• No results found

Economische aspecten van teelt en afzet van strelitzia's

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Economische aspecten van teelt en afzet van strelitzia's"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A . S t e i n

N o . 4 . 7 2

E C O N O M I S C H E A S P E C T E N

V A N T E E L T EN A F Z E T V A N S T R E L I T Z I A ' S

N o v e m b e r 1 9 7 6

^ DEN HAAG u* j/fro * BI8L:ÜTHEEK ,

^ t i

L a n d b o u w - E c o n o m i s c h I n s t i t u u t

A f d e l i n g T u i n b o u w

Z2Jo\t>\

(2)

I n h o u d

Biz.

WOORD VOORAF 5 SAMENVATTING 7

1. ALGEMENE GEGEVENS BETREFFENDE DE TEELT VAN

STRELITZIA'S 9 2. PRODUKTIE EN PRIJSVORMING VAN STRELITZIA 11

2.1 Produktie- en prijsgegevens 11 2.2 Analyse van de prijsvorming, 15

3. KOSTEN EN OPBRENGSTEN 19 3.1 Kostenaspecten 19 3.2 Opbrengsten 20 3.3 Kosten versus opbrengsten 22

3.A Beslissingsaspecten 25

(3)

Woord vooraf

De teelt van Strelitzia is, in het geheel van de Nederlandse bloemisterij, van bescheiden betekenis. De belangstelling voor deze teelt is echter in de laatste jaren snel gegroeid.

In het voorliggende rapport zijn de resultaten neergelegd van het onderzoek naar de economische aspecten van de teelt en afzet van dit produkt. Hierbij is vooral aandacht besteed aan de specifieke gevolgen van het feit dat het verscheidene jaren duurt voordat het gewas in volle produktie is.

Het onderzoek en de rapportering is grotendeels het werk van ing. A. Stein van de afdeling Tuinbouw. Voor bepaalde onderdelen hebben ir. E.H.J.M, de Kleijn en G. Koppert bijdragen geleverd.

Alle kostenberekeningen zijn uitgevoerd op basis van het prijspeil van begin 1976. Op het moment van publikatie zijn deze basisgegevens gedeeltelijk verouderd. De algemene conclusies uit deze studie worden daardoor echter niet aangetast.

cteur,

(4)

S a m e n v a t t i n g

De teelt van Strelitzia is, gezien binnen het brede sorti-ment Nederlandse snijbloemen, slechts van geringe betekenis. De totaalomzet van snijbloemen op de Nederlandse veilingen bedroeg in 1975 ruim ƒ 965 miljoen; hiervan was slechts +_ ƒ 2,8 miljoen afkomstig van Strelitzia. Op basis van hetgeen in het jongste ver-leden is opgeplant, kan men verwachten dat, de lange aanlooptijd om tot volle produktie te komen in aanmerking nemend, de eerstko-mende jaren een sterke aanvoertoename zal optreden. Een

vergro-ting van het aanbod met 1% doet de prijs met 0,2 6% dalen. De marktsituatie in de toekomst is dus niet ongunstig te noemen.

Geheel anders, ligt het in de kos ten-opbrengsten sfeer. De lange aanlooptijd om tot volledige produktie te geraken brengt enerzijds hoge kosten mee, anderzijds, vooral in de beginjaren, lage opbrengsten. In het gunstigste geval duurt het 8 à 10 jaar voordat kan worden gesproken van een kostendekkende exploitatie. In ongunstige situaties, bij gebruik van goedkoop plantmateriaal met een lange aanlooptijd tot de bloei, kan dit punt pas worden bereikt na 27- tot meer dan 30 jaar.

De kosten variëren, afhankelijk van het aantal gesneden bloemen, van ƒ 16,- per m2 tot ƒ 30,-, de kosten van de plantop-stand buiten beschouwing gelaten. De stuksopbrengsten lopen uit-een, bij een aanplant in volle produktie, van 18 tot 25 en wel-licht nog meer bloemen per m2 kas, hetgeen bij het huidige prijs-peil een geldopbrengst betekent van ƒ 36,- tot ƒ 50,- /m2.

De mogelijkheden om de kosten/opbrengsten verhouding te verbeteren zijn gering. Bezuinigingen op bv. brandstof, geven veelal aanleiding tot oogstverschuiving of kwaliteitsverlies; meer perspectief biedt verhoging van de physieke produktie. Dit blijkt bv. uit de soms grote verschillen in stuksopbrengsten en kwaliteiten van planten van dezelfde leeftijd en groeiend onder gelijke omstandigheden. Selectie op plantmateriaal biedt dan ook goede vooruitzichten.

Overziet men het geheel dan komt men tot de volgende kenmer-kende punten van de Strelitzia-teelt:

lange aanloopperiode om tot volledige produktie te geraken; hoge investeringen in plantmateriaal en gezien het voorgaan-de hoge rentekosten;

tot dusverre nog nauwelijks selectie van plantmateriaal; weinig teelttechnische moeilijkheden;

de teelt vraagt betrekkelijk weinig arbeid;

gunstige arbeidsverdeling; de meeste arbeidsuren worden ge-vraagd in de periode september t/m april; dit in

(5)

tegenstel-ling tot de meeste "grote" sierteeltgewassen als, roos, anjer, trosanjer enz.;

tijdstip van oogsten is niet sterk tijdsgebonden. Veelal kan worden volstaan met 2 à 3 maal per week oogsten;

volumineus produkt, hoge kosten van verpakkingsmateriaal; geringe mogelijkheden tot mechanisatie van oogstverwerking; lange houdbaarheid van de afgesneden bloemstelen, zowel op water als in bloemstukken;

beperkt verbruikskader(hoofdzakelijk bind- en steekwerk); vooralsnog gunstige marktperspectieven.

(6)

1. A l g e m e n e g e g e v e n s b e t r e f f e n d e

de t e e l t van S t r e l i t z i a 1)

Strelitzia reginae (Banks), ook wel Vogelkopbloem of Para-dij svogelbloem genaamd, is van oorsprong afkomstig uit het zuiden van Zuid-Afrika (Kaap-provincie). De Strelitzia is vernoemd naar Sophia van Mecklenburg Strelitz, echtgenote van Koning George III van Engeland, door Sir Joseph Banks, een Engels botanicus die leefde van 1743-1820. Twee eeuwen-geleden is het gewas overge-bracht naar streken rond de Middellandse Zee, waar het eerst als sierplant en vanaf het begin van deze eeuw in toenemende mate als snijbloem wordt geteeld. In Europa zijn Frankrijk, Italië en Spanje met dé Canarische Eilanden de grootste producenten; buiten Europa zijn dit Israël en Marokko.

Het geslacht. Strelitzia behoort tot de familie der Musaceae, waartoe ook de banaan behoort. De bloem, of bloeiwijze, is

opval-lend van kleur en typisch van bouw. De leerachtige bladeren zijn langwerpig ovaal of lancetvormig met scherpe afgetekende licht-groene tot rode nerven. Zowel de bladeren als de bloemen komen als kleine spitse punten uit de schede van een oudere bladsteel te voorschijn. Een bladsteel kan slechts éénmaal een bloeiwijze met .bloemen leveren, bij hoge uitzondering twee. De bloemen, drie

tot vijf, worden door een stevige bloemschede omgeven, die grijs-groen van kleur is. Het boveneinde van de bloemstengel is dikwijls rood gekleurd. De bloemschede springt meestal vrij plotseling open waarna de eerste bloem zich kan ontplooien. Op de plant komen alle bloemen uit elke schede tot ontwikkeling, in afgesneden toestand komen ze veelal niet alle open. Strelitzia's zijn snijrijp wanneer zich twee bloemen per schede hebben geopend.

De vermeerdering van Strelitzia's kan zowel door zaad als door scheuren geschieden. De plant is heterozygoot, hetgeen bete-kent dat de nakomelingschap verkregen d.m.v. zaad een grote variatie kan vertonen. Gezien de lange tijd die verloopt tussen zaaien en bloei zou het zeer vele jaren kunnen duren om, uitgaan-de van zaad, geheel raszuivere (homozygote) nakomelingen te ver-krijgen.

Een snellere,'ongeslachtelijke vermeerderingsmethode, die bovendien meer mogelijkheden tot selectie biedt, is het scheuren. Wanneer de stand van het gewas te dicht wordt kan na de bloei een deel van de planten worden uitgegraven, afgestoken en daarna wor-den verplant. Ook kan men een gewas geheel rooien en na het scheu-ren herplanten.

1) Voor een vollediger teelttechnische beschrijving kan worden verwezen naar een ongepubliceerde nota van het Consulentschap Aalsmeer/Amsterdam, dd. 14-9-1973, van de hand van S. Broer.

(7)

De waarde van Strelitzia-planten wordt bepaald door het aan-tal scheuten, neuzen of ogen, die zich op de plant bevinden. Oude-re planten kan men echter niet straffeloos blijven opdelen. StOude-re- Stre-litzia's bezitten nl. een vlezig en broos wortelgestel en worte-len zeer diep. Bij het rooien van planten of plantendeworte-len worden

wortels zeer sterk beschadigd. Wanneer te weinig wortels na het rooien overblijven zal van hergroei geen sprake zijn. Het scheuren en herplanten heeft veelal plaats in mei, na de bloei. Tijdens het seizoen na het scheuren geeft het gewas geen of zeer weinig bloemen.

De bloemknoppen worden in de zomer, tijdens de rustperiode aangelegd. Niet voldoende bekend is de invloed van de rusttijd op de bloemaanleg en bloemproduktie. Men kan nl. in een zelfde kas planten aantreffen die elkaar in hoofdbloei drie maanden ontlopen, onder dezelfde teeltomstandigheden. Het bloeiseizoen loopt van september t/m mei met de nadruk op de maanden maart en april. Het tweede jaar na het planten gaan jonge planten de eerste bloemen produceren. De eerste kwalitatief goede bloemen verkrijgt men pas in de daaropvolgende jaren. De aanloopperiode tot een bevredigende bloemproduktie is echter zeer lang (8-12 jaar). De planten kunnen daarentegen een zeer hoge leeftijd (40-50 jaar) bereiken. In de praktijk wordt dit aanloopprobleem op velerlei wijzen opgelost, o.a. door dicht planten en na een aantal jaren een gedeelte te rooien en elders herplanten, een aantal jaren in. containers telen, ofwel direct grote planten met 3 of 4 neuzen gebruiken; combina-ties van bovengenoemde methoden of combinacombina-ties met andere gewas-sen worden ook wel toegepast.

De gewasverzorging beperkt zich in hoofdzaak tot bladsnijden, water geven, bijmesten en ziektebestrijding, doch heeft in het geheel van de arbeidsbehoefte weinig te betekenen. Dit in tegen-stelling tot het oogsten, sorteren en inpakken.

De bloemstengels worden gesneden wanneer per schede 2 tot 3 bloemen goed zijn ontwikkeld. Gemiddeld wordt 2 tot 3 maal per week geoogst. Bij de teelt wordt bij voorkeur een kas temperatuur van 15°C aangehouden. Daling van de kas temperatuur doet de bloe-men minder snel afrijpen, temperatuurverhoging versnelt de bloei doch leidt veelal tot slappere bloemstengels.

De bloemen worden verpakt in speciaal daartoe ontworpen dozen met twee losse interieurs waarin de bloemen kunnen worden "vastge-klemd". Beschermd door houtwol of schuimplastic is het produkt op deze wijze goed vervoerbaar en gevrijwaard tegen eventuele bescha-digingen door stoten of opstapelen. Veel aandacht wordt overigens besteed aan het sorteren. Vooral het eerste jaar dat er bloemen worden geoogst is een hoog percentage bloemen misvormd. Normaal wordt ongeveer 50% in de klasse extra gesorteerd, 30% in klasse I en 20% in klasse II. Uit het voorgaande blijkt dat het produkt kwalitatief nogal verschilt.

Strelitziabloemen worden als snijbloem weinig gebruikt; ze worden vrijwel uitsluitend in (exclusief) bind- en steekwerk toe-gepast. Mede hierdoor is het verbruikskader vrij beperkt.

(8)

2 . P r o d u k t i e en p r i j s v o r m i n g v a n S t r e l i t z i a

2.1 Produktie en prijsgegevens

Vóór 1970 was de teelt van Strelitzia's in Nederland van weinig belang. Na genoemd jaar is de produktie zeer snel gestegen. Naar schatting, exacte cijfers zijn niet bekend, wordt in

Neder-land 35-40 ha met dit gewas beteeld. Het Produktschap voor Sier-gewassen (P.v.S.) geeft voor 1976 een prognose van 10% uitbreiding van dit areaal. Het gewas heeft, zoals vermeld, een zeer lange aanloopperiode nodig om in volledige produktie te komen. Een ge-ringe verdere uitbreiding van het areaal in aanmerking nemend moet voor de eerst komende 5-10 jaar worden gerekend op minstens een vervijfvoudiging van de aanvoeren van 1975. Ter illustratie zijn

in tabel 2.1 van de veilingen CCWS (Honselersdijk) en VBA (Aals-meer) voor een aantal jaren de aanvoeren, omzetten en gemiddelde prijzen gegeven 1).

Tabel 2.1 Aanvoeren, omzetten en gemiddelde prijzen per jaar van Strelitzia's Aanvoeren in 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975

CCWS

36.290 51.120 71.890 89.690 150.170 270.860 430.710 676.700 stuks

VBA

72.210 89. 800 120.900 162.320 235.100 253.140 397.400 533.590 Omzetten in

CCWS

70.280 126.780 180.440 249.340 403.960 674.440 999.250 1.522.580 guldens

VBÀ

145.150 177.800 244.220 374.960 566.590 564.500 858.380 1.199.880 Gem. prijzen in gld, CCWS 2,15 2,48 2,51 2,78 2,69 2,49 2,32 2,25 .p. st. VBA 2,01 1,98 2,02 2,31 2,41 2,23 2,16 2,25

Bron: veilingverslagen CCWS en VBA (VBA excl. importbloemen)

De aanvoeren en omzetten nemen op de CCWS sneller toe dan op de VBA. De grootste uitbreiding heeft dan ook in het Z.H.Glas-district plaats gehad.

Landelijke produktiecijfers zijn niet beschikbaar. Aangenomen mag worden dat op de CCWS en de VBA te zamen een zeer groot

(9)

Verder kan over de voorgaande cijfers nog het volgende worden op-gemerkt :

1. Op de CCWS wordt een viertal bladeren met de bloemen in de doos aangevoerd en geveild.

In Aalsmeer is dit niet of in mindere mate het geval en wor-den de bladeren veelal los aangevoerd en apart geveild. 2. Strelitzia-bloemen staan in het teken van een zekere

exclusi-viteit. De bloemen werden aanvankelijk in hoofdzaak via ande-re kanalen dan de veiling afgezet. Zeker gold dit voor de

eerste kwaliteit bloemen. Bij toenemende aanvoeren geraakten deze andere afzetkanalen spoedig "verstopt", en het gevolg is geweest dat op de veilingen het aantal bloemen van eerste kwaliteit sterk is toegenomen. Dit heeft gedurende de laatste jaren de prijsvorming op de veilingen gunstig beïnvloed. Het produktieverloop gedurende het seizoen, zoals dat tot uiting komt in het aanvoerverloop op de eerder genoemde veilingen, vertoont een dieptepunt in de maanden juni, juli en augustus. Daarna stijgt het geleidelijk om in de maanden februari, maart en april een top te bereiken (figuur 2.1a). De verschillen in aan-voerpatroon tussen de beide veilingen zijn te verwaarlozen.

Het prijsverloop gedurende het seizoen vertoont een vrij vlak beeld (figuur 2.1b) met toppen in de maanden mei en december (moe-derdag en Kerstdagen). In augustus, wanneer de eerste bloemen van het nieuwe seizoen worden aangevoerd vertoont het prijsverloop een dieptepunt. Dit is een gevolg van de wat mindere kwaliteit van de aangevoerde bloemen en de geringere vraag op dat moment. De onderlinge verschillen tussen de beide veilingen zijn ook wat prijsverloop betreft niet groot; de fluctuaties blijken op de VBA wat kleiner te zijn dan op de CCWS.

Behalve de Nederlandse produktie wordt, met name op de VBA, ook een groot kwantum geïmporteerde Strelitzia's geveild. Deze zijn doorgaans van minder goede kwaliteit, hetgeen tot uiting komt in de lagere prijzen. Het prijsverloop van de importbloemen ver-toont, bij een aanvoerverloop dat in hoofdzaak gelijk is aan dat van het Nederlandse produkt, een veel grilliger beeld, met weder-om toppen in mei en in december (figuur 2.2). De invoeren van Strelitzia's via de VBA zijn gedurende de laatste 2 jaar op het-zelfde niveau gebleven, rond 200.000 stuks, hetgeen impliceert dat de betekenis van deze importen geringer wordt t.o.v. de stijgende Nederlandse produktie (tabel 2.2).

Een belangrijk deel van het veilingaanbod wordt geëxporteerd. Gedetailleerde cijfers hieromtrent ontbreken; schattingen over het gedeelte dat over de grenzen gaat, lopen uiteen van 40-70% van de totale aanvoer.

(10)

c (fl

>

c T l c CT. H 4-1 m r*» (T.

B O -o 60-rf — — c H J-l (1) O > r*« a\ n 4 J • H 0) •o e M M e o > c trt « M ni « s o -a 13

(11)

Figuur 2.2 Aanvoer en gemiddelde prijs in % van geïmporteerde Strelitzia's op de VBA van resp. totale jaaraanvoer en gem. jaarprijs 1973 t/m 1975 Aanvoer in % 15 10 5

n

/v\

''

V \ .

N. > v X ^^m^ 1 1 1

A

/ \ —' \ ^ "V, \ \ \ \ \ \ \ \ \ ^ > i i i i i

1 /

i / l/ / / /

y s j

/ l / i

\l

l 1 « gem.prijs in % -, 130 120 110 100 90 80 70 aanvoer gem. prijs 14

(12)

1973 19)4 1975 209. 225. 212. .640 ,120 ,240

Tabel 2.2 Invoer van Strelitzia's op de VBA

Aanvoer in stuks Omzet in guldens Gemiddelde prijzen in guldens per stuk

377.350 Ï7i(j 400.710 1,78

373.520 \J6

2.2 Analyse van de prijsvorming

Zoals vermeld is sinds 1970 het areaal van Strelitzia's be-langrijk uitgebreid. De aanvoer op de Nederlandse veilingen is daardoor vanaf 1972 sterk toegenomen. In dat jaar heeft het pro-dukt - gezien de ontwikkeling van de reële prijzen - zijn primeur-karakter verloren.

De prijsvorming in de periode 1968 t/m 1975 is met behulp van regressieanalyse kwantitatief geanalyseerd. De maanden juni, juli en augustus zijn daarbij wegens de geringe aanvoer buiten beschou-wing gebleven. Het bleek dat de relatie tussen aangeboden hoeveel-heid en gedefleerde veilingprijzen het best kon worden benaderd via een half logaritmische functie, P = f (logQ), hetgeen wil zeg-gen dat het effect van het aanbod op de prijzen geringer wordt naarmate de aanvoer groter is. Verder zijn in de functie 1) facto-ren opgenomen om het effect van de invoer, het prijsverschil tus-sen de genoemde veilingen en de extra kerst- en moederdagvraag te meten. De verkregen relatie tussen prijs en aanvoer is grafisch weergegeven in figuur 2.3.

Uit de analyse blijkt in de maand december (onder invloed van de kerstvraag?) de gemiddelde prijs van Strelitzia's, bij aanvoe-ren van gelijke grootte, in vergelijking met de andere maanden JH 70 cent per steel hoger te liggen, uitgedrukt in prijzen van

1974. Dit geldt zowel voor de VBA als de CCWS. Van een moederdag-effect valt bij Strelitzia's weinig terug te vinden; kennelijk heeft het produkt daarvoor nog een te exclusief karakter.

Tussen de CCWS en de VBA blijkt over de onderzochte periode een prijsverschil van 22 cent per stuk ten gunste van de CCWS te

bestaan, weer onder de veronderstelling van gelijke aanvoergrootte.

1) Prijs Nederlands produkt =

842,22 - 134,47 log Nederlands aanbod - 0,00042 Invoer (+ 5,71) 0,5 (+ 0,00029) 10 6,073D mei + 70.644D dec. + 22,035D veilingen

(6,849)NS (6,827) 0,5 (+ 4,775) 0,5 R2 = 0,87 N = 144 = 8 jaar, 9 maanden, 2 veilingen D = dummy.

(13)
(14)

Als oorzaken hiervoor zijn aan te geven de import van Strelitzia's op de VBA en het aanbieden van de bloemen op deze veiling zonder toevoeging van blad. Nu kan de invloed van de import op de

VBA-prijzen berekend worden. Bij een gemiddelde importniveau per maand van 22.058 stuks (gemiddelde van de laatste drie jaar) blijkt de prijs van het eigen aanbod met reëel 9 cent per stuk meer te dalen dan op de CCWS. Het resterende reële prijsverschil van 13 cent

(22 - 9 cent) per stuk kan dus veroorzaakt zijn door het niet aan-voeren van blad samen met de bloem zoals dat op de CCWS geschiedt. Uit gegevens over 1974 van de VBA blijkt dat de opbrengst van het Strelitzia-blad rond de 9 cent per bloem bedraagt. Hieruit zou blijken dat er een meeropbrengst van 4 cent per bloem op de CCWS verkregen wordt omdat het blad samen met de bloem wordt geveild.

Tabel 2.3 Gemiddelde prijsflexibiliteiten (fp) met betrekking tot het eigen aanbod en de invoer van Strelitzia (sept, t/m mei)

1973 1974 1975

Gem. 1973/1975

fp totaal eigen aanbod - 0,223 - 0,260 - 0,285 - 0,262 fp invoer op VBA - 0,036 - 0,043 - 0,045 - 0,042

Met behulp van de gevonden functie zijn de zogenaamde prijs-flexibiliteiten berekend, zowel met betrekking tot het eigen aan-bod als tot de invoer (zie tabel 2.3). Het prijsflexibiliteits-cijfer geeft aan met hoeveel procent de prijs zal dalen als het eigen aanbod (c.q. invoer) met 1% toeneemt, daarbij aannemende dat alle andere prijsbeïnvloedende factoren constant blijven. Hoe gro-ter - in absolute waarde - deze prijsflexibiliteiten zijn, des te groter is de invloed op de prijs. Sterk negatieve flexibiliteiten

(groter dan -1) wijzen op een verzadigde markt.

Uit de gevonden cijfers (zie tabel 2.3) blijkt dat de markt van Strelitzia's nog zeer elastisch is. Een vergroting van het eigen aanbod met 1% doet de prijs slechts met 0,26% dalen. De to-tale geldelijke omzet blijft dus bij aanbodsvergroting nog sterk stijgen. Het beperkte verbruikskader van Strelitziabloemen maant echter tot voorzichtigheid met betrekking tot toekomstschattingen. De huidige groei in de afzetmogelijkheden zou wel eens eerder tot stand gekomen kunnen zijn door het openbreken van nieuwe afzet-gebieden dan door vraagvergroting in de bestaande afzet-gebieden. Verder "blijkt uit schattingen, waarbij met constante kwaliteiten is ge-werkt, dat de prijsflexibiliteiten relatief weinig zijn gestegen onder invloed van de toeneming van de kwaliteit van Strelitzia-bloemen. Aangezien een verdere kwaliteitsverbetering van het

(15)

vei-lingaanbod niet waarschijnlijk is, zal wellicht in de toekomst de markt minder elastisch zijn dan uit de cijfers blijkt.

De invoer heeft een zeer geringe invloed op de prijsvorming van de Nederlandse Strelitzia (slechte kwaliteit); een toeneming van de invoer met 1% heeft een prijsdaling van 0,04% van het

Nederlandse produkt tot gevolg.

(16)

K o s t e n en o p b r e n g s t e n

3.1 Kostenaspecten

In het totaal van de Nederlandse bloemisterij neemt de teelt van Strelitzia's slechts een zeer bescheiden plaats in. Als gevolg hiervan ontbreken gegevens omtrent oppervlakte, aantal bedrijven, oppervlakte per bedrijf en spreiding van de bedrijven over geheel Nederland nagenoeg geheel.

De indruk bestaat dat de teelt van Strelitzia's slechts voor-komt op gemengde bedrijven, zowel gemengde bloemenbedrijven als groenten-bloemenbedrijven. Specialisatie komt, voor zover bekend, in dit gewas nog niet voor. De oppervlakte per bedrijf bedraagt

zelden meer dan 25-30% van de totale oppervlakte teelten onder glas. De hoge investeringen per m2 in plantmateriaal en de lange aanlooptijd tot volledige produktie wordt bereikt, zullen hieraan debet zijn. Teeltcombinaties zijn moeilijk aan te geven daar vrij-wel alle "grote" bloemisterij gewassen arbeidstechnisch goed passen bij de teelt van Strelitzia's. De meeste gewassen vragen nl. veel arbeid in de periode van april t/m september, dit in tegenstelling tot de Strelitzia's.

De kosten van de teelt van Strelitzia's zijn binnen het raam van het gemengde bedrijfstype niet precies vast te stellen. Daarom is volstaan met een meer globale benadering.

De jaarkosten van de duurzame produktiemiddelen zijn gesteld op ƒ 10,- per m2 (rente, afschrijving, onderhoud, verzekeringen en belastingen). Deze kosten lopen van bedrijf tot bedrijf sterk uit-een en zijn in hoge mate afhankelijk van bedrijfsgrootte, moderni-teit van de bedrijfsuitrusting, ketelcapacimoderni-teit e.d. De Strelit-zia's moeten aan deze kosten bijdragen naar rato van oppervlakte.

De brandstofkosten worden bepaald door de verlangde kastempe-ratuur en de te betalen prijs per m3 gas. Voor de berekeningen

is uitgegaan van een kas temperatuur van gemiddeld 15°C. De tempe-ratuurverschillen die door de verwarming moeten worden overbrugd kunnen worden "vertaald" in kilocalorieën, waarbij als algemene norm is aangehouden 8 k.cal per uur per m2 per graad C tempera-tuurverschil. Het aantal op deze wijze berekende K.calorieën kan vervolgens worden omgerekend in eenheden brandstof (bijlage 1). Elke graad Celsius temperatuurverhoging kost per m2 +_ 6 m3 meer aardgas. De basis-gasprijs is gesteld op 10 cent per m3; de brand-stofkosten komen dan neer op f 5,90 per m2 kas. Verschillen in brandstofkosten kunnen optreden als gevolg van veranderingen in de gasprijs per m3, ketelrendement, weersomstandigheden, isolering enz.

De arbeidskosten voor de teelt zijn berekend naar de arbeidsbehoefte en niet naar de beschikbaarheid van

(17)

arbeidskrachten in het gehele bedrijf. Er is dus geen rekening gehouden met eventuele situaties, waarbij voor de beschikbare arbeid geen volledige benutting kan worden verkregen, of met an-dere situaties waarbij extra los personeel moet worden aangetrok-ken. Overigens zal leegloop op gemengde bedrijven dank zij

Stre-litzia's weinig of niet voorkomen, gezien het verloop van de ar-beidsbehoefte van deze teelt.

Bij het berekenen van de arbeidskosten is uitgegaan van vol-waardige arbeidskrachten. De arbeidsbehoefte is daarbij gekoppeld aan de aantallen bloemen die worden geoogst. Als norm voor snijden en verpakken is gehanteerd 1 minuut per bloem. Voor diverse werk-zaamheden zoals bijmesten, water geven, ziektenbestrijding en bladsnijden is gerekend van 30 uur tot 100 uur per 1.000 m2. Bij

een grotere oogst (grotere planten) zal nl. ook het aantal uren bladsnijden toenemen.

Aan materiaalkosten is berekend het aantal interieurs beno-digd voor het verpakken van de bloemen. Het aantal is twee per doos à ƒ 0,60 per stuk.

Voor de diverse algemene kosten (inclusief vastrecht aardgas) en kosten van overige materialen is berekend ƒ 1,50 per m2. De

diverse algemene kosten zullen van bedrijf tot bedrijf sterk uit-een lopen als gevolg van verschillen in administratiekosten, auto-kosten, telefoon enz.

De kosten van het eerste jaar kunnen alsdus worden berekend, uitgaande van ƒ 15,90 (zie grafiek) verhoogd met ƒ 0,60 /m2 aan

grondbewerking en arbeidskosten voor het planten (exclusief plant-materiaal).

De veilingkosten worden bepaald, afgezien van het veilings-percentage, door het aantal bloemen en de gemaakte prijzen.

Beziet men het kostenbeeld (figuur 3.1) dan blijkt een deel van de kosten onafhankelijk te zijn van de grootte van de oogst

(duurzame produktiemiddelen, brandstof, overige materialen bij de teelt, diverse algemene kosten). Afhankelijk van de grootte van de oogst zijn de kosten van arbeid, van verpakkingsmateriaal en de veilingkosten. In figuur 3.1 zijn de kosten van plantgoed nog niet opgenomen; deze kosten zijn afhankelijk van de investering in plantgoed, en van het opbrengstverloop in de loop der jaren. In paragraaf 3.3 van dit hoofdstuk wordt hierop nader ingegaan.

3.2 Opbrengsten

Strelitzia-bloemen worden in een meerjarige produktiecyclus voortgebracht. Afhankelijk van het uitgangsmateriaal, (grote of kleine planten,al dan niet reeds geselecteerd op bloemproduktie), duurt het 2-4 jaar voor de eerste bruikbare bloemen worden gesne-den. Het aantal bloemen per plant neemt in de volgende jaren toe, de mate waarin is afhankelijk van voorafgegane selectie en/of er-felijk aanwezige eigenschappen. Over welke periode deze toename

(18)

• J . C •sa O O

i ^ H

(19)

zich uitstrekt en tot welk maximum aantal bloemen per plant is onvoldoende bekend. De uniformiteit in plantmateriaal is boven-dien op vele bedrijven ver te zoeken. Dit betekent dat men niet verder kan komen dan een schatting van het gemiddelde aantal bloe-men per plant of per m2 over een arbitrair vastgestelde periode.

In figuur 3.2 is een tweetal opbrengstverlopen aangegeven. Horizontaal is de tijdsduur uitgezet in aantal jaren, verticaal het aantal bloemen per m2.

Lijn I in de figuur heeft betrekking op de situatie, dat zaailingen worden geplant, die in het vierde jaar beginnen te pro-duceren. De produktie per m2 neemt geleidelijk toe, totdat in het elfde jaar een maximum wordt bereikt van 17 bloemen per m2, waar-na de produktie op peil blijft.

Lijn II daarentegen heeft betrekking op een situatie dat men met grotere planten begint, die in het tweede jaar reeds

produk-tie geven (6 bloemen per m2, mede dank zij een tweemaal zo dichte-re planting als bij I ) . De produktie neemt geleidelijk toe tot in het zevende jaar 24 bloemen per m2 worden geoogst. De stand van het gewas is dan echter zo dicht geworden dat men in de zomer van het zevende jaar de helft van de planten rooit (de minst

produk-tieve) en met de andere helft de produktie voortzet. In het acht-ste jaar valt de produktie dan terug op 17 bloemen per m2, doch in de volgende jaren stijgt deze weer, dank zij de toegepaste se-lectie.

Wat betreft opbrengstverloop heeft methode II duidelijke voordelen, er staat tegenover dat de investering in plantmateriaal veel hoger is dan bij methode I.

Er moet worden opgemerkt dat geen cijfermateriaal beschikbaar is om het verloop van beide lijnen te ondersteunen. Er is afgegaan op de gegevens die uit enquête zijn verkregen.

3.3 Kosten versus opbrengsten

Door de hoge leeftijd die een Strelitzia-aanplant kan berei-ken, en de lange aanlooptijd tot het moment van volle produktie, legt men zich bij een investering in een dergelijke aanplant voor lange tijd vast. Daar bovendien het tijdstip van rooien meestal niet wordt bepaald door het versleten zijn van de aanplant, maar veelal door andere factoren, is de economische levensduur van zo'n aanplant ook moeilijk te bepalen.

Om deze redenen is het dan ook interessanter na te gaan na hoeveel tijd de investeringen in een dergelijke aanplant zijn te-rugverdiend, dan het berekenen van een kostprijs, waarbij het aan-nemen van een economische levensduur een noodzakelijkheid is.

Indien men weet na hoeveel jaar de investeringen in een aan-plant zijn terugverdiend, weet men ook hoelang men een dergelijke aanplant minstens moet houden om geen verlies te lijden.

(20)

jaar-c u « <u t-H c-t a , <u h B m <u o. N 3 4J al C C r-t CS oo al OOi-H e - H a 01 M P . CD •U o u u

3

h 91 M ai a.r^ I I I I I I _I_I_ 23

(21)

lijkse opbrengsten. Nu zijn nominaal gelijke bedragen, die echter op verschillende tijdstippen vervallen, niet van gelijke waarde. Een bedrag dat men nu ter beschikking heeft, heeft een hogere waarde dan een zelfde bedrag in de toekomst. Het verschil in waar-de tussen waar-deze bedragen wordt gevormd door waar-de rente. Dit houdt in dat men de reeks jaarlijkse kosten en de reeks jaarlijkse geldop-brengsten niet zonder meer kan optellen of aftrekken. Men moet

de-ze bedragen dan eerst een gelijke waarde geven. Men kan dit doen door bij alle bedragen zoveel rente te rekenen, dat zij een ge-lijke waarde hebben; men kan echter ook alle bedragen verminderen met de rente die hierin verdisconteerd is. Dit laatste noemt men het berekenen van de contante waarde. De contante waarde, in het vervolg steeds afgekort met CW, is het bedrag dat bij de aanvang van een periode op samengestelde interest moet worden gezet, om na afloop van de periode tot het gewenste bedrag te komen.

In de hierna volgende berekeningen zijn de jaarlijkse kosten en de jaarlijkse opbrengsten steeds contant gemaakt op het moment waarop wordt uitgeplant. Deze CW's zijn steeds opgeteld bij de voorgaande CW's en vermeld in kolom "Cumulatieve CW-kosten" en "Cumulatieve CW-opbrengsten". In het jaar dat de cumulatieve CW van de opbrengsten de cumulatieve CW van de kosten gaat

overtref-fen, zijn alle kosten die gemaakt zijn voor de aanplant terugver-diend. Eerst op dat moment zou men de aanplant kunnen rooien, zon-der hierop verlies te hebben geleden 1). In de daarop volgende jaren vormt het verschil tussen de kosten (excl. kosten plantop-stand) en de opbrengsten dan de winst. Indien men wil bepalen op welk moment men de aanplant zonder verlies kan rooien, moet men ook rekening houden met de rooikosten. Om deze reden moeten, vanaf het moment dat de aanplantkosten zijn terugverdiend, voor elk jaar de CW van de rooikosten worden bepaald. Zolang de cumulatieve CW van de jaarkosten + de CW van de rooikosten hoger is dan de cumu-latieve CW van de opbrengsten wordt bij rooien van de aanplant verlies geleden.

In bijlage 2 is een voorbeeld uitgewerkt op basis van de eer-der behandelde kosten, in bijlage 3 zijn de contante waarden bere-kend van de opbrengsten, uitgaande van het opbrengstverloop zoals dit in lijn I van figuur 3.2 is aangegeven. Hierbij is dus uitge-gaan van een plantdichtheid van één plant per m2 van het begin af aan.

In de bijlagen A en 5 zijn overeenkomstige berekeningen uit-gevoerd op basis van lijn II van figuur 3.2. Hierbij is dus veron-dersteld dat men begint met grotere planten (ƒ 10,- per stuk), welke aanvankelijk op een plantdichtheid van 2 per m2 worden gezet.

1) De winst die men met een ander gewas had kunnen behalen is hierbij buiten beschouwing gebleven.

(22)

Na het zevende teeltjaar wordt dan de helft gerooid en vernietigd. De berekeningen zijn uitgevoerd voor een drietal prijsniveaus, nl. per bloem f 2,25, ƒ 2,00 en ƒ 1,75.

Op basis van de berekeningen uit de bijlagen 2 t/m 5 zijn in bijlage 6 de verschillen aangegeven tussen de cumulatieve contan-te waarden van de koscontan-ten en de cumulatieve contancontan-te waarden van de opbrengsten. De cijfers van bijlage 6 laten zien dat in het tweede geval tussen het 7e en 13e jaar de som van de kosten de som van de opbrengsten overtreft (dit in relatie tot het gekozen prijsniveau). In het eerste geval is dit, bij een opbrengstprijs van ƒ 2,25 eerst na 26 jaar zover; bij lagere opbrengstprijzen duurt het nog veel langer, bij ƒ 1,75 wordt dit punt nooit be-reikt.

Behalve door het gehanteerde prijsniveau worden de uitkomsten van de berekeningen ook bepaald door het toegepaste rentepercenta-ge; hier is gerekend met 7% . Hogere percentages doen zowel de cu-mulatieve CW van de kosten als van de opbrengsten stijgen; die van de kosten stijgen evenwel sneller dan van de opbrengsten; daardoor wordt de "terugverdienperiode" ook langer. Het is duide-lijk dat het opbrengstniveau van doorslaggevende betekenis is. Om deze reden is het te bepleiten bij de teelt uit te gaan van planten die op bloeirijkdom zijn geselecteerd. Doch zelfs onder gunstige omstandigheden duurt het minstens 7 jaar voordat de teelt van Strelitzia's baten gaat afwerpen.

3.4 Beslissingsaspecten

Uit het voorgaande is wel gebleken dat de introductie van de teelt van Strelitzia's de ondernemer voor grote financiële pro-blemen stelt. De vermogenspositie van de ondernemer en het rende-ment van de andere teelten die op het bedrijf voorkomen zijn dan ook in belangrijke mate mede bepalend voor de beslissing al of niet met deze nieuwe teelt te beginnen.

Het volgende voorbeeld geeft aan dat, ook bij introductie van een bescheiden oppervlakte Strelitzia's, gedurende het eerste teeltjaar een belangrijk kleiner bedrag beschikbaar komt ter dek-king van de kosten van rente en afschrijving. Ook in volgende jaren is dit nog het geval,zij het in steeds mindere mate, door-dat de Strelitzia pas langzaam in produktie komt.

Bij tabel 3.1 kan nog het volgende worden opgemerkt:

bij de introductie van Strelitzia's kan de vaste arbeidsbe-zetting met 1 man worden verminderd; eventueel optredende arbeidspieken kunnen in overwerk of door losse krachten wor-den opgevangen, de arbeidskosten zijn daardoor lager; - de kosten van brandstof dalen door de lagere warmtebehoefte

van de nieuwe teelt;

de kosten van de rozen plantopstand (rente en afschrijving) dalen, doordat deze op 1.000 m2 minder betrekking hebben.

(23)

Tabel 3.1 Globale uitgaven en opbrengsten bij introduktie van Strelitzia's op een rozenbedrijf van 10.000 m2 (in guldens), eerste teeltjaar

Alleen 9.000 m2 rozen ' 10.000 m2 rozen 1.000 ra2

Stre-litzia's Opbrengsten 420.000 378.000 Plantmateriaal Strelitzia - 20.000 Betaalde arbeid 120.000 105.000 Energiekosten 90.000 87.000 Materialen 15.000 14.000 Afzetkosten 21.000 18.900 Diverse algemene kosten 10.000 256.000 10.000 254.900

164.000 123.100 Beloning arbeid ondernemer 30.000 30.000 Beschikbaar voor rente en

afschrijving van bedrij

fs-uitrusting en plantopstand 134.000 93.100

De in tabel 3.1 geschetste situatie behoeft evenwel nog geen reden te zijn niet met de teelt te beginnen. Wanneer de problemen m.b.t. de financiering van het bedrijf kunnen worden opgelost, wordt de beslissing bepaald door de vraag welk resultaat men ener-zijds met Strelitzia, anderener-zijds met andere gewassen, denkt te kun-nen behalen. Men dient hierbij te bedenken, dat de geldopbrengsten van een volwassen Strelitzia-teelt bij het huidige prijspeil ge-makkelijk boven ƒ 50,- per m2 komen, waartegenover betrekkelijk

lage kosten staan. Bepalend voor het antwoord op de gestelde vraag is dan ook, hoe lang de Strelitzia-aanplant nog blijft produceren nadat de investeringen in de plantopstand zijn terugverdiend, en hoe lang deze periode van terugverdienen heeft geduurd. Naarmate deze periode langer is geweest, had men ook langer kunnen profite-ren van de resultaten van een andere teelt. Berekeningen wat dit betreft hebben geleid tot de samenstelling van tabel 3.2. Deze geeft aan welk ondernemersoverschot met andere teelten minimaal zou moeten zijn behaald om een met Strelitzia's gelijkwaardig re-sultaat te verkrijgen.

De cijfers van tabel 3.2 verduidelijkend kan worden gesteld dat wanneer de Strelitzia's een prijs opbrengen van ƒ 2,25 (bij teeltmethode II),in het zevende jaar de situatie wordt bereikt dat de cumulatieve contante waarde van de opbrengsten die van de kos-ten gaat overtreffen. Een zelfde resultaat was met een alternatie-ve teelt bereikt, wanneer deze oalternatie-ver deze periode elk jaar een on-dernemers overschot van ƒ 1.550,- per 1.000m2 had opgeleverd. Naar-mate men de Strelitzia's langer door teelt worden deze aequivalente waarden hoger.

(24)

Tabel 3.2 Gelijkwaardige ondernemersoverschotten per 1.000 m2 per jaar van alternatieve teelten t.o.v. Strelitzia-teelt volgens Strelitzia-teeltmethode II

Bij een teeltduur Bij een Strelitziaprijs van van Strelitzia van

7

8 .

9

•0 . 11 12 13 14 . 15 aar aar aar aar aar aar aar aar aar ƒ 2,25 1.550 1.930 3.200 A.A60 5.710 6.930 8.070 8.820 9.570 ƒ 2,00

,

,

.

930 2.040 3.120 4.140 4.800 5.450 ƒ 1,75 210 760 1.330

Bij een lagere prijs voor Strelitzia's duurt het langer voor-dat het punt wordt bereikt voor-dat de opbrengsten de kosten gaan

over-treffen, en de aequivalente ondernemersoverschotten van alterna-tieve teelten zijn dan ook lager dan bij het eerst gehanteerde prijsniveau.

Bovenstaande cijfers hebben alleen betrekking op positieve ondernemersoverschotten van alternatieve teelten. Waar dus geen getallen zijn vermeld betekent dit, dat ook een negatief onderne-mersoverschot met alternatieve teelten een met Strelitziateelt

ge-lijkwaardig resultaat oplevert. Deze situaties zijn echter niet nader uitgewerkt.

(25)

Bijlage ! Brandstofbehoefte en brandstofkosten per m2 kas

Maand Warmtebehoefte in k.cal. Aardgas in m3 per m2

Januari 79.200 9,97 Februari 69.900 8,81 Maart 59.500 7,50 April 37.400 4,72 Mei 17.900 2.25 Juni Juli Augustus -September 12.700 1,60 Oktober 29.800 3,75 November 52.400 6,60 December 71.400 9,00 Totaal 430.200 54,20 Ketelrendement 92% Verbruik -^|-x 54,20 = 59,0 m3 per m2 Kosten per m2 Bij aardgasprijs 1) van

10 cent per m3 f 5,90 11 cent per m3 f 6,49 12 cent per m3 f 7,08 13 cent per m3 f 7,67

(26)

c CD 4-1 e CO t-H a U <N O) X c <u Fl (IJ O i-H -o C 0) 4J (0 u c 0) I J . j a o o

8

fl

u m

r-—

•*-.

o o ( N «•, m CN CM 1 - , 1 ü u <u al 4J tfl ta • i-j o ^ i 3 -H u o o • u s 3 C o <u • H O C O <u M *-> tß

«SS

C CU 4J 3 ai o O

^

• U 0 cd 3 co O " I 1 M « c (0 Ol •r-> 4J CO

8 5

C 1 01 u u cO to cO 0 *-} M U tfl to T> - < n r N t N | L n o f O c s i r ^ i n o o ^ t * i i r i ' - c T \ > j ( r > i n o -,' î (N),o o o - * \ D \ û n i n a \ - j N a > N c o * û ^ o - c f t - c o o N O c o n ^ N M T i m i ^ ^ c n c ^ ^ r ^ o M v o r ^ o o o o o o ^ i n e N O v D c n o o - j - t T i - ^ r o o c N i r - * — c s i n ^ i n r ^ c o c ^ o — N c n > * i n v o rs* ts o o c D f f > O N O O ' ' -« ^ - -« — — .— — — *-. — — .-« —. fsj CM CM <N u-i m « u ^ r ^ P O t ^ r n < r c N i / ï o c o < ^ o ï r - * t x > i n c n e o o i n t N < r CN co f ^ N r ^ n f v N < f i n ^ û o o ^ v o < r > d - c o ^ D c o v o r ^ - c i - r ^ u * i o « c T i (,i c o ^ v o w ^ N r s f v i o c f t i N n - j - t n c s o c o i n N c o - s r o i n a N - t - c M n < r ^ o r ^ < n o - c O ' j i n \ û N o o o M ^ O " " M f O ( n c o > t f « — ^ - ^ - — ^ — — — — (McMCNtNtNtNtNCN o ^ o ^ - v o o o - - < r n N ^ - c o h . - * o i o <y> i,s \ û i > » i n - r . o is> c M u ^ ^ ^ i / i O ' - c s o - - ' * ' " v û rs> a > r » i n c r i c N i a i (yi c o r » N C D i n c o o o o o O ' - ( s c s n n < r f,j ' - ' 0 ' - ' * o o \ ' - o o o O ' « t ^ o N o \ c n f O ^ T O o n u ^ c N i c ^ v o o i o c r i N - d ' i n v O u ' i i n f O ' - ' c r i ^ û f n c A ^ ' O i o - n - j < N c o o o i n < i,' u t * - c O { j < o - N ( n n - j i n i n v O N N — — T- — ~ — ~ «CMCMeMCMCNCNtMtNtNtNtN i r i ' - o c i " " - f n t O N \ û F > - ' 4,N v i 3 v o O ' 4,c M i n - œ f,j M > « - (,n û i O o m - N v û S N r v o o c o N N ^ o M û c M o t n ' - v r - ï c r i ' - o i n c o r ^ ^ i j i « - i n i N o n ^ o c o - n ^ v û r > . i s \ o i r t ^ w o ^ v O M C o n o ^ ^ o O N o o c n r N O O ^ t u i i N e N i O ^ C O v u n O v O O ^ O i O v O f O v O ^ v D n - ^ a N h - C T i - Ï N C S i f l n o \ \ o i o i r i v D c ^ ( N i N n o r N O i n i n i O v û c o o n v D O < c o n c O ' T O v D c s r - * j - c M o c o v o - < r r o — o c T i r ^ v O i A < t t ^ c s — * — o < r » c r ^ o o r - r « » \ O v o ^ o i o i r i eneOmcnCNCMCMeNtNtN' N C N i c v i N - - ^ i r i o o o c o N n ^ o i N - j - W i c m - - i n v o o O (io - t n N i N r N i s ^ c O ' f i i n i o v o i n N N c o r ^ f n ^ N s j ^ c o r s - o < f ^,O f,i c s c o « « c o n ^ o r N - ^ N o n v o o o o N ^ t n i n i n ^ c M O c o i O ' - r N n c o c n v O N v o c T i r t > £ i - f 0 ^ i n N C O a i O N M < r t O ^ M X 3 C T i O O ' - ( N ! N M (r1 ' J < J i O i O i r i v D > û - ^ — - . „ ^ ^ „ « i M M C S I C S C M i N N t N N N i N C M f N i N ^ o o û v c e o N ' î i o - * ( f i N ^ f n h - i n u,i n N i r ) i n - ï O f ' i c ï N r,» c o rs* i / i O " N o o i < f s j c M o i n w c ^ c M n n i r i N n o o v o c o n " C N i n o c o c o o ^ O N e n c x ) t X ) o o c ^ r ^ < r ^ c o ^ o t ^ v o o < f c o r n c x > < r o ^ o t N < T N i o c N o r * . t n t N i n c n o 4 f n n M o j N c s - — - o c h a i o o iN» i — v o ^ o v o i / i u - i v t - ä - ^ ^ a - c i m c o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o i n o o o o o ai 4-1 M M M » - i U ) - i J - ( M t - < M J - < > - i J - i i - t M ^ t - i M M M » - i t - i W M M > - i M ( - i J - t ) - < tu t 0 c d c 0 c t ) t 0 c 0 ( 0 t 0 t 0 c 0 c 0 t 0 c 0 c 0 t 0 c 0 c 0 t 0 c 0 c 0 c 0 t 0 t 0 t 0 c 0 t 0 t 0 c 0 t 0 t 0 5 t t ] c 0 n ] c 0 ^ ] c 0 t 0 4 t 0 c t ] t 0 c 0 c 0 t 0 c o c 0 c ô c d t ô n } c 0 c 0 t 0 t 0 c 0 t 0 c 0 n } c 0 4 C to c u a > c u c u c u c u c u c u t u c u t u ( u c u < u c u c u < u c u c u c u ( u a j c u < i > ( U t u c u t u c u t u i-i - c N n - ï m ^ D F N C O a i O ^ N f O ' j m v o r ^ c o w o - c M n - ï i o v D r N e o o ^ o .G

(27)

^ v 1 c

H

•*J

3 •'•' Q 1-1 1 fi O CD X Ö <u R at O f—i r û c m

>

3 u

fl

3 t ) X c Cl) S a) o -JO r: ni

>

^

o m

r-—

•*-, O O ( N •t-. m C M O l H - , m r^.

* K O o C N •w m C M C N *•-, e « e u at e o Cfl i - I < J 3 t-< cd nJ *-} i / l - O C | ' - ' - - n i 0 N v D N < r i N ^ D ^ O ' Ï M i O - C 0 C M i O - ' - f n \ D J 5 O c s N ^ w c N " ^ r n v û ' - r N O c N N o > ffi r,i - N c O f n u * ( c o n r N — iNr>«cO(^ m — r ^ . ^ o r ^ . c s r o o o o c N ( N * ï c r > o o < N o c n — î î ^ ' O i n c O N < r o \ -^ - i n r - o c n -^ D o o — c -^ -^ \ £ ) r -^ r -^ \ o i n < t c s o \ v o c N o o r n c r i -^ c x ) c v i v D O f,o r ^ . N n - ï \ o r N C O o i - ' N n < ),i n ^ r N C O ( 7 \ o O ' - fvi N n n ^ ^ i o i n v D i £ i v o - _ _ « - - - C N C N C v l N M I N N C M I N C N C M C S C N ! N ' o o c ' ( N i n o n c ^ N i n c o i n n L r i « o ^ ' J a > ^ o ï N \ o o D o -v o i r i i N - ^ o c o - j - ï m o i f n - t ^ - — - j - M - c N o r ^ m i ^ -v O f O — oo v O ^ O r O i n œ < t Is' 0 \ N C O \ D i £ l - 0 ^ - C O O N O C O C ' l - J M r N O ^ f 1 r ^ ^ t M c n ^ j p ^ o c - o ^ D r ^ o o o o o o ^ o i n c N O ^ f O o o ^ f c T i ^ f O o e N r ^ — c M c n < j m p ^ a o C T > o — c N r o * i n ^ p * f ^ o o o o C T i O \ o o ^ -> û M v û o c j \ < r N n N c o - c O N " C N o o o -> n i n o o N h . ( j i c n M c o i n i O ' - i n N n n n - î N i n v û n c r i o ^ N c o ^ c n f O O i O N ^ c N c o i ^ i ^ r ^ . c ^ > r ^ c > ] < j - L n ^ £ ) o o - - " ^ D < r < r c x ) ^ o o o i n r ^ . < r r * « i n o - - C T \ fr) œ ^ v û o o c ^ c N r ^ c - i ^ < ^ c M f n ^ < r c n c M O o o i n c - i c o ^ r O L n c ^ - < f — ( N c n < f \ û r > . ^ o — c o ^ f i o ^ f ^ o o c ^ a i O — — c s n n n * * O *c ^û -- vr> co — -^ n N - o o r ^ . < j - O L n r o r ^ - v £ ) r ^ . L n — r^. o r^- CN i n s t i n ^ o - c N O " ' < r - v o r v ( rlr s i n o \ M c r > n o D t ^ c N c o i n t o c o o o o " N N c o n > t N - o p - ^ o a i - c o c o < j - ï O M a > c n n c r i c o o f n ^ ) N a i v o o i n ( ^ N - j,i n ^ û m i O f O ' - o \ * o n a i < f O i n - f O - ï m r ^ c o o < N f O - < r v D r N 0 3 o \ o -,c s n c n - ï ' f l i r i v û i,» i ^ O ^ r ^ ^ u ^ c ^ u n c ^ ^ i n o o ^ r ^ o o c N ^ o c o i n i n ^ i n ^ - f ^ c o - ^ - t N o o r ^ o ^ O > ^ - C 0 C N m O O * 4 " C ^ 0 0 r ^ — O CN CO 00 — r^-vDOOOJOOr^OOO v o m o ^ r ^ — • * « * c o c N c n i n r ' 0 ' * o O M v o — P"CMCO-* — r ^ ^ f — " M ^ > û C D O - N (rl ( n ^ J - o o c \ c o c o ^ ^ o ^ û u ^ l n l n ' ï « J « J c ^ i T i o ^ o ^ i n n o ^ o c o N - » ^ L n o o o ~ - r ^ r - o ^ D u ~ i r ^ ~ - r ^ > £ i m m r ^ i ^ - f l - ï i n i ' i N j ' r o N ' O O o ^ c o o o r ^ r ^ ^ o v £ ) m i n m < i - < t r o r N v û o ^ O f n r o n c N i - j v j r N i ^ r v i i i i n c o ^ t ^ - c o ^ i s D r n r ^ i n n - o ^ ' - ^ c o - o c o ^ n \ o i ^ o - N o o r t n > û ^ - j c o i n m r N N s t ^ c ^ c N o ^ o o - - o > o o c x i c o o > - - c o i n o o c N ' K û O L n o L n - - rv- c ^ o n > £ i c o - f O - ï ^ r ^ \ û i n < r r o N N - 0 ( j i a i œ r o r N r ^ v o \ o i n i n i n o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o c N ^ ^ O T O o j ^ r ^ o r ^ r ^ i ^ f ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ r ^ . j _ i } _ , i _ ( ) _lM ) _ i M i - 4 ! - i i - i i - ( i - i i - i ) - ( i - ( ) - i i - ( V j J - i J - « i - i > - ( i - ( i - < i - i J - i j - i î - ( > - i i - i n ) n j c f l n ) n j n ] c ö n j c O c d c d n ] n ] n ) n ) n j c f l c C ( O t O n J n ] c T J t i j c ö c f l n j n j c f l c f l i ï ^ n ] n ! n ) n ] c d n ) n t n ]  o ] d i  ( ô r à c ô c B [  n ) n ) i d c ô f l ) n ) n i ( i ) c t f f l ] g j ( i ) Q > a j c u c u < i ) < u ( i ) a t a i c u c u c u < i ) c i ) { i ) c u c ü c ü i U Q ) a ) c i j c ü a > c u a i ( i } - c N n ^ i r i i £ i r ^ c o < T i O - c s i r o < r i A ^ N c o a i O — N c ^ f ^ ^ o i ^ c û a i o — _ ™ ™ _ - _ _ _ _ _ — — C N O J C N C N C N C N C N C S t N C N f O

(28)

s: o c cil -u wi n

^

c et)

>

0) • u ß n] o-<D T ) M n) n i Pc u c <U 4J rn o ^ i tfl \i 0) 4-1 c m 4J c o u r—| <u x: M m cfl <u 0 0 r o c i r ^ N - ï f N O O i O v D O N ' - O N U 1 N — O C T i v O — vOvO — O C S l — a * i n o o o o f " > c " > c r i u " i r ~ - c N O O M n s t v O n C O O W v O O M " n i j i c o i ^ n i r i t T i f n ^ N i n r N O o \ Û v Û ( N < t m c T * 0 0 < 3 ' r ^ . C T i O f ^ P ^ u ~ i O N C 0 C 0 r s < r c M n N N 0 0 * O - d - i O ( ? i r ^ - C N I - ^ O O m — v D - v T C T i - ^ f v O O O ^ O — C N i r - ^ i O C T i O C v ] — > r ^ ^ r O C T \ C N — (N — ( O N i n M ^ C O M ^ O N ^ Q O O O O i n c i m r ^ o o o o j - j ^ i - ^ o o o — o i c> <r r ^ u - i u - i f n o i A v D m o o m m c N c N o o u - ) C N N Î C O n - t N C O » Û C O ( ^ i r i M a i O N i n ^ o c û c o c o N N o > 4 n n c M - ' o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o

•vf<j'<rcTi-^'CTi<t — &\ o\ c?\ c?* (j\ <y\ Q\

0> 4-1 ^ ) - ( l j J - ( ^ S - i i - i ^ ï - i > - i ) - < ) - ( J - < i - t ! - i cfl c d n l t i j c d n S a l c d n l n l Q l n l n j n l n i n ] 4J . ^1. f - ) . i -1. i - i . f - , . i - , . r T ' - l * T T f - T T - ) - ' - I - r - ) . e -1 fi eu • (0 • H | U * eu <r 4J n) •*-. B 4-1 4-1 fi - - I nj a) a 4J (U

>

c tii <u J 3 c ffl s

(29)

• • = » * ß , - 1 <U > û v o N - * i n a i o O " * s < ^ O N M n o r v o o c o s - î t v i n M N e o v D < r i n a i O M O f O - e r \ r ^ i i - i < r o o — <r r» o\ o © f n m r - ( n o c M - ^ - v û r * * a > o ^ - c s - * u - i ~ c o o,\ c Oi< r » n - d-< N - 4-r,* c M < T ! u - i m r n r * » c - i - t f r - . c o m > o o c N — o < û ^ û O n a i ^ * î < n N C M O N c o C M O i v O c s i - J M ' - i N v O r s i f n û C O o c T i v O M > m c M ( T i c n — n — m v û O M C O * û v O * 0 \ O W O M f O N O . o " i i n r * N O <yi ir» r - < T » < N < f ' ' ° a o o " O i i O O C O O n r O O M O N N O ( O M T i J v O r O O O O C O v D O N -c o i n ^ ö \ m a o o O v O \ o o > r ^ — l - , « f N i N ^ c ^ c o o \ - <r — oo — CM c O u v œ * û o o c T i o o \ o i n i n o v f a \ c M ^ j - i r i o o ^ û c r i o o r ^ v ^ r n o o c v i r ^ r n — « o o o ^ i n t ï i N f n c r i ^ ^ M i n o o cyi-j-^a-r^oocN^£)iri — oo N - ï - oo r ^ o r * . a o < f v o c N C M o m c T i m a O f n o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o H J - i » - l ^ l - i i - i l - i i - i M I - i ) - i J - i i H > - 4 M

(30)

c 0)

>

m • H H Q. Ö (U O • H .n H M (U •o o X 4J V a 4-t r-i OJ <u H m r-. * K O o CM «K m es CM «•, m vO o ON CO r * v o r * m l o m r*. -a-i e n o m m i <r m ON o i -a-o CM st-e n I o vD r*. m CM r**

-*

m r * CM 1 r*. ON e n e n CM r** <r CM oo l r-. <r CM CM 1 O en m un l ON S f r^ e n CM vO v£) O O

CM J m vO o ON e n i r * vO r-* m l o m r * m i m 0 0 0 0 0 0 e n I vO CM

_

e n 1 0 0 r>. 0 0 o CM 1 0 0 ON vO 0 0 I CM O OO 1 ON r * CM

__

1 -a-un vO CM r^ CM i n ir, vO r-^ <r CM r -e n v o e n e n CM ON

_

-*

r-* r -vD ON

-*

ir\ r - «— — r * vO vO ON vO ON O r-* ON CM CM O N m O N CM <— m m e n e n C M i i l i l ©Ivo u t i v o u n ' e n r » [ o o i 1 v o e n CM -a-m oo — o —• CM — m e n O N m O N m O N V D CM < r m H N O • * - « — CM un v o r - r-» n « î m v o N c o - e m

>

en •i-i M Q . c m <u • H ^3 l-H 0) T3 Ü Ä •U <b U u i - i <u 0) H m r

-—

• K O O rM • K m CM CM V . 14 et) co • D u n ^ - o e n o e n < r — o r - » c n u - i r ^ r - c o — r - ^ o N ' - v o r ^ o N r ^ v o o r ^ — o o o v o c M C M O N C M v o i n v o r ^ o o r - e n u n c M c n r - . - d " ' — o N 0 0 u - i ~ - c M r - . v o c M c n — - * — oo u-i — r - ^ v o o u n e n - d - o c n u n c M — — c M m o N c n o N v O s r c M — — CM en un r* o r-« i l l i l l i i i l l i i l l l l i > 1 l l i i l t l l t t u N . - o n i n o M n N v o n c h - ï M - j i n o o o o n o s N i n s c o f f i ^ - j r i - j M e M c M O N C M N O u ^ c M i ^ c j o o o c n r ^ c o < f < r \ D O N e M e n o < r o < t O N v o u n < r e n ' - o o u n ^ r ^ v o c ^ s f O v o c M u ^ o o v o r ^ ^ r ^ u n u n o o c M c o u n e n < r u n c o c M r - - e n o r ^ l l l l l l l l l I i l l l l l l l i i l l l l I I l l

r"

i un — o c n ~ u ^ u n c M O N O N ^ c n ~ i n u n o o e n o c M o o o - — v o o N v o | o s r < J " — CM c M e ^ o N C M r ^ ^ c o c o u ^ o N i n o ^ c M o o v o v o c M u n c n e n e n o o o N c o . v o u i o c M -m — i ^ v o c O e n \ o c o o o i n o N O N O i ^ - r ^ - - o o o o o i n c M - - - c M u n o c M ' < f u n < r c M CM -^ vo oo i r i i i i i i i i i i t i i i i i M M ) - i M M t - t ) - i M ( - i ) - t M ) - i t - < ) - i M V 4 > - t J - i > - i H M M M M ) - < M M > - i M t « ^ - c M e n < j u n v o r ^ o o o N O - - c M e n < f u n v o r *,- o o o N O - ^ c M e n < 3 - u n v o r * * c o o N O

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij nader onderzoek blijkt evenwel, dat vrij veel plan- tenfamilies slechts in één of in twee dezer gebieden voorkomen en dat zeer vele genera en bijna alle soorten uitsluitend in

Bij de nauwkeurige resultaten, die in 1950 met Bevelander in de overige pol- ders zijn verkregen (fig. Een dergelijk verschil, dat door de proeven in de Haarlemmermeer niet

Zwarte Zee-eend (niet-broedvogel) behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 9700 vogels.. Bijlage VI

Keel diep rood purper, satijnachtig glanzend (door zeer grote gladde oppervlaktecellen, glijzone!), naar beneden toe (in de buis) purper gemarmerd.. Vlag van binnen zeer sterk

Het besluit van de werkgroep “Psychiatrie”, namelijk dat algemene ziekenhuizen net zoals psychiatrische ziekenhuizen blijvend de mogelijkheid moeten hebben om

Les ambulanciers de transport de patients non- critiques qui sont actifs au moment de la publication de l’AR avec les conditions de qualification minimales et les

- 17 november 2009 : brief aan Minister Onkelinx inzake het advies van de federale commissie « Rechten van de patiënt” betreffende de inzage in het medisch dossier dat

Si, au sein des membres de la Commission, il n’y a aucun volontaire pour assurer la présidence d’un groupe de travail, cette dernière peut être assurée par un