• No results found

 De Regionale Aanpak van het Lerarentekort Onderzocht:  Het Sturingsnetwerk Lerarentekort in Utrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share " De Regionale Aanpak van het Lerarentekort Onderzocht:  Het Sturingsnetwerk Lerarentekort in Utrecht"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Regionale Aanpak van het Lerarentekort Onderzocht: Het Sturingsnetwerk Lerarentekort in Utrecht

Masterscriptie Onderwijswetenschappen Universiteit van Amsterdam

H.D. Snoek – 10806733 Begeleiding: dr. R.J.M.Daas Tweede beoordelaar: dr. E.J.Kuiper Amsterdam, juli, 2020

(2)

2 Abstract

The shortage of teachers in primary education in the Netherlands is an urgent problem. However, the teacher shortage is not equally present in every region of the Netherlands. The teacher shortage is mainly present in the large cities. According to the Ministry of Education, Culture and Science this requires a regional approach in addition to a national approach. This has resulted in actors working together in a steering network within large cities. When

different actors interact and respond to each other, steering dynamics arise. These are patterns of relationships and interactions of different actors in a steering network. This qualitative study analysed how the teacher shortage in Utrecht is implemented in a regional approach. This study has first examined to which rationalities the different actors comply, such as economic rationality, value rationality, political rationality or aesthetic rationality. Secondly which type of steeringmodel is used, such as communicative-, economic- or judicial

steeringmodel. And finally which interaction patterns the actors showed, such as non-interaction, conflictual interaction and coordinated interaction. The following actors were included in this study: the municipality of Utrecht, school boards, teacher training programs and projectmanagers. In total, 12 semi-structured interviews have been conducted. The results show that the actors adhere to different rationalities. This is because rationalities are

situational, so they depend on the nature of the decision. The results show that economic and value rationality are the most common. Furthermore, the results show that the actors use different types of steeringmodels, of which communicative steering is the most common. Finally, this research shows that in the steering network teacher shortage in Utrecht multiple interactions take place between and within actors. The results show mainly coordinated and conflictual interactions. This study provides more insight into regional networks, which means that there is more understanding about the functioning of a regional steering network. Furthermore, the results provide an opportunity to make problems in a steering network explicit and therefore innovation can be initiated.

Keywords: teacher shortage, primary education, rationalities, steering dynamics, interaction.

(3)

3 Inhoudsopgave

Inleiding……… 5

Theoretisch kader……… 6

Sturingsnetwerken……… 6

Rationaliteiten van actoren………... 7

Sturingsmodellen van actoren……….. 8

Interactiepatronen tussen actoren………. 9

Lokale aanpak van het lerarentekort……… 9

Methode……… 10 Design………... 10 Onderzoeksgroep……….. 11 Instrumenten en procedure………... 12 Analyseplan……….. 12 Resultaten………. Rationaliteiten van actoren………... Gemeente Utrecht……… Schoolbesturen………...………. Lerarenopleidingen……….. Projectmanagers……….. Sturing uitgeoefend door actoren………. Gemeente Utrecht……… Communicatieve sturing……… Economische sturing……….. Juridische sturing……… Schoolbesturen……… Communicatieve sturing……… Economische sturing……….. Juridische sturing……… Lerarenopleidingen……….. Communicatieve sturing……… Economische sturing……….. Juridische sturing……… Projectmanagers……….... 13 13 14 15 15 15 15 17 17 17 18 18 18 18 19 19 19 19 19 19

(4)

4 Communicatieve sturing……… Economische sturing……….. Juridische sturing……… Interactiepatronen tussen de actoren……… Gecoördineerde interactie binnen het netwerk Utrecht Leert………. Interactie tussen verschillende actoren en het ministerie van OCW………... Gecoördineerde-, conflictueuze- en non-interactie tussen gemeente en schoolbesturen………. Gecoördineerde interactie tussen gemeente en lerarenopleidingen……… Gecoördineerde en conflictueuze interactie tussen lerarenopleidingen en

schoolbesturen………. Interactie binnen actoren………. Gecoördineerde en conflictueuze interactie binnen de gemeente……….. Gecoördineerde en conflictueuze interactie tussen schoolbesturen…………... Interactie tussen lerarenopleidingen………...

19 20 20 20 21 22 22 23 23 24 24 24 25 Conclusie en discussie………. Conclusie……….. Deelvraag 1: Vanuit welke rationaliteiten (doel-middelrationaliteit, waarde rationaliteit, politieke rationaliteit, esthetische rationaliteit) handelen de verschillende actoren?

Deelvraag 2: Welke sturingsmodellen (juridisch, economisch, communicatief) worden er aangewend door de actoren?

Deelvraag 3: Welke interactiepatronen (non-interactie, conflictueuze interactie, gecoördineerde interactie vertonen de actoren?

Hoofdvraag: Hoe geven de actoren betrokken bij het lerarentekort in Utrecht vorm aan het regionale sturingsnetwerk rondom dit beleidsdossier?

Discussie………... 25 25 26 27 28 28 30 Referenties……… 32

(5)

5 Inleiding

Het lerarentekort is in het primair onderwijs in Nederland een urgent probleem. Schoolbesturen hebben moeite met het vinden van vervangers bij ziekte van het vaste personeel. Dit heeft diverse consequenties, zoals uitval van lesuren, lessen gegeven door onbevoegden en werkdrukverhoging (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2017). In februari 2017 is door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met daarin een actieplan om het lerarentekort tegen te gaan. Ten gevolge van deze brief zijn er zes landelijke actielijnen opgezet: het verhogen van de in-, door- en uitstroom van de lerarenopleidingen, bevordering van de zij-instroom, het behouden van leraren, activering van stille reserve, verbetering van beloning en

carrièreperspectief en het stimuleren van innovatieve concepten (Ministerie van OCW, 2017). In onderzoek van Adrians et al. (2017) komt naar voren dat het lerarentekort niet overal in Nederland hetzelfde is. In de randstad is namelijk sprake van een lerarentekort, terwijl in sommige andere regio’s daar geen sprake van is. Dit vraagt volgens het ministerie van OCW naast een landelijke aanpak ook om een regionale aanpak, waarbij een goede samenwerking nodig is tussen de Gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen (Ministerie van OCW, 2018a).

Naast de subsidieregeling regionale aanpak lerarentekort kunnen de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (de G4) gebruik maken van een extra subsidie gezien de omvang, urgentie en aard van het lerarentekort in de G4. Dit houdt in dat er per stad een miljoen euro beschikbaar is gesteld om het lerarentekort te verminderen (Ministerie van OCW, 2019). Om hiervoor in aanmerking te komen moeten gemeenten in samenwerking met schoolbesturen en lerarenopleidingen een plan van aanpak indienen bij het ministerie van OCW, waarin staat wat er in hun stad wordt ondernomen om het lerarentekort aan te pakken (Ministerie van OCW, 2019). Het doel van deze subsidies is om steden te faciliteren en te stimuleren het lerarentekort gezamenlijk aan te pakken (Ministerie van OCW, 2019).

Steden mogen zelf beslissen hoe het geld besteed wordt ten behoeve van het lerarentekort (Ministerie van OCW, 2019). Dat kan tot gevolg hebben dat er verschillende sturingsnetwerken ontstaan omtrent het lerarentekort per stad (Ministerie van OCW, 2019). Een sturingsnetwerk is de benaming van de wisselwerking tussen actoren binnen een netwerk (Foucault, 1988). In het Nederlands onderwijs was er oorspronkelijk sprake van een verticaal traditioneel sturingssysteem. Dit hield in dat alles door de overheid werd beslist. Begin deze eeuw is hier echter verandering in gekomen en is er een meer horizontaal sturingssysteem ontstaan, waarbij verschillende organisaties beslissingen nemen (Waslander, Hooge, &

(6)

6 Theisens, 2017). Dit heeft tot gevolg dat een complex sturingsmodel ontstaat met veel

verschillende actoren. Deze actoren zijn op diverse manieren met elkaar verbonden (Waslander et al., 2017).

In dit onderzoek is in kaart gebracht hoe het sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht is vormgegeven. Het lerarentekort in Utrecht neemt namelijk toe (Ministerie van OCW, 2018b). Het aantal onvervulbare vacatures binnen het primair onderwijs in Utrecht zal naar verwachting binnen vijf jaar verdriedubbelen (Utrecht Leert, 2019). Om het lerarentekort in Utrecht tegen te gaan zijn er al verschillende maatregelen genomen, waarbij gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen samenwerken (Utrecht Leert, 2019). Dit is een

vergelijkbaar onderzoek met het onderzoek van Carrilho (2019), waarbij het sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Amsterdam is onderzocht.

Dit onderzoek geeft inzicht in het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht wat tot gevolg heeft dat er meer begrip is over het functioneren van het sturingsnetwerk. Daarnaast zorgt dit onderzoek ervoor dat er meer inzicht is in de sturingsdynamieken van het

onderwijsbeleid (Hooge, 2013). Momenteel worden regionale netwerken veelvuldig gebruikt door het Rijk om nationale doelstellingen te vertalen naar regionale acties (Klaster, 2017). Het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht is hier een voorbeeld van. Het inzichtelijk maken van sturingsdynamieken binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht zorgt ervoor dat er meer inzicht is in regionale netwerken. Dit is van belang, omdat er door toegenomen

decentralisatie, waarbij gemeenten veel nieuwe taken hebben gekregen die op lokaal niveau niet altijd effectief of efficiënt uit te voeren zijn, veel van regionale netwerken gevraagd wordt (Klaster, 2017). Daarnaast zorgt het analyseren van een sturingsnetwerk ervoor dat zaken rondom beleidstrajecten verhelderd worden wat tot gevolg heeft dat eventuele dilemma’s die een rol spelen bij de inrichting van bestuurlijke verhoudingen verklaard kunnen worden (Kloprogge, 2008).

Theoretisch kader Sturingsnetwerken

In het Nederlandse onderwijsstelsel is sprake van een complexe netwerksturing met veel verschillende actoren (Waslander et al., 2017). Een actor is een breed begrip voor zowel een individu, een groep of een organisatie (Waslander et al., 2017). Actoren betrokken bij het lerarentekort kunnen het lerarentekort op verschillende manieren interpreteren. De wijze waarop actoren een situatie interpreteren en de mate van verantwoordelijkheid die actoren zichzelf toekennen heeft invloed op de reactie van een actor (Hemerijck, 2003). Wanneer verschillende actoren met elkaar interacteren en op elkaar reageren ontstaan er

(7)

7 sturingsdynamieken (Hooge, 2017). Dit zijn patronen van relaties en interacties van

verschillende actoren in een sturingsnetwerk (Waslander et al., 2017).

Om inzicht te krijgen in het sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht is het van belang te beschrijven vanuit welke rationaliteiten actoren handelen, zodat duidelijk wordt waarom actoren op bepaalde manieren sturen (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008). Vervolgens is het van belang om te beschrijven op welke manieren actoren elkaar sturen. Het handelen van een actor is namelijk afhankelijk van de positie van de actor binnen een

beleidsnetwerk (Bressers, 1993). Verder is het van belang om de interactiepatronen tussen actoren te beschrijven om inzicht te krijgen op de manieren waarop actoren elkaars gedrag beïnvloeden (Bremekamp et al., 2010). Tot slot wordt de lokale aanpak van het lerarentekort in Utrecht beschreven om inzicht te krijgen welke actoren in Utrecht van belang zijn bij het lerarentekort.

Rationaliteiten van actoren

Actoren handelen vanuit een bepaalde rationaliteit. Dit houdt in dat actoren handelen vanuit een bepaald denkbeeld. Dit denkbeeld is ontstaan door gebeurtenissen die een actor in het verleden heeft meegemaakt (Simon, 1972). Binnen een regionaal sturingsnetwerk worden organisatorische en bestuurlijke beslissingen gemaakt. Deze beslissingen vragen om een publieke verantwoording. Organisatorische en bestuurlijke beslissingen binnen een

sturingsnetwerk krijgen vaak legitimiteit door te verwijzen naar de onderliggende rationaliteit (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008). In dit onderzoek worden vier verschillende vormen van rationaliteit onderscheiden: Doel-middel rationaliteit, waarde rationaliteit, politieke rationaliteit en esthetische rationaliteit (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008).

Doel-middel rationaliteit houdt in dat er aan de hand van de meest efficiënte of effectieve combinatie van middelen een vooraf gesteld doel wordt gerealiseerd (Thompson, 2017). Hierbij wordt vooral rekening gehouden met verifieerbare feiten en nauwelijks met persoonlijke overtuigingen (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008). Actoren besluiten wat er bereikt moet worden en kiezen de beste middelen om dat doel te kunnen realiseren

(Goudsblom, 1996). Een voorbeeld van een argument gebaseerd op een doel-middel rationaliteit is dat er een tekort aan leraren is, omdat het salaris van een leraar te laag is.

Waarde rationaliteit houdt in dat er acties worden ondernomen op basis van de wenselijkheid van een doel (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008). Hierbij wordt nagedacht of het bereiken van het doel waardevol of juist is (Kapteyn, 2001). Bij waarde rationaliteiten beargumenteren actoren vanuit morele intuïties en oordelen (Van Houwelingen

(8)

8 & Bouwmeester, 2008). Een voorbeeld van een argument gebaseerd op een waarde

rationaliteit is dat er een tekort aan leraren is, omdat de werkdruk voor leraren heel hoog is. Politieke rationaliteit houdt in dat er rekening wordt gehouden met draagvlak, sociale acceptatie en macht (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008). Actoren die handelen vanuit een politieke rationaliteit zoeken bij het maken van keuzes naar een acceptabele oplossing voor alle actoren (Harrison, 1993). Aan de hand van een continu proces van overleg en onderhandeling wordt getracht een acceptabele oplossing voor alle actoren te realiseren (Favoreu, Carassus & Maurel, 2016). Een voorbeeld van een argument gebaseerd op een politieke rationaliteit is dat het lerarentekort een gemeenschappelijk probleem is.

Tot slot houdt esthetische rationaliteit in dat er bij het maken van keuzes wordt

nagedacht over esthetische aanvaardbaarheid van de doelen van de keuze (Boullart, 1978). De esthetische rationaliteit onderscheidt zich van de andere rationaliteiten doordat argumenten vanuit de esthetische rationaliteit sterk persoonlijk van aard zijn. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over of iets mooi is of niet (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008). Een voorbeeld van een argument gebaseerd op esthetische rationaliteit is dat vanuit persoonlijke ervaringen wordt aangegeven dat het beroep leraar een statusprobleem heeft.

Sturingsmodellen van actoren

Het handelen van een actor is afhankelijk van de positie van de actor binnen een sturingsnetwerk. Binnen dit sturingsnetwerk heeft iedere actor zijn eigen rol, waarbij iedere actor gestuurd wordt en zelf op een bepaalde manier stuurt (Bressers, 1993). Hoe deze sturing wordt uitgeoefend kan worden begrepen aan de hand van drie sturingsmodellen: het

communicatieve sturingsmodel, het economische sturingsmodel en het juridische sturingsmodel (Van der Doelen, 1991).

Het communicatieve sturingsmodel houdt in dat aan de hand van een

informatieoverdracht getracht wordt de handelingswijze van een actor te beïnvloeden door de kennis en waardering van bepaalde keuzemogelijkheden te veranderen (Van der Doelen, 1991; Fenger et al., 2008). Binnen een communicatief sturingsmodel kunnen actoren bijvoorbeeld sturen door kennisdeling en het creëren van een netwerk voor andere actoren (Ehren et al., 2017). Een voorbeeld hiervan is dat schoolbesturen campagnes en

informatieavonden organiseren om potentiële leraren te werven.

Het economisch sturingsmodel houdt in dat het handelen van actoren wordt beïnvloedt door een financiële consequentie (Fenger et al., 2008). Wanneer actoren geld krijgen om een gewenste actie uit te voeren zal dit actoren stimuleren de gewenste actie uit te voeren.

(9)

9 1991). Een voorbeeld hiervan is de subsidie van OCW richting gemeente Utrecht om het lerarentekort terug te dringen.

Tot slot houdt het juridische sturingsmodel in dat het gedrag van actoren wordt beïnvloed door expliciete rechtelijke voorschriften, zoals regels en wetten (Fenger et al., 2008). Wanneer een actor deze rechtelijke voorschriften niet in acht neemt, zal de actor bestraft worden (Van der Doelen, 1991). Een voorbeeld hiervan is de wettelijke taak van schoolbesturen om onderwijs van voldoende kwaliteit te geven.

Interactiepatronen van actoren

Binnen een sturingsnetwerk kan interactie tussen verschillende actoren ontstaan (Bekkers, 2017). De positie van een actor binnen een sturingsnetwerk is afhankelijk van de relatie en interactie die een actor heeft met andere actoren binnen het sturingsnetwerk (Adam & Kriesi, 2007). Volgens Bekkers (2017) zijn er drie soorten interactie: non-interactie, conflictueuze interactie en gecoördineerde interactie.

Non-interactie houdt in dat de interactie tussen actoren bestaat uit vermijding. Actoren werken bijvoorbeeld niet samen om conflicten te voorkomen (Bekkers, 2017). Ook is het mogelijk dat een actor niet als relevant wordt gezien wat tot gevolg heeft dat andere actoren geen contact zoeken (Hoholm, 2015).

Er is sprake van conflictueuze interactie als de belangen van actoren verschillend en/of tegenstrijdig zijn (Klijn & Koppenjan, 2000). Daarnaast kan competitie er ook voor zorgen dat er een conflictueuze interactie is (Bekkers, 2017). Competitie tussen actoren is vaak aanwezig als twee verschillende actoren beiden een zo goed mogelijke positie willen hebben binnen een sturingsnetwerk (Bekkers, 2017).

Tot slot is er sprake van een gecoördineerde interactie als er sprake is van

competitiebeperking, coalitievorming of samenwerking. Competitiebeperking houdt in dat actoren gezamenlijk regels bepalen om competitie te voorkomen. Coalitievorming houdt in dat actoren tijdelijk samenwerken om een beter resultaat te bereiken. En tot slot is er sprake van een samenwerking als actoren structureel activiteiten op elkaar afstemmen, waarbij er wederzijds voordeel is (Bekkers, 2017).

Lokale aanpak van het lerarentekort

Gezien de omvang, urgentie en aard van het lerarentekort in het onderwijs, specifiek in de G4, vinden de wethouders Onderwijs van de G4 en het ministerie van OCW het van belang dat via een samenwerking het lerarentekort wordt aangepakt (Ministerie van OCW, 2019). Om dit mogelijk te maken ontvangt iedere stad van de G4 één miljoen euro, waarmee door

(10)

10 middel van een goede samenwerking tussen gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen het lerarentekort aangepakt moet worden (Ministerie van OCW, 2018b).

Zodoende heeft gemeente Utrecht begin 2019 een actieplan gepresenteerd om het lerarentekort aan te pakken (Utrecht Leert, 2019). In dit actieplan staan drie actielijnen: de school als opleidingsplek voor leraren voor alle schoolniveaus, innovatie in opleiden en onderwijstalent zoeken en koesteren. Er wordt naar gestreefd deze actielijnen te behalen aan de hand van samenwerking tussen gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen.

De afgelopen jaren zijn al verschillende initiatieven genomen om deze samenwerking te stimuleren (Utrecht Leert, 2019). Een bestaande organisatie in Utrecht is Opleiden in de School. In deze organisatie werken scholen en lerarenopleidingen samen om ervoor te zorgen dat het leraarschap in Utrecht aantrekkelijk is en van professionele kwaliteit (Utrecht Leert, 2019).

Bij het actieplan staat samenwerking tussen verschillende actoren centraal (Utrecht Leert, 2019). In voorgaande paragrafen is beschreven wat een sturingsnetwerk is, vanuit welke rationaliteiten actoren kunnen handelen, hoe actoren sturing kunnen geven aan de hand van verschillende modellen en wat voor soort interactie hierbij kan ontstaan. In dit onderzoek is onderzocht hoe een samenwerking vanuit het actieplan tussen actoren is vormgegeven in een sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht. De leidende hoofd- en deelvragen hierbij zijn:

Hoe geven de actoren betrokken bij het lerarentekort in Utrecht vorm aan het regionale sturingsnetwerk rondom dit beleidsdossier?

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld:

1. Vanuit welke rationaliteiten (doel-middelrationaliteit, waarde rationaliteit, politieke rationaliteit, esthetische rationaliteit) handelen de verschillende actoren?

2. Welke sturingsmodellen (juridisch, economisch, communicatief) worden er aangewend door de actoren?

3. Welke interactiepatronen (non-interactie, conflictueuze interactie, gecoördineerde interactie) vertonen de actoren?

Methode Design

Dit onderzoek heeft tot doel te beschrijven, met behulp van kwalitatieve data, hoe het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht is vorm gegeven. Om erachter te komen vanuit welke rationaliteiten actoren kunnen handelen, hoe actoren sturing kunnen geven aan de hand van

(11)

11 verschillende modellen en wat voor soort interactie er ontstaat binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht zijn er semigestructureerde interviews gehouden met de betrokken actoren. Dit onderzoek is een combinatie van deductief en inductief onderzoek. Deductief, omdat aan de hand van het theoretisch kader een interviewleidraad is opgesteld. Inductief, omdat aan de hand van interviews nieuwe kennis is opgedaan. Tot slot is dit onderzoek een exploratief onderzoeksdesign, omdat er nog niet veel bekend is over het sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht en dat wordt verkend in dit onderzoek.

Onderzoeksgroep

In dit onderzoek zijn twaalf interviews afgenomen bij de betrokken actoren. Actoren zijn aan de hand van pursposive sampling en snowball sampling geselecteerd en geworven (Maruyama & Ryan, 2014). In het theoretisch kader is al naar voren gekomen dat

verschillende actoren een rol spelen in het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht, namelijk de gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen.

De gemeente speelt een belangrijke rol binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht, omdat de gemeente als taak heeft een beleid op te stellen om het lerarentekort aan te pakken (Utrecht Leert, 2019). Schoolbesturen die hier actief in participeren krijgen een subsidie. Daarnaast is het voor deze groep actoren zelf ook van belang om leraren te werven, zodat alle leerlingen onderwijs krijgen. De schoolbesturen die zijn ondervraagd zijn

verschillend in omvang, denominatie en wijk in de stad Utrecht. Naast schoolbesturen zijn lerarenopleidingen ook een belangrijke groep actoren binnen de lokale aanpak van het

lerarentekort. In de stad Utrecht zijn twee lerarenopleidingen: de Marnix academie en de pabo van Hogeschool Utrecht.

Tijdens de interviews met de respondenten van de gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen werden projectmanagers herhaaldelijk genoemd. Daarom is ervoor gekozen deze actor ook mee te nemen in het onderzoek. Binnen het sturingsnetwerk

lerarentekort in Utrecht zijn twee projectmanagers. De projectmanagers zijn ingehuurd door de gemeente om de samenwerking tussen de verschillende actoren binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht goed te laten verlopen. In tabel 1 is de verdeling van de interviews tussen de betrokken actoren te zien.

(12)

12

Tabel 1. Verdeling van de interviews van de betrokken actoren.

Actoren Interviews (n=12) Gemeente Utrecht 2 Schoolbesturen 6 Lerarenopleidingen 2 Projectmanagers 2 Instrumenten en procedure

Voor dit onderzoek zijn semi-gestructureerde interviews afgenomen bij de

verschillende actoren om antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen. Bij het opstellen van de interviewleidraad zijn vragen opgesteld omtrent de rationaliteiten van actoren, de

sturingsmodellen van actoren en de interactie patronen tussen actoren.

De vragen over rationaliteiten van actoren richten zich op de oorzaken van het probleem. Dit zorgt ervoor dat duidelijk wordt vanuit welk denkbeeld een actor handelt. Een voorbeeldvraag is: ‘Wat is volgens u de belangrijkste oorzaak van het lerarentekort?’ De vragen over sturing gaan vooral over de acties die actoren zelf ondernemen om het

lerarentekort tegen te gaan en wat de rol van andere actoren daarbij is. Een voorbeeldvraag: ‘Wat onderneemt jullie organisatie om het lerarentekort tegen te gaan?’ De vragen over interactiepatronen van actoren gaan in op non-interactie, conflictueuze interactie en

gecoördineerde interactie. Een voorbeeldvraag: ‘Hoe verloopt de samenwerking met andere actoren?’

Voorafgaand aan het interview hebben de deelnemers een informatiebrief gekregen met het doel en de procedure van het interview. Hierbij is aangegeven dat deelname aan het interview anoniem en vrijwillig is. Vervolgens is er toestemming gevraagd om het interview op te nemen. De interviews duurden tussen de 40 en 90 minuten.

Analyseplan

De interviews zijn woordelijk getranscribeerd (Creswell, 2013). Vervolgens zijn de interviews gecodeerd en geanalyseerd. De gegevens zijn gecodeerd met het programma ATLAS.TI. De gegevens zijn eerst verdeeld in drie groepen: rationaliteiten van actoren, sturingsmodellen van actoren en interactiepatronen van actoren. Vervolgens zijn deze groepen weer onderverdeeld in subgroepen. Rationaliteiten van actoren zijn onderverdeeld in doel-middel rationaliteit, waarde rationaliteit, politieke rationaliteit en esthetische rationaliteit. Sturingsmodellen zijn onderverdeeld in het communicatief sturingsmodel, het economisch sturingsmodel en het juridisch sturingsmodel. Interactiepatronen van actoren zijn

(13)

13 onderverdeeld in non-interactie patronen, conflictueuze patronen en gecoördineerde patronen. Vervolgens zijn de gegevens per groep actoren met elkaar vergeleken en tot slot zijn de gegevens tussen de groepen actoren met elkaar vergeleken. Hierdoor werd inzichtelijk hoe het sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht is vorm gegeven.

Resultaten Rationaliteiten van actoren

Binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht handelen de verschillende actoren vanuit bepaalde rationaliteiten. De rationaliteiten vanuit welke de verschillende actoren handelen komen deels overeen en zijn deels verschillend. In deze paragraaf worden eerst de rationaliteiten die overeenkomen beschreven en vervolgens de rationaliteiten die verschillen. Hierbij worden citaten van de verschillende actoren beschreven. Respondenten van de gemeente Utrecht worden beschreven als GM, respondenten van de schoolbesturen worden beschreven als SB, respondenten van de lerarenopleidingen worden beschreven als LO en tot slot worden de projectmanagers beschreven als PM.

Alle actoren binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht handelen meestal vanuit een waarde rationaliteit en doel-middelrationaliteit. Daarnaast handelen alle actoren in mindere mate vanuit een politieke rationaliteit en in beperkte mate vanuit een esthetische rationaliteit. Veel genoemde waarde rationaliteiten zijn: statusprobleem, een hoog aantal parttimers, weinig carrièreperspectief en een hoge werkdruk. Volgens verschillende actoren is de status van het beroep leraar de laatste jaren veranderd. Eén van de respondenten (GM1) zegt hierover: ‘Vroeger was je als leraar één van de notabelen en hadden mensen respect voor je. Dat is veranderd.’ Daarnaast komt bij verschillende actoren naar voren dat het hoge aantal parttimers in het onderwijs het imago van het beroep leraar niet ten goede komt. Eén van de respondenten (GM2) zegt hierover: ‘Veel mensen zullen een baan dan wat minder serieus nemen, maar eerder zien als een baantje erbij.’ Ook zien verschillende actoren dat het beroep zwaar is met een hoge werkdruk, waarbij er in het verleden te weinig begeleiding is geweest. Eén van de respondenten (SB1) zegt hierover: ‘Leerkracht zijn is topsport. Nou weten we allemaal dat topsport maar een bepaalde duur heeft en je kan alleen maar topsporters houden door ze goed te begeleiden en te faciliteren.’

Naast veel waarde-rationaliteiten handelden alle actoren ook veel vanuit doel-middel rationaliteiten, waaronder een laag salaris, de grootstedelijke problematiek, de vergrijzing, de verminderde instroom van studenten op de lerarenopleidingen en de grote keuze aan

beroepen. Respondenten geven aan dat leraren een relatief laag salaris ontvangen in

(14)

14 snel voor een lerarenopleiding kiezen. Daarnaast benoemen verschillende actoren de

grootstedelijke problematiek. Respondenten geven aan dat het leven in de stad Utrecht steeds duurder wordt: hoge woningkosten, hoge parkeerkosten, hoge reiskosten. Daarnaast is er in de stad Utrecht steeds meer armoede en komt er een steeds diversere populatie. Dit zorgt ervoor dat er meer wordt gevraagd van leraren in de stad Utrecht dan van de leraren in een klein dorpje. Volgens verschillende actoren kiezen veel leraren er dan voor om in een klein dorpje te gaan werken wat tot gevolg heeft dat er te weinig leraren zijn in de grote steden.

Daarnaast handelen alle actoren ook vanuit een politieke rationaliteit. Vanuit de politieke rationaliteit wordt het lerarentekort namelijk als een gemeenschappelijk probleem gezien. Eén van de respondenten (GM1) zegt hierover: ‘Het is heel belangrijk dat we nu samenwerken. We zijn het moment ontstegen dat we voor onszelf gaan. We moeten nu voor de stad gaan, misschien wel voor het land.’

Esthetische rationaliteiten worden het minst genoemd door alle actoren. Eén

respondent benoemt uit eigen ervaring dat lerarenopleidingen vroeger meer status hadden en dat het gebrek hieraan vooral mannen tegenhoudt. Daarnaast zijn er verschillende actoren die de klaagcultuur binnen het onderwijs als oorzaak zien van het lerarentekort.

Hoewel de verschillende actoren grotendeels dezelfde oorzaken benoemen van het lerarentekort zijn er ook verschillen tussen actoren. Deze verschillen worden in de volgende alinea’s benoemd.

Gemeente Utrecht. De gemeente Utrecht handelt vanuit doel-middel rationaliteiten, waarde rationaliteiten en politieke rationaliteiten. Beide respondenten van de gemeente geven aan dat zij erin geloven dat het lerarentekort is begonnen in de tijd dat Deetman minister van

Onderwijs was. In die tijd was er een overschot aan leraren waardoor veel potentiële leraren iets anders zijn gaan doen. Daarnaast moest er bezuinigd worden waardoor er een structurele salarisverlaging kwam. Volgens beide respondenten van de gemeente zien we daar nu de gevolgen van. De salarisdaling heeft volgens de gemeente Utrecht namelijk effect op de status van een leerkracht. Eén van de respondenten (GM2) zegt hierover: ‘Met andere beroepen kan je veel gemakkelijker meer geld verdienen. En daarnaast werkt de hoge werkdruk ook niet mee.’

Daarnaast valt op dat de gemeente vaker dan andere actoren handelt vanuit een politieke rationaliteit. Respondenten van de gemeente Utrecht geven aan dat de gemeente feitelijk niet de opdracht heeft om voor het onderwijs in Utrecht te zorgen, maar dat zij wel belang hebben bij goed onderwijs, omdat het gaat over de kansen van Utrechtse burgers.

(15)

15 Respondenten van de gemeente geven aan het belangrijk te vinden dat ieder kind dezelfde kansen krijgt.

Schoolbesturen. De schoolbesturen handelen voornamelijk vanuit doel-middel rationaliteiten en waarde rationaliteiten. De volgende voorbeelden behoren tot doel-middel rationaliteiten. Verschillende respondenten van de schoolbesturen geven aan dat zij de overheid zien als één van de oorzaken van het lerarentekort. Volgens deze respondenten heeft de overheid niet op tijd ingegrepen op demografische ontwikkelingen. Eén van de schoolbesturen (SB1) zegt hierover: ‘Heel simpel gezegd, we weten gewoon hoeveel geboortes er zijn, dus als er zoveel mensen geboren worden dit jaar, dan weet je gewoon dat er zoveel mensen nodig zijn in groep 1 over vier jaar.’ Daarnaast geven verschillende schoolbesturen aan dat het lerarentekort jaren geleden al voorspeld werd en dat ze niet begrijpen dat er niet eerder maatregelen genomen zijn door de overheid.

Veel schoolbesturen geven ook aan dat ze de lerarenopleidingen niet voldoende vinden aansluiten bij de praktijk in het onderwijs. Hierdoor ondervinden studenten en startende leraren veel problemen en hebben zij veel begeleiding nodig. Deze begeleiding vanuit zowel schoolbesturen en lerarenopleidingen is de afgelopen jaren echter niet voldoende geweest wat tot gevolg heeft gehad dat er veel uitval is geweest van potentiële leraren.

Lerarenopleidingen. Bij de lerarenopleidingen komen doel-middel rationaliteiten en waarde rationaliteiten het meest voor. Het volgende voorbeeld valt onder waarde rationaliteit. De lerarenopleidingen zien het imago van het beroep leraar als één van de grootste problemen. Eén respondent (LO1) zegt hierover: ‘We hebben het met z’n allen voor elkaar gekregen het imago van het beroep zodanig uit te kleden, dat mensen niet geïnteresseerd zijn in dit beroep. Daar zijn we als sector zelf ook zeer schuldig aan.’ Lerarenopleidingen geven aan dat er binnen het onderwijs een ‘klaagcultuur’ heerst en dat het beroep leraar te negatief in het nieuws wordt gebracht. Dit heeft tot gevolg dat mensen niet voor het beroep leraar kiezen. Projectmanagers. Doel-middel rationaliteiten, waarde rationaliteiten en politieke

rationaliteiten worden het meest genoemd door de projectmanagers. Het volgende voorbeeld valt onder waarde rationaliteit. De projectmanagers noemen als oorzaak van het lerarentekort dat het onderwijs geen professionaliseringsslag heeft doorgemaakt, terwijl andere sectoren dat wel hebben gedaan. Volgens de projectmanagers wordt het onderwijs als traditioneel en ouderwets gezien, wat niet aantrekkelijk is voor potentiële leraren.

Sturing uitgeoefend door actoren

In Utrecht is het sturingsnetwerk lerarentekort relatief laat ontstaan in verhouding met de andere drie grote steden uit de G4. In december 2018 werd door de overheid aangekondigd

(16)

16 dat de vier grote steden elk één miljoen euro zouden krijgen om het lerarentekort tegen te gaan. Het doel van deze subsidies was om de vier grote steden te faciliteren en te stimuleren om het lerarentekort regionaal aan te pakken (Ministerie van OCW, 2018b). Op het moment dat deze subsidie bekend werd gemaakt, bestond er nog geen samenwerkingsnetwerk tussen betrokken actoren rondom het lerarentekort. Het lerarentekort was wel één van de vier belangrijke onderwerpen die besproken werd in de ‘Utrechtse Onderwijs Agenda’. Dit is het Utrechtse samenwerkingsplatform waar alle besturen van kinderopvang tot universiteit, lerarenopleidingen en de gemeente samenwerken. Aan de hand van dit

samenwerkingsplatform wordt er gestreefd naar zo goed mogelijk onderwijs in Utrecht. Op het moment dat de subsidie vrijkwam om het lerarentekort terug te dringen, werd het lerarentekort een prioriteit in Utrecht. Dit heeft als gevolg gehad dat het netwerk ‘Utrecht Leert’ is ontstaan. Binnen dit netwerk werken schoolbesturen van primair onderwijs tot universiteiten, lerarenopleidingen en gemeente samen om het lerarentekort terug te dringen. Utrecht Leert bestaat uit een regiegroep. Vanuit de regiegroep zijn drie werkgroepen ontstaan: werkgroep primair onderwijs, werkgroep voortgezet onderwijs, werkgroep hoger

beroepsonderwijs. In de regiegroep worden afspraken gemaakt en besluiten genomen, die in de werkgroepen worden gerealiseerd en uitgewerkt.

In Figuur 1 is een overzicht te zien van de sturing die uitgeoefend is door de actoren binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht. Binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht is opéénvolgend het meest gebruik gemaakt van communicatieve sturing,

vervolgens economische sturing en beperkt juridische sturing. De sturing die actoren

uitoefenen binnen het sturingsnetwerk Lerarentekort in Utrecht is onder andere gericht op het werven en behouden van leraren en studenten, daarom zijn deze twee actoren ook verwerkt in Figuur 1. In de volgende alinea’s wordt beschreven hoe de verschillende actoren sturing uitoefenen.

(17)

17 Figuur 1. Overzicht van de uitgeoefende sturing in het sturingsnetwerk Lerarentekort in Utrecht.

Gemeente Utrecht. Door de gemeente wordt sturing uitgeoefend op de schoolbesturen, lerarenopleidingen en de projectmanagers en in beperkte mate op OCW. Hierbij wordt voornamelijk economische en communicatieve sturing uitgeoefend.

Communicatieve sturing. Vanuit de gemeente is het netwerk Utrecht Leert ontstaan met het initiatief om samen het lerarentekort terug te dringen. De gemeente oefent binnen dit netwerk sturing uit door de actoren met elkaar te verbinden. Eén respondent (GM2) zegt hierover: ‘We proberen te voorkomen dat er een versnipperend veld is. Vanuit de verschillende

geloofsovertuigingen is iedereen geneigd om apart te werken. Wij proberen ervoor te zorgen dat iedereen gaat samenwerken.’ Daarnaast is gemeente Utrecht ook een belangrijke schakel tussen het OCW en de schoolbesturen in Utrecht. Eén respondent (GM1) zegt hierover: ‘Wij zijn de trechter naar de politiek, wij zijn het punt waar het allemaal weer samenkomt en weer naar het veld gaat. Het onderwijsveld doet natuurlijk van alles zelf. Wat wij proberen is om daar overzicht over te houden.’ De gemeente deelt de kennis die binnen het onderwijsveld in Utrecht wordt opgedaan dus ook buiten de gemeente Utrecht, namelijk in G4-overleggen en samen bespreken ze met OCW wat er nodig is om het lerarentekort terug te dringen.

Economische sturing. De gemeente Utrecht oefent economische sturing uit aan de hand van subsidies. Gemeente Utrecht heeft één miljoen euro ontvangen om het lerarentekort in Utrecht terug te dringen. Dit geld is in overleg met het netwerk Utrecht Leert verdeeld over de

schoolbesturen en lerarenopleidingen. Daarnaast is besloten om van het geld projectmanagers in te huren. Het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht bevat namelijk veel verschillende

(18)

18 actoren. De projectmanagers moeten ervoor zorgen dat er tussen deze actoren goed

samengewerkt wordt.

Juridische sturing. De respondenten van Gemeente Utrecht geven aan dat de kwaliteit van het onderwijs geen taak is van de gemeente. Wanneer er echter knelpunten ontstaan, wordt het de taak van de gemeente. Dit is nu het geval met het lerarentekort. Eén respondent (GM1) zegt hierover:

‘Het is niet de taak van de gemeente om het lerarentekort op te lossen, maar het is wel onze taak om bij te dragen aan de oplossing. En dit doen wij door ervoor te zorgen dat de partijen bij elkaar komen en samenwerken om het lerarentekort terug te dringen.’

Schoolbesturen. Schoolbesturen oefenen sturing uit op zowel scholen, leraren, lerarenopleidingen, de gemeente Utrecht en in beperkte mate op OCW. Hierbij wordt voornamelijk communicatieve sturing uitgeoefend.

Communicatieve sturing. Schoolbesturen oefenen voornamelijk communicatieve sturing uit richting leraren door zich te profileren als een aantrekkelijke werkgever. Dit wordt gedaan aan de hand van campagnes en informatieavonden met als doel het werven van potentiële leraren. Daarnaast trachten schoolbesturen om leraren en studenten die werken binnen hun stichting te behouden. Respondenten van de schoolbesturen geven aan dat dit wordt gedaan door het geven van goede begeleiding, goede ondersteuning, het bieden van uitdaging en een fijn schoolklimaat.

Economische sturing. Schoolbesturen oefenen daarnaast ook economische sturing uit door zich te profileren als een aantrekkelijke werkgever. Dit wordt gedaan door geld te investeren in campagnes en het organiseren van informatieavonden met als doel het werven van

potentiële leraren. Naast het feit dat schoolbesturen nieuwe leraren willen werven, geven respondenten van de schoolbesturen aan dat het behouden van leraren ook als heel belangrijk wordt gezien. Eén respondent (SB3) zegt hierover: ‘Terugdringen van het lerarentekort is vooral mensen binden, dus zorgen dat ze niet weg gaan. Dat kan je doen door in de secundaire arbeidsvoorwaarden iets te doen.’ Verschillende respondenten van de schoolbesturen geven echter aan dat zij hierin beperkt worden door de financiële middelen waarover zij beschikken.

Schoolbesturen oefenen tevens economische sturing uit richting lerarenopleidingen. Schoolbesturen krijgen van OCW een subsidie voor zij-instroom. Deze subsidie wordt gebruikt om een zij-instroom traject te betalen voor een potentiele leerkracht bij de

(19)

19 lerarenopleiding, hiervoor betalen schoolbesturen dus de lerarenopleidingen. Dit vraagt van de lerarenopleiding dat er een zij-instroom traject is van voldoende kwaliteit.

Juridische sturing. Schoolbesturen geven aan dat het een wettelijke taak van schoolbesturen is om de kwaliteit van het onderwijs op voldoende niveau te hebben. Het lerarentekort heeft tot gevolg dat de kwaliteit van het onderwijs achteruit gaat. Respondenten van de schoolbesturen geven aan dat ze dit als een groot probleem zien. Daarnaast geven schoolbesturen aan dat wetgeving als belemmering kan gelden een aantrekkelijke werkgever te zijn. Verschillende respondenten van de schoolbesturen geven namelijk aan dat zij zouden willen investeren in huisvesting voor hun personeel. Dit kan echter niet met de huidige regelgeving.

Lerarenopleidingen. Lerarenopleidingen oefenen sturing uit op studenten en schoolbesturen. Hierbij wordt voornamelijk communicatieve sturing en juridische sturing uitgeoefend.

Communicatieve sturing. Lerarenopleidingen oefenen communicatieve sturing uit op

studenten door het organiseren van open dagen en het maken van filmpjes, waarmee het vak leraar wordt aangeprezen. Op deze manier wordt getracht om potentiële studenten te werven. Economische sturing. Lerarenopleidingen oefenen geen economische sturing uit.

Juridische sturing. Lerarenopleidingen hebben de wettelijke taak om een diploma van

voldoende kwaliteit af te leveren. Dit houdt in dat lerarenopleidingen de verantwoordelijkheid hebben om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen. Lerarenopleidingen geven aan dat de kwaliteit van de opleiding onder druk komt te staan door het lerarentekort. Eén van de

respondenten (LO2) zegt hierover:

‘Wij als lerarenopleiding hebben de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen. De scholen willen natuurlijk ook goede leerkrachten, maar als de nood heel hoog is dan ben je soms gewoon al heel blij als er genoeg mensen zijn. We willen allemaal dat leraren goed opgeleid zijn, maar in de praktijk schuurt het.’

Projectmanagers. De projectmanagers oefenen sturing uit op de gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen. Hierbij wordt voornamelijk communicatieve sturing uitgeoefend.

Communicatieve sturing. Het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht is complex, omdat er binnen het primair onderwijs sprake is van sterke denominaties. Vanuit de verschillende geloofsovertuigingen is iedereen namelijk geneigd om apart te werken. De rol van de projectmanagers is ervoor te zorgen dat de samenwerking tussen de verschillende actoren goed verloopt. Hierbij wordt communicatieve sturing uitgeoefend door individuele

(20)

20 gesprekken te voeren met de verschillende actoren, deze actoren met elkaar in gesprek te brengen en een gezamenlijk actieplan te maken.

Daarnaast hebben de projectmanagers binnen het netwerk Utrecht ook een belangrijke rol om een goede samenwerking tussen de regiegroep en de werkgroepen te realiseren. Dit wordt gerealiseerd door kennisoverdracht aan de hand van overleggen en mailcontact tussen de regiegroep en de werkgroepen.

Ook hebben de projectmanagers ervoor gezorgd dat er een gezamenlijke website is ontworpen, waar alle actoren van het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht deel van uitmaken. Op deze site staat weergegeven uit welke lerarenopleidingen in Utrecht gekozen kan worden, welke vacatures er zijn en verdere informatie over het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het speciaal onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Economische sturing. De economische sturing die projectmanagers uitoefenen is beperkt. Projectmanagers zorgen ervoor dat, in samenspraak tussen gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen, de financiële middelen verdeeld worden. Dit houdt in dat ze ervoor zorgen dat er afspraken gemaakt worden, waarbij de verschillende actoren mee kunnen beslissen.

Juridische sturing. Projectmanagers oefenen geen juridische sturing uit. Interactiepatronen tussen de actoren

Binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht vindt interactie plaats tussen de actoren. In dit sturingsnetwerk is sprake van drie soorten interactie: non-interactie,

conflictueuze interactie en gecoördineerde interactie. In Figuur 2 is een overzicht te zien van de interactie die plaatsvindt in het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht. In de volgende alinea’s worden de belangrijkste interacties beschreven.

(21)

21 Figuur 2. Overzicht van de interactie die plaatsvindt in het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht.

Gecoördineerde interactie binnen het netwerk Utrecht Leert. Utrecht Leert is een netwerk dat is opgezet door de gemeente om het lerarentekort terug te dringen. Binnen Utrecht Leert werken de gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen samen. Deze samenwerking komt voort uit de Utrechtse Onderwijs Agenda (UOA), waar deze actoren al samenwerkten aan belangrijke thema’s binnen het onderwijs. Op het moment dat het lerarentekort een prioriteit werd in Utrecht, is besloten dat er een netwerk moest komen, speciaal voor het lerarentekort. Vanuit de UOA is een afvaardiging gemaakt, waar Utrecht Leert uit bestaat. Utrecht Leert is gericht op primair onderwijs, voortgezet onderwijs, MBO, hogescholen en de universiteit. Omdat dit heel breed is en er per sector veel verschil is binnen het onderwijs, bestaat Utrecht Leert uit een regie groep en uit werkgroepen per onderwijssector. In de regiegroep zit per onderwijssector één bestuurder, de lerarenopleidingen en de gemeente Utrecht. Binnen de regiegroep worden belangrijke afspraken gemaakt en wordt besloten hoe het geld wordt verdeeld. Dit wordt altijd in samenwerking met de werkgroepen per sector gedaan. In de werkgroepen per sector worden de afspraken die zijn gemaakt uitgevoerd en wordt gekeken wat er vanuit de scholen nodig is om het lerarentekort terug te dringen. Verschillende

respondenten van de gemeente en schoolbesturen geven aan dat deze samenwerking tussen de regiegroep en de werkgroep primair onderwijs gestructureerd is en goed verloopt, dankzij de

(22)

22 projectmanagers. De projectmanagers zorgen er namelijk voor dat de kennis tussen de

regiegroep en de werkgroep gedeeld wordt.

Interactie tussen verschillende actoren en het ministerie van OCW. Bij het nemen van beslissingen heeft OCW informatie uit het onderwijsveld nodig. De gemeente is hierbij een schakel tussen het onderwijsveld en OCW. De gemeente vraagt de schoolbesturen wat nodig is in het onderwijsveld. Wat hierbij naar voren komt bespreekt de gemeente in een G4 overleg met de andere grote steden. Hierbij wordt kennis gedeeld en vindt er samenwerking plaats tussen de vier grote steden, waarbij getracht wordt om één standpunt aan te nemen. Door één standpunt aan te nemen trachten de vier grote steden samen sterk te staan ten opzichte van OCW. In de praktijk is dit echter niet altijd het geval. Binnen de G4 zijn namelijk grote belangenverschillen en is de urgentie niet altijd even groot. Dit heeft tot gevolg dat het in sommige gevallen leidt tot conflictueuze interactie.

Gecoördineerde-, conflictueuze- en non-interactie tussen gemeente en schoolbesturen. De interactie tussen de gemeente en de schoolbesturen is veranderd door het lerarentekort. Op het moment dat er een actieplan moest komen voor het lerarentekort in Utrecht waren beide actoren aan het onderzoeken wat ze van elkaar konden verwachten. Respondenten van zowel de gemeente en schoolbesturen geven aan dat dit inmiddels is veranderd in een goede

samenwerking. Eén respondent van de gemeente (GM2) zegt hierover:

‘Je hebt elkaar echt nodig. Iedereen heeft een verschillende rol. Schoolbesturen die het echt moeten doen. Wij om het politiek voor elkaar te krijgen en om het te faciliteren. Hoe meer we de handen inéén slaan, hoe sterker het wordt. En iedereen beseft ook wel dat we elkaar echt nodig hebben en dat is heel mooi.’

Dit betekent echter niet dat de gehele samenwerking goed verloopt. Er zijn namelijk diverse schoolbesturen die vinden dat de gemeente te weinig doet om het lerarentekort terug te dringen. Het is namelijk heel duur voor leraren om in de stad Utrecht te wonen en werken. Schoolbesturen zouden willen dat de gemeente hierin financieel tegemoet komt, zodat werken in de stad Utrecht voor leraren aantrekkelijker wordt. De gemeente heeft echter andere

(politieke) belangen. De gemeente Utrecht streeft namelijk naar een groene stad met zo min mogelijk auto’s. Om deze reden zijn parkeerkosten in de stad Utrecht heel hoog. Dit heeft tot gevolg dat leraren niet willen werken bij scholen midden in de stad wat er vervolgens weer voor zorgt dat er te weinig leraren zijn. Schoolbesturen willen een parkeervergunning voor leraren. Dit wil de gemeente echter niet geven, omdat dit in tegenspraak is met het

(23)

23 coalitieakkoord, waarin staat dat Utrecht streeft naar een groene stad met weinig auto’s en veel fietsen. Hierdoor ontstaat een conflictueuze interactie tussen de gemeente en

schoolbesturen.

Daarnaast vindt ook non-interactie plaats tussen de gemeente en de kleine schoolbesturen. Het opzetten van Utrecht Leert is versneld verlopen in verband met de subsidieregeling. Dit heeft tot gevolg gehad dat eerst alleen de grote schoolbesturen werden meegenomen in de werkgroep primair onderwijs van Utrecht Leert. Kleine schoolbesturen werden in dit deel van het proces niet als relevant ervaren. Inmiddels is dit echter wel veranderd en wordt getracht ieder schoolbestuur bij het proces te betrekken.

Gecoördineerde interactie tussen gemeente en lerarenopleidingen. Door het lerarentekort is een samenwerking ontstaan tussen de gemeente en de lerarenopleidingen. Deze

samenwerking is ontstaan doordat de gemeente de verschillende actoren wil samenbrengen. Dit heeft tot gevolg dat de lerarenopleidingen ook meedenken in het proces. Respondenten van zowel de gemeente als van de lerarenopleidingen zien deze samenwerking als een tijdelijke samenwerking in verband met het lerarentekort, dus te benoemen als

coalitievorming.

Gecoördineerde en conflictueuze interactie tussen lerarenopleidingen en schoolbesturen. Lerarenopleidingen en schoolbesturen werken al lange tijd intensief samen om studenten op te leiden. Eén respondent (SB4) zegt hierover:

‘Deze samenwerking is goed. We hebben een hele structuur waarmee we op

strategisch, tactisch en operationeel niveau met elkaar samenwerken. Op strategisch niveau zitten de besturen een aantal keer per jaar samen en nemen besluiten. Op tactisch niveau is er een uitwerkingsoverleg, waarin van elke stichting iemand meedenkt in het samen opleiden en wordt er nagedacht over de tekorten van leerkrachten. Tot slot wordt er op operationeel niveau samengewerkt, doordat op schoolniveau een school- en praktijkopleider samenwerken bij het opleiden van de studenten.’

Verschillende respondenten van de schoolbesturen geven aan de samenwerking tussen schoolbesturen en lerarenopleidingen heel waardevol is. Studenten zijn in de toekomst

namelijk potentiele leraren voor een schoolbestuur. Lerarenopleidingen geven aan dat in verband met het lerarentekort steeds meer schoolbesturen vragen om een samenwerking aan te gaan. Dit is echter niet eenvoudig en snel geregeld. Er zit namelijk een opleidingstraject aan

(24)

24 de samenwerking verbonden. Er moeten mensen binnen de scholen opgeleid worden om studenten te begeleiden en het is van belang dat een lerarenopleiding en een school op dezelfde manier beoordelingen geven. Bovendien hebben de lerarenopleidingen een groot partnerschap, dus al veel schoolbesturen waar zij mee samenwerken. En als partner zijnde, zijn lerarenopleidingen verplicht om studenten te leveren. De studenten worden eerst verdeeld over de grote schoolbesturen en vervolgens over de kleine schoolbesturen. De studenten zijn echter op een bepaald moment allemaal verdeeld. Dit heeft tot gevolg dat kleine

schoolbesturen geen stagiaires hebben. Dit zorgt voor een conflictueuze interactie tussen kleine schoolbesturen en lerarenopleidingen.

Interactie binnen actoren. Naast interactie tussen de actoren is er ook sprake van interactie binnen de actoren. Dit is relevant om te beschrijven, zodat duidelijk wordt waarom actoren bepaalde keuzes maken. In de volgende alinea’s zijn de interacties beschreven binnen de actoren in het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht.

Gecoördineerde en conflictueuze interactie binnen de gemeente. De respondenten van de gemeente Utrecht geven aan dat zij politieke druk voelen vanuit de gemeenteraad. Het is van belang dat de afdeling onderwijs de gemeenteraad goed op de hoogte houdt over het

lerarentekort. Dit gebeurt in overleggen, waarin de gemeenteraad vragen stelt en advies geeft, hierbij is sprake van gecoördineerde interactie.

Er vindt echter ook conflictueuze interactie plaats tussen de afdeling onderwijs en de gemeenteraad van gemeente Utrecht. Een voorbeeld hiervan is het conflict over

parkeervergunningen voor leraren. Vanuit de afdeling onderwijs wordt er gevraagd om parkeervergunningen voor leraren, zodat werken in het basisonderwijs in Utrecht

aantrekkelijker wordt. Dit is echter in tegenspraak met het coalitieakkoord, waarin staat dat Utrecht streeft naar een groene stad met weinig auto’s en veel fietsen. Dit heeft als gevolg dat er conflictueuze interactie ontstaat binnen de gemeente.

Gecoördineerde en conflictueuze interactie tussen schoolbesturen. Utrechtse

schoolbesturen werken vanuit de Utrechtse Onderwijs Agenda samen aan onderwijs. Met de opkomst van Utrecht Leert is er een gestructureerde samenwerking ontstaan tussen de schoolbesturen om het lerarentekort terug te dringen. Eén respondent (SB4) zegt hierover: ‘Wanneer we als schoolbesturen de handen in één slaan, dan staan we samen sterker.’

Ondanks dat de schoolbesturen in Utrecht zich verenigen, is er ook sprake van

concurrentie. Het blijft namelijk een feit dat ieder schoolbestuur leerkrachten nodig heeft om goed onderwijs te bieden, dus iedere schoolbestuurder zet zich in om zich te profileren als een aantrekkelijke werkgever. Zo trachten diverse schoolbesturen leraren voor zich te winnen

(25)

25 door de secundaire arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Dit is niet voor ieder schoolbestuur mogelijk wat leidt tot conflictueuze interactie.

Daarnaast zijn inmiddels veel schoolbesturen aangesloten bij het netwerk Utrecht Leert. Dit heeft tot gevolg dat het netwerk Utrecht Leert veel verschillende actoren bevat. Grote schoolbesturen geven aan dat dit voor belemmeringen zorgt, omdat het proces trager verloopt. Eén respondent (SB2) zegt hierover:

‘Samenwerken is nooit makkelijk en samenwerken met de drie grote besturen gaat natuurlijk ook niet zonder hobbels en dan hebben we natuurlijk ook nog tien kleine schoolbestuurtjes. Die horen er natuurlijk ook bij. Die mogen ook mee beslissen. Alles wat wij doen is ook voor hen. Dus soms denk je weleens, als we alleen op de wereld zouden zijn, zou het veel sneller gaan.’

Interactie tussen lerarenopleidingen. In Utrecht bevinden zich twee lerarenopleidingen. Deze twee lerarenopleidingen werken niet gestructureerd samen, maar komen elkaar wel veel tegen. De lerarenopleidingen lijken op elkaar, wat leidt tot concurrentie, omdat ze beiden zoveel mogelijk studenten willen werven. De interactie tussen de lerarenopleidingen is het best te beschrijven als non-interactie, omdat de lerarenopleidingen elkaar niet opzoeken, geen overleggen hebben en elkaar niet helpen bij problemen.

Conclusie en discussie

Conclusie. Het lerarentekort in het onderwijs wordt steeds meer zichtbaar. Schoolbesturen hebben moeite met het vinden van vervangers bij ziekte van het vaste personeel. Dit heeft diverse consequenties, zoals uitval van lesuren, lessen gegeven door onbevoegden en

werkdrukverhoging (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2017a). In onderzoek van Adrians et al. (2017) komt naar voren dat het lerarentekort niet overal in Nederland hetzelfde is. In de randstad is namelijk sprake van een lerarentekort, terwijl in sommige andere regio’s daar geen sprake van is. Dit vraagt volgens het ministerie van OCW naast een landelijke aanpak ook om een regionale aanpak, waarbij een goede samenwerking nodig is tussen de Gemeente, schoolbesturen en lerarenopleidingen (Ministerie van OCW, 2018a). Het doel van dit onderzoek was om het sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht inzichtelijk te maken, waardoor er meer inzicht zal komen in sturingsdynamieken die bij een regionaal netwerk ontstaan. Regionale netwerken worden momenteel namelijk veel vaker gebruikt door het Rijk om nationale doelstellingen te vertalen naar regionale acties (Klaster,

(26)

26 2017). Het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht is hier een voorbeeld van. Inzicht in hoe een regionaal netwerk in de praktijk is vorm gegeven is daarom van belang.

Om te onderzoeken hoe actoren betrokken bij het lerarentekort in Utrecht vorm geven aan het regionale netwerk rondom dit beleidsdossier is gekeken vanuit welke rationaliteiten actoren handelen, welke sturingsmodellen worden aangewend door actoren en welke interactiepatronen tussen actoren bestaan. Belangrijke actoren binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht zijn: gemeente, projectmanagers, schoolbesturen en

lerarenopleidingen. In de volgende alinea’s wordt de hoofdvraag ‘Hoe geven de actoren, betrokken bij het lerarentekort in Utrecht, vorm aan het regionale sturingsnetwerk rondom dit beleidsdossier?’ beantwoord.

Deelvraag 1: Vanuit welke rationaliteiten (doel-middelrationaliteit, waarde rationaliteit, politieke rationaliteit, esthetische rationaliteit) handelen de verschillende actoren?

Actoren handelen vanuit een bepaalde rationaliteit. In dit onderzoek zijn vier verschillende vormen van rationaliteit onderscheiden: Doel-middel rationaliteit, waarde rationaliteit, politieke rationaliteit en esthetische rationaliteit (Van Houwelingen & Bouwmeester, 2008). In de resultaten komt naar voren dat een actor binnen het

sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht niet vanuit één soort rationaliteit handelt, maar dat een actor vanuit meerdere rationaliteiten handelt. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat de actoren binnen het sturingsnetwerk Lerarentekort in Utrecht voornamelijk handelen vanuit doel-middel en waarde rationaliteiten. Dit sluit aan bij onderzoek van Van Houwelingen en Bouwmeester (2008), waarin naar voren komt dat efficiëntie en effectiviteitsoverwegingen, dus doel-middel rationaliteiten, van groot belang zijn in het geval van een

investeringsbeslissing. In dit geval dus de investering voor het terugdringen van het

lerarentekort in Utrecht. Veel genoemde doel-middel rationaliteiten in dit onderzoek zijn: een laag salaris, de grootstedelijke problematiek, de vergrijzing, de verminderde instroom van studenten op de lerarenopleidingen en de grote keuze aan beroepen.

Daarnaast komt in het onderzoek van Van Houwelingen en Bouwmeester (2008) naar voren dat rationaliteiten situationeel zijn, aangezien er afwisselend gehandeld wordt vanuit de vier vormen van rationaliteit. Dit komt tevens overeen met de resultaten van dit onderzoek, waarin naar voren komt dat de actoren binnen het sturingsnetwerken lerarentekort in Utrecht ook vaak handelen vanuit de waarde rationaliteit. Veel genoemde waarde rationaliteiten in dit onderzoek zijn: statusprobleem, een hoog aantal parttimers, weinig carrière perspectief en een hoge werkdruk

(27)

27 Ook komt in de resultaten naar voren dat alle actoren aangeven dat het lerarentekort als een gemeenschappelijk probleem wordt gezien. Dit sluit aan bij politieke rationaliteit. Hierbij geven alle actoren aan dat het lerarentekort alleen in samenwerking opgelost kan worden. De actoren handelen nauwelijks vanuit esthetische rationaliteiten.

Deelvraag 2: Welke sturingsmodellen (juridisch, economisch, communicatief) worden er aangewend door de actoren?

Het handelen van een actor is afhankelijk van de positie van de actor binnen een sturingsnetwerk. Binnen dit sturingsnetwerk heeft iedere actor zijn eigen rol, waarbij iedere actor gestuurd wordt en zelf op een bepaalde manier stuurt (Bressers, 1993). Hoe deze sturing wordt uitgeoefend kan worden begrepen aan de hand van drie sturingsmodellen: het

communicatieve sturingsmodel, het economische sturingsmodel en het juridische sturingsmodel (Van der Doelen, 1991). In de resultaten komt naar voren dat binnen het sturingsnetwerk lerarentekort Utrecht opéénvolgend het meest gebruik wordt gemaakt van communicatieve sturing, vervolgens economische sturing en beperkt juridische sturing.

Doordat er in Utrecht nog geen sturingsnetwerk was voor het lerarentekort moest dat in korte tijd worden opgezet met als gevolg de actiegroep ‘Utrecht Leert’. Binnen deze actiegroep werken schoolbesturen van primair onderwijs tot universiteiten, projectmanagers, lerarenopleidingen en gemeente samen om het lerarentekort terug te dringen. De gemeente en de projectmanagers oefenen hierbij vooral communicatieve sturing uit door ervoor te zorgen dat de verschillende actoren kennis delen en met elkaar samenwerken. Schoolbesturen en lerarenopleidingen oefenen ook voornamelijk communicatieve sturing uit om leraren en studenten te werven.

In bestaande literatuur over sturingsdynamieken in het onderwijs worden projectmanagers niet tot nauwelijks genoemd. Dit komt doordat er de laatste jaren een ontwikkeling heeft plaats gevonden in onderwijsbeleid (Bronneman-Helmers, 2011). Regionale sturingsnetwerken worden namelijk de laatste jaren veel vaker gebruikt door het Rijk om nationale doelstellingen te vertalen naar regionale acties (Onderwijsraad, 2017). Door deze toegenomen decentralisatie, waarbij gemeenten veel nieuwe taken hebben gekregen die op lokaal niveau niet altijd effectief of efficiënt uit te voeren zijn, wordt veel van regionale netwerken gevraagd (Klaster, 2017). Om regionale sturingsnetwerken efficiënt en effectief te maken is het van groot belang dat er een goede samenwerking is tussen alle actoren (Klaster 2017). De gemeente heeft daarom twee projectmanagers ingezet om de samenwerking tussen de verschillende actoren te verbeteren.

(28)

28 Deelvraag 3: Welke interactiepatronen (non-interactie, conflictueuze interactie, gecoördineerde interactie) vertonen de actoren?

Doordat actoren sturing op elkaar uitoefenen kan er interactie tussen de verschillende actoren ontstaan (Bekkers, 2017). De positie van een actor binnen een sturingsnetwerk is afhankelijk van de relatie en interactie die een actor heeft met andere actoren binnen het sturingsnetwerk (Adam & Kriesi, 2007). In dit onderzoek zijn drie verschillende soorten interactie onderscheiden: non-interactie, conflictueuze interactie en gecoördineerde interactie (Bekkers, 2017). Het opzetten van het netwerk ‘Utrecht Leert’ is snel verlopen, waarbij sprake was van gecoördineerde interactie in de vorm van coalitievorming. Alle actoren binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht zagen het belang in van het opzetten van het netwerk. Naast gecoördineerde interactie vindt er in het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht echter ook conflictueuze interactie plaats. Conflictueuze interactie kan tot gevolg hebben dat verschillende actoren hun doelen niet kunnen bereiken (Koppenjan, 2006). In diverse onderzoeken komt echter naar voren dat conflictueuze interactie binnen een sturingsnetwerk er juist ook voor kan zorgen dat actoren zich bewust worden van de problemen en belangen binnen een sturingsnetwerk, wat tot gevolg heeft dat problemen geëxpliceerd kunnen worden en dat vernieuwing in gang wordt gezet (Brown, 1983; Coser, 1956; Rosenthal, 1996). Conflictueuze interactie kan dus positieve en negatieve gevolgen hebben op een sturingsnetwerk (Koppenjan, 2006).

In de resultaten komt verder naar voren dat interactie tussen en binnen actoren

tegelijkertijd zowel gecoördineerd als conflictueus kan zijn. Een belangrijke reden daarvoor is dat actoren verschillende personen kunnen zijn met andere belangen. Deze belangen kunnen overlappend zijn, maar ook tegenstrijdig. Dit betekent dat actoren niet één identiteit hebben. Dit heeft tot gevolg dat er meervoudige relaties zijn tussen actoren.

Hoofdvraag: Hoe geven de actoren betrokken bij het lerarentekort in Utrecht vorm aan het regionale sturingsnetwerk rondom dit beleidsdossier?

De afgelopen jaren heeft er een ontwikkeling plaats gevonden binnen onderwijsbeleid (Bronneman-Helmers, 2011). Regionale sturingsnetwerken worden namelijk de laatste jaren veel vaker gebruikt door het Rijk om nationale doelstellingen te vertalen naar regionale acties (Klaster, 2017). Dit heeft tot gevolg dat de taken van de gemeente naast het uitvoeren van alleen wettelijke taken zijn uitgebreid met het opstellen van eigen beleid voor lokale maatschappelijke taken (Onderwijsraad, 2017). Door deze verschuiving van taken en

verantwoordelijkheden van rijksniveau naar gemeenten, kunnen gemeenten beter inspelen op lokale en regionale behoeften (Kloprogge, 2008).

(29)

29 In het regionale sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht is sprake van een complexe netwerksturing. Het sturingsnetwerk rondom het lerarentekort in Utrecht

functioneert namelijk op het intermediaire niveau tussen het centrale niveau van het Rijk en het decentrale niveau van de onderwijsorganisaties, waarbij actoren op diverse manieren met elkaar verbonden zijn (Waslander et al., 2017). Daarnaast handelen de actoren vanuit

verschillende rationaliteiten, wordt er op verschillende manieren sturing uitgeoefend en ontstaan er verschillende interactiemodellen tussen en binnen actoren. Een complex

sturingsnetwerk vraagt om een samenwerking tussen de betrokken actoren (Onderwijsraad, 2017).

Samenwerking binnen een complex sturingsnetwerk is van belang, omdat gemeenten hun maatschappelijke taken niet kunnen waarmaken zonder de medewerking van

onderwijsinstellingen, zoals schoolbesturen en lerarenopleidingen (Peeters, 2013). Gemeenten hebben onderwijsinstellingen namelijk nodig bij het signaleren van problemen en het behalen van successen. Door de decentralisatie van het onderwijsbeleid hebben onderwijsinstellingen een grotere rol gekregen binnen een sturingsnetwerk. Dit komt doordat onderwijsinstellingen nu meer zeggenschap hebben over financiële, organisatorische en personele zaken (Frissen et al., 2016). Omgekeerd hebben onderwijsinstellingen de gemeente ook nodig binnen een regionaal sturingsnetwerk. Binnen een complex sturingsnetwerk met veel verschillende actoren kan de gemeente namelijk onderwijsinstellingen verbinden met andere relevante actoren (Onderwijsraad, 2017). Dit doet de gemeente Utrecht binnen het sturingsnetwerk omtrent het lerarentekort door het inhuren van twee projectmanagers. Binnen een regionaal sturingsnetwerk is er dus sprake van wederzijdse afhankelijkheid tussen de gemeente en onderwijsinstellingen, waarbij samenwerking van belang is.

Om ervoor te zorgen dat een regionaal sturingsnetwerk effectief is is het van belang dat er vaste vormen zijn van overleg en samenwerking (Van Delden, 2010). Geconcludeerd is dat het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht complex is. Om die reden is het noodzakelijk om vaste vormen van overleg en samenwerking te hebben, zodat er een bepaalde structuur en routines ontstaan binnen een lokaal sturingsnetwerk (Van Delden, 2010). Daarnaast zorgt een vaste structuur en routine van samenwerking en overleg ervoor dat conflictsituaties

voorkomen worden en dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid is om oplossingen te treffen (Onderwijsraad, 2017).

Dit onderzoek zorgt ervoor dat er meer inzicht is in de sturingsdynamieken binnen het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht wat tot gevolg heeft dat er meer inzicht is in regionale netwerken. Dit is van belang, omdat er door toegenomen decentralisatie, waarbij

(30)

30 gemeenten veel nieuwe taken hebben gekregen die op lokaal niveau niet altijd effectief of efficiënt uit te voeren zijn, veel van regionale netwerken gevraagd wordt (Klaster, 2017). Daarnaast zorgt het analyseren van een sturingsnetwerk ervoor dat zaken rondom

beleidstrajecten verhelderd worden wat tot gevolg heeft dat eventuele dilemma’s die een rol spelen bij de inrichting van bestuurlijke verhoudingen verklaard kunnen worden en dat vernieuwing in gang wordt gezet (Kloprogge, 2008; Koppenjan, 2006). Tot slot geeft dit onderzoek inzicht in de huidige beleidsaanpak van het lerarentekort in Nederland. Het lerarentekort is een urgent probleem, waarbij het van belang is dat betrokken actoren samenwerken om het probleem op te lossen.

Discussie. Bij het selecteren van respondenten is gebruik gemaakt van pursposive sampling en snowball sampling (Maruyama & Ryan, 2014). Op deze manier zijn de relevante actoren van het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht naar voren gekomen. Toch kan dit onderzoek niet als volledig representatief gezien worden. Dit onderzoek is namelijk uitgevoerd op het moment dat het Coronavirus zich wereldwijd verspreidde. Dit heeft tot gevolg gehad dat scholen gesloten werden en dat diverse respondenten geen tijd hebben gehad om deel te nemen aan het onderzoek. Hierdoor hebben geen éénpitters (schoolbesturen met één school) deelgenomen aan dit onderzoek. Hoewel dit onderzoek enkele beperkingen heeft, maakt het wel inzichtelijk hoe aan het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht vorm gegeven is, inclusief de belangrijke actoren. De actoren in dit onderzoek zijn namelijk geselecteerd doordat ze door andere actoren benoemd zijn en alle benoemde actoren hebben deelgenomen. Dit betekent dus ook dat éénpitters niet zijn benoemd door de actoren. Dat lijkt er op te duiden dat éénpitters minder actief zijn in het sturingsnetwerk lerarentekort in Utrecht.

Daarnaast zijn er geen leraren mee genomen in dit onderzoek. Daar is bewust voor gekozen omdat leraren niet representatief zijn in een regionaal sturingsnetwerk. De keuzes van leraren zijn echter wel van belang met betrekking tot het lerarentekort. In

vervolgonderzoek zou onderzocht kunnen worden waarom leraren het onderwijs verlaten en wat voor redenen daaraan te grondslag liggen.

Tot slot is een beperking binnen dit onderzoek dat het een momentopname is, terwijl juist binnen regionale netwerken veel verandering plaatsvindt (onderwijsraad, 2017). Deze beperking is echter deels te weerleggen, omdat dit een kwalitatief onderzoek is. Dat houdt in dat respondenten aan kunnen geven wat er in het verleden is gebeurd, wat er nu gebeurt en wat de respondent voorspelt voor de toekomst. Voor een vervolgonderzoek zou longitudinaal onderzoek een goede manier zijn om de ontwikkelingen binnen een regionaal sturingsnetwerk

(31)

31 te onderzoeken en om te zien hoe een regionaal sturingsnetwerk stand houdt als tijdelijke subsidies wegvallen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Leerlingen kregen een combinatie van fysiek en afstandsonderwijs (bijv. minder onderwijsuren op school, rest van de uren op afstand) Betreffende groep krijgt op school les

Om de verdeling van leraren naar leerlingkenmerken in kaart te brengen verdelen we de scholen in vier kwartielen op basis van hun percentage leraren met een master-opleiding en

• Wat betreft openstaande vacatures voor schoolleiders en voor onderwijsondersteunend personeel geeft de meerderheid van de bestuurders aan dat zij geen vacatures hebben openstaan

Dit heeft te maken met het beleid rond freelance werken in organisaties. De stelling is dat een freelance leerkracht werkt volgens een vast rooster en daardoor zijn werk niet

De inspectie heeft laten weten dat het bestuur afgelopen periode verschillende (nood)maatregelen heeft proberen te treffen om tot een oplossing te komen voor deze groep 8, conform

Onderwijsondersteuners mogen niet zelfstandig instructie geven, of langere tijd zelfstandig, zonder bevoegde leerkracht, voor de klas

Ook zullen wij niet aanwezig zijn op de bijeenkomst op 11 december waarin u het begin wil markeren voor de regionale aanpak lerarentekort.. De AOb is ervan overtuigd dat

• Alle leraren in het primair onderwijs krijgen in oktober een eenmalige uitkering van 42% van hun nieuwe maandsalaris (naar rato van de aanstelling en aanstellingsduur);. •