• No results found

Geannoteerde lijst van fossiele zeepokken van Nederland, België, Noord Duitsland en Frankrijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geannoteerde lijst van fossiele zeepokken van Nederland, België, Noord Duitsland en Frankrijk"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Geannoteerde lijst van fossiele zeepokken van Nederland,

België,

Noord Duitsland en Frankrijk.

Semibalanus balanoides (Linnaeus, 1767)

Fig. 1,21,23,30

Wandstukjes doorboord, de kanaaltjes zijn onregelmatig van vorm en voorzien van transversale septen; de basis is bij het levende dier vliezig; de bin-nenzijde van de wandstukjes is glad; de radii zijn zeer smal.

Nederland, Eemien, Vroeg-Holoceen: Boring Ouwerkerk, Zeeland.

Recente verspreiding: boreaal - arktisch, beide

zijden van de Atlantische Oceaan, zuidelijk tot Noord Spanje, Portugal, Azoren, Noord Carolina; noordelijke Stille Oceaan van Unalaska tot Brits Colurabia, Okhotsk Zee, Japan.

Actinobalanus bisulcatus (Darwin, 1854b)

Fig. 4

Wandstukjes massief, basis doorboord; bovenranden van de radii afgerond en schuin

aflopend; sutuur-randen glad; scutum zeer karakteristiek met over de buitenzijde twee tot vier overlangse groeven, binnenzijde scutum met

duidelijke "adductor ridge";

tergum-spoor zeer breed, erg kort.

Algemeen in het Plioceen van Nederland en Belgie:

Boring Ouwerkerk, Zeeland; Kallo, bij Antwerpen, verschillende bouwputten van havendokken, in Zanden van Kattendijk en Zanden van Oorderen.

Actinobalanus inclusus (Darwin, 1854b)

Fig. 5

Wandstukjes massief, basis doorboord; het huisje heeft vaak een rood-bruine kleur; de radii zijn breed en hebben een rechte bovenrand, die

ongeveer evenwijdig loopt met de basis; sutuur-randenmet duidelijk getande septen; de binnenzijde van het scutum vlak, er is geen "adductor ridge".

Opmerking: regelmatig komen huisjes voor met een sterk versmalde basis (fig. 5d,e), deze hebben vastgezeten op koraaltakjes.

Laat-Mioceen, Noord Duitsland: Morsum Kliff, Sylt. Algemeen in het Plioceen

van Nederland en Belgie: Boring Ouwerkerk, Zeeland; Boring IJsselmuiden; Kallo, bij Antwerpen, bouwputten van verschillende havendokken, in Zanden van Kattendijk en Zanden van Oorderen; ook algemeen tussen uit de Wester-schelde bij Ellewoutsdijk opgezogen materiaal.

Onder de soortsnaam en de verwijzing naar de figuren geef ik steeds een samenvatting van de belangrijkste kenmerken. Daaronder geef ik een bondige opsomming van het fossiele voorkomen in ons gebied op grond van materiaal

dat ik zelf

gezien heb. Als de soort recent nog*voorkomt geef ik de

ver-spreiding, waarbij ik

mij baseerde op de

gegevens uit de belangrijkste literatuur.

(2)

Actinobalanus actinomorphus (Moroni, 1952)

Fig. 6

Wandstukjes massief, basis doorboord; radii zeer smal; sutuur-randen glad;

scutum met een duidelijke "adductor ridge", die opvallend kort is.

Deze soort is zeer algemeen in het Mioceen van Nederland en Belgie: Diepboring 15,, Beeringen (Hemmoorien); Miste; Antwerpen, tunnelput E3

(Zanden van Edegem); Antwerpen, Borgerhout, bouwput E3 (Zanden van Deurne); Antwerpen, Deurne, E3 tracé bij Ten Eekhovei/ilei (Deurnien). Laat-Mioceen Noord Duitsland: Morsum-Kliff, Sylt, is daar echter opvallend zeldzaam. Algemeen in het Plioceen van Nederland en Belgie: Kallo, bij Antwerpen; Boring Ouwerkerk; Boring IJsselmuiden.

Minder algemeen in het Vroeg-Kwartair: Boring Ouwerkerk.

Opmerking: Zullo en Perreault (1989) hebben materiaal uit Belgie

(Borger-hout, Zanden van Edegem) bewerkt en kwamen tot de beschrijving van een nieuwe soort: Actinobalanus collinsi.

Zij deden dit voornamelijk

op grond van de grote dikte van de sluitplaatjes, verder is hun beschrijving als die van Moroni (1952) voor Actinobalanus

actinomorphus.

Actinobalanus spec.

Fig. 7

Wandstukjes massief, basis doorboord; radii vrij breed, de bovenranden

er-van zijn recht en lopen schuin naar beneden; de sutuur-randen van de radii zijn van septen voorzien; scuta en tergi lijken wel wat op die van Actino-balanus actinomorphus, het scutum heeft echter geen "adductor ridge".

Laat-Oligoceen, Noord Duitsland: Krefeld - Gellep (Chattien)

Megabalanus tintinnabulum (Linnaeus, 1758)

Fig. 8

Van de wandstukken zijn zowel de

paries als de radius doorboord; de radii zijn heel breed, de bovenranden ervan zijn recht en lopen evenwijdig met de basis; het

tergum heeft een lang spoor, ongeveer in het midden; deze

zee-pok kan heel groot worden (diameter van de basis: tot 5 cm.)» basis doorboord.

Mioceen, Frankrijk: Amberre, bij Mirebeau (Faluns de Touraine); Pauvrelay.

Plioceen Belgie: Kallo, bij Antwerpen. Ook

opgezogen uit de Westerschelde bij Ellewoutsdijk.

Recente verspreiding: subtropische- en tropische wateren, westkust van Afrika, oostelijke Middellandse Zee, Madagascar, Arabische Zee, Baai van Bengalen, Thailand, Japan, Nieuw Zeeland, Peru.

(3)

Megabalanus tulipiformis (Darwin, 1854ª)

Fig. 9

Paries, radius en basis doorboord; de bovenranden van de radii lopen schuin;

het scutum is smal; het tergum-spoor is lang en bevindt zich vrij dicht

bij de "scutal margin".

Deze soort kah aangetroffen worden tussen materiaal opgezogen uit de Wester-schelde bij Ellewoutsdijk; één keer trof ik twee scuti aan in een huisje uit dit materiaal, welke heel goed overeenkwamen met die van fig. 9.

Recente verspreiding: Middellandse Zee, Frankrijk, Spanje, Portugal, Afrika, Madeira, Canarische eilanden, Kaap-Verdische eilanden, van 25 - 250

m. diepte

Concavus concavus (Bronn, 1831)

Fig. 12

Wandstukjes en basis doorboord (radius niet doorboord); de kanaaltjes in de wandstukjes hebben geen transversale septen; scutum met aan de buiten-zijde dwars op de groeilijnen lopende riggels, waardoor een soort tralie-werk-structuur ontstaat; een lang doorlopende "adductor ridge"; het tergum heeft een karakteristieke vorm, het spoor is lang en de aan de buitenzijde daarmee corresponderende

groeve is duidelijk, soms zijn de zijkanten van de groeve naar elkaar

toegevouwen, waardoor er bijna een buis ontstaat.

Mioceen Frankrijk: Mios, Gironde; Martillac, bij Pas de Barreau.

Recente verspreiding: Chinh, India, Perzische Golf.

Balanus balanus (Linnaeus, 1758)

Fig. 13,16

Wandstukjes doorboord, basis niet doorboord en heel dun; de kanaaltjes heb-ben een vierkante of

rechthoekige doorsnede en hebben geen transversale septen; de wandstukjes zijn aan de

binnenzijde geribd, er lopen ook ribben

over het stukje tussen twee longitudinale septen; de radius is breed, de bovenrand ervan loopt evenwijdig met de basis; het huisje is zeer stevig

en heeft een "geribd" uiterlijk; het scutum heeft aan de buitenzijde fijne riggeltjes dwars op de geprononceerde groeilijnen, die onderaan bijna plaatvormig uitsteken; het

tergum heeft een snavelachtig voorkomen.

Opmerking: opvallend is de gelijkenis van de sluitplaatjes met die van de volgende soort (B. spongicola)

.

Fossiel voorkomen in Nederland: in de Eemlagen.

Recente verspreiding: circumpolair:

noordelijke Atlantische Oceaan (aan beide kanten), noordelijke Stille Oceaan, van laag water tot 400 m. diepte.

Deze soort schijnt oorspronkelijk een arktische soort te zijn

geweest, die

zich uitgebreid heeft tot in boreale gebieden en nog zuidelijker; langs

de europese kust komt hij voor tot Noord

Spanje en langs de west-atlantische

(4)

Balanus spongicola Brown, 1844

Fig. 14,16

Wandstukjes en basis doorboord; de kanaaltjes in de wandstukjes hebben transversale septen; de bovenranden van de radii lopen zeer schuin; sutuur randen voorzien van septen; over de buitenzijde van de scuti lopen riggels dwars

op de geprononceerde groeilijnen, deze riggels zijn minder fijn dan

bij scuti van Balanus balanus; de terga hebben -een snavelachtig voorkomen.

Mioceen, Frankrijk: Amberre, bij Mirebeau (Faluns de Touraine); Pauvrelay.

Recente verspreiding: Z.W.Engeland, Portugal, Madeira, Azoren, West-Afrika, Zuid-Afrika, Indische Oceaan.

Balanus crenatus Bruguière, 1789

Fig. 17

Wandstukjes doorboord, basis niet doorboord en dun; de kanaaltjes in de

wandstukjes hebben transversale septen; de radii zijn vrij smal en

boven-aan vaak afgebrokkeld; niet zozeer de sutuur-randen van de radii vertonen

septen als wel die van de aanliggende paries-randen; de binnenzijde van het scutum is vrij vlak, er is vaak wel een duidelijke uitholling voor de

adductorspier.

Algemeen in het Plioceen van Nederland en Belgie; zeer algemeen in het

Kwartair van Nederland.

Recente verspreiding: circumpolair, in arktische en boreale wateren, komt

zuidelijk voor tot Noord Spanje, Azoren, ook in de Middellandse Zee; langs

de westatlantische kust komt hij voor van de Poolzee tot Long Island en aan de amerikaanse westkust van Alaska tot California; ook in Japan en China; meestal sublittoraal tot 60 m. diepte, echter ook tot een diepte

van 740 m. aangetroffen.

Balanus improvisus Darwin, 1854ª

Fig. 18

Wandstukjes en basis doorboord; de kanaaltjes in de wandstukjes hebben

transversale septen; de radiaire

kanaaltjes in de basis hebben ook trans-versale

septen; radii heel smal; sutuur-randen zonder septen; het scutum heeft een "adductor ridge", het tergum een smal spoor.

Fossiel in Nederland vanaf historische tijden.

Recente verspreiding: aan de oostkant van de Atlantische Oceaan van

Zuid-west Noorwegen tot Spanje, West-Afrika; Middellandse Zee, Zwarte Zee en Rode Zee; aan de westkant van de Atlantische Oceaan, van Nova Scotia tot Noord Carolina en van de Golf van Mexico tot Patagonie; ook in de Stille Oceaan; het is een zeepok, die zich

graag aan scheepsrompen hecht; hij verdraagt zeer lage zoutgehaltes en komt als echte brakwaterpok soms tot

een flink eind in het binnenland voor (hij komt bijvoorbeeld

algemeen voor

(5)

Balanus amphitrite Darwin, 1854ª

Fig. 19

Wandstukjes en basis doorboord; de kanaaltjes in de wandstukjes zonder

transversale septen; radii breed, met bovenranden die slechts weinig schuin aflopen; sutuur-randen met septen; scutum met "adductor ridge", tergum met

vrij breed spoor.

Mioceen, Frankrijk: Corbles, Dal van de Douze (Aquitanien)

Recente verspreiding: wereldwijd in warme en gematigde zeeen.

Chirona unguiformis (Sowerby, 1846)

Fig. 20 (vgl. fig. 22)

Wandstukjes dun, soms doorboord!; basis niet doorboord; bovenranden van de radii schuin; sutuur-randen met

fijne septen; tergum met een smal spoor.

Opmerking: ik heb alleen losse wandstukjes gezien in overigens overvloedig materiaal; huisjes van recente Chirona - soorten vallen heel gemakkelijk

uit elkaar als ze

leeg zijn, je zou dit als een kenmerk kunnen beschouwen.

Ik heb ook figuren van Chirona hameri opgenomenals vergelijkings-materiaal (fig. 22), een soort die in noordelijke wateren leeft en alleen fossiel

bekend is uit Schotland en Scandinavië (Kwartair).

Latdorfien, Belgie: Kleine Spouwen, Rijkhoven, Valkenburg en Stoepert.

Solidobalanus spec.

Fig. 24. (afgebeeld zijn twee recente soorten ter vergelijking)

Wandstukken en basis niet doorboord; radii breed met schuine randen, scutum

en tergum ongeveer als bij de afbeelding van Solidobalanus solidus (fig. 24); binnenzijde van het scutum vlak, er is geen "adductor ridge".

Mioceen, Nederland: Diepboring

15, Beeringen (Hemmoorien); Miste.

Mioceen Belgie: Berchem- Borgerhout, Antwerpen, bouwput parkeergarage in de Ploegstraat (Zanden van Antwerpen).

Laat-Mioceen, Noord Duitsland: Morsum-Kliff, Sylt.

Acasta undulata Darwin,

1854b

Fig. 26 g-k (fig. 26 a-f als vergelijkingsmateriaal: A. cyathus )

Wandstukjes niet doorboord en dun, aan de buitenzijde met hier en daar uit-steekseltjes, binnenzijde heel zwak

geribd (langs de onderrand kleine

bob-beltjes); scutum met aan de buitenkant overlangse

groeven.

Plioceen, Belgie; Kallo, bij Antwerpen, verschillende bouwputten van haven-dokken. Plioceen, Nederland: Boring Ouwerkerk, Zeeland.

(6)

Verruca strömia (Müller, 1776)

Fig. 27

Dit is een asymmetrische zeepok, behorende tot de Verrucomorpha. Het

huis-je bestaat uit een rostrum en een carina, een beweegbaar scutum en tergum en er tegenover, gemodificeerd tot wandstukjes, het andere scutum en

ter-gum (in totaal dus zes schelpstukken). Bij fig.27b zijn het linker scutum „

en tergum gefixeerd, bij fig. 27c is dit het geval met het rechter scutum

en tergum.

Plioceen, Nederland: Boring Ouwerkerk. Plioceen Belgie: Kallo, bij

Antwer-pen, bouwputten van verschillende dokken. Kwartair, Nederland: Boring Ouwerkerk.

Recente verspreiding: Oost Groenland, Ijsland, Spitsbergen, Noorwegen, Skagerrak, Kattegat, midden van de Noordzee, Shetlands Engeland, Ierland, Nederland, Frankrijk, Portugal, Spanje, ook in de Middellandse Zee,

meestal van 20-300 m. diepte, komt echter ook in de getijdezone voor, ook gemeld van 548 m. diepte.

Chelonibia testudinaria (Linnaeus, 1758)

Fig. 28

De

wandstukjes zijn erg dik, aan de binnenkant bevinden zich zeer dicht opeen een groot aantal lamellen.

Mioceon, Nederland: Diepboring 15, Beeringen (Hemmoorien); Miste.

Dit is een soort, die alleen fossiel bekend is. Recente soorten van het

genus Chelonibia zijn vastgehecht op schildpadden en krabben, ze komen voor in alle gematigde, subtropische en tropische zeeen.

Coronula bifida Bronn, 1831

Fig. 29

De wandstukken zijn

erg dik en hebben een ingewikkelde geplooide structuur.

Nederland: tussen uit de Westerschelde bij Ellewoutsdijk opgezogen materiaal

Deze soort is alleen fossiel bekend, recente vertegenwoordigers van dit

(7)

LITERATUUR

Alessandri, G. de, 1894. Contribuzloni allo studio dei Cirripedei fossill

d'Italia. Soc. Geol. Ital. Boll., 13:234-314, pl. 1-3, tekstfig. 1-3 Alessandri, G. de, 1906. Studi monografici sui Cirripedi fossili d'Italia.

Paleontogr. Italica, : 12: 207-324, pl. 13-18, tekstfig. 1-9.

Broch, H., 1924. Cirripedia thoracica von Horwegen und dem Norwegischen Nordmeére. Eihe systematische und biologisch-tiergeographische Studie.

Vidensk. Skrift. I. Mat. naturw. Klasse, 1924, 17: 1-121, pl. 1-3,

tekstfig. 1-35.

Broch, H., 1927. Studies on Moroccan cirripeds (Atlantic Coast). Buil. Soc. Sci. Nat. Maroc. au Rabat, 7: 11-38, pl. 1-4, tekstfig. 1-10.

Broch. H., 1931. Papers from Dr. Mortensen's Pacific Expedition 1914

-1916, LVI, Indomalayan Cirripedia. Vidensk. Medd. Dansk Naturh. Foren., 91: 1-146, fig. 1-41.

Darwin, C., 1854a

. A raonograph on the sub-class Cirripedia, with figures

of all the

species. The Balanidae (or sessile cirripeds); The Verru-cidae, etc. Roy. Society, London, 1854; i-viii, 1-684, pl. 1-30, tekstfig. 1-11.

Darwin, C., A monograph on the Fossil Balanidae and Verrucidae of Great Britain: i-v, 1-44, pl.1-2, tekstfig. 1-7 (J.E.Adlard, London).

Henry, D.P. en P.A. McLaughlin, 1975. The barnacles of the Balanus

amphi-trite complex (Cirripedia, Thoracica). Zool. Verh. 141: 1.254, pl. 1-22, tekstfig. 1-33.

Henry, D.P. en P.A. McLaughlin, 1986. The recent species of Megabalanus

(Cirripedia: Balanomorpha) with special emphasis on Balanus

tintin-nabulum (Linnaeus) sensu lato. Zool. Verh. 235: 1-69, fig. 1-14 Luther, G., 1987. Seepocken der deutschen Kustengewasser. Helgolander

Meeresunters. 41: 1-43, fig. 1.54

Luther, G., 1990. Fossile Balaniden im Raume Sylts. In; Fossilien von Sylt III (I.-M. von Hacht, Hamburg); 21-39, pl. 1-5.

Moroni

-Ruggieri, M.A., 1952. Ricerche sui Cirripedi fossili Italiani. Giorn. Geol., Ann. Mus. Geol. Bologna, ser. 2, 22: 66-82, pl. 1-2. Newman, W.A., Zullo, V.A. en T.H. Withers, 1969. Cirripedia. Treatise on

invertebrate paleontology,

part R, Arthropoda 4: R 206-R 295, fig. 80-119

Newman, W.A. en A.Ross, 1976. Revision of the balanomorph barnacles;

inclu-ding a catalog of the species. Mem. San Diego Soc. Nat. Hist.

, 9:

1-108, fig. 1-17.

Nilsson-Cantell, C.A., 1978. Cirripedia Thoracica and Acrothoracica. Mar. Invert. Scandinavia, 5; 1-133, fig. 1-66.

Pilsbry, H.A., 1916. The sessile barnacles (Cirripedia) contained in the collections of the U.S. National Museum; including a monograph of

the american species. Buil. U.S. Natl. Mus. 93: i-xi, 1-366, pl. 1-76, tekstfig. 1-99.

Strauch, F., 1968. Platzwahl, Siedlungsweise und Bautypen bei einzigen

kanozoischen Balaniden. Palaont. Z. (3/4): 195-216, fig. 1-37.

Stubbings, H.G., 1975, Balanus balanoides. Liverpool Marine Biological Committee Mem., 37: 1-175, pl. 1-32.

Yamaguchi, T., 1977. Taxonomie studies on some fossil and recent japanese balanoidea (part 1). Trans. Proc. Pal. Soc. Tapan (n. ser.), 107: 135-160, pl. 19-22, tekstfig. 1-5.

Zullo, V.A. en R.T. Perreault, 1989. Review of Actinobalanus Moroni

(Cirripedia, Archaeobalanidae), with the description of new miocene

species from Florida and Belgium. Geol. Paleont. Stud. Tulane, 22 (1): 1-12, pl. 1-4.

(8)

Vergrotingen van de figuren op de hierna volgende platen, voor zover opge-geven (gecorrigeerd voor vergrotingen bij het kopiëren.

la,b x 4,8 lc,d x 3,2 4a x 1,7 5a x 3,4 6a-d,i,jx 5,6 6e-h x 16 7a-c,e-jx4,8 7d x 1,6 8a x 0,8 8f x 1,1 8h x 2,2 8i x 2,4 8j x 1,1 9a x 2,2 9b-e x 1,3 12j x 0,8 15a-d x 6,4 16a-d x 4,8 17d,g,h,l x 4,8 18e x 1,1 18h-k x 10,4 19a-d,f x 4 20a,b x 2,3 21a-d x 10,4 22a-d x 1,6 22e x 0,8 23a-c x 12,8 24b x 1,2 24c-e x 4,8 24a x 2,6 26g,h x 2,3 29f x 2,3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Net als in België en Nederland wordt Denemarken geconfronteerd met het vraagstuk wat te doen met vrouwen en kinderen die nog in Syrië en Irak verblijven

In deze studie is om te beginnen het thans bestaande verdragsrechtelijke kader voor de strafrechtelijke rechtshulpverlening tussen Nederland, België, Duitsland en

Duitsland heeft een contraterrorismestrate- gie, maar deze is niet openbaar; tot 2006 gold dit ook voor de Britse contra- terrorismestrategie en tot juni 2016 voor België op het

In februari 2017 werd er voor het eerst door de rechter uitspraak gedaan in een proces tegen uitreizigers voor specifieke terroristische misdrijven gepleegd in Syrië.. De

Deze plantensoorten worden courant bezocht door generalistische soorten zoals de aardhommel (Bombus terrestris) of de akkerhommel (Bombus pascuorum) en kunnen zelfs deel

Bij de selectie van de rechtszaken tegen jihadistische buitenlandse strijders zijn de volgende criteria gehanteerd. 1) De veroordeelde personen moeten daadwerkelijk

Overig (bv.. binnen 12 maanden na voltooiing zijn uitverkocht. Sommige appartementen worden vervolgens te huur aangeboden, gewoonlijk door particuliere investeerders. Verder worden

Rekening houdend met de competenties van de RVA pogen wij voor België en zijn buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland een algemene vergelijking te maken van [1] de