Elec- trophysiological correlates of feature analysis during

This approach works when no segment routing header is present, but the Linux IPv6 routing header handling function has an explicit check that differentiates between traffic directed

The abolition of corporal punishment and the resultant poor discipline in schools, as well as learners not considering teaching as a possible profession (Park ,

The specificities of the ten developmental milestones with a significant LR+ above 10 varied between 95% for ‘places 3 forms in form-box’, and 100% for both ‘balances head well