• No results found

Kan aantal bespuitingen tegen bladvlekkenziekten in groenselderij omlaag? : minder spuiten tegen bladvlekkenziekte

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kan aantal bespuitingen tegen bladvlekkenziekten in groenselderij omlaag? : minder spuiten tegen bladvlekkenziekte"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kan aantal bespuitingen tegen bladvlekkenziekte in groenselderij omlaag]

?

dr.ir. H.T.A.M. Schepers en ing. R. Meier, PAV-Lelystad

Om een goede kwaliteit te garanderen, moet de

bladvlekkenziekte in groenselderij intensief preventief worden

bestreden met chloorthalonil. Omdat nieuwe fungiciden voorlopig niet in groenselderij zullen worden

toegelaten, is gekeken of

chloorthalonil effectiever kan worden ingezet. Door de

temperatuur en relatieve

luchtvochtigheid in het gewas te

meten, is het TOMCAST-systeem in staat om de ziekte beter en soms met minder bespuitingen te bestrijden in vergelijking met een systeem waarin iedere twee weken wordt gespoten.

Bladvlekkenziekte veroorzaakt door de schimmel Septoria apiicola is al jaren lang een groot probleem in

groenselderij. Om in de herfst een hoge kwaliteit te kunnen leveren, wordt het fungicide chloorthalonil (onder andere Daconil) in een strak preventief spuitschema toegepast. Bijkomend probleem is dat Daconil een veiligheidstermijn heeft van vier weken; dit betekent dat er vier weken vóór de oogst niet mag worden ge-spoten. Bijna de gehele inzet van fun-giciden in groenselderij komt voor rekening van de bestrijding van

Septoria apiicola. Doel van dit

on-derzoek is om na te gaan of er (1) be-tere (curatieve) fungiciden zijn, en of (2) chloorthalonil effectiever kan worden toegepast, gebruikmakend van de kennis van de invloed van

weersomstandigheden op de ontwik-keling van de schimmel. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het be-slissingsondersteunende systeem TOMCAST.

De werking van een aantal nog niet toegelaten fungiciden tegen S.

apii-cola is getest door ze op kunstmatige

media en op kasplanten in contact te brengen met de schimmel. Met een

aantal fungiciden dat in deze proeven werkzaam was, is in 1994 een tweetal veldproeven uitgevoerd op de proef-tuinen te Breda en Zwaagdijk.

Het onderzoek waarin gekeken werd naar het effectiever inzetten van

chloorthalonil met behulp van de weersomstandigheden is uitgevoerd op de proeftuinen te Breda, Lelystad, Meterik en Zwaagdijk gedurende

1995-Î 997. De proeven zijn aange-legd als blokkenproef in vier herha-lingen met bruto veldjes van 10-15 m2. In alle veldproeven is eind juni/begin-medio juli steeds het ras Darklet of Claret uitgeplant. Omdat bij een na-tuurlijke infectie de aantasting erg pleksgewijs op kan treden, is ervoor gekozen om rijen met selderijplanten kunstmatig te besmetten. Op deze manier wordt een egale besmetting verkregen, waardoor verschillen in behandelingen beter kunnen worden waargenomen. De kunstmatige be-smetting vond in 1995 plaats rond eind augustus/begin september. In

1996 en 1997 werd medio augustus

kunstmatig besmet. De planten wer-den besmet door ze te bespuiten met een sporensuspensie die verkregen was door gedroogde aangetaste blade-ren in water te laten weken.

Met een proefveldspuit werden de planten bespoten met 3,75 liter

Daconil 500 vloeibaar per ha volgens verschillende systemen (zie tabel 1). TOMCAST is een beslissingsonder-steunend systeem dat ontwikkeld is in de USA en Canada en dat, op basis van temperatuur en relatieve lucht-vochtigheid gemeten in het gewas, aangeeft of er gespoten moet worden. Temperatuur en relatieve luchtvoch-tigheid worden continu gemeten door een thermohygrograaf die in het ge-was is geplaatst. De aantasting van het blad is regelmatig beoordeeld. In

1996 en 1997 zijn ook oogstbepalin-gen uitgevoerd.

Het onderzoek in laboratorium en kas alsmede op het veld leverde een aan-tal fungiciden op dat redelijk tot goed werkzaam was tegen Septoria

apii-cola. Ook waren er enkele fungiciden

bij met een (beperkte) curatieve wer-king. Deze fungiciden zijn in

Nederland toegelaten voor de bestrij-ding van schimmelziekten in allerlei

1995 1996 1997

systeem BR LE ZW LE ME LE ME

O - onbehandeld

A - elke 14 dagen vanaf besmetten

B - elke 14 dagen gedurende gehele teelt C - volgens TOMCAST vanaf besmetten

D - volgens TOMCAST gedurende gehele teelt

0 5 * 6 * 0 4 * 5 * 0 5 * 5 * 0 4 * 2 * 0 4 * 3 * 0 4 5 4 5 0 3 6 3 4

Met een * is aangegeven dat dit systeem in dat jaar op die locatie niet is beproefd.

Tabel 1. Aantal bespuitingen met Daconil 500 vloeibaar bij de bestrijding van Septoria apiicola in groenselderij met diverse systemen in de proeftuinen Breda (BR), Lelystad (LE), Meterik (ME) en Zwaagdijk (ZW) 1995-1997.

(2)

Door Septoria kan groenselderij volledig te gronde gaan.

gewassen, maar niet in groenselderij. Uiteindelijk bleek geen enkele firma in gewasbeschermingsmiddelen be-reid om een toelating aan te vragen voor groenselderij. De te verwachten omzet in het kleine gewas groenselde-rij woog niet op tegen de kosten van een dergelijke uitbreidingsaanvraag en het daaraan gekoppelde

(residu)onderzoek. Nadat dit duidelijk was geworden, is het onderzoek aan deze fungiciden niet verder voortge-zet. Wellicht dat met geld van het Fonds Kleine Toepassingen, dat in

1999 van start gaat, alsnog gewerkt kan worden aan een toelating van een nieuw fungicide voor groenselderij. Het aantal bespuitingen met Daconil in de diverse systemen, is weergege-ven in tabel 1. Hierna volgt per loca-tie en per proef een korte beschrijving van de ziekte-ontwikkeling in de di-verse systemen.

Zwaagdijk 1995

Vanaf 18 september was de eerste aantasting in de besmettingsrijen te zien. De onbehandelde veldjes wer-den daarna volop aangetast. De

veld-jes die behandeld zijn volgens sys-teem A en C bleven niet helemaal vrij van aantasting. Tot het eind van het seizoen werd er echter slechts een lichte aantasting waargenomen. Ondanks de (kunstmatige) zware ziektedruk hebben beide systemen met vijf bespuitingen de ziekte goed in toom gehouden.

Breda 1995

Vanaf 15 september waren de be-smettingsrijen zichtbaar ziek, maar buiten deze rijen waren ook al veel

planten aangetast door een natuurlijke ziektedruk. De "preventieve" bespui-tingen met Daconil in systeem A en C startten pas nâ de kunstmatige be-smetting. Omdat er toen al op diverse plaatsen een natuurlijke aantasting aanwezig was, was dit dus feitelijk te laat. Dit kwam ook tot uitdrukking in de mate van aantasting in de syste-men A en C. Terwijl de onbehandelde veldjes zeer zwaar werden aangetast, konden de systemen A en C de aan-tasting slechts beperken tot respectie-velijk matig en zwaar. De sterke na-tuurlijke aantasting in deze proef maakte het niet mogelijk om de twee

preventieve systemen met elkaar te vergelijken.

Lelystad 1995-1997

Op 2 oktober 1995 waren de besmette rijen duidelijk ziek. Daarna werden de onbehandelde veldjes flink aange-tast. De veldjes die behandeld zijn volgens systeem A en C bleven niet helemaal vrij van aantasting. Tot het eind van het seizoen werd er echter slechts een lichte aantasting waarge-nomen. Ondanks de (kunstmatige) zware ziektedruk hebben beide syste-men de ziekte goed in toom gehou-den. TOMCAST adviseerde één be-spuiting meer in vergelijking met het tweewekelijkse systeem.

Vanaf 2 september 1996 konden in de besmette rijen duidelijk bladvlekken worden waargenomen. In het tweewe-kelijkse systeem werd vier keer ge-spoten. Dit resulteerde in een uitste-kende bestrijding; slechts heel weinig vlekjes ontwikkelden zich. In het

TOMCAST-systeem werd slechts twee keer gespoten, hetgeen er na half oktober ook toe leidde dat Septoria zich in deze veldjes matig kon ont-wikkelen. Bij de oogst konden in

(3)

sys-Lelystad 1997

systeem

O - onbehandeld

A - elke 14 dagen vanaf besmetten

B - elke 14 dagen gedurende gehele teelt C - volgens TOMCAST vanaf besmetten

D - volgens TOMCAST gedurende gehele teelt

mate van aantastin

12/9 4,0 0,6 0,2 0 lt 0 17/9 6,5 2,3 0,9 0 0,2 29/9 23,5 13,8 1,5 0,2 0,2 tg (%) gewicht bij oogst (g) 14/10 20/10 56,0 20,9 12,9 0,5 0,5 56,0 18,2 10,3 3,4 2,6 28/10 0 844 884 813 842

Tabel 2. Bladoppervlak (%) aangetast door Septoria apiicola en gemiddeld gewicht (gram) van veilbare kroppen groenselderij die gespoten zijn met Daconil vol-gens diverse systemen in 1997 in Lelystad.

Meterik 1997

systeem

O - onbehandeld

A - elke 14 dagen vanaf besmetten

B - elke 14 dagen gedurende gehele teelt C - volgens TOMCAST vanaf besmetten

D - volgens TOMCAST gedurende gehele teelt 0,6

mate van aantasting (%)

22/9 24/9 23,5 29,0 4,6 7,2 0,6 3,7 0,6 3,7 lt 0,6 0,5 30/9 50,5 12,9 2,3 2,3 0,6 6/10 50,5 15,5 3,7 1,5 0,6 gewicht bij oogst (g) 16/10 * 547 652 611 667

Tabel 3. Bladoppervlak (%) aangetast door Septoria apiicola en gemiddeld gewicht (gram) van veilbare kroppen groenselderij die gespoten zijn met Daconil vol-gens diverse systemen in 1997 in Meterik.

teem A dan ook bijna allemaal klasse I-kroppen worden geoogst; bij sys-teem C vooral klasse II.

In 1997 zijn op 12 augustus de infec-tierijen besmet. Twee weken later wa-ren de symptomen zichtbaar. De mate van aantasting en gewichten van veil-bare kroppen zijn weergegeven in ta-bel 2. De beide TOMCAST-systemen laten een betere bestrijding van de ziekte zien; de kwaliteit van de krop-pen is bij alle systemen min of meer gelijk.

Meterik 1996-1997

In 1996 verschenen de eerste ziekte-symptomen 14 dagen na de kunstma-tige besmetting op 2 september. Met vier bespuitingen beperkte het twee-wekelijkse systeem de aantasting erg goed. TOMCAST adviseerde de eer-ste bespuiting vier dagen later. Dit was in deze proef te laat want

Septoria kon zich uitbreiden tot een matige aantasting. Na het verwijderen van de aangetaste bladeren waren de geoogste kroppen van systeem A zwaarder dan die van systeem C. In 1997 verschenen de eerste

blad-vlekken op de besmettingsrijen zelfs al 11 dagen na besmetting op 25 au-gustus. De mate van aantasting en de gewichten van veilbare kroppen zijn weergegeven in tabel 3. De beide

TOMCAST-systemen bestrijden de ziekte beter dan de tweewekelijkse systemen. Ook de opbrengsten zijn vergelijkbaar of beter dan die van de tweewekelijkse systemen.

Het eerste doel van het onderzoek was om na te gaan of er betere (cura-tieve) fungiciden zijn voor de bestrij-ding van Septoria apiicola. Uit het onderzoek komen diverse fungiciden naar voren met een goede werking. Deze fungiciden zijn veelal (locaal) systemisch en soms ook (gedeeltelijk) curatief en kunnen de ziekte beheer-sen met minder actieve stof per hec-tare dan chloorthalonil. Bij het

be-schikbaar komen van deze fungiciden voor de bestrijding van Septoria

apii-cola in groenselderij zou de inzet van

fungiciden kunnen worden verlaagd. Probleem is echter dat de gewasschermingsmiddelenfirma's niet

be-reid zijn in dit onderzoek te investe-ren omdat de te verwachten inkom-sten te gering zijn.

Het tweede doel van het onderzoek was nagaan of het preventieve fungi-cide chloorthalonil effectiever kan worden ingezet. Hiertoe is het beslis-singsondersteunende systeem TOM-CAST in een aantal veldproeven ge-test. Dit systeem is in de USA en

Canada in eerste instantie ontwikkeld voor de bestrijding van ziekten in to-maat; daarna is het ook toegepast in selderij. Het systeem kent aan iedere dag een ziektecijfer toe aan de hand van de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid in het gewas.

Tijdens de ontwikkeling van het sys-teem zijn voor de eerste bespuiting (40 ziektecijfers na planten) en voor de vervolgbespuitingen (20 ziektecij-fers) drempelwaarden vastgesteld. Vanwege het nogal grillige optreden van Septoria apiicola is besloten om in alle proeven rijen planten kunstma-tig te besmetten. Dit is goed gelukt en heeft steeds geleid tot een zeer zware ziektedruk in de proef. Een dergelijke zware ziektedruk zal onder praktijk-omstandigheden niet zo gauw optre-den. De mate van aantasting in de systemen moet dus ook in dat licht worden gezien.

In 1995 en 1996 zijn de preventieve bespuitingen pas begonnen nadat de kunstmatige besmetting had plaatsge-vonden. In het tweewekelijkse sys-teem werd veelal één week na de kunstmatige besmetting begonnen met spuiten; dit was dus voordat de eerste symptomen op de besmette

rijen zichtbaar waren. Bij TOMCAST was er voor gekozen om na de kunst-matige besmetting te beginnen met het verzamelen van ziektecijfers en bij 20 de eerste bespuiting te advise-ren. Dit was meestal later dan bij het tweewekelijkse systeem en soms wa-ren de eerste ziektesymptomen in de besmettingsrijen op dat moment al zichtbaar. Deze late eerste bespuiting bij het TOMCAST-systeem is er

waarschijnlijk debet aan dat, in drie van de vijf proeven uitgevoerd in

1995 en 1996, de bestrijding bij TOMCAST tegenviel. In de andere twee proeven was de bestrijding met TOMCAST wel goed. Het aantal

(4)

be-Veldproef op proeftuin in Zwaagdijk met flink aangetaste besmettingsrijen.

spuitingen in deze proeven was met TOMCAST niet minder.

In 1997 is daarom gekozen voor een proefopzet waarin ook het tweeweke-lijkse schema en TOMCAST gedu-rende de gehele teelt werden toege-past. Bovendien werd in de systemen die pas begonnen na de kunstmatige besmetting de eerste bespuiting me-teen toegepast. Daarmee werd er voor gezorgd dat zowel bij het tweeweke-lijkse systeem als bij TOMCAST de eerste bespuiting preventief was. In deze proeven zijn de laatste bespuitin-gen vier weken vóór de oogst uitge-voerd. Dit is conform de veiligheids-termijn zoals die op het etiket staat. De proeven in Lelystad en Meterik toonden aan dat bij gebruik van

TOMCAST gedurende de gehele teelt of vanaf besmetten, een betere bestrij-ding van Septoria mogelijk was in vergelijking met de tweewekelijkse spuitschema's. In Lelystad adviseerde TOMCAST evenveel bespuitingen als in de tweewekelijkse schema's. De dagen waarop in TOMCAST werd gespoten, waren echter andere dagen dan in de vaste tweewekelijkse

sche-ma's. Gezien de betere bestrijding van Septoria heeft TOMCAST deze

(kritische) dagen goed bepaald. In Meterik bestreed TOMCAST met vier gerichte bespuitingen de ziekte beter dan zes tweewekelijkse bespui-tingen.

Chloorthalonil is het belangrijkste preventieve fungicide waarmee

Septoria apiicola in groenselderij kan

worden bestreden. In dit project is aangetoond dat er andere fungiciden zijn die de ziekte effectief kunnen be-strijden met minder actieve stof.

Doordat de toelating van middelen in kleine gewassen stagneert, zal de ko-mende jaren chloorthalonil het enige fungicide in groenselderij blijven. In het tweede deel van het project is aan-getoond dat er mogelijkheden zijn om chloorthalonil effectiever in te zetten tegen Septoria apiicola. Als de tem-peratuur en de relatieve luchtvochtig-heid in het gewas worden gemeten, geeft dit een mogelijkheid om met be-hulp van een beslissingsondersteu-nend systeem zoals TOMCAST, de

bespuitingen beter te timen. Dit heeft een betere bestrijding tot gevolg en kan afhankelijk van de weersomstan-digheden in een seizoen leiden tot het besparen van één of twee bespuitin-gen in vergelijking met een tweewe-kelijks schema. Op verzoek van knol-selderij-telers beproeft Opticrop het TOMCAST systeem op kleine schaal in de praktijk. Wellicht dat deze ont-wikkeling ook voor groenselderij van belang kan zijn.

(5)

Voor mechanische onkruidb e strijding in de rij is meer onderzoek vereist

p i j l l o i JF% M ^% wm

If W i j i l igr niiiiir I % p ü

P.O. Bleeker en dr. ir. R.Y. van der Weide, PAV-Lelystad

Vooral in de kleinere gewassen verdwijnen steeds meer middelen voor de chemische

onkruidbestrijding terwijl nieuwe toelatingen zeldzaam zijn. Een aanvullende mechanische

onkruidbe strijding zal in de toekomst derhalve weer belangrijker worden. In de meeste gewassen is tussen de rijen veel mogelijk. Het probleem is vaak het onkruid in de rij. Met de volvelds-onkruideggen kan in een aantal gewassen zeker een redelijke onkruidbe strijding worden

verkregen, soms ten koste van enige gewasbeschadiging. Er zijn echter machines ontwikkeld die nieuwe mogelijkheden bieden en in

meerdere gewassen ingezet kunnen worden met minder kans op

beschadiging dan bij eggen.

Door aanvullende milieuvragen en -eisen zal in de komende jaren een

aantal toelatingen voor de chemische onkruidbestrijding in groenten

ver-dwijnen (tabel 1). Nieuwe toelatingen voor kleine gewassen zijn vaak eco-nomisch niet aantrekkelijk voor de

chemische gewasbeschermingsindus-trie en slechts beperkt haalbaar.

Aanvullende mechanische onkruidstrijding wordt daardoor steeds

be-langrijker om de strijd tegen het on-kruid in de groentegewassen aan te gaan. Naast de gebruiksmogelijkhe-den van de eg en de schoffel in

di-verse groenten, dienen de mogelijkhe-den te wormogelijkhe-den onderzocht van een

aantal nieuwe machines die ook in de gewasrij werken.

Onderzoek

Sinds 1997 worden op het PAV de mogelijkheden onderzocht van

nieuwe betaalbare machines voor on-kruidbestrijding in de rij. Vanuit

Duitsland is de vingerwieder gehaald en vanuit Zweden de torsiewieder. In

1997 werden de mogelijkheden voor de eg en de schoffel in geplante prei en in ijsbergsla nader onderzocht en werd oriënterend in diverse gewassen de vingerwieder uitgeprobeerd. In

1998 is in de onkruidbestrijdingsproe-ven in geplante prei en ijsbergsla een aantal veldjes behandeld met de vin-gerwieder en de torsiewieder en werd met beide machines op een aantal

praktijkbedrijven ervaring opgedaan. De vingerwieder van de Firma Kress (zie foto) bestaat uit een ijzeren schijf voorzien van ijzeren pennen van

on-geveer 4 cm aan de rand met daarop rubberen vingers van 9 cm. Onderaan de schijf zitten ijzeren pennen van on-geveer 6 cm die tijdens de bewerking in de grond steken. Deze ronde schijf is onder een bepaalde hoek aan een steel bevestigd. De pennen onderaan de schijf zorgen voor de aandrijving. De rubberen vingers lopen door de gewasrij en gooien klein onkruid en wat grond uit de rij.

De torsiewieder van de firma

Moteska (zie foto) werkt op een heel andere manier. Deze wieder bestaat uit twee verende ijzeren pennen van

10 mm doorsnee die door de grond slepen (liefst zo dicht mogelijk bij de gewasrij instellen). Door de rijsnel-heid en het veren van de pennen

wordt de grond los gewerkt zelfs tot in de rij. Klein onkruid dat daar

groeit, wordt ontworteld en gedood. De vingerwieder kost ongeveer 1100 gulden per gewasrij en de torsiewie-der ongeveer 150 gulden per gewas-rij. De kosten voor aanpassing van de schoffelmachine komen daar nog bij.

Voorlopige resultaten

De eerste ervaringen in 1997 en 1998 leerden dat er veel mogelijk is met beide nieuwe machines in vergelij-king met de eg en de schoffel. In

1997 werd de vingerwieder uitgepro-beerd in geplante knolselderij en ge-plante zaaiuien (kluitge-planten 4 cm) op zware grond. Het resultaat was goed.

middel desmetryn (Semeron) chloorbromuron (Maloran) cyanazin (Bladex) methabenzthiazuron(Tribunil) prometryn/simazin (Camparol) dinoterp (Herbogil)

toegelaten in onder andere

koolgewassen wortelen, selderij prei, erwt, tuinboon prei, tuinboon prei, aardappel boon, erwt toegelaten tot 17-03-1999 01-10-1998 01-01-1998 01-12-1997 01-05-1999 01-07-1998

opgebruik termijn tot

01-01-2000 01-10-2000 01-01-1999 01-01-2000 01-05-2001 01-07-1999

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verslag van de Normen Advies Commissie zondag 25 mei 2003 bij het Centraal Schriftelijk Examen VWO SK1, eerste tijdvak

[r]

− Wanneer een juiste beschrijving van het verkrijgen van dragonextract wordt gevolgd door een beschrijving van het concentreren van het extract (bijvoorbeeld: ‘laten inkoken’

8.1 Het schoonhouden van een grafsteen kan, op grond van eerdere verordeningen voor gemeentelijke begraafplaatsen door de rechthebbende worden overgedragen aan de gemeente. 8.2

A phenomenon whereby a compound changes color when dissolved in solvents with different polarities, either by a change in the absorption or emission spectra of the

Om te komen tot een voldoende onderbouwd forfait moeten nieuwe empirische gegevens worden verzameld over de P-vastlegging in opfokzeugen, waarbij rekening wordt gehouden met

Firstly, the aim of the basic model is to capture the basic topology of a PON in an ILP, solve it to optimality for a number of simple datasets and verify that the model

Although contours do not present as clear a visual picture of the earth’s surface as, for example, hill shading or other modem 3D terrain representation methods