• No results found

Practijkproeven met aardbeirassen 1952 - 1954

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Practijkproeven met aardbeirassen 1952 - 1954"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PRACTIJKPROEVEN MET AARDBEIRASSEN

IN 1952-1954

DOOR

HESTER G, KRONENBERG EN L. M. WASSENAAR

INHOUD

1. Inleiding

2. Opzet van de proeven . 2.1. Ligging en planttijd 2.2. Wijze van aanleg . 2.3. Rassen

2.4. Verwerking van de gegevens 3. De resultaten

3.1. Het gewas . . . .

3.1.1. De ontwikkeling van het gewas 3.1.2. De gezondheid van het gewas 3.2. De vruchten

3.2.1. De vroegheid . . . .

3.2.2. Vruchtbaarheid, vruchtgrootte en vruchtrot . 3.2.3. Andere eigenschappen van de vruchten . 4. Discussie

4.1. Conclusies ten aanzien van de rassen . . . . 4.2. De standaardrassen

4.3. Omstandigheden die de gebruikswaarde beïnvloeden 4.4. De opzet van de proeven

5. Beschrijving van de rassen die voor een verdere beproeving

merking komen . . . . 6. Samenvatting Summary in Blz. 1 3 3 4 4 4 5 5 5 7 9 9 10 16 19 19 21 22 22 23 25 26 1. INLEIDING

Het zoeken naar betere nieuwe rassen heeft de telers van aardbeien steeds intensief bezig gehouden. Het aantal nieuwe of als nieuw aangediende rassen is in de loop der jaren dan ook groot geweest. Dit wordt sterk in de hand gewerkt door het feit, dat iedere toevallige zaailing door vegetatieve vermenig-vuldiging een nieuw ras kan worden. Het pomologische werk van Hedrick

(1925) noemt voor de staat New York in Amerika alleen al 1377 rassen: Lesourd (1945) voor Frankrijk 47, benevens een groot aantal remonterende. terwijl Schuppe (Bundessortenamt) in 1953 voor Duitsland toch altijd nog tot 23 min of meer belangrijke rassen komt. Voor Nederland beschreven we er in 1949 een 15-tal, terwijl in de determinatietabel van Wassenaar (1954) 31 rassen zijn opgenomen, waaronder verschillende oude en een aantal nieuwe, welke op verschillende plaatsen in ons land reeds voorkwamen.

Nu is het aantal rassen, dat werkelijk kan worden aanbevolen, vrijwel overal uiterst gering. In de 6e Rassenlijst voor Groentegewassen van 1954 werden er slechts drie genoemd, n.1. Deutsch Evern, Oberschlesien en Jucunda, terwijl in de 7e Rassenlijst (1955) daaraan Climax werd toegevoegd. Maar daarnaast is er nog een aantal rassen in omloop gekomen, waarvan de verdiensten min of meer worden aangeprezen, maar die zeer kritisch beoordeeld en geprobeerd moeten worden; de meeste kunnen de toets van de kritiek niet doorstaan.

(2)

Hoewel op het I.V.T. en verschillende proeftuinen reeds geruime tijd aan het rassenprobleem wordt gewerkt, is het een goed initiatief geweest van de Aard-beistudiecommissie van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Ne-derland, om te besluiten nieuwere rassen en selecties landelijk te laten beproe-ven, teneinde hierover een sneller en algemener oordeel te verkrijgen. De orga-nisatie van de uitvoering berustte bij het I.V.T.; financieel werd de uitvoering door het C.B. gesteund.

Z o konden in de jaren 1952 en 1953 op verschillende plaatsen in het land. op proeftuinen en bij enkele tuinders, oriënterende proeven met nieuwe rassen en selecties worden aangelegd. De verzorging der proeven lag geheel in handen van de proefveldhouders, terwijl deze ook de gehele oogst en een gedeelte der waarnemingen verrichtten. Andere waarnemingen werden gezamenlijk door een of meer assistenten van het betreffende Rijkstuinbouwconsulentschap en het I.V.T. verricht, terwijl in 1953 en 1954 tijdens de oogst 1 à 2 beoordelingen plaats vonden.

De beoordeling geschiedde, evenals bij de practijkproeven met groenten gebruikelijk is, door plaatselijke commissies van practici, de Tuinbouwvoorlich-tingsdienst en het I.V.T., tezamen met leden van de Aardbeistudiecommissie. Deze werkwijze is goed bevallen en zal ook in de toekomst verder worden voortgezet. Het hieronder volgende verslag geeft een samenvatting van de op deze wijze bijeengebrachte ervaringen en gegevens.

Alle namen te noemen van hen die medegewerkt hebben aan deze proeven, zou te ver voeren; maar gaarne betuigen wij toch onze grote erkentelijkheid aan de volgende personen, die zich plaatselijk speciaal met de verzorging en voor een groot deel ook met de waarnemingen van de proeven hebben be-last, n.1.:

te Breda: C. Verdaasdonk; G. Th. Op 't Hoog, J. L. J. Geldens en A. N. J. M. Verhagen (Rijkstuinbouwconsulentschap 's-Hertogenbosch) ;

te Heemskerk (Proeftuin): S. P. van der Peet en J. G. C. Bethe (Rijkstuin-bouwconsulentschap Amsterdam ) ;

te Huissen: G. Visser en P. Daams;

te Middelrode (Proeftuin): A. P. Schouten en G. Th. Op 't Hoog (Rijkstuin-bouwconsulentschap 's-Hertogenbosch) ;

te Numansdorp (Proeftuin): A. Reedijk en C. J. van der Ven (Rijkstuinbouw-consulentschap Barendrecht);

te Zaltbommel (Proeftuin): H. de Bijl en J. Blommers (Rijkstuinbouwconsu-lentschap Geldermalsen).

Aan de beoordelingen door de practijkproevencommissie hebben deelgenomen:

H. Biemans, H. H. N . van Dorp, Ir J. D. Gerritsen, W . de Groot, H. Huisman, ]. Kooyman. ]. C. A. Kouwenberg, Mej. Ir H. G. Kronenberg, ] . Linssen, J. P. Nijssen en Ir H. J. A. Slits

(Aardbeistudiecommissie van het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen); ]. van Boxtel. Berlicum (N.Br.); L. J. Coppens, Den Düngen; M. Claassen, Breda; P. Daams, Huissen; N . G. den Drijver, Zaltbommel; W . J. Franken .Huissen; N . J. van Gelder. Huissen; A. Goossen. Zundert; J. Groeneweg, Strijen; C. J. Hageman, Heiloo; H. Jacobs, Den Düngen; A. Lips, Breda; H. van Lokven, Berlicum (N.Br.); J. Meeuwissen, Zundert; H. Nijman Jz., Beverwijk; W . Preesman, Heinenoord; G. A. de Raaff, Breda; A. Schraven, Breda; H. M. Schrijver, Huissen; C. Verdaasdonk, Breda; L. Verpalen, Zundert; G. Visser, Huissen; G. v. d. Linden, Huissen en J. de W e y e r , Beverwijk (Tuinders); Ir J. E. Brill, J. L. ] . Geldens, G. T h . O p 'f Hoog, H. G. A. van Roosmalen, A. P. Schouten, A. N . ]. M. Verhagen en Ir H. ]. A. Slits (Rijkstuinbouwconsulentschap 's-Hertogenbosch); Ir R. v. d. Heide en A. Schalk (Rijkstuinbouw-consulentschap Kesteren); J. Blommers, D. de Bijl en Ir ] . D. Gerritsen (Rijkstuinbouwconsulent-schap Geldermalsen) ; J. G. C. Bethe, J. G. Klapwijk, J. C. Muyen en S. P. v. d. Peet (Rijkstuin-consulentschap Amsterdam) ; A. Reedijk en C. J. v. d. Ven (Rijkstuinbouw(Rijkstuin-consulentschap Baren-drecht); J. A. S. Moerman en Ir J. A. M. Peels (Instituut voor Bewaring en Verwerking van Tuinbouwproducten); T h . C. Castelein, Mej. Ir H. G. Kronenberg en L. M. W a s s e n a a r (In stituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen).

(3)

2. O P Z E T V A N D E P R O E V E N 2.1. Ligging en planttijd.

Het was de bedoeling de proeven 20 veel mogelijk aan te leggen in de ver-schillende teeltcentra, om te zien, hoe de rassen zich onder de plaatselijke om-standigheden zouden houden. Een beperking van het aantal proeven was noodzakelijk. Z e zijn opgezet op een tuindersbedrij f te Breda en te Huissen, en op de proeftuinen te Heemskerk, Middelrode, Numansdorp, Wageningen en Zaltbommel.

Geplant werd in zomer 1952; voorjaar 1953 en te Huissen en Middelrode nogmaals in Augustus 1953.

Tabel 1 geeft een overzicht van de aangelegde proeven.

T e Breda lagen de proeven middenin het oude aardbeicentrum van Princen-hage, vlak naast een zwaar met aardbeimijt besmet veld Climax. Als voorteek van de in zomer 1952 geplante proef waren vroege aardappelen verbouwd, terwijl in voorjaar 1953 de proef werd geplant op een akker, waar vlak tevoren oude aardbeien waren ondergewerkt. De kans op infectie door ziekten was hier dus wel zeer groot. Een aantal nummers werd zwaar aangetast door Verticil-lium (zie blz. 8).

Ook te Heemskerk lagen de proeven middenin het oude en zieke teeltcen-trum van Kennemerland. Vooral virus en zwart wortelrot zijn hier ernstige ziekten. De rassen ondergingen hier dan ook een zware toets op weerstand tegen ziekte, waarbij duidelijke verschillen optraden in aantasting door virus

(zie blz. 7 ) .

FABEL I. OVERZICHT VAN DE PROEVEN. (Survey of the trials)

Plaats (Locality)

Grond-soort

Plantdata

(Planting dates) o &

wijzen -g .2 i (Type of jZomer '52;Voorj. '53Zomer '53' (Cultural -3 a> o

soil) : (Summer (Spring (Summer , methods) £ J? îi

'52) S3) S3) ! S- 5

Breda C. Verdaasdonk zand

Heemskerk ; Proeftuin „de Duin- zand streek van Holland"

12/9 9/9 31/3 24/3 — Ie jaar j 2 jaar pollen 2e jaar brede rijen — brede rijen 2 jaar

Huissen ; Middelrode ; Numansdorp; Wageningen ; Zaltbommel ; G. Visser Stichting Tuinbouw-proef- en Selectie-bedrijf Fruitteeltproefbedrijf Stichting „Naar beter Fruit" Proeftuin „de Goor", I.V.T. Proef- en Selectie-bedrijf zavel zand zeeklei zand rivierklei 8/9 11/9 — 5/9 div. data en 11/9 -2/4 27/3 — — Aug. 11/8 -pollen pollen bedden pollen pollen 1 jaar 1-2 j . 2 jaar 2 jaar 1 jaar

(4)

2.2. Wijze van aanleg.

Daar pas op 1 Juli '52 besloten werd tot het aanleggen van de proeven in zomer '52 en voorjaar '53, was er geen gelegenheid geweest plantmateriaal voor dit doel te kweken op eer. speciaal vermeerderingsveld. De planten moesten worden betrokken van verschillende adressen. Voor de eerste serie proeven werden de planten uit Nederland zelf alle in begin Augustus ontvangen, maar de planten, die uit Duitsland moesten komen, werden pas eind Augustus en later ontvangen. Het spreekt vanzelf, dat de ontwikkeling en de opbrengst van eerstge-noemde in 1953, het eerste oogstjaar, slecht vergelijkbaar waren met die uit Duitsland.

De planten werden direct na ontvangst op het I.V.T. opgepot en gedurende enige weken opgekweekt. Voor zover dit nodig werd geoordeeld, werden ze gegast tegen aardbeimijt, deels vóór het oppotten, deels bij het uitplanten op het veld.

Vervolgens werden begin September '52 de planten voor de eerste serie proeven rondgebracht, en met potkluit op het veld uitgeplant. De laat ontvangen rassen hadden natuurlijk nog geen potkluit.

De planten voor de tweede serie proeven werden grotendeels in Maart 1953 ontvangen en uitgeplant zonder potkluit. Ditmaal werd alles gegast. Een gering verschil in datum van ont-vangst geeft bij voorjaarplanting weinig verschil. Uit deze proeven konden dan ook beter vergelijkbare gegevens worden verkregen dan uit de eerste serie.

Tenslotte werd te Huissen en Middelrode in Augustus 1953 opnieuw een proef aangelegd met jonge planten uit de bestaande proef. Enkele reeds afgekeurde rassen en selecties werden weggelaten. Alle nummers konden nu op dezelfde dag worden opgenomen en geplant, zodat een goede vergelijking mogelijk was.

Vanwege het oriënterend karakter werden de proeven, met uitzondering van die te Wagenin-gen, in enkelvoud aangelegd: namelijk in veldjes van 30 planten per ras, aangevuld met kleine demonstratieveldjes, te gebruiken bij beoordelingen door bezoekers. Van enkele selecties moes-ten kleinere perceeltjes worden geplant. Deze opzet voldeed vrij goed, hoewel grotere veldjes, en één herhaling beter waren geweest. Proeven met meer herhalingen zijn proeftechnisch weliswaar bevredigender, maar aan de uitvoering worden dan hogere eisen gesteld.

Alleen te Wageningen werd de proef aangelegd in 4 herhalingen, met rijtjes van 10 planten, waardoor de gegevens wiskundig bewerkt konden worden.

2.3. Rassen.

De volgende 14 rassen werden in de proeven opgenomen: Auchincruive Climax of Climax (standaard)

Bowa

Deutsch Evern (standaard) Jucunda (standaard) Macherauchs Frühernte Oberschlesien, ontvangen als

„Die vom Kirschenhof" (standaard) Regina.

In totaal 10 rassen en 4 standaards.

Daarnaast werden 11 selecties in de proeven opgenomen. In de proeven, die in voorjaar 1953 werden geplant, werden bovendien nog opgenomen Reus-raths Allerfrüheste, ontvangen onder de naam van Boettner 102, en Surprise des Halles. In de tweede proef te Huissen werden tevens Madame Lefeber en Madame Moutot als standaardras toegevoegd, en in de proef te Wagenin-gen nog een ter beoordeling ontvanWagenin-gen Lefeber-zaailing.

2.4. Verwerking van de gegevens.

Na beëindiging van de proeven beschikten we over tweeërlei soort van ge-gevens:

Ie. de beoordeling door de practijkproevencommissies tijdens de oogst; 2e. cijfermateriaal over de ontwikkeling van het gewas, vroegheid en oogst.

Bij het vormen van een conclusie werd veel waarde gehecht aan de beoor-deling op het veld van gewas en vruchten. De andere cijfers moeten worden beschouwd als een noodzakelijke aanvulling hierop; des te meer, omdat tijdens de oogst meestal slechts één beoordeling door de commissie kon plaats vinden.

benga Senga Senga Senga Senga Georg Ydun 54 145 146 188 242 Soltwedel

(5)

Bij het bewerken van het vrij uitgebreide cijfermateriaal hebben we getracht dit 20 over-zichtelijk mogelijk te maken door het sterk te vereenvoudigen en samen te vatten. Een methode daartoe is het gebruik van rangorde-cijfers. Hierbij worden de rassen voor een be-paalde eigenschap genummerd van laag (gunstig) tot hoog (ongunstig). W o r d t dit voor iedere proef afzonderlijk gedaan, dan tonen deze „rangorde-cijfers" voor één ras overzichtelijk hoe dit ras zich voor die bepaalde eigenschap, in vergelijking met andere rassen, op de ver-schillende proefvelden heeft gedragen.

Bovendien is het vaak juister rangorde-cijfers te middelen dan de werkelijke gegevens, daar deze laatste zeer afhankelijk zijn van de teeltomstandigheden en de wijze van behandeling van de proeven. Een gemiddeld opbrengstcijfer van een ras zegt in zo'n geval veel minder dan een gemiddeld rangorde-cijfer.

Ook kan men op de rangorde-cijfers een z.g. „breedte-toets" („range-test") toepassen, die uitmaakt tussen welke rassen een wiskundig betrouwbaar verschil (in rangorde) aanwezig is.

Een bezwaar tegen deze rangorde-cijfers zou kunnen zijn, dat ze niet laten zien, hoè groot de onderlinge verschillen zijn. Om deze verschillen echter goed te kunnen vaststellen, moet men evenwel toch nauwkeuriger proeven opzetten.

3. D E R E S U L T A T E N 3.1. Het gewas.

3.1.1. De ontwikkeling van het gewas.

Een eerste vereiste voor een goede productie is een voldoende krachtige groei. De groeikracht wordt bepaald door het ras, maar wordt tevens sterk beïnvloed door tal van factoren, zoals de planttijd, de zwaarte der planten bij het planten, en de manier waarop geplant wordt; de grondsoort, de vochtig-heidstoestand van de grond en de gezondvochtig-heidstoestand van de planten.

De groeikracht werd enige malen per jaar beoordeeld en uitgedrukt in waar-deringscijfers van 1 tot 10. In proeven op pollen en rijen is deze beoordeling goed uit te voeren, maar te Numansdorp, waar de meeste bedden direct met planten waren volgelopen, bleek het vrijwel onmogelijk hiervoor enigszins ge-differentieerde cijfers te geven.

In het algemeen zal een groeikracht („stand") van 8 ongeveer het beste zijn; een zeer forse groei (cijfers 9^—10) is niet zonder meer gunstig; dit geldt in sterke mate voor de teelt op bedden op de Zuidhollandse Eilanden, waarvoor een matig groeiend gewas wordt verlangd.

Tabel 2 geeft de gemiddelde groeikrachtcijfers per proef; tabel 3 de ge-middelde groeikrachtcijfers voor de afzonderlijke rassen in de proeven die in voorjaar 1953 zijn geplant, met weglating van de geheel afgekeurde selecties. Sterke groeiers waren vooral Senga 188, Selectie 663, Selectie 668, Senga 242 en Ydun.

De goede groei van Senga 54 wordt meestal geheel teniet gedaan door zijn uitermate grote gevoeligheid voor een reeds geringe uitdroging, en zijn grote gevoeligheid voor spint.

Vrij sterke groeiers waren Macherauchs Frühernte, Regina en Selectie 667; Climax groeide in het eerste jaar zeer sterk, maar leed in Januari 1954 ernstig van de strenge vorst, hetgeen de ontwikkeling sterk verzwakte. De groei kan echter, vooral op zandgrond, zeer zwaar zijn.

Soltwedel groeide het eerste jaar krachtig, maar was in het oogstjaar, vooral te Heemskerk en Numansdorp, sterk teruggelopen. Ook in het eenjarige gewas te Huissen was de groei slechts zeer matig.

Behalve Climax hebben ook Deutsch Evern en Lefeber ernstig van de strenge vorst geleden. Daardoor viel in 1954 de beoordeling van deze standaardrassen bijzonder ongunstig uit.

(6)

LABEL 2. GEMIDDELDE GROEIKRACHT VAN DE PROEVEN. (Average vigour of the trials.)

Planttijd (Planting time) Tijdstip van beoordeling (Time when trials were judged)

Breda

Ligging van de proeven (Situation of the trials) Zand (Sandy soil)

Heems- Middel- W a g e - H . kerk rode ningen

/ c , Zeeklei (%f (Sea clay) Numans-dorp Zomer '52 (Summer '52) oogst '53 (harvest '53) najaar '53 (autumn '53,) 7,5 6,8' bloei '54 6,4 (flowering season '54) 5,52) 7,6 6,33) 6,1 7,4 6,5' 6,3 7,3 7,9 6,1 Voorjaar '53 (Spring '53) najaar '53 (autumn '53) 7,9 bloei '54 7,1 (flowering season '54) 7,1 5,83 7,6 7,5 7,6 7.0 Zomer '53 (Summer '53) najaar '53 (autumn '53) bloei '54 (flowering season '54) 5,5 5,9 6.8 6,5

') veel Verticillium-aantasting (badly affected by Verticillium)

2) beoordeeld op 16 Mei (judged on May 16)

3) veel degeneratie door virus infectie (badly degenerated by virus)

4) ernstig geleden van verdroging door afgraving (suffered severely from drying up, due to excavations)

TADEL 3. GEMIDDELDE GROEIKRACHT PER RAS IN NAJAAR 1953, VAN 4 PROEVEN, GEPLANT VOORJAAR 1953.

(Average vigour of varieties in autumn 1953, in 4 trials, planted spring 1953-) Rassen ( Varieties) Groeikracht (Vigour) Rassen ( Varier ies) Groeikracht ( Vigour) Senga 188 Selectie 663 Selectie 668 Senga 242 Ydun . . Climax . . Senga 146 Soltwedel . Selectie 667 Senga 145 . 10,0 9,8 8,6 8,5 8,4 7,9 7,8 7,8 7,8 7,6 Regina Selectie 732 . . . . Macherauchs Frühernte Senga 54 Bowa Deutsch Evern . . Oberschlesien Reusraths Allerfrüheste Jucunda

Surprise des Halles

7,5 7,5 7,4 7,3 7,1 7,0 6,3 6,3 6,1 5,5 Gecursiveerd zijn de namen van de drie rassen, die in het algemeen het gunstigst werden beoordeeld.

(7)

3.1.2. De gezondheid van het gewas.

In de proeven kon worden nagegaan, hoe de rassen reageerden op besmet-ting door de ziekten, waaraan ze in het bijzonder te Heemskerk en Breda waren blootgesteld.

Te Heemskerk is een complex van ziekten oorzaak van een, veelal snelle, degeneratie. Uiterlijk overheerste de infectie door virus; de rol van zwart wor-telrot werd niet nader nagegaan. Het meest opvallende was hier de hoge weer-stand van Regina tegen degeneratie. Ook Macherauchs Frühernte en Climax bleken hiertegen goed bestand. Tamelijk goed waren na twee groeiseizoenen ook nog Ydun, Bowa, Senga 146, Reusraths Allerfrüheste en Selectie 668. Opgemerkt moet echter worden, dat in 1953 alleen een sterke luizenpopulatie is voorgekomen in de herfst, en dat 1954 geen sterk luizenjaar was, zodat de infectie met virus niet zeer sterk geweest zal zijn.

Rassen en selecties, waarvan verspreide planten thans reeds een duidelijke degeneratie vertonen, zullen bij een sterke infectie stellig ernstig kunnen dege-nereren.

Min of meer duidelijke degeneratie kwam reeds voor in Soltwedel, Deutsch Evern, Jucunda, Oberschlesien, Senga 54, 145, 188, 242 en in enkele selecties.

Het blijkt wel, dat een behoorlijke weerstand (tolerantie) tegen virus voor Kennemerland zeer zeker gewenst is. Gevoelige rassen gaan er te spoedig te qronde.

Fig. 1.

(Cliché ,,De Fruitteelt") Snelle degeneratie door virus trad op in de proeven te Heemskerk. Senga 188, gezond geplant

in voorjaar 1953; in zomer 1954 reeds sterk gedegenereerd; zie linker plant. (Rapid degeneration by virus occurcd in the trials carried out at Heemskerk. Senga 188 u>as healthy when planted in the spring of 1953; in the summer of 1954 serious degeneratoin was

already present; sec plant on left. )

(8)

Verwelkingsziekte, tengevolge van Verticillium-aantasting, deed zich

na-jaar 1953 ernstig gelden in de proef te Breda, die in September 1952 was geplant. Tevoren waren er aardappelen geteeld, hetgeen stellig zeer bevorder-lijk is geweest voor een sterke besmetting van de grond. De proef ernaast, in voorjaar 1953 geplant, lag op grond waar net een aardbeigewas was onder-gewerkt. Hierin trad betrekkelijk weinig Verticillium op.

Uiteraard moeten we wel zeer voorzichtig zijn met deze gegevens, over één jaar en op één plaats verkregen, maar ze worden vermeld, daar ze toch wel aanwijzingen geven omtrent de gevoeligheid van de rassen.

Zeer weinig tot weinig aangetast werden Bowa, Climax, Deutsch Evern, Senga 145, Ydun en de Selecties 663, 667 en 731.

(Cliché ,,De Fruitteelt") Fin. 2.

Verticillium-aantasting in een proef te Breda. Verschil in gevoeligheid tussen de rassen in een tweejarig gewas. Voorste rij: Senga 145: overige: Senga 188.

Foto 21 September 1953.

(Vcrticillium-wilt in a trial at Breda. Differences in susceptibility among varieties in a two-year-old plantation. First row: Senga 145. The others: Senga 1SS.

Photo taken on September 21, 1953.)

Vrij sterk tot sterk werden aangetast Jucunda, Macherauchs Frühernte. Oberschlesien, Regina, Senga 54, 146, 188 en 242, Soltwedel en Selectie 668. Deze nummers lagen verspreid over de proef.

De ongevoeligheid van Deutsch Evern en de grote gevoeligheid van Jucunda kwam ook hier weer duidelijk tot uiting. Deze waarnemingen wijken enigszins af van de Verticillium-aantasting, die we in 1951 hadden in een aanplant van Senga-rassen op „De Goor" te Wageningen. Senga 145 was toen matig ge-voelig, maar toonde zich te Breda resistent, terwijl Senga 146 in 1951 resistent bleek en ditmaal matig gevoelig was.

(9)

waar-genomen. Uitermate groot is deze bij Macherauchs Frühernte, vooral van het blad. Aan de vruchten hebben we tot nog toe geen ernstige aantasting gecon-stateerd. Zeer weinig gevoelig was de Bowa.

Een zeer grote gevoeligheid tegen spint bleek het ras Senga 54 te bezitten. Ook voor droogte is dit ras overgevoelig.

Fin- 3.

(Cliché ..De Fruitteelt"; Macherauchs Frühernte is zeer gevoelig voor Verticillium-verwelking (zie linker plant) en

voor meeldauw, waardoor het blad omkrult. Foto 29 September 1953.

(Machcrauchs Frühernte is very susceptible to Verticilliiim-wilt (see plant on left) and to mildew, which curls the leaves.

Photo taken on September 29. 1953.)

3.2. De fruchten. 3.2.1. V voegheid.

De vroegheid van de oogst van de afzonderlijke rassen werd uitgedrukt in de gemiddelde oogstdatum, hetgeen ongeveer overeenkomt met de datum, waarop 50 % van de totale oogst is geplukt. De aldus verkregen data geven een beeld van de opeenvolging in vroegheid van de rassen; in de meeste proeven is deze vrijwel hetzelfde.

In tabel 4 (pag. 10) is de gemiddelde oogstdatum berekend over alle proeven en uitgedrukt in het aantal dagen na Macherauchs Frühernte, het vroegste ras dat in alle proeven was opgenomen.

Daar ook de begindatum van de oogst wel veel als maatstaf voor de vroeg-heid wordt gebruikt, hebben we deze data in tabel 4 naast de gemiddelde oogst-data opgegeven. Z e blijken grotendeels parallel te lopen, hoewel het verschil tussen de vroege en late rassen geringer is voor de begindata van de oogst dan voor de gemiddelde oogstdata.

(10)

Vroeg waren behalve de standaard Deutsch Evern: Macherauchs Frühernte, Regina, Senga 145, Senga 242 en Selectie 688. Laat waren naast Jucunda ook Climax, Soltwedel en Ydun.

In enkele proeven waren de zeer vroege rassen Reusraths Allerfrüheste en Surprise des Halles opgenomen; ze waren zelfs nog iets vroeger dan Mache-rauchs Frühernte, maar werden afgekeurd wegens onvoldoende kwaliteit. T A W v l . 4. C K M I D D K I . D I i V R O K G H F . I O VAN' DK O O G S T IN 1954.

f Average carliness of the crop in 1954.) Daqen na Mach. Frühernte

(Days Vroege en midden- Mach. F

tijdse rassen (Early and mid season varieties Mach. Frühernte Deutsch Evern Regina . . . Selectie 668 Senga 242 . Senga 145 . Selectie 663 Bowa Senga 146 . Senga 188 . gem. oogst datum (aver, harves-ting date) 0 1,0 1,4 1,6 1,7 2,1 2,9 4,2 4,8 4,8 after riihernte) gem. begin oogst (aver, begin-ning of the harvest) 0 0,8 1,3 1,3 1,1 1,5 3,5 4,6 4,6 4,9

Dagen na Mach. Frühernte (Days after Mach. Frühernte) Latere rassen (Later varieties) 9e r" ' ° ° 9s t datum Selectie 667 Selectie 732 Oberschlesien Senga 54 . Soltwedel . Ydun . . Climax . Jucunda . 'aver, harves-ting date) 6,3 7,0 7,6 8,8 ! 9,1 10,3 10,3 11,9 gem. begin oogst (aver, begin-ning of the harvest) 4,1 5,7 5,6 5,5 7,3 5,7 8,6 9,1

3.2.2. V ruchtbaarheid, hoeveelheid bloem, vruchtgrootte en vrucht rot.

De gewiclits-opbrengst.

De productie is een zeer belangrijke, veelal doorslaggevende factor bij de beoordeling van een ras op zijn geschiktheid voor de teelt. Een aardbeiras wordt pas gewaardeerd, indien de geldelijke opbrengst gunstig is; hiervoor is een hoge kg-opbrengst zeer gewenst, zo niet noodzakelijk.

De gegevens die uit de proeven konden worden verkregen over de vrucht-baarheid, zijn slechts oriënterend. Het beste vergelijkbaar zijn ze in de proeven op pollen.

Tabel 5 (pag. 11) geeft een overzicht van de rangorde-cijfers voor de op-brengsten per plant in 1954 voor een drietal proeven, en van de gemiddelde rangorde-cijfers per ras.

Als meest vruchtbare rassen treden naar voren Selectie 667 (I.V.T.), Senga 54, Senga 188 en Ydun.

Onderaan staan de standaards Deutsch Evern en Climax, die ernstig hebben geleden van de strenge vorst in Januari 1954, alsmede Bowa en Senga 242.

Opvallend is het afwijkende rangorde-cijfer voor de Selecties 663 en 668 te Huissen; deze waren daar zeer productief, in tegenstelling tot Wageningen en Middelrode, waar ze tot de minst vruchtbare nummers behoorden. Mogelijk is, dat ze te Huissen geen vorstschade hebben opgelopen door effectiever afdek-ken, hoewel ook te Middelrode werd gedekt; te Wageningen geschiedde dit

(11)

'ABEL 5. PRODUCTIE PER 1J1.AN'I' IN 1954 VAN .3 PROEVEN IN RANOORDE-CIJPERS.

(Yield per p/anf in /954 of 3 trials, in rank-numbers.)

Rassen (Varieties) Selectie 667 . . . . Senga 54 Senga 188 Ydun Macherauchs Frühernte Jucunda Oberschlesien . . . . Selectie 732 . . . . Senga 145 Regina Soltwedel Senga 146 Climax Selectie 663 . . . . Selectie 668 . . . . Senga 242 Bowa . . . • . . Deutsch Evern . . . Selectie 730 . . . . Wageningen Geplant zomer '52 (Planted summer '52) 1 3 8 9 6 2 4 11 12 13 5 7 10 17 15 14 16 18 22 Middelrode Geplant voorjaar '53 (Planted spring '53) 1 2 3 4 9 7 5 6 10 8 11 16 12 15 18 13 14 17 24 Huissen Geplant zomer '53 (Planted summer '53) 1 7 4 2 5 14 15 11 8 10 17 9 12 3 6 16 13 18 ~ gemiddeld (average) 1,0 4,0 5,0 5,0 6,7 7,7 8,0 9,3 10,0 10,3 10,7 10,7 11,3 11,7 13,0 14,3 14,3 17,7 23,0

De gecursiveerde, onderstreepte cijfers wijken aanzienlijk af van de beide anderen, en beïnvloe-den het gemiddelde daardoor onevenredig sterk.

pas in de tweede helft van de vorstperiode. Echter kan ook gedacht worden aan een betere geschiktheid voor de Huissense omstandigheden.

Opvallend is verder het gunstige rangorde-cijfer voor Soltwedel in de twee-jarige proef te Wageningen. Dit stemt overeen met de hoge productie hiervan te Paterswolde.

Tenslotte ziet men ook uit de tabel, hoe Jucunda en Oberschlesien, die als tweejarig gewas goed vruchtbaar zijn, als eenjarig gewas bij zomerplanting te Huissen slechts weinig hebben opgebracht.

Om een indruk te geven van de werkelijk verkregen opbrengsten, geven we in tabel 6 (pag. 12) voor een aantal der meest en minst vruchtbare rassen de opbrengstcijfers van 1954 per plant en per are, bij een plantafstand van 70 x 30 cm (480 planten per are).

De hoeveelheid bloem en de vruchtbaarheid.

Bij bepaalde, bekende rassen is het mogelijk reeds tijdens de bloei een globale oogstschatting te geven op grond van de aanwezige hoeveelheid bloem, reke-ning houdend met het gewas en de grootte van de vruchten.

Indien we echter met een aantal verschillende, minder of niet bekende rassen en selecties te maken hebben, zoals in rassenproeven, blijkt de hoeveelheid bloem op zichzelf geen maatstaf te zijn als norm voor de vruchtbaarheid.

(12)

Be-'AHKI. fi. F.NKKJ.E H O G E EK L A C E O P B R E N G S T E N P E R P L A N T F.N P E R A R E IN 1954. (Some high and low yields per plant and per are in 1954.)

Rassen (Varieties)

In grammen per plant (In grams per plant) W a q e - Middel- u .

. " j Huissen mngen rode

2e jaar le jaar le jaar

In kg per are (In kilograms per are) W a g e - Middel-ningen rode 2e jaar le jaar Huissen le jaar Selectie 667 . . . . Senga 54 Senga 188 Ydun Macherauchs Frühernte Jucunda . . . . Oberschlesien. Senga 242 Bowa Deutsch Evern . . . 608 408 323 272 348 428 395 195 177 100 460 443 439 401 311 377 383 235 191 156 388 303 345 375 323 191 183 173 194 146 292 196 155 131 167 205 190 94 85 48 221 213 211 193 149 181 184 113 92 75 186 145 166 180 155 92 88 83 93 70 Praktisch betrouwbaar verschil

(Significant difference (D 0,115)): 118-61 57-29

halve voor Selectie 668 w a s de hoeveelheid bloem v o l d o e n d e tot goed in ver-houding tot de z w a a r t e der p l a n t e n , terwijl de o p b r e n g s t sterk uiteenliep. Als o o r z a k e n van geringe v r u c h t b a a r h e i d bij goede bloei k u n n e n w o r d e n g e -noemd:

I e . kleine vruchten: S e n g a 242; Selectie 730 2e. slechte v r u c h t z e t t i n g : Bowa

3e. n a c h t v o r s t s c h a d e a a n de bloemen: de vroege r a s s e n ; B o w a en M o u t o t 4e. veel vruchtrot: Selectie 6 6 3 .

( O o k Y d u n w a s nóg productiever geweest, indien hij niet zo'n hoog p e r -c e n t a g e rot (20 '/( ) h a d g e h a d ) .

E e n p u n t v a n belang is ook de v e r h o u d i n g van het a a n t a l bloemen tot de hoeveelheid blad. In het algemeen zal de b l a d m a s s a v o l d o e n d e zijn om de a a n -w e z i g e bloemen tot rijpe v r u c h t e n te d o e n uitgroeien. W o r d t de groei echter v e r z w a k t , bijvoorbeeld door v e r d r o g i n g of virus, d a n ziet men, dat dergelijke p l a n t e n , kleinere v r u c h t e n geven d a n gezonde, forse p l a n t e n en d a a r d o o r per plant minder productief zijn.

H e t extreme geval kan zich v o o r d o e n , dat een b u i t e n g e w o o n rijke bloei s a m e n g a a t met een middelmatig of zelfs z w a k b l a d g e w a s ( S e n g a 5 4 ) . Z o d r a de g r o e i o m s t a n d i g h e d e n dan minder gunstig w o r d e n , b e g i n n e n de p l a n t e n het op te geven en gaan slap h a n g e n , zodat de v r u c h t e n v e r d r o g e n .

(13)

Fiy. 4.

Grafiek van vruchtrot. vruchtgewicht en opbrengst per plant. (Graph of Botrytis rot, fruit size, and yield per plant.)

% 30 20 10 0 12 10 • 8 • <o • 4 1 0 9 5 0 0 4 0 0 300 2 0 0 100 VRUCHTROT

n

VRUCHT&EWICHT 0 P B R E N & 5 T P E R PLANT :°Q •£<* o < u co ir ir> % ^ X ! i n -o TJ !",» !> ca o a f > en . H i n * 'f* e -£ m 't ,i c^ 's; > d 'S d; C ^ "O S * S !<J -a -a

o 5

S " a

o

CO CO CO >•< co co a O CO E Ö _ ; —4 c W 13

(14)

Vruchtqroottc en sortering.

Naast de productiviteit is de vruchtgrootte van belang. Kleine vruchten im-mers vereisen veel meer plukarbeid dan grote; een matig vruchtbaar ras met grote vruchten kan daardoor nog wel eens beter winstgevend zijn dan een zeer productief ras met kleinere vruchten. Zo is bij de Macherauchs Frühernte de vruchtgrootte het zwakke punt.

De vruchtgrootte werd op verschillende manieren bepaald. Ten eerste als het vruchtgewicht in grammen; verder als het percentage vruchten eerste soort

(zwaarder dan 5 gram). Tabel 7 (pag. 14) geeft voor beide de gemiddelde rangorde-cijfers, alsmede de uiterste waarden aan.

Grote vruchten hebben de 7 rassen bovenaan in de tabel, namelijk Ober-Schlesien, Bowa, Selectie 663, Climax, Senga 188, Senga 146 en Ydun. Klein zijn vooral de vruchten van Macherauchs Frühernte, terwijl ook Selectie 732, Deutsch Evern, Jucunda, Selectie 667, Senga 242, Selectie 668 en Senga 145 in de kleine groep vallen.

TABEL 7. VRUCHTGROOTTE EN PERCENTAGE VRUCHTEN VAN EERSTE SOORT. (Fruit size and percentage of first-grade fruits.)

Gem. rangorde-cijfers (Average rankings) Rassen

(Varieties,) Vrucht- "/o ] e kwal. gewicht C/c first (Fruit size) grade fruits)

Oberschlesiet Bowa . Selectie 663 Climax Senga 188 Senga 146 Ydun . . Soltwedel Regina Senga 5 4 . Senga 145 Selectie 668 Senga 242 Selectie 667 Jucunda . Deutsch Eve Selectie 732 Mach. Frühe Praktisch be-trouwbaar V schil (D 0,05) [Significant ference) 1 . 1,3 2,3 4,8 4,8 5,3 5,4 7,0 9,3 9,3 9,7 11,3 11.7 13,1 14,0 14,7 r n . 15,2 15,5 •nte 16,5 >r-5 , 2 - 2 , 9 iif-1,4 2,7 6,9 4,7 8,6 6,9 7,6 9,6 12,9 12.9 13,3 7,6 14,3 11,1 12,9 12,1 12,5 13,1 7 , 3 - 4 , 0 10 e 'u til - 0 t» to M cijfer s vruchtgroott e (Rating values 7.3 8.1 7,1 7.0 6,9 5,8 7,6 6,8 6,6 6,6 5,5 5,8 4,9 6,1 6,3 5,4 5,9 5,4 SS '3 u % o> CJ 3 > C c ••* E .a E "> ra ,<j

.s ê

12,1 11,8 9,8 9,4 9,9 9,3 9,5 8,4 8,5 8,6 8,3 8,0 7,9 7,6 7,4 7,4 7,4 7,1 E 1 f« O) é 0 kwalitei t (Aver. % of 90,0 84,2 71,5 72,2 70,6 4i • 0 m I* co CO 2 - c > os.S u "E M M V M L M M L L V ML V V V M L V M V 14

(15)

Tevens werden bij de beoordeling door de practijkproevencommissies waar-deringscijfers voor vruchtgrootte toegekend. Daar dit slechts één maal tijdens de oogst kon geschieden, viel deze beoordeling voor de vroege rassen op het eind van de oogst, voor de late aan het begin, zodat hij niet geheel overeen stemt met de uitkomsten van de wegingen.

Feitelijk moest bovendien ook nog de omvang van de vruchten worden be-paald. De vruchten van sommige rassen blijken namelijk zwaarder te wegen dan hun afmetingen doen vermoeden, zoals de vastvlezige, harde Senga 146, en mogelijk ook andere Senga-nummers; de losvlezige vruchten van Ydun daarentegen worden op het oog groter beoordeeld dan hun gewicht aangeeft. Dit wijst op verschillen in soortelijk gewicht.

Vaichtrot.

Een rechtstreeks verlies aan bruikbare vruchten wordt veroorzaakt door vruchtrot (Botrytis). Zowel rijpe als onrijpe vruchten kunnen worden aange-tast. Hoewel het weer grote invloed heeft op de mate, waarin rot optreedt, blijken er tevens grote verschillen in gevoeligheid te bestaan tussen de rassen onderling. Een grote gevoeligheid voor vruchtrot betekent een groot oogst-risico en is dus een ongewenste eigenschap, al is het mogelijk het vruchtrot in belangrijke mate te bestrijden door bespuiting met T.M.T.D. vóór en tijdens de bloei.

Tabel 8 (pag. 15) geeft de gemiddelde rangorde-cijfers, alsmede de gemid-delde percentages rot voor 1953 en 1954 voor alle proeven.

Doordat de rangorde-cijfers niet de grootte van de verschillen weergeven, is het mogelijk, dat, zoals in tabel 8, de volgorde van de gemiddelde rangorde-cijfers niet geheel parallel loopt met de opeenvolging van de gemiddelde percentages vruchtrot.

TABEL 8. VRUCHTROT IN RANGORDE-CIJFERS EN PERCENTAGES 1953-195-1. (Botrytis Iruitrot in rank-numbers and percentages). Rassen (Varieties) Senga 242 . . . Jucunda . . Senga 145 . Selectie 667 Senga 146 . Selectie 732 Regina Senga 54 Senga 188 . Gem. rangorde cijfers (Aver, rankings) 3,3 3,8 4,7 5,4 7,3 8,3 8,4 8,5 8,6 Gem. "/„ (Aver. %) 5,3 4,6 6,0 6,3 10,0 10,5 9,3 9,8 9,5 Praktisch betrouw-baar verschil (D 0,05) (Significant diffe-rence) Rassen (Varieties) Mach. Frühernte Soltwedel . Oberschlesien. Selectie 668 . Bowa Deutsch Evern Climax , . Ydun . . . Selectie 663 . Gem. rangorde cijfers (Aver, rankings) 9,0 9,1 10,9 11,6 12,3 13,5 13,7 15,9 16,8 Gem. »/„ (Aver. % ) 10,4 8,4 12,4 14.5 16,4 16,0 14,7 20,0 32,9 6 , 7 - 3 , 7

Zeer hoge percentages rot hadden Selectie 663 en Ydun; vrij hoog waren ze ook bij Bowa, Climax, Deutsch Evern, Oberschlesien en Selectie 668,

(16)

D e gemiddelde p e r c e n t a g e s rot per proef w a r e n : 1953: veejarig: éénjarig: Wageningen Breda Wageningen Heemskerk Middelrode Numansdorp Huissen Middelrode 6,1 12,2 27,6 2,3 17,6 9,3 12,9 9,1 'ï' fA '/< <•'< Vo (i'c

9-%

H e t hoogste p e r c e n t a g e rot kwam voor in het zware, tweejarige g e w a s op de vochtige z a n d g r o n d te W a g e n i n g e n .

3.2.3. Andere eigenschappen van de vruchten.

E e n a a n t a l a n d e r e e i g e n s c h a p p e n v a n de vruchten is e v e n e e n s nog v a n b e -tekenis bij d e beoordeling v a n de c u l t u u r w a a r d e v a n een r a s ; in d e eerste p l a a t s het gemakkelijk plukken zonder kelk ( d o p ) ; v e r d e r het uiterlijk, d e kleur v a n het vruchtvlees, de stevigheid en de smaak. T a b e l 9 geeft een s a m e n v a t t i n g van het oordeel v a n d e practijkcommissies, in cijfers van 1—10, waarbij

1 = slecht, 10 = uitstekend. H e t cijfer voor algemene i n d r u k w o r d t w e g g e

-GEMIDDELDE WAARDERINGSCIJFERS (1-10) VOOR PLUKKEN ZONDER DOP, UITERLIIK, STEVIGHEID EN SMAAK.

(Average ratings (1 —10) [or capping, appearance, firmness and flavour.) Rassen Doppen ( Varieties) (Capping) Macherauchs Frühernte 5,9 Regina 3,4 Selectie 667 Ydun . . . Senga 54 Bowa . Selectie 732 Senga 145 . Senga 146 . Selectie 663 Selectie 668 Senga 242 . Senga 18$ . Soltwedel Reusraths Allei

IA

2,1 2,8 2,3 6,0 6,3 5,4 6,2 3,3 4,7 3,0 4,0 früheste 3,5 standaards : Climax 4,0 Deutsch Evern . . . 4,4 Oberschlesien . . . . 4,2 Uiterlijk (Appearance) 6,6 6,9 6,8 6,4 6,3 8.0 6,1 : 5 4 6,1 6,1 7,1 5,4 5,8 4,7 6,0 7,3 6,6 6,5 6,3 Stevigheid (Firmness) 6,3 6,9 6,5 4,6 7.8 5,9 6,3

IA

7,6 5,1 5,4 8.3 8,4 5,0 5,3 7,2 5,6 6,0 ! 5,8 Smaak (Flavour) 6,6 6,3 5,3 5,4 4,3 6,8 6,1 6,6 5,1 6,3 6.0 6,8 4,8 5,7 4,8 6,8 7,2 5,9 4,7 (De gunstigste waarderingscijfers zijn gecursiveerd en onderstreept).

(17)

laten, d a a r dit voor de verschillende p l a a t s e n sterk uiteen ligt; vooral het oor-deel te N u m a n s d o r p , w a a r men uitsluitend goed d o p p e n d e fabrieksaardbeien w e n s t , wijkt sterk af van d a t in gebieden met een consumptie-veiling. D e cijfers voor algemene i n d r u k w a r e n bijvoorbeeld:

N u m a n s d o r p H u i s s e n Bowa 4 8 M a c h e r a u c h s F r ü h e r n t e 5 8 Regina 4 7 S e n g a 188 1 6 Y d u n 2 7 Het plukken zonder dop.

In de gebieden w a a r a a r d b e i e n speciaal voor de fabriek w o r d e n geteeld, is het plukken z o n d e r dop een g e b i e d e n d e eis. In d e p r o e v e n bleek Tucunda in dit opzicht nog steeds onovertroffen te zijn. H e t dichtst w e r d hij b e n a d e r d door Selectie 667, terwijl S e n g a 145, M a c h e r a u c h s F r ü h e r n t e en de Selecties 732 en 663 ook nog tamelijk gemakkelijk g e d o p t k o n d e n w o r d e n , indien de v r u c h t e n met t w e e h a n d e n w e r d e n geplukt. Alle overige r a s s e n en selecties, ook Climax, D e u t s c h E v e r n en Oberschlcsien, w e r d e n als o n v o l d o e n d e beoordeeld voor plukken zonder d o p , hoewel l a a t s t g e n o e m d e r a s s e n in d e practijk ook wel g e -d o p t w o r -d e n a a n g e v o e r -d , in-dien -d e m a r k t s i t u a t i e -dit no-dig m a a k t . O v e r i g e n s w o r d t het loslaten v a n de kelk vrij sterk beïnvloed d o o r de w e e r s g e s t e l d h e i d en door de groeikracht v a n het g e w a s . Bij w a r m w e e r d o p p e n de v r u c h t e n g e -makkelijker d a n bij koel weer; en bij een vlotte groei beter d a n bij een zwak g e w a s .

Het uiterlijk.

H e t uiterlijk van de v r u c h t e n is vooral v a n belang bij de v e r k o o p voor de verse consumptie. Bij de beoordeling kwam duidelijk tot uiting, dat het meest gewenst w e r d : een helderrode, liefst glanzende, regelmatige, kegelvormige, vrij grote aardbei met een frisse groene, niet te grote kelk en niet diep in het vrucht-vlees ingezonken liggende zaadjes.

V e r s c h i l l e n d e S e n g a - r a s s e n v o n d men d a n ook te d o n k e r van kleur; Solt-wedel had een te l a n g w e r p i g e vruchtvorm; van Regina vond m e n de kelk te groot in v e r h o u d i n g tot de vrucht, hoewel het uiterlijk als geheel toch goed geoordeeld w e r d ; aantrekkelijk van uiterlijk v o n d men Bowa, Climax, D e u t s c h E v e r n , M a c h e r a u c h s F r ü h e r n t e , Y d u n en Selectie 668. D e v r u c h t e n v a n S e n g a 145 w a r e n lelijk door een minder fraaie, iets b r e e d r o n d e vorm en onregelmatige v r u c h t z e t t i n g .

De kleur van het vruchtvlees.

V o o r verse consumptie doet de i n w e n d i g e v r u c h t k l e u r niet ter zake, m a a r voor de fabriek, vooral voor invriezen, en in iets m i n d e r e mate voor inblikken, is een intens r o d e kleur g e w e n s t . V o o r jam en blik mag het p r o d u c t in veel gevallen nog w o r d e n bijgekleurd. D e S e n g a r a s s e n m u n t e n uit door een d i e p -r o d e kleu-r van het v-ruchtvlees; ook Soltwedel en Climax zijn goed van kleu-r.

De stevigheid.

Bij de beoordeling van de. stevigheid van de vruchten moeten w e onderscheid m a k e n tussen:

(18)

le. De stevigheid van het vruchtvlees.

In dit opzicht staken de verschillende Senga-nummers ver uit boven de an-dere. Terwijl onvoldoende stevig waren Soltwedel, Ydun, Selectie 663, en op verschillende plaatsen ook Deutsch Evern en Selectie 668.

2e. De uitwendige kwetsbaarheid.

Deze hangt vooral af van de sterkte van de huid van de vruchten, en van de ligging van de zaadjes. Iets buitenop de vrucht liggende zaadjes beschermen de vrucht enigszins tegen beschadiging. Kwetsbaar waren Ydun en Selectie 732.

De stevigheid is zowel van belang voor de verse markt als voor de verwer-king. Zachte vruchten vallen in pulp, in blik en ingevroren uit elkaar of zakken in elkaar.

Een geringe kwetsbaarheid is vooral van belang bij het vervoer van de vruchten.

De smaak.

Een beoordeling van de smaak is uiterst moeilijk, en de meningen hierover liepen dikwijls sterk uiteen. Bovendien wordt de smaak beïnvloed door tal van factoren, zoals de grondsoort, het weer en het stadium van rijpheid.

Algemeen werden als goed of tamelijk goed van smaak geoordeeld: Bowa, Deutsch Evern, Macherauchs Frühernte, Regina, Senga 242. Zeer matig tot slecht waren Jucunda, Oberschlesien, Reusraths Allerfrüheste, Senga 54, Sen-ga 188, Ydun en Selectie 667.

Geschiktheid voor verwerking.

Te volstaan met het oordeel over de kwaliteiten van de verse vruchten zou slechts de halve waarheid weergeven. Uit het feit, dat ± 70 % van de aard-beien worden verwerkt, grotendeels via pulp tot jam, blijkt wel hoè belangrijk de geschiktheid voor verwerking van een ras is.

Geschikt voor de fabriek zijn rassen, waarvan de vruchten: Ie. gemakkelijk doppen;

2e. voldoende stevig zijn;

3e. een goede rode kleur hebben; 4e. een goede smaak en aroma hebben; 5e. middelmatig van grootte zijn en 6e. regelmatig van vorm en grootte zijn.

Uit de voorgaande hoofdstukjes is al wel gebleken, dat eigenlijk nog geen enkel ras aan al deze eisen voldoet. De meeste rassen komen alleen al niet voor de fabriek in aanmerking, omdat ze onvoldoende doppen.

Goed dopt behalve Jucunda alléén Selectie 667; matig: Senga 145 en Mache-rauchs Frühernte; enigszins: Climax, Senga 146 en Senga 242; slecht of niet doppen: Senga 54, Senga 188 en de overige rassen uit de proeven.

Toch werden met een aantal rassen door het I.B.V.T. verwerkingsproeven genomen; daarbij werden monsters verwerkt tot jam, ingeblikt en ingevroren. Met toestemming van het I.B.V.T. kunnen we de belangrijkste gegevens, daarbij verkregen, hier vermelden, voorzover er enige malen verwerkingsproe-ven mee zijn genomen.

Climax en verschillende Senga-nummers bleken verreweg het beste te zijn. Van Climax zijn vooral de kleinere vruchten vrij goed geschikt voor inblikken, invriezen en pulp, zowel wat betreft kleur, stevigheid en smaak.

Senga 54 is vrij goed voor inblikken en invriezen en kwam bij de

(19)

deling als de beste van alle voor de dag. De typische smaak met het onaan-gename aroma van de verse vrucht verdwijnt bij de verwerking; de kleur, de stevigheid en het aroma zijn dan goed.

Senga 145 en Senga 146 zijn vrij goed geschikt voor inblikken en invriezen,

maar kookten wat fijn in de jam, terwijl de kleur slechts voor een klein gedeelte terugkwam. De vruchten zijn vaak klein van stuk, vooral van Senga 145.

Senga 242 voldeed matig tot vrij goed voor inblikken en invriezen; de

vruch-ten waren meestal klein. Voor jam waren de uitkomsvruch-ten ietwat wisselend, maar hij kan vrij goed zijn.

Macherauchs Frühernte, Soltwedel en Selectie 667 voldeden matig voor in-blikken en invriezen. Met jam zijn er nog geen ervaringen mee.

Een slecht product geven Bowa en vermoedelijk ook Regina en Ydun, hoe-wel daarmee geen proeven zijn genomen.

Qualitatief is een aantal der verwerkte rassen beslist een verbetering op het thans geteelde sortiment. Maar het is jammer, dat ze door andere gebreken, zoals onvoldoende of slecht doppen, of onvoldoende vruchtbaarheid, niet voor de teelt kunnen worden aanbevolen.

4. D I S C U S S I E

4.1. Conclusies ten aanzien van de rassen.

Uit de resultaten van de proeven is wel duidelijk gebleken, dat er nog maar weinig nieuwe rassen zijn, die misschien een verbetering op het bestaande sor-timent zullen kunnen gaan betekenen.

(Cliché „De Fruitteelt") Fig. 5.

Macherauchs Frühernte. Eenjarig gewas op zandgrond. 4 Juni 1952. 11 Machcrauchs Fnihcrnte. One-year-old plant on sandy soil. June 4. 1952.)

(20)

Pi,/. 6.

I.V'.T. Selectie 667. Eenjarige plant te Huisscn. H Juni 1954. fl.V.T. Selection 667. Onc-ycar-old plant grown at Huisscn. ]nnc 14. 1954.)

Macherauchs Frühernte en de I.V.T.-selectie 667 treden nog het meeste naar voren, terwijl ook Regina op 5 van de 6 proefvelden als ras voor de verse markt verder beproevenswaard werd geoordeeld; dit ras valt vooral ook op door zijn goede gezondheid en grote weerstand tegen verschillende ziekten. Ook Bowa en Ydun werden in de streken waar voor de verse consumptie wordt ge-teeld, vrij gunstig beoordeeld, hoewel ze als fabrieksaardbei zonder meer moeten worden afgekeurd, daar ze niet doppen, en te zacht zijn.

De Senga-nummers zijn tegengevallen. Degene, waarvan het meeste werd verwacht, bleken te weinig vruchtbaar te zijn en te kleine vruchten te hebben, terwijl de vruchtbare Senga 54 andere belangrijke gebreken heeft.

Tabel 10 (pag. 21) geeft een overzicht van enkele belangrijke gegevens over de rassen, alsmede van het aantal malen, dat de rassen beproevenswaardig werden geacht.

Hieruit blijkt duidelijk, dat een tamelijk groot aantal rassen en selecties toch nog plaatselijk beproevenswaardig wordt geacht. Eigenaardig was, dat Selectie 663 en 668 te Huissen als éénjarig gewas zeer gunstig werden beoordeeld, terwijl ze vrijwel overal elders werden afgekeurd. Het zou dus mogelijk kunnen zijn, dat een minder gunstig beoordeeld ras (of selectie) toch nog plaatselijk van betekenis zou kunnen worden. Het feit echter, dat een ras op de meeste plaatsen is afgekeurd, wijst er op, dat het toch wel vele gebreken bezit.

Voor een verder overzicht van de belangrijkste gunstige en ongunstige eigen-schappen van de verschillende rassen zij verwezen naar de samenvatting.

(21)

TABEL 10. SAMENVATTING VAN DE BELANGR[|KSTE CIJFERS VAN ALLE IN DF. PROEVEN OPGE-NOMEN' RASSEN.

(Summary of the most important figures for alt the varieties in the trials.)

Rassen ( Varieties) Aantal malen beproevens-waard geoor-deeld (Number of times consi-dered worthy of trial) Macherauchs Frühernte 6 Regina Selectie 667 Ydun . . Senga 54 . Bowa . . Selectie 732 Senga 145. Senga 146. Selectie 663 Selectie 668 Senga 242 . Senga 188. Selectie 731 Surprise des Soltwedel . Selectie 664 Selectie 665 Selectie 666 Selectie 635 Selectie 729 Selectie 730 -falies Reusraths Allerfrüheste Standaardrassen : Deutsch Evern . • Oberschlesien. . . . 5 5 4 4 3 3 3 3 2 2 2 2 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 — — — ' ' Vroegheid in dagen na M. Früh. (Earliness in days after M. Früh. 1954) 0 1 6 10 9 4 7 2 5 3 2 2 5 7 - 2 9 4 9 4 9 9 6 - 1 10 1 12 8 Vruchtbaar-heid, 1954 (Yield in 1954) Vruchtgroot- % rot te 1953 e n ' 5 4 1953 en '54 (Fruit size (v/i rot

1953 and '54) /953 and '54) Gemiddelde rangorde-(Average rank 8 13 1 6 5 19 11 13 13 15 17 18 5 1 3 * __** 13 11 9 * 11 11 2 5 * 2 3 * ** 14 22 9 9 21 11 18 8 11 2 20 14 6 5 14 16 6 15 (21) 11 13 12 16 12 20 25 (15) 5 20 19 1 cijfers numbers) 12 10 7 21 11 16 10 5 9 22 15 4 11 12 (10) 11 19 15 14 13 10 13 (11) 18 18 5 15 * Rassen niet meer aangeplant in zomer 1953. (Varieties not planted again in summer 1953). ** Slechts in enkele proeven opgenomen. (Only included in a few trials).

4.2. De standaardrassen.

Bij de oorspronkelijke opzet der proeven werden Deutsch Evern en Jucunda als standaardrassen toegevoegd, terwijl tevens Climax, die reeds vrij veel in West-Brabant wordt geteeld, als zodanig beschouwd kan worden. Bovendien ontpopte „Die vom Kirschenhof" zich tot een goede selectie van Oberschlesien, zodat daarmee de 4 belangrijkste rassen in de proeven meeliepen. T e Huissen werden in 1953 bovendien nog Madame Lefeber en Madame Moutot toege-voegd.

(22)

Vooral Climax en Deutsch Evern waren in 1954 uitgesproken slecht door ernstige schade van de strenge wintervorst in Januari-Februari 1954, waartegen ze, evenals Lefeber, veel minder bestand bleken te zijn dan de andere rassen uit de proeven.

4.3. Omstandigheden die de gebruikswaarde van de rassen beïnvloeden. Zowel bij het beoordelen van de proeven als uit ervaringen elders bleek wel hoe verschillend bepaalde rassen zich onder uiteenlopende omstandigheden kunnen gedragen, en ook hoe verschillend het oordeel kan uitvallen.

Een aantal factoren speelt daarbij een rol.

Grondsoort. Kleigrond geeft een compactere groei en iets steviger vruchten. Rassen met zachte vruchten (Bowa. Ydun) en een zware groei zullen daarom op klei een beter product geven dan op zand.

Klimaat. Van de invloed van klimaatsverschillen is in een klein land als het onze betrekkelijk weinig te bemerken. Maar over grotere gebieden zijn winterhardheid, gevoeligheid voor hitte en droogte, en verschillen in daglengte van belang. Nachtvorstgevoelige rassen kunnen veiliger in het Westen en Noorden van ons land worden geteeld dan in het Oosten en Zuiden.

Teeltwijze. Bij de rassenkeuze moet rekening worden gehouden met de teeltwijze. Zware groeiers lenen zich niet voor beddenteelt; rassen met betrekkelijk weinig blad zijn daarentegen weer minder geschikt voor de teelt op pollen, daar de vruchten dan licht zonverbranding krijgen; zij worden het beste op bedden of in brede rijen geteeld.

Omgekeerd zal men de teeltwijze aan kunnen passen aan het ras.

Afzet. De belangrijkste factor bij de rassenkeuze is de bestemming van de vruchten. In streken waar hoofdzakelijk wordt geteeld voor de verse consumptie-markt, kan een vrij ge-varieerd sortiment geteeld worden. Maar als uitsluitend of hoofdzakelijk voor de fabriek wordt geteeld, is één goed doppend ras vereist.

Het is daarom noodzakelijk nieuwe rassen onder veel, uiteenlopende omstan-digheden te proberen, voordat er een beslist oordeel over kan worden gegeven. 4.4. De opzet van de proeven.

De landelijke, zoveel mogelijk uniforme, opzet van een aantal proeven op verschillende plaatsen heeft goed voldaan; vooral ook doordat er een zo breed mogelijk oordeel over de geschiktheid van de rassen door kon worden ver-kregen. Tevens werden er verschillende ervaringen bij opgedaan, waarvan geprofiteerd zal kunnen worden bij de opzet van nieuwe proeven.

Ie. Bij de keuze van de rassen en selecties moet rekening worden gehouden

met de streek.

Verschillende teeltgebieden hebben hun uitgesproken karakter: de Zuidhol-landse Eilanden telen uitsluitend fabrieksaardbeien, in de Bommelerwaard, Ken-nemerland en Huissen overweegt de afzet voor de verse consumptie. Het heeft geen zin rassen die, doordat ze niet doppen, alleen voor de verse markt geteeld zullen kunnen v/orden, in een gebied van fabrieksaardbeien te gaan beproeven, waarvoor ze toch worden afgekeurd.

2e. Een strenge voorselectie is gewenst.

In de afgelopen proeven waren er bij het grote aantal rassen te veel die be-slist geen verbetering op het bestaande sortiment vormden; dit geldt zowel voor de raseigenschappen, als voor de gezondheid.

Alvorens men dan ook een ras of selectie ter beproeving inzendt, dient men zich af te vragen, of dit ras (selectie) inderdaad een kans maakt een ver-betering te kunnen zijn. Inzendingen waarvan men al bij voorbaat weet, dat ze niet bruikbaar zijn, maken het beproeven maar onnodig duur. Dit geldt 22

(23)

ook voor de gezondheid van het plantmateriaal. Ziek of besmet plantmateriaal (aardbeimijt, virus, aaltjes) heeft direct al een achterstand bij een gezond gewas, terwijl dit materiaal bovendien de gezonde rassen kan infecteren.

3e. Het aantal rassen per proef moet niet te groot zijn.

Ondanks de tamelijk kleine perceeltjes per ras, hebben de nu afgesloten proeven, door het grote aantal rassen, een vrij grote oppervlakte aan grond gevergd. Dit maakt het vaak moeilijk een geschikt perceel te vinden.

Bovendien is het veel moeilijker een twintigtal rassen achter elkaar goed te beoordelen dan een klein aantal.

4e. De datum van ontvangst van de verschillende nummers moet vrijwel, liefst

geheel, gelijk zijn.

Het is het beste het plantmateriaal voor nieuwe landelijke practijkproeven een jaar tevoren op een centraal veld te vermeerderen, zodat men alles bijeen heeft, wanneer de proeven geplant moeten worden.

5e. Eén herhaling is wel gewenst.

In de proeven lagen de rassen in enkelvoud, in veldjes van 30 planten. Men zou veel betrouwbaarder gegevens verkrijgen, indien ze met één herhaling wer-den aangelegd. Vooral ook voor ziekte-aantastingen, die vaak zeer grillig optreden, is dat van belang.

6e. Geprobeerd moet worden een zo breed mogelijk oordeel te verkrijgen van

aardbeientelers en personen betrokken bij de afzet van aardbeien.

De beste rassen en selecties uit de practijkproeven worden thans verder in grotere veldjes beproefd en op hun cultuurwaarde onder practijkomstandig-heden beoordeeld. Dergelijke veldjes bieden tevens de mogelijkheid tot het nemen van verwerkingsproeven. Het Instituut voor de Bewaring en Verwer-king van Tuinbouwproducten heeft hiervoor monsters van ten minste 10 kg vruchten nodig om op een enigszins bevredigende manier de geschiktheid van een ras te kunnen beoordelen voor inblikken, invriezen en jam.

5. BESCHRIJVING VAN DE RASSEN DIE VOOR VERDERE BEPROEVING IN AANMERKING KOMEN (in alfabetische volgorde).

nowA. Gewonnen op het Proef- en Selectiebedrij f te Zaltbommel en in 1952 geïntroduceerd.

Een fors, opgaand, tamelijk open gewas, vooral in het eerste jaar met matig veel, vrij lichtgroen blad. Het blad is ongevoelig voor meeldauw; de weerstand tegen virus is matig; vertoonde te Breda geen Verticillium. Vrij veel uitlopers. Bloei en oogst zijn tamelijk vroeg tot middentijds. De bloemen, die boven het blad staan, hebben goed ontwikkelde meeldraden; van de latere bloemen in de bloeiwijzen zijn de stampers echter steriel, zodat deze niet zetten. Ondanks een rijke bloei is de vruchtbaarheid daardoor vrij gering. Bovendien is de gevoelig-heid voor nachtvorst groot.

De vruchten zijn groot, regelmatig kegelvormig, lichtrood tot roserood van kleur met wit vruchtvlees; op kleigrond vrij stevig, op zandgrond zacht; vrii sappig en goed van smaak. Plukt niet zonder dop. De grote, mooie, glanzende, regelmatige vruchten vormen een zeer aantrekkelijk product voor de verse consumptie, maar ze zijn volkomen ongeschikt voor de fabriek. Voldoet beter op klei dan op zand.

(24)

MACHERAUCHS FRÜHERNTE. G e w o n n e n op het M a x P l a n c k Instituut in D u i t s l a n d . In 1951 in omloop g e b r a c h t . E e n matig krachtig, vrij hoog g e w a s met t a m e -lijk veel d o n k e r g r o e n blad. V e e l uitlopers. Z e e r gevoelig v o o r m e e l d a u w . T o o n d e g o e d e w e e r s t a n d tegen virus, m a a r is gevoelig voor Verticillium en aaltjes. Bloei en oogst zijn zeer v r o e g ; oogst gemiddeld zelfs iets vroeger d a n van D e u t s c h E v e r n . Bloemen blijven meest iets o n d e r het blad. G o e d v r u c h t -b a a r .

D e v r u c h t e n zijn middelmatig v a n grootte, doch w o r d e n op het einde der oogst klein. Z e zijn tamelijk lang kegelvormig, aan de basis v a a k iets halsvor-mig versmald, tamelijk d o n k e r r o o d , tamelijk stevig; vruchtvlees meest lichtrood, s m a a k goed; sappig. Is tamelijk goed zonder dop te plukken. M i n d e r gevoelig voor v r u c h t r o t d a n D e u t s c h E v e r n .

Is te p r o b e r e n als vroeg r a s in de o p e n g r o n d en o n d e r glas.

REGINA. G e w o n n e n op het M a x P l a n c k Instituut in D u i t s l a n d en in 1951 in omloop g e b r a c h t . E e n matig k r a c h t i g e groei; met vrij grote, lichtgroene, iets gootvormige bladen en een tamelijk o p e n g e w a s . V e e l uitloperplanten. H e t blad is vrij gevoelig voor m e e l d a u w . T e B r e d a sterk a a n g e t a s t door Verticillium, m a a r te H e e m s k e r k v e r t o o n d e R e g i n a een opvallende w e e r s t a n d tegen d e g e n e -ratie door virus.

O v e r het algemeen weinig bloemstengels, met grove bloemen, meestal boven het blad s t a a n d e .

D e v r u c h t e n zijn tamelijk groot, lang kegelvormig, de eerste v a a k diep g e -groefd tot gespleten; lichtrood met, vooral bij de e e r s t e v r u c h t e n , een zeer grote kelk. Z e zijn tamelijk stevig, vrij sappig en tamelijk goed v a n smaak, en zijn niet of zeer moeilijk z o n d e r dop t e plukken. O n g e s c h i k t voor de v e r w e r k i n g .

V o l d o e t misschien het beste als tweejarig g e w a s op klei. O n d e r glas te wei-nig productief.

YDUN. G e w o n n e n door E . C h r i s t i a n s e n op het proefstation te S p a n g s b j e r g in D e n e m a r k e n . In 1948 in de h a n d e l g e b r a c h t .

E e n zeer krachtige groeier met een tamelijk vlakke, gesloten groeiwijze met vrij groot blad. H e r k e n b a a r a a n de v a a k v o o r k o m e n d e viertallige b l a d e n . V o r m t op vochtige z a n d g r o n d als tweejarig g e w a s zo'n z w a r e b l a d m a s s a , d a t de vruchtzetting erdoor w o r d t bemoeilijkt. Blad matig gevoelig voor m e e l d a u w voor virus is Y d u n gevoelig, hoewel te H e e m s k e r k , in tegenstelling met vele a n d e r e r a s s e n , nog geen d e g e n e r a t i e te constateren w a s . T e B r e d a weinig g e -voelig voor Verticillium.

Bloei middentijds; oogst vrij laat. D e vruchten zijn groot, kegelvormig, hel-d e r r o o hel-d , met ingezonken zaahel-djes; tamelijk zacht; vrij sappig en zeer matig van smaak. D o p t niet.

V o l d o e t vermoedelijk nog het beste als eenjarig g e w a s op klei. SELECTIE 667. G e w o n n e n op het I . V . T . N o g niet g e ï n t r o d u c e e r d .

Gelijkt in groeiwijze enigszins op J u c u n d a .

E e n gesloten, enigszins compacte groei met tamelijk veel blad. V o r m m i d d e n -blaadje o n g e v e e r als v a n Jucunda. m a a r bladsteel a f s t a a n d b e h a a r d . Blad vrij gevoelig voor m e e l d a u w . T e H e e m s k e r k bleek d e w e e r s t a n d tegen virus vrij goed te zijn; zeer weinig V e r t i c i l l i u m - a a n t a s t i n g te Breda.

Bloei en oogst laat tot vrij laat. Z e e r v r u c h t b a a r . V r u c h t e n uiterlijk op Ju-c u n d a gelijkend: kegelvormig met v a a k s t o m p e top en iets a f g e r o n d e basis; middelmatig v a n grootte, vrij lichtrood v a n kleur, tamelijk stevig met

(25)

oranje vruchtvlees; smaak zeer matig; soms iets droog. Plukt gemakkelijk zon-der dop.

Voor beschrijvingen van andere nieuwe aardbeirassen zij verder verwezen naar de volgende literatuur:

E. Schuppe. Beerenobst — Sortenbeschreibungen 1954. Ulmer, Stuttgart.

L. M. Wassenaar. Determinatietabel en beschrijving van een aantal aardbeirassen. I.V.T. 1954.

Fig. 7.

Hen tweejarig gewas van Ydun op zandgrond vormt een zeer zwaar bladgewas. Breda, September 1953.

(A twoyear old row o[ Ydun plants on sandy soil produced very heavy foliage. Breda, September 1953.)

6. S A M E N V A T T I N G

Een overzicht wordt gegeven van de resultaten van een serie landelijke prac-tijkproeven met aardbeirassen en selecties in 1952-1954.

De proeven hebben op 7 verschillende plaatsen in Nederland gelegen, gro-tendeels in teeltgebieden, zowel op zand als op klei. De eerste serie proeven werd opgezet in de zomer van 1952, een tweede serie in het voorjaar van 1953, terwijl te Huissen en Middelrode opnieuw een proef werd aangelegd in de zomer van 1953.

De aanleg geschiedde in enkelvoud, in perceeltjes van 30 planten; te W a g e -ningen in 4-voud, in rijen van 10 planten.

Opgenomen werden 14 rassen, waarvan 4 standaardrassen; benevens 11 nieuwe selecties.

De beoordelnig geschiedde 1 of 2 maal tijdens de oogst door practijkproe-vencommissies. Daarnaast werden gegevens verzameld over de ontwikkeling

(26)

van het gewas en de oogst. In de tabellen 2 t/m 10 worden de belangrijkste gegevens vermeld.

De groeikracht van de meeste rassen was goed (tabel 3 ) ; vooral van Bowa. Ydun, de Senga's en enkele selecties. Climax en Deutsch Evern waren in 1954 verzwakt door vorstschade.

T e Heemskerk ondergingen de rassen een zware toets op weerstand tegen degeneratie door virus. Regina blonk uit door hoge weerstand.

T e Breda kwamen verschillen in gevoeligheid voor Verticillium-verwelking tot uiting. Zeer weinig tot weinig aangetast werden Bowa, Climax, Deutsch Evern, Senga 145, Ydun en enkele selecties. Gevoelig bleken Jucunda, Mache-rauchs Frühernte, Oberschlesien, Regina, Senga 54, 146, 188 en 242, Solt-wedel en een selectie.

Vroeg waren naast Deutsch Evern: Macherauchs Frühernte, Regina, Senga 145, Senga 242 en Selectie 668. Laat: Jucunda, Climax, Soltwedel en Ydun (tabel 4 ) .

Het meest productief was in 1954 de I.V.T.-Selectie 667; daarop volgden Senga 54, Senga 188 en Ydun. Het geringste in vruchtbaarheid waren Deutsch Evern, Bowa, Senga 242 e.a. (tabel 5 ) .

De hoeveelheid bloem op zichzelf is bij de vergelijking van rassen geer. maatstaf voor de productie.

Tabel 7 geeft een samenvatting van het vruchtgewicht en de percentages vruchten Ie soort (groter dan 5 gram). Grote vruchten hebben Oberschlesien, Bowa, Selectie 663, Climax, Senga 188, Senga 146 en Ydun.

Zeer gevoelig voor vruchtrot waren vooral Ydun en Selectie 663 met respec-tievelijk 20 % en 33 % rot (tabel 8).

Waarderingscijfers voor de eigenschappen van de vruchten werden verder gegeven voor het plukken zonder dop, uiterlijk, stevigheid en smaak (tabel 9 ) .

W a t betreft doppen stond Selectie 667 het dichtst bij het goed doppende standaardras Jucunda.

In uiterlijk werden Bowa en Climax het hoogst gewaardeerd.

De stevigheid van de vruchten van verschillende Senga's werd slechts be-naderd door Climax en Regina.

In smaak werd Deutsch Evern, Bowa, Climax, Senga 242, Macherauchs Frühernte en Senga 145 gunstig beoordeeld. Beslist onvoldoende waren Senga 54, Senga 188 en Reusraths Allerfrüheste, terwijl een aantal rassen gemiddeld niet ver boven de 5 kwam.

Uit tabel 10 ziet men, dat, als geheel, Macherauchs Frühernte, Regina en de I.V.T.-selectie 667 het gunstigst werden beoordeeld.

Summary

A survey is given of the results of a series of national commercial variety trials with strawberry varieties and selections carried out in 1952-54.

T h e trials were conducted in 7 different places in the Netherlands, mainly in growing areas, both on sand and clay. T h e first series was established in the summer of 1952, the second in the spring of 1953, whilst two further trials were planted at Huissen and Middelrode in the summer of 1953.

The plots, of 30 plants each, were not replicated, except at Wageningen, where the plots (rows of 10 plants) were replicated four times.

The material tested consisted of 14 varieties, 4 of which served as standards of comparison, and 11 new selections.

The trials were judged by a jury, made up of practical growers and officials, once or twice during the harvest. In addition, important data on the development 26

(27)

of the plants and on the production of fruits were collected. These are shown in tables 2—10.

Most varieties proved satisfactorily vigorous (Table 3), especially Bowa, Ydun, the Senga's and a few selections. In 1954 Climax and Deutsch Evern were less vigorous due to winter-frost injury.

At Heemskerk the strawberries were rigorously tested for resistance to virus-degeneration. Regina proved highly resistant.

Among the varieties tested at Breda, were considerable differences in susceptibility to Verticillium-wilt. Bowa, Climax, Deutsch Evern, Senga 145, Ydun and a few selections were only slightly affected. Jucunda, Macherauchs Frühernte, Oberschlesien, Regina, Senga 54, 146, 188 and 242, Soltwedel and one selection proved susceptible.

Macherauchs Frühernte, Regina, Senga 145, Senga 242 and Selection 668, in addition to Deutsch Evern, were early. Jucunda, Climax, Soltwedel and Ydun were late (Table 4 ) .

In 1954 the heaviest crcpper was Selection 667 (raised at the Institute of Horticultural Plant Breeding, Wageningen), followed by Senga 54, Senga 188 and Ydun. Deutsch Evern, Bowa, Senga 242, in addition to a few other varie-ties, proved least productive (Table 5).

In comparing strawberry varieties the number of flowers is in itself no crite-rion of productivity.

Table 7 summarizes the fruit weights and the percentages of first-grade fruits (heavier than 5 grams). Large fruits are produced by Oberschlesien, Bowa, Selection 663, Climax, Senga 188, Senga 146 and Ydun.

Ydun and Selection 663 proved highly susceptible to Botrytis fruit rot (20 % and 33 % rot, respectively. Table 8).

Ratings were given to the different fruit characters, such as capping quality, appearance, firmness and flavour. (Table 9).

As regards capping, Selection 667 came nearest to the well-capping standard-variety Jucunda.

Bowa and Climax were best in appearance.

The firmness of the fruit-flesh of different Senga's was approximated by Climax and Regina only.

In point of flavour, Deutsch Evern, Bowa, Climax, Senga 242, Macherauchs Frühernte and Senga 145 were judged to be favourable. Senga 54, Senga 188 and Reusraths Allerfrüheste were definitely unsatisfactory in this respect, whilst other varieties could not be given a mean rating value much higher than 5.

From Table 10 it will be seen that on the whole Macherauchs Frühernte, Regina and Selection 667 were judged to be most favourable.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo wordt duidelijk dat vrouwen die voor het huwelijk veel onderwijs hadden genoten op relatief hoge leeftijd trouwden (zoals al alge- meen wordt aangenomen), maar dat ze niet de

This longitudinal study will therefore examine whether stressful life events and neighborhood greenness during adolescence (between ages 11 and 16 years) predict externalizing

This study investigated the accuracy, drift, and clinical usefulness of a new optical transcutaneous oxygen tension (tcPO 2 ) measuring technique, combined with a

However, Bowlby did show an interest in Thysell's (1948) research on children in institutions, as he took the raw data from Thysell's study and included a reference to his article

Alleen al de reeds voor 1245 vastgestelde uitverkoop aan Friese kloosters van domeinen en rechten door de bisschop onder voorbehoud van bepaalde inkomsten die de begunstigden

Het fosfaatbodemoverschot is dus negatief en de P- bemesting kan niet worden aangevuld met kunstmest omdat op derogatiebedrijven zoals Baltus geen kunstmestfosfaat mag worden

Gezien de toenemende mate waarin historici zich op de 'vrije' markt bewegen, zou het misschien ook in hun eigen voordeel zijn, als zij zich in voorkomende gevallen niet al te

De aanpak van het Deltaprogramma met drie Deltaplannen voor Waterveiligheid, Zoetwater én Ruimtelijke adaptatie, is uniek - voor welk beleidsterrein dan ook - om voorbij één