• No results found

Ruilverkaveling Merksplas Lot 4 Archeologisch onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ruilverkaveling Merksplas Lot 4 Archeologisch onderzoek"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ruilverkaveling

Merksplas

Lot 4 Archeologisch onderzoek

(2)
(3)

I

NHOUD Algemeen ... 4 Kenmerken ... 6 1.1 Ligging 6 1.2 Fysisch milieu 6 1.3 Gekende archeologie 7 Methode ... 8 Resultaten ... 10 4.1 Massa 7 10 4.2 Massa 8 11 4.3 Massa 11 17 4.4 Massa 13 35 Besluit ... 36 5 Bibliografie ... 38

(4)
(5)

ALGEMEEN

In de Ruilverkaveling Merksplas werd lot 4 uitgevoerd in de periode 2009-2011. Bij een ruilverkave-ling worden de landbouwpercelen herschikt om een rendabele en duurzame landbouwproductie mogelijk te maken. Bij deze herschikking is er een grote aandacht voor het landschap, natuur, milieu, en erfgoed.

In het kader van de Ruilverkaveling Merksplas werd voorafgaand de uitvoering een archeologische verwachtings- en beleidskaart (Roymans en De Decker, 2001) opgesteld. In totaal werden tijdens dit onderzoek 145 vindplaatsen geïnventariseerd, wat overeenkomt met 121 vindplaatslocaties. De ver-wachtings- en beleidsadvieskaart wordt verder gebruikt als leidraad voor het archeologisch begelei-den van de ruilverkaveling. Opvallend was de grote aanwezigheid van steentijdvindplaatsen (97 vind-plaatsen), wat kan verklaard worden door de aanwezigheid van de Mark. Deze microregio was een veel bezochte trekpleister voor groepen jagers-verzamelaars. In Lot 4 werden 37 sites en vindlocaties geïnventariseerd.

Aan de hand van deze kaart en bijkomend onderzoek werden over de gehele ruilverkaveling uit deze vindlocaties 10 (bedreigde) sites geselecteerd voor verder onderzoek. Dit onderzoek (Depraetere, D., De Bie M. & Van Gils, M., 2006) had tot doel het detecteren, waarderen in termen van gaafheid en conservering, en nauwkeurig lokaliseren van archeologische sites. In lot 4 is één mogelijk archeolo-gische zone geselecteerd (zone 6). Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat geen redelijke be-zwaren tegen de geplande werken konden worden ingebracht.

Daarnaast werden tijdens de ruilverkaveling Merksplas lot 4 het ondergrondverzet op voorhand on-derzocht door middel van boringen en proefsleuven.

(6)

Project Ruilverkaveling Merksplas

Uitvoeringsdossier Lot 4

Gemeente Merksplas

Toponiemen De Berkelaar, De Locht

Massa’s 7, 8, 11, 13 Opgravingsvergunning 2008/262 Administratieve naam RVK MP 4 Depot ADAK Datum 3 mei 2011 Wettelijk Depotnummer D/2015/6375/7

Het stedenbouwkundige advies inzake archeologie legde de volgende voorwaarden op:

- Alle werken met ingreep in de bodem (o.a. aanleg wegen, nieuwe sloten en poelen) dienen archeologisch begeleid te worden. Deze begeleiding is afhankelijk van de aard van de werken en wordt in de bijgevoegde nota voor elk werk apart besproken (bijlage 1);

- Indien uit de archeologische begeleiding of vooronderzoek (boringen, proefsleuven of con-trole cfr. bijlage 1) blijkt dat er zich archeologische sites op het terrein bevinden, dient de nodige tijd en middelen voorzien te worden om deze te registreren.

- Voorafgaand aan de uitvoering van de werken, zullen deze overlopen worden met de leidend ambtenaar, de werfleider, de aannemer en de archeoloog van de VLM, bevoegd voor het project. Alle wijzigingen van plannen of aanpassingen van uitvoeringswijzen van werken die-nen op voorhand besproken te worden. Het (toenmalig) Agentschap R-O Vlaanderen – On-roerend Erfgoed Antwerpen wordt op de hoogte gesteld van de aanvang van de werken en de wijze van opvolging van de werken.

- De aanbevelingen zoals geformuleerd in de archeologische verwachtings- en beleidsadvies-kaart voor de ruilverkaveling Merksplas (Raap-rapport 695) en het ‘Archeologisch detailon-derzoek naar steentijdsites in ruilverkaveling Merksplas’ (VIOE-rapport, 2006) dienen strikt gevolgd te worden.

(7)

KENMERKEN

1.1 LIGGING

Het ruilverkavelingsgebied lot 4 ligt ten noordoosten van de kern van Merksplas, ten westen van Koekhoven. Lot 4 heeft een oppervlakte van ca. 450 ha. Lot 4 grenst in het oosten aan de weg Koek-hoven. In het noorden wordt het lot begrensd door de gemeentegrens. In het westen wordt de mas-sa begrensd door de Steenweg op Weelde, de Mark en het plateau van Opstal. In het zuiden vormt de Steenweg op Turnhout de grens.

Lot 4 beslaat 4 massa’s: massa, 7, 8, 11 en 13. De ligging van de massa’s is bijgevoegd in de kaarten-bundel (kaart 1).

1.2 FYSISCH MILIEU

Het reliëf bestaat uit een vlak, breed plateau dat zwak afhelt naar het westen en het noorden. Het landschapsbeeld wordt bepaald door een waaiervormig patroon van beekdalen in de Kempense klei. Deze Kempense klei is een neogene formatie uit zandige klei of klei. Deze weinig doorlatende onder-grond, in combinatie met het vlakke reliëf en het ijl bekenstelsel heeft een langzame oppervlakkige drainage tot gevolg. De diverse heideplassen en –vennen in de omgeving zijn hiervan een indicatie (Baeyens L. , 1975). Kenmerkend voor het oostelijke deel van de ruilverkaveling is het waaiervormige patroon van beekdalen. Deze beekdalen vormen samen de Mark. Iets meer naar het oosten, in lot 3, ligt de waterscheiding tussen het Scheldebekken en de Rijn.

(8)

1.3 GEKENDE ARCHEOLOGIE

Voorafgaand de werken van de ruilverkaveling werden verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd. In het voorjaar van 2001 werd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. een archeo-logische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Omwille van de grootte van de ruilverkave-ling (ca. 1600 ha) was een vlakdekkende kartering een zeer tijdrovend en kostbaar onderzoek. Het doel van het onderzoek was dan ook om de archeologische verwachting beter te omschrijven. Hier-aan werd een concreet beleidsadvies gekoppeld. Deze adviezen werden in overleg met het toenmali-ge Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP) optoenmali-gesteld.

Afhankelijk van de fysische factoren en vestigingspatronen werden zones geselecteerd met een hoge, middelmatige, lage en onbekende archeologische verwachting. In totaal werden 145 vindplaatsen aangetroffen, die corresponderen met 121 vindplaatslocaties. Het verwachtingsmodel maakt een expliciet onderscheid tussen vindplaatsen van jagers-verzamelaars uit de steentijden enerzijds, en vindplaatsen van landbouwsamenlevingen anderzijds. Deze opsplitsing is gemaakt door de grote verschillen in het gebruik van het landschap en de daarbijhorende locatiekeuze-factoren.

Uit de studie blijkt dat het RVK-gebied in de periode van de jagers-verzamelaars relatief intens was bewoond. Verspreid over het gehele RVK-gebied zijn 97 vindplaatsen aangetroffen, te dateren in de steentijden. Uit verschillende studies blijkt het belang van gradiëntzones voor vestigingslocaties. Deze gradiëntzones werden gebruikt als aanduiding voor zones met een hoge archeologische ver-wachting voor vindplaatsen van jagers-verzamelaars.

Daarnaast zijn 44 vindplaatsen aangetroffen die dateren van de Metaaltijden tot en met de late Mid-deleeuwen. De locatiekeuze werd in hoge mate bepaald door de landbouwgeschiktheid, bodemtype en grondwatertrap. Vrijwel alle vindplaatsen zijn aangetroffen op het dekzandplateau van Opstal (Roymans & De Decker, 2001, pp. 46 - 48).

In een hierop volgende fase werd door archeologe J. Verkeyn en bodemkarteerder J.Laureys op basis van de gedetailleerde bodemkaart 10 zones uitgekozen voor verder onderzoek, gericht op steentijd. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het VIOE(Depraetere, De Bie, & Van Gils, 2006) en had als doel het waarderen van de steentijdsites op deze percelen. De aanbevelingen in dit rapport werden strikt gevolgd.

(9)

METHODE

Voorafgaand de start van de kavelinrichtingswerken werden alle archeologische sites en alle kavels met inrichtingsmaatregelen door middel van grondboringen pedologisch geëvalueerd. De archeolo-gische sites werden geëvalueerd. Ook zones met een lage archeoloarcheolo-gische verwachting waarop wer-ken met een lage impact werden uitgevoerd (dichten van grachten) werden zoveel mogelijk gecon-troleerd.

Doel van de pedologische controle van de bodem was tweeledig: enerzijds het vaststellen van de dikte van de bouwvoor, anderzijds het bepalen van de intactheid van de bodemhorizonten van de onderliggende bodem (intern onderzoek Joke Verkeyn en Bart Robberechts). De resultaten van het onderzoek leidde tot een externe studie (Depraetere, De Bie, & Van Gils, 2006). De resultaten van dit onderzoek werden strikt opgevolgd. Bijkomend boringen werden gezet tijdens de uitvoering van de werken.

Alle kavels waar egalisatie met ondergrondverzet plaats vond, zijn vlak voor de uitvoering gecontro-leerd met proefsleuven. Bij deze werken wordt op de hoger gelegen zones de onderliggende C-horizont weg gehaald en getransporteerd naar de lager gelegen zones. In deze lager gelegen zone wordt het minerale zand in de bouwvoor geploegd. De archeologische controle vond plaats op de te ontgraven zones.

Bij ploegen en egaliseren van de akkers gaat het ploegen niet dieper dan de reguliere akkerbewerkin-gen. Deze bewerkingen worden gebruikt om vroegere akkerscheidingen, … weg te werken en de spo-ren van de werken (transport van materieel, …) op te schonen. Proefsleuven worden voorzien wan-neer de bouwvoor niet dikker is dan 20 cm of na uitvoering niet meer dan 20 cm bepaald.

(10)

veld gewerkt met de kavelnummers volgens het plan van de kavelinrichtingswerken. Voor alle duide-lijkheid wordt bij de beschrijving van de proefsleuven de nieuwe kadastrale nummers vermeld. De ligging van de proefsleuven en het kaartmateriaal wordt achteraan bijgeleverd.

(11)

RESULTATEN

4.1 MASSA 7

4.1.1 Ligging en gekende archeologie

Massa 7 is in het noorden begrensd door de Biezenloop (scheiding met massa 8), in het zuiden door de Mark (scheiding met massa 6) en in het oosten door Koekhoven (zie kaart 2). De Biezenloop en de Mark komen in het westen van de massa samen. In Lot 2 zal op deze plaats een waterbergingszone gegraven worden.

De zone net ten noorden van de Mark wordt op de archeologische verwachtingskaart voor jagers – verzamelaars aangegeven als een gradiëntzone met hoge archeologische verwachting. In deze zone werd tijdens de veldkartering door RAAP een klingfragment uit Wommersomskwartsiet gevonden. Deze vondst werd geïnterpreteerd als een losse vondst (Roymans en De Decker, 2001; MERK. 86 – CAI 106608). Daarnaast zou in deze massa een “versterking, motte, circulaire structuur op de topo-grafische kaart uit 1977” ‘(CAI 100353) aanwezig zijn. Tijdens de veldverkenning door RAAP en eigen waarnemingen werd geen dergelijke structuur aangetroffen.

De veldverkenning van RAAP leverde een vondstenconcentratie Romeins materiaal op (waaronder Terra Nigra) op de top van een langgerekte rug langs de Mark (Roymans en De Decker, 2001; catalo-gusnr. 87; CAI 106609). Deze vondstenconcentratie wordt mogelijk vermeld door Stroobant als de Villa Romaine in 1911.

(12)

Sporen van de hoger vermelde motte of Romeinse vondstenconcentraties werden tijdens het veld-werk niet aangetroffen.

4.2 MASSA 8

4.2.1 Ligging en gekende archeologie

Massa 8 ligt ten noorden van massa 7 en de Biezenloop (zie kaart 3). De oostelijke grens ligt ter hoog-te van Koekhoven, de noordelijke grens is de gemeenhoog-tegrens. In het weshoog-ten wordt de grens gevormd door het Moerloopken.

De archeologische verwachtingskaart toont een zone met een hoge middelmatige verwachting voor vindplaatsen uit de late middeleeuwen ter hoogte van de Berkelaar en het Geheul. Ter hoogte van deze gehuchten wordt niet gewerkt. De archeologische verwachtingskaart naar steentijden toont een hoge verwachting voor vondstenconcentraties op de gradiëntzones. Ter hoogte van de Berkelaar zijn verschillende vondstenlocaties gekend (Merk 11 t/m 14; 80 t/m 85, 22, zowel vondstenconcentraties als losse vondsten) uit het mesolithicum. Naar aanleiding van de vondstenconcentraties werd een proefputtenonderzoek opgezet (Depraetere, De Bie, & Van Gils, 2006). De zone van dit proefputten-onderzoek (CAI-nr. 100881) ligt op de westelijke flank van een rug ten zuidoosten van een ven. In totaal werden in deze zone 35 proefputten geplaatst. In 2 proefputten werd materiaal aangetroffen. Dit bevond zich in de onderste helft van een antropogeen pakket met postmiddeleeuwse ruis. Tij-dens dit onderzoek werden geen afdoende archeologische waarden aangetroffen voor verder onder-zoek. Wel werd besloten dat de omgeving wel degelijk bezocht werd door de prehistorische mens. Vooral het kopje in de kadastrale percelen 169 -170G (VLM-nr. 80205) dienden in het oog gehouden te worden. Op deze percelen heeft de VLM geen werken uitgevoerd. In de depressie tussen de het zandrugje en de door het VIOE onderzochte zone werd tijdens de oppervlakteprospectie door RAAP een silexafslag aangetroffen op een venbodem (Roymans en De Decker, 2001, MERK83).

Het merendeel van de overige vondstlocaties waren losse vondsten. Enkel Merk 11 en 14 (CAI-nr. 106514) waren vondstenconcentraties, gelegen aan de rand van de Biezenloop.

(13)

De werken in massa 8 omvatten het dichten van grachten, het graven van nieuwe grachten, ploegen en licht egaliseren (oppervlakkige egalisatie) en één zone egalisatie met ondergrondverzet (percelen 80305, 80304). Hierbij wordt perceel 80304 opgehoogd met grond afkomstig uit 80305.

Langsheen deze percelen werd een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd (weg nr. 2.8.1).

4.2.2 Booronderzoek

Toponiem Wendelschoor / Biezenloop Nr. Kadafd. Merksplas, sectie C, 1 Nr. Perc. 182

Kavelnr. 80528

CAI 106514

De werken op dit perceel bestonden uit ploegen en oppervlakkig egaliseren. Zoals bepaald in de ste-denbouwkundige vergunning diende deze site op voorhand onderzocht te worden door middel van booronderzoek. Op dit perceel werden in de voorafgaande prospectie (Roymans en De Decker, 2001, catalogusnr.MERK14) 2 afslagen aangetroffen op de rand van het beekdal naar de Biezenloop. De bodem staat gekarteerd als een Sdg (matig natte lemige zandgronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont). Als bijkomend onderzoek werd de zone rondom de te dichten greppel afgeboord. Dit leverde een duidelijk verploegde zone op (A/C-profiel).

Het bodemprofiel vertoonde geen bodemvormende kenmerken (geen uitloging of podzolhorizont meer aanwezig). Bijkomende vondsten werden niet aangetroffen. De aanwezigheid van een site is hier moeilijk vast te stellen.

De aard van de werken (ploegen en oppervlakkig egaliseren) is geen bijkomende bedreiging voor deze site. Hierdoor werden geen verdere maatregelen genomen.

(14)

4.2.3 Proefsleuvenonderzoek

4.2.3.1 Kavel 80305 Toponiem Berkelaer

Nr. Kadafd. Merksplas, sectie C, 168K en 166L Kavelnr. 80305

X/Y 185.447/229.548 - 185.500/229.551 185.484/229.463 - 185.527/229.489

De percelen bevinden zich ten noordwesten van het toponiem “De Berkelaer” en liggen in een natte depressie. Doorheen de percelen ligt een zandrugje. Dit zandrugje wordt door een andere depressie gescheiden van een door het VIOE onderzochte zone (zie hoger - De Praetere, De Bie en Van Gils, 2006, pp. 27 – 30, zone 6).

Voorafgaand de werken werden een aantal boringen geplaatst. De bodemopbouw bestaat uit een lemig zandige bodem. De bouwvoor gaat op 40 cm over in een lichtgrijs zandige bodem, waarvan 20 tot 40 cm bestaat uit een gebroken podzol en vermengde grond.

De proefsleuven werden aangelegd op 13 februari 2009. Door de natte ligging van het onderzoeks-gebied liepen deze proefsleuven zeer snel onder water.

In totaal werden 4 sleuven getrokken, waarvan sleuf 3 en 4 onderbroken waren door een perceels-rand (zie kaart 3: ligging proefsleuven). Door het aanwezige grondwater liepen de proefsleuven snel onder.

Zowel in sleuf 1 als in sleuf 2 waren grote hoeveelheden baksteenpuin aanwezig. De bakstenen wa-ren machinaal vervaardigd en hadden een grootte van 18,5 x 8,5 x 5 cm. Volgens een lokale buurt-bewoner heeft op deze locatie een huis gestaan. Dit huis is gebouwd begin jaren 1930 en staat aan-geduid op de militaire kaart van 1932. In de jaren 50 van dezelfde eeuw is dit terug grondig gesloopt en het puin is in de naastgelegen vijver gedumpt. Behalve enkele recente verstoringen (drainage-greppels – perceels(drainage-greppels; machinale vergraving) waren geen sporen of structuren aanwezig.

(15)
(16)

Figuur 2 Sleuf 4

4.2.3.2 Weg 2.8.1 X/Y 185.265 – 229.200

185.898 – 229.655

Deze weg is één van de weinige nieuwe ontsluitingswegen in het gebied. De weg heeft een totale lengte van 775 m is 3 m breed. De wegkoffer werd op een diepte tussen 30 en 40 cm uitgegraven. De bouwvoor had een gemiddelde diepte van ca. 20 cm. Deze bouwvoor rustte direct op de C-horizont. De C-horizont vertoonde resten van een natte podzol. Archeologische sporen werden niet

(17)

aangetroffen. Ter hoogte van een oude poel (zie kaart) werd een moerige laag aangetroffen. Ver-schillende boomkuilen waren aanwezig.

Figuur 3 Moerige zone in wegcunet 2.8.1

(18)

Figuur 4 Restantje haarpodzol in wegcunet 2.8.1. De bodem is sterk geërodeerd.

4.3 MASSA 11

4.3.1 Ligging en gekende archeologie

Massa 11 wordt in het noorden begrensd door de Mark, in het oosten door Koekhoven, in het wes-ten door het Vrouwloopken en in het zuiden door het plaggebied rond Opstal (zie kaart 4). Het ge-bied wordt van zuid naar noord doorsneden door de Venneloop en de Koekhovenseloop. De beide beken komen samen iets ten noorden van de Langstraat. Het gedeelte tussen de samenvloeiing van de beken is een vrij nat gebied. Aan de buitenzijden van deze beken zijn zandruggen aanwezig. De studie van RAAP karteerde de zandruggen als gradiëntzones met hoge archeologische verwach-ting voor vondstenconcentraties uit de steentijden. Tussen de beken is het gebied aangeduid als lage archeologische verwachting. De iets hoger gelegen zone langsheen de Venneloop en (de weg) Koek-hoven heeft een middelmatige archeologische verwachting naar vondsten uit de late middeleeuwen, maar een lage verwachting naar vindplaatsen uit de metaaltijden en vroege middeleeuwen.

(19)

De studie van RAAP leverde 3 zones op met archeologische vindplaatsen: een zone met de losse vondsten 52 (CAI 106560), 57 (CAI 106565) (beide steentijdvondsten, onbepaald) en 53 (CAI 106561 - mesolithicum). Deze sites liggen aan beide zijden van de Koekhovenseloop, ten zuiden van de Lange-straat. Meer naar het noorden trof RAAP langs de Venneloop een zone aan met losse vondsten uit de steentijden (7,8, 10, 19 – cai 106490, 106491, 106494, 106498) en een zone langs het Vrouwloopken met losse vondsten uit het mesolithicum (Merk 6- CAI 106489). Ten zuiden van de Langestraat wer-den op het dekzandplateau van Opstal een zone met Romeinse vondsten aangetroffen (61, 63, 67 – CAI 106637, 106566, 106567) en metaaltijdvondsten (Merk 104, CAI 106636). Aan de noordzijde van de Langestraat werd in het kader van het Fluxys-onderzoek (Perdaen, Verbrugge, Van Looveren, & Vanneste, 2006) een site uit de ijzertijd aangetroffen (CAI-nr. 100781) In Opstal zelf op de kruising van de Hoevestraat en de Werfstraat werd een site uit de Romeinse tijd aangetroffen (CAI-nr. 100782).

Dit brengt een duidelijk beeld van landbouwverwachtingen ter hoogte van het dekzandplateau. Op de zandruggen langsheen de waterlopen zijn steentijdvondsten of –sites te verwachten.

De werken bestaan grotendeels uit het ploegen en egaliseren van een groot gedeelte van de massa. Dit concentreert zich tusssen de Venneloop, Koekhovenseloop en de wegen Hoevestraat en Hazen-pad. Voorafgaand deze werken werden een aantal boringen geplaatst om de dikte van de bouwvoor en de kwaliteit van het bodemprofiel te bepalen. Ten zuiden van de Hoevestraat waren twee perce-len bedoeld om te egaliseren. Deze werken zijn niet doorgegaan. Ter hoogte van kavel 110403 en 110501 langs de Koekhovenseloop ligt een grote depressie. De landbouwer wou deze depressie ge-deeltelijk laten opvullen om een akker met een betere afwatering te verkrijgen. Bedoeling was om een gedeelte van 110502 af te graven en deze grond te gebruiken om de depressie te nivelleren. Voorafgaand deze werken werden proefsleuven aangelegd.

(20)

4.3.2 Booronderzoek

Boringen werden geplaatst op het perceel 110701, perceel 110202, op het perceel 110402; en per-ceel 110521. De geplande werken op deze percelen bestaat uit ploegen en egaliseren. Bedoeling van de boringen is het vaststellen van bodemintactheid om te kijken of verdere waardering noodzakelijk is.

4.3.2.1 Kavel 110701

Nr. Kadafd. Merksplas, sectie D, 540D

Het weiland loopt af richting de Vennenloop in het westen. Enkel het zuidelijk gedeelte wordt ge-ploegd (wegwerken perceelscheiding). Drie boringen werden geplaatst in een verspringend raster. Overal was een bouwvoor aanwezig van ca. 30 tot 35 cm, direct liggend op een C-horizont. Aange-zien de A-horizont dikker is dan 20 cm, is verder onderzoek conform de opgestelde eisen (zie hoger) niet noodzakelijk.

4.3.2.2 Kavel 110202

Nr. Kadafd. Merksplas, sectie C, 538G

Ook deze kavel is het wegwerken van een perceelscheiding door ploegen en egaliseren gepland. Twee boringen werden geplaatst. Uit de boringen bleek duidelijk dat de bouwvoor op 40 cm overging in een bleke zandhorizont (C-horizont), die op 50 cm onder het maaiveld overgaat in klei. Ook hier is verder onderzoek, conform de opgestelde eisen, niet noodzakelijk.

4.3.2.3 Kavel 110402

Nr. Kadafd. Merksplas, sectie D, 485A, 483A CAI 106560, 106565, 100777

Het perceel is een hoge opduiking aan de westzijde van de Koekhoevenseloop. Ten westen en noordwesten van het perceel is een diepe slenk aanwezig, veroorzaakt door de Koekhovenseloop. De werken hebben als doel de perceelscheidingen van deze drie percelen weg te werken. Op deze per-celen zijn bij de prospectie lithisch materiaal aangetroffen.

(21)

In totaal werden 8 boringen geplaatst op het terrein, gericht naar de intactheid van het bodempro-fiel. De bodemopbouw bestond uit een zandig bruine bouwvoor van gemiddeld 35 tot 40 cm dikte. Onder de bouwvoor was tot op een diepte van 50 cm een bruingrijze – grijsbruine Ap aanwezig. Der-gelijke tweede bouwvoren komen overal voor in de ruilverkaveling Merksplas en worden veroorzaakt door diep spitten. Fragmenten van de podzol waren her en der nog herkenbaar.

Bij ploegen en egaliseren beperken de werken zich tot de bovenste 20 cm. Gezien de dikte van de bouwvoor (35 tot 40 cm) zijn verdere archeologische acties niet aangewezen.

4.3.2.4 Kavel 110521

Nr. Kadafd. Merksplas, sectie D, 474C

CAI 106561

Op dit perceel werd een klingfragment uit Wommersomskwartsiet aangetroffen. De boringen op het perceel toonden een bouwvoor aan die op 30 cm diepte overging in een zeer natte C-horizont. Spo-ren van bodemvorming waSpo-ren niet aanwezig.

(22)

4.3.3 Proefsleuvenonderzoek

Kavel 110501

Nr. Kadafd Merksplas, sectie D, 483A X/Y 186.164 – 227.494

186.233 – 227.560 186.284 – 227.495 186.224 – 227.443

Kavel 110501 ligt ten oosten van de Koekhovenseloop. Het perceel ligt aan de rand van het dekzand-plateau van Opstal, met verder naar het oosten een brede beekdalvallei. Aanleiding voor het proef-sleuvenonderzoek waren de geplande werken voor het uitvoeren van een egalisatie met onder-grondverzet (ontzaveling waarbij de zavel zou gebruikt worden voor ophoging elders). Het proefsleu-venonderzoek werd uitgevoerd op 14, 15 en 16 december 2009.

Het terreinwerk liep niet van een leien dakje. Het terrein ligt op een plaats gevoelig voor grondwater. Vanaf sleuf 5 kwam het grondwater zeer snel op en werd het documenteren moeilijker. Hierdoor werd besloten om niet het volledige terrein te onderzoeken maar te stoppen na sleuf 7.

In de hierop volgende dagen was er een koudegolf. Dit zorgde voor een dikke laag ijs op dit water en bevroren sporen.

Het perceel helt af naar het noordoosten. De hoogtes variëren van 27,94 m + TAW in het zuidwesten en 26,50 m in het noordoosten. In het reliëf is een duidelijke knik aanwezig in het noordoosten die afloopt naar de Vennenloop. Dwars over het te onderzoeken perceel ligt een vroeger wegtracé.

(23)

Figuur 5 Ligging van het te onderzoeken perceel (rood). Bron van de ondergrond: Digitale versie van topografi-sche kaart 1/10.000, raster, zwartwit, NGI, opname 1991-2008 (GIS-Vlaanderen). Inzet: Topografitopografi-sche kaart 1/50.000, raster, NGI, © Nationaal Geografisch Instituut.

4.3.3.1 Bodemkundig

Op de bodemkaart staat het perceel gekarteerd als w-Sdc(3) (Matig natte lemig zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont, met klei in de ondergrond). Op 18/12/2008 werd een booronderzoek uitgevoerd gericht op de bodemkwaliteit. Hieruit bleek duidelijk ter hoogte van de proefsleuven een antropogeen dek aanwezig te zijn, terwijl meer naar het noorden en noordwes-ten de kartering w-Sdc(3) gangbaarder was. Hierbij moet opgemerkt worden dat volgens Belgische

(24)

Figuur 6 Ligging van het onderzoeksgebied op de bodemkaart (rood). Bron ondergrond: Digitale versie van de Bodemkaart van Vlaanderen, IWT, uitgave 2001 (OC GIS-Vlaanderen)

De boringen toonden de huidige bouwvoor aan met een dikte van 30 cm, bovenop een Ap2 tot 60 cm onder maaiveld (-mv). De bouwvoor is humeus. De C-horizont bestaat uit zand (oostelijk deel) tot lemig zand en leem (in het westen) aanwezig. Dit werd bevestigd in de proefsleuven. De overgang tussen de Ap2 en de natte, grijze tot geelgrijze horizont vertoonde spitsporen (zie figuur 7). De C-horizont in het zuidelijke deel (zand) vertoonde nog kenmerken van een natte podzol. De C-C-horizont is sterk gevlekt en vertoonde veel sporen van bioturbatie (boomwortels, …) .

(25)

Figuur 7 Profiel sleuf 1.

4.3.4 Archeologie in de omgeving

Op de opgestelde archeologische verwachtingskaart voor landbouw (De Decker en Roymans, 2002) heeft het perceel een lage archeologische verwachting naar landbouw toe. Dit is te verklaren aan de hand van de bodemkaart: een w-Sdc3 (natte zandleembodem met klei in de ondergrond) is niet di-rect de meest vruchtbare bodem voor landbouwers. Op de archeologische verwachtingskaart voor

(26)

Figuur 8 Ligging van het onderzoeksgebied en proefsleuven op de hoogtekaart (bron: Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen, MVG-LIN-AMINAL-afdeling Water en MVG-LIN-AWZ-afdeling Waterbouwkundig Laborato-rium en Hydrologisch onderzoek (GIS-Vlaanderen, 2004) met aanduiding van archeologische sites in de omgeving (bron: Centrale archeologische inventaris, VIOE, 2009).

Op 350 m naar het noordwesten werd bij de opvolging van het fluxystracé een nederzetting met een algemene datering in de ijzertijd aangetroffen. Het bestond uit 34 paalsporen in een drietal concen-traties en een spieker. Behalve deze spieker werden geen gebouwplattegronden onderscheiden. Lokaal handgemaakt aardewerk werd aangetroffen. Opvallend is de afwezigheid van grachten (100781, Perdaen e.a., 2006, p.27 - 28). Handgevormd aardewerk uit de metaaltijden werd aange-troffen door De Decker en Roymans (106566, 106567, 106636, 106637). Ook middeleeuws aarde-werk werd aangetroffen (106568) bij deze oppervlakteprospectie.

Opvallend zijn de weinige vondsten naar het zuiden van het plangebied. Dit heeft meer te maken met de stand van het onderzoek. In de database van het bouwkundig erfgoed voor de hoeve ’s Grae-venhoeve te Koekhoven vermeld dat hier tot de 15de eeuw een houten gebouw stond. Dit is nader-hand vervangen door een stenen gebouw (DIBE 46895, 102925). Rond dit gebouw en de bijhorende akkers zijn verschillende archeologische vindplaatsen te verwachten.

(27)

4.3.5 Resultaten

4.3.5.1 Sporen en structuren

In de proefsleuven werden verschillende antropogene sporen zoals greppels en paalsporen aange-troffen. Daarnaast waren ook verschillende natuurlijke sporen aanwezig. Opvallend was de scherpe scheiding tussen de zandige C-horizont en de zandleembodem.

Paalkuilen

In de proefsleuven kwamen 5 gelijkaardige sporen te voorschijn (spoor 4 – 6, sleuf 2; spoor 3 sleuf 3; spoor 1 sleuf 5). De sporen bestonden uit een grijsbruine, licht gevlekt humueus zand met een weinig houtskool erin. Bij het opschaven van spoor 4 en 5 uit sleuf 2 was oppervlaktemateriaal aanwezig (v. 1 en v.2). De sporen zijn rond tot ovaal en meten ca. 50 x 70 cm. De sporen zijn tussen 25 en 40 cm diep bewaard. Bij coupe had spoor 4-sleuf 2 een vlakke basis.

Daarnaast komen in sleuf 2 nog 4 andere mogelijke paalsporen voor. Het snel stijgende grondwater maakte het onmogelijk dit verder te onderzoeken.

(28)
(29)
(30)

Daarnaast komen in sleuf 2 nog 3 andere mogelijke paalsporen voor. Deze hebben een gemiddelde diameter van 20 cm en een diepte van ca. 10 cm. Het snel stijgende grondwater maakte het onmoge-lijk dit verder te onderzoeken.

Greppels

type 1: sleuf 2 spoor 17, 2; sleuf 3 spoor 1; sleuf 4 spoor1

Dit type greppel is grotendeels noordzuid gericht. De greppel heeft een ronde onderzijde (coupe s1, sleuf 3) is gevuld met materiaal uit de Ap2, zwartbruin, humeus zand. De onderzijde is licht vermengd met zandig materiaal. Dit type greppel is aan de hand van de stratigrafische situering (afkomstig uit bouwvoor) te interpreteren als een oude kavelgreppel uit de postmiddeleeuwen of recentere perio-des.

(31)

type 2: Sleuf 1, spoor 1; sleuf 2, spoor 2; sleuf 5, spoor 2 & 3, sleuf 7, 1 & 2

Deze greppels komen duidelijk onder de bouwvoor uit. Deze greppels zijn haaks op elkaar georiën-teerd (NNO – ZZW & WNW – OZO). De greppels hebben een breedte van 1,00 – 1,20 m en een ronde bodem.

De vulling bestaat uit een heterogeen pakket bruingrijs lemig zand, gemengd met gelig zand. Onderin is een slibpakket aanwezig. De greppels komen verspreid voor in het plangebied. Deze greppels dien-den vermoedelijk als afbakening.

(32)

Figuur 13 Sleuf 1 spoor 1 in vlak (boven) en coupe (onder).

type 3: sleuf 7, spoor 1, 2, 3

Smalle greppels (tot 70 cm breed) met een lichtgrijze vulling, evenwijdig met type 1. Ter hoogte van sporen 1 t/m 3 (sleuf 7) was geen sprake meer van een plaggendek (beekdal).

(33)
(34)

1.2 Vondstenmateriaal

Tijdens het proefsleuvenonderzoek werd zeer weinig archeologisch vondstenmateriaal aangetroffen. Slechts twee vondsten zijn gerecupereerd,met name een 11de - 12de eeuws scherfje (sleuf 2, spoor 4) en een indetermineerbaar fragmentje aardewerk (sleuf 2, spoor 5). Beide scherven zijn aangetroffen bij het opschaven van het vlak in het respectievelijke spoor. Bij de coupe van spoor 4 werd geen ver-der vondstenmateriaal aangetroffen.

Figuur 15 Vondst 1, sleuf 2, spoor 4. Dit scherfje werd aangetroffen bij het opschaven van het spoor.

Vondst 1 bestaat uit een geelbeige baksel, gemagerd met rode chamotte. De rand is typisch voor een kogelpotvorm. Gelijkaardig aardewerk werd aangetroffen op de HST-lijn te Brecht en Ekeren-Het Laar. Dergelijk aardewerk werd ook aangetroffen te Ename en Aalst (Verbeek, Delaruelle, & Bungeneers, 2004, p. 304).

Besluit

Ter hoogte van de geplande werken op perceel 11051 werden bij een proefsleuvenonderzoek een nederzettingsstructuur aangetroffen, bestaand uit een aantal greppels en paalsporen. Een precieze datering van de structuur is niet mogelijk. Het aangetroffen vondstenmateriaal was zeer miniem (één mogelijk 10de-12de eeuwse scherf). Hoewel het gevaarlijk is te dateren op één enkele scherf, is het verleidelijk om hierop het plaggenverhaal los te laten. Dit is echter voer voor verder onderzoek. De site lag landschappelijk op een zeer interessante plaats, aan de rand van het dekzandplateau van Opstal en de Koekhovenseloop. Het is opvallend hoe het plateau van Opstal veel intensiever be-woond werd dan de meer naar het noorden gelegen dekzandplateau van Merksplas. Na het verdwij-nen van de archeologische site werd de zone opgehoogd volgens het plaggendeksysteem.

(35)

De werken op het perceel 11051 werden niet uitgevoerd. Door de aanwezigheid van een archeolo-gische site werd besloten de uitvoering te wijzigen. De ontzaveling van deze zone is met andere woorden niet door gegaan. Hierdoor was verder onderzoek niet meer noodzakelijk.

(36)

4.4 MASSA 13

4.4.1 Ligging en gekende archeologie

Massa 13 ligt ter hoogte van de Steenweg op Turnhout en Koekhoven (zie kaart 8). Aan de westzijde wordt de massa begrensd door de bospercelen. In deze massa zijn de werken beperkt tot het weg werken van enkele perceelsscheidingen. Vondsten of archeologische waarnemingen zijn niet gekend. Op de archeologische beleidsadvieskaart staat het gebied aangegeven als een zone met lage archeo-logische verwachting voor vindplaatsen uit alle perioden.

De werken in deze zone beperken zich tot oppervlakkige ploeg- en egalisatiewerken. Archeologisch onderzoek werd hier niet uitgevoerd.

(37)

BESLUIT

In de periode 2009 tot 2011 voerde de Vlaamse Landmaatschappij de kavelinrichtingswerken Ruil-verkaveling Lot 4 uit. Voorafgaand het ruilRuil-verkavelingsproces werd een archeologische inventaris uitgevoerd en een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld (Roymans & De Decker, 2001). Aan de hand van deze resultaten is een verdere archeologisch prospectief onderzoek uitgevoerd (Ver-keyn, Robberechts en Laureys, niet gepubliceerd). Dit gaf aanleiding tot een archeologisch detailon-derzoek naar steentijdsites (Depraetere, De Bie, & Van Gils, 2006). De conclusie van het ondetailon-derzoek was dat binnen Lot 4 geen archeologische steentijdsites werden aangetroffen die voldoende intact bewaard waren om verder onderzoek of wijziging van de plannen te verantwoorden.

Vanaf 2008 werd een verder onderzoek uitgevoerd in functie van de kavelinrichtingswerken, en met name bij ploegen en egaliseren. Hierbij wordt de bouwvoor opnieuw geploegd en geëffend. Indien de bouwvoor dunner was dan 20 cm, was een archeologisch vooronderzoek in de vorm van proef-sleuven noodzakelijk. Nergens was dit het geval.

In massa 8 werd een nieuw gegraven wegcunet opgevolgd. Archeologische sporen werden niet aan-getroffen. Daarnaast werden 4 proefsleuven aangelegd waarbij de grondig verstoorde resten van een 20ste-eeuwse bewoning werd aangetroffen.

In massa 11 is een archeologische site aangetroffen door middel van proefsleuven, vermoedelijk te situeren in de 10de tot 12de eeuw. Deze zone werd uit de werken gehaald, waardoor verder onder-zoek niet meer noodzakelijk was. De site is gevrijwaard van verdere verstoringen en is nu in gebruik als grasland.

(38)

grasland, met hier en daar een verspreide hoeve. Waarschijnlijk had het gebied dan eerder een vee-teeltgebruik dan als akkerland.

De site in massa 11 is een uitzondering in het gebied. De site ligt onder een plaggendek. Dit is het enige plaggendek aangetroffen in lot 4 en wijst op jaren van intensief landbouwgebruik. Mogelijk maakten de natte omstandigheden hier een einde aan, en zijn ze eveneens de reden dat de bewo-ning hier verdwenen is. Momenteel ligt de zone afgesloten van het vruchtbaarder dekzandgebied door een bos-ontwikkeling.

(39)

5 BIBLIOGRAFIE

Baeyens, L. (1960). Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad WEsterlo 60E. Gent: Centrum voor Bodemkartering.

Baeyens, L. (1975). Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad 8E Weelde. Gent: Centrum voor Bodemkartering.

CAI. (sd). Opgehaald van Centrale Archeologische Inventaris: http://cai.erfgoed.net/cai/index.php Depraetere, D., De Bie, M., & Van Gils, M. (2006). Archeologisch detailonderzoek naar steentijdsites

in ruilverkaveling Merksplas.Intern rapport. Brussel: VIOE.

Perdaen, Y., Verbrugge, A., Van Looveren, V., & Vanneste, H. (2006). Archeologische opvolging van de aardgasvervoerleiding DN600 Weelde-Zandhoven 2. Intern VIOE-rapport. Brussel: VIOE. Roymans, J., & De Decker, S. (2001). Ruilverkaveling Merksplas; archeologische verwachtings- en

beleidsadvieskaart. Amsterdam: RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.

Verbeek, C., Delaruelle, S., & Bungeneers, J. (2004). Verloren Voorwerpen. Archeologisch odnerzoek op het HSL-traject in de provincie Antwerpen. Antwerpen: Provinciebestruur Antwerpen.

(40)
(41)

Lo

vo nd st as so ci ati e in te rp re ta tie da te rin g m + T AW rij s, g e g ev lek t, z an d, hum euz e pl ag o p z ijk an t, o ver sni jdt 2 1_7 gr ep pe l 26. 6 le kt , o ve rs ne de n d oo r 1 1_ 3, 4 bo omval 26. 6 le kt 1_ 2, 4 na tuur lij k? 26. 6 le kt 1_ 2, 3 na tuur lij k 26. 8 in pr of ie l, v rij o ndui del ijk na tuur lij k hum eus , z eer na t ? hum eus , z eer na t, o nder w at er ; N -Z ge or ië nt ee rd 1_1 gr ep pe l 26. 9 po dz ol , z and, g el aa gd: bo om va l na tuur lij k 26. 34 zw ar t l emi g z an d; N W -Z O ge or ië nt ee rd 2_ 14, 17 gr ep pe l 26. 58 na tuur lij k 26. 63 rij s, g ev le kt , a w gr ui s, v la kk e b asi s, w ei ni g ho ut sk oo l, 3 5 c m d ie p 1 2_ 5, 6 pa al kui l 26. 71 rij s, g ev le kt , a w gr ui s, gu ts 2 5 c m 2 2_ 4, 6 pa al kui l 26. 71 rij s, g ev le kt , h k, a w gr ui s, g ut s 4 0 c m 2_ 4, 5 pa al kui l 26. 77 le k na tuur lij k p 7 , o nde r w at er 2_7 ns /pk ? 26. 83 p 7 , o nde r w at er 2_8 ns /pk ? 26. 83 rij s, w rs ch l. P aal ku il pa al ku il? p 7 ns /pk ? 26. 83 -Z ge or ië nt ee rd 2_8 gr ep pe l 26. 77 nd er w at er 2_5 -11 na tuur lij k 26. 80 na tuur lij k 26. 89 zw ar t l emi g z an d; N W -Z O ge or ië nt er d 2_2 gr ep pe l 26. 35 eu s, w rs chl . N at uur lij k ( vo rm hut ko m ) m aa r z eer snel o nd er w at er ? 27. 03 zw ar t l emi g z an d; N O -Z W ge or ië nt ee rd gr ep pe l 27. 20 N W -Z O ge or ië nt er d 2_ 15 gr ep pe l 25. 96 hum eus ; N O -Z W g eo riê nte erd gr ep pe l 26. 58 rij s, g ev le kt , sl. 2, 4-6 pa al kui l 26. 72 or ië nt ee rd ? 26. 75 ? hum eus ; N W -Z O g eo riê nte erd 6_ 2, 7 gr ep pe l 27. 10 hum eus ; N -Z ge or ië nt ee rd gr ep pe l 27. 07

(42)

M

er

ks

pl

as

Lo

1 do nk er br ui n le m ig ; N W -Z O ge or ië nt ee rd 3_1 gr ep pe l 26. 00 2 Do nk er br ui ng rij s, N -Z ge or ië nt ee rd gr ep pe l 26. 38 3 do nk er br ui n le m ig ; N W -Z O ge or ië nt ee rd 4_4 gr ep pe l 26. 38 4 do nk er br ui n le m ig ; N W -Z O ge or ië nt ee rd 4_3 gr ep pe l 26. 46 5 N -Z g eo rië nte erd gr ep pe l 26. 65 6 O ost -w est ge ör ie nt ee rd Gr ep pe l 26. 87 1 do nk er br ui ng rij s, le m ig, ze er n at pa al kui l re ce nt 26. 58 2 Do nk er br ui ng rij s; N -Z g eo rië nte erd 5_3 gr ep pe l re ce nt 26. 69 3 Do nk er br ui ng rij s; N -Z g eo rië nte erd 5_2 gr ep pe l re ce nt 26. 86 1 do nk er br ui n, lo sse v ul lin g, d ire ct o nd er w at er ; ; N -Z g eo rië nte erd gr ep pe l re ce nt 26. 07 2 do nk er br ui n, lo sse v ul lin g, d ire ct o nd er w at er ; ; N -Z g eo rië nte erd gr ep pe l re ce nt 26. 74 1 li ne ai r lic ht gr ijs , l ic ht lem ig za nd, ra ba t; N W -Z o ge or ië nt ee rd 7_ 2, 3 rab at 17 -18 26. 16 2 lic ht gr ijs , l ic ht lem ig za nd, ra ba t; N W -Z o ge or ië nt ee rd 7_ 1, 3 rab at 17 -18 26. 19 3 lic ht gr ijs , l ic ht le m ig za nd ; N W -Z o ge or ië nt ee rd 4_ 1; 3_ 1; 2_ 15 gr ep pe l 26. 22 4 do nk er br ui n, lo sse v ul lin g gr ep pe l re ce nt 26. 25 5 do nk er br ui ng rij s ge vl ek t kui l 26. 34 se L andm aa tsc ha ppi j R eg io Oos t

(43)

2. 00 0 mete r

±

Ru ilv er ka ve lin g br on : - T op og ra fis ch e ka ar t 1 /5 0. 00 0, ra st er , N G © N at io na al G eo gr af is ch In st itu ut aa ng em aa kt o p : 2 2/ 05 /2 01 2 do or k og br Le ge nd e M as sa 7 M as sa 8 M as sa 1 1 M as sa 1 3 Ru ilv er ka ve lin g M er ks pl as M e rk sp la s ka ar t 1 : s itu er in g m as sa 's

(44)

10 07 81 10 07 85 10 29 36 10 08 84 15 00 65 10 65 68 10 03 53 10 65 7110 65 69 10 65 70 10 65 72 10 65 82 10 65 81 10 65 19 10 65 24 10 65 97 10 65 17 10 65 58 10 66 06 10 64 88 10 65 99 10 66 35 65 78 10 66 03 10 66 08 10 66 09 10 65 20 10 66 01 10 66 02 10 66 50 10 64 89 10 64 91 10 65 10 10 65 00 1064 98 10 64 90 10 65 14 10 64 94 10 65 04 10 03 52 70 21 6 70 21 3 70 22 0 70 22 5 70 20 7 70 22 2 70 21 4 70 10 4 70 10 1 70 20 1 70 20 5 70 21 7 70 20 6 70 22 8 70 20 2 70 21 0 70 23 0 70 20 8 70 22 3 70 23 2 70 21 1 70 20 3 70 20 4 70 23 4 70 21 8 70 21 5 70 23 6 70 23 8 3 70 21 9 70 24 0 70 21 2 70 22 6 70 10 2 70 20 9 70 23 5 70 22 7 70 00 1 70 23 3 70 22 9 70 22 4 70 22 1 30 0 40 0 met er

±

Ru ilv er ka ve lin g br on : - C en tra le A rc he ol og is ch e In ve nt ar is , m aa A ge nt sc ha p O nr oe re nd E rfg oe d - D ig ita le v er si e va n to po gr af is ch e ka ar t 1 /1 r as te r, zw ar tw it, N G I, op na m e 19 91 -2 00 8 aa ng em aa kt o p : 2 2/ 05 /2 01 2 do or k og br Le ge nd e Ce nt ra le A rc he ol og isc he In ve nt ar M as sa 7 Ru ilv er ka ve lin g M er ks pl as M e rk sp la s ka ar t 2 : m as sa 7

(45)

15 00 65 10 66 06 10 66 03 10 65 10 10 65 00 10 65 14 10 65 04 10 03 52 80 41 9 80 42 1 80 52 5 80 20 6 80 52 7 80 20 8 80 40 2 80 21 4 80 21 2 80 20 9 80 40 4 80 51 8 80 51 3 80 50 4 80 50 3 80 51 2 80 50 9 80 50 8 80 52 8 80 52 4 80 51 1 8051 6 80 51 9 80 52 9 20 7 80 41 4 80 51 5 80 42 4 80 51 4 80 42 0 80 52 1 80 52 0 80 52 2 80 40 1 80 51 7 80 41 5 80 50 6 80 50 5 80 51 0 7 80 21 0 80 42 5 80 52 3 80 40 7 1 80 00 1 80 40 9 80 21 1 80 40 8 80 40 6 80 41 0 80 42 2 80 41 2 80 30 1 80 42 3 80 52 6 80 50 2

±

Ru ilv er ka ve lin g br on : - C en tra le A rc he ol og is ch e In ve nt ar is , m aa A ge nt sc ha p O nr oe re nd E rfg oe d - D ig ita le v er si e va n to po gr af is ch e ka ar t 1 /1 r as te r, zw ar tw it, N G I, op na m e 19 91 -2 00 8 aa ng em aa kt o p : 2 2/ 05 /2 01 2 do or k og br Le ge nd e Ce nt ra le A rc he ol og isc he In ve nt ar pr oe fs le uv en 8 03 05 M as sa 8 Ru ilv er ka ve lin g M er ks pl as M e rk sp la s ka ar t 3 : m as sa 8

(46)

10 08 84 1029 36 15 00 65 10 65 24 10 65 97 10 66 50 10 65 99 10 66 01 10 66 02 10 66 03 80 30 2 80 30 3 80 20 6 80 30 5 80 50 4 80 30 4 80 30 6 80 20 5 80 30 7 80 20 3 80 20 1 80 20 4 80 20 7 80 20 2 80 10 1 80 50 7 80 53 0 80 50 1 80 52 8 80 30 8 80 50 3 80 30 1 80 20 8 80 50 2 28 1 2 1 3 4 4 3 10 0 20 0 30 0 40 0 met er

±

Ru ilv er ka ve lin g br on : - C en tra le A rc he ol og is ch e In ve nt ar is , m aa rt 20 A ge nt sc ha p O nr oe re nd E rfg oe d - D ig ita le v er si e va n to po gr af is ch e ka ar t 1 /1 0. r as te r, zw ar tw it, N G I, op na m e 19 91 -2 00 8 (A aa ng em aa kt o p : 2 2/ 05 /2 01 2 do or k og br Le ge nd e Ce nt ra le A rc he ol og isc he In ve nt ar is pr oe fs le uv en e n w eg ko ffe r M as sa 8 Ru ilv er ka ve lin g M er ks pl as L M e rk sp la s ka ar t 4 : p ro ef sl eu ve n en w eg

(47)

10 07 85 10 29 35 10 29 25 10 65 61 10 65 60 10 65 65 10 65 58 10 66 31 10 64 88 10 66 13 1066 12 10 03 34 10 65 20 10 07 77 10 64 89 10 64 91 10 64 98 10 64 90 10 64 94 11 07 06 02 02 11 08 13 11 05 01 11 05 10 11 02 06 1104 03 11 07 01 11 06 01 11 09 08 11 02 03 11 05 03 11 02 09 11 09 04 11 08 05 11 02 04 11 04 01 11 05 14 11 10 01 11 02 10 11 08 06 11 08 17 11 02 01 11 07 12 11 07 11 11 05 04 11 07 10 11 08 15 11 07 04 11 02 08 11 07 13 11 07 05 11 09 05 11 05 23 11 05 22 11 08 09 11 08 19 11 08 18 11 09 06 11 07 14 11 05 25 11 05 21 11 04 02 11 09 02 11 09 01 11 08 04 11 07 15 11 09 03 11 07 22 11 07 16 11 07 17 11 08 10 11 06 04 11 05 24 11 05 18 11 08 03 11 05 07 11 05 11 11 06 02 11 05 16 11 05 02 11 05 13 11 05 17 11 06 03 11 05 12 11 07 03 11 09 07 11 07 08 11 08 26 11 08 11 11 05 06 11 08 02 11 08 14 01 11 05 19 11 08 16 11 05 05 11 07 09 11 07 02 11 08 07 11 05 09 11 05 20 11 05 08 11 07 20 11 00 04 11 07 18 11 08 01 11 08 12 11 00 02

±

Ru ilv er ka ve lin g br on : - C en tra le A rc he ol og is ch e In ve nt ar is , m aa A ge nt sc ha p O nr oe re nd E rfg oe d - D ig ita le v er si e va n to po gr af is ch e ka ar t 1 /1 r as te r, zw ar tw it, N G I, op na m e 19 91 -2 00 8 aa ng em aa kt o p : 2 2/ 05 /2 01 2 do or k og br Le ge nd e Ce nt ra le A rc he ol og isc he In ve nt ar Pr oe fs le uv en M as sa 1 1 Ru ilv er ka ve lin g M er ks pl as M e rk sp la s ka ar t 5 : m as sa 1 1

(48)

10 65 61 10 65 65 10 65 60 11 05 01 11 04 03 11 05 10 11 05 23 1105 03 11 05 22 11 05 21 11 05 24 11 06 02 11 05 14 11 06 01 11 06 04 11 05 02 11 05 11

7

2

3

4

1

5

6

6

5

10 0 20 0 30 0 40 0 met er

±

Ru ilv er ka ve lin g br on : - C en tra le A rc he ol og is ch e In ve nt ar is , m aa A ge nt sc ha p O nr oe re nd E rfg oe d - D ig ita le v er si e va n to po gr af is ch e ka ar t 1 /1 r as te r, zw ar tw it, N G I, op na m e 19 91 -2 00 8 aa ng em aa kt o p : 2 2/ 05 /2 01 2 do or k og br Le ge nd e Ce nt ra le A rc he ol og isc he In ve nt ar Pr oe fs le uv en M as sa 1 1 Ru ilv er ka ve lin g M er ks pl as M e rk sp la s ka ar t 6 : p ro ef sl eu ve n 11 05

(49)

10 66 13 10 29 31 40 0 met er

±

Ru ilv er ka ve lin g br on : - C en tra le A rc he ol og is ch e In ve nt ar is , m aa A ge nt sc ha p O nr oe re nd E rfg oe d - D ig ita le v er si e va n to po gr af is ch e ka ar t 1 /1 r as te r, zw ar tw it, N G I, op na m e 19 91 -2 00 8 aa ng em aa kt o p : 2 2/ 05 /2 01 2 do or k og br Le ge nd e Ce nt ra le A rc he ol og isc he In ve nt ar M as sa 1 3 Ru ilv er ka ve lin g M er ks pl as M e rk sp la s ka ar t 8 : m as sa 1 3

(50)
(51)

, bouw

voor

dew

er

k, oer

,

Sleuf 3, spoor 1

1

2

3

1. bouw

voor

, donker

bruin, zand

2. donker

bruin, gemengd met geelbruin zand

3. z

w

ar

tbruin zand

1

3

4

2

1. A

p1, bouw

voor

, donker

bruin, zand

, humeus

2. A

p2, bouw

voor

. bruin zand

, humeus

3. bruing

rijs

, gemengd met geelg

rijs zand

, o

4. z

w

ar

(52)
(53)

Uitvoerder:

Vlaamse Landmaatschappij Cardijnlaan 1 2200 Herentals Tel. 014 25 83 00 Fax 014 25 83 99 www.vlm.be

Opdrachtgever

Ruilverkavelingscomité Merksplas Cardijnlaan 1 2200 Herentals

Datum rapport

status / revisie

Mei 2015 definitief

Coverfoto:

© VLM fotoarchief

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar na 1952 is deze stijging er ook niet meer bij, en zien wij, dat de melkprijs de laatste vier jaren vrijwel op.. hetzelfde niveau

Heilig Hart Ziekenhuis Leuven – Brochure ontslag met een urinesonde 8 ’s Nachts kan je de nachtzak onderaan de

Goede training is essentieel om de brand in te schatten en een plan van aanpak te maken met alternatieven in het geval dat initiële plannen misgaan.”

Frontend Frontend Titel: Slug: Auteur(s): Organisatie: Jaar: Datum: Publicatienumm er: ISBN: Samenvatting: Trefwoorden: Available trefwoorden Filter Aanbesteden Adaptief

Ecosysteem, Natuur en Meervoudig Ruimtegebruik 104 Bijlage 8 Kennis- en innovatievragen Maricultuur 107 Bijlage 9 Kennis- en innovatieopgaven geschikt voor topsectorfinanciering

Wanneer iemand zich niet goed in zijn vel voelt op het werk, zal dit onvermijdelijk gevolgen hebben, niet alleen voor de persoon, maar ook voor zijn werk en zijn collega’s..

In Nederland zijn of waren verkrijgbaar getrokken machines van Amerikaanse of Europese herkomst, welke óf door de aftakas van de trekker óf door een eigen motor

Overwegende artikel 3§1 van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie,