UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)
UvA-DARE (Digital Academic Repository)
Alles was wir sehen, ist ein Bild : Philipp Otto Runge in het licht van de
vroeg-romantische poëzietheorie van Friedrich Schlegel en Novalis
Kintz, P.A.M.
Publication date 2009
Link to publication
Citation for published version (APA):
Kintz, P. A. M. (2009). Alles was wir sehen, ist ein Bild : Philipp Otto Runge in het licht van de vroeg-romantische poëzietheorie van Friedrich Schlegel en Novalis. Eburon.
General rights
It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Disclaimer/Complaints regulations
If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.
Voorwoord
Voorwoord
Een voorwoord schrijf je achteraf, als het werk is gedaan en er plotseling ruimte komt voor afstand. Dat is het moment om je te realiseren hoe bijzonder het is dat zoveel mensen gedurende die – in mijn geval vrij lange – weg steeds met je mee gingen; een boek komt niet alléén door eenzaam werken tot stand. Al die mensen die mij hebben geïnspireerd, opgejut en verdragen wil ik hier danken. Allereerst had ik me geen betere promotor kunnen wensen dan John Neubauer, die mijn meanderende bewegingen in een heldere richting stuurde, altijd klaar stond met prikkelende vragen en impulsen tot verder denken, en wiens vertrouwen in een goede afloop zeer veel, zo niet alles, heeft bijgedragen aan de voltooiing van dit project. Datzelfde geldt voor Debora Meijers, die me niet alleen heeft bijgestaan bij de start van mijn onderzoek, maar die een van degenen was die er zachtjes maar niet aflatend op aandrong dat ik het project niet uit het oog zou verliezen. Een van de momenten die zij daarvoor aangreep was een zomerse borrel in de tuin van het Rijksmuseum die daarna nog lang in mijn gedachten nagonsde.
In datzelfde Rijksmuseum zijn er veel mensen die misschien niet weten hoe blij ik ben dat zij er zijn, dus grijp ik deze kans om ze daar expliciet voor te bedanken. Xandra van Gelder herinnerde me er stiekem steeds aan dat ik nog iets af te maken had en gaf me, toen dat nodig was, de kans en de ruimte om dat ook te doen. Antoinette van Dorssen nam het stokje van haar over en steunde me ruimhartig en op de onorthodoxe wijze die zo bij haar hoort. Diezelfde gulheid ondervond ik van Ronald de Leeuw, die mijn verlof tijdens de zomer van 2008 mogelijk maakte. En mijn lieve collega’s Tom van der Meer en Renate Meijer hebben zomaar, zonder (hoorbaar) morren, mijn herhaalde langdurige afwezigheid aanvaard en ongetwijfeld in die periodes ook extra werk op zich genomen, waarvoor ik ze erg erkentelijk ben. Marijn Schapelhouman deelde zijn deskundigheid met me toen ik raad nodig had over Runges eigenzinnige tekentechniek. En dan noem ik nog niet eens al die anderen die op heel verschillende momenten en manieren nieuwsgierig bleven naar mijn vorderingen.
Ook buiten het Rijksmuseum waren er mensen wier hulp erg welkom was. Ghislaine Coenegracht liet me ruimhartig profiteren van haar talent om het schijnbaar complexe te ontwarren; de gesprekken die ik in de loop van de tijd met haar voerde
Voorwoord
waren erg heilzaam. Andreas Stolzenburg, hoofd van het Kupferstichkabinett van de Hamburger Kunsthalle, en zijn medewerkers waren me herhaaldelijk zeer behulpzaam bij het raadplegen van Runges tekeningen en gravures, en Jenns Howoldt, hoofd van de Galerie 19. Jahrhundert van de Hamburger Kunsthalle, ontving me gastvrij en gaf me de gelegenheid Runges werk in het depot van het museum te bestuderen.
Wel heel speciaal mag ik dankbaar zijn voor een moeder, een zusje en een (beoogd) schoonzusje die met bemoedigende wenskaarten en telefoontjes alles deden wat in hun macht lag om me ervan te overtuigen dat ze mijn, bij tijden wel heel onsociale, gedrag niet kwalijk namen. En wat had ik moeten beginnen zonder Marie, zonder het grote huis in Chandiat met de rivier aan zijn voeten en de zwarte sterrenhemel boven zijn dak, en bovenal zonder Gerard, de ontelbare discussies, de met hart en ziel bereide diners zonder einde, de avonden vol muziek, de reisjes naar al die plekken waar we inspiratie haalden, de liefde. Dit voorwoord is geschreven om niet te vergeten wat werkelijk van belang is.