• No results found

Politieke satire : held van de democratie? : een studie naar de rol van opleidingsniveau bij het effect van politieke satire op politieke interesse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Politieke satire : held van de democratie? : een studie naar de rol van opleidingsniveau bij het effect van politieke satire op politieke interesse"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Politieke satire: held van de democratie?

Een studie naar de rol van opleidingsniveau bij het effect van

politieke satire op politieke interesse

Universiteit van Amsterdam Communicatiewetenschap

Afstudeerproject Politieke Communicatie - Thesis Begeleider: J. van de Pol

Eva Klinkhamer 10378804

Aantal woorden: 5.702 Inleverdatum: 16/01/2017

(2)

2

De afgelopen decennia wordt politieke satire ook in Nederland steeds vaker gebruikt als onderdeel van komische programma’s of talkshows. Om te onderzoeken welke rol

opleidingsniveau speelt bij het effect van deze programma’s op de politieke interesse van kiesgerechtigden is een between-subjects online experiment uitgevoerd onder 237

kiesgerechtigde Nederlanders. De participanten werden random toegewezen aan de experimentele conditie (fragment Waterschapverkiezingen ‘Zondag met Lubach’) of de controleconditie (fragment Waterschapverkiezingen ‘RTL Nieuws’). Uit de resultaten bleek dat politieke satire geen effect heeft op de politieke interesse van kiesgerechtigden. Het effect bleek ook niet te gelden wanneer de mogelijk interacterende rol van opleidingsniveau bij dit verband werd onderzocht. Politici hoeven dus niet veel te verwachten van politieke satire om interesse in de politiek te wekken van kiesgerechtigde Nederlanders.

1. Inleiding

Koning Willem Alexander en Koningin Máxima ‘ruziënd’ in de Gouden Koets op

Prinsjesdag, een ‘aanvaring’ tussen premier Mark Rutte en Geert Wilders en een ‘gezamenlijk en vredelievend duet’ van Hillary Clinton en Donald Trump tijdens het verkiezingsdebat: wie kent dit soort LuckyTV filmpjes niet? De laatste tijd worden politieke actualiteiten en

gebeurtenissen steeds vaker ook in Nederland besproken aan de hand van politieke satire. Talkshows zoals De Wereld Draait Door met haar LuckyTV gebruiken politieke satire als korte terugkerende humoristische items en andere programma’s zoals Zondag met Lubach zijn zelfs volledig gebaseerd op het satirisch benaderen van politieke actualiteiten. Maar de effecten van deze manier van politieke verslaggeving op burgers zijn nog onduidelijk. Raken kijkers hierdoor geïnteresseerder in politiek? Of zorgt het ervoor dat burgers de politiek niet meer serieus nemen?

De effecten van politieke satire zijn niet eenduidig, maar juist genuanceerd. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat politieke satire bijdraagt aan politieke kennis en een cynische houding jegens politiek (Boukes & Boomgaarden, 2015, Brewer & Marquardt, 2007). Echter, deze effecten worden gemodereerd door opleidingsniveau, politieke aandacht, leeftijd en politieke voorkeur (Boukes & Boomgaarden, 2015, Brewer & Marquardt, 2007). Hieruit blijkt dat opleidingsniveau een grote rol kan spelen bij de effecten die politieke satire heeft, een rol die ook kan bestaan bij het effect op politieke interesse. Iemand die

lageropgeleid is, is mogelijk sneller geneigd naar nieuws te kijken wanneer dit op een entertainende manier wordt gebracht. Bij politieke satire is dit het geval. Een lageropgeleid persoon die kijkt naar politieke satire, komt door deze programma’s in aanraking met de

(3)

3 politiek en politieke issues, waardoor de politieke interesse van de kijker mogelijk groeit. De gateway hypothese ondersteunt dit mogelijke effect (Baum, 2002; Xenos & Becker, 2009). Bestaande literatuur heeft zich met name gefocust op het effect van politieke satire op

politieke kennis en op het zoeken naar politieke informatie (Baek & Wojcieszak, 2009; Baum, 2002; Cao, 2010; Feldman, 2013; Hollander, 2005; Warner et al, 2015; Xenos & Becker, 2009). Literatuur over de rol van opleidingsniveau in de context van politieke satire heeft zich niet eerder gefocust op politieke interesse (Boukes & Boomgaarden, 2015, Brewer &

Marquardt, 2007). Ook soortgelijk onderzoek is in Nederland nog niet uitgevoerd. Dit experiment vindt plaats in Nederland en focust zich wel op politieke interesse, waardoor wordt getracht het hiaat in de literatuur over politieke satire te vullen.

Uit bestaande literatuur is daarnaast gebleken dat lageropgeleiden minder vaak stemmen dan hogeropgeleiden (Mayer, 2011). Dit is slecht voor de Nederlandse democratie, omdat een groot deel van de Nederlandse burger hierdoor niet meebeslist over issues die het land aangaan. Uiteraard ligt dit genuanceerd, want ook lageropgeleiden kunnen een hoge mate van politieke interesse hebben. Politieke interesse van burgers speelt een grote rol bij

stemopkomst en is dan ook vrijwel onmisbaar bij een goed functionerende democratie (Carnaghan, 2001, 2007; Mishler & Willerton, 2003; Lussier, 2011). Naarmate burgers geïnteresseerder zijn in politiek, zullen zij actiever participeren in de politiek. In een goed functionerende democratie zijn burgers actieve deelnemers aan het politieke systeem. Om een regering te krijgen die representatief is voor de Nederlandse burger, is het dus noodzakelijk dat zo veel mogelijk burgers daadwerkelijk stemmen tijdens verkiezingen. Het is dan ook uiterst belangrijk om te weten hoe de politieke interesse van burgers gewekt kan worden. Door de effecten van politieke satire op politieke interesse te onderzoeken, kan wellicht een manier gevonden worden om de politieke interesse van een grotere groep Nederlanders te wekken. Zo wordt iedere bevolkingsgroep evenredig vertegenwoordigd in de regering, waardoor de Nederlandse politiek steeds meer een representatieve afvaardiging en weerspiegeling van de Nederlandse maatschappij wordt.

Eerst zal het theoretisch kader worden besproken aan de hand van het conceptueel model, waar ook de hypothesen die worden getoetst in dit onderzoek duidelijk worden gemaakt. Daarna wordt het methode- en analyseplan uitgelegd. Vervolgens worden de meetinstrumenten gespecificeerd, waarna de resultaten besproken worden. Tot slot wordt de conclusie besproken en zullen discussiepunten worden uitgelicht.

(4)

4 2.1. Probleemstelling en variabelen

In dit onderzoek zal de rol van opleidingsniveau bij het effect van politieke satire op politieke interesse nader onderzocht worden. De probleemstelling die hierbij hoort luidt als volgt: ‘Wat is de rol van opleidingsniveau bij het effect van politieke satire op politieke interesse?’ Politieke interesse is in dit onderzoek de afhankelijke variabele en wordt als volgt

gedefinieerd: ‘de aandacht die aan politiek wordt gegeven en de mate waarin politieke issues worden gevolgd’ (Brewer & Cao, 2006; Cao & Brewer, 2008; Feldman, 2013; Ferre-Pavia, Sintes & Gaya, 2016; Xenos & Becker, 2009). In dit onderzoek zal deze definitie van de afhankelijke variabele ‘politieke interesse’ ook als zodanig worden gehanteerd omdat deze in lijn is met de definitie van politieke interesse in eerder onderzoek naar deze variabele.

Een manier waarop politieke interesse kan worden gewekt bij een grote groep Nederlanders is middels televisieprogramma’s waarin politiek wordt besproken. Deze televisieprogramma’s kunnen erg verschillend van aard zijn. Zo bestaan er serieuze

nieuwsprogramma’s, die doorgaans onpersoonlijk en niet emotioneel van stijl zijn, waarin op een thematische manier verslag wordt gedaan van nieuwsitems en waarin wordt gefocust op de maatschappelijke consequenties van gebeurtenissen (Reinemann et al, 2012). Daarnaast zijn er softe nieuwsprogramma’s waarin politieke verslaggeving sensationeler,

persoonsgerichter, praktischer, episodischer en meer incidentgericht plaatsvindt (Baum, 2002; Collet & Kato, 2014; Prior, 2003; Reinemann et al, 2012). Een voorbeeld van een serieus nieuwsprogramma is het nieuws. Voorbeelden van softe nieuwsprogramma’s zijn talkshows, infotainment programma’s en satireprogramma’s. Politieke satireprogramma’s bekritiseren en ridiculiseren politieke figuren en het politieke systeem middels het gebruik van humor, ironie en overdrijving (Van Dale, 2016). Uit bestaande literatuur is reeds gebleken dat politieke satire een positief effect heeft op politieke kennis en op het zoeken naar politieke informatie (Baek & Wojcieszak, 2009; Baum, 2002; Cao, 2010; Feldman, 2013; Hollander, 2005; Warner et al, 2015; Xenos & Becker, 2009).

Opleidingsniveau is volgens bestaande literatuur verantwoordelijk voor een negatieve moderatie van de effecten van politieke satire op kennis, politiek leren en informatievergaring (Collet & Kato, 2014; Hollander, 2005). Hoe hoger opgeleid een burger is, hoe minder effect politieke satire heeft op politieke kennis, politiek leren en informatievergaring. In deze studie wordt gekeken in hoeverre opleidingsniveau relevant is voor de bijdrage van politieke satire aan politieke interesse.

(5)

5 2.2. Elaboration-likelihood model

Een theorie die de invloed van de modererende variabele ‘opleidingsniveau’ op het effect van politieke satire op politieke kennis kan voorspellen is het elaboration-likelihood model (Petty & Cacioppo, 1986). Dit model maakt onderscheid tussen twee routes van

informatieverwerking: de centrale route en de perifere route. De centrale route wordt gevolgd wanneer ontvangers gemotiveerd zijn om een boodschap te verwerken. De ontvanger is dan ontvankelijk en denkt na over inhoudelijke argumenten uit de boodschap, wat ervoor zorgt dat de ontvanger meer geïnteresseerd raakt in de boodschap. De perifere route daarentegen, wordt gebruikt als de ontvanger niet gemotiveerd is om de boodschap te verwerken en hier dus ook niet ontvankelijk voor is. Deze wordt dan juist verwerkt op basis van oppervlakkige

kenmerken zoals wie de boodschapper is, wat de context is en de manier waarop de

boodschap wordt gebracht. De ontvanger zal met deze manier van verwerken haar interesse in de boodschap niet vergroten. Boodschappen die centraal zijn verwerkt zorgen voor grotere interesse in de boodschap dan boodschappen die perifeer zijn verwerkt.

2.3. Hypothesen

Bestaande literatuur naar politieke satire richt zich vooral op politieke kennis en politiek cynisme (Baek & Wojcieszak, 2009; Boukes & Boomgaarden, 2015; Brewer & Marquardt, 2007; Cao, 2008; Collet & Kato, 2015; Ferre-Pavia, Sintes & Gaya, 2016; Hollander, 2005; Parkin, 2010; Prior, 2003; Xenos & Becker, 2009). Zo heeft politieke satire een positief effect op politieke kennis, maar is gebleken dat dit verband vooral geldt voor lager opgeleide

burgers met weinig aandacht voor de politiek (Baek & Wojcieszak, 2009; Ferre-Pavia, Sintes & Gaya, 2016; Parkin, 2010). Daarnaast werd het kijken van soft nieuws gerelateerd aan een cynischer houding jegens politiek. Ook is uit eerder onderzoek gebleken dat hoe meer er verslag wordt gedaan van politieke issues in politieke satireprogramma’s, hoe meer het publiek geneigd is deze issues te volgen. Daarnaast bleek dat politieke satire zorgde voor meer publieke aandacht voor de besproken issues (Baek & Wojcieszak, 2009; Brewer & Cao, 2006; Cao, 2004). Politieke satire heeft dus een positief effect op politieke oplettendheid en aandacht. Oplettendheid hangt vaak samen met politieke interesse, waardoor dit effect mogelijk ook geldt voor politieke interesse. Tot slot kan de gateway hypothese toegepast worden op politieke satire. Deze stelt dat softe nieuwsbronnen de vergaring van politieke informatie uit harde nieuwsbronnen faciliteren, voornamelijk onder lager opgeleide kijkers. Dit zorgt ervoor dat de kennisgaten tussen het publiek en elites worden verkleind (Baum,

(6)

6 2002, Xenos & Becker, 2009). Uit de gateway hypothese en de conclusies uit eerdere

onderzoeken wordt de eerste hypothese afgeleid.

H1. Politieke satire heeft een positief effect op politieke interesse.

De eerste hypothese gaat uit van een rechtlijnig verband tussen politieke satire en politieke interesse, maar dit verband kan gecompliceerder liggen. Brewer & Cao (2006) en Cao (2004) vonden dat het effect van politieke satire op politieke oplettendheid vooral geldt voor kijkers met een lage mate van politieke oplettendheid. Ander onderzoek ondersteunde dit, door aan te tonen dat lageropgeleiden over het algemeen minder interesse in- en kennis over politiek hebben dan hogeropgeleiden (Cao, 2008; Collet & Kato, 2015; Hollander, 2005). Dit zorgt ervoor dat lageropgeleiden minder vaak naar serieuze politieke programma’s kijken dan hogeropgeleiden (Cao, 2008). Een deel van de lageropgeleiden is doorgaans meer geneigd om naar een softe nieuwsbron te kijken als vorm van politiek nieuws. Politieke satire is vooral onder jonge mensen een toegankelijker vorm van politiek nieuws, omdat serieuze thema’s hier op een humoristische en vermakelijke manier worden behandeld (Holbert, Lambe, Dudo, & Carlton, 2007). Deze manier van behandelen zorgt er volgens het

elaboration-likelihood model voor dat lager opgeleide kijkers ontvankelijker zijn voor de

boodschap en geneigd zijn om deze centraal te verwerken. Hierdoor wordt de politieke interesse van lager opgeleide kijkers mogelijk vergroot.

Hogeropgeleiden daarentegen, hebben doorgaans meer interesse in politiek, wat ertoe kan leiden dat zij vaker naar serieuze programma’s over politiek kijken (Cao, 2008; Collet & Kato, 2015; Hollander, 2005). De doorgaans hoge mate van politieke interesse van

hogeropgeleiden zorgt ervoor dat geboden informatie uit politieke satire vaak centraal verwerkt wordt door deze groep, omdat deze doorgaans argumenten tegen elkaar afweegt en nadenkt over de inhoud van de boodschap. De inhoud van de boodschap wordt beoordeeld op basis van argumenten en verworpen als deze niet klopt. Politieke satire maakt gebruik van overdrijving en nadruk, waardoor veel inhoudelijke informatie uit deze programma’s feitelijk niet compleet juist is. Hierdoor verwerpen hogeropgeleiden de informatie mogelijk sneller. Zij nemen satirische programma’s, inclusief de geboden informatie, mogelijk dan ook niet

serieus. Hierdoor wordt de politieke interesse van hogeropgeleiden mogelijk niet verkleind, maar ook niet vergroot door politieke satire. Dit leidt tot de tweede hypothese. Een

(7)

7 Volgens de gateway hypothese faciliteren softe nieuwsbronnen de vergaring van politieke informatie uit harde nieuwsbronnen, voornamelijk onder lager opgeleide kijkers. Dit zorgt ervoor dat de kennisgaten tussen het publiek en elites worden verkleind (Baum, 2002, Xenos & Becker, 2009).

H2. Opleidingsniveau speelt een negatieve rol bij het effect van politieke satire op politieke interesse, het effect van satire op interesse is minder sterk voor hogeropgeleiden.

(8)

8 3. Methode – en analyseplan

3.1. Sample

In totaal hebben 237 participanten deelgenomen aan het onderzoek, met een leeftijd van 18 tot 78 jaar (M = 28,50, SD = 12,48). De participanten waren voornamelijk vrij jong: 50% van de participanten was jonger dan 23 jaar en 75% was jonger dan 29 jaar. De spreiding in

opleidingsniveau was relatief beperkt: 5,8% van de participanten was laagopgeleid, 45,4% was middelbaar opgeleid en 48,8% van de participanten was hoogopgeleid (N = 237, M = 2,43, SD = 0,603). Tot slot was 35% van de participanten man en 65% vrouw (N = 237, M = 0,65, SD = 0,48). Participanten varieerden dus op basis van opleidingsniveau, geslacht en leeftijd, zodat de resultaten zo veel mogelijk gegeneraliseerd konden worden naar de groep ‘stemgerechtigde Nederlanders’. Er zat echter wel bias in het sample, de meeste respondenten waren jonger dan 19 jaar, vrouw en hoogopgeleid. Het gevolg hiervan is dat de resultaten van dit onderzoek voornamelijk gaan gelden voor deze groep Nederlanders en niet voor alle ‘stemgerechtigde Nederlanders’.

3.2. Onderzoeksdesign

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een gelegenheidssample. Via Facebook of e-mail kregen alle participanten een uitnodiging om mee te doen aan het onderzoek. Het onderzoek vond plaats via Qualtrics in november 2017. Het onderzoek had twee keer een (één keer zonder politicus en één keer met politicus) een 1 x 2 (type video: politieke satire of objectief politiek nieuws) design, waarbij proefpersonen twee keer in één van de twee condities werden geplaatst.

3.3. Procedure

In totaal vulden alle participanten drie vragenlijsten in en kregen zij twee stimuli te zien. De volledige vragenlijst is te vinden onder appendix 2. De tweede stimulus bestond uit een videofragment met Mark Rutte. Deze stimulus is niet relevant voor dit onderzoek en wordt hier verder niet toegelicht. Dit geldt ook voor vragen die niet relevant zijn. Alle vragenlijsten bevatten namelijk ook irrelevante vragen voor dit onderzoek die hier niet worden toegelicht. Na het invullen van de eerste vragenlijst werden participanten blootgesteld aan de eerste stimulus: een video over de waterschapverkiezingen waarin deze satirisch ofwel serieus wordt besproken. Het verschilde per conditie welke stimulus een participant te zien kreeg.

Participanten konden niet doorklikken en waren verplicht de gehele video te kijken. Zo moesten participanten het hele fragment aandachtig bekijken, zodat de stimulus goed op hen

(9)

9 in kon werken. Nadat de stimulus was getoond vulden de participanten een tweede vragenlijst in, met stellingen over politieke interesse ten aanzien van de waterschapverkiezingen.

Daarnaast werd een vraag gesteld die fungeerde als manipulatiecheck. Ook werden vragen gesteld over berichtverwerking, politieke kennis, politieke efficacy en politieke participatie, die niet relevant waren voor dit onderzoek. Tot slot werd een derde vragenlijst afgenomen met vragen over demografische variabelen als leeftijd, opleiding en geslacht.

4. Onderzoeksinstrument

4.1. Meetinstrumenten

Afhankelijke variabele. Politieke interesse werd gemeten aan de hand van het onderwerp

‘waterschapverkiezingen’. Hiervoor werd gekozen omdat dit een onderwerp is waar

kiesgerechtigde Nederlanders weinig van weten, maar wat wel is behandeld in zowel serieuze nieuwsbronnen als in satireprogramma’s. Dit is voordelig omdat de kans op bias door

voorkennis zo werd verkleind. Politieke interesse werd in dit onderzoek dan ook

geoperationaliseerd als ‘interesse in de waterschapverkiezingen’. Na implementatie van de stimulus moesten respondenten op een 7-punts Likertschaal die liep van 1 = helemaal oneens tot 7 = helemaal eens, aangeven in hoeverre zij het eens waren met de volgende vier

stellingen: ‘Mijn interesse in de waterschapverkiezingen is door dit fragment toegenomen.’ ‘Ik heb de neiging om mij meer te verdiepen in de waterschapverkiezingen wanneer deze weer plaatsvinden.’ ‘Na het zien van dit fragment wil ik meer weten over de

waterschapverkiezingen’ en ‘Ik heb de neiging om in de toekomst het nieuws over de waterschapverkiezingen nauwer te volgen’.

Uit deze stellingen is een schaal geconstrueerd om het concept ‘politieke interesse’ te meten. De schaal is samengesteld aan de hand van een principale-componenten-factoranalyse met 4 variabelen. Er is uiteindelijk één factor gebruikt. Het selectiecriterium hiervoor was dat de eigenvalue van de componenten die werden gebruikt een waarde van minimaal 1 moesten hebben. Dit was het geval bij één component. De eigenwaarde van deze component was 2,99. Het percentage verklaarde variantie van deze component is 74,65%. Dit betekent dat 74,7% van de variantie in politieke interesse wordt verklaard door de variantie in de vier

geselecteerde variabelen. Er is gebruik gemaakt van Varimaxrotatie. In tabel 1 is te zien dat alle items hoog positief laden op deze factor.

(10)

10

Item Componentlading ‘Na het zien van dit fragment wil ik meer weten over de Waterschapverkiezingen.’ 0,873

‘Ik heb de neiging om in de toekomst het nieuws over de Waterschapverkiezingen

nauw te volgen.’ 0,871

‘Ik heb de neiging om mij meer te verdiepen in de Waterschapverkiezingen wanneer

deze weer plaatsvinden.’ 0,865

‘Mijn interesse in de Waterschapverkiezingen is door dit fragment toegenomen.’ 0,847

Vervolgens is de betrouwbaarheid Cronbach’s Alpha van de schaal voor politieke interesse berekend met de vier variabelen die in tabel 4 te zien zijn. Cronbach’s Alpha heeft een waarde van 0,886. Dit wijst op een betrouwbare schaal. In tabel 4 is te zien dat

Cronbach’s Alpha in geen geval toeneemt als er een item wordt weggehaald uit de schaal. De schaal is dus betrouwbaar. Tot slot is de variabele ‘politieke interesse’ samengesteld door het gemiddelde te nemen van de vier items.

Manipulatiecheck. De manipulatiecheck vond plaats door de volgende vraag te stellen: ‘Op

welke manier werd de informatie in dit filmpje gebracht?’ Hierop konden participanten kiezen uit de volgende antwoorden: ‘feitelijk’ of ‘humoristisch’. Hiermee werd getest of kijkers de fragmenten wel interpreteerden zoals deze bedoeld waren en of hiermee de manipulatie in dit experiment is gelukt. Zo kon de validiteit van de stimulus worden getoetst.

Er is gebruik gemaakt van een independent-samples-t-test met als afhankelijke variabele ‘waardering van de stimulus’ en als onafhankelijke variabele ‘conditie’.

‘Waardering van de stimulus’ is een dichotome variabele met de waarden 0 = feitelijk en 1 = humoristisch. Uit de resultaten bleek dat de gemiddelde beoordeling van participanten overtuigend verschilt tussen de condities. Participanten uit de ‘geen satire’-conditie

beoordeelden de stimulus voornamelijk als feitelijk (M = 0,03, SD = 0,18), waar participanten uit de ‘wel satire’-conditie de stimulus vooral als humoristisch beoordeelden (M = 0,91, SD = 0,29). Er is dan ook een zeer sterk significant verschil in beoordeling van de stimuli, t

(195,94) = -27,97, p < 0,01, 95% CI [-0,94, -0,81], d = 3,618. De participanten uit beide condities beoordeelden de stimuli zoals deze bedoeld waren. Dit betekent dat de manipulatie succesvol was.

(11)

11

Modererende variabele. Om opleidingsniveau te meten werd gebruik gemaakt van de indeling

van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Participanten moesten antwoord geven op de volgende vraag: ‘Wat is uw hoogst afgerond opleiding?’. Er waren elf mogelijke

antwoordopties, welke te vinden zijn in appendix 1. 4.2. Experimentele stimuli

Het eerste fragment over de waterschapverkiezingen werd getoond aan participanten uit de ‘geen satire’ conditie. Dit fragment, afkomstig uit een uitzending van het RTL Nieuws, verschafte objectieve informatie over de waterschapverkiezingen. Dit programma wordt gezien als serieuze nieuwsbron en is daarom erg geschikt om te fungeren als tegenhanger van de ‘satire-conditie’. In het fragment werden de waterschapverkiezingen kort uitgelegd, aan de hand van feiten. Het fragment kwam uit de RTL Nieuws uitzending van 07 maart 2015 en duurde 70 seconden. Het fragment werd gehaald van YouTube.

Het tweede fragment was afkomstig uit het politiek satirische programma ‘Zondag met Lubach’. Er is gekozen voor een fragment uit dit programma omdat dit één van de weinige Nederlandse programma’s is, waarin politiek stelselmatig op een satirische manier wordt behandeld. In het fragment werden de waterschapverkiezingen op een ridiculiserende manier behandeld. Het fragment kwam uit de uitzending van 8 maart 2015 en duurde 103 seconden. Ook dit fragment werd gehaald van YouTube.

4.3. Analyse

Politieke satire is een dichotome variabele met twee waarden: wel of geen satire.

Opleidingsniveau is een intervalvariabele met 11 waarden. Voor politieke interesse is een Likertschaal met 7 waarden gemaakt, waardoor deze variabele als interval meetniveau behandeld kon worden. De controlevariabele ‘geslacht’ is een dichotome variabele en de controlevariabele ‘leeftijd’ heeft een ratio meetniveau. De meest geschikte analysemethode was dus een regressieanalyse. Hiermee werd ten eerste nagegaan of er een verband was tussen politieke satire en politieke interesse, waarna vervolgens getoetst werd of opleidingsniveau een modererende werking had op dit verband. Tijdens de analyse werden de

controlevariabelen constant gehouden om hun mogelijke invloed te beperken. 5. Resultaten

In dit onderzoek is het effect van politieke satire op de politieke interesse van stemgerechtigden onderzocht. Daarnaast is gekeken of opleidingsniveau hierin een

(12)

12 significante rol speelt. Met andere woorden: of het effect van politieke satire op politieke interesse anders geldt voor lageropgeleiden dan voor hogeropgeleiden.

5.1. Randomisatiecheck

Om te meten of participanten gelijk verdeeld waren onder de condities ‘wel satire’ en ‘geen satire’ is een randomisatiecheck uitgevoerd op basis van de demografische variabelen ‘geslacht’ en ‘leeftijd’. Opleidingsniveau is ook gemeten, maar omdat deze variabele een modererende variabele was en geen controlevariabele, is hiervoor geen manipulatiecheck uitgevoerd. De manipulatiecheck is uitgevoerd met behulp van een independent-samples t-test met als onafhankelijke variabele de conditie waaraan participanten waren toegewezen en als afhankelijke variabele ‘waardering van de stimulus’. Deze variabele werd gemeten met de vraag over hoe de participant de stimulus waardeerde: als humoristisch of feitelijk. Beide variabelen zijn dichotoom. Participanten waren toegewezen aan ofwel de conditie ‘geen satire’, met waarde 0, ofwel aan de conditie ‘wel satire’, met waarde 1. Geslacht is ook een dichotome variabele met waarde 0 = man en waarde 1 = vrouw. De nulhypothese bij deze toets was dat de variabelen geslacht en leeftijd gelijk verdeeld zijn tussen conditie A (geen satire) en conditie B (wel satire). De resultaten zijn te zien in tabel 2 op de volgende pagina. De meerderheid van de respondenten in beide condities was vrouw. Het verschil tussen beide groepen is niet significant op basis van leeftijd en niet significant op basis van geslacht. Participanten zijn dus at random verdeeld onder beide condities. De groepen verschillen niet significant van elkaar op basis van leeftijd en geslacht.

Tabel 2. Gemiddelde scores geslacht en leeftijd per conditie

Conditie M SD t(237) p 95% CI A: Geen satire Geslacht 0,64 0,48

Leeftijd 28,70 12,73 B: Wel satire Geslacht 0,65 0,48

(13)

13 AxB Geslacht -0,128 0,899 [-0,13, 0,11]

Leeftijd -0,251 0,802 [-2,78, 3,59]

5.2. Satire en politieke interesse

Om hypothese 1, die stelde dat politieke satire een positief effect heeft op politieke interesse, te onderzoeken is een regressieanalyse uitgevoerd waarbij gecontroleerd is voor de variabelen ‘leeftijd’ en ‘geslacht’. Uit de analyse bleek dat het regressiemodel met politieke interesse als afhankelijke variabele en het wel of niet blootgesteld zijn aan politieke satire als

onafhankelijke variabele niet significant is, F (1, 237) = 2,458, p = 0,118. Ook het

regressiemodel waarin leeftijd en geslacht als controlevariabelen zijn opgenomen bleek niet significant te zijn, F (3, 235) = 1,335, p = 0,264. De waarden van deze regressiemodellen zijn te vinden in tabel 3 op de volgende pagina. Uit de analyse blijkt dus dat de nulhypothese moet worden aangenomen. Zowel regressiemodel 1 als regressiemodel 2 zijn dus niet bruikbaar om de politieke interesse van Nederlandse stemgerechtigden te kunnen voorspellen. Hypothese 1 kan hiermee verworpen worden.

Tabel 3. Regressiemodellen voor het effect van politieke satire op politieke interesse Model 1 Model 2 B (SE) B (SE) Constant 3,713 0,129 3,94 0,279 Blootstelling satire -0,286 0,183 -0,290 0,183 Leeftijd -0,009 0,007 Geslacht 0,041 0,192

(14)

14 * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

5.3. Politieke satire, politieke interesse en opleidingsniveau

Hypothese twee stelt dat het effect van het kijken naar politieke satire op politieke interesse anders is voor hogeropgeleiden dan voor lageropgeleiden. Dit model is onderzocht aan de hand van een regressieanalyse. Uit de analyse is gebleken dat het regressiemodel met politieke interesse als afhankelijke variabele, politieke satire als lineair onafhankelijke variabele en opleidingsniveau als modererende onafhankelijke variabele niet significant is, F (3, 235) = 1,80, p = 0,147. Ook het regressiemodel waarin leeftijd en geslacht zijn opgenomen als onafhankelijke variabelen waarvoor gecontroleerd wordt, is niet significant, F (5, 233) = 1,43, p = 0,216. De waarden die bij de verschillende regressiemodellen horen zijn te vinden in tabel 4 op de volgende pagina. Samenvattend, kan de nulhypothese aangenomen worden. Het regressiemodel met het wel of niet zien van politieke satire als onafhankelijke variabele en opleidingsniveau als interacterende variabele voorspelt de afhankelijke variabele politieke interesse niet. Ook niet wanneer gecontroleerd wordt voor geslacht en leeftijd. Er kan geen verband aangetoond worden tussen het kijken van politieke satire en een toename in politieke interesse, ook niet als gecontroleerd wordt voor geslacht en leeftijd en ook niet wanneer rekening gehouden wordt met opleidingsniveau als modererende variabele. Hiermee kan ook hypothese 2 verworpen worden.

Tabel 4. Regressiemodellen voor het effect van politieke satire en opleidingsniveau op politieke interesse Model 1 Model 2 B (SE) B (SE) Constant 3,224 0,399 3,497 0,462 ConditieA satire -0,202 0,553 -0,236 0,554 SatireXOpleiding -0,011 0,069 -0,007 0,069 Opleidingsniveau 0,065 0,050 0,065 0,050 Leeftijd -0,002 0,193

(15)

15 Geslacht -0,010 0,007 * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

5.4. Manipulatiecheck.

Om te meten of de manipulatie in dit experiment ook als zodanig gelukt is, is een

manipulatiecheck uitgevoerd. Dit is gedaan door middel van een independent-samples-t-test met als afhankelijke variabele ‘waardering van de stimulus’ en als onafhankelijke variabele ‘conditie’. ‘Waardering van de stimulus’ is een dichotome variabele met de waarden 0 = feitelijk en 1 = humoristisch. Uit de resultaten bleek dat de gemiddelde beoordeling van participanten overtuigend verschilt tussen de condities. Participanten uit de ‘geen satire’-conditie beoordeelden de stimulus voornamelijk als feitelijk (M = 0,03, SD = 0,18), waar participanten uit de ‘wel satire’-conditie de stimulus vooral als humoristisch beoordeelden (M = 0,91, SD = 0,29). Er is dan ook een zeer sterk significant verschil in beoordeling van de stimuli, t (195,94) = -27,97, p < 0,01, 95% CI [-0,94, -0,81], d = 3,618. De participanten uit beide condities beoordeelden de stimuli zoals deze bedoeld waren. Dit betekent dat de manipulatie succesvol was.

(16)

16 6. Conclusie/discussie

Het doel van deze studie was om antwoord te geven op de onderzoeksvraag die in dit onderzoek centraal stond:

‘Wat is de rol van opleidingsniveau bij het effect van politieke satire op politieke interesse?’ Om een antwoord te vinden op deze onderzoeksvraag is een experimenteel onderzoek

uitgevoerd waarbij de politieke interesse van stemgerechtigde Nederlanders werd vergeleken tussen een groep waarbij een stimulus werd ingezet die van satirische aard was en een groep waarbij een stimulus werd ingezet die van feitelijke en objectieve aard was. Aan de hand van twee vooraf opgestelde hypothesen is getracht een antwoord te geven op de onderzoeksvraag. Hypothese 1 veronderstelde dat politieke satire een positief effect heeft op politieke interesse. Een verhoging in de mate van blootstelling aan politieke satire zou zorgen voor een toename in politieke interesse. Uit de statistische analyse van de onderzoeksresultaten is echter gebleken dat dit verband niet geldt. De resultaten waren niet significant, wat betekende dat hypothese 1 vanuit dit onderzoek verworpen kon worden. Vanzelfsprekend kent dit onderzoek ook een aantal beperkingen die er aanleiding voor geven dat de resultaten genuanceerd

geïnterpreteerd moeten worden. Naast dat het aannemelijk is dat het hypothetisch verband tussen de variabelen niet bestaat, bestaat daarnaast een mogelijkheid dat het effect door praktische zwaktes van dit onderzoek is uitgebleven. Er zijn een aantal oorzaken die ertoe geleid kunnen hebben dat er geen effecten zijn gevonden terwijl dit effect in de realiteit wel bestaat.

Het resultaat van het onderzoek naar hypothese 1 is tegenstrijdig met onderzoek van Cao (2010), waaruit bleek dat het kijken van de Daily Show positief gerelateerd was aan het volgen van issues die relatief vaak besproken werden in het programma. Dit verschil in resultaten is mogelijk te wijten aan het verschil in onderzoeksopzet tussen het onderzoek van Cao (2010) en dit onderzoek. Cao (2010) heeft een grootschalige survey uitgevoerd, waardoor over causale relaties geen uitspraken gedaan kunnen worden en selectie-effecten niet

uitgesloten kunnen worden. Deze selectie-effecten zijn in dit onderzoek wel uitgesloten, doordat hier gebruik is gemaakt van een experimentele onderzoeksopzet. Daarentegen leidt een grootschalige survey doorgaans tot meer data, met een grotere spreiding onder

respondenten op basis van demografische variabelen, waardoor de resultaten beter gegeneraliseerd kunnen worden. Voor vervolgonderzoek is het dan ook aanbevolen om gebruik te maken van een grootschalige survey.

(17)

17 Een andere verklaring voor het feit dat Cao (2010) wel een verband vond tussen het kijken van satire en het volgen van issues die hierin werden besproken, is dat een effect tussen politieke satire en politieke interesse ook indirect zou kunnen bestaan. In dit onderzoek wordt weliswaar gekeken naar de mogelijke invloed die opleidingsniveau kan hebben, net als de invloed van de controlevariabelen leeftijd en geslacht, maar er wordt niet stilgestaan bij een complexer verband tussen de twee hoofdvariabelen. Een indirect verband tussen de twee hoofdvariabelen, zou heel goed mogelijk kunnen zijn. Het ‘zoeken naar politieke informatie’ over een politiek onderwerp zou heel goed een mediërende variabele in dit verband kunnen zijn. Politieke satire kan de aandacht van kijkers trekken voor een politiek issue, waarna kijkers meer informatie over het issue willen. Hier kunnen zij vervolgens naar op zoek gaan in bijvoorbeeld serieuze media, waardoor zij uiteindelijk meer geïnteresseerd raken in de

politiek. Het is interessant om in vervolgonderzoek meer aandacht te besteden aan dit

indirecte effect van politieke satire op politieke interesse. Deze verklaring wordt ondersteund door onderzoek van Xenos & Becker (2009), waaruit bleek dat kijkers met lage politieke interesse door het kijken van politieke satire een vergrote oplettendheid hebben voor politieke issues in andere, serieuze nieuwsmedia.

Hypothese 2 veronderstelde dat het effect van politieke satire op politieke interesse gemodereerd wordt door opleidingsniveau. Hiermee wordt bedoeld dat het effect van

politieke satire op politieke interesse verschillend is voor verschillende groepen Nederlandse stemgerechtigden, ingedeeld naar opleidingsniveau. Het analyseren van de resultaten wees echter uit dat dit verband met dit onderzoek niet aangetoond kon worden. De resultaten waren niet significant. Dit betekent dat ook voor hypothese 2 geen bewijs is gevonden.

Dit is een onverwacht resultaat, gegeven eerdere onderzoeken die wel een verschillend effect vonden van politieke satire op politieke kennis onder lager- en hogeropgeleiden (Baek & Wojcieszak, 2009; Ferre-Pavia, Sintes & Gaya, 2016; Parkin, 2010). Weer ander onderzoek toonde ook dat opleidingsniveau een modererende werking heeft op het effect van politieke satire op ‘houding jegens de politiek’ (Boukes & Boomgaarden, 2015, Brewer & Marquardt, 2007). Deze studies keken dan wel naar het effect van politieke satire op politieke kennis en houding jegens de politiek, maar impliceerden hiermee dat opleidingsniveau een moderator is op het effect van politieke satire op verschillende afhankelijke variabelen. Hierdoor was het aannemelijk dat deze door opleidingsniveau veroorzaakte nuance ook zou gelden voor politieke interesse.

(18)

18 Een verklaring voor het verschil in resultaten tussen de zojuist besproken onderzoeken en dit experiment is het verschil in context van de onderzoeken. Dit experiment is uitgevoerd in Nederland, waar politieke satire een nog vrij onbekend, opkomend fenomeen is.

Daarentegen is politieke satire in onder andere de Verenigde Staten een bekend fenomeen, wat veel wordt gebruikt in programma’s. De onderzoeken van Baek & Wojcieszak (2009), Parkin (2010) en Brewer en Marquardt (2007) zijn uitgevoerd in de Verenigde Staten, waardoor participanten uit deze onderzoeken bekender waren met het fenomeen ‘politieke satire’ dan de participanten aan dit experiment. Daarnaast zijn er verschillen tussen

Nederlanders en Amerikanen, waardoor persoonlijkheidskenmerken die gerelateerd zijn aan demografische variabelen een oorzaak kunnen zijn voor de verschillende resultaten.

Een laatste verklaring is de hoeveelheid participanten. Dit experiment had relatief weinig participanten, zeker in vergelijking tot de onderzoeken van Baek en Wojcieszak (2009), Boukes en Boomgaarden (2015), Brewer & Marquardt (2007), Ferre-Pavia, Sintes en Gaya (2016) en Parkin (2010). Hierdoor zijn de resultaten van dit onderzoek minder

representatief voor een gehele bevolkingsgroep en minder goed te generaliseren. Ook de procedure van het experiment heeft voor een beperking op basis van participanten gezorgd. Zo maakt dit onderzoek gebruik van een gelegenheidssample, waardoor iedereen die binnen de doelgroep viel en mee wilde doen, mee kon doen. Potentiële deelnemers zijn niet benaderd op basis van vooraf opgestelde eisen waaraan zij moesten voldoen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de spreiding van participanten op basis van opleidingsniveau erg beperkt was.

Lageropgeleiden hebben veel minder vaak geparticipeerd dan midden- en hogeropgeleiden, waardoor geen harde conclusies op basis van opleidingsniveau getrokken kunnen worden omdat het sample hiervoor niet representatief genoeg was. Ook de spreiding in leeftijd was erg beperkt: jongeren deden relatief veel vaker mee dan ouderen. Tot slot was de totale omvang van de onderzoeksgroep vrij beperkt, waardoor de resultaten lastig te generaliseren zijn naar een hele bevolkingsgroep. Voor vervolgonderzoek wordt dan ook aanbevolen om te zorgen voor een groter sample, met meer spreiding onder de participanten op basis van leeftijd, geslacht en opleidingsniveau zodat de resultaten een hogere mate van externe validiteit hebben.

Tot slot moeten de resultaten van dit onderzoek genuanceerd worden als gevolg van het onderwerp van de stimulus. Een voordeel van het gebruiken van fragmenten over de Waterschapverkiezingen is dat weinig participanten hier inhoudelijke kennis over hadden en de mogelijke vooruitgang in politieke interesse hierdoor hypothetisch gezien duidelijk in kaart gebracht kon worden. Daarentegen zeggen de resultaten mogelijk minder over andere

(19)

19 onderwerpen binnen het politieke spectrum, door de specificiteit van de stimulus. Dus al zouden de resultaten in overeenstemming zijn met de werkelijkheid, dan hoeven deze bevindingen niet rechtstreeks voor alle onderwerpen te gelden. Deze informatie is maatschappelijk relevent, met name voor politici om te gebruiken tijdens toekomstige Waterschapverkiezingen. Politici hoeven minder aandacht te schenken aan óf zij worden besproken in politiek satirische programma’s en, zo ja, op welke manier dit gebeurt. Deze programma’s hebben waarschijnlijk toch geen invloed op de politieke interesse in de Waterschapverkiezingen van kijkers.

Uit de resultaten kan dus geconcludeerd worden dat opleidingsniveau geen rol speelt bij het effect van politieke satire op politieke interesse. Zo weten politieke figuren dat zij niet te veel te vrezen hebben van satirische programma’s wat betreft politieke interesse van hun kiezers en weten Nederlandse stemgerechtigden dat hun politieke interesse niet beïnvloed wordt wanneer zij politieke satire kijken. LuckyTV fragmenten waarin premier Rutte of het koningspaar belachelijk wordt gemaakt kunnen dus nog met een gerust hart gemaakt en uitgezonden worden door televisiemakers. Hier zal de democratie er niet minder op worden.

7. Literatuurlijst

Baek, Y. M., & Wojcieszak, M. E. (2009). Don’t expect too much! Learning from late-night comedy and knowledge item difficulty. Communication Research, 36(6), 783-809. doi:10.1177/0093650209346805

Baum, M. A. (2002). Sex, lies, and war: How soft news brings foreign policy to the inattentive public. American Political Science Review, 96(01), 91-109. doi:10.1017/S0003055402004252

Boukes, M., & Boomgaarden, H. G. (2015). Soft news with hard consequences? Introducing a nuanced measure of soft versus hard news exposure and its relationship with political cynicism. Communication Research, 42(5), 701-731. doi:10.1177/0093650214537520 Brewer, P. R., & Cao, X. (2006). Candidate appearances on soft news shows and public

knowledge about primary campaigns. Journal of Broadcasting & Electronic

Media, 50(1), 18-35. doi:10.1207/s15506878jobem5001_2

Brewer, P. R., & Marquardt, E. (2007). Mock news and democracy: Analyzing The Daily Show. Atlantic Journal of Communication, 15(4), 249-267.

(20)

20 Carnaghan, E. (2001). Thinking about democracy: Interviews with Russian citizens. Slavic

Review, 60(2), 336-366. doi:10.2307/2697274

Carnaghan, E. (2007). Out of order: Russian political values in an imperfect world. Pennsylvania: Penn State Press.

Cao, X. (2008). Political comedy shows and knowledge about primary campaigns: The moderating effects of age and education. Mass Communication & Society, 11(1), 43-61. doi:10.1080/15205430701585028

Cao, X., & Brewer, P. R. (2008). Political comedy shows and public participation in politics. International Journal of Public Opinion Research, 20(1), 90-99. doi:10.1093/ijpor/edm030

Collet, C., & Kato, G. (2014). Does NHK make you smarter (and super news make you ‘softer’)? An examination of Japanese political knowledge and the potential influence of TV news. Japanese Journal of Political Science, 15(01), 23-50. doi:10.1017/S1468109913000339

Dictionary, Dale, van. (2016). Geraadpleegd op 22 december 2016, van http://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/betekenis/nederlands/satire

Ferre-Pavia, C., Sintes, M., & Gayà, C. (2015). The perceived effects of televised political satire among viewers and the communication directors of political parties: A European case. European Journal of Cultural Studies, 19(4), 299-317.

doi:10.1177/1367549415592892

Feldman, L. (2013). Learning about politics from The Daily Show: The role of viewer orientation and processing motivations. Mass Communication and Society, 16(4), 586- 607. doi:10.1080/15205436.2012.735742

Hollander, B. A. (2005). Late-night learning: Do entertainment programs increase political campaign knowledge for young viewers? Journal of Broadcasting & Electronic

Media, 49(4), 402-415. doi:10.1207/s15506878jobem4904_3

Holbert, R.L., Lambe, J.L., Dudo, A.D., & Carlton, K.A. (2007). Primacy effects of The Daily Show and national TV news viewing: Young viewers, political gratifications, and internal political self-efficacy. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 51(1), 20- 38.Doi:10.1080/08838150701308002

Lussier, D. N. (2011). Contacting and complaining: Political participation and the failure of democracy in Russia. Post-Soviet Affairs, 27(3), 289-325.

(21)

21 Mayer, A. K. (2011). Does education increase political participation? The Journal of

Politics, 73(3), 633-645. doi:10.1017/S002238161100034X

McCombs, M. E., & Shaw, D. L. (1972). The agenda-setting function of mass media. Public

opinion quarterly, 36(2), 176-187.

Willerton, W. M. J. P. (2003). The dynamics of presidential popularity in post‐Communist Russia: Cultural imperative versus neo‐institutional choice? Journal of

Politics, 65(1), 111-141. doi:10.1111/1468-2508.t01-1-00006

Parkin, M. (2010). Taking Late Night Comedy Seriously How Candidate Appearances on Late Night Television Can Engage Viewers. Political Research Quarterly, 63(1), 3-15. doi:10.1177/1065912908327604

Petty, R. E., & Cacioppo, J. T. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion.

Communication and persuasion, 19(1-24). Springer New York.

Prior, M. (2003). Any good news in soft news? The impact of soft news preference on political knowledge. Political Communication, 20(2), 149-171.

doi:10.1080/10584600390211172

Reinemann, C., Stanyer, J., Scherr, S., & Legnante, G. (2011). Hard and soft news: A review of concepts, operationalizations and key findings. Journalism, 13(2), 1-19.

doi: 10.1177/1464884911427803

Warner, B. R., Hawthorne, H. J., & Hawthorne, J. (2015). A dual-processing approach to the effects of viewing political comedy. Humor, 28(4), 541-558. doi:10.1515/humor-2015-0099

Xenos, M. A., & Becker, A. B. (2009). Moments of Zen: Effects of The Daily Show on information seeking and political learning. Political Communication, 26(3), 317-332. doi: 10.1080/10584600903053569

(22)

22 8. Appendices

Appendix 1. Opties opleidingsniveau

1. Basisonderwijs 2. VMBO

3. Eerste drie leerjaren HAVO/VWO 4. Assistentenopleiding MBO-1 5. Bovenbouw HAVO/VWO 6. Basisberoepsopleiding MBO-2 7. Vakopleiding MBO-3

8. Middenkader- en specialistenopleiding MBO-4 9. HBO Bachelor

10. WO Bachelor 11. WO Master/Doctor

Appendix 2. Volledige Qualtrics survey: platte tekst

Q31 Beste deelnemer,

Hierbij willen we u uitnodigen om deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Graduate School of Communication, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek waar we uw medewerking voor vragen is getiteld “Politiek in soft news-programma's”. Eerst worden een aantal algemene vragen gesteld met betrekking tot de politiek. Hierna krijgt u fragmenten te zien, waarna weer een aantal vragen volgen. Het onderzoek duurt ongeveer 10 minuten.

(23)

23 Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR,

Universiteit van Amsterdam, heeft u de garantie dat:

1) Uw anonimiteit is gewaarborgd en dat uw antwoorden of gegevens onder geen enkele voorwaarde aan derden worden verstrekt, tenzij u hiervoor van te voren uitdrukkelijke toestemming hebt verleend.

2) U zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of uw deelname voortijdig kunt afbreken. Ook kunt u achteraf (binnen 24 uur na deelname) uw toestemming intrekken voor het gebruik van uw antwoorden of gegevens voor het onderzoek. 3) Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken met zich meebrengt, geen moedwillige misleiding plaatsvindt, en u niet met expliciet aanstootgevend materiaal zult worden geconfronteerd.

4) U uiterlijk vijf maanden na afloop van het onderzoek de beschikking kunt krijgen over een onderzoeksrapportage waarin de algemene resultaten van het onderzoek worden

toegelicht. Wanneer u akkoord gaat met onderstaande de algemene voorwaarden zal het onderzoek beginnen.

Algemene voorwaarden:

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de uitnodigingsmail voor dit onderzoek. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Voor eventuele klachten over dit

onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam; 020‐ 525 3680; ascor‐ secrfmg@ uva.nl. Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kun je te allen tijde contact opnemen met lisa.kiewiet@student.uva.nl. Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. We hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en danken u bij voorbaat hartelijk voor uw deelname aan dit onderzoek dat voor ons van grote waarde is.

(24)

24 Met vriendelijke groet,

Christian Manuputty, Eva Klinkhamer, Lara Jeurissen, Lisa Kiewiet en Melanie Hoogeveen.  Ik begrijp de bovenstaande tekst en ga akkoord met deelname aan het onderzoek (1)

Q30 Beantwoord de onderstaande vragen over de Nederlandse politiek. Q1 Vanaf welke leeftijd bent u in Nederland stemgerechtigd?

 16 (1)  18 (2)  20 (3)

 Weet ik niet (4)

Q2 Van welke partij is minister Edith Schippers?  VVD (1)

 PvdA (2)  CDA (3)  Weet ik niet (4)

Q3 In de huidige Tweede Kamer heeft de onderstaande partij de meeste zetels:  PVV (1)

 PvdA (2)  VVD (3)  Weet ik niet (4)

(25)

25 Q4 Een volledig uitgezeten kabinetsperiode duurt in Nederland:

 2 jaar (1)  4 jaar (2)  6 jaar (3)  Weet ik niet (4)

Q5 De voorzitter van de ministerraad is:  De koning (1)

 De minister-president (2)

 De voorzitter van de Tweede Kamer (3)  Weet ik niet (4)

Q34 Beantwoord de volgende vragen: Helemaal niet goed

(9)

(10) (11) (12) Heel erg

goed (13)

Hoe bekend bent u met de

waterschapsverkiezingen in Nederland? (2)

    

In hoeverre heeft u het gevoel dat u snapt waar

de

waterschapsverkiezingen in Nederland over gaan?

(3)

    

(26)

26 Ik was in 2015 erg geïnteresseerd in de waterschapverkiezingen. (1)

Ik heb ten tijde van de waterschapverkiezingen in 2015 het nieuws hierover goed gevolgd.(2) Ik heb actief naar informatie over de waterschapsverkiezingen gezocht toen deze

plaatsvonden. (3)

Toen de waterschapsverkiezingen plaatsvonden, wilde ik zoveel mogelijk weten over deze verkiezingen. (4)

Q33 Waar ligt uw politieke voorkeur? Links______ Rechts (2)

Q27 Bekijk het onderstaande fragment: (Het laden kan even duren. Voor mobiel, veeg naar rechts onder voor play knop. )

Q23 Beantwoord de volgende vragen:

Hoeveel moeite stak u in het kijken naar het vorige fragment? (1) Hoe erg concentreerde u zich op de inhoud van het fragment? (2) Hoe gemakkelijk was het fragment voor u te begrijpen? (3)

Q26 Hoe zou u het fragment dat u zojuist gezien heeft classificeren?  Als entertainment (1)

 Als nieuws (2)

 Als mix van entertainment en nieuws (3)

Q18 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen: (zie volgende pagina).

(27)

27 Helemaal mee oneens (1) Oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Oneens/ eens (4) Een beetje mee eens (5) Eens (6) Helemaal mee eens (7) Ik denk dat ik over de capaciteiten beschik om aan de politiek deel te nemen (1)        Ik denk dat ik de belangrijke politieke issues van mijn land redelijk goed begrijp (2)        Ik denk dat ik beter geinformeerd ben over de politiek dan anderen (3)       

(28)

28 Soms lijkt de politiek zo moeilijk, dat ik niet echt kan begrijpen wat er gebeurt (4)       

Q17 Geef aan welke informatie over de waterschapsverkiezingen in het fragment wat u zojuist heeft gezien, is besproken. Er zijn meerdere antwoorden goed.

 De waterschappen bestaan uit 444 bestuursleden. (1)  Dijkgraven worden door de koning benoemd. (2)

 Andere leden van het algemeen bestuur van de waterschappen worden benoemd door de KvK, de Tuinbouworganisaties en het Bosschap. (3)

 Een kwart van de zetels van de waterschappen is op voorhand al bezet. (4)  Er kan gestemd worden op sportviskandidaten. (5)

 De Provinciale Staten verkiezingen zijn tegelijktijd met de waterschapsverkiezingen. (6)  De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het waterbeheer. (8)

 De burger heeft directe invloed op het bestuur van de Waterschappen. (9)  De waterschappen doen aan ontwikkelingenssamenwerking. (10)

 18 % van de Nederlanders heeft zich verdiept in de kandidaten van de Waterschapsverkiezingen. (11)

(29)

29 Q35 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen.

Helemaal mee oneens (1) Oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Oneens/ eens (4) Een beetje mee eens (5) Eens (6) Helemaal mee eens (7) Het maakt politici niet uit wat iemand zoals ik vind. (1)        Het maakt niet uit of ik me inzet voor een politieke partij, uiteindelijk doet de regering wat zij wil. (2)        Door verkiezingen luistert de overheid naar haar volk. (3)       

(30)

30 Q19 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen.

Nooit (1) Niet (2) Waarschijnlijk niet (3) Niet/wel (4) Misschien wel (5) Wel (6) Zeker weten (7) Zou u een politieke bijeenkomst bijwonen? (1)        Zou u contact opnemen met een politieke partij of politicus? (2)        Zou u uw politieke voorkeur uiten door een poster van een politieke partij op te hangen in uw huis? (3)       

(31)

31 Q16 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen.

Helemaa l oneens (1) Oneen s (2) Een beetje oneen s (3) Oneens / eens (4) Een beetj e eens (5) Een s (6) Helemaa l eens (7) Mijn interesse in de Waterschapsverkiezingen

is door dit fragment toegenomen. (1)

      

Ik heb de neiging om mij meer te verdiepen in Waterschapsverkiezingen

wanneer deze weer plaatsvinden. (2)

      

Na het zien van dit fragment wil ik meer

weten over de Waterschapsverkiezingen

. (3)

      

Ik heb de neiging om in de toekomst het nieuws

over de

Waterschapsverkiezingen beter te volgen. (4)

(32)

32 Q20 Op welke manier werd de informatie in dat fragment wat u heeft gezien gebracht?  Feitelijk (1)

 Humoristisch (2)

Q30 Bekijk het onderstaande fragment:(Het laden kan even duren. Voor mobiel, veeg naar rechts onder voor play knop)

Q23 Beantwoord de volgende vragen over premier Mark Rutte: (zie volgende pagina). Helemaal mee oneens (1) Oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Oneens/ eens (4) Een beetje mee eens (5) Eens (6) Helemaal mee eens (7) Deze politicus is oprecht (1)        Deze politicus is inspirerend (2)        Deze politicus is slim (3)        Deze politicus is besluitvaardig (4)        Deze politicus is een sterke leider (5)        Deze politicus is competent (6)       

(33)

33 Deze politicus is betrouwbaar (7)        Deze politicus is sympathiek (8)       

(34)

34 Q24 Wat is de toon waarop de politicus werd besproken in het zojuist gekeken fragment?  Satirisch (1)

 Positief (2)

Q36 Beantwoord de volgende vragen: Q25 Wat is uw leeftijd? (Voorbeeld: 24) Q26 Wat is uw geslacht?

 Man (1)  Vrouw (2)

Q27 Wat is uw hoogst afgeronde opleiding?  Basisonderwijs (1)  Onderbouw HAVO/VWO (2)  VMBO (3)  Assistentenopleiding MBO-1 (4)  Bovenbouw HAVO/VWO (5)  Basisberoepsopleiding MBO-2 (6)  Vakopleiding MBO-3 (7)

 Middenkader- en specialistenopleiding MBO-4 (8)  HBO Bachelor (9)

 WO Bachelor (10)  WO Master/Doctor (11)

Q37 Mocht u interesse hebben in de resultaten van dit onderzoek, vul dan hieronder uw e-mailadres in.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dit kan bijvoorbeeld zijn: de zorg om het kind op grond van eigen waarnemingen bij een consult of huisbezoek, door signalen van anderen (school, peuterspeelplaats, e.d.), door

laatste twee vragen wordt wel erg veel voorgekauwd (te veel naar ons idee) door de examenmakers, vooral bij vraag 11: doe eerst dit, vervolgens dat en tenslotte … Bijna

In plaats van de civil society het allemaal zelf maar uit te Iaten vechten, zou de politick hier juist een actieve rol moeten gaan spelen.. Naast het ini- tieren van

Uit de in het voorjaar 1981 in beide proeven uitgevoerde bemonstering van de grond met ringmonsters (zie tabel 2) blijkt dat het totale poriënvolume - de met lucht en met

between countries. For example, the UK takes maybe 2000 refugees a year, I don’t know but a very small number. But despite the small number, on the ground refugees are doing

This study concludes that while new women farmers continue to face important challenges, such as self-exploitation and the difficulties of navigating gendered roles,

However, this study does offer an intimate insight in the lives of these specific people, and through their stories accomplishes an understanding of how bodywear is practiced

The problem formulated is to design a composite helicopter rotor blade (shown in Figure 1) to meet predetermined target values of the four cross sectional stiffnesses...