• No results found

Gecombineerde variant van de regionale grondbalansen : aanvullende studie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gecombineerde variant van de regionale grondbalansen : aanvullende studie"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT (LEI-DLO)

Interne Nota 396

Drs. ing. F.H. Bethe

Een gecombineerde

variant van de

regionale

grondbalansen

Aanvullende studie

December 1991

(2)
(3)

INHOUD

Biz.

WOORD VOORAF 5 1. INLEIDING 7 2. UITGANGSPUNTEN VARIANT 8

3. AANBOD VAN LANDBOUWGROND 9 4. DEELMARKT GRASLAND MET QUOTUM 10

5. NIET-AGRARISCHE CLAIMS EN GRONDBEHOEFTE

OVERIGE AGRARISCHE SECTOREN 11 6. DEELMARKTEN BOUWLAND EN GRASLAND ZONDER QUOTUM 13

(4)
(5)

WOORD VOORAF

De Directie Beheer Landbouwgronden (DBL) van het Ministerie van Land-bouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) heeft het Landbouw-Economisch Insti-tuut (LEI-DLO) opdracht verleend een aanvullende studie uit te voeren naar een gecombineerde variant van het onderzoek Regionale Grondbalansen. Naar aanleiding van de discussie na rapportage van de resultaten van het onder-zoek Regionale Grondbalansen (Onderonder-zoekverslag 83), bijvoorbeeld tijdens de door DBL georganiseerde studiedag "Hoe schaars blijft grond?" van 4

september 1991, bleek vanuit het beleid behoefte te bestaan aan een bere-kening van een zogenaamde "meest waarschijnlijke variant".

De uitgangspunten van de variant zijn door de opdrachtgever ver-strekt. Bij de uitvoering is dankbaar gebruik gemaakt van opmerkingen van Ir. A.J.M, de Schutter (DBL) en Ir. J.H.M. Wijnands (LEI-DLO).

De(directeur,

(6)
(7)

INLEIDING

In opdracht van de Directie Beheer Landbouwgronden (DBL) van het Mi-nisterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) heeft het Land-bouw-Economisch Instituut (LEI-DLO) een aanvullende studie verricht op het on-derzoek Regionale Grondbalansen 1).

De discussie na verschijning van de resultaten, bijvoorbeeld in de door DBL georganiseerde studiedag "Hoe schaars blijft grond?" van 4 sep-tember 1991, heeft duidelijk gemaakt dat naast het inzicht, dat onder an-dere de gevoeligheidsanalyse reeds verschaft, met name vanuit het beleid behoefte bestaat aan een berekening van een zogenaamde "meest waarschijn-lijke variant". In deze Interne Nota wordt verslag gedaan van dit onder-zoek. Onder de "meest waarschijnlijke variant" wordt verstaan dat een aan-tal uitgangspunten van de verschillende oorspronkelijke varianten van de LEI-studie, die daarin bewust gescheiden zijn om het effect op de grond-prijs inzichtelijk te kunnen maken, saraengebundeld wordt tot een pakket van aannames. Voorwaarde bij de constructie van dat pakket is dat in grote lijnen wordt aangesloten bij het bestaande model van de LEI-studie en de aanvulling binnen een zeer beperkte periode moet kunnen worden verwerkt. Een gevolg daarvan is dat voor een deel de reeds geformuleerde schattingen van toekomstige ontwikkelingen worden overgenomen, zonder gedetailleerd

inzicht ten aanzien van de kwantitatieve betrouwbaarheid. Het doel van de uitvoering van de "meest waarschijnlijke variant" is dan ook niet primair om de land- en tuinbouw rond de eeuwwisseling in extenso te schetsen, maar om het totaal-effect van verschillende, soms elkander versterkende en soms elkander tegenwerkende, ontwikkelingen op de grondprijs (en dus de span-ning) van de drie deelmarkten inzichtelijk te maken.

1) Bethe, F.H., Regionale grondbalansen in 2000: een verkenning van de behoefte aan en de beschikbaarheid van cultuurgrond. Den Haag,

Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO), 1991a, Publikatie 2.193. Bethe, F.H., Regionale grondbalansen: een verkenning van de behoefte aan en de beschikbaarheid van grond tot en met het jaar 2000.

Den Haag, Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO), 1991b, Onderzoek-verslag 83.

(8)

UITGANGSPUNTEN VARIANT

Door de opdrachtgever zijn de uitgangspunten voor de te berekenen variant gegeven. Voor de kenmerken waarvoor geen nieuwe uitgangspunten in deze notitie worden gegeven is de waarde uit de natuur-basisvariant ogenomen (zie Bethe, 1991b). Dat betekent dat bijvoorbeeld regionale ver-schuivingen in de kwantiteit melkquotum niet mogelijk zijn, zowel de zoge-naamde harde (stedelijke uitbreidingen, infrastructuur en militaire oefen-terreinen) als de overige (met name natuur en recreatie) niet-agrarische claims geheel worden gehonoreerd en de opeenvolging in toekennen van de vraag van de verschillende partijen op de grondmarkt wordt gehandhaafd. Dat wil zeggen dat achtereenvolgens de volgende vragers worden gehono-reerd: gespecialiseerde melkveehouderij voor wat betreft grasland met melkquotum, "harde" niet-agrarische claims, vraag overige agrarische sec-toren (exclusief gespecialiseerde melkveehouderij en akkerbouw), "zachte" niet-agrarische claims en tenslotte gespecialiseerde melkveehouderij en akkerbouw voor wat betreft grasland zonder quotum en bouwland.

De volgende onderdelen vormen de wijzigingen ten opzichte van de ba-sisvariant:

* nationaal quotum : tot en met 2000 een korting van 52.

* produktiviteit : - melkveehouderij 2,5 Z stijging per jaar. - overige sectoren conform eerdere aanname. * prijsontwikkeling: - melkprijs in 2000 NLG 0,70.

- granen, oliehoudende en eiwithoudende Produkten 152 prijsdaling.

- overige Produkten 10% prijsdaling. * extensivering : - stikstofgift op klei en op veen 300 kg per ha

en op zand 200 kg per ha.

- bouwplan met fabrieksaardappelen 2:5. - droge stof opname rundvee gemiddeld over

(9)

3. AANBOD VAN LANDBOUWGROND

In het onderzoek Regionale Grondbalansen is een prognose van de hoe-veelheid (landbouw)grond die wordt aangeboden tot en met het jaar 2000 op-genomen. Daarin zijn migraties van bedrijven en eventuele areaal-inkrim-pingen genegeerd en wordt dus aangenomen dat de aangeboden grond afkomstig is van opgeheven bedrijven. Bij de voorspelling van het toekomstig aantal bedrijven in de land- en tuinbouw worden demografische factoren van pri-maire importantie geacht. Dat betekent dat het tempo van afname van het aantal bedrijven in grote lijnen bepaald wordt door de leeftijdsopbouw van de zittende agrariërs en de beschikbaarheid van een opvolger. Op grond van deze overweging lijkt een aanpassing van de prognose van het aantal be-drijven in het jaar 2000 bij de gewijzigde uitgangspunten van de "meest waarschijnlijke variant" niet aan de orde te zijn.

Ten behoeve van het Landbouw-Economisch Bericht 1991 is een schatting gemaakt van het aantal bedrijven in het jaar 2000. Daarbij is aangenomen dat alle hoofdberoepsbedrijven met een bedrij fshoofd van 55 jaar of ouder zonder potentiële opvolger (gegevens 1988) op termijn niet gecontinueerd zullen worden. Een ex-post prognose over de periode 1976-1988 geeft aan-vaardbare resultaten 1). Voor 2000 levert dat een aantal van 80.000 hoofd-beroepsbedrijven op. Indien wordt aangenomen dat het aantal nevenbedrijven ongeveer gelijk blijft zouden er in totaal rond de eeuwwisseling 107.000 bedrijven zijn. Een resultaat dat qua orde van grootte vergelijkbaar is met de prognose van dit onderzoek. Hetgeen als een ondersteuning geldt van de keuze van het ongewijzigd gebruiken van de uitgevoerde prognose. Overi-gens lijkt een gemotiveerde aanpassing binnen de gestelde termijn voor de aanvullende studie geen eenvoudige opgave, daar niet of nauwelijks gebruik kan worden gemaakt van reeds bestaande resultaten van onderzoek.

De verandering in het totale melkquotum heeft evenwel gevolgen voor het aanbod van landbouwgrond gedifferentieerd naar deelmarkt. Ter vereen-voudiging wordt bij de berekening aangenomen dat de ingestelde korting voor de gehele onderzoeksperiode geldig is en niet als een continue proces kan worden beschouwd. Wanneer de veronderstelling dat maximaal 14.000 kg melkquotum per ha bij een transactie van eigenaar/gebruiker kan wijzigen gelijk blijft, betekent de quotum-kort ing dat de hoeveelheid aangeboden grond met quotum af zal nemen. Zonder nader de gedetailleerde uitwerking te geven (deze is analoog aan de berekening in de voorafgaande studie Re-gionale Grondbalansen) zal nationaal de hoeveelheid aangeboden grasland met 14.000 kg melkquotum dalen van 113.109 naar 107.880 ha. De regionale verhouding blijft identiek aan de eerdere studie, omdat de korting evenre-dig over de landbouwgebieden verdeeld wordt (zie tabel 4.1).

1) Mondelinge mededeling J.H.A. Hillebrand, Landbouw-Economisch Instituut, 1991.

(10)

DEELMARKT GRASLAND MET QUOTUM

In de berekening wordt in de eerste plaats de deelmarkt grasland met quotum uitgewerkt. Centraal in de uitvoering staat de aanname dat de totale hoeveelheid aangeboden grond met quotum daadwerkelijk van eige-naar/gebruiker moet wijzigen. De opgestelde lineaire programmeringen leve-ren per groep van bedrijven een maximale biedprijs bij een aangenomen dis-contovoet van 5,5X voor grond en 8,0% voor melkquotum. De maximale bied-prijzen afgeleid uit de marginale waarden van toenemende uitbreiding van het fictieve bedrijf met één hectare grasland met melkquotum geven het verloop van de vraagcurve. Samen met het aanbod leidt deze tot een (even-wichts)prijs voor grond. In tabel 4.1 is de verandering van de grondprijs met 14.000 kg melkquotum ten opzichte van de situatie in 1989 gegeven. Het

beeld van stijgingen in de evenwichtsprijzen in de basisvariant voor de combinatie moet bij deze "waarschijnlijke variant" genuanceerd worden. In een aantal zandgebieden zal de spanning op de deelmarkt duidelijk groter worden, waarbij de produktiestijging en de quotumkorting een rol spelen. De korting op de hoeveelheid heffingsvrije melk vermindert ten eerste het aanbod van grasland met quotum en ten tweede wordt de actuele hoeveelheid quotum op het gecontinueerde bedrijf kleiner met als afgeleide een grotere behoefte aan uitbreiding van de kwantiteit van het produktierecht. Beide zullen de biedprijzen laten stijgen. Daarentegen laat een aantal andere gebieden dalingen in de grondprijs zien. Deels zijn dat gebieden die ook reeds in de basisvariant een relatief ruim aanbod van grasland met quotum hadden, deels gaat het om gebieden die een specialisatie in een andere sector bezitten (akkerbouwgebieden).

Tabel 4.1 Aanbod van landbouwgrond (in hectare) met quotum (14.000 kg), evenwichtsprijs in guldens en prijsverander ing ten opzichte van het huidige niveau per landbouwgebied

Regio Aanbod Evenwichtssituatie Verandering grasland tov. grond-met grond- verandering prijs natuur-quotum prijs tov.huidige basisvariant

grondprijs (tabel 7.4) *) Noordelijk Zeekleigebied 4.062 79.400 - 3.000 - 5.700

Holl. en IJsselm. polders 2.136 78.400 - 4.300 - 4.700 Zuidelijk Zeekleigebied 1.636 79.400 + 300 - 5.700 Rivierkleigebied 7.822 78.600 - 2.400 - 6.500 Lössgebied 1.397 77.500 - 9.700 - 4.800 Noordelijk Weidegebied 13.716 78.700 + 2.600 - 5.600 Westelijk Weidegebied 15.998 77.400 - 9.700 - 4.900 Noordelijk Zandgebied 18.527 75.300 + 2.100 - 9.200 Oostelijk Zandgebied 17.470 107.200 + 6.000 +12.400 Centraal Zandgebied 6.055 83.400 - 7.500 - 4.100 Zuidelijk Zandgebied-Oost 6.685 109.000 +14.200 + 8.600 Zuidelijk Zandgebied-West 9.549 109.700 +21.500 +9.300 Veenkoloniën 871 82.400 +13.900 -5.100 Overig Noord-Holland 1.745 79.300 - 1.500 - 4.400 Overig Zuid-Holland 211 82.400 + 1.600 - 5.100 Nederland 107.880 *) Onderzoekverslag 83, pagina 94.

Bron: Lineaire Programmering, De Hoop/Schneider, LEI-DLO. 10

(11)

NIET-AGRARISCHE CLAIMS EN GRONDBEHOEFTE OVERIGE AGRARISCHE SECTOREN

Volgens de omschreven hiërarchie in deelmarkten kunnen bedrijven, na-dat een evenwichtssituatie is ontstaan in de markt voor grasland met een leveringsrecht, hun oppervlakte aanpassen via de markten van grasland zonder quotum en bouwland. Op dit moment moet echter eerst de niet-agra-rische vraag en de vraag naar grond door de overige agraniet-agra-rische bedrij fsty-pen (exclusief de gespecialiseerde melkveehouderij en akkerbouw) opgenomen worden. Daar in de aanvullende studie slechts de natuur-basisvariant bij de berekening zou worden ingezet is het onderscheid in "harde" en "zachte" niet-agrarische claims niet aan de orde. Ten behoeve van de berekening voor de deelmarkten grasland zonder quotum en bouwland is het noodzakelijk het netto-aanbod landbouwgrond te berekenen. In tabel 5.1 zijn de ver-schillende claims naar beide deelmarkten verdeeld volgens een berekende kans dat een behoefte een hectare met een gegeven huidig grondgebruik be-treft (zie Bethe, 1991b: 95). Tenslotte levert dit voor grasland zonder quotum en bouwland een totaal aanbod van grond welke beschikbaar komt voor de agrarische sector zelf. Deze 124.519 ha is in het huidige gebruik voor ongeveer 60X bouwland en 40% grasland zonder quotum. Opvallend is dat bei-de kleine landbouwgebiebei-den in West-Nebei-derland (Overig Noord-Holland en

Tabel 5.1 Overzicht van niet-agrarische claims en vraag overige agra-rische types verdeeld naar bouwland en grasland zonder quotum resulterend in een netto-aanbod van grond in de natuur-basis-variant

Regio Niet-agrar.claims Vraag ov.agrar.types Restant tbv. variant ten koste areaal ten koste areaal

bouw- gras- totaal bouw- grasland bouw- grasland land land z.

land z.quotum land z.quotum quotum NZK 750 436 92 53 7.032 2.852 9.884 HYP 5.882 965 1.185 195 13.064 155 13.219 ZZK 5.673 609 614 66 22.013 603 22.616 RK 547 4.516 39 321 1.552 5.390 6.942 LOG 660 957 8 12 2.290 679 2.969 NW 115 4.147 1 39 1.120 6.231 7.351 WW 816 12.564 98 1.512 1.548 1.565 3.113 NZ 1.694 5.868 13 47 7.305 12.166 19.471 OZ 293 4.760 6 104 1.538 12.430 13.968 CZ 221 4.025 1 14 505 2.882 3.387 ZZ-0 789 4.236 172 923 2.757 3.581 6.338 ZZ-W 488 4.027 110 905 2.370 3.641 6.011 VK 1.236 235 67 13 8.646 604 9.250 ONH 98 1.900 44 851 geen grond beschikbaar OZH 0 1.393 0 570 geen grond beschikbaar NED 19.262 50.638 2.450 5.625 71.740 52.779 124.519 Bron: Bethe, 1991b.

Overig Zuid-Holland) na het honoreren van de niet-agrarische claims en de grondbehoefte van de overige agrarische sectoren reeds geen grond meer be-schikbaar hebben ten behoeve van de gespecialiseerde melkveehouderij en

(12)

akkerbouw. De gebieden hebben respectievelijk een tekort van 918 en 131 ha grond op de markt. Het Natuurbeleidsplan lijkt in deze gebieden slechts uitvoerbaar door verdringing van andere functies (harde niet-agrarische claims en grondbehoefte van overige agrarische produktiesectoren), aankoop van grasland met quotum of gerichte uitkoop van agrarische bedrijven.

(13)

6. DEELMARKTEN BOUWLAND EN GRASLAND ZONDER QUOTUM

Aan het slot van de variant komen de deelmarkten van grasland zonder quotum en bouwland In zicht. Eender als voor de markt van grasland met quotum is te berekenen in hoeverre de grondprijs zal moeten veranderen wil het totale aanbod (van tabel 5.1) daadwerkelijk gebruikt worden in de sec-tor.

Voor de meeste gebieden is uitgegaan van inwisselbaarheid van de grond. Ongeacht de herkomst is de grond met andere woorden geschikt voor aanwending op zowel melkveehouderij- als op akkerbouwbedrijven. Voor de beide veenweidegebieden is van die aanname afgeweken. Op basis van de bo-demgesteldheid is grasland ongeschikt voor gebruik in de akkerbouw.

In tabel 6.1 wordt op regionaal niveau de evenwichtsprijs en de be-stemming van de grond gegeven. Analoog aan de berekeningen in het onder-zoek Regionale Grondbalansen is bij de toekenning van extra grond aan de bedrijven verondersteld dat maximaal 15 hectare per bedrijf opgenomen mag worden. De berekeningen op bedrijfsniveau voor de gespecialiseerde melk-veehouderij en akkerbouw geven aan dat de grondprijzen over het algemeen ten opzichte van de situatie in 1989 zullen stijgen. De afvlakking van de huidige regionale grondprijsverschillen van de basisvarianten van het on-derzoek Regionale Grondbalansen wordt niet geconstateerd. Eerder wordt een duale ontwikkeling waargenomen van enerzijds stijgingen van de grondprijs

in met name de zand- en veenweidegebieden en anderzijds dalingen in de grondprijs in gebieden die van oudsher door de akkerbouw worden over-heerst.

Tabel 6.1 Overzicht van de deelmarkten grasland zonder quotum en bouwland

naar de evenwichtsprijs in guldens, de prijsverander ing ten op-zichte van het huidige niveau en de bestemming bij de even-wichtsprijs Regio NZK HYP ZZK RK LOG NW WW NZ OZ CZ ZZ-0 ZZ-W VK ONH OZH NED Even« gras-land r.prijs bouw-land z.quot. 31.400 24.400 27.300 38.000 30.100 38.000 48.800 36.300 48.700 42.000 51.200 51.200 18.800 31.400 24.400 27.300 38.000 30.100 38.300 54.900 36.300 48.700 42.000 51.200 51.200 18.800 „ -+ -+ + . + , + + + + -geen grond geen grond Prijsverschil gras-land z.quot 1.750 9.600 3.300 4.600 4.000 7.800 11.100 12.000 6.100 5.000 4.200 4.600 2.100 beschi beschi bouw-land + 4.250 - 2.750 - 6.200 - 1.600 -12.500 + 9.400 +20.400 +14.400 + 9.500 + 3.700 + 400 + 3.400 - 3.200 kbaar kbaar Bestemming gras-land z.quot 6.828 5.070 4.038 6.932 2.967 7.183 3.113 19.471 13.968 3.387 6.338 6.011 3.570 88.876 bouw-land • 3.056 8.149 18.578 10 2 168 0 0 0 0 0 0 5.680 35.643 Prijsverschil tov n a ^ m i r _ K a g z _ -+ -+ -+ + -rasl. .quot. 4.900 12.300 15.600 4.900 5.000 4.900 4.000 100 4.000 2.700 6.400 6.400 700 «s 1 ewfl T* •3 JL *3 V d i. • bouw-land - 4.900 -12.300 -15.600 - 4.900 - 5.000 400 0 100 + 4.000 - 2.700 + 6.400 + 6.400 700

Bron: Lineaire Programmering, De Hoop/Schrteider, LEI-DLO.

(14)

Voor een evaluatie van de resultaten van de "meest waarschijnlijke variant" lijken de variant prijsdaling en de variant extensivering het meest in aanmerking te komen, daar de verschillen met de natuur-basisva-riant in uitgangspunten aanzienlijk zijn. Ten opzichte van de gepresen-teerde resultaten van de variant extensivering (tabel 7.14 in Onderzoek-verslag 83) zijn de verschillen gering en lijken met name het gevolg te zijn van de in de berekening geïntegreerde prijsdalingen. Ten opzichte van de natuur-basisvariant is in gebieden met het accent op de melkveehouderij een stijging van de grondprijs te zien. In gebieden die overheerst worden door de akkerbouw is het effect op de grondprijs onduidelijker en met name het gevolg van verschillen in het regionale bouwplan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

"Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?" vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: "Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

"Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren", verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

"Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

het ontwerpbestemmingsplan “appartementencomplex Tynaarlosestraat 21-27 te Vries” vast te stellen en in het kader van de uniforme openbare

kostenverhaal reeds is verzekerd middels een in de (ver)koopovereenkomst opgenomen clausule (over betaling van alle plan- en overige kosten door de ontwikkelaar Woonborg);. Vries,

overwegende dat het bestemmingsplan "Woning Groningerweg 69 te Eelderwolde” vanaf 17 juli 2009 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen;.

de nota zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan ‘Aan huis verbonden beroepen en bedrijven’ vast te stellen en ten aanzien van de ingediende zienswijzen te handelen zoals onder 1 tot en