• No results found

Practijkproeven met Westlandse boerenkool 1949/50 en 1950/51

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Practijkproeven met Westlandse boerenkool 1949/50 en 1950/51"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Practijkproeven met Westlandsc Boerenkool

1949-50 en 1950^51

door Ir J. Sneep Inhoudsoverzicht 1. Inleiding.

2. Organisatie van de proeven. 3. De hoogte van de planten. 4. De spreiding van de planten. 5. De fijnheid van de kroezing. 6. De bladkleur.

7. De winterhardheid. 8. De opbrengst.

9. Samenvatting van de waarderingen van de Commissie. 10. De uitslag.

11. Korte beschrijving van de aanbevolen selecties. 12. De afgevoerde selecties.

13. Samenvatting.

Inleiding

De practijkproeven met boerenkool, die in de seizoenen 1949-1950 en 19501951 genomen zijn, hebben zich beperkt tot de selecties in de groep W e s t -landse. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat de rassen uit de andere groepen minder in aanmerking komen voor algemeen gebruik in Nederland.

In de lage groep zijn de rassen Lage Groene Fijngekrulde en Lage Donker-groene Winterharde (Dwarf Blue Scotch) wel het meest bekend. In beide rassen komen uitstekende selecties voor. De Lage Groene Fijngekrulde is morphologisch het best een Lage Fijngekroesde Westlandse te noemen. De Lage Donkergroene Winterharde is donkerblauwgroen, vanwege de vrij ster-ke waslaag en is vrij fijngekroesd.

Fig. 1

Lage Groene Fijngekrulde.

Deze lage rassen, kunnen voor binnenlands gebruik niet worden aanbe-volen en wel omdat de bladeren gedeeltelijk op de grond hangen, waardoor ze in de late herfst, wanneer het nat wordt, gaan rotten. Z e zijn beter geschikt

(2)

voor streken, met droge winters of waar de neerslag niet in de vorm van reqen maar van sneeuw valt Doordat de lage rassen bij sneeuw al gauw geheel bedekt zijn, kunnen ze bovendien dan nog extra veel vorst verdragen

Bezien we aan de andere kant de hoge rassen dan vinden we daar als alge-meen nadeel de grotere gevoeligheid voor storm, waardoor vaak veel planten omwaaien Verder blijven bij de meeste hoge rassen in de winter alleen de bla-deren in de kop aan de stronk zitten, terwijl de onderste blabla-deren reeds tijdens de herfst afvallen of te grof zijn om van een goede kwaliteit te kunnen spreken.

De hoogste boerenkool, die in Nederland bekend is, is wel de Westerwoldse (Hoge Groene Grofgekrulde). Deze is zeer winterhard, maar de bladeren staan ook in de kop ruim geplaatst en zijn zeer grof, zodat ze nauwelijks voor menselijke consumptie in aanmerking komen.

Fig. 2

Westerwoldse (Hoge Groene Grofgekrulde).

Naast de Westerwoldse kennen we de Winschoter. Deze is wat minder grof van blad en iets lager dan de Westerwoldse, maar moet toch ook noq tot de grove, hoge rassen gerekend worden.

Pig- 3

(3)

In de hoge groep komen ook fijngekroesde typen voor ni. de Hoge Groene Fijngekrulde. Deze is vrij fijngekroesd, maar de bladeren staan in de kop vrij ver uiteen (een zgn. open kop). De winterhardheid is niet groter dan van de goede middelhoge Westlandse typen, die straks besproken zullen worden, zodat het hoge ras niet in een speciale behoefte voorziet.

Fig. 4

Hoge Groene Fijngekrulde.

Een zeer opvallend ras in de hoge groep is de Zilverhart (Groninger W i t -hart), die zijn naam dankt aan de witte blaadjes, die in de herfst in de top verschijnen. In de zomer is hiervan nog niets te zien. Pas in de nazomer komen ze geleidelijk te voorschijn. De rest van de bladeren is gewoon groen van kleur; zij zijn grofgekroesd. De winterhardheid is goed.

Fig. 5

(4)

Tussen de groepen van lage en hoge rassen liggen de middelhoge rassen, die als algemeen kenmerk hebben, dat ze enerzijds door een voldoende lange stronk de bladeren niet op de grond laten hangen en anderzijds is de stronk kort genoeg om windschade te vermijden. W a t de andere eigenschappen be-treft lopen de middelhoge rassen nogal uiteen.

Z o is de Halfhoge Moskrul zeer fijngekroesd, terwijl als typisch kenmerk het bovenste deel van het blad sterk naar beneden omgekruld is, waardoor de indruk van een hazenpootje ontstaat. De Moskrul levert reeds in de vroege herfst zeer fijngekroesde bladeren, maar laat reeds eind October een groot deel van de bladeren vallen, terwijl de winterhardheid van het overblijvende kopje gering is.

Fig. 6

Halfhoge Moskrul in de herfst.

Fig. 7

(5)

Een zeer opvallende verschijning in de middelhoge groep is het Tongblad of Leeuwerikentong (ook wel Hamburger Markt genoemd). De smalle, lange bladeren zijn de oorzaak van deze typische naam. De bladeren zijn vrij donker -grijsgroen en vrij fijngekroesd. De winterhardheid is goed te noemen.

Door de smalle bladeren, die o.m. oorzaak zijn van een betrekkelijk geringe opbrengst, heeft dit ras geen grote verbreiding gevonden.

Fig, 8.

Tongblad of Leeuwerikentong, ook wel eens Hamburger Markt genoemd.

Een ander opvallend ras in de middelhoge groep is de Roem van Hees. Het is wel het laagste ras in de middelhoge groep. De bladeren staan schuin omhoog en zijn, vooral in de herfst, alleen maar langs de randen gekroesd, terwijl de vlakke bladschijf langs de hoofdnerf geheel glad is. De kleur van het blad is lichtgroen. De hoofdnerf is breed en lichtgroen tot groenachtig wit. De winterhardheid is redelijk te noemen.

Door zijn merkwaardige bladvorm heeft Roem van Hees nooit een grote verspreiding gevonden. Hij wordt thans alleen nog maar plaatselijk geteeld.

Fig. 9

(6)

Het ras Westlandse is in velerlei opzichten een compromis tussen de bo-vengenoemde groepen, of, zoals sommigen het liever zeggen een gulden-middenweg ertussen. Het is halfhoog, heeft brede normale groene bladeren die middelfijngekroesd zijn.

Het is redelijk winterhard en heeft een goede productie. Het is door deze eigenschappen vrijwel het enige ras, dat een algemene verbreiding in Neder-land gevonden heeft.

Fig. 10

Fijnste type Westlandse (no 11). Westlandse Herfst.

-tl?

• Fig. 11

(7)

Fig. 12

Grofste type Westlandse (no 5). Westlandse Winter.

Bovenstaande uiteenzetting is bedoeld als een rechtvaardiging van het feit, dat in de practijkproeven alleen maar de selecties van de Westlandse opge-nomen zijn.

Dat er practijkproeven met boerenkool genomen zijn, vindt in de eerste plaats zijn oorzaak in het grote aantal typen die onder de naam Westlandse in omloop zijn, en die vaak sterk uiteenlopen in eigenschappen.

Daarnaast had boerenkool voor een eerste begin van de practijkproeven-reeks bij de koolgewassen enige aantrekkelijkheid, juist omdat hier slechts één ras voor beproeving in aanmerking kwam.

2. Organisatie van de proeven

In de winter van 1948-1949 heeft de N.A.K.-G. ons een lijst verstrekt met namen van groenteselectiebedrijven, waarvan de selecties in het boerenkoolras Westlandse volgens haar gegevens in aanmerking kwamen om mee te doen in practijkproeven.

Al deze groenteselectiebedrijven zijn uitgenodigd om aan de practijkproeven met Westlandse boerenkool mee te doen.

Uiteindelijk konden in het seizoen 1949-1950 in totaal 24 monsters verge-leken worden op:

Zware rivierklei met 71 % afslibbaar te Eist O.B. ( Proefboerderij I.V.T.). Middelzware rivierklei met 47 % afslibbaar te Vleuten (Proeftuin).

Zandgrond te Hoeven (N.B.) (Tuindersbedrijf).

In het seizoen 1950-1951 werden deze proeven op dezelfde plaatsen her-haald; te Eist werd echter nu op een grond met 57 % afslibbaar uitgeplant en te Vleuten met 37 % afslibbaar.

Alle metingen zijn verricht door personeel van het I.V.T. De oogst te Vleuten werd verzorgd door het personeel van de proeftuin. De oogst te Hoeven door personeel van het I.V.T. en van het Rijkstuinbouwconsulent-schap 's-Hertogenbosch.

(8)

Enkele cultuurgegevens van de proeven

Proef-letter Plaats Voorvrucht

Zaai-datum Plant-datum Afstand P 49 B i Eist P 50 A j „ P 49 E Vleuten P 50 C P 49 C Hoeven P 50 B in '48 aardappel in '49 suikerbiet in '49 Vroege aardappel Eersteling Veldno 1 t/m 50 Veldno 51 t/m 100 in '49 Stamerwten in '50 vroege aardappel Eigenheimer

in '47 erwt + nac. Boeren-kool. In '48 Voederbiet in '49 vroege aardappel in '49 Suikerbiet in '50 stamerwt Veldno 25 t/m 42 1 t/m 24 14-5-'49 28-6-'49 Proef in 3-voud 17-5-'50 28-6-'50 Proef in 4-voud + rijtje 28-5-'49 27-7-'49 Proef in 4-voud 5-6-'50 12-8-'50 Proef in 4-voud 4-5-'49 20-7-'49 Proef in 2-voud 17-5-'50 4-7-'50 5-6-'50 20-7-'50 Proef in 2-voud 60 x 60 cm 70 x 65 cm 60 x 60 cm 65x62'/2 cm 60 x 60 cm 65 x 50 cm

De selecties zijn beoordeeld door de volgende commissie:

Dr O. Banga (I.V.T.), voorzitter; J. A. v. d. Berg en J. J. v. d. Berg (Gebr. v. d. Berg), J. }. Meddens (Groenteselectiebedrijf „Nunhem"), A. W . Sluis (C. W . Pannevis), Rijk Zwaan en J. v. Dok (Rijk Z w a a n ) , zaadprodu-centen; P. Daams, A. W . Geelen, Frater Maximilianus, boerenkooltelers in Gelderland; G. Dekkers, C. van Nijnatten, W . Verdonk, C. Vergouwen, boerenkooltelers in Noord-Brabant; Chr. v. Elzakker, Dir. Veiling Oudenbosch; J. G. A. Wijnings, conservenfabriek „Hero"; W . H. G. Ammerlaan, J. Kos-terman, A. J. Verheul, L. J. Verhoef (Chef Proeftuin), boerenkooltelers in Utrecht; T. Pauw, boerenkoolteler in Noord-Holland; W . Duys, H . Hoogen-boom, N.A.K.-G.; Ir J. H. M. v. Stuivenberg, Ir C. Dorsman, P. Couwenberg, Rijkstuinbouwconsulentschap Kesteren; Ir H. J. A. Slits, Ir C. A. M. A. van Gils, B. A. v. Eggermond, Th. v. d. Heyden, C. Roozen, J. B. Vinkenvleugel, M. H. Weiten, Rijkstuinbouwconsulentschap 's-Hertogenbosch; C. J. de Wild, hoofd R.K. Lagere Tuinbouwschool Oudenbosch; Ir P. Knoppien, A. Baas, R. Jellema, P. H. Lensselink, G. J. Schmidt, Rijkstuinbouwconsulentschap Utrecht; Ir G. W . v. d. Helm, S. J. Castelein, Rijkstuinbouwconsulentschap Amstelveen; J. Betzema, Rijkstuinbouwconsulentschap Hoorn; Ir J. Sneep, A. Kraai, C. M. Rodenburg (I.V.T.).

De ingezonden selecties zijn alle 9 maal in de herfst en 9 à 12 maal in de winter beoordeeld.

Op 20 Maart 1951 werd de eindvergadering te Utrecht gehouden en op 21 Maart 1951 de uitslag aan de belanghebbenden en de vakpers verzonden.

(9)

3. D e hoogte van de plant

De hoogte van de planten werd in 1949 te Eist en te Vleuten bepaald en in 1950 te Eist. Per selectie werden in totaal 90 hoogtemetingen verricht. De resultaten van deze metingen zijn weergegeven in de tabellen I en II. In tabel I is de volgorde van de nummers weergegeven. In tabel II is de volgorde be-paald door de hoogte.

Tabel I: De hoogte van de planten Tabel II: Rangorde naar de hoogte

in volgorde van de nummers. van de planten. Nummers Hoogte in cm. Nummers Hoogte in cm.

1 59,5 14 86,3 2 66,5 5 75,6 3 69,8 6 72,6 4 59,5 10 72,6 5 75,6 12 72,3 6 72,6 17 71,6 7 59,7 20 71,1 8 61,1 15 70,2 9 68,2 3 69,8 10 72,6 18 69,7 11 65,5 24 69,4 12 72,3 9 68,2 13 55,4 22 67,4 14 86,3 2 66,5 15 70,2 23 65,9 16 57,6 11 65,5 17 71,6 19 62,9 18 69,7 8 61,1 19 62,9 7 59,7 20 71,1 1 59,5 21 58,5 4 59,5 22 67,4 21 58,5 23 65,9 16 57,6 24 69,4 13 55,4 Tenslotte is de hoogte van de diverse selecties weergegeven in figuur 13. Hieruit blijkt nog eens duidelijk welke grote verschillen in hoogte tussen de selecties bestonden.

De laagste (no 13) was gemiddeld 55,4 cm. hoog en de hoogste (no 14) 86,3 cm.

4. D e spreiding van de planten

Onder de spreiding van de planten wordt verstaan de grootste breedte van de plant in z'n natuurlijke stand. Voor het bepalen van de spreiding geldt het-zelfde als voor de bepaling van de hoogte. Tabel III geeft de resultaten weer.

Tabel III. De spreiding van de planten.

Nummer Spreiding van de Nummer Spreiding van de plant in cm. plant in cm. 1 65,7 13 67,5 2 80,3 14 81,6 3 79,4 15 80,7 4 65,8 16 66,1 5 82,7 17 79,8 6 81,4 18 77,9 7 75,— 19 61,8 8 80,4 20 78,8 9 81,9 21 61,4 10 76,7 22 78,4 11 62,4 23 78,3 12 78,3 24 78,9

(10)

Hoogte in cm. 90 80 70 6 0 5 0 • MO 30 20 10 J 2 3 5 6 7 3 9 tO II 12 13 W 15" 16 I? IS 19 20 21 2 2 23 21 Fig. 13 N° 's

De hoogte van de verschillende selecties. De aanbevolen nummers van Westlandse Herfst zijn:

1, 4, 16, 11, 21 en van Westlandse Winter: 2, 5.

In figuur 14 zijn de hoogte en de spreiding tegen elkaar afgezet. Hierbij valt in de eerste plaats op, dat er neiging tot een positieve correlatie tussen hoogte en spreiding bestaat. Een grote spreiding en een grote hoogte gaan in 't alge-meen samen en omgekeerd.

Min of meer een uitzondering maken de nummers 1, 3, 7 en 8, die in ver-houding tot hun spreiding te gering van hoogte zijn, en nummer 14 dat in verhouding tot de spreiding te hoog is. Vooruitlopende op § 12 kan reeds gezegd worden dat no 14 geen Westlandse is, maar een selectie in de W i n -schoter, terwijl de commissie van beoordeling no 13 te laag bevond voor Westlandse. De geringe hoogte van dit nummer bleek vooral duidelijk in het seizoen 1950-'51.

Nummer 8 was niet raszuiver, het was meer een mengsel van verschillende typen. Nummer 7 werd enige malen geclassificeerd als vallend buiten de W e s t -landse.

Opvallend is dat de groep van de fijner gekroesde typen in de Westlandse (die later Westlandse Herfst genoemd zal worden, zie § 10) ni. de nummers 1, 4, 11, 16 en 21 in deze grafiek duidelijk links afgescheiden ligt van de grovere groep (Westlandse W i n t e r ) .

Nummer 19 past zich wel bij de zojuist genoemde nummers aan, maar werd te fijn bevonden. Dit is meer een Moskrul-type dan een Westlandse.

(11)

Hoogte in cm 100 Q0 80 70 60 • • ai 19« I W i • 16 IS m • S 10 • . «6 l î » , W 0 •'«••15 ,8,î,»> »9 21 • • ! 23 5 • 7 50 5 0 6 0 TO 80 «30 100 rig. 1*1 Spreiding in cm

Verband tussen hoogte en spreiding van de planten. De aanbevolen nummers van de Westlandse Herfst zijn: 1, 4, 16, 11, 21 en van Westlandse Winter: 2, 5.

5. D e fijnheid van kroezing

Tabel IV: Fijnheid van de kroezing van het blad. 5 = zeer grof, 1 = zeer fijn. Nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Fijnhe 2,0 3,2 4,2 2,1 4,2 3,8 3,3 3,4 3,8 3,8 1,8 4,2 i. 5 = zeer grof Nummer 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 1 = z Fijnheid 2,6 5,0 4,0 2,2 3,7 4,0 1,6 4,1 1,7 4,2 3,9 4,2

Tabel IV geeft de gemiddelde cijfers van 9 beoordelingen gedurende 2 sei-zoenen aan.

(12)

Hoogte in cm. 100 Q0 8 0 5 0 ) < i « • 5 70 • • II • •19 • 8 6 0 \ . . < . # 7 , 0e6 • 15. 18* 9« • 12 • 20 • 3 • 2 * • 22 22 2' ' ' • • Fig. 15 Fijnheid

Verband tussen hoogte en fijnheid. Bij fijnheid betekent 5 : zeer grof

1 : zeer fijn. De aanbevolen nummers van Westlandse Herfst zijn:

1. 4, 16, 11, 21 en van Westlandse Winter: 2, 5.

In fig. 15 is de hoogte tegen de fijnheid afgezet, waaruit een vrij sterk ver-band tussen deze twee eigenschappen blijkt te bestaan.

Binnen de groep Westlandse gaat hoog en grof over 't algemeen samen. Opvallend is hier dat no 13 ook t.o.v. zijn fijnheid te laag is. Evenals in de grafiek hoogte-spreiding, ligt hier de groep van de nummers 1, 4, 11, 16,

19 en 21 vrij duidelijk gescheiden van de grovere groep, die een grotere cpreiding en hoogte heeft.

6. De bladkleur

Tabel V geeft de gemiddelde cijfers van 9 beoordelingen gedurende 2 sei-zoenen van de kleur weer.

(13)

Tabel V: Kleur van het blad. 5 ~ zeer donkergroen, 1 = zeer lichtgroen.

Nummer Kleur Nummer Kleur 1 2,7 13 3,0 2 3,0 14 3,7 3 4,0 15 2,7 4 2,3 16 2,8 5 3,3 17 3,2 6 3,2 18 3,2 7 3,2 ^9 3,0 8 2,5 20 3,5 9 2,0 21 2,7 10 3,5 22 3,2 11 2,2 23 3,3 12 3,5 24 3,8

Interessant is het verband dat in de groep Westlandse tussen kleur en fijnheid blijkt te bestaan, wat blijkt uit fig. 16.

Kleur 5 A -• l 9 2 1 ' I I « • 1 6 'M y 3 24 io» ao# * a 23» '5 • • • »no 17 6 18 " 13 15 a '9 IM ' ' / . p i g 16 O A Fijnheid

Verband tussen bladkleur en de fijnheid van de kroezing. Voor de bladkleur betekent 5 : zeer donkergroen

1 : zeer lichtgroen De aanbevolen nummers van Westlandse Herfst zijn:

1. 4, 16, 11, 21 en van Westlandse Winter: 2, 5.

(14)

Een opvallende uitzondering is nummer 9. Dit is een vrij grof type, met een zeer lichte kleur, dat unaniem door de beoordelingscommissie als niet be-horend tot de Westlandse groep gekwalificeerd is. Verder valt bij deze grafiek op, dat de groep van de nummers 1, 4, 11, 16, 19 en 21 weer duidelijk afge-scheiden liggen van de rest van de nummers.

7. D e winterhardheid

Boerenkool wordt hoofdzakelijk gedurende de maanden November, De-cember, Januari en Februari gegeten. Vooral in verband met de consumptie in de laatste twee maanden is het van belang, dat de planten bestand zijn tegen de ongunstige omstandigheden van de winter. Dit houdt vanzelf in, dat ze bestand moeten zijn tegen vorst. Daarnaast is echter ook van belang, dat ze de overmaat vocht kunnen verdragen. Vaak zien we, dat in perioden met veel regen in December de randen van de bladeren gaan verkleuren en ver-volgens tot rotting overgaan.

De bladval tijdens de winter is een euvel, waar de ene selectie meer van lijdt dan de andere.

De drie eigenschappen: vorstresistentie, resistentie tegen overmaat vocht en resistentie tegen bladval, zijn door de beoordelingscommissie in Februari 1950 en Februari 1951 bekeken en de resultaten zijn in tabel VI weergegeven. Daarnaast blijkt de mate van bladval uit de Februari-oogsten (zie § 8).

Tabel VI: Winterhardheid van de selecties. 5 =

1 = zeer weinig winterhard.

zeer winterhard, [ummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Winterhardheid 2,2 2,9 1.9 2,0 3,6 2,5 2,0 2,1 2,8 2,0 2,1 2,3 Nummer 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Winterhardheid 1,1 2,8 2,2 2,4 2,0 2,0 1,3 2,6 2,3 1,9 2,1 3,1

In de groep van de Westlandse blijkt er enig verband te bestaan tussen de

winterhardheid en de fijnheid. De grofgekroesde typen zijn meestal

winter-harder dan de fijngekroesde.

In figuur 17 valt het op, dat de nummers 1, 4, 11, 16 en 21 weer bij elkaar liggen, min of meer afgescheiden van de rest. Nummer 19 (Moskrultype) is nu apart komen te liggen vanwege de geringe winterhardheid. Eveneens on-gunstig komt no 13 te voorschijn.

In de grovere typen blijken vooral de nummers 5, 24, 2 en 9 winterhard te zijn.

Nummer 14, het grofste en hoogste van alle beproefde selecties, beantwoordt op het punt van de winterhardheid niet aan de verwachtingen.

Tussen de winterhardheid en hoogte blijkt ook enig verband te bestaan. Door de stippengrafiek van fig 18 zouden we twee evenwijdige lijnen kunnen trekken wat op twee groepen duidt.

(15)

1 » 3 H 5

piqt IJ Winterhardheid

Verband tussen winterhardheid en fijnheid. Voor de winterhardheid betekent 5 : zeer winterhard

1 : zeer weinig winterhard. Voor de fijnheid betekent 5 : zeer grof

1 : zeer fijn. De aanbevolen nummers van Westlandse Herfst zijn:

1, 4, 16, 11, 21 en van Westlandse Winter: 2, 5.

De nummers 11 en 23 vallen tussen deze groepen in. De groep, waardoor de rechterlijn getrokken zou kunnen worden, is in verhouding tot de hoogte winterharder, dan de groep, die zich rond de denkbeeldige linker lijn groepeert. Bij deze laatste groep bevindt zich geen enkele aanbevolen selectie.

Hoewel tussen winterhardheid en fijnheid verband bestaat en eveneens tussen fijnheid en kleur, blijkt de correlatie tussen winterhardheid en kleur niet te bestaan (zie fig. 19).

Het reeds meer genoemde nummer 9 is ondanks de zeer lichtgroene kleur 15

(16)

Hoogte in cm

5 0

80

-70 •

6 0 * SO •19 • • | 3 • 10« # 17« l 2 6 i7* »«20 3«*I8 '5 • * * * * »ft II «»2? 7 • * 8» 2' • 5 -2 3 4 5-W i n t e r hardheid Fig. IS

Verband tussen winterhardheid en hoogte. Voor de winterhardheid betekent 5 : zeer winterhard

1 : zeer weinig winterhard. De aanbevolen nummers van Westlandse Herfst zijn:

1, 4, 16, 11, 21 en van Westlandse Winter: 2, 5.

toch behoorlijk winterhard, terwijl het zeer donkergroene nummer 3 op het gebied van de winderhardheid geen bijzondere prestaties levert. De nummers 2 en 13 spreken de correlatie tussen winterhardheid en kleur eveneens zeer duidelijk tegen. Beide selecties hebben ongeveer dezelfde kleur, maar ver-schillen zeer sterk in winterhardheid.

Ondanks het feit, dat men in de practijk nog wel eens hoort beweren, dat een donkere kleur samen gaat met een goede winterhardheid, kan uit de cijfers niet geconcludeerd worden, dat deze correlatie onverbrekelijk bestaat.

(17)

Kleur 5 3 I • -13 i 11 12 10« • »20 . . • » 2 3 , 7 . . IT.18 14 • 16 15 • » I l • S 9 II • 2<. 1 . 5 . I 2. 3 A 5 Fio. 19 Fijnheid

Verband tussen winterhardheid en bladkleur. Voor de winterhardheid betekent 5 : zeer winterhard

1 : zeer weinig winterhard. Voor de bladkleur betekent 5 : zeer donkergroen

1 : zeer lichtgroen. De aanbevolen nummers van Westlandse Herfst zijn: 1, 4, 16, 11, 21 en van Westlandse W i n t e r : 2, 5.

8. D e opbrengst

De nauwkeurige bepaling van de opbrengst is door vier factoren belemmerd geworden:

A. Boerenkool houdt in de winter zeer veel water op de bladeren vast, zodat het gevonden gewicht geen nauwkeurige maat is voor de hoeveelheid blad. Bovendien wisselt deze hoeveelheid water van dag tot dag, zelfs van uur tot uur, bijv. gedurende een zonnige morgen na een stevige nachtvorst of na een mistperiode.

B. T e Hoeven had de proefveldhouder het eerste jaar op een gegeven mo-ment kort voor de oogst zonder toestemming bij een hoge martkprijs van een

(18)

aantai planten enige bladeren geoogst, waardoor de nauwkeurigheid van de proef uiteraard geleden heeft.

C. Het tweede jaar van de proeven bleek, dat de kiemkracht van een aantal monsters dermate gedaald was, dat zelfs geen voldoende planten verkregen konden worden.

Het bezwaar van monsters met een gebrekkige kiemkracht, dat zich later ook bij practijkproeven met andere gewassen voordeed, is inmiddels ten dele ondervangen doordat de N.A.K.-G. voor de aanvang van de proeven de kiem-kracht van de monsters onderzoekt. Is deze te gering, dan wordt het betrokken monster nog voor de aanvang van de proeven geëlimineerd.

D. Door een verkeerde keuze van grond voor het zaaibed in 1950 door de proefveldhouder te Hoeven mislukte vrijwel het gehele zaaisel. Hierdoor kon de proef aldaar slechts in tweevoud aangelegd worden met planten, die het I.V.T. en de Proeftuin te Vleuten over hadden.

Doordat tussen de drie proefvelden een aanmerkelijk verschil in vrucht-baarheid bestond, was het moeilijk de gegevens zonder meer bij elkaar te tellen. Deze zijn daarom omgerekend op indexcijfers en daarna samengevoegd. Deze lijst van indexcijfers zag er als volgt uit:

Tabel VII: Opbrengst voor en na de winter. Gewicht p. stuk Gewicht p. stuk

gem. index cijfer gem. index cijfer voor de winter na de winter No. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Oogst Oct.-Nov. 99,0 102,8 85,0 99,0 111,6 111,8 94,1 93,0 89,0 109,0 89,8 89,0 Oog st Jan.-Febr. 73,3 115,9 95,1 115,5 139,0 116,2 96,2 85,1 123,9 97,0 85,2 100,4 No. 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Gewicht p. stuk gem. index cijfer voor de winter Oogst Oct.-; 88,0 105,0 117,2 101,7 111,0 104,1 78,0 111,0 89,0 111,1 117,0 101,1 Nov. Gewicht p. stuk gem na . index cijfer de winter Oogst Jan.-Febr. 77,0 119,1 105,1 80,2 112,2 101,7 65,7 91,3 77,3 85,4 83,5 128,0

Hierbij valt op, dat de fijngekroesde selecties niet tot de hoogste opbrengers behoren, zelfs in de herfst niet. De grove selecties zijn over 't algemeen beter in opbrengst. Dit zal voor een deel te verklaren zijn, doordat bij de fijngekroes-de typen meestal een kleiner fijngekroes-deel van fijngekroes-de stronk meegeoogst wordt dan bij fijngekroes-de grove, waar de bladeren in de herfst vaak over een groot deel van de stengel ingeplant staan. Verder zijn bij de grove selecties de bladstelen langer. De kwaliteit van de bladeren laat bij de grove selecties echter veel te wensen over, wat het gebruikswaardecijfer van de commissie steeds uitwijst. Het is dus eigenlijk een nieuw voorbeeld van de oude ervaring, dat de kwaliteit en de kwantiteit elkaar vaak niet verdragen.

Bij de oogst na de winter komen de fijngekroesde selecties nog meer achter-aan. Dit is niet te verwonderen, omdat deze juist minder winterhard zijn er. nogal veel bladeren gedurende de winter laten vallen. Verder worden de ran-den van de bladeren vaak reeds in November geel, wat vaak gevolgd wordt door rotting. Aangezien deze bladeren bij de oogst na de winter niet mee-gewogen zijn, drukt dit de opbrengstcijfers in niet geringe mate.

De grove selecties hebben naast een grotere winterhardheid vaak ook nog het voordeel, dat hun bladeren niet zo gauw met de grond in aanraking komen,

(19)

wat minder rotting tot gevolg heeft, ongeacht de winterhardheid van het ras. Selectie no 13 bijv. heeft de lage waarderingscijfers grotendeels te wijten aan de geringe lengte van de stengel, waardoor de bladeren op de grond hingen en reeds in de herfst gingen rotten.

9. Samenvatting van de waardering van de belangrijkste eigenschapppen De waarderingscijfers, die de Commissie in 1949-1950 en 1950-1951 gege-ven heeft aan de deelnemende selecties, zijn samengevat in tabel VIII.

10. D e Uitslag

Met bovenstaande gegevens heeft de Commissie op 20 Maart 1951 te Utrecht een beslissing genomen, welke selecties aanbevelenswaardig geacht mogen worden en welke niet. Tijdens deze vergadering is een groot deel van de tijd besteed aan het probleem, dat binnen de rasnaam Westlandse twee vrij ver uiteenliggende typen voorkomen. Enerzijds hebben we het wat grovere type, waarvan de goede selecties zeer behoorlijk winterhard zijn en waarvan de gebruikswaarde zijn hoogtepunt pas na 1 Januari bereikt. Anderzijds wordt onder de naam Westlandse ook een groep fijnere selecties geleverd, die reeds in de herfst fijngekroesd zijn en waarvan de gebruikswaarde met Kerstmis al over het hoogtepunt heen is. Deze groep is gemiddeld minder winterhard dan de grove groep, verder wat korter van stengel en bladsteel.

Volgens de heer J. J. v. d. Berg is het eerstgenoemde type de oorspronke-lijke Westlandse. Daarnaast is in de twintiger jaren te Loosduinen het fijnere type ontstaan, dat aanvankelijk soort Den Drijver (naar de tuinder Den Drijver) genoemd werd. Later is dit type ook, en volgens de heer v. d. Berg abusievelijk, door een aantal zaadhandelaren Westlandse genoemd. De com-missie kon zich tenslotte ermee verenigen, dat het fijne type Westlandse Herfst genoemd wordt en het grovere type Westlandse Winter. Deze termi-nologie is ontleend aan die bij prei. Het fijne type Westlandse boerenkool be-reikt in de herfst zijn hoogtepunt, maar zijn de prijzen dan laag, dan laat men het gewas tot in de winter staan met het risico, dat bij een flinke vorst een groot deel verloren gaat, net als bij herfstprei. Het grovere type W e s t -landse bereikt zijn hoogtepunt voor gebruik pas in de winter en kan dan een vrij strenge vorst doorstaan (net als winterprei).

Van de 24 selecties, die in de proeven opgenomen waren, werden er 7 aan-bevelenswaardig geacht, en wel 5 selecties in de groep Westlandse Herfst en 2 selecties in de groep Westlandse Winter.

In de groep Westlandse Herfst (reeds in de herfst fijngekroesd) waren dit:

Tabel IX: Aanbevolen selecties in Westlandse Herfst

(Volgorde alfabetisch naar herkomst).

Nummer Naam van de selectie Herkomst

11 Soort Drijver

4 Westlandse winterharde, middelhoge

L. P. Duivestein, Loosduinen

1 21 16

fijngekrulde

Westlandse of Amsterdamse halfhoge Westlandse

Westlandse middelhoge *)

C. W . Pannevis, Delft Sluis & Groot, Enkhuizen A. R. Zwaan & Zn., Voorburg

Rijk Zwaan, Rotterdam *) D e laatste selectie werd tevens v o o r wintergebruik aanbevelenswaardig geacht. Hierbij dient echter opqemerkt te

worden, d a t de opbrengst v a n deze selectie na de winter minder is dan v a n de selecties in de groep W e s t l a n d s e W i n t e r Tevens heeft ze in de winter aanmerkelijk meer laat van rottende bladranden.

(20)

Tabel VIII. Samenvatting van de beoordelingscijfers door de Commissie. c 4) co e "3 i -0 0 u u ö * c CD e -o 0 0 w -O X U3ßUlJT19iJje [BJUBy u a ß u i | 3 p j c o a q (BJUBY SpjBBAV - s ^ p t u q a r ) pB| q p p q j 3 3 A 3 0 J ^ dOif 3p UBA p i a i p i p i Q PPH^hJ p i a i f p j B q i a i u i ^ 6 u a ß u i p p j o o a q [ B l U B y apjBEA\ - ^ m j q a r ) PBi q pi3[||33A30jq dOij 3 p DBA p i a i f ï q D I Q T3 C 3 5 0 2 fr) — i r i M O ^ D N i n ^ ' ^ û i n i r i o > t,' O r o i n t s .i£ >,tHr o i /,i ^H' t ' O ^ M O O \ ( S r < M O l > O r S O N O - H C N M ( N r H O ( N O O < N a o O O O C s O M O O f N O O M C ^ ^ O O ^ O M O O - ^ ^ o O o O N —. es — - * c es <N -H es *-< <N — < ^ N ( N M r ^ ^ ^ o J O ) - - - H f N - H 0 0 O 0 0 - H C S - c 0 ^ O 0 0 f 0 ' tl' t f n N O ^ t n i n r J 0 \ ' - O c s c s c s ^ c n c ^ c N ^ c N c s ^ f N ^ c N C N C - i c s c N ^ c s c N - - < C N c o o,t ti ,tH' ^ r N,r t,^ i c n ' t o o o o r j ' t ( N c o M ^ o o o o M < ^ r n r ^ r ^ r s t c ^ r ^ r ^ ' - ^ c s < r ) c s < N - ^ c S ' < tHc s ^ H ( N ( N f n ^ c N < N M O f O t T O ^ M O M M N » Û N o O û O O o O O O O O o O r ^ c ^ r O ( N ^ ^ r ^ r o ^ ^ r M ^ f ^ ^ ^ - ^ f ^ ' ^ f S,*,( N - ^ -|' ^ f ^ i N O \ O N O ^ i n o ^ o o O ' H f n ' - ' o o N tio o f O \ û f n a i ' H r -( r v i r ^ T ^ r ^ c o r ^ < N r ^ r ^ r s c s ( N ^ r ^ r ^ C N C N < N - - ^ c s ( > t ^ - H < N m - H N f ^ ' t|i r ^ 3 N o o a O ' H M ^ ' t i n ^ N û O l ? i O - - ' M ^,tH N o O o o ^ o O o O N o O û O O i O N ^ O N ^ l O N i n û O O O ^ C h O O O ^ ^ ( ^ < ^ ^ ^ ^ ( ^ ^ C ^ O \ G N C ^ < > i C \ O N C T \ O N ^ O N C ^ C ? \ C ^ O N ^ O ^ N O m N f S M ^ O O m O ^ i n c o O O O M N ^ C S r < l ( S - f O ^ ^ N - H - H ^ ' < f M O < r H - H ' t - , f S ( N - f ^ - ^ - l - . o o o o o M T i i n o o ( S N m M N ^ i N T C M n a \ 0 ( » c o i r i N N r i r n r n r N f S f N i N ( N ' H C N r ^ r N ( S f N ( N f ^ ( N f S C M C S ( N c s f S ( N ' - < N l s O » n r ^,f f 0 O ' ^ 0 0 N ( 7 < O,tH ,t<i r i - H MlO r n t s ^ f S ^ ^ ^ ^ ^ ^ ( S l M ^ r t ^ ^ ^ r H - . ^ M f S f N ^ t ^ ^ ^ r H O M ( S ^ < N O O ( ^ ^ O O o O O O ( S V Û O O M N O ^ ^ N N C > ( N r ^ r n ^ r ^ ^ < ^ f ^ f ^ c ^ r ^ ^ ^ r ^ u ^ ^ f s r o ^ ^ ' * lH' — ' ' ^ ' f n ' ^ N O O ( ^ ^ M N i n O i n M » T i O N N O O M ( S O ^ N ( N f ^ û O f ^ c n ^ c ^ c n c n r o r v l c ^ r ^ c ^ r o f O f O r ^ r ^ c n f n c n ^ r ^ r o r ^ r ^ ) ^Hi r ) N O ' - ' ^ o o ^ ^ s n c o o \ O M a i,t<- H o o r O ( ^ \ û ^ r s r s « ^ f n r ^ c ^ ( ^ r ^ r o ^ f ^ ( N r ^ r ^ C N ',r,( N r s r s ^ f O - - ' - - ' < N ' - H ( N ^ ^ i r i y : N o o o \ 0 ^ ( N ^,rHw * i \ û t s o o o o - - N f O ' r CT c -o U O CP D3 t- i_ W tj «J u N N tl II « u-i c tj t-0 > T3 , J3 C O* c a O ra os -c c !"? .3= 0 ej o -o t: S U < £ -a « 3'S C0J3 0 _ ti K * > II II « i n —-^ G T3 u o CD CO II II — i n O X '3 s* .o u O 'I'S >. t . JJ i l i l ^ ^ « l l ï O N N -g o 1 1 1 1 j T3

E l

o -a t- u v u it u ^ II I! O — ' " 1 CO ' • i n N N V 4) N N II II « i n o JA H U I 3 ^ re -a c •c Je .0 t j ÉT Q 20

(21)

In de groep Westlandse Winter (in de herfst vrij grof, maar in de winter fijner, winterhard) waren dit:

Tabel X: Aanbevolen selecties in Westlandse Winter.

Nummer Naam van de selectie Herkomst

2 Westlandse halfhoge winterharde 5 Westlandse halfhoge fijngekrulde

Jos Revers, Zwijndrecht Coöp. „West-Friesland", Wijdenes

11. Korte beschrijving van de aanbevolen nummers W E S T L A N D S E H E R F S T .

Nummer 11. Soort Drijver van L. P. Duivestein te Loosduinen.

Uniformiteit goed. Middelhoog. Kop vrij dicht. Bladsteel vrij kort. Kleur lichtgroen. Reeds in de herfst zeer fijn gekroesd. Matig winterhard.

(Voor een afbeelding van no 11 zie men fig. 10.)

Fig. 20

no. 4.

Nummer 4. Westlandse winterharde, middelhoge, fijngekrulde van C. W . Pannevis te Delft.

Uniformiteit vrij goed. Middelhoog. Kop vrij dicht. Bladsteel vrij kort. Kleur lichtgroen — normaal groen. Reeds in de herfst fijngekroesd. Matig winter-hard.

(22)

Nummer 1. Westlandse of Amsterdamse halfhoge van Sluis en Groot te Enkhuizen.

Uniformiteit matig. Middelhoog. Kop vrij dicht. Bladsteel vrij kort. Kleur lichtgroen — normaal groen. Reeds in de herfst fijngekroesd. Matig winter-hard.

Fig. 22

no. 21.

Nummer 21. Westlandse van A. R. Zwaan & Zoon te Voorburg.

Uniformiteit goed. Middelhoog. Kop vrij dicht. Bladsteel vrij kort. Kleur lichtgroen — normaal groen. Reeds in de herfst zeer fijngekroesd. Matig winterhard.

(23)

Fig. 23

Overzicht van no. 16, zie ook fig. 11.

Nummer 16. Westlandse middelhoge van Rijk Zwaan te Rotterdam.

Uniformiteit zeer goed. Middelhoog. Kop dicht. Bladsteel kort. Kleur licht-groen — normaal licht-groen. Reeds in de herfst fijngekroesd. Matig — redelijk winterhard.

W E S T L A N D S E W I N T E R .

fi&9*

Fig. 24

no 2.

Nummer 2.Westlandse halfhoge winterharde van Jos Reyers te Zwijndrecht. Uniformiteit matig tot redelijk. Middelhoog. Kop is voor de winter vrij open, na de winter vrij dicht. Bladsteel vrij lang. Kleur groen met een matig sterke wasbedekking. In de herfst matig fijn gekroesd; na de winter vrij fijn ge-kroesd. Winterhardheid behoorlijk.

(24)

t^ti,^*-^

Nummer 5. Westlandse halfhoge fijngekrulde van de Coöp. „West-Friesland" te Wijdenes.

Uniformiteit matig. Vrij hoog. Kop in de herfst open; na de winter vrij open. Bladsteel lang. Kleur vrij donkergroen door de vrij sterke wasbedekking. In de herfst grofgekroesd; na de winter vrij grofgekroesd. Winterhardheid goed. Voor een afbeelding van no 5 zie men ook fig. 12.

12. D e afgevoerde selecties

Nummer 3. Uniformiteit gering. Open kop. Grof. Geringe winterhardheid. Nummer 6. Uniformiteit gering. Open kop. Grof. Matige winterhardheid.

Fig. 26

no 9.

(25)

Nummer 7. Uniformiteit redelijk. Vrij open kop. Vrij grof. Matige winter-hardheid.

Door de enigszins spits toelopende bladeren niet behorend tot het Westlandse type.

Nummer 8. Uniformiteit gering. Open kop. Grof. Matige winterhardheid. Nummer 9. Uniformiteit goed. Kop zeer open. Vrij goede winterhardheid. Kleur van het blad licht- tot geelgroen. Verschilt door de zeer open kop en de lichte kleur van de Westlandse Winter. Zie fig. 26.

Nummer 10. Uniformiteit gering. Open kop. Grof. Matig winterhard. Nummer 12. Uniformiteit matig — redelijk. Open kop. Grof. Matig winter-hard.

Nummer 13. Uniformiteit redelijk. Open kop. Vrij fijngekroesd blad. Stengel is opvallend kort, waardoor veel blad op de grond hangt.

Nummer 14. Uniformiteit redelijk. Kop zeer open. Zeer grof. Redelijk win-terhard. Is geen Westlandse Winter, maar Winschoter.

Nummer 15. Uniformiteit matig. Open kop. Grof. Matig winterhard.

Nummer 17. Uniformiteit redelijk. Open kop. Vrij grof. Matig winterhard. Nummer 18. Uniformiteit matig. Kop vrij open. Grof. Matig winterhard. Nummer 19. Uniformiteit matig. Kop matig dicht. Zeer fijngekroesd. Niet winterhard. Is geen Westlandse Herfst maar Middelhoge Moskrul.

Nummer 20. Uniformiteit gering. Open kop. Grof. Winterhardheid redelijk. Ook na de winter echter te grof en te ongelijkmatig.

Nummer 22. Uniformiteit gering. Open kop. Grof. Winterhardheid gering. Nummer 23. Uniformiteit zeer gering. Open kop. Vrij grof. Matig winter-hard.

Nummer 24. Uniformiteit matig. Kop zeer open. Grof. Goed winterhard. Hoewel deze selectie door de zeer open kop en de geringe kroezing zelfs niet in de groep Westlandse Winter thuishoorde, gingen in de Commissie toch stemmen op om dit nummer althans voorlopig aan te bevelen onder voor-waarde, dat de afwijkende grove planten eruit geselecteerd zouden worden. Toen de inzender voor de keus gesteld werd van een voorlopige aanbeveling of geen aanbeveling, koos hij de laatste, onder mededeling, dat het hem reeds opgevallen was, dat er in zijn selectie een aantal bastaarden voorkwamen, die aan kruisbestuiving met mergkool deden denken.

14. Samenvatting

Van de bestaande boerenkoolrassen is de groep, die onder de naam W e s t -landse in omloop is, de enige, die voor algemeen gebruik in Nederland in aanmerking komt. De practijkproeven zijn daarom alleen met selecties uit de W e s t -landse gehouden en de onderstaande conclusies gelden dan ook alleen binnen het ras Westlandse.

Bij de 24 selecties, die beproefd zijn, bestonden zeer grote onderlinge ver-schillen. De hoogte bijv. varieerde van 55,4 cm bij de laagste tot 86,3 cm bij de hoogste.

Er bleek een neiging te bestaan voor de combinatie hoog met grofgekroesd en voor de combinatie laag en fijngekroesd.

Eveneens gaan een lichtgroene kleur en fijngekroesd blad vaak samen, terwijl op enige uitzonderingen na de grove selecties donkerder van kleur waren. Tussen winterhardheid en grofgekroesdheid bleek een positieve correlatie te be-staan. De fijngekroesde selecties waren meestal minder winterhard.

Uit de correlaties winterhard-grofgekroesd en hoog-grofgekroesd volgt de correlatie winterhard-hoog.

(26)

De opbrengst van de fijn gekroesde typen kan gemiddeld niet op tegen die van de grove typen. Dit geldt voor de oogst in de herfst en in versterkte mate voor de winteroogst.

Gezien de uiteenlopende eigenschappen van de fijngekroesde groep en de grofgekroesde groep in de Westlandse, heeft de Commissie het nodig geacht twee nieuwe rasnamen in te voeren, nl. Westlandse Herfst en Westlandse Winter.

Bij Westlandse Herfst worden de selecties ingedeeld, die in de herfst reeds fijngekroesd zijn en dan ook hun hoogtepunt bereiken.

Bij de Westlandse Winter worden de selecties ingedeeld, die in de herfst nog vrij grof zijn, maar in de winter fijner worden en dan pas hun grootste waarde voor consumptie krijgen. Deze selecties zijn behoorlijk winterhard.

De Commissie heeft 7 van de 24 selecties aanbevelenswaardig geacht en wel 5 in de groep Westlandse Herfst en 2 in de groep Westlandse Winter.

Voor de namen van de aanbevolen selecties zie men pag. 19 en 21.

(27)

M E D E D E L I N G E N i)

V A N H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N

1. H u b b e l i n g , N . V a t b a a r h e i d van s t a m s l a b o n e n r a s s e n voor ziekten, welke m e t liet zaaizaad o v e r g a a n . 2e d r u k , M a a r t 1946 ƒ 0,10 2. BanKa. O. O n d e r z o e k n a a r d e c u l t u u r w a a r d e van e n i g e n i e u w e t u i n b o n e n r a s s e n . S e p -t e m b e r 1945 U i -t v e r k . 3. B a n g a , O. S l u i t k o o l p r o b l e m e n in A m e r i k a . S e p t e m b e r 1946 ƒ 0,50 4. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1946. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . M a a r t 1947 ƒ 0,50 5. B a n n a , O. R a s s e n k e u z e en r a s s e n v e r e d e l i n g bii g r o e n t e g e w a s s e n in Oostenrijk. N o -v e m b e r 1947 U i t -v e r k . 6. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . Nov./Dec. 1947 ƒ 0,25 I. I n v l o e d v a n d e zaaitijd op de p r o d u c t i v i t e i t v a n de k r o t e n . I I . I n v l o e d van de zaaitijd op de l o o f t o n t w i k k e l i n g v a n k r o t e n . 7. B a n g a , O. De v e r e d e l i n g van de a a r d b e i in de V. S. v a n A m e r i k a . D e c e m b e r 1947 ƒ 0,60 8. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1947. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . J u l i 1948 ƒ 1,15 9. B a n g s , O. De v e r e d e l i n g v a n t u i n b o u w g e w a s s e n in de V. S. van A m e r i k a . J u l i 1948. U i t v e r k . 10. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . N o v e m b e r 1948 ƒ 0.25 I I I . V e r n a l i s a t i e en d e v e r n a l i s a t i e v a n b i e t e n .

IV. V e r s c h i l l e n in s c h i e t - n e i g i n g bij v e r s c h i l l e n d e r a s s e n en selecties van p l a t t e of r o n d e k r o t e n . 11. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1948. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . D e c e m b e r 1948 ƒ 1,05 12. B a n g a , O. H e t k w e k e n v a n n i e u w e v r u c h t b o o m o n d e r s t a m m e n in E n g e l a n d . M a a r t 1949 ƒ 0,20 13. B a n g a , O. e n H e s t e r G. K r o n e n b e r g . T e e l t en v e r e d e l i n g van a a r d b e i e n in België. J u n i 1949 ƒ 0,20 14. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . J u l i 1949 ƒ 0,50 V. D e i n w e n d i g e v l e e s k l e u r van k r o t e n . H a a r b e o o r d e l i n g bij r a s s e n v e r g e l i j k i n g en s e l e c t i e w e r k . 15. A n d e w e g , J . M. V e r e d e l i n g s d o e l e i n d e n en - r e s u l t a t e n bij d e t o m a a t . S e p t e m b e r 1949 ƒ 0,20 16. H u b b e l i n g , N . V e r e d e l i n g s d o e l e i n d e n bij s l a b o n e n . S e p t e m b e r 1949 ƒ 0,20 17. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1949. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . Mei 1950 ƒ 1.40 18. Zeventien k o r t e a r t i k e l e n voor b o o m k w e k e r s . J u n i 1950 . . . ' . . . . U i t v e r k o c h t 19. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . S e p t e m b e r 1950 ƒ 1,50 V I . D e invloed v a n h e t loof o p d e g r o e i s n e l h e i d v a n d e k n o l . V I I . Classificatie v a n p l a t t e e n r o n d e k r o t e n n a a r k n o l i n d e x , n i v e a u van l o o f p r e s t a t i e en g r o e i s n e l h e i d . 20. A n d e w e g , J . M. en M. K e u l s . P r a c t i j k p r o e v e n t o m a t e n 1948—1949. O c t o b e r 1950 ƒ 0.75 21. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . N o v e m b e r 1950. V I I I . V e r e d e l i n g s m e t h o d i e k bii d e r o d e b i e t ƒ 0,25 22. K r o n e n b e r g , H . G. T e e l t en v e r e d e l i n g van f r u i t g e w a s s e n in Z w i t s e r l a n d . D e c e m b e r 1950 ƒ 0,25 23. B a n g a , O. en J . S n e e p . V e r e d e l i n g v a n t u i n b o u w g e w a s s e n in D e n e m a r k e n . D e c e m b e r 1950 ƒ 0,25 24. F l o o r , J . H e t e n t e n v a n n o t e n . J a n u a r i 1951 ƒ 0,35 25. F l o o r , J . De v e r m e e r d e r i n g van o n d e r s t a m m e n voor f r u i t g e w a s s e n . A u g u s t u s 1951 ƒ 0,75 26. B a n g a , O. B e s c h e r m i n g v a n d e k w e k e r s e i g e n d o m . S e p t e m b e r 1951 ƒ 0,40 27. S n e e p , J . Selectie op h e t j u i s t e t ü d s t i p . S e p t e m b e r 1951 ƒ 0,35 28. F l o o r , J . O n d e r s t a m m e n o n d e r z o e k . S e p t e m b e r 1951 ƒ 0,40 29. G e r r i t s e n , C. J . W a l n o t e n t e e l t . S e p t e m b e r 1951 ƒ 0,45 30. K r o n e n b e r g , H . G. (I.V.T.) en H . J . d e F l u i t e r ( I . P . O . ) . R e s i s t e n t i e van frambozen

t e g e n d e g r o t e f r a m b o z e n l u i s A m p h o r o p h o r a r u b i K a l t . O c t o b e r 1951 . . . . ƒ 0.40 31. S n e e p , J . De b e t e k e n i s van d e a n d r o m o n o e c i s c h e p l a n t e n voor d e v e r e d e l i n g van

A s p a r a g u s officinalis L. N o v e m b e r 1951 ƒ 0.35 32. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1951. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . M a a r t 1952 ƒ 2.50 33. B a n g a , O. P r o t e c t i o n of t h e b r e e d e r ' s w o r k . A p r i l 1952 ƒ 0.43 34. S o n n a v i l l e . P . d e . De m i r a b e l l e n t e e l t . A p r i l 1952 ƒ 0.40 35. K r o n e n b e r g , H e s t e r G. N i e u w e a a r d b e i r a s s e n in W e s t - E u r o p a . J u n i 1952 . . . . ƒ 0.35 36. H o f s t r a , B . e n M. K e u l s . O n d e r z o e k n a a r d e o p b r e n g s t v a n n i c o t i n e v a n N i c o t i a n a ru3tica ( L . ) over d e j a r e n 1949—1950. J u l i 1952 ƒ 1.50 37. B a n g a , O. en M. K e u l s . P r a c t i j k p r o e v e n w o r t e l e n A m s t e r d a m s e Bak 1949—1950. J u l i 1952 ƒ 1.25 38. B a n g a , O. en M. K e u l s . P r a c t i j k p r o e v e n z o m e r w o r t e l e n 1949—1950. J u l i 1952 . . . ƒ 0.S0 39. K r o n e n b e r g , H . G. V e r e d e l i n g s w e r k m e t d e a a r d b e i op h e t I . V . T . October 1952 ƒ 0.50 40. F l o o r J . P r o e v e n m e t v e r m e e r d e r i n g d o o r e n t s t e k k e n . October 1952 ƒ 1.25 41. B a n g a , O. Some f a c t o r s in t h e g r o w t h r a t e of r e d g a r d e n b e e t s . N o v e m b e r 1952 . . ƒ 0.45 42. S n e e p , J . P r a c t i j k p r o e v e n m e t W e s t l a n d s e Boerenkool 1949—1950 en 1950—1951 . . ƒ 1.— P E R S B E R I C H T E N U I T S L A G E N P R A C T I J K P R O E V E N 18- l-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n T o m a t e n 1948 en 1949. 10- 3-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n W o r t e l B e r l i k u m e r 1949. 4-10-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n T u i n b o n e n 1940 en 1950. 29-ll-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n B a k - en Z o m e r w o r t e l e n 1949 en 1950. 29-ll-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n P l a t r o n d e en R o n d e K r o t e n 1949 en 1950. 12-12-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n P r o n k b o n e n 1950. 21- 3-'51. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n W e s t l a n d s e Boerenkool 1949—1950 en 1950—1951 3- 9-'51. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n S p i t s k o o l 1949—1950 en 1950—1951. 7-12-'51. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n F l a k k e s e W i n t e r w o r t e l 1950 en 1951. 23- l-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n V r o e g e en H e r f s t R o d e k o o l 1950 en 1951. 31- 3-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n S p r u i t k o o l 1950—1951 en 1951—1952. 4-ll-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n R o n d e R o d e R a d i j s 1951 en 1952. l l - l l - ' 5 2 . U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n V r o e g e R ü s p e u l e n 1951 en 1952. 25-ll-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n L a n g e K r o t e n 1951 en 1952. zijn g e p l a a t s t in d i v e r s e t u i n b o u w -b l a d e n .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samen Verder. Waar sociaal en fysiek elkaar versterken. De fysieke wereld ontmoet het sociale domein en vice versa. Sterker nog, in Samen Verder worden het fysieke en het soci- ale

- Begeleiders/ouders/toeschouwers: deze mogen in de speelzaal aanwezig zijn mits de regels voor 1,5 meter afstand dit toelaten en mits zij geplaceerd worden (tenzij er sprake is

In conclusion, we found brain activation related to moral evaluation in the STG, in several distinct areas of the vmPFC, in the precuneus, the parahippocampal gyrus, the

Beschikbare budget is € 250.000,- uit het Wegenfonds. Rotonde Schoenaker

Schoenwinkeliers; schoenmakers; lederwarenfabrikanten; drijfriemen- fabrikanten. Men ziet de organisatie bestreek het geheele terrein van den huidenhandel, looierij en

Beers en Probst beschrijven fijntjes de kloof tussen wat we weten en wat we doen: we weten dat geïsoleerd gramma- ticaonderwijs niet bijdraagt aan schrijf- vaardigheid, dat je

We vinden dat de gemeente zijn best moet doen voor mensen die het moeilijk hebben.. We willen dat iedereen die dat wil, mee kan praten over de eigen buurt en andere dingen in

Als in deze, maar vooral in de volgende kabinetsperiode, een groot financieel gat gedicht zal moeten worden, is het onwaarschijnlijk dat Defensie de noodzakelijke bezuinigingen gaat