• No results found

Wat wij wel en wat wij niet zeggen. Over de geschiedschrijving van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat wij wel en wat wij niet zeggen. Over de geschiedschrijving van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eep Francken & Olf Praamstra

Wat wij wel en wat wij niet zeggen

Over de geschiedschrijving van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse

literatuur

Naar aanleiding van: Siegfried Huigen, ‘Kwesties van literariteit en (dis)continuïteit in Nederlandstalige Zuid-Afrikaanse literatuur’, in: tntl 125 (2009), 253-263.

Op verschillende plaatsen hebben wij gepubliceerd over de Zuid-Afrikaanse Ne-derlandse literatuur (bv. Francken & Praamstra 2008a en 2008b). Daarbij hebben we natuurlijk publicaties van anderen over dat onderwerp vermeld, onder wie Siegfried Huigen. Vaak met instemming, maar niet altijd. Op twee punten kunnen we hem niet volgen, ook al heeft hij zich nu de moeite getroost om zijn ideeën over die twee kwesties onder verwijzing naar zichzelf opnieuw uiteen te zetten (Huigen 2009).

Wat wordt wel en wat niet behandeld in een literatuurgeschiedenis? Huigen stel-de: ‘Literatuur of letterkunde is […] in beginsel alles wat geskryf is’ (Huigen 2006: 6-7). In zijn nieuwe bijdrage herhaalt hij dit niet, maar kiest nu voor de formule-ring: ‘ongeveer alle geschriften die tot het domein van de humaniora behoren’ (Huigen 2009: 256) en dat is in elk geval een belangrijke beperking. Wij gaan – an-ders dan Huigen – uit van de (voor de twintigste eeuw) traditionele literaire gen-res poëzie, drama en verhalend proza, zonder overigens op voorhand andere tek-sten uit te sluiten.

Dit verschil heeft te maken met de opvatting van Huigen (2006) dat eenentwin-tigste-eeuwers de Zuid-Afrikaanse Nederlandse ‘creatieve schrijvers’ niet meer met plezier kunnen lezen. Wij denken daar anders over. En gezien de reacties op onze bloemlezing Heerengracht Zuid-Afrika staan wij in die opvatting niet alleen. Geen enkele recensent deelt de sombere visie van Huigen.

Huigen voert daarnaast nog een andere reden aan om ons idee van literatuur en literatuurgeschiedenis af te wijzen. Juist omdat het gaat om (post)koloniale tek-sten nemen wij volgens hem met onze opvatting van literatuur vanuit internatio-naal perspectief een volstrekt ‘achterhaald’ standpunt in. Huigen: ‘Koloniale tek-sten worden daar [in het buitenland] sinds de verschijning van Edward Saids

Orientalism in 1978 als vormen van “koloniaal discours” beschouwd’. (Huigen

2009: 254) De conclusie die Huigen hieruit trekt is, dat de moderne literatuurhis-toricus in zijn geschiedschrijving alle teksten moet betrekken en zich niet mag be-perken tot de literatuur. Wie zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt achter bij de internationale ontwikkelingen. Wij vinden dit een absurde redenering.

Orien-talism is geen literatuurgeschiedenis. In het buitenland zijn er ondanks de

waar-schuwende woorden van Huigen nog steeds legio geleerden en critici die zich, ook als het om koloniale teksten gaat, richten op de literatuur in beperkte zin. Een in-vloedrijk voorbeeld is de studie van Elleke Boehmer, Colonial and postcolonial

li-terature, waarvan in 2005 een tweede editie verschenen is.

T N T L125 (2009) 450-451

(2)

De tweede kwestie waarin Huigen met ons van mening verschilt, betreft de perio-disering. Het valt hem op dat wij ons vrijwel aansluiten bij ‘de periodisering die door Huigen (1996) is voorgesteld.’ (Huigen 2009: 257) Dit zeggen wij zelf ook (Francken en Praamstra 2008a: 155), al verwijzen wij voor de periodisering in de eerste plaats naar Elisabeth Conradie (1934: ix). Terloops schrijft Huigen ons in dit verband nog de misvatting toe als zouden wij denken dat er in de voc-tijd ‘al-leen maar door bezoekers’ over de Kaap geschreven is, en niet door inwoners. Hier heeft hij niet goed gelezen, want dit beweren wij niet (Huigen 2009: 257; Francken en Praamstra 2008a: 147-148 en 155).

Een werkelijk verschil van mening ligt bij de literatuur van na 1925. Huigen beëindigt zijn ‘Nederlandstalige Suid-Afrikaanse letterkunde’ bij dat jaar, maar voor onze Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur begint in 1925 een laatste pe-riode, de periode van het Nederlands als migrantentaal. Huigen (2009: 260) gaat uitvoerig in op verschillen voor en na 1925, en wijst ons erop dat deze te groot zijn ‘om in 1925 geen grens te trekken.’ Opnieuw leest hij niet goed, want zowel in onze bloemlezing als in ons artikel trekken wij de gevraagde grens overduidelijk (Francken en Praamstra 2008a: 156 en 2008b: 7, 24, 291). De tegenstellingen voor en na 1925 spreken het best als je beide kanten van de grens beschrijft. Waarom Huigen, die zelf geen grens aanbrengt maar een eindpunt, doet alsof wij die reële grens wegpoetsen, begrijpen wij niet.

Bibliografie

Conradie 1934 – Elisabeth Conradie: Hollandse skrywers uit Suid-Afrika, deel i: 1652-1875. Preto-ria/Kaapstad, 1934.

Francken & Praamstra 2008a – Eep Francken & Olf Praamstra: ‘Een vierde kwartier in de Neder-landse koloniale en postkoloniale literatuur. De NederNeder-landse literatuur van Zuid-Afrika.’ In:

Tijd-schrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 124 (2008), 141-158.

Francken & Praamstra 2008b – Eep Francken & Olf Praamstra (red.): Heerengracht Zuid-Afrika.

Nederlandse literatuur van Zuid-Afrika. Amsterdam/Antwerpen, 2008.

Huigen 2006 – Siegfried Huigen: ‘Nederlandstalige Suid-Afrikaanse letterkunde, 1652 tot 1925.’ In: H.P. van Coller (red.), Perspektief en profiel, ’n Afrikaanse literatuurgeskiedenis, deel 3. Pretoria, 2006, 3-42.

Huigen 2009 – Siegfried Huigen: ‘Kwesties van literariteit en (dis)continuïteit in Nederlandstalige Zuid-Afrikaanse literatuur.’ In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 125 (2009), 253-263.

Adres van de auteurs

Faculteit der Geesteswetenschappen ul Postbus 9515

nl-2300 ra Leiden

a.a.p.francken@hum.leidenuniv.nl o.j.praamstra@hum.leidenuniv.nl

wat wij wel en wat wij niet zeggen 451

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Namens de NBPB (Nederlandse Beroepsvereniging voor Professionele Bewindvoerders) vragen wij uw aandacht voor deze brief.. Wie

Door duidelijke regels en afspraken hoopt het team een klimaat te scheppen, waarin kinderen, leerkrachten en ouders zich veilig en geaccepteerd voelen, en waarin een ieder

In deze pilot Herijken toezicht op voor- en vroegschoolse educatie (vve) en kinderopvang onderzoeken we onder andere of de gemeente en de schoolbesturen zicht hebben op de kwaliteit

Dat geldt niet alleen voor de stem van Nederlandse kinderen, maar ook voor gevluchte kinderen die hun stem zijn kwijtgeraakt toen ze thuis de deur achter zich dichtsloegen, op weg

• In eerste aanzet alleen gekozen voor Poortwachter+ en Diagnosetool, vooral voor doelmatigheid. • In 2016 wet Taaleis geïmplementeerd in SZeebra, waardoor werkproces in SSD

rffant naar- mate Gods Zoon meer heeÍt geleden, kunnen wij daaruit afleiden, hoe afschuwelijk onze zonden zijn en welk een afschuw God ervan heeft, aangezien (gelijk

BPF hoeft niet bij alles betrokken te zijn, initiatief ligt in principe bij de bewoners.. De Gemeente seint ons wel in als er iets speelt, maar geen verplichte deelname

Vergeet in deze laatste dagen van het schooljaar/eerste dagen van de vakantie, niet om naar anderen toe je dankbaarheid te uiten en te tonen.. Dankbaarheid voelen en het niet tonen,