• No results found

Ouderlijke psychopathologie als risico op kindermishandeling : een multilevel meta-analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ouderlijke psychopathologie als risico op kindermishandeling : een multilevel meta-analyse"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ouderlijke Psychopathologie

Een

sychopathologie als Risico op Kindermishandeling.

Een Multilevel Meta-Analyse

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam T. J. van Vrijaldenhoven

Begeleiding: Prof. dr. G. J. J. M. Stams Amsterdam,

indermishandeling.

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam T. J. van Vrijaldenhoven 10284702 Stams en drs. M. Assink Amsterdam, (juli, 2015)

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Methode ... 7

Selectie van studies ... 7

Codering ... 9 Analyse ... 10 Resultaten ... 11 Studie- en Steekproefkenmerken ... 11 Uitkomsten moderatoranalyse ... 12 Multi Moderatoranalyse ... 13 Publicatie Bias ... 14 Conclusie en Discussie ... 14 Beperkingen ... 15 Implicaties en Aanbevelingen ... 17 Literatuurlijst ... 19 Bijlage 1 ... 29 Bijlage 2 ... 30 Bijlage 3 - Tabellen ... 33 Bijlage 4 ... 44

(3)

Parental Psychopathology as Risk for Child Maltreatment. Abstract

This study focused on parental psychopathology as risk for child maltreatment. A three-level meta-analysis was conducted over 63 studies with N = 944.021 to examine the relation between mental disorders of parents and child maltreatment. Analyses show a moderate to large correlation of r = .303. Personality disorders showed the largest association, with r = .341, followed by substance abuse, mood-, anxiety disorders and schizophrenia/psychosis. Moderator analyses revealed that ethnicity was a significant moderator. Findings of the study are important because knowledge about risk factors for child maltreatment is indispensable to develop valid instruments for risk assessment and referral to interventions that target risk factors for child maltreatment. Finally, it is still important to realize that parental psychopathology cannot be isolated from other factors that influence the outcome of child maltreatment.

Keywords: parental psychopathology, child maltreatment, disorders, meta-analysis.

Ouderlijke psychopathologie als risico op kindermishandeling Samenvatting

Deze studie heeft zich gericht op ouderlijke psychopathologie als een risico op een kindermishandeling. Er is een drie-level meta-analyse uitgevoerd over 63 studies met

N=944.021 om de relatie te onderzoeken tussen mentale stoornissen bij ouders en

kindermishandeling. Uit analyses blijkt een middelgrote tot grote samenhang, r = .303. Persoonlijkheidsstoornissen laten de grootste samenhang zien, met r = .341, gevolgd door afhankelijkheid van middelen, stemming-, angststoornissen en schizofrenie of andere psychotische stoornissen. Moderatoranalyses geven weer dat etniciteit een significante moderator is. De uitkomsten zijn van belang voor het vergroten van de kennis over risicofactoren op kindermishandeling om betrouwbare risicotaxatieinstrumenten te kunnen ontwikkelen en passende interventies aan te kunnen bieden die gericht zijn op risicofactoren. Tot slot blijft het van belang te realiseren dat ouderlijke psychopathologie niet gezien kan worden als een opzichzelfstaande factor die bepalend is voor de kans van kindermishandeling.

(4)

Ouderlijke psychopathologie als risico op kindermishandeling: Een meta-analyse.

Kindermishandeling is een onderwerp dat maatschappelijke aandacht krijgt door de impact die het heeft op de slachtoffers en op de maatschappij. Met regelmaat komen situaties van kindermishandeling met fatale gevolgen in het nieuws, waarbij afgevraagd wordt of het voorkomen had kunnen worden. Om het te kunnen voorkomen is in de eerste plaats een juiste risicotaxatie van belang. Volgens de Jeugdwet (art. 1.1) is kindermishandeling 'elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel'

.

Deze uitleg komt overeen met de definitie die The World Health Organization Consultation on Child Abuse Prevention (1999) opgesteld heeft. Kindermishandeling is onder te verdelen in verschillende vormen, waaronder lichamelijke- en psychische mishandeling, lichamelijke- en psychische verwaarlozing, seksueel misbruik en het getuige zijn van huiselijk geweld (Barnett, Manly, & Cicchetti, 1993; McGee, Wolfe, & Wilson, 1997). Veelal komen verschillende vormen gelijktijdig voor (Barnett et al., 1993; Rossman & Rosenberg, 1997; Wenar & Kerig, 2011).

De gevolgen van kindermishandeling kunnen verstrekkend zijn. Gevolgen kunnen zich zowel op de korte als lange termijn voordoen en blijvend van aard zijn. Het kan op lichamelijk vlak bijvoorbeeld leiden tot in- en uitwendig letsel, dood, groeiachterstand en motorische problemen. Daarnaast kan het emotionele- en gedragsproblemen veroorzaken, waaronder agressieregulatieproblemen, teruggetrokken gedrag en sociale problemen door een verhoogd risico op uitsluiting. Tevens kunnen psychische problemen zich ontwikkelen, zoals een posttraumatische stress-, dissociatieve- en/ of persoonlijkheidsstoornis (Boer, 2007; Wenar & Kerig, 2011; Wolzak & Ten Berge, 2008). De ernst van de gevolgen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de duur en ernst van de mishandeling(en), de persoonlijkheid van het kind (waaronder veerkracht en intelligentie) en de aan- of afwezigheid van steunfiguren in de omgeving (Wolzak & Ten Berge, 2008). Bovenstaande gevolgen voor het slachtoffer hebben ook invloed op de maatschappij. De maatschappij ondervindt schade wanneer de gevolgen zich bijvoorbeeld uiten in middelengebruik, delinquentie en/of arbeidsongeschiktheid (Wolzak & Ten Berge, 2008; Asscher, Van der Put, & Stams, (in druk)). Gevolgen voor het slachtoffer en de maatschappij maken preventie en bescherming tegen kindermishandeling van belang. De kosten hiervoor en voor adequate behandeling van slachtoffers worden verhaald op de maatschappij. De impact van

(5)

kindermishandeling op de maatschappij wordt meer inzichtelijk wanneer er zicht is op de prevalentie. In 2010 wordt op basis van informantenstudies geschat dat 34 op de 1.000 kinderen in Nederland te maken heeft met mishandeling. Uit scholierenstudies, verricht door middel van zelfrapportage onder voornamelijk VMBO-scholieren, blijkt een prevalentie van ongeveer 99 op de 1.000 kinderen (Alink et al., 2011).

Gezien de gevolgen die kindermishandeling heeft, is kennis over de risicofactoren van kindermishandeling van belang. Met risicotaxatie wordt verwezen naar het nagaan van de kans of verwachting dat een primaire verzorger een kind schade toebrengt. Momenteel zijn er de CARE-NL (Child Abuse Risk Evaluation), LIRIK (Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling), de Delta veiligheidslijst en de ARIJ (Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming) als risicotaxatie-instrumenten beschikbaar. Deze instrumenten zijn gebaseerd op algemene risicofactoren die naar voren zijn gekomen in wetenschappelijk onderzoek en helpen het oordeel van de professional structureren (Assink, Van der Put & Stams, (in druk); De Ruiter, Hildebrand, & Van der Hoorn, 2012; Ten Berge, 2008). Meer kennis over risicofactoren zorgt voor een meer objectief en betrouwbare risicotaxatie (Lodewijks & Van Domburgh, 2012), waardoor tijdig passende interventies ingezet kunnen worden (risicohantering).

Er zijn verschillende risicofactoren die de kans op kindermishandeling vergroten, in stand houden of verergeren. Risicofactoren komen tot uiting op het moment dat onvoldoende beschermende factoren aanwezig zijn om het risico te compenseren (Berger, Ten Berge, & Geurts, 2004; Meij, & Ince, 2013). Risicofactoren kunnen gelegen zijn in de ouder-kind interactie, in de ouder, in het kind of in de gezinssituatie. Uit studies blijkt dat de aanwezigheid van psychopathologie bij de ouder een belangrijke risicofactor is (Berger et al., 2004; Meij & Ince, 2013; Mulder, 2014; Slotboom, Rodermond, Wijkman, & Hendriks, 2012 en Stith et al., 2009). Mulder (2014) vindt in zijn meta-analyse dat psychopathologie één van de zeven meest voorspellende risicofactoren op kindermishandeling is. Dergelijke problematiek vormt een risico op kindermishandeling doordat dit het denken, waarnemen, gedrag en de interactiepatronen kan beïnvloeden. De invloed die psychopathologie kan hebben op het opvoedingsgedrag van ouders verschilt per diagnose, aangezien verschillende stoornissen gepaard gaan met verschillende gedragingen (Dekker, Haagmans, Al, & Mulder, 2014; Van der Maas, 2010;). Over het algemeen wordt opvoedersgedrag van ouders met psychische problemen gekenmerkt door weinig verzorging, weinig autoritatieve en veel autoritaire controle, gebrek aan emotionele beschikbaarheid, gespannen reacties, onvoorspelbaar handelen en een gebrek aan inlevingsvermogen in het kind (Dekker et al.,

(6)

2014). Verder zijn persoonlijkheidsstoornissen, vooral de antisociale persoonlijkheidsstoornis en borderline problematiek sterk gerelateerd aan het gebruik van geweld (Fountoulakis, Leucht, & Kaprinis, 2008), wat mogelijk ook kan leiden tot meer geweld van een ouder richting kind.

Wanneer de problematiek meer gespecificeerd wordt, blijkt bijvoorbeeld de aanwezigheid van een depressieve stoornis bij de ouder samen te hangen met verminderde responsiviteit en een meer vijandige houding richting het kind (Berger et al., 2004). Depressiviteit is een sterke voorspeller gebleken voor mishandeling (Black, Heyman, & Smith Slep, 2001; Stith et al., 2009). Ook andere vormen van psychopathologie bij ouders verhogen het risico op kindermishandeling. Echter elke vorm zal mogelijk een andere (mate van) invloed hebben gezien de verschillende symptomen die bij elke vorm horen. Het hebben van een angststoornis kan bijvoorbeeld leiden tot snelle vermoeidheid, prikkelbaar- en geïrriteerdheid. Terwijl er bij een persoonlijkheidsstoornis problemen kunnen bestaan op het gebied van de emotieregulatie of impulsbeheersing, waardoor soms voorbijgegaan wordt aan de veiligheid van een ander. Een posttraumatische stressstoornis kan weer gepaard gaan met prikkelbaarheid en woede-uitbarstingen en iemand met schizofrenie kan belast zijn met wanen en hallucinaties. Iemand die afhankelijk is van middelen kan onder invloed hiervan ander gedrag vertonen en ook zonder het middel vooral het verkrijgen van het middel als hoogste prioriteit stellen (American Psychiatric Association, 1996). Bovenstaande symptomen zijn enkele voorbeelden en slechts een greep uit kenmerken behorend bij stoornissen. De genoemde symptomen zijn kenmerken die een ouder onvoorspelbaar kunnen maken in de opvoeding en maken dat het risico op kindermishandeling verhoogd wordt. Verder zijn er ook studies die de invloed van psychopathologie op kindermishandeling nuanceren. Volgens Swanson, Holzer, Ganju en Jono (1990) heeft enkel een depressie invloed op gewelddadig gedrag. Andere stoornissen houden alleen verband met geweld zodra er ook sprake is van een middelenafhankelijkheid. Dawe et al. (2007) sluit hierop aan door aan te geven dat middelenafhankelijkheid gezien kan worden als een signaal voor aanwezigheid van andere stoornissen, waardoor dit meer samenhang lijkt met kindermishandeling.

De hoge prevalentie van psychopathologie in de populatie en het aantal kinderen dat hiermee te maken krijgt en hierdoor een verhoogde kans op kindermishandeling loopt, benadrukt het belang van kennisontwikkeling over dit onderwerp. In 2010 blijkt 43,5% van de Nederlandse bevolking van 18 tot en met 64 jaar belast (te zijn geweest) met een psychische stoornis (De Graaf, Ten Have, & Van Dorsselaer, 2010). Van de ouders die hun kind mishandelen is 21 procent in behandeling geweest voor een psychisch probleem (Dekker et

(7)

al., 2014). In Nederland hebben 577.000 kinderen ouders met een psychische- of verslavingsprobleem. Volgens Bool, Van der Zanden en Smit (2007) zijn er in Nederland ongeveer 864.000 ouders zijn die voldoen aan de criteria van een DSM-IV diagnose, zoals een stemmings-, angst-, eetstoornis of schizofrenie. Meer dan 2.000.000 kinderen (tot 22 jaar) hebben hiermee te maken. Deze aantallen benadrukken het belang van aandacht voor psychopathologie als risicofactor voor kindermishandeling.

In de meta-analyses naar risicofactoren van kindermishandeling wordt psychopathologie veelal beschreven middels een overkoepelende term, zoals geestelijke gezondheids-, psychologische- of psychiatrische problematiek. Dit wordt nauwelijks gespecificeerd naar de verschillende stoornissen. In deze studie wordt psychopathologie gespecificeerd naar verschillende domeinen, zoals depressie, schizofrenie, en persoonlijkheidsstoornissen. Er wordt inzicht gegeven in de mate waarin deze verschillende domeinen voorspellend zijn voor kindermishandeling. Gezien de verschillende kenmerken die bij de verschillende diagnoses horen, is de verwachting dat er verschil is in de mate waarin een stoornis voorspellend is voor kindermishandeling. Uit onderzoek van Bogacki en Weiss (2007) blijkt bijvoorbeeld dat 64% van de mishandelende steekproefpersonen belast is met een persoonlijkheidsstoornis, 72% met een stemmingsstoornis, 21% met een angststoornis en 7% met een psychische stoornis. In dit onderzoek is de samenhang echter niet onderzocht vanwege het ontbreken van een controlegroep. Verder wordt verwacht dat eenzelfde stoornis een andere uitkomst kan hebben op de verschillende vormen van mishandeling. Een depressie bij een ouder zal naar verwachting een sterkere invloed hebben op verwaarlozing dan op fysieke mishandeling, terwijl dat bij een posttraumatische stressstoornis mogelijk tegenovergesteld is. Meer kennis hierover kan bijdragen aan een meer nauwkeurige taxatie van het aanwezige risico op kindermishandeling. Doordat kindermishandeling niet voorspeld kan worden vanuit één variabele, maar het een complexe interactie tussen verschillende factoren betreft, zal middels een multilevel benadering rekening gehouden worden met factoren die het gevonden risico mede kunnen verklaren (Belsky, 1993; Berger et al., 2004). Niet alle ouders met psychopathologie zullen hun kind mishandelen. Dit hangt vaak af van de duur en de ernst van de stoornis (Berger et al, 2004)

Methode

Selectie van studies

Bij het zoeken naar bruikbare studies is gebruik gemaakt van digitale databases zoals Web of Science, ERIC, Psychological Abstracts International (PsychINFO) en google

(8)

(scholar). Voorbeelden van zoektermen zijn child maltreatment*, parental psychopathology* en risk factors*. Deze en meerdere termen zijn in verschillende combinaties gebruikt. Verder is gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode, oftewel er is in studies gezocht naar gebruikte relevante literatuur. Hiermee is gestart vanuit verschillende bestaande meta-analyses en reviews naar risicofactoren van kindermishandeling, zoals Stith et al. (2009), Black, Heyman en Smith Slep (2001a), Black et al. (2001b), Black, Smith Slep en Heyman (2001c), Bouwmeester-Landweer (2006), Slotboom, Rodermond, Wijkman en Hendriks (2012), De Jong en Meeuwsen (2014) en Mulder (2014). Vervolgens is in alle studies die gescreend zijn gezocht naar relevant aangehaalde literatuur waarnaar verwezen is. Dit heeft ertoe geresulteerd dat 213 studies gescreend zijn op bruikbaarheid, waarvan er 63 zijn geïncludeerd. De geïncludeerde studies zijn met een * opgenomen in de literatuurlijst.

Bij het includeren van studies is rekening gehouden met verschillende factoren. Ten eerste zijn studies geïncludeerd die een verband weergeven tussen kindermishandeling en een vorm van psychopathologie bij de ouder. Kindermishandeling is hierin vastgesteld door rapportage van instanties zoals de kinderbescherming of door zelfrapportage van zowel ouders als slachtoffer. Studies waarin kindermishandeling gemeten is aan de hand van risicotaxatie, zoals de CAPI (Child Abuse Potential Inventory), zijn geexcludeerd omdat deze niet uitgaan van daadwerkelijke mishandeling. Psychopathologie bij de ouder is vastgesteld middels diagnostiek die ingezet is voor onderzoek of middels zelfrapportage van ouder en of slachtoffer. Uitkomsten zijn veelal weergegeven in een DSM-III of DSM-IV diagnose. Verder zijn uitkomsten in schalen van meetinstrumenten weergegeven. Indien deze schalen in de studies direct en logischerwijs verwijzen naar een diagnose zijn deze opgenomen, zoals de schaal depressie in de BDI. Studies die schalen hanteren, zoals bijvoorbeeld vijandigheid, empathie, stress, responsiviteit of agressie, zijn niet opgenomen. Verder zijn studies die domeinen hebben gevormd door een combinatie van psychopathologie en andere problematiek, zoals ‘alcoholproblematiek en/of crimineel gedrag’, niet meegenomen, omdat niet te achterhalen is bij hoeveel van de respondenten er sprake is van alcoholgebruik als vorm van psychopathologie. Ten tweede dient er naast een groep waarbij sprake is van kindermishandeling ook een controlegroep aanwezig te zijn waarbij hier geen sprake van is. Studies waarin de controlegroep sterk afwijkt van de experimentele groep zijn geëxcludeerd van analyse, zoals bijvoorbeeld de controlegroep is geselecteerd op aanwezigheid van een bordeline persoonlijkheidsstoornis en de experimentele groep niet. Ten derde dient een effectmaat berekend te kunnen worden aan de hand van beschikbare ruwe data, zoals frequenties, percentages of vanuit statistische informatie die omgerekend kunnen worden naar

(9)

r. In de vierde plaats is in moderatoranalyse gecontroleerd of de wijze van steekproeftrekking

in de studies van invloed is op de uitkomsten. Studies die gebruik hebben gemaakt van een random meetmethode zijn geïncludeerd, evenals cohortstudies. Daarnaast zijn ook studies geïncludeerd met een niet-random geselecteerde steekproef of waarvan onduidelijk blijft op welke wijze de steekproef getrokken is. Tot slot zijn studies die zich hebben gericht op recidive van mishandeling na behandeling geëxcludeerd.

Codering

De gegevens uit de geïncludeerde studies zijn in een codeboek verwerkt. Hierin zijn zowel studie- als steekproefkenmerken opgenomen. Een belangrijke categorisering is die van de vorm van psychopathologie bij de ouder. Hiervoor zijn 6 categorieën gebruikt (schizofrenie en andere psychosen, stemmingsstoornissen, angststoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, middelengebruik en overig). Voor post-hoc analyse zijn de domeinen verder gespecificeerd. Hierbij is gelet op de frequentie van effectmaten die voorkomen in bepaalde domeinen. De onderverdeling in domeinen is opgenomen in Bijlage 1 (VanderEycken & Van Deth, 2004). Naast de vorm van psychopathologie is een onderverdeling gemaakt in de vorm van kindermishandeling. In eerste instantie zijn ‘het getuige zijn van huiselijk geweld’ en ‘onthouding van school’ als categorieën meegenomen. Nadat dit nagenoeg niet voor blijkt te komen in de studies als categorie zijn deze uit het codeboek verwijderd. Verder zijn zowel studie- als steekproefkenmerken opgenomen in het codeboek. Met betrekking tot de steekproefkenmerken is gedacht aan etniciteit, opleidingsniveau, geslacht van de ouder en geslacht van het slachtoffer. Sociaal economische status van de steekproef en gezinssamenstelling zijn niet meegenomen, omdat bij coderen is gebleken dat er weinig consistentie bestaat tussen studies over de wijze waarop dit bepaald en onderverdeeld wordt. Verder is opgevallen dat het getuige zijn van huiselijk geweld in slechts 1 studie is gehanteerd als aparte vorm van kindermishandeling. Om die reden is ook dit kenmerk niet opgenomen in het onderzoek. Met betrekking tot studiekenmerken is gedacht aan steekproefgrootte, studieduur (bij longitudinaal), onderzoeksontwerp, meetmethoden van zowel kindermishandeling als psychopathologie. Een totaaloverzicht van hetgeen is opgenomen in het codeboek staat weergegeven in Bijlage 2.

Doordat de coderingen van de studie door een persoon zijn verricht kan er geen interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gemeten worden. Er is wel gebruik gemaakt van codeboeken van collega-onderzoekers om te controleren op de codering van bijvoorbeeld steekproefkenmerken, zoals de steekproefgrootte, het percentage man/vrouw, gemiddelde

(10)

leeftijd van de respondent. Op deze manier zijn 24 (38%) van de studies gecontroleerd. Verschillen in uitkomsten zijn nader bestudeerd, gecontroleerd in de studie en indien nodig aangepast. Daarnaast zijn alle gecodeerde studies op een andere datum gecontroleerd door opnieuw de gecodeerde kenmerken in de artikelen te raadplegen. Op deze wijze is getracht de kans op fouten te verkleinen.

Analyse

Er is een multilevel-analyse toegepast, omdat hiermee meerdere effect sizes per studie gebruikt kunnen worden (Bijleveld & Commandeur, 2012; Van den Noortgate, Lόpez-Lόpez, Marin-Martinez & Sánchez-Meca, 2013). Aan de hand van de verkregen effectmaten is een gecombineerde effectmaat berekend. Hierbij is een drie-level structuur gehanteerd en gebruik gemaakt van het statistisch programma R. Op deze wijze is de variantie op drie niveaus geanalyseerd: level 1 betreft sampling variance, level 2 verschillen in effect sizes binnen studies en level 3 verschillen in effect sizes tussen studies (Chueng, 2014; Hox, 2010; Van den Noortgate, 2013). De statistische gegevens zijn middels het programma van Lipsey en Wilson (2001) omgerekend naar effectmaten. Om de mate van samenhang, de voorspellende waarde van psychopathologie op kindermishandeling te berekenen wordt de correlatiecoëfficiënt r (Pearson-product-momentcorrelatie) gehanteerd. Hierbij is r = .10 een klein, r = .25 een middelgroot en r =.40 een groot effect (Cohen, 1988). De effectmaat is in de meeste gevallen berekend op basis van ruwe data, zoals frequenties en percentages. In een enkele studie is een beschikbare Odds Ratio omgerekend naar r.

Alvorens de data in te voeren is gecontroleerd op uitbijters. Hiervoor is een grens van

z = 3.29 aangehouden (Tabachnick & Fidell, 2013). Er zijn drie uitbijters, uit de domeinen

persoonlijkheidsproblematiek, middelengebruik en overig, omgecodeerd naar de laagste en hoogste waarde van effectmaten binnen de normale range. Vervolgens zijn continue variabelen gecentreerd en categorische variabelen omgecodeerd naar dummyvariabelen om de gegevens toe te kunnen passen in R. Vervolgens is de gemiddelde effectmaat berekend. Hierbij is de Knapp en Hartung (2003) methode toegepast. Middels deze methode wordt rekening gehouden met onzekerheden in de schatting van de hoeveelheid heterogeniteit, wat betere berekeningen en minder fouten van de eerste soort tot gevolg heeft. Hierbij zijn de t- en

F-verdelingen optimaal. Bij het bepalen van significante variantie in effect sizes binnen en

tussen studies (heterogeniteitsanalyse) is gebruik gemaakt van de log-likelihood-ratio-test. Vervolgens kan bezien worden hoe de totale variantie is verdeeld over de drie niveaus van de analyse. Bij een significante variantie hebben moderatoranalyses plaatsgevonden. In eerste

(11)

aanvang univariate analyses, waarbij gebruik is gemaakt van de ’Restricted Maximun-Likelihood estimation’. Middels de omnibustoets is bezien of er sprake is van een significant effect bij een moderator. Significante moderatoren zijn vervolgens opgenomen in een multi moderator analyse. Na heterogeniteitsanalyse is univariatie moderatoranalyse uitgevoerd opgevolgd door een multi moderatoranalyse. Hier wordt inzichtelijk in welke mate moderatoren invloed hebben op de gevonden uitkomsten aan de hand van regressiecoëfficiënten.

Tot slot is een post-hoc analyse uitgevoerd waarbij de moderatoranalyses opnieuw zijn uitgevoerd, terwijl de domeinen van psychopathologie verder gespecificeerd werden. Hiermee is meer inzicht verkregen in de verschillen tussen de domeinen.

Publicatie bias

Tot slot is rekening gehouden met publicatiebias. Doordat er alleen gepubliceerde studies zijn geïncludeerd, kan het zijn dat er meer significante resultaten meegewogen worden dan er in werkelijkheid zijn. Dit kan veroorzaakt worden doordat onderzoeken zonder significante resultaten minder snel gepubliceerd worden. Dit zou de betrouwbaarheid van de uitkomsten kunnen beperken. Er is een funnelplot gemaakt met effectmaat op de horizontale en de ‘ estimate precision’ (inverse van de standaard error (1/SE)) op de verticale as. Een plot kan een indicatie geven van de aan- of afwezigheid van publicationbias. Op het moment dat een plot symmetrisch is, dan is er geen publicatiebias. Dit kan gecontroleerd worden middels lineaire regressie. Bij een significante intercept(p < .10) is er sprake van een asymmetrische plot en dient er rekening gehouden te worden met publicatiebias (Egger, Smith, Schneider, & Minder, 1997). Vervolgens zou ervoor gekozen kunnen worden om middels een trim en fill methode de data aan te vullen om een indruk te krijgen van de mate van vertekening. Dit zal echter niet gedaan worden, omdat ook onduidelijk is of dat dan wel een juiste weergave van de werkelijkheid laat zien, we zouden dus ook niet moeten vertrouwen op toegevoegde data (Sutton et al., 2000).

Resultaten

Studie- en Steekproefkenmerken

In dit onderzoek zijn 63 studies geïncludeerd, die gepubliceerd zijn in de periode van 1973 tot en met 2014. Van deze studies hebben er 19 een longitudinale onderzoeksopzet en van 26 studies is duidelijk dat, bij zowel de experimentele- als de controlegroep, gebruik is gemaakt van een random steekproeftrekking. In totaal zijn er 420 effectsizes gevonden die

(12)

een samenhang weergeven tussen ouderlijke psychopathologie en kindermishandeling. In 37,4 % van de gevallen is de moeder belast met psychopathologie, in 14,3 % de vader en in 3,1% betreft het beiden die belast zijn. Verder zijn er vier studies waarin rekening is gehouden met de aanwezigheid van comorbiditeit van psychopathologie. De totale steekproefgrootte van alle studies is N = 944.021, waarvan in totaal N = 138.833 (14,71%) personen betrokken zijn bij een vorm van kindermishandeling. De groepen waarbij sprake is van kindermishandeling, de experimentele groep, varieert tussen de studies van 8 tot en met 3786 personen. De gemiddelde leeftijd van de slachtoffers ten tijde van de studies is M = 16,77. De gemiddelde leeftijd van de ouder bedraagt M = 36,46. Tabel 1 en 2 bevatten een weergave van studiekenmerken.

Uitkomsten moderatoranalyse

De gemiddelde effect size laat een middelgroot effect zien van r = .303 (SE = 0.019), t(419) = 16.033, p < 0.001. Dit betekent dat de verschillende vormen van ouderlijke psychopathologie een middelgrote samenhang hebben met de aanwezigheid van kindermishandeling. Uit heterogeniteitsanalyse blijkt er significante variantie te zijn binnen en tussen de studies, respectievelijk σ2 = 0.020, χ2(1) = 878.97, p < .001 en σ2 = 0.015, χ2(1) = 87.50, p < .001. De grootte van de variantie op het laagste niveau, rond de populatiewaarden, bedraagt 1,25 %. De variantie binnen de studies bedraagt 56,73 % en tussen de studies 42,03 %.

Vervolgens zijn univariate moderatoranalyses uitgevoerd. In eerste instantie zijn deze analyses uitgevoerd over de globale domeinen, namelijk schizofrenie en andere psychosen, stemming, angst, persoonlijkheid, middelengebruik en overig. De omnibus test statistiek blijkt significant F(5, 414) = 2.89, p = .014. Van deze domeinen heeft het domein persoonlijkheidstoornissen de meeste samenhang met kindermishandeling r = .341(SE=0.035), t(5, 414) = 9.66, p < .001. Dit wordt opgevolgd door overige psychopathologie, middelengebruik, stemmingsstoornissen, angststoornissen en schizofrenie. Het domein overig heeft een middelgrote en de andere domeinen een kleine tot middelgrote samenhang.

Vervolgens is er een tweede analyse verricht waarin de domeinen verder gespecificeerd zijn tot schizofrenie en andere psychosen, depressie, stemming anders dan depressie, angst (zonder PTSS), PTSS, persoonlijkheidsproblematiek cluster A, cluster B, cluster C en niet gespecificeerd, middelengebruik, middelenafhankelijkheid, alcoholgebruik, alcoholafhankelijkheid, drugsgebruik, drugsafhankelijkheid en overig. Ook hier blijkt de omnibustest significant F(15, 404) = 2.07, p = .011. Uit deze analyse blijkt dat cluster A

(13)

persoonlijkheidsproblematiek het sterkst samenhangt met kindermishandeling, r = .418(0.089), t(15, 404) = 4.69, p < .001. Dit wordt respectievelijk opgevolgd door de domeinen middelenafhankelijkheid, cluster B persoonlijkheidsproblematiek, PTSS, drugsgebruik en overige psychopathologie.

Uit univariate analyse blijken op het niveau van steekproefkenmerken, etniciteit ‘black’ en ‘hispanic’ significante moderatoren. Uit de omnibustest blijkt respectievelijk F(1, 103) = 4.24, p = .042 en F(1, 61) = 16.52, p < .001. Ten aanzien van de studiekenmerken is de studieduur (alleen bij longitudinale onderzoeken) significant van invloed gevonden F(1, 70)=6.98, p = .010. Overige kenmerken zoals de vorm van kindermishandeling, de ouder die belast is met de problematiek, de aanwezigheid van comorbiditeit en opleidingsniveau blijken geen significante moderatoren.

De globale analyse laat een spreiding zien van r = 0.209 tot en met r = .341. De verschillen tussen de domeinen zijn groter in de meer gespecificeerde analyse met een spreiding van r = .190 tot en met r = .416. Uit de globale analyse blijkt dat persoonlijkheidsstoornissen een meer dan gemiddeld samenhangt met kindermishandeling (r = .341). De gespecificeerde analyse laat zien dat cluster A persoonlijkheidsstoornissen een groot effect heeft (r = .416) opgevolgd door cluster B persoonlijkheidsstoornissen met een middelgroot tot groot effect (r = .343) en ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornissen (r = .310). Verder blijken PTSS (r = .344); middelenafhankelijkheid (r = .381); alcoholafhankelijkheid (r = .300), drugsgebruik (r = .343) en de categorie overig (analyse globaal r = .338 en specifiek r = .344) een middelgroot tot groot effect te hebben. Een overzicht van alle uitkomsten zijn verwerkt in Tabel 3.

Multivariate Moderatoranalyse

Er zijn twee multivariate moderatoranalyses uitgevoerd. De significant gevonden moderatoren studieduur en etniciteit ‘hispanic’ zijn niet opgenomen in deze analyse door een te hoog aantal missende variabelen, respectievelijk 82,9 % en 85 %. Wat betreft de variabele etniciteit ‘black’ blijken 75% variabelen missend. Deze is wel meegenomen in de analyses. Een eerste multi moderatoranalyse is gericht op de globale domeinen. Daarin zijn etniciteit, persoonlijkheidsstoornissen, middelenafhankelijkheid en overige psychopathologie opgenomen. Uit de omnibustest blijkt dat minstens 1 van de moderatoren significant afwijkt van 0, F(4, 100) = 7.79, p < .001. Er is een significant effect gevonden voor etniciteit black, persoonlijkheidsstoornissen en middelenafhankelijkheid. In de tweede multi moderator analyse over de gespecificeerde domeinen zijn etniciteit, depressie, persoonlijkheidsstoornissen cluster a en b, middelenafhankelijkheid en overige

(14)

psychopathologie opgenomen. Ook hier blijkt uit de omnibustest een significant effect F(5, 99) = 3.14, p = .011. In deze analyse blijken de domeinen depressie, persoonlijkheidsstoornis cluster b en middelenafhankelijkheid van significante invloed. De uitkomsten van de analyses zijn opgenomen in Tabel 4 en 5.

Publicatie Bias

Er dient rekening gehouden te worden met publicatie bias. De plot lijkt redelijk symmetrisch. Uit de lineaire regressie blijkt echter een significant resultaat t(420) = -1.994, p < . 047. Een weergave van de plot is opgenomen in bijlage 4.

Conclusie en Discussie

De uitkomsten van deze meta-analyse bevestigen dat de aanwezigheid van psychopathologie bij de ouder het risico op kindermishandeling verhoogt. De verschillende domeinen blijken allen, in verschillende mate, het risico op kindermishandeling te verhogen. Deze bevindingen sluiten aan bij de verwachtingen zoals gesteld bij aanvang van deze studie. De aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis bij de ouder vormt het grootste risico op kindermishandeling van de verschillende domeinen. Dit wordt respectievelijk gevolgd door de aanwezigheid van middelenafhankelijkheid en een stemmingsstoornis. De verschillen in de mate van risico tussen de domeinen worden groter op het moment dat deze domeinen verder gespecificeerd worden. Na verdere specificering blijkt de persoonlijkheidsstoornis in cluster A het grootste risico te vormen op kindermishandeling. Dit wordt respectievelijk gevolgd door middelenafhankelijkheid, persoonlijkheidsstoornis in cluster B, posttraumatische stressstoornis en drugsgebruik.

Moderatoren die van invloed zijn op de uitkomsten zijn de etniciteit ‘black’ en ‘hispanic’ en de studieduur bij longitudinale onderzoeken. Er dient echter rekening gehouden te worden met het gegeven dat etniciteit in de verschillende geïncludeerde studies niet altijd consistent is gemeten. Sommige studies maken slechts een onderverdeling in wit en zwart, terwijl anderen meer specifiek rapporteren (wit, afro american, hispanic, asian ed.). Gezien het hoge aantal missende waarden en de inconsistente metingen van etniciteit kunnen er geen conclusies over de invloed hiervan op kindermishandeling verbonden worden. Wel blijkt de samenhang van ouderlijke psychopathologie met kindermishandeling op minder domeinen significant wanneer rekening gehouden wordt met etniciteit. Uit dit onderzoek blijken dan ook geen betrouwbare moderatoren die van invloed zijn op de gevonden uitkomsten.

(15)

Verder is aan de verwachting dat de verschillende vormen van mishandeling van invloed zijn op de uitkomsten, niet voldaan. Er kan dus niet gesteld worden dat bijvoorbeeld de aanwezigheid van een depressie bij de ouder een groter risico is voor verwaarlozing dan voor fysieke mishandeling.

Beperkingen

Verschillende factoren vormen een beperking van onderhavig onderzoek. Ten eerste dient er rekening gehouden te worden met publicatiebias. Het is niet zeker of alle bestaande en relevante studies geïncludeerd zijn. Daarnaast is er een ‘file-drawer probleem’, wat verwijst naar studies die nooit gepubliceerd zijn en dus niet te vinden zijn in databases (Bijleveld, 2009).

Ten tweede wordt kindermishandeling en psychopathologie in de studies op verschillende wijze gemeten. Ondanks dat de meetmethoden niet significant van invloed zijn op de uitkomsten, kan invloed hiervan niet geheel uitgesloten worden. Met betrekking tot kindermishandeling bestaat er een risico op onderrapportage door een ‘dark number’ (Bijleveld, 2009). Studies die uitgaan van rapportages bij instanties van kinderbescherming, kunnen zaken missen, aangezien deze instanties niet alle zaken in beeld hebben. Daarbij kan, in de gevallen waarbij uitgegaan wordt van gegevens die bekend zijn bij de kinderbescherming, niet uitgesloten worden dat er in de controlegroep geen mishandeling plaatsvindt. Zelfrapportage vanuit het slachtoffer zou volgens Bijleveld (2009) meer inzicht geven in de aanwezigheid van kindermishandeling. Het probleem rondom de meetmethode geldt ook voor het meten van ouderlijke psychopathologie.

Ten derde is het merendeel van de geïncludeerde studies retrospectief onderzoek, wat volgens Hoyle (2002) als minder nauwkeurig wordt gezien. In deze studies komt het voor dat mensen op volwassen leeftijd bevraagd worden op de aanwezigheid van kindermishandeling in hun jeugd en de aanwezigheid van psychopathologie bij hun ouder. De betrouwbaarheid hiervan is onduidelijk doordat de ondervraagden uit het geheugen moeten putten, wat het beeld van de werkelijke situatie mogelijk heeft vervormd, oftewel er kan een vertekend geheugeneffect zijn, zoals Bijleveld (2009) dit noemt. Daarnaast is het niet altijd duidelijk of de aangetoonde psychopathologie ook aanwezig was voordat mishandeling plaatsvond. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een moeder overmatig alcohol gaat gebruiken nadat zij erachter is gekomen dat haar partner zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van haar kind. Het zou dus kunnen dat de aanwezigheid van kindermishandeling een trigger vormt voor het ontwikkelen van psychopathologie bij de ouder. Dit verschijnsel wordt in longitudinale

(16)

onderzoeken echter ook niet altijd ondervangen, doordat de aanwezigheid van psychopathologie niet altijd vooraf of op meerdere momenten gemeten wordt. Hierom heeft het de voorkeur te spreken van samenhang tussen psychopathologie en kindermishandeling in plaats van het effect van psychopathologie op kindermishandeling.

Ten vierde blijkt de aanwezigheid van comorbiditeit onderbelicht in de studies. Het is vaak niet te herleiden of er bij een ouder meerdere vormen van psychopathologie zijn gemeten. Op het moment dat dit wel is meegenomen in de studie is vaak niet meer te achterhalen welke combinatie van vormen dit betreft. Mogelijk dat de kans op kindermishandeling sterker aanwezig is wanneer er sprake is van comorbiditeit. Swanson, Holzer, Ganju en Jono (1990) hebben onderzoek verricht naar geweld in combinatie met psychopathologie. Zij vinden dat comorbiditeit van stoornissen, vooral comorbiditeit met afhankelijkheid van middelen, de kans op geweld aanzienlijk verhoogt. Dit kan betekenen dat het risico van de afzonderlijke stoornissen, dus wanneer een ouder slechts één stoornis heeft, lager uit kan vallen wanneer in studies de invloed van comorbiditeit meegewogen wordt. Hiernaast blijkt uit de meeste studies niet of de ouder met psychopathologie ook degene is die dader is van kindermishandeling; dit kan namelijk ook iemand anders zijn uit het gezin. Er kan alleen gesteld worden dat een of beide ouders van een kind dat slachtoffer is geworden van kindermishandeling belast is met een vorm van psychopathologie. Ook al is de ouder met psychopathologie niet de mishandelende ouder, dan kan deze wel gezien worden als medeverantwoordelijk voor de veiligheid van het kind.

Ten vijfde is het van belang er rekening mee te houden dat in de eerste analyse er domeinen van psychopathologie zijn met een relatief groot aantal effect sizes. Deze hebben dan ook meer invloed gehad op de berekende gemiddelde effect size (Van den Noortgate, 2014). De verschillen in aantallen effect sizes tussen domeinen kan verklaard worden vanuit de verschillen in prevalentie van de verschillende stoornissen binnen de domeinen. Verder kan het zijn dat in de gespecificeerde analyse de nauwkeurigheid van de variantie en de validiteit van de uitkomsten beïnvloed wordt door een kleiner aantal effectmaten per domein (Hoyle et al, 2002; Van den Noortgate et al., 2014). Tot slot geeft het gelijktijdig analyseren van de verschillende domeinen in één moderatoranalyse mogelijk een beperkt beeld van de invloed van specifieke moderatoren op een specifiek domein. Wanneer echter minder dan 30 studies opgenomen worden in een analyse dient er weer rekening gehouden te worden met een verhoogde kans op een type 1 fout. Dit zou dan vooral betrekking hebben op het bepalen van variantie op het hoogste niveau (variantie van de effectmaten tussen de studies) (Van den

(17)

Noortgate et al., 2013). Dit zou aan de orde zijn geweest bij het verrichten van afzonderlijke analyses die onderverdeeld zijn naar een domein.

Implicaties en Aanbevelingen

Uit onderzoek blijkt ouderlijke psychopathologie het risico op kindermishandeling te verhogen. Gezien de verschillen in de mate van risico tussen de verschillende domeinen is het van belang hier rekening mee te houden bij het ontwikkelen van risicotaxatie-instrumenten voor kindermishandeling. De beperkingen van dit onderzoek ondersteunen echter de noodzaak om verder onderzoek te doen naar dit onderwerp alvorens de afzonderlijke domeinen mee te laten wegen in risicotaxatie.

Het blijkt van belang verder onderzoek te doen naar de samenhang van kindermishandeling en ouderlijke psychopathologie, om in de eerste plaats meer data te verzamelen ten aanzien van stoornissen, aangezien verschillende domeinen een relatief kleine steekproef bevatten. De verschillen in de groepsgrootte kunnen echter inherent zijn aan de prevalentie van bepaalde stoornissen. Meer data is echter van belang voor meer betrouwbare uitkomsten ten aanzien van het risico. Daarnaast is het opgevallen dat in geen van de geïncludeerde onderzoeken de invloed van aanpassingsstoornissen, zoals ADHD of autisme, bij de ouder zijn onderzocht, waardoor geen zicht is verkregen op de samenhang die dit heeft met kindermishandeling. Het is dan ook wenselijk om dergelijke stoornissen ook te betrekken in toekomstig onderzoek. Verder heeft het de voorkeur toekomstig onderzoek longitudinaal in te richten, waarbij op meerdere meetmomenten en in ieder geval bij aanvang de aanwezigheid van psychopathologie gemeten wordt om uit te kunnen sluiten dat psychopathologie ontstaat na aanvang van de mishandeling. Onderzoek zou bijvoorbeeld verricht kunnen worden bij personen die contacten hebben met de geestelijke gezondheidszorg en in verwachting zijn van een kind. Daarnaast is het van belang dat onderzoeken naar psychopathologie en kindermishandeling de invloed van comorbiditeit betrekken en dat daarbij duidelijkheid verschaft wordt over de combinatie van stoornissen wanneer het comorbiditeit betreft. Hiermee kan een meer zuiver beeld verkregen worden over de mate van risico van zowel opzichzelfstaande als van een combinatie van stoornissen.

Tot slot dient vermeld te worden dat ondanks het gegeven dat de aanwezigheid van psychopathologie bij de ouder een verhoogd risico vormt op kindermishandeling, er niet vanuit gegaan kan worden dat dit daadwerkelijk plaats zal vinden. Bij het inschatten van het risico dient rekening gehouden te worden met factoren die dit risico kunnen versterken of verlagen zoals onder andere het hebben van een stabiele partner, het hebben van een baan en

(18)

adequate steunfiguren. Ouderlijke psychopathologie kan niet gezien worden als een op zichzelf staande verklaring of voorspeller van kindermishandeling (Lodewijks & Domburgh, 2012). Deze studie heeft geen rekening gehouden met andere risicofactoren. Ook met factoren zoals de duur en de ernst van de stoornis heeft dit onderzoek geen rekening kunnen houden, hoewel wel ingeschat wordt dat dit van invloed is op het risico (Berger et al., 2004). Desondanks is alertheid van de professional op kindermishandeling op zijn plaats wanneer deze ouders treft waarbij sprake is van psychopathologie.

(19)

Literatuurlijst

Alink, L., van IJzendoorn, R., Bakermans-Kranenburg, M., Pannebakker, F. Vogel, T., & Euser, S. (2011). Kindermishandeling 2010, Child Health. De Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2010). Leiden

Attachment Research Program TNO.

American Psychiatric Association (1996). DSM-IV patientenzorg. Diagnostiek en classificatie

van psychische stoornissen voor de geneeskunde. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Asscher, J.J., Van der Put, & Stams, G.J.J.M. (in press). Gender differences in the association between child maltreatment and adolescent offending. Journal of Family Violence. Assink, M., Van der Put, C. E., & G. J. J. M. Stams (in druk). The development and validation

of an actuarial risk assessment tool for the prediction of first-time offending.

International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology. Doi:

10.1177/0306624X14558204

Barnett, D., Manly, J. T., & Cicchetti, D. (1993). Defining child maltreatment: The interface between policy and research. In D. Cicchetti, S. L. Toth, & I. E. Sigel (Eds.), Child

abuse, child development, and social policy: Advances in applied developmental psychology (pp. 7-73). Norwood, NJ: Ablex.

*Bartlett, J. D., Raskin, M., Kotake, C., Nearing, K. D., Eaterbrooks, M. A. (2014) An ecological analysis of infant neglect by adolescent mothers. Child Abuse & Neglect, 38, 723-734. Doi: 10.1016/j.chiabu.2013.11.011

Belsky, J. (1993). Etiology of Child Maltreatment: A Developmental-Ecological Analysis.

Psychological Bulletin, 114, 413-434.

Berger, M. A., Ten Berge, I. J., & Geurts, E. (2004). Samenhangende hulp. Interventies voor

mishandelde kinderen en hun ouders. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en

Welzijn.

Bijleveld, C. C. J. H. (2009). Methoden en technieken van onderzoek in de criminologie (4de druk). Boom juridische uitgevers.

Bijleveld, C. C. J. H., & Commandeur, J .J. F. (2012). Multivariate analyse. Een inleiding

voor criminologen en andere sociale wetenschappers (3e druk). Den Haag: Boom

Lemma.

Black, D.A., Heyman, R. E., Smith Slep, A. M. (2001a). Risk factors for child physical abuse.

Agression and Violent Behaviour, 6 (2-3), 121-188. Doi:

(20)

Black, D. A., Heyman, R. E., Smith Slep, A. M. (2001b). Risk factors for child sexual abuse.

Agression and Violent Behaviour, 6 (2-3), 203-229. Doi:

10.1016/S1359-1789(00)00023-9

Black, D. A., Smith Slep, A. M., & Heyman, R. E. (2001c). Risk factors for child physological abuse. Agression and Violent Behaviour, 6 (2-3), 189-201. Doi: 10.1016/S1359-1789(00)00022-7

*Bland, R.C. & Orn, H. (1986). Psychiatric disorders, spouse abuse and child abuse. Acta

psychiatric belgica, 86(4). 444-449.

Boer, F. (2007). Psychische problemen bij kindermishandeling (waaronder verwaarlozing en seksueel misbruik). In: F. C. Verhulst, F. Verheij, & R. F. Ferdinand (Eds.), Kinder- en

jeugdpsychiatrie. Psychopathologie (2de ed.). Assen: Koninklijke van Gorcum.

Bogacki, D. F., & Weiss, K. J. (2007). Termination of parental rights; focus on defendants.

The journal of Psychiatry & Law, 35, 25-45. Doi: 10.1177/009318530703500103

Bool, M., Van der Zanden, R., & Smit, F. (2007). Factsheet preventie kinderen van ouders

met psychische problemen. Utrecht: Trimbos-instituut.

Bouwmeester-Landweer, M. B. D. (2006). Early home visitation in families at risk for child maltreatment. Optima grafische communicatie Rotterdam.

*Chaffin, M., Kelleher, K., & Hollenberg, J. (1996). Onset of psychical abuse and neglect: Psychiatric, Substance Abuse and social risk factors from prospective community data.

Child abuse & Neglect, 10, 191-203. Doi: 10.1016/S0145-2134(95)00144-1

*Chan, K. L. (2011). Co-occurrence of intimate partner violence and child abuse in Hong Kong Chinese families. Journal of Interpersonal Violence, 26(7), 1322-1342. Doi: 10.1177/0886260510369136

*Chan, K. L. (2012). Evaluating the risk of child abuse: the child abuse risk assessment scale (CARAS). Journal of Interpersonal Violence, 27(5), 951-973. Doi: 10.1177/0886260511423252

*Chan, Y. C. (1994). Parenting stress and social support of mothers who physically abuse their children in Hong Kong. Child Abuse and Neglect. 18(3). 261-269. Doi: 10.1016/0145-2134(94)90110-4

*Christensen, M. J., Brayden, R. M., Dietrich, M. S. McLaughin, F. J., & Sherrod, K. B. (1994). The prospective assessment of self-concept in neglectful and physically abusive low income mothers. Child Abuse and Neglect, 18(3),225-232. Doi: 10.1016/0145-2134(94)90107-4

(21)

Chueng, M. W. L. (2014). Modeling dependent effect sizes with three-level meta-analysies: A structural equation modeling approach. Psychological Methods, 19, 211-229. Doi: 10.1037/a0032968

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences (2nd ed.). Hillsdale,

NJ: Lawrence Erlbaum Associates Publishers.

*Culp. R. E., Culp, A. M., Soulis, J., & Letts, D. (1989). Self-esteem and depression in abusive, neglecting and nonmaltreating mothers. Infant Mental Health Journal, 10(4),

243-251. Doi:

10.1002/1097-0355(198924)10:4<243::AID-IMHJ2280100402>3.0.CO;2-C

Dawe, S., Frye, S., Best, D., Lynch, M., Atkinson, J., Evans, C., & Harnett, P. H. (2007).

Drug use in the family: Impacts and implications for children. Canberra: Australian

National Council on Drugs

De Graaf, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de

Nederlandse bevolking. NEMESIS-2. Opzet en eerste resultaten. Utrecht:

Trimbos-instituut.

De Ruiter, C., Hildebrand, M., & van der Hoorn, S. (2012). Risicotaxatie bij kindermishandeling- De Child Abuse Risk Evaluation- Nederlandse versie (CARE-NL). In H. P. B. Lodewijks & L. van Domburgh (Eds.) Instrumenten voor risicotaxatie.

Kinderen en jeugdigen. Amsterdam: Pearson.

*De Bellis, M. D., Broussard, E. R., Herring, D. J., Wexler, S., Moritz, G., & Benitez, J. G. (2001). Psychiatric co-morbidity in caregivers and children involved in maltreatment: a pilot research study with policy implications. Child Abuse and Neglect, 25, 923-944. Doi: 10.1016/S0145-2134(01)00247-2

Dekker, M., Haagmans, M., Al, C., & Mulder, T. (2014). Impact van psychische en

verslavingsproblemen van ouders op de veiligheid van kinderen. Achtergronden bij de kindcheck. Bunnik: Drukkerij Libertas.

De Jong, N., & Meeuwsen, M. W. C. M. (2014). Predictieve factoren seksueel misbruik bij

kinderen. Een meta-analyse. Niet gepubliceerd.

*Dinwiddie, S. H., & Bucholz, K. K. (1993). Psychiatric diagnoses of self-reported child abusers. Child Abuse and Neglect, 17, 465-476. Doi: 10.1016/0145-2134(93)90021-V *Dixon, L., Browne, K., Hamilton-Giachritsis, C. (2009). Patterns of risk and protective

factors in intergenerational cycle of maltreatment. Journal of Family Violence, 24, 111-122. Doi: 10.1007/s10896-008-9215-2

(22)

*Dong, M., Anda, R. F., Felitti, V. J., Dube, S. R., Williamson, D. F., Thompson, T. J., Loo, C. M., & Giles, W. H. (2004). The interrelatedness of multiple forms of childhood abuse, neglect, and household dysfunction. Child Abuse and Neglect, 28, 771-784. Doi: 10.1016/j.chiabu.2004.01.008

*Dube, S. R., Anda, R. F., Felliti, V. J., Croft, J. B., Edwards,V. J., & Giles, W. H. (2001). Growing up with parental alcohol abuse: exposure to childhood abuse, neglect, and household dysfunction. Child Abuse & Neglect, 25, 1627-1640. Doi: 10.1016/S0145-2134(01)00293-9

*Dubowitz, H., Kim, J., Black, M. M., Weisbart, C., Semiatin, J., & Magder, L. S. (2011). Identifying children at high risk for a child maltreatment report. Child Abuse and

Neglect, 35(2), 96-104. Doi: 10.1016/j.chiabu.2010.09.003

*Egami, Y., Ford, D. E. Greenfield, S. F., & Crum, R.M. (1996). Psychiatric profile and sociodemographic characteristics of adults who report physically abusing or neglecting children. American Journal of Psychiatry, 153, 921-925. Doi: 10.1176/ajp.153.7.921 *Egeland, B., & Susman-Stillman, A. (1996). Dissociation as a mediator of child abuse across

generations. Child Abuse & Neglect, 20(11), 1123-1132. Doi: 10.1016/0145-2134(96)00102-0

Egger, M., Smith, G. D., Schneider, M., & Minder, C. (1997). Bias in meta-analysis detected by a simple, graphical test. Britisch Medical Journal, 315, 629-634. Doi: 10.1136/bmj.315.7109.629

*Estroff. T.W., Herrera, C., Gaines, R., Shaffer, D., Gould, M. & Green, A. H. (1984). Maternal Psychopathology and perception of child behavior in psychiatrically referred and child maltreatment families. Journal of the American Academy of Child Psychiatry,

23(6), 649-652. Doi: 10.1016/S0002-7138(09)60531-8

*Ethier, L.S., Lacharite, C. & Couture, G. (1995). Childhood adversity. Parental stress and depression of negligent mothers. Child Abuse and Neglect, 19(5), 619-632. Doi: 10.1016/0145-2134(95)00020-9

*Evans, A. L. (1980). Personality characteristics and disciplinary attitudes of child abusing mothers. Child Abuse and Neglect, 4, 179-187. Doi:10.1016/0145-2134(80)90006-X *Famularo, R., Barnum, R., & Stone, K. (1986). Court-ordered removal in severe child

maltreatment: an association to parental major affective disorder. Child Abuse and

(23)

*Famularo, R., Kinscherff, R., & Fenton, T. (1992). Psychiatric diagnosis of abusive mothers. A preliminary-report. Journal of Nervous and Mental Disease, 180(10), 658-661. Doi: 10.1097/00005053-199210000-00008

*Famularo, R., Stone, K. Barnum, R., & Wharton, R. (1986). Alcoholism and severe child maltreatment. American Journal of Orthopsychiatry, 56(3), 481-485. Doi: 10.1111/j.1939-0025.1986.tb03480.x

*Fergusson, D. M., Lynskey, M. T., & Horwood, L. J. (1996). Childhood Sexual Abuse and Psychiatric Disorder in Young Adulthood: I. Prevalence of Sexual Abuse and Factors Associated with Sexual Abuse. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 35, 1355-1364. Doi: 10.1097/00004583-199610000-00023

*Fleming, J., Mullen., P., & Bammer, G. (1997). A study of potential risk factors for sexual abuse in childhood. Child abuse and Neglect, 21, 49-58. Doi: 10.1016/S0145-2134(96)00126-3.

*Fontaine, D., & Nolin, P. (2010). Personality disorders in a sample of parents accused of physical abuse or neglect. Journal of Family Violence, 25(4) 357-448. Doi: 10.1007/s10896-011-9403-3

Foutoulakis, K. N., Leucht, S., & Kaprinis, G. S. (2008). Personality disorders and violence.

Current opinion in psychiatry, 21(1), 84-92. Doi: 10.1097/YCO.0b013e3282f31137

*Francis, K.J., & Wolfe, D.A. (2008). Cognitive and emotional differences between abusive and non-abusive fathers. Child Abuse and Neglect, 32(8), 1127-1137. Doi:10.1016j.chiabu.2008.05.007

*Friedrich, W.N., Tyler, J.D., & Clark, J.A. (1985). Personality and psychopsychiological variables in abusive, neglectful, and low-income control mothers. Journal of Nervous

and Mental Disease, 173(8), 449-460. Doi: 10.1097/00005053-198508000-00001

*Fujiwara, T., Okuyama, M., Tsui, H., Koenen, K. C. (2008). Perinatal factors associated with infant maltreatment. Clinical Medicine: Pediatrics, 1, 29-36. Doi:

*Gaudin, J. M., Polansky, N. A., Kilpatrick, A.C., & Shilton, P. (1993). Loneliness, depression, stress and social supports in neglectful families. American Journal of

Orthopsychiatry. 63(4), 597-605. Doi:10.1037/h0079475

*Gaudin, J. M., Polansky, N. A., Kilpatrick, A. C. & Shilton, P. (1996). Family functioning in neglectful families. Child Abuse and Neglect, 20(4),363-377. Doi: 10.1016/0145-2134(96)00005-1

(24)

*Green, A. H.., Liang, V. L., Gaines, R., & Sultan, S. S. (1980). Psychopathological assessment of child-abusing, neglecting and normal mothers. Journal of Nervous and

Mental Disease, 168(6), 356-360. Doi: 10.1097/00005053-198006000-00007

*Hansen, D. J., Pallotta, G. M. Tishelman, A. C., Conaway, L. P., & MacMillan, V. M. (1989). Parental problem-solving and child behavior problems: A Comparison of physically abusive, neglectful, clinic, and community families. Journal of family

violence, 4(4), 353-368. Doi: 10.1007/BF00978576

*Haskett, M. E., Scott, S. S., Grant, R., Ward, C. S., & Robinson, C. (2003). Child-related cognitions and affective functioning of physically abusive and comparison parents.

Child Abuse and Neglect, 27(6), 663-686. Doi: 10.1016/S0145-2134(03)00103-0

Hoyle, R. H., Harris, M. J., & Judd, C. M. (2002). Research methods in social relations (7th

ed.). Wadsworth, Cengage Learning.

Hox, J. J. (2010). Multilevel analysis. Techniques and applications. Routledge, New York. *Jaffee, S. R., Caspi, A., Moffitt, T. E., Polo-Tomás, M., & Taylor, A. (2007). Individual,

family, and neighborhood factors distinguish resilient from non-resilient maltreated children: A cumulative stressors model. Child Abuse and Neglect, 31(3), 231-253. Doi:10.1016/j.chiabu.2006.03.011

*Kaplan, S. J., Pelcovitz, D., Salzinger, S., & Ganeles, D. (1983). Psychopathology of parents of abused and neglected children and adolescents. Journal of the American Academy of

Child psychiatry, 22(3), 238-244.

*Kaplan, S. J., Sunday, S. R., Labruna, V., Pelcoviz, D., & Salzinger S. (2009). Psychiatric disorders of parents of physically abused adolescents. Journal of Family Violence 24, 273-281. Doi: 10.1007/s10896-009-9226-7

*Kelleher, K., Chaffin, M., Hollenberg, J., & Fischer, E. (1994). Alcohol and drug disorders among physically abusive and neglectful parents in a community-based sample.

American Journal of Public Health, 84(10), 1586-1591. Doi: 10.2105/AJPH.84.10.1586

*Kinard, E. M. (1996) Social support, competence and depression in mothers of abused children. American Journal of Orthopsychiatry, 66(3), 449-462. Doi: 10.1037/h0080195 *Klevens, J., Bayon, M. C., & Sierra, M. (2000). Risk factors and the context of men who physically abuse in Bogota, Colombia. Child Abuse and Neglect, 2000, 24, 323-332. Doi: 10.1016/S0145-2134(99)00148-9

Knapp, G., & Hartung, J. (2003). Improved tests for a random effects meta-regression with a single covariate. Statistics in Medicine, 22, 2693-2710. Doi: 10.1002/sim.1482

(25)

*Kotch, J. B., Browne, D. C, Dufort, V., Winsor, J., & Catellier, D. (1999). Predicting child maltreatment in the first 4 years of life from characteristics assessed in the neonatal period. Child abuse and neglect, 23(4), 305-319. Doi: 10.1016/S0145-2134(99)00003-4 *Lahey, B. B., Conger, R. D., Atkeson, B. M., & Treiber, F. A. (1984). Parenting behavior

and emotional status of physically abusive mothers. Journal of consulting and clinical

psychology, 52(6), 1062-1071. Doi: 10.1037//0022-006X.52.6.1062

*Lee, S. J. (2013). Paternal and household characteristics associated with child neglect and child protective services involvement. Journal of Social Service Research, 39(2), 171- 187. doi: 10.1080/01488376.2012.744618

*Lee, S. J., Taylor, C. A., & Bellamy, J. L. (2012). Paternal depression and risk for child neglect in father-involved families of young children. Child Abuse and Neglect, 36(5),

461-469. doi: 10.1016/j.chiabu.2012.04.002

*Lesnik-Oberstein, M., Koers, A.J., & Cohen, L. (1995). Parental hostility and its sources in psychologically abusive mothers: A test of the three-factor theory. Child Abuse and

Neglect, 19(1), 33-49. Doi: 10.1016/0145-2134(94)00107-6

Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001a). Effect size determination program. Opgehaald van http://mason.gmu.edu/~dwilsonb/ma.html

Lodewijks, H. P. B., & Domburgh, van L. (2012). Instrumenten voor risicotaxatie kinderen en

jeugdigen. Amsterdam: Pearson.

*Madu, S. N., Idemudia, S. E., & Jegede, A. S. (2002). Perceived Parental Disorders as Risk Factors for Child Sexual, Physical and Emotional abuse among High school Students in the Mpumalanga province, South Africa. Journal of Social Sciences, 6(2), 102-112. *Maker, A. H., Kemmelmeier, M., & Peterson, C. (1999) Parental sociopathy as a predictor of

childhood sexual abuse. Journal of Family Violence, 14(1), 47-59. Doi: 10.1023/A:1022865909922

*Martin, A., Najman, J. M., Williams, G. M., Bor, W., Gorton, E., & Alati, R. (2001). Longitudinal analysis of maternal risk factors for childhood sexual abuse: early attitudes and behaviours, socioeconomic status, and mental health. Australian and New Zealand

Journal of Psychiatry, 45, 629-637. Doi: 10.3109/00048674.2011.587395

McGee, R. A., Wolfe, D. A., & Wilson, S. K. (1997). Multiple maltreatment experiences and adolescent behavior problems: Adolescent’s perspectives. Development and

(26)

*McCloskey, L. A., & Bailey, J. A. (2000). The intergenerational transmission of risk for child sexual abuse. Journal of Interpersonal Violence, 15(10), 1019-1035. Doi: 10.1177/088626000015010001

Meij, H., & Ince, D. (2013). De ontwikkeling van kinderen. Nederlandse Jeugdinstituut

*Mikaeili, N., Barahmand, U., & Abdi, R. (2013). The prevalence of different kinds of child abuse and the characteristics that differentiate abused from nonabused male adolescents.

Journal of Interpersonal Violence, 28(5), 975-996. Doi: 10.1177/0886260512459377

Mulder, T. M. (2014). Risk factors for child abuse and neglect. A meta-analytic review. Niet geubliceerd.

*Mullen, P. E., Martin, J. L., Anderson, J. C., Romans, S. E., & Herbison, G. P. (1996). The long-term impact of the physical emotional and sexual abuse of children: a community study. Child Abuse and Neglect, 20(1), 7-21. Doi: 10.1016/0145-2134(95)00112-3 *Parrish, J. W., Youngh, M. B., Perham-Hester, K. A., & Gessner, B. D. (2011). Identifying

risk factors for child maltreatment in Alaska. American Journal of Preventive

Medicine, 40(6), 666-673. Doi 10.1016/j.amepre.2011.02.022

*Perez-Fuentes, G., Olfson, M., Villegas, L., Morcillo, C., Wang, S. & Blanco, C. (2013).

Comprehensive Psychiatry, 54, 16-27. Doi: 10.1016/j.comppsych.2012.05.010

*Robertson, B. A., & Juritz, J. M. (1979). Characteristics of the families of abused children.

Child Abuse and Neglect, 3, 857-862. Doi: 10.1016/0145-2134(95)00112-3

Rosenthal, R. (1984). Meta-analytic Procedures for Social Research. Sage, Beverly Hills. Rossman, B. B. R., & Rosenberg, M. S. (1999). Children and interparental violence: The

impact of exposure. New York: Brunner/ Mazel.

*Sidebotham, P., Golding, J., & The ALSPAC Study Team (2001). Child maltreatment in the “children of the Nineties” A longitudinal study of parental risk factors. Child Abuse and

Neglect, 25, 1177-1200. Doi: 10.1016/S0145-2134(01)00261-7

*Sidebotham, P., Heron, J., & The ALSPAC study team (2006). Child maltreatment in the “Children of the nineties”: a cohort study of risk factors. Child Abuse and Neglect, 30(5), 497-522. Doi: 10.1016/j.chiabu.2005.11.005

Slotboom, A., Rodermond, E., Wijkman, M. D. S.,& Hendriks, J. (2012). Literatuurscan

oorzaken geweld tegen kinderen en jongeren in afhankelijkheidsrelaties. Amsterdam,

Vije Universiteit.

*Smith, S. M. en Hanson, R. (1975) Interpersonal Relationship and childrearing practices in 214 parents of battered children. Psychiatry, 127, 513-25. Doi: 10.1192/bjp.127.6.513

(27)

*Smith, S.M., Hanson, R., & Noble, S. (1973). Parents of battered babies: a controlled study.

Britisch Medical Journal, 4, 388-391. Doi: 10.1136/bmj.4.5889.388

Stith, S. M., Liu, T., Davies, C., Boykin, E. L., Alder, M. C., Harris, J. M., Som, A., McPherson, M., & Dees, J. E. M. E. G. (2009). Risk factors in child maltreatment: A meta-analytic review of the literature. Aggression and violent behavior, 14, 13-29. doi:10.1016/j.avb.2006.03.006

Sutton, A. J., Duval, S. J., Tweedie, R. L., Abrams, K. R., & Jones, D. R. (2000). Empirical assessment of effect of publication bias on meta-analyses. Britisch Medical Journal,

320, 1574-1577. Doi: 10.1136/bmj.320.7249.1574

Swanson, J. W., Holzer, C. E., Ganju, V. K., & Jono, R. T. (1990). Violence amd psychiatric disorder in the community: Evidence from the Epidemiologic Catchment Area surveys.

Hospital and Community Psychiatry, 41, 761-770. Doi: 10.1176/ps.41.7.761

Tabachnick, B. G., & Fidell, L. S. (2013). Using multivariate statistics (6th ed.). New Jersey:

Pearson.

*Taplin, S., & Mattick, R. P. (2013). Mothers in methadone treatment and their involvement with the child protection system: A replication and extension study. Child Abuse and

Neglect, 37(8), 500-510. Doi:10.1016/j.chiabu.2013.01.003

Ten Berge, I. (2008). Instrumenten voor risicotaxatie in situaties van (vermoedelijke)

kindermishandeling. Notitie op verzoek van de MOgroep jeugdzorg. Nederlands

jeugdinstituut.

Van den Noortgate, W., Lόpez-Lόpez, J. A., Marin-Martinez, F., & Sánchez-Meca, J. (2013). Three-level meta-analysis of dependent effect sizes. Behavior Research Methods, 45, 576-594. Doi: 10.3758/s13428-012-0261-6

Van den Noortgate, W., Lόpez-Lόpez, J. A., Marin-Martinez, F., & Sánchez-Meca, J. (2014). Meta-analysis of multiple outcomes: a multilevel approach. Behavior Research

Methods. Doi: 10.3758/s13428-014-0527-2

Van der Maas, J. (2010). Diagnostiek van ouderfunctioneren: een functioneel-contextueel

perspectief. Amsterdam: Vrije Universiteit.

*Walsh, C., MacMillan, H., & Jamieson, E. (2002). The relationship between parental psychiatric disorder and child physical and sexual abuse: findings from the Ontario Health Supplement. Child Abuse and Neglect, 26, 11-22. Doi: 10.1016/S0145-2134(01)00308-8

*Walsh, C., MacMillan, H. L., & Jamieson, E. (2003). The relationship between parental substance abuse and child maltreatment: findings from the Ontario Health

(28)

Supplement. Child Abuse and Neglect, 27(12), 1409-1425. Doi: 10.1016/j.chiabu.2003.07.002

*Webster-Stratton, C. (1985). Comparison of abusive and nonabusive families with conduct- disordered children. American Journal of Orthopsychiatry, 55, 59-69. Doi: 10.1111/j.1939-0025.1985.tb03421.x

Wenar, C., & Kerig, P. (2011). Developmental Psychopathology. From infancy through

Adolescence (5th ed). Berkshire: Mc Graw Hill.

*Whipple, E. E., & Webster-Stratton, C. (1991). The role of parental stress in physically abusive families. Child Abuse and Neglect, 15, 279-291. Doi: 10.1016/0145-2134(91)90072-L

*Williamson, J. M., Bourduin, C.M., & Howe, B.A. (1991). The ecology of adolescent maltreatment: A multilevel examination of adolescent psychical abuse, sexual abuse and neglect. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59(3), 449-457. Doi: 10.1037/0022-006X.59.3.449

Wolzak, A., & Ten Berge, I. (2008). Gevolgen van kindermishandeling. Nederlands Jeugd Instituut.

World Health Organization (1999). Report of the consultation on child abuse prevention. Geneva, Switzerland: Author.

(29)

Bijlage 1

Onderverdeling van psychopathologie in domeinen globaal en verder gespecificeerd incl. uitleg.

Domeinen Specificering

Schizofrenie en andere psychosen Schizofrenie, niet schizofrene psychosen

Stemmingsstoornissen Depressie, manie, bipolaire stoornis,

dysthymie, cyclothymie

Angststoornissen Paniekstoornissen, fobieen, dwangstoornis,

posttraumatische stressstoornis, veralgemeende angstsstoornis

Aanpassingsstoornissen Autisme, ADHD

Persoonlijkheidsstoornis Cluster A: paranoïde, schizoïde en

schizotypisch

Cluster B: borderline, antisociaal, theatraal, narcistisch

Cluster C: afhankelijk, ontwijkend, obsessief compulsief

Middelengebruik Misbruik, afhankelijkheid

Overig Dissociatieve stoornis Impulscontrolestoornissen Slaapstoornissen Eetsstoornissen Seksuele stoornis Somatoforme stoornis

(30)

Bijlage 2 Codeboek 1. Codeerdatum 2. Controledatum 3. Nummer effectmaat 4. Studie ID 5. Auteur 6. Publicatiejaar 7. Titel

8. Publicatiestatus (0 = niet gepubliceerd; 1 = gepubliceerd)

9. Publicatietype (0 = artikel; 1 = boek; 2 = thesis of dissertatie; 3 = overig) 10.Impactfactor

11.Studieontwerp (0 = longitudinaal; 1 = cross-sectioneel) 12.Studieduur bij longitudinaal

13.Datacollectie (0 = prospectief; retrospectief)

14.Steekproefmethode (0 = random; 1 = niet-random; 2 = random en niet random; 3 =

onbekend)

15.Steekproefgrootte bij aanvang 16.Steekproefgrootte in studie 17.Percentage dropout

18.Land onderzoek (0 = USA; 1 = Canada; 2 = Australie; 3 = Zuid-Amerika; 4 =

Europa; 5 = Overig)

19.Steekproefgrootte gebruikt bij berekenen effectmaat

20.Steekproefgrootte experimentele groep (met kindermishandeling) 21.Steekproefgrootte controlegroep (zonder kindermishandeling)

22.Meetmethode kindermishandeling (0 = middels slachtoffer; 1 = middels ouder; 2 =

middels professional; 3 = combinatie; 4 = anders of onbekend)

23.Meetmethode kindermishandeling, uitgeschreven

24.Meetmethode psychopathologie ouder (0 = middels slachtoffer; 1 = middels ouder; 2

= middels professional; 3 = gediagnosticeerd door onderzoeker/ in onderzoek; 4 = anders of onbekend)

25.Meetmethode psychopathologie ouder vragenlijst (0 = geen standaard lijst; 1 = DIS;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Inertial and magnetic sensors, attached to various segments of the human hand, can be used to measure movements of the hand1. This paper proposes a new method to assess hand

Wat wel reëel is en anders is dan bij de ziekte van Huntington, is dat men veel langer, zo niet altijd, de patiënt met schizofrenie moet blijven aanspreken op zijn of haar

De vraag die zich nu aan de hand van Aristoteles laat stellen luidt: zou het kunnen zijn dat de classificatie van affectieve stoornissen zo moeilijk is, omdat deze stoornissen

Want gesteld dat we het onderscheid tussen deze drie manieren van spreken nader zouden kunnen typeren, met andere woorden tot een stratificatie van het taalgebruik in de

Het resultaat van de analyse in vier stappen is uiteindelijk als volgt: ‘stoornis x betreft een fasespecifieke en wetmatige samenhang van deze symptomen en disfuncties,

Een nieuwe indeling van de -categorieën is mogelijk door deze te baseren op overeenkomsten in de (dis)functies die aan de stoornissen gerelateerd zijn, zoals

 Deze opmerking heeft betrekking op evolutie; hiermee wordt niet het belang erkend van de (historisch specifieke) fysieke, sociale en culture- le contexten waarmee mensen te