• No results found

Behandelintegriteit en effectiviteit van oudercursussen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Behandelintegriteit en effectiviteit van oudercursussen"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Bachelorscriptie Pedagogische wetenschappen

“Behandelintegriteit en effectiviteit van oudercursussen”

Susan Vromans (6066151) Begeleider: Dr. Patty Leijten

Datum: 24-03-2014 Aantal woorden: 5525

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

Behandelintegriteit in het protocol ... 6

Methode ... 8

Kenmerken van effectstudies ... 9

Elementen van behandelintegriteit in effectstudies ... 11

Effectgroottes ... 16

Discussie ... 19

Referentielijst: ... 23

Abstract

In dit literatuuronderzoek is onderzocht welke elementen van behandelintegriteit relevant zijn in effectiviteitsonderzoek naar oudercursussen gericht op het verminderen van

probleemgedrag bij kinderen tot 12 jaar. Tevens is onderzocht of een hogere mate van behandelintegriteit van deze elementen bijdragen aan een hogere effectiviteit van de interventies. Uit de resultaten blijkt dat dit alleen het geval is voor de elementen achtergrond van de behandelaar, behandeltrouw en manier van evalueren. Vervolg onderzoek is nodig om te bepalen of een hogere mate van behandelintegriteit binnen de verschillende elementen van

(3)

3

Inleiding

Kinderen met gedragsproblemen hebben een verhoogd risico om ook problemen te ontwikkelen op allerlei andere gebieden, zoals sociaal contact, leerprestaties en zelfbeeld (Patterson, DeBaryshe, & Ramsey, 1898; Campbell, Shaw, & Gilliom, 2000). Het is daarom wenselijk om probleemgedrag bij kinderen zo vroeg mogelijk aan te pakken (Bongers, Koot, Ende, & Verhulst, 2004). In de aanpak van probleemgedrag bij kinderen zijn oudercursussen veelbelovend (Lundahl, Risser, & Lovejoy, 2006; Piquero, Farrington, Welsh, Tremblay, & Jennings, 2009).

De grootste positieve effecten worden gevonden bij oudercursussen die gedrag van de ouder(s) beogen te veranderen (Kaminski, Valle, Filene, & Boyle, 2008). Vanwege deze positieve effecten zijn er de afgelopen jaren een hoop verschillende oudercursussen ontwikkeld en op de markt gebracht gericht op het verminderen van gedragsproblemen bij kinderen (Maag & Katsiyannis, 2009). Deze cursussen gaan ervan uit dat het probleemgedrag bij het kind voortkomt uit en/of in stand gehouden wordt door een negatief interactiepatroon tussen de ouders en het kind (Wierson & Forehand, 1994). Deze cursussen proberen het probleemgedrag van het kind te verminderen door ouders te trainen om gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te ontmoedigen. Er is consistent bewijs dat dit type oudercursus effectief is in de behandeling van kinderen met externaliserend probleemgedrag (Kaminski et al., 2008; Maughan, Christiansen, Jenson, Olympia, & Clark, 2005; Piquero, Farrington, Welsh, Tremblay, & Jennings, 2009).

Binnen onderzoek naar de effectiviteit van oudercursussen, komt steeds meer aandacht voor behandelintegriteit (Gielen, 2008; McLeod, Southam-Gerow, & Weisz, 2009). Met behandelintegriteit wordt bedoeld dat een interventie wordt uitgevoerd zoals de ontwikkelaar ervan beoogde. Immers, alleen als de interventie uitgevoerd is als bedoeld

(4)

4 kunnen veranderingen bij de participanten toegeschreven worden aan de originele interventie (Carroll et al., 2007). Binnen behandelintegriteit worden vijf elementen onderscheiden. De Werkgroep Behandelintegriteit van de National Insitutes of Health Behavior Change Consortium (NIH BCC) is op basis van literatuuronderzoek tot deze vijf elementen gekomen. Het eerste element dat wordt onderscheiden is het design: de intensiteit van de interventie moet worden bijgehouden en hetzelfde zijn voor alle participanten onder de behandelconditie. Het tweede element is de behandelcompetentie, hierbij gaat het om de mate waarin de uitvoerder van de interventie over de kennis en vaardigheden beschikt om de kernelementen van de interventie over te brengen (Boendermaker, 2012). Dit component kan gewaarborgd worden door de uitvoerders voorafgaand aan de interventie een training te laten volgen. Het derde element is behandeltrouw, hierbij gaat het erom dat de uitvoerder de kernelementen van de interventie ook daadwerkelijk gebruikt. Supervisie en het laten bijhouden van een logboek door de uitvoerder zijn middelen om de behandeltrouw te verhogen (Bellg et al., 2004). Het vierde element is deelnemerservaring. Hierbij gaat het om de controle of de deelnemers de interventie als nuttig hebben ervaren en of zij zich er daardoor wel voor hebben ingezet (Carroll et al., 2007). Dit kan bijvoorbeeld onderzocht worden door tijdens en/of na de interventie de mening van de ouders te pijlen over de interventie. Het vijfde element is tot slot: evaluatie, waarin wordt onderzocht of de deelnemers aan de interventie het geleerde ook daadwerkelijk toepassen in hun dagelijkse leven (Bellg et al., 2004). Follow-up metingen of gedragsvragenlijsten zijn middelen om dit element te meten.

Het is van belang dat er meer bekend wordt over de rol die behandelintegriteit speelt in de effectiviteit van oudercursussen. Kennis over de invloed van behandelintegriteit op de effectiviteit van oudercursussen kan binnen de wetenschap leiden tot betere inzichten in de betrouwbaarheid van onderzoeksresultaten. De invloed van factoren buiten de interventie zijn

(5)

5 dan namelijk zo klein mogelijk gehouden. Dat wil in het geval van oudercursussen zeggen dat veranderingen in het gedrag van de ouders en/of kinderen komen door de interventie, en niet door bijvoorbeeld het opleidingsniveau van de trainer. Tevens Daarvoor is het wenselijk dat er inzicht komt in de elementen van behandelintegiteit die bijdragen aan een hogere effectiviteit van oudercursussen. Ontwikkelaars van interventies kunnen dan gebruik maken van de kennis over behandelintegriteit om hun eigen behandeling verder te verbeteren. Een hogere mate van behandelintegriteit hangt namelijk vaak samen met een verhoogde effectiviteit van de interventie (Lipsey & Wilson, 2001). Het is met een behandelintegere interventie namelijk makkelijker om te onderzoeken welke onderdelen van de behandeling werkzaam zijn en welke niet (Bellg et al., 2004). Voor de beroepspraktijk betekent kennis over het maximaliseren van de behandelintegriteit, dat de kans groter is dat professionals dezelfde effecten behalen met de behandeling als uit onderzoekresultaten bleek. Zij kunnen namelijk dezelfde richtlijnen volgen als de uitvoerders van de interventie. Ook wordt het voor trainers hierdoor inzichtelijker waarom bepaalde onderdelen in de behandeling zitten en wordt reflectie op het eigen handelen gestimuleerd.

Dit literatuuronderzoek richt zich op de behandelintegriteit van oudercursussen, te weten: Incredible Years (IY), Positive Parenting Program (Triple P),

Parent-Child-Interaction-Therapy (PCIT) en Parent Management Training–Oregon Model (PMTO),

omdat dit bewezen effectieve oudercurssusen zijn en omdat er naar deze oudercursussen veel onderzoek is gedaan. Het doel van deze studie is om erachter te komen met welke van de vijf

elementen van behandelintegriteit rekening wordt gehouden in effectonderzoek naar oudercursussen, en of een hogere mate van behandelintegriteit van deze elementen leidt tot een hogere effectiviteit van de interventie.

(6)

6

Behandelintegriteit in het protocol

Behandelintegriteit heeft de afgelopen jaren een belangrijke plaats ingenomen bij de ontwikkeling van behandelingen. Als gevolg hiervan hebben veel populaire behandelingen een strikt omschreven protocol waaraan gehouden moet worden. Dit geldt ook voor de oudercursussen IY, Triple-P, PCIT en PMTO. Een aantal van de vijf elementen van behandelintegriteit zijn in de protocollen van deze oudercursussen opgenomen.

Het element design komt niet expliciet in de handleidingen van de oudercursussen naar voren. Hierbij moet opgemerkt worden dat de scheidslijn tussen wat onder het element design valt en wat onder behandeltrouw niet heel duidelijk is. Toch is het belangrijk om hier wel expliciet aandacht aan te besteden. De effectiviteit van een training wordt namelijk ook beïnvloed door de intensiteit ervan.

Het element behandelcompetentie wordt bij IY ondervangen door behandelaars een training van drie dagen te laten volgen. Ingangseis voor de training is werkervaring in de dienstensector. De behandelaar wordt geaccrediteerd als daarnaast minstens twee complete cursussen zijn gegeven, er is meegedaan aan aanvullende workshop en de behandelaar positief wordt beoordeeld (Increadible Years, 2014). De training van Triple P duurt 2 tot 3 dagen. Ingangseis is minimaal een mastergraad in het onderwijs of klinische psychologie (Triple P, 2014). Accreditatie door Triple P volgt na een aantal maanden. De training van PCIT duurt 5 dagen, en de behandelaar voert vervolgens onder supervisie minimaal twee casussen uit. Ingangseis is eerdere training in cognitieve-gedragstherapie, kind-gedragstherapie en therapeutische vaardigheden. De training van PMTO duurt 18 dagen, waarna de behandelaar minimaal 3 gezinnen begeleid moet hebben om voor certificering in aanmerking te komen. In de fase naar certificering toe worden alle sessies door de behandelaar opgenomen en nagekeken.

(7)

7 Het element behandeltrouw wordt in IY gewaarborgd door het gebruik van handleidingen, gestandaardiseerd videomateriaal en gestandaardiseerd studiemateriaal voor de ouders. Het wordt sterk aangeraden om ook aan peer-feedback te doen en om gebruik te maken van de ‘Groepsproces-checklist’. Tevens is er een zelfevaluatievragenlijst beschikbaar. In Triple P wordt de behandeltrouw gemonitord door een gestandaardiseerde handleiding en gestandaardiseerd studiemateriaal. Ook wordt de behandelaar geacht na elke sessie een betrouwbaarheidschecklist in te vullen. (Peer)supervisie is ook een verplicht onderdeel in Triple P. In PCIT is er een uitgebreide checklist die behandelaars kunnen gebruiken (Eyberg, 1999). Ook wordt aanbevolen om, in ieder geval vlak na het afronden van de training, wekelijks supervisie te ontvangen. In PMTO blijft peer- en externe supervisie regelmatig plaatsvinden na certificering. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een speciaal voor behandelintegriteit ontwikkeld instrument: Fidelity of Implementation Rating System.

Deelnemerservaring wordt in IY optioneel onderzocht door middel van een

oudertevredenheidsvragenlijst (Increadible Years, z.d.). Ook wordt als onderdeel van het programma na elke sessie aan ouders gevraagd om een evaluatie van de sessie te geven. Voor PCIT is eveneens een tevredenheidsenquête voor ouders beschikbaar (PCIT, 1974). In de omschrijving van Triple P en PMTO is dit element niet teruggevonden.

Het element Evaluatie komt in IY niet duidelijk aan bod. Triple P schrijft alleen een voormeting voor. PCIT biedt de meest uitgebreide vorm van evaluatie. Volgens het protocol worden er tijdens elke sessie twee instrumenten afgenomen om de voortgang van de behandeling te bepalen (PCIT, 2014). PMTO biedt richtlijnen voor middelen om voortgang te meten. (Department of Education, z.d.).

(8)

8

Methode

In deze literatuurstudie is van 33 onderzoekspublicaties bekeken welke elementen van behandelintegriteit er vermeld worden en wat de gevonden effectgroottes van de oudercursussen zijn. Een vereiste voor opname in het overzicht was dat externaliserend probleemgedrag bij het kind een van de uitkomstmaten moet zijn, omdat de oudercursussen er uiteindelijk op gericht zijn om dit te verbeteren. Alleen artikelen gepubliceerd in het Engels vanaf het jaar 2000 zijn bekeken, omdat het gebruik van recentere onderzoeksresultaten een grotere relevantie hebben voor het werkveld. De artikelen zijn gevonden in de databanken van Taylor & Francis Online, ERIC, Elsevier, CrossRef, Wiley Online Library, Oxford Journals, PubMed Central, en Web of Science. De zoektermen die in verschillende combinaties werden gebruikt zijn: parent training, child behavior, behavior problems, Increadible Years, Parent Management Training Oregan, Parent Child Interaction Therapy, en Positive Parenting Program. Casestudies en trials werden uitgesloten, omdat de uitkomsten van deze onderzoeken te beperkt generaliseerbaar zijn. Dit geldt eveneens voor studies gericht op het verminderen van externaliserend probleemgedrag enkel bij geadopteerde kinderen of families met een geschiedenis van kindermishandeling, omdat de inhoud van de cursussen vaak werden aangepast op deze doelgroepen.

Op basis van deze inclusie- en exclusiecriteria zijn er 13 onderzoekspublicaties over IY opgenomen, 7 over Triple P, 9 over PCIT en 4 over PMTO. Van deze publicaties is een overzicht gemaakt met de volgende beschrijvende kenmerken: type interventie, aantal participanten in de interventie- en controlegroep, de totale tijd dat oudercursus dat gegeven werd, de duur van de cursus in weken, de groepsgrootte waarin de cursus gegeven werd, en of het een cursus in groepsverband of individueel betrof (Tabel 1).

(9)

9

Kenmerken van effectstudies

In Tabel 1 is te zien dat het aantal participanten in de interventiegroepen (N= 15 tot N=806) en controlegroepen (N=13 tot N=806) van de onderzoeken behoorlijk varieert. Ook in de duur en intensiteit van de cursussen is veel variatie: een minimum van totaal 1,5 uur in 3 weken en een maximum van totaal 59 uur verspreid over 38 weken.

Een aantal gegevens is in de artikelen niet duidelijk omschreven. Dat betreft het totaal aantal uur training in 4 studies, de duur van de cursus bij 1 studie, en de groepsgrootte in 5 studies. In de studie van Berkovits, O'Brien, Carter en Eyberg (2010) is afgeweken van de normale vorm waarin PCIT wordt aangeboden. Zij hebben de training namelijk in groepsverband uitgevoerd in plaats van individueel. De gegevens van enkele interventiegroepen zijn niet meegenomen in dit literatuuronderzoek. Deze vorm waarin de interventie aan deze groepen werd aangeboden, wijkt namelijk erg af van het standaardprotocol. Het gaat hierbij om de interventiegroep Zelfhulp Triple P, uit de studie van Sanders, Markie-Dadds, Bor en Tully (2000), de gegevens van de interventiegroep Oudertraining plus Kindinterventie uit de studie van Connolly, Sharry en Fitzpatrick (2003), de aangepaste Triple P interventiegroep uit de studie van Gallart en Matthey, en de verkorte PCIT interventiegroep uit het onderzoek van Nixon, Sweeney, Erickson en Touyz (2003), en de leraar-, kind- en ouder-kind- interventiegroepen uit het onderzoek van Webster-Stratton et al.(2003).

(10)

10

Tabel 1

Beschrijvende Gegevens Effectstudies.

Auteurs Ouder cursus IG CG Totaal aantal uur Duur in weken Groeps-grootte Type cursus

Scott, Spender, Doolan, Jacobs, & Aspland (2001)

IY 90 51 30 13-16 6-16 G Connolly, Sharry, & Fitzpatrick (2003) IY 34 24 15-20 10 - G Webster-Stratton, Reid, & Hammond (2004) IY 31 26 44-48 22-24 10-12 G Brotman et al. (2005) IY 50 49 Min 59 38 6-10 G, G+K, K,

I Gardner, Burton ,& Klimes (2006) IY 44 32 28 14 10-12 G Jones,Daley, Hutchings, Bywater , & Eames

(2007)

IY 50 29 30 12 - G

Larsson et al. (2009) IY 51 30 24-28 12-14 - G Hutchings, Bywater, Williams, Whitaker,

Lane, & Shakespeare (2011)

IY 280 n.v.t. - 16-17 8-10 G Axberg & Broberg (2012) IY 38 24 24-28 12-14 6-16 G Marcynyszyn, Maher, & Corwin (2012) IY 41 n.v.t. 32-40 16-20 10-14 G McGilloway et al. (2012) IY 103 46 28 12 11-12 G&I Posthumus, Raaijmakers, Maassen, Van

Engeland , & Matthys (2012)

IY 72 72 36 18 6-11 G

Azevedo, Seabra-Santos, Gaspar , & Homem (2013)

IY 52 48 28 14 9-12 G

Martinez & Forgatch (2001) PMTO 153 85 - 14-16 6-16 G Martinez & Eddy (2005) PMTO 37 36 30 12 12-15 G Ogden & Hagen (2008) PMTO 59 53 14-26 - n.v.t. I+K Kjobli, Hukkelberg, & Ogden (2013) PMTO 66 60 30 12 4- 16 G Nixon, Sweeney, Erickson, & Touyz (2003) PCIT 22 18 15.5 12 n.v.t. I+K Leung, Tsang, Sin, & Choi (2004) PCIT 54 57 - 9-27 n.v.t. I+K Bagner & Eyberg (2007) PCIT 15 15 12 12 n.v.t. I+K Luen, Tsan, Heung, & Yiu (2009) PCIT 45 62 - - n.v.t. I+K Berkovits, O'Brien, Carter, & Eyberg (2010) PCIT 17 13 10 4 4-8 G+K Lyon & Budd (2010) PCIT 14 n.v.t. 18 12 n.v.t. I+K Timmer, Zebell, Culver, & Urquiza (2010) PCIT 48 62 28 14-20 n.v.t. I+K Lanier, Kohl, Benz, Swinger, Moussette, &

Drake (2011)

PCIT 67 53 7-29 7-29 n.v.t. I+K Abrahamse, Junger, Chavannes, Coelman,

Boer, & Lindauer (2012)

PCIT 37 58 10-38 10-38 n.v.t. I+K Zubrick et al. (2005) Triple P 806 806 9 8 10 G & I Sanders, Markie-Dadds, Bor, & Tully (2000) Triple P 153 77 10-14 10-12 - G+K Gallart & Matthey (2005) Triple P 16 16 9-12 8 - G&I Turner & Sanders (2006) Triple P 16 14 1.5-2 3-4 n.v.t. I Matsumoto, Soronoff, & Sanders (2007) Triple P 25 25 11-11.5 8 10-12 G&I Wiggins, Sofronoff, & Sandes (2009) Triple P 30 30 18 9 10 G Spijkers, Jansen, & Reijneveld (2013) Triple P 47 46 1-2 4 n.v.t. I+K Noot: OC = Programma; IG = aantal participanten in interventiegroep; CG, aantal participanten in controlegroep; G,

Groepsgewijs bij ouders; I, Individueel bij ouders; I+K, individueel bij ouder met aanwezigheid van kind; G+K, groepsgewijs bij ouder met aanwezigheid van kind.

(11)

11

Elementen van behandelintegriteit in effectstudies

Vervolgens is geïnventariseerd welke van de vijf elementen van behandelintegriteit er vermeld zijn in de effectstudies. Hierbij is voor het element design gekeken of het aanwezigheidspercentage van de participanten is bijgehouden en of berekend is of dit percentage invloed heeft op de effectiviteit van de cursus. Voor behandelcompetentie is gekeken welke eisen er gesteld waren aan de behandelaars om de interventie te mogen uitvoeren en wat de achtergrond van de behandelaars was. Voor behandeltrouw is gekeken naar welke van de volgende middelen zijn gebruikt: supervisie, peerfeedback, het bijhouden van een logboek en/of checklist, het opnemen van sessie op film, en het evalueren van opgenomen sessies. Voor het element deelnemerservaring is er gekeken of er tijdens de interventie en/of na afloop de tevredenheid is gemeten. Tot slot is voor het element evaluatie gekeken naar de middelen die zijn gebruikt om het effect van de interventie te meten. Dit kunnen vragenlijsten en/of gedragsobservaties zijn. In Tabel 2 is een overzicht te vinden van de gerapporteerde elementen per onderzoekspublicatie.

Uit Tabel 2 blijkt dat in vrijwel alle effectstudies het aanwezigheidspercentage van de participanten is meegenomen. Echter, slechts vijf studies hebben op basis daarvan uitgezocht of dit percentage van invloed is op de resultaten van de cursus. Opvallend is verder dat behandelcompetentie en behandeltrouw zeer uitgebreid aan bod zijn gekomen tijdens de interventies. Dit getuigt van een hogere mate van behandelintegriteit, en het is in overeenstemming met de eisen en aanbevelingen die de vier oudercursussen in hun protocol vermelden. Daarentegen is over deelnemerservaring het minst bekend. Dit is met name opvallend bij de studies naar PCIT, omdat een tevredenheidsvragenlijst onderdeel uitmaakt van het PCIT-protocol.

(12)

12 Voor het bepalen van de effectiviteit van de cursus, hebben alle studies gebruik gemaakt van een pre-test-post-test testdesign bestaande uit vragenlijsten, eventueel aangevuld met een gedragsobservatie. Driekwart van de studies hebben ook een follow-up meting gedaan. De follow-up effectgroottes zijn niet in het overzicht meegenomen, omdat de meeste onderzoeken gebruik hebben gemaakt van een wachtlijst-controlegroep. Ten tijde van de follow-up, was er dus geen geschikte controlegroep meer. Het rijkt voor dit literatuuronderzoek te ver om ook deze gegevens op een goede manier om te scoren.

(13)

13 Tabel 2.

Overzicht elementen behandelintegriteit per artikel

Auteurs Design Behandelcompetentie Achtergrond uitvoerder Behandeltrouw Deelnemers-ervaring

Evaluatie

Scott et al. (2001) Percentage aanwezig Training vooraf Therapeuten Supervisie, Handleiding, Evaluatie video-opnames

- Pre, Post vragenlijst, Gedragsobservatie

Connolly et al. (2003) - - - Handleiding - Pre, Post & FU

gedragsobservaties

Webster-Stratton et al. (2004) Percentage aanwezig - - - - Pre, Post & FU vragenlijst Brotman et al. (2005) Percentage aanwezig Training vooraf. Eerste

interventie onder volledige supervisie

Klinisch therapeuten werkzaam in de GGZ

Supervisie, Handleiding, checklists, Evaluatie video-opnames,

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst, Gedragsobservatie Gardner et al. (2006) Percentage aanwezig Training vooraf Psychologen, AIO’s met

klinische ervaring

Supervisie, Handleiding, Checklists

Zelfrapportage na elke sessie

Pre, Post vragenlijst, Gedragsobservatie Jones et al. (2007) - Training vooraf Achtergrond in

kinderverpleging, (volwassenen) onderwijs, opvoedingsvrijwilliger

Supervisie, Handleiding, Huiswerk, Evaluatie video-opnames

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst, Gedragsobservatie

Larsson et al. (2009) Percentage aanwezig Training vooraf, Ervaring met de interventie

Ervaren IY groepsleiders Supervisie, Logboek, groepsleider peer- en zelfevaluatie vragenlijst, Evaluatie video-opnames, Checklist Zelfrapportage achteraf

Pre & Post Vragenlijst, Pre & Post

gedragsobservatie

Hutchings et al. (2011) Percentage aanwezig, berekend

Training vooraf Achtergrond in GGZ voor kinderen/families

Supervisie, Evaluatie video-opnames, Wekelijkse peer- & zelfevaluatie

Zelfrapportage achteraf

Vragenlijst, FU interview

Axberg & Broberg (2012) - Training vooraf Afgestudeerden met klinische praktijkervaring

Supervisie - FU vragenlijst

Scott et al. (2001) - Training vooraf niet duidelijk Supervisie, Protocol, Evaluatie video-opnames, Review

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst

(14)

14 Auteurs Design Behandelcompetentie Achtergrond uitvoerder Behandeltrouw

Deelnemers-ervaring

Evaluatie

Marcynyszyn et al. (2012) Percentage aanwezig Training vooraf Medewerkers bureau jeugdzorg

- Zelfrapportage

achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst McGilloway et al. (2012) Percentage aanwezig Training vooraf, ervaring

met IY Geaccrediteerde IY groepsleiders Supervisie, Peerfeedback, Evaluatie video-opnames, Checklists

- Pre, Post vragenlijst, Gedragsobservatie

Posthumus et al. (2012) Percentage aanwezig Training vooraf, Pilots met supervisie,

Klinische ontwikkelings psychologie of kinderpsychiatrie

Supervisie, Logboek, Evaluatie video-opnames, Checklists

Zelfrapportage na elke sessie, Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst, Pre, Post & FU gedragsobservatie Azevedo et al. (2013) Percentage aanwezig Training vooraf, Pilot,

Video-feedback, Geaccrediteerd Klinische ontwikkelings psychologie of kinderpsychiatrie Supervisie, Logboek, Wekelijkse zelfevaluatie, Evaluatie video-opnames, Protocol, Checklists Zelfrapportage na elke sessie

Pre & Post Vragenlijst, Pre & Post

gedragsobservatie Martinez & Forgatch. (2001) - - - Handleiding, Video-opnames - Pre, Post & FU

vragenlijst, Pre, Post & FU gedragsobservatie Martinez & Eddy. (2005) Percentage aanwezig Training vooraf Professionele

gezinstherapeuten

Supervisie, Logboek, Evaluatie video-opnames, peer-feedback Zelfrapportage na elke sessie, Zelfrapportage ht f Post vragenlijst, FU interview

Ogden & Hagen. (2008) Percentage aanwezig Training vooraf, ervaring met interventie

Therapeuten van opvoedpoli’s Supervisie, Protocol, Evaluatie video-opname

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst Kjobli et al. (2013) Percentage aanwezig Training vooraf Medewerkers pedagogische- of

kinderpsychiatrische bureaus

Supervisie Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst Nixon et al. (2003) - Klinisch psycholoog Supervisie, Handleiding,

Protocol, Evaluatie Video-opname

- Pre, Post & FU vragenlijst, Gedragsobservatie Leung et al. (2014) Percentage aanwezig Training vooraf Sociaal werkers Coachingsessies, Protocol,

Checklist

- Pre, Post & FU vragenlijst Bagner & Eyberg (2007) Percentage aanwezig Training vooraf Onderzoekers,

Masterstudenten klinische-ontwikkelings psychologie

Supervisie, Checklist, Evaluatie video-opnames

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post vragenlijst, Pre , Post

gedragsobservatie Luen et al. (2009) - Training vooraf Sociaal werkers Supervisie, Handleiding,

Checklist

- Pre, Post vragenlijst, Gedragsobservatie

(15)

15 Auteurs Design Behandelcompetentie Achtergrond uitvoerder Behandeltrouw

Deelnemers-ervaring

Evaluatie

Berkovits et al. (2010) - Training vooraf, ervaring met PCIT training.

Masterstudenten klinische-ontwikkelingspsychologie

Supervisie, Protocol, Evaluatie video-opnames

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst Lyon & Budd (2010) Percentage aanwezig Training vooraf Doctoraal klinische psychologie

studenten

Checklists, Evaluatie video-opnames

Zelfrapportage achteraf

Pre & Post vragenlijst, Gedragsobservatie Timmer et al. (2010) Percentage aanwezig,

berekend

PCIT therapeuten Handleiding, Protocol, Evaluatie- videoopnames

- Pre, Post vragenlijst, Gedragsobservatie Lanier et al. (2011) Percentage aanwezig,

Berekend

Training vooraf Medewerkers uit werkveld Supervisie, Protocol - Pre, Post vragenlijst

Abrahamse et al. (2012) Percentage aanwezig Training vooraf Afgestudeerden GGZ met klinische werkervaring

Supervisie, Protocol, Evaluatie video-opnames

- Pre, Post vragenlijst

Zubrick et al. (2005) Percentage aanwezig Training vooraf, Interventie door min. 1 ervaren uitvoerder

Verpleegsters, sociaal werkers, psychologen en health promotion officers

Logboek, Checklists, Protocol, Debriefing sessies

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst

Sanders et al. (2000) Percentage aanwezig, Berekend

Training vooraf (Klinisch) psychologen en psychiaters

Supervisie, Protocol, Checklists, Evaluatie video-opnames

Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst, Gedragsobservatie Gallart & Matthey (2005) Percentage aanwezig Training vooraf Psychologen Handleiding Zelfrapportage

achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst

Turner & Sanders (2006) Percentage aanwezig, Berekend

Training vooraf Verpleegsters Supervisie, Protocol, Checklists Zelfrapportage achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst, Gedragsobservatie Matsumoto et al. (2007) - Training vooraf, ervaring

met training

Geaccrediteerde Triple-P trainer

- Zelfrapportage

achteraf

Pre, Post & FU vragenlijst

Wiggins et al. (2009) Percentage aanwezig Training vooraf Psychologen Supervisie, Protocol, Checklists - Vragenlijst

Spijkers et al. (2013) Percentage aanwezig Training vooraf Kinderverple(e)g(st)ers, Supervisie - Pre, Post & FU vragenlijst

(16)

16 Om de resultaten zo betrouwbaar mogelijk te vergelijken, is bij het berekenen van de effectgroottes van de verschillende studies zoveel mogelijk gebruik gemaakt van testresultaten van de meest gebruikte testmaterialen. Dit zijn: Eyberg Child Behavior Inventory (vragenlijst voor het bepalen van de mate van probleemgedrag bij kinderen), Dyadic Parent–Child Interaction Coding System (een observatietechniek voor het bepalen van ouder- en kindgedrag), Parenting Stress Index (vragenlijst voor het bepalen van de mate van opvoedingsstress bij de ouder), en de Parenting Scale (vragenlijst voor het bepalen van opvoedgedrag van de ouder).

Effectgroottes

Om de effectgrootte van de verschillende studies te bepalen, is er naar drie uitkomstmaten gekeken. Te weten: probleemgedrag van het kind, opvoedingsgedrag van de ouder(s), en

opvoedingsstress bij de ouder(s). De effectgroottes werden in de studies op verschillende

manieren weergegeven, namelijk middels Cohen’s-d (d), (Partial) Eta-squared (η2

), Chi-squared (χ2

) en Anova- F (F). Om vergelijkbare resultaten weer te kunnen geven, zijn deze omgerekend naar Cohen’s d. De omgerekende effectgroottes zijn te vinden in Tabel 3. De meeste studies gaven de effectgroottes van de uitkomstmaten probleemgedrag kind en opvoedgedrag ouder weer per subschaal van het gebruikte meetinstrument. In dat geval zijn in Tabel 3 de laagste en hoogste effectgroottes van de schalen binnen de uitkomstmaat weergegeven. Hierin staat ook vermeld wat het onderzoeksdesign was van de verschillende studies. In totaal hebben 23 van de 33 studies gebruik gemaakt van een randomized control trial (RCT) design, het onderzoeksdesign dat in de sociale wetenschappen wordt gezien als meest betrouwbaar.

Opvallend aan de effectgroottes van de verschillende studies is de variatie in effectiviteit. Niet alleen tussen de verschillende studies, maar ook tussen de subschalen van uitkomstmaten binnen één studie. Tevens valt op dat de studies die gebruik hebben gemaakt van een RCT-design een lagere effectiviteit rapporteren dan studies die een ander design hebben gebruikt.

(17)

17 Om te bepalen of de mate van behandelintegriteit van invloed is op de effectiviteit van de behandeling, is gekeken of de studies die hoog scoren per element van behandelintegriteit ook een hogere effectiviteit rapporteren. Er lijkt geen verband te bestaan tussen een hoge mate van behandelintegriteit van de elementen design, behandelcompetetie en deelnemerservaring en effectiviteit. Er is wel een verband zichtbaar tussen de achtergrond van de uitvoerder en effectiviteit. Studies waarin de behandeling niet werd uitgevoerd door psychologen, psychiaters of professionele (gezins)therapeuten rapporteren over het algemeen lagere effectgroottes. Er lijkt een zwak positief verband te zijn tussen mate van behandeltrouw en effectiviteit. Eveneens lijkt er sprake te zijn van een verband tussen het element evaluatie en effectiviteit, dit verband is echter negatief. Studies die gebruik hebben gemaakt van zowel een vragenlijst als gedragsobservatie rapporteren een lagere effectiviteit dan studies die alleen een vragenlijst hebben gebruikt.

De vijf studies met RCT-design en de hoogste mate van behandelintegriteit zijn de publicaties van Webster-Stratton, Reid & Hammond (2004), Jones, Daley, Hutchings, Bywater & Eames (2007); Bagner & Eyberg (2007); Azevedo, Seabra-Santos, Gaspar, & Homem. (2013); en Sanders, Markie-Dadds, Bor & Tully (2000). De vijf studies met RCT-design en de minst vermelde elementen zijn de publicaties van Hutchings, Bywater, Williams, Whitaker, Lane & Shakespeare. (2011), Martinez & Forgatch (2001), Nixon, Sweeney, Erickson Touyz (2003), Matsumoto, Soronoff & Sanders (2007) en Spijkers, Jansen & Reijneveld (2013). De effectiviteit van deze twee groepen met elkaar vergeleken, dan valt op dat de mate van behandelintegriteit niet doorslaggevend lijkt te zijn voor de effectiviteit van de oudercursus. De studies met de hoogste mate van behandelintegriteit / meest gerapporteerde elementen van behandelintegriteit zijn niet de meest effectieve interventies en ook lang niet in alle gevallen effectiever dan de studies met de minste mate van behandelintegriteit.

(18)

18

Tabel 3.

Onderzoeksdesign en effectgroottes in Cohen's d per publicatie

Auteurs Onderzoeks-design Probleemgedrag kind Ovoedings-stress Opvoedingsgedrag

Scott et al. (2001) Controlled trial 0.65 - 0.76

Connolly et al. (2003) Controlled trail 0.59 - - Webster-Stratton et al. (2004) RCT 0.78 - 0.35-0.81

Brotman et al. (2005) RCT 0.31 - 0.05-0.71

Gardner et al. (2006) RCT 0.48-0.78 0.35 0.38-0.74 Larsson et al. (2009) RCT 0.65-0.80 0.67-0.86 0.61-2.24

Hutchings et al.. (2011) RCT 0.6-0.9 0.80 1.00

Axberg & Broberg. (2012) RCT 1.17-1.26 0.07 0.65 Marcynyszyn et al. (2012) Pre-post 0.60 0.78 0.06-0.92 McGilloway et al. (2012) RCT 0.79-0.85 0.75 -0.49-0.64 Posthumus et al. (2012) Matched

control

0.09-0.58 - 0.16-1.34

Azevedo et al. (2013) RCT 0.49-0.92 0.50 0.50-1.05 Martinez & Forgatch (2001) RCT 0.08 - 0.12-0.22 Martinez & Eddy. (2005) RCT 0.65-0.66 - 0.47-0.53

Jones et al. (2007) RCT 0.60 - -

Ogden & Hagen. (2008) RCT 0.20 - 0.30

Kjobli et al. (2013) RCT 0.34-0.42 - 0.02-0.88

Nixon et al. (2003) RCT 0.43-0.96 0.64 1.02-1.78

Leung, Tsang, Sin & Choi (201) RCT 1.09-1.40 0.78 3.46 Bagner & Eyberg (2007) RCT 0.66-1.50 0.02 0.52 Luen et al. (2009) Controlled trail 1.52-1.59 1.38 0.97-1.20

Berkovitsv (2010) RCT 0.63 - 0.59-0.77

Lyon & Budd (2010)2 Pre-post 1.54 1.19 -

Timmer et al. (2010) RCT 0.53-0.72 0.65 0.47

Lanier et al. (2011) Controlled trail 0.93-1.10 0 .89 -

Abrahamse et al. (2012) Niet klinische controlegroep

1.48-1.99 - -

Zubrick et al. (2005) Controlled trail 0.83 0.38 1.08 Sanders et al. (2000) RCT -0.57- -1.04 -0.35-0.19 -0.38- -1.07 Gallart & Matthey (2005) RCT 0.591 0.70 0.71 Turner & Sanders (2006) RCT 0.37- 0.48 0.69 0.847-1.09 Matsumoto et al. (2007) RCT 0.38-1.09 0.17-0.60 0.12-0.86 Wiggins et al. (2009) RCT 0.77-4.58 1.03-1.34 0.04-1.03

Spijkers et al. (2013) RCT 0.37 0.48 0.55

(19)

19 Matsumoto, Soronoff & Sanders (2007) rapporteren bijvoorbeeld grotere effectgroottes dan Azevedo, Seabra-Santos, Gaspar, & Homem (2013) en Webster-Stratton, Reid & Hammond (2004).

Discussie

Het doel van deze literatuurstudie was om er achter te komen welke elementen van behandelintegriteit van invloed zijn op de effectiviteit van oudercursussen gericht op het verminderen van externaliserend probleemgedrag bij kinderen. Daarnaast is onderzocht of een hogere mate van behandelintegriteit leidt tot een hogere effectiviteit van oudercursussen.

Niet elk element van behandelintegriteit lijkt even belangrijk te zijn voor de effectiviteit van een oudercursus. Hogere mate van behandelintegriteit op het onderdeel achtergrond van de

uitvoerder en het element behandeltrouw lijken gerelateerd te zijn aan een grotere effectiviteit. Dit

is in overeenstemming met eerder onderzoek waaruit bleek dat behandelingen effectiever zijn als de behandelaar goed is opgeleid en de interventie uitvoert zoals bedoeld (Barber, Sharpless, Klostermann & McCarthy, 2007). Daarentegen lijkt de mate van behandelintegriteit op het element evaluatie negatief gerelateerd te zijn aan effectiviteit. Het evalueren van de behandeling middels een gedragsobservatie hangt namelijk samen met een lagere effectgrootte. Dit kan een indicatie zijn dat ouders in vragenlijsten een grotere verbetering van het gedrag rapporteren dan waar daadwerkelijk sprake van is. In dat geval zijn vragenlijsten minder betrouwbaar in het bepalen van de overdracht van het geleerde naar het dagelijkse leven dan gedragsobservaties.

Er is geen invloed gevonden van de mate van behandelintegriteit op de elementen design,

behandelcompetentie en deelnemerservaring op de effectiviteit van de oudercursussen. Het gebrek

aan invloed van de elementen design en behandelcompetentie zou verklaard kunnen worden vanuit het feit dat vrijwel alle onderzoekspublicaties dezelfde mate van behandelintegriteit op deze elementen hebben gerapporteerd. Door een gebrek aan spreiding hierop is het niet mogelijk om te beoordelen of een hogere mate van behandelintegriteit van invloed is op de effectiviteit.

(20)

20 Over design wordt er in de meeste onderzoeken te weinig vermeld om te kunnen beoordelen of de intensiteit van de interventie voor alle ouders hetzelfde is geweest. Het is daarom aan te bevelen om in toekomstige onderzoekspublicaties te vermelden hoe hiervoor is gezorgd, en om te berekenen of het aanwezigheidspercentage van invloed is op de effectiviteit van de cursus. Wat betreft de behandelcompetentie hebben de uitvoerders van bijna alle studies een training vooraf ontvangen. Hierdoor was het niet mogelijk om de invloed van dit aspect op effectiviteit te beoordelen. Er zou aanvullend onderzoek gedaan moeten worden om te achterhalen of er wel een invloed van mate van behandelcompetentie wordt gevonden als men kwaliteit van de ontvangen training meeneemt.

Het gebrek aan invloed van het element deelnemerservaring zou verklaard kunnen worden door het feit dat het wel of niet meten van deelnemerservaring geen invloed heeft op de behandeling zelf. Dat wil zeggen, als de ervaring alleen na afloop van de interventie wordt gemeten. Waar eigenlijk naar gekeken moet worden, is of een positieve of negatieve deelnemerservaring van invloed is op de effectiviteit van de behandeling en of hier een causaal verband in gevonden kan worden. De vraag is dan alleen of deelnemerservaring wel een onderdeel zou moeten zijn van behandelintegriteit. Men zou namelijk kunnen beargumenteren dat het beïnvloeden van de deelnemerservaring binnen een oudercursus een onderdeel uitmaakt van de behandeling en daardoor al gemeten wordt middels het element behandeltrouw.

De hypothese dat een hogere mate van behandelintegriteit leidt tot een hogere effectiviteit van de behandeling kan niet worden aangenomen op basis van dit onderzoek. Studies met een hoge gerapporteerde behandelintegriteit waren niet effectiever dan studies met een lagere gerapporteerde behandelintegriteit. Het type onderzoeksdesign dat gebruikt werd blijkt wel voorspellend voor de effectiviteit. Studies met een RCT-design rapporteren een lagere effectiviteit dan studies met een ander design. Deze bevinding komt overeen met de resultaten van een meta-analyse van Maughan, et al. (2005) naar de effectiviteit van oudercursussen voor kinderen met

(21)

21 gedragsproblemen en -stoornissen. Uit de resultaten van hun onderzoek bleek dat studies zonder controlegroep significant grotere effectgroottes rapporteerden. Dit komt omdat bij studies zonder controlegroep de effectiviteit wordt bepaald door de veranderingen over tijd bij de participanten te meten. Bij een RCT-studie wordt daarnaast ook gecontroleerd voor andere variabelen dan de interventie die de verandering kan verklaren, zoals ouder worden, door gebruik te maken van een vergelijkbare controlegroep.

Een mogelijke verklaring voor het gebrek aan een verband tussen mate van behandelintegriteit en effectiviteit van oudercursussen, is dat de mate van behandelintegriteit is bepaald aan de hand van gerapporteerde elementen van behandelintegriteit. Het is goed mogelijk dat er in een aantal onderzoeken met meer elementen van behandelintegriteit rekening is gehouden dan vermeld in de publicaties. De vermelde gegevens van dit literatuuronderzoek zijn daarom mogelijk niet volledig, wat de uitkomsten beïnvloed kan hebben. Om deze beperking in de toekomst te voorkomen, is het aan te raden om de elementen van behandelintegriteit toe te voegen aan de richtlijnen voor publicaties van effectiviteitstudies.

Een andere verklaring is dat de onderzoeken die in dit literatuuroverzicht zijn opgenomen erg verschillend zijn, in zowel onderzoeksdesign als in de doelgroep waarop de interventie gericht was. Bij het bepalen van de effectgroottes is geen rekening gehouden met de invloed die deze verschillen op de effectiviteit van een studie kan hebben. Zo is er niet gecorrigeerd voor de ernst van de externaliserende gedragsproblemen of de leeftijd van de kinderen. Hierdoor worden in het overzicht de effectiviteit van studies uitgevoerd bij ouders van kinderen tussen de 6 en 12 jaar met zware gedragsstoornissen als CD en ADHD vergeleken met studies uitgevoerd bij ouders met peuters met beginnende gedragsproblemen. Ook is het mogelijk dat behandelintegriteit een grotere invloed heeft op de effectiviteit naar mate de doelgroep van de interventie zwaarder is, omdat dit meer expertise van de behandelaar vereist en het cursusprogramma uitgebreider is. Vervolgonderzoek zou dit uit moeten wijzen.

(22)

22 Tevens is voor het bepalen van de effectgroottes alleen gebruik gemaakt van de directe onderzoeksresultaten en niet de follow-up resultaten, terwijl dit de meest betrouwbare indicatie is van de effectiviteit van de interventie, omdat uit een follow-up meting blijkt of de interventie daadwerkelijk tot verandering heeft geleid in de thuissituatie. Tot slot zijn alleen onderzoekspublicaties geplaatst na 2000 meegenomen. Sinds het begin van deze eeuw wordt er steeds meer rekening gehouden met behandelintegriteit in onderzoek. Het onderscheid tussen studies met een lage en hoge mate van behandelintegriteit was wellicht groter geweest als ook publicaties voor 2000 zouden zijn meegenomen.

Ondanks de beperkingen, geven de resultaten van deze literatuurstudie een indicatie dat in ieder geval de achtergrond van de behandelaar, behandeltrouw en manier van evalueren van invloed zijn op de effectiviteit van oudercursussen. Dit is relevante informatie voor wetenschappers bij het beoordelen van onderzoek. Ook is het kennis op basis waarvan zowel de ontwikkelaars oudercursussen als behandelaars hun cursus kunnen verbeteren, om zo gedragsproblematiek bij kinderen nog beter te kunnen verhelpen.

(23)

23

Referentielijst:

Abrahamse, M. E., Junger, M., Chavannes, E. L., Coelman, F. J., Boer, F., & Lindauer, R. J. (2012). Parent–child interaction therapy for preschool children with disruptive behaviour problems in the Netherlands. Child and adolescent psychiatry and mental health, 6(1), 1-9. doi: 10.1186/1753-2000-6-24

Axberg, U., & Broberg, A. G. (2012). Evaluation of “The Incredible Years” in Sweden: The transferability of an American parent training program to Sweden. Scandinavian Journal

of Psychology, 53(3), 224-232. doi: 10.1111/j.1467-9450.2012.00955.x

Azevedo, A. F., Seabra-Santos, M. J., Gaspar, M. F., & Homem, T. C. (2013). The Incredible Years Basic Parent Training for Portuguese Preschoolers with AD/HD Behaviors: Does it Make a Difference?. In Child & Youth Care Forum(pp. 1-22). Springer US. doi:

10.1007/s10566-013-9207-0

Bagner, D. M., & Eyberg, S. M. (2007). Parent–child interaction therapy for disruptive behavior in children with mental retardation: A randomized controlled trial. Journal of Clinical

Child and Adolescent Psychology, 36(3), 418-429. Doi: 10.1080/15374410701448448

Barber, J. P., Sharpless, B. A., Klostermann, S., & McCarthy, K. S. (2007). Assessing intervention competence and its relation to therapy outcome: A selected review derived from the

outcome literature. Professional Psychology: Research and Practice, 38(5), 493. doi: 10.1037/0735-7028.38.5.493

Bellg, A. J., Borrelli, B., Resnick, B., Hecht, J., Minicucci, D. S., Ory, M., & Czajkowski, S. (2004). Enhancing treatment fidelity in health behavior change studies: best practices and recommendations from the NIH Behavior Change Consortium. Health Psychology,

23(5), 443. doi: 10.1037/0278-6133.23.5.443

(24)

24 intervention for behavior problems in primary care: A comparison of two abbreviated versions of parent-child interaction therapy.Behavior therapy, 41(3), 375-387. doi: 10.1016/j.beth.2009.11.002

Boendermaker, L. (2012). Implementeren is reflecteren: Evidence based werken en de

implementatie van interventies in de jeugdzorg. Amsterdam: HvA Publicaties.

Bongers, I. L., Koot, H. M., Van Der Ende, J., & Verhulst, F. C. (2004). Developmental trajectories of externalizing behaviors in childhood and adolescence. Child

Development, 75(5), 1523-1537. doi: 10.1111/j.1467-8624.2004.00755.x

Brotman, L. M., Gouley, K. K., Chesir-Teran, D., Dennis, T., Klein, R. G., & Shrout, P. (2005). Prevention for preschoolers at high risk for conduct problems: Immediate outcomes on parenting practices and child social competence.Journal of Clinical Child and Adolescent

Psychology, 34(4), 724-734. doi: 10.1207/s15374424jccp3404_14

Campbell, S. B., Shaw, D. S., & Gilliom, M. (2000). Early externalizing behavior problems: Toddlers and preschoolers at risk for later maladjustment. Development and

psychopathology, 12(3), 467-488. doi: 10.1017/S0954579400003114

Carroll, C., Patterson, M., Wood, S., Booth, A., Rick, J., & Balain, S. (2007). A conceptual framework for implementation fidelity. Implementation Science,2(40), 1-9.

doi:10.1186/1748-5908-2-40

Connolly, L., Sharry, J., & Fitzpatrick, C. (2001). Evaluation of a group treatment programme for parents of children with behavioural disorders. Child and Adolescent Mental Health, 6(4), 159-165. doi: 10.1111/1475-3588.00340

Department of Education (z.d.). Parent Mangagement Training Oregon Model. Verkregen van:

http://education.gov.uk/commissioning-toolkit/Content/PDF/Parent%20Management%20Training%20Oregon%20Model%20(PM TO).pdf

(25)

25 Eyberg, S. M. (1999). Parent-Child Interaction Therapy. Integrity Checklists and Session

Materials I. Verkregen van: http://pcit.phhp.ufl.edu

Forgatch, M. S., Patterson, G. R., & DeGarmo, D. S. (2006). Evaluating fidelity: Predictive validity for a measure of competent adherence to the Oregon model of parent management training. Behavior Therapy, 36(1), 3-13. doi: 10.1016/S0005-7894(05)80049-8

Gallart, S. C., & Matthey, S. (2005). The effectiveness of Group Triple P and the impact of the four telephone contacts. Behaviour Change, 22(02), 71-80. doi:

10.1375/bech.2005.22.2.71

Gardner, F., Burton, J., & Klimes, I. (2006). Randomised controlled trial of a parenting

intervention in the voluntary sector for reducing child conduct problems: outcomes and mechanisms of change. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47(11), 1123-1132. doi: 10.1111/j.1469-7610.2006.01668.x

Gielen, M. M. (2008). Trainerkenmerken, behandelintegriteit, ouderuitkomsten en de relaties

hiertussen van de ouderworkshop en oudertraining van de interventie Ouders van Tegendraadse Jeugd. (Master’s thesis, Universiteit Utrecht). Verkregen van:

Http://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/30884/Masterthesis%20Gielen%2c%20 MM-0308366.pdf?sequence=1

Hutchings, J., Bywater, T., Williams, M. E., Whitaker, C., Lane, E., & Shakespeare, K. (2011). The extended school aged Incredible Years parent programme. Child and

Adolescent Mental Health, 16(3), 136-143. doi: 10.1111/j.1475-3588.2010.00590.x

Increadible Years (2014). Certification in Increadible Years Programs. Verkregen van: http://70.40.220.26/wp-content/uploads/iy-certification-training-progression.jpg

(26)

26

Parent Program. Verkregen van:

http://incredibleyears.com/download/Evaluations/Final_Parent_Satisfaction_Questionnaire 112013.pdf

Jones, K., Daley, D., Hutchings, J., Bywater, T., & Eames, C. (2007). Efficacy of the

Incredible Years Basic parent training programme as an early intervention for children with conduct problems and ADHD. Child: care, health and development, 33(6), 749-756. doi: 10.1111/j.1365-2214.2007.00747.x

Kaminski, J. W., Valle, L. A., Filene, J. H., & Boyle, C. L. (2008). A meta-analytic review of components associated with parent training program effectiveness. Journal of abnormal

child psychology, 36(4), 567-589. doi: 10.1007/s10802-007-9201-9

Kjøbli, J., Hukkelberg, S., & Ogden, T. (2012). A randomized trial of group parent training: Reducing child conduct problems in real-world settings.Behaviour research and therapy. doi: 10.1016/j.brat.2012.11.006

Lanier, P., Kohl, P. L., Benz, J., Swinger, D., Moussette, P., & Drake, B. (2011). Parent–child interaction therapy in a community setting: Examining outcomes, attrition, and treatment setting. Research on Social Work Practice,21(6), 689-698.

doi:10.1177/1049731511406551

Larsson, B., Fossum, S., Clifford, G., Drugli, M. B., Handegård, B. H., & Mørch, W. T. (2009). Treatment of oppositional defiant and conduct problems in young Norwegian

children. European Child & Adolescent Psychiatry, 18(1), 42-52. doi: 10.1007/s00787-008-0702-z

Leung, C., Tsang, S., Heung, K., & Yiu, I. (2009). Effectiveness of Parent—Child interaction therapy (PCIT) among Chinese families. Research on Social Work Practice, 19(3), 304-313. doi:10.1177/1049731508321713

(27)

27 Therapy With Chinese Families: Randomized Controlled Trial.Research on Social Work

Practice, doi:10.1177/1049731513519827

Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001). Practical Meta Analysis. Applied Social Research

Methods Series, 49.

Lundahl, B., Risser, H. J., & Lovejoy, M. C. (2006). A meta-analysis of parent training: Moderators and follow-up effects. Clinical psychology review, 26(1), 86-104. doi:10.1016/j.cpr.2005.07.004

Lyon, A. R., & Budd, K. S. (2010). A community mental health implementation of Parent–child Interaction Therapy (PCIT). Journal of child and family studies,19(5), 654-668. doi: 10.1007/s10826-010-9353-z

Maag, J. W., & Katsiyannis, A. (2010). Early intervention programs for children with

behavior problems and at risk for developing antisocial behaviors: Evidence-and research-based practices. Remedial and Special Education, 31(6), 464-475. doi:

10.1177/0741932509355992

Maughan, D. R., Christiansen, E., Jenson, W. R., Olympia, D., & Clark, E. (2005).

Behavioral Parent Training as a Treatment for Externalizing Behaviors and Disruptive Behavior Disorders: A Meta-Analysis. School Psychology Review.

Marcynyszyn, L. A., Maher, E. J., & Corwin, T. W. (2011). Getting with the (evidence-based) program: An evaluation of the Incredible Years Parenting Training Program in child welfare. Children and Youth Services Review, 33(5), 747-757.

doi:10.1016/j.childyouth.2010.11.021

Martinez Jr, C. R., & Eddy, J. M. (2005). Effects of culturally adapted parent management training on Latino youth behavioral health outcomes. Journal of Consulting and Clinical

Psychology, 73(5), 841. doi: 10.1037/0022-006X.73.4.841

(28)

28 effects of a parent training intervention for divorcing mothers.Journal of consulting and

Clinical Psychology, 69(3), 416. doi: 10.1037/0022-006X.69.3.416

Matsumoto, Y., Sofronoff, K., & Sanders, M. R. (2007). The efficacy and acceptability of the Triple P-Positive Parenting Program with Japanese parents.Behaviour Change, 24(04), 205-218. doi: 10.1375/bech.24.4.205

McGilloway, S., Mhaille, G. N., Bywater, T., Furlong, M., Leckey, Y., Kelly, P., Comiskey, P., & Donnelly, M. (2012). A parenting intervention for childhood behavioral problems: a randomized controlled trial in disadvantaged community-based settings. Journal of

consulting and clinical psychology, 80(1), 116. doi: 10.1037/a0026304

McLeod, B. D., Southam-Gerow, M., & Weisz, J. R. (2009). Conceptual and methodological issues in treatment integrity measurement. School Psychology Review, 38, 541.Verkregen van: http://www.researchgate.net

Nixon, R. D., Sweeney, L., Erickson, D. B., & Touyz, S. W. (2003). Parent-child interaction therapy: a comparison of standard and abbreviated treatments for oppositional defiant preschoolers. Journal of consulting and clinical psychology, 71(2), 251.

doi: 10.1037/0022-006X.71.2.251

Ogden, T., & Hagen, K. A. (2008). Treatment effectiveness of parent management training in Norway: a randomized controlled trial of children with conduct problems. Journal of

consulting and clinical psychology, 76(4), 607. doi: 10.1037/0022-006X.76.4.607

PCIT (1974). Therapy Attitude Inventory. Verkregen van: http://www.pcit.org/wp- content/uploads/2012/04/therapy-attitude-inventory.doc

PCIT (2014). Measures. http://www.pcit.org/measures/

Patterson, G. R., DeBaryshe, B. D., & Ramsey, E. (1989). A developmental perspective on antisocial behavior. American psychologist, 44(2), 329. doi: 10.1037/0003-066X.44.2.329 Piquero, A. R., Farrington, D. P., Welsh, B. C., Tremblay, R., & Jennings, W. G. (2009).

(29)

29 Effects of early family/parent training programs on antisocial behavior and delinquency.

Journal of Experimental Criminology, 5(2), 83-120. doi: 10.1007/s11292-009-9072-x

Posthumus, J. A., Raaijmakers, M. A., Maassen, G. H., Van Engeland, H., & Matthys, W. (2012). Sustained effects of incredible years as a preventive intervention in preschool children with conduct problems. Journal of abnormal child psychology, 40(4), 487-500. doi: 10.1007/s10802-011-9580-9

Sanders, M. R., Markie-Dadds, C., Tully, L. A., & Bor, W. (2000). The triple P-positive parenting program: a comparison of enhanced, standard, and self-directed behavioral family intervention for parents of children with early onset conduct problems. Journal of

consulting and clinical psychology, 68(4), 624. doi: 10.1037//0022-006X.68.4.624

Scott, S., Spender, Q., Doolan, M., Jacobs, B., & Aspland, H. (2001). Multicentre controlled trial of parenting groups for childhood antisocial behaviour in clinical practice. BMJ: British

Medical Journal, 323(7306), 194. Doi: 10.1136/bmj.323.7306.194

Spijkers, W., Jansen, D. E., & Reijneveld, S. A. (2013). Effectiveness of Primary Care Triple P on child psychosocial problems in preventive child healthcare: a randomized controlled trial. BMC medicine, 11(1), 240. doi:10.1186/1741-7015-11-240

Timmer, S. G., Zebell, N. M., Culver, M. A., & Urquiza, A. J. (2010). Efficacy of Adjunct In- Home Coaching to Improve Outcomes in Parent—Child Interaction Therapy. Research on

Social Work Practice, 20(1), 36-45. doi:10.1177/1049731509332842

Triple P(2014). Training and Delivery. http://www.triplep.net/glo-en/the-triple-p-system-at- work/training-and-delivery/

Turner, K. M., & Sanders, M. R. (2006). Help when it’s needed first: a controlled evaluation of brief, preventive behavioral family intervention in a primary care setting. Behavior

therapy, 37(2), 131-142. doi: 10.1016/j.beth.2005.05.004

(30)

30 conduct problems: Intervention outcomes for parent, child, and teacher training. Journal of

Clinical Child and Adolescent Psychology, 33(1), 105-124. doi:

10.1207/S15374424JCCP3301_11

Wierson, M., & Forehand, R. (1994). Parent behavioral training for child noncompliance: Rationale, concepts, and effectiveness. Current Directions in Psychological Science, 3, 146-150.doi: 10.1177/014544557931001

Wiggins, T. L., Sofronoff, K., & Sanders, M. R. (2009). Pathways Triple P‐Positive Parenting Program: Effects on Parent Child Relationships and Child Behavior Problems. Family

Process, 48(4), 517-530. doi: 10.1111/j.1545-5300.2009.01299.x

Zubrick, S. R., Ward, K. A., Silburn, S. R., Lawrence, D., Williams, A. A., Blair, E.,

Robertson, D., & Sanders, M. R. (2005). Prevention of child behavior problems through universal implementation of a group behavioral family intervention. Prevention Science,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Over de combinatie van twee partners die de grootste kans geeft op kinderen met de hoogste resistentie voor cholera (in een populatie waarin de vier bloedgroepen van het AB0-systeem

Volgens een fabrikant van hondenbrokken hebben jonge honden van verschillende rassen tijdens de groei verschillende hoeveelheden voedsel nodig (zie afbeelding 1).. Hij verdeelt

Divergent Quiescent Transition Systems (DQTSs) are labelled transition sys- tems that model quiescence, i.e., the absence of outputs or internal transitions, via a special

Control is in this way handed to the agents which enables this to be a strong autonomy approach, which is useful for social interaction, but which also enables them to let the

Additionally, in order to account for the effects that expert frames might have when sceptical people process information through the central route, statements should be

Mijn eerste vraag bij de visie van Siebren Miedema is hoe de impliciete godsdienstigheid, zoals die vooral in het katholiek onderwijs tot uitdrukking komt, en die als het ware de

In Sugar cane diseases of the world (ed. & Harrington, T.C. Monophyly of the conifer species in the Ceratocystis coerulescens complex based on DNA sequence data. &

Diagnosis (Female) — Prodorsum with 2 Y-shaped ridges stretching from eyes posteriorly, first 2 pairs of setae (v2 and sc1) minute and spatulate, setae sc2 much longer and