• No results found

De cultuurwaarde der kwelder benoorden den Eemspolder (provincie Groningen)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De cultuurwaarde der kwelder benoorden den Eemspolder (provincie Groningen)"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De cultuurwaarde der Kwelder benoorden den

Eemspolder (provincie Groningen)

DOOR

J. G. MASCHHAUPT.

(Ingezonden 16 Juli 1928).

V O O B W O O B D .

D e n 22sten Mei 1925 bereikte mij het verzoek, een onderzoek t e willen instellen n a a r de cultuurwaarde v a n de kwelder benoorden den Eemspolder, in verband m e t plannen t o t inpoldering dier kwelder. Aangezien m e n gaarne over de uitkomsten van het onderzoek zou beschikken op d e vergadering m e t belanghebbenden, welke den 29sten Mei d.a.v. zou plaats hebben, werden den 23sten Mei de voor een orienteerend onderzoek benoodigde grondmonsters door mij ge-n o m e ge-n , ege-n vervolgege-ns m e t dege-n grootst mogelijkege-n spoed oge-nderzocht. H e t onderzoek en het rapport k w a m e n den 28sten Mei gereed en d e n daarop volgenden d a g werd dit, uit d e n aard der zaak zeer beknopte rapport, in de vergadering, welke onder voorzitterschap v a n den Commissaris der Koningin in de Provincie Groningen m e t belang-hebbenden bij de bedijking gehouden werd, n a d e r mondeling toegelicht.

Hoewel noch het onderzoek noch h e t verslag dus op w e t e n s c h a p -pelijke grondigheid k u n n e n bogen, acht ik het toch gewenscht dit verslag t e publiceeren, om t e voorkomen, dat de voor dit doel ver-zamelde gegevens, die ook voor andere doeleinden van waarde k u n n e n zijn, verloren gaan.

I k heb gemeend het verslag ongewijzigd t e k u n n e n l a t e n en niet t e behoeven aan t e vullen m e t m e e r breedvoerige beschouwingen o m t r e n t de p u n t e n , die er in t e r sprake komen. Dit levert des t e m i n d e r bezwaar op, omdat in h e t hieropvolgende verslag v a n het Lauwerzee-onderzoek op enkele p u n t e n uitvoeriger wordt ingegaan of daarvoor verwezen wordt naar andere publicaties.

(2)

Rapport betreffende het onderzoek naar de natuurwaarde der kwelder benoorden den Eemspolder.

Voor de beoordeeling der cultuurwaarde v a n d e n grond der bedoelde kwelder k a n volstaan worden m e t de bepaling van :

I . h e t gehalte a a n k l e i , waaronder t e verstaan is h e t gehalte aan deeltjes m e t een diameter kleiner d a n 0,020 m m .

I I . de grofheid v a n h e t z a n d , waartoe gerekend worden alle bodemdeeltjes m e t een diameter grooter d a n 0,020 m m . D e grofheid v a n h e t zand is voor de watervoorziening der p l a n t e n e n voor de s t r u c t u u r v a n den grond v a n groote beteekenis ; in 't alge-m e e n k a n alge-m e n zeggen, dat bij hetzelfde zandgehalte d e cultuurwaarde v a n d e n grond grooter zal zijn n a a r m a t e h e t „ z a n d " fijnkorreliger is.

Beschikt m e n over d e gegevens betreffende h e t gehalte a a n klei en de grofheid v a n h e t zand, d a n k a n m e n door vergelijking v a n deze gegevens m e t die voor soortgelijke, reeds in cultuur zijnde gronden, zich een vrij juist beeld vormen v a n de cultuurwaarde v a n den kwelder-grond n a inpoldering.

D e n 23sten Mei werden d e voor dit onderzoek benoodigde monsters genomen langs een 3-tal lijnen, t e weten :

L ij n A. Oostelijk deel der kwelder. (Eigenaar J . O. M E B U W E S ) . B . M i d d e n d e r kwelder. ( E . O. VAN V E E N ) .

C. Westelijk deel d e r kwelder. ( J h r . L E W E VAN KYENSTEIN, t h a n s in h u u r bij den heer BAKKEE). D e monsters werden genomen telkens om de honderd meter, begin-n e begin-n d e op obegin-ngeveer 100 M. uit debegin-n dijk.

Bij h e t n e m e n der monsters, hetgeen door h e t graven v a n gaten geschiedde, werd h e t volgende opgemerkt.

De kwaliteit v a n den grond op lijn A m a a k t een gunstigen indruk; het is goede zavelgrond, terwijl h e t eigenlijke zand, zonder kleüaagjes, op ongeveer 30 c m . begint, zoodat een bouwvoor v a n voldoende dikte verkregen k a n worden.

De grond langs de lijnen B en C is veel zandiger d a n langs lijn A ; het onvermengde zand ligt hier echter dieper, op lijn B 40—50 c m . , op lijn C 70—80 c m . diep. D e bovengrond is over 't algemeen opge-bouwd uit vrij dikke zandlagen, gescheiden door dunnere kleihoudende laagjes. D e ophooging d e r kwelder schijnt hier dus hoofdzakelijk bij stormvloeden door zand plaats t e hebben. N a a r m a t e de kwelder hooger wordt zal de verdere ophooging bij steeds hoogere stormvloeden en ruwer water en dientengevolge door steeds zandrijker materiaal plaats hebben. ')

1) Ook bij den Dollard, in de polders en op de kwelder, neemt men hetzelfde ver-schijnsel waar: de bovengrond bevat steeds meer zand dan de onderliggende laag.

(3)

"Verbetering van de kwaliteit der kwelder door verdere ophooging is hier (d.w.z. in ieder geval t e n westen der lijn B) dus niet t e verwachten, integendeel, m e n moet a a n n e m e n , dat, n a a r m a t e de kwelder nog langer onbedijkt blijft liggen, de kwaliteit van den grond zal verminderen, aangezien de bouwvoor steeds zandiger en de aan-wezige goede zavelgrond steeds dieper onder zandlagen bedolven zal worden.

Mogelijk hangt het bovenstaande verschil t u s s e h e n het oostelijk en westelijk deel der kwelder samen m e t een verschil in hoogte-ligging. Voor den kwelderrand bestaat, blijkens eene door den Provincialen W a t e r s t a a t uitgevoerde waterpassing een dergelijk hoogteverschil i n d e r d a a d ; in de westelijke helft ligt de kwelderrand niet onbelangrijk hooger.

Verder zij er nog op gewezen, dat daar, waar afslag plaats heeft de ophooging van de kwelder plaats zal hebben m e t grover materiaal dan op plaatsen, waar de kwelder aanwast. Bij mijn bezoek aan de kwelder op 23 Mei bleek, dat op de lijn A (oostelijk deel) sterke aanwas, op lijn B (midden der kwelder) sedert kort, na een periode v a n afslag blijkbaar weer eenige aanwas en op lijn C (westelijk deel) afslag plaats vindt.

Onderzoek der grondmonsters. Door afslibben van den grond m e t water werd bepaald : 1. het gehalte aan gronddeeltjes grooter dan 20 micron. *) 2. ,, ,, ,, ,, ,, , 100 ,, 3. ,, ,, ,, ,, van de grootte 100—50 micron. •*• ,, ,. ,, ,, ,, ,, ,, 50 20 ,,

D e betreffende cijfers zijn in tabel I opgenomen. Uit deze cijfers blijkt het volgende.

De gunstige indruk bij het n e m e n der monsters van den grond langs lijn A verkregen, wordt door de gevonden cijfers volkomen bevestigd;

1) 1 Micron = 1/1000 m M . De hier opgegeven deeltjes-grootte is b e n a d e r e n d e n d i e n t slechts om zich ongeveer e e n denkbeeld v a n d e deeltjes t e k u n n e n v o r m e n . Essentieel zijn de bezinkingstijden, waarbij afgeslibd werd. De bezinkingstijden cor-respondeeren m e t d e volgende valsnelheden der deeltjes :

voor d e deeltjes v a n 20 micron : 0.2 m M . per sec. voor de deeltjes van 50 micron : 2.0 m M . per sec. voor de deeltjes van 100 micron : 0.7 mM. per sec.

10 gr. g r o n d w e r d even opgekookt m e t v e r d u n d z o u t z u u r (50 cc. n o r m a a l ) ; d a a r n a werd in den slibcilinder (Sikorsky) eenige malen m e t gedestilleerd w a t e r e n ver-volgens m e t a m m o n i a k t e r s t e r k t e van 0.2 n o r m a a l afgeslibd bij bezinkingstijden, die bij een valhoogte van 20 cM. r e s p . b e d r a g e n 1000, 100 en 30 sec.

(4)

van aï den dijk tot op ongeveer het midden der kwelder is de grond te beschouwen als lichten Heigrond, terwijl de tweede helft beschouwd m a g worden als goeden zavelgrond. W e l ligt op enkele plaatsen de zandgrond op geringe diepte, m a a r toch niet zoo dicht onder de opper-vlakte, dat, gezien den aard van d e n bovengrond, geen bouwvoor van voldoende dikte en- van voldoende kwaliteit verkregen zou k u n n e n worden.

Zelfs op het einde der kwelder stijgt het zandgehalte nauwelijks boven 70 pet., zoodat ook daar de grond als bouwgrond nog zeer geschikt is, te meer daar deze grond betrekkelijk fijnzandig is.

W e r d bij het n e m e n der monsters langs de lijnen B en C een minder gunstigen indruk van den grond verkregen, de r e s u l t a t e n van het onderzoek hebben dezen indruk veel verbeterd en de overtuiging geschonken, d a t de gronden langs deze lijnen in cultuurwaarde niet achtergesteld behoeven t e worden bij de gronden in de aangrenzende polders. Bij geen enkel m o n s t e r stijgt het „ z a n d " - g e h a l t e boven 80 pet., terwijl het gehalte aan zandkorrels grooter dan 100 micron buiten verwachting laag is. Geen der monsters moet gerekend worden tot het type der „ s t u i v e n d e zavelgronden".

D a t m e n bij onderzoek ter plaatse de kwaliteit van den grond onder-schat, m o e t hieraan toegeschreven worden, dat in den laagsgewijs opgebouwden grond vooral de lichtgekleurde zandlagen het meest in het oog springen.

Ter vergelijking zijn in tabel I I de cijfers opgenomen van reeds vroeger onderzochte grondmonsters, voor het meerendeel afkomstig uit de aangrenzende polders. x)

D e uiterst beperkte tijd, welke voor het onderzoek der monsters en het samenstellen v a n dit rapport gegeven was, laat niet toe in verdere beschouwingen o m t r e n t de cijfers t e t r e d e n en de verschillende m o n s t e r s meer grondig m e t elkander te vergelijken; geen der monsters geeft echter, gezien de ter onzer beschikking staande cijfers van reeds in cultuur zijnde soortgelijke gronden, aanleiding tot het vermoeden, dat ter plaatse, waar het m o n s t e r genomen werd, bij inpoldering minderwaardige grond verkregen zal worden. Voor zoover wij door dit onderzoek over gegevens beschikken, behoeft de kwaliteit van den grond in den polder, welke na bedijking der onderzochte kwelder ver-kregen wordt, niet achtergesteld t e worden bij die van den grond in de aangrenzende polders.

Ondergeteekende k o m t derhalve tot de conclusie, dat, voor zoover het de kwaliteit van den grond betreft, t h a n s m e t evenveel recht als bij de vroegere bedijkingen tot bedijking der kwelder voor den E e m s -polder kan worden overgegaan.

1) I n h e t h i e r a c h t e r volgende verslag van het Lauwerzee-onderzoek-1927 zijn in de t a b e l l e n 4 en 5 een groot a a n t a l gegevens o m t r e n t de mechanische samenstelling van verschillende zavelgronden o p g e n o m e n .

(5)
(6)

T A B E L I .

Lijn A. (Oostelijk deel; J . O. M E E U W E S ) I n procenten v a n den drogen grond.

Analyse N°. I 603 I 604 I 605 I 606 I 607 I 608 I 609 I 610 I 612 I 613 a O S 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 a . •ö £

l a

3 •* 100 -225 425 -525 -625 725 825 3 rf 0 - 1 0 10-20 0—30 0 - 1 5 1 5 - 3 0 0 - 1 6 16—27 0 - 1 4 0—29 0—33 13 o En 35.2 62.6 39.8 35.4 55.9 47.7 76.0 52.2 66.6 70.3 ..Zand".

is'

•3 2 n.3 o 3 1.9 6.8 4.2 2.9 5.8 2.3 7.9 3.8 6.0 5.3 2 | S S 13.2 36.3 20.1 17.7 31.5 22.3 58.7 30.6 43.9 47.8 S p

sa

20.1 19.5 15.5 14.8 18.6 23.1 11.4 17.8 16.7 17.2 M O O 5.8 9.3 9.1 9.1 Opmerkingen. Oude kwelder; zand op 20 cM. zand op 19 cM

Lijn B. (Midden der kwelder; E . O. VAN V E E N ) I 621 I 620 I 619 I 618 I 616 I 617 I 614 I 615 18 17 16 15 13 14 11 12 100 200 300 400 500 600 0 - 3 0 0 - 3 0 0 - 3 0 0 - 3 0 0 - 1 6 1 6 - 2 6 0—21 21—45 36.7 62.4 61.7 76.6 71.5 74.8 75.1 43.3 6.2 2.8 5.1 9.7 5.1 9.5 6.0 2.5 9.9 33.7 37.0 39.9 42.8 46.2 49.1 25.1 20.6 15.9 19.6 27.0 23.6 19.1 20.0 15.7 10.0 7.9 8.3 Lijn C. ( J h r . L E W E VAN N Y E S T E I N ) I 622 I 623 I 624 I 625 19 20 21 22 100 200 300 0 - 3 2 0—30 0—15 1 5 - 3 0 46.5 59.8 74.9 72.9 5.3 6.1 12.0 3.9 32.2 35.9 46.3 47.7 9.0 17.8 16.6 21.3 9.6 7.8 Zand op 32 cM Zand op 80 cM.

(7)

TABEL I I .

Mechanische samenstelling der bouivvoor O—20 c.M.

Analyse N°. Do 155 Do 157 Do 167 Do 169 Do 171 GM 269 GM 271 GM 272 GM 16 Do 190 GM 17 GM 274 GM 276 GM 277 GM 45 Polders,

Johannes Kerkhoven polder. Plek waar het gewas somtijds Vrijwel het slechtste perceel

uit dezen polder Lauwerpolder. Boerderij Tan D. Huizinga

Bruins. Bij den dijk van den Noord-In 't midden v a n den polder

Oostpolder. Boerderij v a n P. H. Steenbrink

te Roodeschool. Zware zavel bij den

Midden-dijk

Midden in den polder. . . .

Bü den opdrjk (D. K. Welt te Uithuizermeeden) . . . . Stuivend perceel a. d. zeedijk

(B. L. Westerdyk t e Oude

Eenispolder. Kort voor den zeedijk v a n

1876 (D. E . Welt) . . . . Uiterdijksland. Boerderij v a n P. H. Steenbrink

te Roodeschool.

In 't midden v. h. TJiterdijks-Meer n a a r den Greedeweg toe Bij den Middendijk (D. K. Welt,

uithuizermeeden) . . . . „Zand". o E-i 83.0 82.1 70.6. 73.8 70.0 61.2 75.7 75.2 66.4 84.9 6S.4 78.0 72.5 60.1 74.8

1 S

• CD " 2

II

38.3 3.4 3.8 14.1 19.2 19.9 25.6 20.8 20.3 17.3 in o o .2

8 s

40.9 42.0 61.3 46.2 41.3 42.7 51.6 42.0 39.5 43.1 CQ o 1 'S

s's

2.9 25.2 18.7 9.7 15.2 12.6 7.7 15.2 12 7 14.4 Opmerkingen. 4.61 Ca C03 5.67 „ 5.33 „ 6.25 ' „ 3.08 „

(8)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vraag is hoe in Nederland de kunsten, het wonen, het samenleven en de alledaagse cultuur zich onder invloed van immigratie hebben gewijzigd gedurende de twintigste eeuw..

Dit is 'n navorsingsverwagting dat die verbond as paradigma binne enige Christelike kerkverband goed in pastoraat benut kan word. Persone uit verskillende Christelike kerkverbande

Hypothetical model based on the literature review LEADER- MEMBER EXCHANGE Relationship ROLE CLARITY ENGAGEMENT Cognitive, Emotional, Physical PSYCHOLOGICAL EMPOWERMENT

"Ook de vraag van de Amerikaanse regering inl',ake geheim- houding wijst wel op het militaire karakter van een en ander, want wanneer het alleen gaat om de

De soorten Plantago maritima, Festuca rubra, Puccinellia maritima en Juncus gerardii zijn aangegeven, omdat deze soorten het meest begraasd worden.. De soort Elymus athericus

Variatie in kleidikte kan vervolgens worden verklaard door het te relateren aan de leeftijd van de kwelder en de base elevation (hoogte van de zandondergrond) 01ff (1992) gebruikte

iJitzonderingen: vrouwen die op de Hoge Kwelder dominanter zijn en dus meer voor in de Hoge Kwelder—groep zullen zitten, hebben op de Lage Kwelder een hogere dreigfrekwentie

De talmoed schrijft voor dat de zonen (17 en 18) van een ouderpaar (6 en 7) waarvan al twee zonen (12 en 15) door bloedverlies na de besnijdenis overleden zijn, niet besneden