• No results found

Het Internationaal Zeerechtverdrag en het aanhoudings- en onderzoeksrecht op volle zee: nood aan herziening?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Internationaal Zeerechtverdrag en het aanhoudings- en onderzoeksrecht op volle zee: nood aan herziening?"

Copied!
105
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET INTERNATIONAAL ZEERECHTVERDRAG EN

HET AANHOUDINGS- EN ONDERZOEKSRECHT OP

VOLLE ZEE: NOOD AAN HERZIENING?

Aantal woorden: 38.828

Chiara Van de Velde

Studentennummer: 01503358 Promotor: Prof. Dr. Frank Maes Commissaris: Dr. Klaas Willaert

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de rechten Academiejaar: 2019 – 2020

(2)

i

VOORWOORD

Na een heel jaar werken is hij hier dan, mijn masterproef. Deze masterproef vormt de afronding van mijn vijfjarige studie rechten. Het schrijven hiervan ging gepaard met pieken en dalen. Gelukkig had ik enkele personen op wie ik altijd kon rekenen. Ik wil deze personen dan ook graag uitdrukkelijk bedanken.

Als eerste wil ik prof. dr. Frank Maes en dr. Klaas Willaert bedanken voor de kans die zij mij boden om mijn masterproef over dit boeiende en actuele onderwerp te mogen schrijven en voor de begeleiding van het afgelopen jaar. Het internationaal zeerecht vormt een ideale combinatie tussen mijn interesse voor het recht en mijn interesse voor de scheepvaart, die mij met de paplepel werd ingegeven. De verhalen van mijn papa uit zijn tijd als kapitein ter lange omvaart vormden een dankbare inspiratiebron voor mijn keuze. Zo vertelde hij onder meer over een incident in de Straat van Malakka waarbij ‘piraten’ het schip onder zijn gezag probeerden te betreden en over de onderzoeken naar drugs die werden uitgevoerd aan boord van het schip. De kans om de juridische mogelijkheden te onderzoeken van het uitoefenen van een aanhoudings- en onderzoeksrecht op volle zee voor misdrijven zoals piraterij en drugshandel kon ik dan ook niet laten liggen.

Verder ook een oprechte dankjewel aan mijn ouders Luc en Annick en mijn broer Seger voor hun steun gedurende deze periode. Bedankt papa voor het geduldig nalezen van mijn masterproef en het telkens opnieuw geven van bruikbare tips. Bedankt mama om mij telkens weer op te beuren wanneer het eens wat minder ging.

Natuurlijk kunnen ook mijn vrienden niet ontbreken in dit dankwoord. Zij zorgden voor de nodige afwisseling tussen werk en ontspanning.

Chiara Van de Velde Oostakker, mei 2020

(3)

ii

SAMENVATTING

Onder het principe van de vrijheid van de volle zee gelden de vrijheid van de scheepvaart en de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat. Dit betekent onder andere dat iedere staat het recht heeft schepen onder zijn eigen vlag op volle zee te doen varen en dat schepen enkel onderworpen zijn aan de rechtsbevoegdheid van de staat waarvan ze de vlag voeren. Op die exclusieve jurisdictie wordt een uitzondering voorzien door het aanhoudings- en onderzoeksrecht zoals vastgelegd in artikel 110 van het Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 (VN-Zeerechtverdrag). Dit artikel bepaalt dat een oorlogsschip het recht heeft om op volle zee een vreemd particulier schip aan te houden en te onderzoeken wanneer er een gegrond vermoeden bestaat om aan te nemen dat het vreemde schip zich inlaat met piraterij, slavenhandel, niet-gemachtigde uitzendingen, een schip zonder nationaliteit is of een schip met dezelfde nationaliteit is hoewel het een vreemde vlag voer of zijn vlag weigerde te tonen. Voor de bestrijding van andere misdrijven dan deze vermeld in artikel 110 van het VN-Zeerechtverdrag werd de verdeling van jurisdictie tussen de kuststaat en de vlaggenstaat van het schip als toereikend beschouwd. De gevallen waarin een aanhoudings- en onderzoeksrecht kan worden uitgeoefend onder het VN-Zeerechtverdrag is sinds 1982 niet meer gewijzigd, alhoewel de huidige context duidelijk veranderd is. Rijst dan de vraag of de misdrijven piraterij, slavenhandel en niet-gemachtigde uitzendingen nog relevant zijn, en of het huidig juridisch kader met betrekking tot het aanhoudings- en onderzoeksrecht geschikt is om meer actuele misdrijven op volle zee zoals maritiem terrorisme, migrantensmokkel, mensenhandel en drugshandel aan te pakken, of indien een modernisering aangewezen is. Uit mijn literatuuronderzoek blijkt dat reeds heel wat verdragen werden aangenomen ter bestrijding van deze actuele misdrijven. Enkele hiervan bevatten een procedure om de toestemming van de vlaggenstaat te verkrijgen om het vreemde schip aan te houden en te onderzoeken, maar deze kan in de praktijk dikwijls resulteren in verlies van tijd en efficiëntie. Geen enkel verdrag wijkt af van de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat. Men kan nog steeds enkel een aanhoudings- en onderzoeksrecht uitoefenen in de gevallen bepaald in artikel 110 van het VN-Zeerechtverdrag. Bovendien blijkt een brede of evolutionaire interpretatie om actuele misdrijven te kunnen kwalificeren onder dit artikel nog zeer discutabel. Vervolgens blijkt dat niet-gemachtigde uitzendingen en slavenhandel slechts in zeer beperkte mate nog voorkomen. Gelet op deze beperkingen in het juridisch kader is een herziening van artikel 110 van het VN-Zeerechtverdrag aangewezen.

(4)

iii

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD ... i

SAMENVATTING ... ii

LIJST MET AFKORTINGEN ... v

INLEIDING ... 1

I. INTERNATIONAALRECHTELIJKE CONTEXT ... 4

1. Situering... 4

1.1 Historische ontwikkeling van het internationaal zeerecht... 4

1.2 Maritieme zones ... 8

1.3 De volle zee ... 11

1.4 De exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat ... 13

1.4.1 Nationaliteit van een schip ... 15

1.4.1.1 De problematiek van de goedkope vlag ... 16

2. De uitzonderingen op de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat ... 18

2.1 Het achtervolgingsrecht (op heterdaad) ... 18

2.2 Het aanhoudings- en onderzoeksrecht ... 20

II. HET AANHOUDINGS- EN ONDERZOEKSRECHT ... 22

1. Situering... 22

2. Artikel 110 VN-Zeerechtverdrag ... 24

2.1 Algemeen overzicht ... 24

2.2 Piraterij ... 27

2.3 Slavenhandel ... 30

2.4 Uitzendingen zonder machtiging ... 32

2.5 Schip zonder nationaliteit... 33

2.6 Schip met dezelfde nationaliteit hoewel het een vreemde vlag voer of zijn vlag weigerde te tonen 34 III. MOGELIJKE AANPASSINGEN OP HET AANHOUDINGS- EN ONDERZOEKSRECHT 35 1. Piraterij en maritiem terrorisme ... 35

1.1 Piraterij ... 35

1.1.1 Verschillende interpretaties en praktische problemen ... 35

1.1.2 Mogelijke aanpassingen ... 39

1.2 Maritiem terrorisme ... 41

1.2.1 VN-Zeerechtverdrag ... 43

(5)

iv

1.2.3 Conclusie en mogelijke aanpassingen ... 48

2. Mensenhandel en migrantensmokkel ... 51

2.1 Mensenhandel ... 54

2.1.1 VN-Zeerechtverdrag ... 55

2.1.2 Andere verdragen ... 59

2.1.3 Conclusie en mogelijke aanpassingen ... 60

2.2 Migrantensmokkel ... 61

2.2.1 VN-Zeerechtverdrag ... 62

2.2.2 Andere verdragen ... 63

2.2.3 Conclusie en mogelijke aanpassingen ... 65

3. Uitzendingen zonder machtiging ... 67

4. Drugshandel ... 69

4.1 VN-Zeerechtverdrag ... 69

4.2 Andere verdragen ... 71

4.3 Conclusie en mogelijke aanpassingen ... 74

BESLUIT ... 78

BIBLIOGRAFIE ... 82

ANNEX I: DE VOLLE ZEE IN KAART GEBRACHT ... 93

ANNEX II: RECENTE CIJFERS PIRATERIJ ... 94

ANNEX III: ROUTES MIGRANTENSMOKKEL ... 96

(6)

v

LIJST MET AFKORTINGEN

EEZ Exclusieve Economische Zone

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EU Europese Unie

ICJ International Court of Justice

ICTY International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia

IMB International Maritime Bureau

IMO International Maritime Organization

IOM International Organization for Migration

ITLOS International Tribunal for the Law of the Sea

PLF Palestine Liberation Front

SUA Convention on the Suppression of Unlawful Acts

UNCLOS United Nations Convention on the Law of the Sea

UNODC United Nations Office on Drugs and Crime

Verdrag van 1988 Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende

middelen en psychotrope stoffen van 1988

VN Verenigde Naties

(7)

1

INLEIDING

In 1982, bij de totstandkoming van het Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties1 (hierna het VN-Zeerechtverdrag genoemd), was de problematiek van misdrijven op zee niet de voornaamste zorg.2 De verdeling van jurisdictie tussen de kuststaat en de vlaggenstaat van een schip werd als geschikt beschouwd om de toenmalige maritieme criminaliteit aan te pakken.3 Misdrijven op volle zee werden bijna uitsluitend door de vlaggenstaat behandeld. Het toewijzen van rechtsmacht op volle zee aan andere staten werd beperkt tot een handvol misdrijven zoals piraterij, slavenhandel en niet-gemachtigde uitzendingen.4 Voor deze misdrijven voorziet artikel 110 van het

VN-Zeerechtverdrag5 in een aanhoudings- en onderzoeksrecht voor particuliere schepen op volle

zee door niet-vlaggenstaten. Een oorlogsschip kan overgaan tot een onderzoek naar het recht van een vreemd privaat schip tot het voeren van zijn vlag in het geval er een gegrond vermoeden bestaat om aan te nemen dat het vreemde schip zich inlaat met piraterij, slavenhandel, niet-gemachtigde uitzendingen, geen nationaliteit bezit of een schip is met dezelfde nationaliteit hoewel het een vreemde vlag voer of zijn vlag weigerde te tonen.6 Indien er na de inspectie van de scheepspapieren verdenking blijft bestaan, kan overgegaan worden tot een nader onderzoek aan boord van het schip.7 Dit artikel is sinds 1982 niet meer gewijzigd. Aangezien de context waarin dit aanhoudings- en onderzoeksrecht tot stand werd gebracht verschilt van de huidige omstandigheden, is de vraag naar modernisering ervan steeds nadrukkelijker aanwezig.

1 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol.

1833, 3.

2 E. PAPASTAVRIDIS, “Crimes at Sea: A Law of the Sea Perspective” in E. PAPASTAVRIDIS en K. TRAPP

(eds.), La Criminalité en Mer/Crimes at Sea, Leiden, Hague Academy of International Law, 2014, 3.

3 E. PAPASTAVRIDIS, “Crimes at Sea: A Law of the Sea Perspective” in E. PAPASTAVRIDIS en K. TRAPP (eds.),

La Criminalité en Mer/Crimes at Sea, Leiden, Hague Academy of International Law, 2014, 3.

4 E. PAPASTAVRIDIS, “Crimes at Sea: A Law of the Sea Perspective” in E. PAPASTAVRIDIS en K. TRAPP (eds.),

Leiden, La Criminalité en Mer/Crimes at Sea, Hague Academy of International Law, 2014, 3.

5 Art. 110 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United

Nations Treaty Series, vol. 1833, 3.

6 Art. 110 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United

Nations Treaty Series, vol. 1833, 3; Art. 110 (2) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol. 1833, 3.

7 Art. 110 (2) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United

(8)

2 Anno 2020 bestaat er een reeks aan criminele activiteiten op zee, zoals piraterij, maritiem terrorisme, migrantensmokkel, mensenhandel en drugshandel. Deze misdrijven voltrekken zich in de verschillende maritieme zones maar toch overwegend in gebieden buiten de nationale jurisdictie.8 Zijn de uitzonderingen op de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat onder het VN-Zeerechtverdrag aangepast aan de actuele noden voor het bestrijden van misdrijven op volle zee? Drugshandel, mensenhandel, migrantensmokkel en maritiem terrorisme worden namelijk niet vermeld in artikel 110 van het VN-Zeerechtverdrag9. Deze masterproef stelt zich tot doel te onderzoeken in welke mate het aanhoudings- en onderzoeksrecht in het VN-Zeerechtverdrag aan herziening toe is en welke aanpassingen mogelijk zijn. Bij dit onderzoek maken we gebruik van de

klassieke literatuurstudie en van rechtspraakanalyse.

In hoofdstuk 1 wordt de totstandkoming van het VN-Zeerechtverdrag besproken. Vervolgens wordt ingegaan op concepten zoals ‘maritieme zones’, ‘de volle zee’, ‘de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat’ en ‘de uitzonderingen op de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat’. Deze begrippen zijn essentieel om het aanhoudings- en onderzoeksrecht op volle zee te begrijpen. In

hoofdstuk 2 wordt het huidige aanhoudings- en onderzoeksrecht zoals vastgelegd in artikel 110 van

het VN-Zeerechtverdrag10 besproken. Hierbij wordt ingegaan op de oorsprong van dit recht, de betekenis ervan, en de huidige toepassingsgevallen, namelijk piraterij, slavenhandel, niet-gemachtigde uitzendingen, schip zonder nationaliteit en schip met dezelfde nationaliteit hoewel het een vreemde vlag voer of zijn vlag weigerde te tonen.

Het onderzoek naar de nood aan herziening van het aanhoudings- en onderzoeksrecht zoals vastgelegd in artikel 110 van het VN-Zeerechtverdrag11 vindt plaats in hoofdstuk 3. Zijn de misdrijven piraterij, slavenhandel en niet-gemachtigde uitzendingen nog relevant, en kunnen de hedendaagse uitdagingen zoals maritiem terrorisme, mensenhandel, migrantensmokkel en

8 E. PAPASTAVRIDIS, “Crimes at Sea: A Law of the Sea Perspective” in E. PAPASTAVRIDIS en K. TRAPP

(eds.), La Criminalité en Mer/Crimes at Sea, Leiden, Hague Academy of International Law, 2014, 3.

9 Art. 110 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United

Nations Treaty Series, vol. 1833, 3.

10 Art. 110 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United

Nations Treaty Series, vol. 1833, 3.

11 Art. 110 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United

(9)

3 drugshandel onder de bestaande uitzonderingen aangewend worden of voorzien andere verdragen in een aanhoudings- en onderzoeksrecht voor deze misdrijven? In deze masterproef zal enkel dieper ingegaan worden op de actuele misdrijven van drugshandel, maritiem terrorisme, mensenhandel en migrantensmokkel. Andere problemen zoals mariene verontreiniging en beheer van visserij vallen buiten het onderzoeksgebied van deze masterproef. Bovendien wordt in deze masterproef enkel het aanhoudings- en onderzoeksrecht onderzocht, niet de mogelijkheid tot inbeslagname van het schip, de goederen en personen aan boord. Vervolgens valt ook de mogelijkheid tot vervolging buiten het onderzoeksgebied van deze masterproef. Verder worden in hoofdstuk 3 de mogelijke juridische aanpassingen besproken en wordt onderzocht op welke wijze deze aanpassingen praktisch uitgevoerd kunnen worden. Ten slotte worden de bevindingen kort samengevat in het besluit.

(10)

4

I.

INTERNATIONAALRECHTELIJKE CONTEXT

1. Situering

1.1 Historische ontwikkeling van het internationaal zeerecht

Het internationaal zeerecht is de rechtstak die de rechtsregels omvat omtrent het gebruik van de zee

en zijn natuurlijke rijkdommen.12 Zeeën en oceanen bedekken meer dan zeventig procent van de

aardoppervlakte.13 Zij zijn bijgevolg cruciaal voor de staatsbelangen en voor de menselijke welvaart.14 Maritiem transport, dat maar liefst tachtig tot negentig procent van de internationale handel omvat, speelt hierbij een belangrijke rol.15

De historische ontwikkeling van het internationaal zeerecht is voornamelijk gewoonterechtelijk van aard.16 Deze rechtstak wordt gekenmerkt door de tegenstelling tussen de aanspraken van de individuele staten op het gebruik van de zee en de nood om het gebruik hiervan door de internationale gemeenschap als geheel veilig te stellen.17 Het internationaal zeerecht is een dynamisch recht dat zich aanpast aan de ontwikkelingen binnen de internationale gemeenschap, voortgebracht door de technologische evolutie en de noden van de staten, zowel op het vlak van nationale veiligheid als op economisch vlak.18 Perioden van onzekerheid over de toepasselijke norm

12 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 1.

13 J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 175.

14 D. GUILFOYLE, Shipping Interdiction and the Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2009, 3. 15 M. GREENBERG, P. CHALK, H. WILLIS, I. KHILKO en D. ORTIZ, Maritime Terrorism Risk and Liability, Santa

Monica, RAND Corporation, 2006, 15; D. GUILFOYLE, Shipping Interdiction and the Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2009, 3.

16 D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of

the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 2.

17 D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of

the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 1-2; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 175.

18 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

(11)

5 zijn hierdoor onvermijdbaar.19 Zo ontstond in de 20ste eeuw herhaaldelijk de noodzaak om het recht van de zee verdragsrechtelijk te bepalen.20

In 1930 werd op een Haagse conferentie een eerste poging tot codificatie ondernomen door de Volkenbond. Deze poging mislukte omdat er geen consensus gevonden kon worden over de breedte van de territoriale zee.21 De eerste officiële codificatie van het internationaal zeerecht dateert van de

Geneefse Conferentie in 1958,22 ook wel de Eerste Zeerechtconferentie (UNCLOS I) genoemd. Zij

leverde vier verdragen op: het Verdrag inzake de territoriale zee en de aangrenzende zone23, het Verdrag inzake de volle zee24, het Verdrag inzake het continentaal plateau25 en het Verdrag inzake de visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de volle zee26.27 Een consensus over de breedte van de territoriale zee kon echter niet bereikt worden.28 Om deze reden besliste de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties om een Tweede Zeerechtconferentie (UNCLOS II) bijeen te roepen.29 Op deze Tweede Zeerechtconferentie, gehouden in 1960, werd tevergeefs

19 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 1.

20 J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 175.

21 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 714; E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010, https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 5; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 26-27; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 175.

22 H. COUSY, “Naar een nieuwe internationale zeerechtconferentie”, Jura Falconis 1973, 93.

23 Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 516,

205.

24 Verdrag voor de Volle Zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 450, 11.

25 Verdrag inzake het continentaal plateau van 29 april 1985, United Nations Treaty Series, vol. 499, 311.

26 Verdrag inzake de visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de volle zee van 29 april 1958,

United Nations Treaty Series, vol. 559, 285.

27 H. COUSY, “Naar een nieuwe internationale zeerechtconferentie”, Jura Falconis 1973, 93-94; J. HARRISON,

Evolution of the law of the sea: developments in law-making in the wake of the 1982 Law of the Sea Convention, doctoraatsthesis Rechten University of Edinburgh, 2007, 24; E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010, https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 4; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 29.

28 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 715; E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 5.

29 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

(12)

6 geprobeerd de hiaten in het wetgevend kader van de Eerste Zeerechtconferentie te vullen.30 Er kon opnieuw geen akkoord gevonden worden omtrent de breedte van de territoriale zee.31

Verschillende ontwikkelingslanden hadden slechts na 1958 onafhankelijkheid verworven en wilden geen partij worden bij verdragen waarover zij niet de mogelijkheid hadden om mee te onderhandelen.32 Bovendien deden zich belangrijke technologische ontwikkelingen voor die de nood aan een nieuw internationaal zeerecht met zich meebrachten.33 Een herziening van de bestaande verdragen van 195834 drong zich op.35 In 1973 kwam de Derde Zeerechtconferentie (UNCLOS III) bijeen, met als opdracht een verdrag uit te werken dat alle aangelegenheden omvatte van het internationaal zeerecht.36 Aan deze conferentie namen honderdvijvenzestig staten deel.37 De Derde Zeerechtconferentie mondde uiteindelijk uit in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 198238, het VN-Zeerechtverdrag.39 Dit verdrag is een uniek

30 H. COUSY, “Naar een nieuwe internationale zeerechtconferentie”, Jura Falconis 1973, 94-95; J. HARRISON,

Evolution of the law of the sea: developments in law-making in the wake of the 1982 Law of the Sea Convention, doctoraatsthesis Rechten University of Edinburgh, 2007, 25; A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O. RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 715; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 31.

31 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 715; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 175.

32 J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

33 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 6-7; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

34 Deze verdragen zijn: Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone van 29 april 1958, United Nations

Treaty Series, vol. 516, 205; Verdrag voor de Volle Zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 450, 11; Verdrag inzake het continentaal plateau van 29 april 1985, United Nations Treaty Series, vol. 499, 311; Verdrag inzake de visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de volle zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 559, 285.

35 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 7; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

36 J. HARRISON, Evolution of the law of the sea: developments in law-making in the wake of the 1982 Law of the Sea

Convention, doctoraatsthesis Rechten University of Edinburgh, 2007, 38; E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010, https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 10; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

37 J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

38 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol.

1833, 3.

39 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 715; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

(13)

7 document dat deels bestaat uit een codificatie van het gewoonterecht en deels uit een progressieve ontwikkeling van het internationaal zeerecht.40 Voor staten die geen verdragspartij zijn gelden enkel de verdragsbepalingen die het gewoonterecht weerspiegelen. Deze bepalingen zijn echter niet altijd gemakkelijk te achterhalen.41

Het VN-Zeerechtverdrag is in werking getreden op 16 november 1994.42 Er waren toen zestig ratificaties43, waarvan de meeste door ontwikkelingslanden.44 Industrielanden waren gekant tegen

deel XI van het VN-Zeerechtverdrag, dat handelde over de diepzeebodem.45 Om dit probleem te

verhelpen werd de Overeenkomst van 28 juli 1994 betreffende de uitvoering van Deel XI46 aangenomen.47 Het aantal verdragspartijen is sindsdien sterk toegenomen.48 Momenteel bedraagt het aantal honderdachtenzestig, met inbegrip van alle lidstaten van de Europese Unie.49

40 J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

41 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 5.

42 J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

43 Art. 308 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 37.

44 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 716; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 41; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

45 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 716; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 41; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

46 Overeenkomst van 28 juli 1994 inzake de tenuitvoerlegging van Deel XI Internationaal Zeerechtverdrag van de

Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol. 1836, 3.

47 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 41; J. WOUTERS,

Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

48 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 41; J. WOUTERS,

Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 176.

(14)

8

1.2 Maritieme zones

Het VN-Zeerechtverdrag maakt een onderscheid tussen verschillende maritieme zones.50 In elk van deze zones zijn andere regels van toepassing.51 Inzicht verwerven in het onderscheid tussen deze zones is essentieel voor een goed begrip van deze masterproef. Bij de bespreking van de maritieme zones kan een onderscheid gemaakt worden tussen: (i) gebieden onder de soevereiniteit van de kuststaat, (ii) gebieden onder beperkte rechtsmacht van de kuststaat en (iii) gebieden buiten de rechtsmacht van de kuststaten.52 Elk van deze gebieden zal hieronder kort uitgelegd worden.53

Figuur 1:54

50 Zie figuur 1; A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R.

LEFEBER en O. RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 717.

51 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 38.

52 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 718.

53 Voor een uitgebreide bespreking van de verschillende zones zie A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk

20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O. RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 713-768.

54 Afbeelding overgenomen uit Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University

(15)

9 De interne wateren en de territoriale zee behoren tot de gebieden onder de soevereiniteit van de kuststaat.55 Voor een goed begrip van de ligging van deze zones, is een korte omschrijving van de basislijn (baseline) vereist. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de basislijn is de geografie van de kust.56 Er zijn verschillende methodes voor het vaststellen van de basislijn, afhankelijk van de complexiteit van de geografie.57 Tenzij anders bepaald in het VN-Zeerechtverdrag, wordt gebruik gemaakt van de normale basislijn.58 De normale basislijn is de laagwaterlijn langst de kust. Deze laagwaterlijn wordt aangegeven op officiële, door de kuststaat erkende en op grote schaal uitgevoerde zeekaarten.59 De wateren gelegen aan de landzijde van de basislijn zijn de binnenwateren of interne wateren (internal waters).60 Aan de zeezijde van de basislijn bevindt zich de territoriale zee (territorial sea), die zich uitstrekt tot twaalf zeemijl61 vanaf de basislijn.62

Buiten en grenzend aan de territoriale zee bevinden zich de aansluitende zone (contiguous zone), een gebied dat zich niet verder uitstrekt dan vierentwintig zeemijl van de basislijn,63 de exclusieve economische zone (EEZ), een gebied dat zich niet verder uitstrekt dan tweehonderd zeemijl van de basislijn64 en het continentaal plat. Het continentaal plat (continental shelf) van een kuststaat omvat de zeebodem en de ondergrond van de onder water gelegen gebieden die zich buiten zijn territoriale zee uitstrekken door de natuurlijke voortzetting van zijn landterritorium tot de buitenste grens van de continentale rand, of tot een afstand van 200 zeemijl van de basislijnen vanwaar de breedte van

55 Art. 2 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

56 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 718.

57 Voor een uitgebreide uiteenzetting van de verschillende methodes voor het vaststellen van de basislijn zie A. OUDE

ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O. RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 718-721.

58 Art. 5 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

59 Art. 5 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3; A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O. RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 719.

60 Art. 8 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

61 1 zeemijl = 1.852 km.

62 Art. 3 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

63 Art. 33 (2) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

64 Art. 55 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

(16)

10 de territoriale zee wordt gemeten wanneer de buitenste grens van de continentale rand zich niet tot die afstand uitstrekt.65 Samen met het continentaal plat zijn de aansluitende zone en de EEZ de gebieden onder beperkte rechtsmacht van de kuststaat.66 Over het continentaal plat kan de kuststaat soevereine rechten uitoefenen ter exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het plat.67 In de aansluitende zone kan de kuststaat toezicht uitoefenen teneinde (i) te voorkomen dat een inbreuk zou worden gemaakt op zijn wetten en voorschriften inzake douane, belastingen, immigratie of volksgezondheid die binnen zijn grondgebied of territoriale zee van kracht zijn of (ii) om een binnen zijn grondgebied of territoriale zee gemaakte inbreuk op bovenstaande wetten en voorschriften te bestraffen.68 In de EEZ heeft de kuststaat bepaalde soevereine rechten, zoals opgesomd in artikel 56 van het VN-Zeerechtverdrag69, maar geen soevereiniteit.70

Ten slotte zijn er nog de gebieden buiten de rechtsmacht van de kuststaat: de volle zee (high seas) en het gebied (the Area).71 De begrenzing van deze zones wordt negatief geformuleerd.72 Het gebied wordt gedefinieerd als de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht.73 De volle zee omvat alle delen van de zee die niet zijn begrepen in de exclusieve economische zone, in de territoriale zee of in de binnenwateren van een staat, of in de archipelwateren van een archipelstaat.74 In de volgende paragraaf wordt meer in detail ingegaan op het begrip van de volle zee en het juridisch regime ervan.

65 Art. 76 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

66 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 725-731.

67 Art. 77 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

68 Art. 33 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3; A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O. RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 725.

69 Art. 56 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

70 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 74.

71 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 732-733.

72 A. OUDE ELFERINK en A. SOONS, “Hoofdstuk 20: Recht van de zee” in N. HORBACH, R. LEFEBER en O.

RIBBELINK (eds.), Handboek Internationaal Recht, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2007, 718.

73 Art. 1 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

74 Art. 86 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

(17)

11

1.3 De volle zee

Doorheen de tijd heeft het juridische begrip van de volle zee verschillende wijzigingen gekend.75 In het Verdrag inzake de volle zee76 van 1958 werd de volle zee gedefinieerd als alle delen van de zee die niet behoren tot de territoriale zee of de binnenwateren van een Staat.77 Sinds 1958 zijn de nationale bevoegdheden steeds verder uitgebreid over grotere delen van de zee.78 Zo werd in het

VN-Zeerechtverdrag een nieuwe zone gecreëerd: de exclusieve economische zone.79 Deze nieuwe

ontwikkelingen creëerden de nood om het begrip volle zee te herzien. De volle zee omvat nu alle delen van de zee die niet zijn begrepen in de exclusieve economische zone, in de territoriale zee of in de binnenwateren van een staat, of in de archipelwateren van een archipelstaat.80

In deze zone geldt het principe van de vrijheid van de volle zee (freedom of the high seas).81 Dit principe bepaalt dat de volle zee open is voor alle staten ongeacht of deze een kuststaat is of een staat zonder kust,82 en kent twee verschillende betekenissen; de vrijheid van activiteiten en het vrij zijn van nationale jurisdictie.83

75 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 277; K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 47.

76 Verdrag voor de Volle Zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 450, 11. 77 Art. 1 Verdrag voor de Volle Zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 450, 11.

78 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 277; K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 47.

79 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 39.

80 Art. 86 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

81 Art. 87 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 188.

82 Art. 87 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

(18)

12 Ten eerste omvat de vrijheid van de volle zee de vrijheid van activiteiten.84 Deze vrijheid houdt onder meer in: de vrijheid van scheepvaart, de vrijheid er overheen te vliegen, de vrijheid onderzeese kabels en pijpleidingen te leggen, de vrijheid kunstmatige eilanden en andere krachtens het internationale recht toegestane installaties te bouwen, de vrijheid van visserij en de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek.85 Uit het gebruik van de bewoording inter alia wordt afgeleid dat deze opsomming niet-exhaustief is.86 Voor deze masterproef is de vrijheid van scheepvaart belangrijk. Deze houdt in dat iedere staat het recht heeft schepen op volle zee te doen varen onder zijn eigen vlag.87 Het kan hierbij zowel gaan om een oorlogsschip, een schip in overheidsdienst of een koopvaardijschip.88 Deze vrijheden zijn niet absoluut en worden aan beperkingen onderworpen.89 Staten dienen de belangen van andere staten in acht te nemen90 en vreedzaam gebruik te maken van de volle zee. Dat de volle zee voorbehouden is voor vreedzame doeleinden is vastgelegd in artikel 88 van het VN-Zeerechtverdrag91.92

84 Deze vrijheid van activiteiten geldt volgens artikel 58 (1) van het VN-Zeerechtverdrag ook in de EEZ voor zover deze

verenigbaar is met de andere bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag. Hetzelfde geldt met betrekking tot de bepalingen 88 tot en met 115 van het VN-Zeerechtverdrag betreffende de volle zee. Artikel 58 (2) bepaalt namelijk dat deze artikelen ook van toepassing zijn in de EEZ voor zover ze niet onverenigbaar zijn met deel V van het VN-Zeerechtverdrag met betrekking tot de EEZ. Art. 58 (1) Internationaal VN-Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol. 1833, 3; Art. 58 (2) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol. 1833, 3.

85 Art. 87 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3; E. PAPASTAVRIDIS, “The Right of Visit on the High Seas in a Theoretical Perspective: Mare Liberum versus Mare Clausum Revisited”, Leiden Journal of International Law 2011, 53.

86 D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of

the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 206; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 188.

87 Art. 90 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

88 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 290.

89 C. H. ALLEN, “The Peacetime Right of Approach and Visit and Effective Security Council Sanctions Enforcement

at Sea”, International Law Studies Series. US Naval War College 2019, 413; J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 188.

90 Art. 87 (2) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3; C. H. ALLEN, “The Peacetime Right of Approach and Visit and Effective Security Council Sanctions Enforcement at Sea”, International Law Studies Series. US Naval War College 2019, 413.

91 Art. 88 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

(19)

13 Ten tweede bestaat de vrijheid van de volle zee uit het vrij zijn van nationale jurisdictie.93 Geen enkele staat kan dus rechtsgeldig een deel van de volle zee aan zijn soevereiniteit onderwerpen.94 De volle zee omvat ongeveer achtenvijftig procent van de totale oppervlakte van zeeën en oceanen.95 Dit impliceert bijgevolg dat de zeeën en oceanen voor het merendeel vrij zijn van nationale jurisdictie. In deze zone is een schip uitsluitend en volledig onderworpen aan de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat (exclusive jurisdiction of the flag State),96 die hieronder wordt besproken.

1.4 De exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat

Het principe van de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat houdt in dat geen enkele staat schepen met een andere vlag kan betreden en/of aanhouden.97 Dit principe vindt zijn oorsprong in het gewoonterecht, werd later bevestigd in de Lotus zaak98 van het Permanent Hof van Justitie en gecodificeerd in artikel 92 (1) van het VN-Zeerechtverdrag99.100 Het principe van de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat heeft een dubbele functie; de inmenging van andere staten voorkomen en de rechtsorde op zee waarborgen.101

Omdat dit principe de inmenging (interference) van andere staten voorkomt, wordt de vrijheid van de volle zee verzekerd.102 Het Memorandum on the regime of the high seas103 van 1950 stelt hierover het volgende: “The essential idea underlying the principle of freedom of the high seas is the concept

93 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 188.

94 Art. 89 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

95 Zie annex I; C. WHITE en C. COSTELLO, “Close the High Seas to Fishing?”, PLOS Biology 2014, 1. 96 J. WOUTERS, Internationaal recht in kort bestek, Mortsel, Intersentia, 2017, 188.

97 D. GUILFOYLE, Shipping Interdiction and the Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2009, 9. 98 Permanent Hof van Justitie 7 september 1927, Lotus zaak (Frankrijk t. Turkije), P.C.I.J. Series A, No. 10, 1927, 25. 99 Art. 92 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

100 Memorandum on the regime of the high seas prepared by the Secretariat (14 juli 1950), UN Doc. A/CN.4/32 (1950),

18; K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 48.

101 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 190.

102 Memorandum on the regime of the high seas prepared by the Secretariat (14 juli 1950), UN Doc. A/CN.4/32 (1950),

4; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 190.

(20)

14

of the prohibition of interference in peacetime by ships flying one national flag with ships flying the flag of other nationalities”.104

Dit principe waarborgt ook de rechtsorde op zee.105 Hoewel geen enkele staat rechtsgeldig een deel van de volle zee aan zijn soevereiniteit kan onderwerpen, zou het ontbreken van een bepaald gezag over schepen op volle zee tot chaos leiden.106 De openbare orde wordt daarom nagestreefd door het beginsel van de exclusieve jurisdictie van de vlagenstaat.107 Bijgevolg heeft de vlaggenstaat de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat schepen onder zijn vlag voldoen aan de nationale en internationale regels, die de vrijheid en de veiligheid van de scheepvaart verzekeren.108

De vlaggenstaat moet effectieve jurisdictie en controle uitoefenen over schepen die onder zijn vlag varen.109 Zo bepaalt artikel 94 van het VN-Zeerechtverdrag110 onder meer dat iedere staat zijn rechtsmacht doeltreffend moet uitoefenen over schepen die zijn vlag voeren en toezicht moet uitoefenen in administratieve, technische en sociale aangelegenheden. Het gaat hierbij onder meer om het ontwikkelen van scheepvaartwetgeving, het opnemen van rechtsmacht over schepen onder hun vlag,111 het bijhouden van een register van schepen112 en het treffen van noodzakelijke

104 Memorandum on the regime of the high seas prepared by the Secretariat (14 juli 1950), UN Doc. A/CN.4/32 (1950),

3.

105 D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of

the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 209; E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010, https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 303.

106 D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of

the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 209; E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010, https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 303.

107 D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of

the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 209.

108 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 190.

109 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 49.

110 Art. 94 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

111 Art. 94 (2), b) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

112 Art. 94 (2), a) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

(21)

15 maatregelen om de veiligheid op zee te verzekeren113.114 Wanneer een staat twijfels heeft bij de effectieve uitoefening van jurisdictie en controle over een schip door de vlaggenstaat, kan deze staat de vlaggenstaat hiervan in kennis stellen en deze vervolgens bewegen tot het instellen van een onderzoek en het nemen van de vereiste maatregelen.115 Aangezien de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat wordt uitgeoefend op basis van de nationaliteit van een schip, is het vanzelfsprekend dat de toekenning van een nationaliteit aan een schip hierbij van groot belang is.116 Hieronder worden de voorwaarden besproken voor het verlenen van een nationaliteit.

1.4.1 Nationaliteit van een schip

De nationaliteit van een schip is een belangrijke waarborg voor de vrijheid van scheepvaart en de basis voor controle en bescherming.117 Het verlenen van een nationaliteit aan een schip en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om deze nationaliteit te verkrijgen, kan door iedere staat afzonderlijk en soeverein bepaald worden.118 Deze regel vindt zijn oorsprong in het gewoonterecht en werd later bevestigd door het Permanent Hof van Arbitrage in de Muscat Dhows zaak119.120 Bij de totstandkoming van het VN-Zeerechtverdrag werd dit principe gecodificeerd in artikel 91,121 dat bepaalt dat iedere staat zelf de voorwaarden kan vaststellen voor het verlenen van zijn nationaliteit, voor de registratie en voor het recht zijn vlag te voeren.122 Dit artikel bepaalt

113 Art. 94 (3) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

114 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 49.

115 Art. 94 (6) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3; K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 49.

116 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 193.

117 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 303.

118 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 49.

119 Permanent Hof van Arbitrage 8 augustus 1905, Muscat Dhows (Frankrijk t. Groot-Brittannië), www.pca-cpa.org. 120 E. SOMERS, Inleiding tot het internationaal zeerecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

https://biblio.ugent.be/publication/1204421/file/6727555.pdf (geraadpleegd op 8 februari 2020), 305-306; K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 49.

121 Art. 91 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

122 Art. 91 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

(22)

16 eveneens dat iedere staat aan schepen aan wie hij het recht heeft verleend zijn vlag te voeren, documenten moet verstrekken waaruit dit blijkt.123 Het is belangrijk hierbij te vermelden dat het toekennen van een nationaliteit aan een schip niet gelijk is aan registratie.124

Het verlenen van een nationaliteit aan een schip is niet onbeperkt.125 Zo volgt onder meer uit artikel 92 (1) van het VN-Zeerechtverdrag126 dat een staat zijn nationaliteit niet mag toekennen aan een schip dat reeds over een andere nationaliteit beschikt.127 Het VN-Zeerechtverdrag bepaalt ook dat er een wezenlijke band moet bestaan tussen het schip en de staat.128 Het verdrag bevat echter geen inhoudelijke interpretatie van het begrip ‘wezenlijke band’, dat zijn oorsprong vindt in de

Nottebohm zaak129 van het Internationale Gerechtshof.130 Op de vereiste van een ‘wezenlijke band’ wordt hieronder verder ingegaan bij de bespreking van de problematiek van de goedkope vlag.

1.4.1.1 De problematiek van de goedkope vlag

De problematiek van de goedkope vlag (flag of convenience) betreft de situatie waarbij een schip uit eigenbelang de nationaliteit van een staat aanneemt waarmee het eigenlijk geen wezenlijke band heeft.131 De motivatie hiervoor is een gebrek aan hoge eisen vanwege deze staat met betrekking tot bijvoorbeeld sociale voorzieningen, fiscaliteit, veiligheid en opleiding. Het uitvlaggen van een schip naar een goedkope vlag kan een enorme besparing betekenen.132 De bekommernis hierbij is het niet effectief afdwingen van de regels en standaarden voor schepen onder hun vlag met betrekking tot

123 Art. 91 (2) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

124 D. GUILFOYLE, Shipping Interdiction and the Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2009, 16;

E. PAPASTAVRIDIS, “Crimes at Sea: A Law of the Sea Perspective” in E. PAPASTAVRIDIS en K. TRAPP (eds.), La Criminalité en Mer/Crimes at Sea, Leiden, Hague Academy of International Law, 2014, 18.

125 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 193.

126 Art. 92 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

127 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 193.

128 Art. 91 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

129 Internationaal Gerechtshof 6 april 1955, Nottebohm zaak (Liechtenstein t. Guatemala), ICJ Reports 1955, 4. 130 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 51.

131 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 195; K.

WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 50.

(23)

17

onder andere arbeidsomstandigheden en veiligheidsmaatregelen.133 Panama, Liberia en de

Bahama’s zijn voorbeelden van staten wiens vlag vaak als goedkope vlag wordt beschouwd.134

Het principe van de wezenlijke band houdt in dat er op administratief, technisch en sociaal gebied effectieve rechtsmacht en toezicht moet worden uitgeoefend door de vlaggenstaat.135 Wanneer deze controle ontbreekt is er in principe geen wezenlijke band.136 Het verdragenrecht bepaalt echter niet wat de gevolgen zijn van het ontbreken hiervan.137 In dit verband heeft het Internationaal Zeerechttribunaal (ITLOS) in de M/V Saiga (No. 2) zaak138 beslist dat de afwezigheid van een wezenlijke band geen rechtsgrond is om de nationaliteit van een schip te ontkennen.139 ITLOS beargumenteert dit door te stellen dat in paragraaf 2 tot en met paragraaf 5 van artikel 94 van het

VN-Zeerechtverdrag140 bepaald wordt welke maatregelen de vlaggenstaat moet nemen om

effectieve rechtsmacht uit te oefenen en dat in paragraaf 6 de procedure wordt uiteengezet die gevolgd moet worden door andere staten indien ze een gegrond vermoeden hebben om aan te nemen dat deze effectieve rechtsmacht niet wordt uitgeoefend.141 Bijgevolg stelt ITLOS dat nergens uit artikel 94 van het VN-Zeerechtverdrag142 blijkt dat bij afwezigheid van het uitoefenen van deze effectieve rechtsmacht door de vlaggenstaat de nationaliteit van het schip mag worden ontkent.143 De ‘wezenlijke band’ is volgens dit tribunaal dan ook bedoeld om een effectievere invoering van de

133 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 195.

134 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 195; K.

WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 51.

135 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 51.

136 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 51.

137 D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of

the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 215.

138 Internationaal Zeerechttribunaal 1 juli 1999, M/V Saiga zaak No. 2 (Saint Vincent and the Grenadines t.

Guinea), ITLOS Reports 1999, 10.

139 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 51.

140 Art. 94 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

141 Paragraaf 82 van Internationaal Zeerechttribunaal 1 juli 1999, M/V Saiga zaak No. 2 (Saint

Vincent and the Grenadines t. Guinea), ITLOS Reports 1999, 10.

142 Art. 94 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3.

143 Paragraaf 82 van Internationaal Zeerechttribunaal 1 juli 1999, M/V Saiga zaak No. 2 (Saint

(24)

18 plichten van de staten te verzekeren en niet om voorwaarden vast te stellen op basis waarvan de nationaliteit van een schip kan worden erkend.144

2. De uitzonderingen op de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat

Op de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat bestaan enkele uitzonderingen. Deze uitzonderingen kunnen onderverdeeld worden in twee categorieën: het achtervolgingsrecht en het

aanhoudings- en onderzoeksrecht.145 Een algemene opmerking bij deze uitzonderingen is dat deze

enkel gelden voor private schepen. Overheidsschepen gebruikt voor niet-commerciële doeleinden en oorlogsschepen genieten immuniteit.146

2.1 Het achtervolgingsrecht (op heterdaad)

Het achtervolgingsrecht (the right of hot pursuit) vindt zijn oorsprong in het gewoonterecht.147 Dit recht werd voor het eerst gecodificeerd in artikel 23 van het Verdrag voor de volle zee148 en later ongewijzigd overgenomen in artikel 111 van het VN-Zeerechtverdrag149.150 Het achtervolgingsrecht

is ontstaan om de belangen van de kuststaat te waarborgen.151 Een oorlogsschip mag een vreemd

privaat schip achtervolgen tot op de volle zee wanneer deze een gegrond vermoeden heeft om aan te nemen dat dit schip de wetten en voorschriften van de kuststaat heeft overtreden.152 Het idee

144 Paragraaf 83 van Internationaal Zeerechttribunaal 1 juli 1999, M/V Saiga zaak No. 2 (Saint

Vincent and the Grenadines t. Guinea), ITLOS Reports 1999, 10; D. ROTHWELL, A. OUDE ELFERINK, K. SCOTT en T. STEPHENS (eds.), The Oxford Handbook of the Law of the Sea, Oxford, Oxford University Press, 2015, 215.

145 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 52.

146 Art. 95 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series,

vol. 1833, 3; Art. 96 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol. 1833, 3; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 198.

147 R. WALKER, “International Law of the Sea: Applying the Doctrine of Hot Pursuit in the 21st Century”, Auckland

University Law Review 2011, 195.

148 Art. 23 Verdrag voor de Volle Zee van 29 april 1958, United Nations Treaty Series, vol. 450, 11.

149 Art. 111 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

150 R. BAIRD, “Arrests in a cold climate (Part 2) - shaping hot pursuit through state practice”, Antarctic and Southern

Ocean Law and Policy Occasional Papers 2009, 1.

151 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 52.

152 Art. 111 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

(25)

19 hierachter is dat de volle zee geen veilige haven mag vormen voor zij die willen ontsnappen aan de rechtsmacht van een andere staat.153

Het achtervolgingsrecht vormt een uitzondering op het fundamentele principe van de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat, daarom moet het aan meerdere voorwaarden voldoen om het op een legitieme manier uit te oefenen.154 Deze voorwaarden worden opgesomd in artikel 111 van het VN-Zeerechtverdrag155. Het Internationaal Zeerechttribunaal heeft in de zaak M/V Saiga (No. 2)156 verduidelijkt dat deze voorwaarden cumulatief vervuld moeten worden.157 Indien aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, is de uitoefening van het achtervolgingsrecht niet legitiem.158

Om te beginnen kan het achtervolgingsrecht enkel uitgeoefend worden door een oorlogsschip, een militair vliegtuig of elk ander schip of vliegtuig dat duidelijk aangeduid is en identificeerbaar is als zijnde in overheidsdienst.159 De achtervolging kan enkel aanvangen op het moment dat het schip, dat een vreemde vlag vaart, zich bevindt in de interne wateren, de archipelwateren, de territoriale zee, de aansluitende zone of de exclusief economische zone van de kuststaat.160 De kuststaat moet vervolgens over een goede reden beschikken om aan te nemen dat het schip, varend onder een vreemde vlag, de wetten en voorschriften van de kuststaat heeft overtreden voor het de achtervolging kan inzetten.161 Bovendien kan de achtervolging slechts legitiem aanvatten wanneer eerst zichtbare

153 R. WALKER, “International Law of the Sea: Applying the Doctrine of Hot Pursuit in the 21st Century”, Auckland

University Law Review 2011, 196.

154 R. BAIRD, “Arrests in a cold climate (Part 2) - shaping hot pursuit through state practice”, Antarctic and Southern

Ocean Law and Policy Occasional Papers 2009, 3-4.

155 Art. 111 Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

156 Internationaal Zeerechttribunaal 1 juli 1999, M/V Saiga zaak No. 2 (Saint Vincent and the Grenadines t.

Guinea), ITLOS Reports 1999, 10.

157 Paragraaf 146 van Internationaal Zeerechttribunaal 1 juli 1999, M/V Saiga zaak No. 2 (Saint

Vincent and the Grenadines t. Guinea), ITLOS Reports 1999, 10; R. BAIRD, “Arrests in a cold climate (Part 2) - shaping hot pursuit through state practice”, Antarctic and Southern Ocean Law and Policy Occasional Papers 2009, 4.

158 R. BAIRD, “Arrests in a cold climate (Part 2) - shaping hot pursuit through state practice”, Antarctic and Southern

Ocean Law and Policy Occasional Papers 2009, 4; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 204.

159 Art. 111 (5) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3; K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de vervolging en bestraffing, Antwerpen, Maklu, 2018, 53.

160 Art. 111 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

161 Art. 111 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

(26)

20 of hoorbare signalen tot stoppen zijn gegeven.162 De achtervolging dient ononderbroken te gebeuren.163 Zodra het achtervolgde schip de territoriale zee van zijn eigen vlaggenstaat bereikt of deze van een derde staat, dooft het achtervolgingsrecht uit.164 Het achtervolgen van het schip tot in de territoriale zee van een andere staat zou immers een inbreuk vormen op de soevereiniteit van die staat.165 Het niet voldoen aan de bovenstaande voorwaarden voor het uitoefenen van het achtervolgingsrecht creëert de plicht tot schadeloosstelling.166

In de internationale literatuur bestaat er een polemiek omtrent de modernisering van het achtervolgingsrecht. Men vraagt zich af of de voorwaarden van het achtervolgingsrecht breder geïnterpreteerd moeten worden in het licht van onze huidige maatschappij.167 Er bestaat ook discussie omtrent de draagwijdte van bepaalde voorwaarden waaraan voldaan moet worden voor het uitoefenen van het achtervolgingsrecht. De bespreking van deze modernisering en de bespreking van de problemen omtrent de draagwijdte vallen buiten het onderzoeksgebied van deze masterproef. Er zal hierop dan ook niet verder ingegaan worden.168

2.2 Het aanhoudings- en onderzoeksrecht

Het aanhoudings- en onderzoeksrecht (right of visit) geeft vorm aan de tweede categorie van uitzonderingen op de exclusieve jurisdictie van de vlaggenstaat.169 Dit recht voorziet in de mogelijkheid om een vreemd koopvaardijschip aan te houden en te onderzoeken op volle zee indien

162 Art. 111 (4) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

163 Art. 111 (1) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

164 Art. 111 (3) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

165 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2019, 204.

166 Art. 111 (8) Internationaal Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982, United Nations Treaty

Series, vol. 1833, 3.

167 R. WALKER, “International Law of the Sea: Applying the Doctrine of Hot Pursuit in the 21st Century”, Auckland

University Law Review 2011, 199.

168 Voor een uitgebreide bespreking van deze discussie zie onder meer R. BAIRD, “Arrests in a cold climate (Part 2) -

shaping hot pursuit through state practice”, Antarctic and Southern Ocean Law and Policy Occasional Papers 2009, 1-21; R. WALKER, “International Law of the Sea: Applying the Doctrine of Hot Pursuit in the 21st Century”, Auckland University Law Review 2011, 194-218.

169 K. WILLAERT, Moderne piraterij in Oost- en West-Afrika: het juridisch kader, de bestrijdingsstrategieën en de

Afbeelding

610  Tabel zelf opgesteld aan de hand van de rapporten van de IMO van januari 2020 – april 2020

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het euro- scepticisme van de nieuwe Italiaanse regering blijkt immers haar voornaamste politieke brandstof, de Europese Commissie kan zich nauwelijks tegemoetkomingen permitteren

Toeverlaat van heel de wereld, kracht en troost van Israël, hoop die ieders lot zal keren, hartsverlangen, Heer, kom snel!. Het volk dat in duisternis wandelt (het volk dat

Sommige objecten zijn echter niet in WGS84 gemeten maar gedefinieerd zo- dat er geen sprake is van het wegvallen van het verschil tussen beide datums in de meetprecisie.. Dit

Onze enquête toont dat ruim 75% van de bevraagde sectoren in de komende zes maanden moeilijkheden verwacht om bepaalde profielen te vinden, en 20% zelfs voor de meeste

Wij serveren eerst een heerlijk glas cava en hierna twee bijzondere wijnen geselecteerd door de wijnkenner van Volle Maan.. Wij serveren een volle etagère met onder andere

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad Midden- Groningen 2019.. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17

X Met campagne Volle kracht vooruit wil sociaalcultureel volwas- senenwerk dramatische besparingen voor zijn?.

Dit lijkt dus op de vlucht vooruit: je vraagt euthanasie omdat je de aandoening zelf, die je verstand zal aantasten, voor wil zijn. ‘Eigenlijk is dit een “preventieve”