• No results found

Resten voor de afvalbak?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Resten voor de afvalbak?"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RESTEN VOOR DE AFVALBAK?

Een onderzoek naar de valorisatie voor de reststromen van suikermaïs

Door: Tara Schuilwerve 00060045 Bedrijf: Farm Pack BV

Scriptie Commerciële Economie Academie voor Economie en Management

HZ University of Applied Sciences

Expertvoorzitter: H.J.A. Huismans Docent begeleider: I. Snijders Bedrijfsbegeleider: L. J. de Regt

(2)

Resten voor de afvalbak?

Een onderzoek naar de valorisatie voor de reststromen van suikermaïs

HZ University of Applied Sciences

Academie voor economie en management

Commerciële economie

Door: T. Schuilwerve (00060045)

Rapportsoort: Scriptie

Docent begeleider: Mw. I. Snijders

Bedrijfsbegeleider: Mw. L.J. de Regt

Plaats van uitgave: Vlissingen

Stagebedrijf: Farm Pack BV

Schooljaar: 2013 / 2014

Leerjaar: 4

(3)

Samenvatting

In de voedingsmiddelenindustrie worden bedrijven geconfronteerd met reststromen. Met reststromen worden de resten bedoeld die tot stand komen bij de productie maar die niet bedoeld zijn om geproduceerd te worden en niks toevoegen aan het eindproduct. Vele bedrijven zien dit als een probleem door de kosten die er gemaakt dienen te worden voor het afvoeren van deze resten. Andere bedrijven zien dit juist als een kans om de reststromen te valoriseren. Op deze manier wordt er geld aan verdiend en kan een duurzame gedachte worden doorgevoerd.

Ook Farm Pack BV ziet deze kans voor haar product suikermaïs. De huidige toepassing voor de reststromen van maïs is de vergisting, hierbij wordt er energie opgewekt uit de reststromen. Dit levert weinig tot geen geld op en het ‘goede voedsel’ wordt niet langer als voedsel gebruikt. Het doel van het onderzoek is manieren te vinden om de reststroom van suikermaïs te benutten. Tevens dient deze scriptie als eindwerk voor de opleiding commerciële economie. De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Hoe kunnen de reststromen van suikermaïs benut worden op een duurzame manier?’

Er is gewerkt volgens het productontwikkelingsmodel van Ottosson (2004). Dit model onderscheidt diverse fasen; intentie, data verzameling, analyse en ideeën generatie. De stappen betreft de verdere implementatie zijn niet uitgevoerd in dit onderzoek.

De data is middels semigestructureerde interviews met experts verzameld. De respondenten zijn verdeeld in drie groepen; onderzoekers, collega bedrijven en de bedrijven die de reststroom daadwerkelijk verwerken. Door middel van de data verkregen uit de interviews zijn er diverse nieuwe toepassingen voor de reststroom tot stand gekomen.

Deze toepassingen zijn in de analyse fase van het onderzoek geanalyseerd door middel van thematische analyse en codering. Vervolgens zijn de gegevens getoetst aan een aantal eisen zoals; het product moet duurzaam geproduceerd kunnen worden, moet gemaakt kunnen worden met kleine aanpassingen aan de huidige productiemachines en het product moet commercieel haalbaar zijn. Deze toetsing resulteerde in een aantal aanbevolen toepassingen.

De aanbevolen toepassingen zijn ingedeeld aan de hand van het model van biobased economy. Dit model onderscheidt vier categorieën van toepassingen. De toepassingen die aanbevolen worden bevinden zich in twee van de vier categorieën namelijk; voeding en chemie&materialen. In de categorie voeding wordt het volgende aanbevolen; veevoeder, kroketten of bitterballen, soepen, ingrediënt bakkerijproducten (gedroogde toepassing), ingrediënt petfood (gedroogde toepassing). In de categorie chemie&materialen wordt aanbevolen; pelleteren (gedroogde toepassing), bodembedekker voor het duivenhok (gedroogde toepassing), kleurpigment. Voor de meeste toepassingen dient Farm Pack BV echter zelf een afzetmarkt te vinden buiten haar bestaande klanten om.

Toepassingen zouden sneller rendabel zijn als het drogen van het product op een goedkopere manier kan. Investering en ontwikkeling moet dus plaatsvinden op het gebied van het drogen van de maïs. De beste kans om direct toe te passen voor Farm Pack BV is het afzetten van de reststroom als veevoeder, dit zal zich lonen vanaf 500 ton reststroom.

(4)

Voorwoord

Voor u ligt mijn eindscriptie, de eindscriptie van Tara Schuilwerve. Met dit onderzoek hoop ik mijn HBO opleiding Commerciële Economie af te ronden. Het stageverlenende bedrijf is Farm Pack BV. Ik ben dit bedrijf erg dankbaar voor de kans die ze mij hebben geboden om hier een afstudeeronderzoek te mogen uitvoeren. Hier heb ik een hele nieuwe wereld leren kennen, namelijk die van de voeding en het onderzoek. Middels deze scriptie hoop ik toestemming te krijgen om mijn werk te gaan verdedigen en Farm Pack BV handvatten aan te reiken om verder te kunnen met de reststroomverwerking.

Het gaat in dit onderzoek specifiek om de verwerking van het product suikermaïs. Door middel van dit onderzoek wordt gekeken naar de mogelijkheden om een toepassing te vinden voor de reststromen van suikermaïs. Zo kan de reststroom in de toekomst beter benut worden en hoeft het niet langer naar een toepassing in de energie.

Graag wil ik Linda bedanken voor de kans die ze mij heeft geboden om het onderzoek uit te voeren en voor de begeleiding gedurende mijn stage. Ik hoop dat dit onderzoek echt bijdraagt aan een duurzame reststroomverwerking bij Farm Pack BV. Verder bedank ik mevrouw Snijders voor haar kritische blik, enthousiasme en fijne begeleiding vanuit de HZ University of Applied Sciences. Ook wil ik Nick graag bedanken voor de motivatie en support wanneer ik het onderzoek doen even niet meer zag zitten. Natuurlijk wil ik ook iedereen bedanken die mijn scriptie kritisch heeft gelezen en mij nieuwe inzichten hebben geboden om mijn scriptie beter te maken. Tot slot bedank ik alle respondenten en personen die mij hebben geholpen bij het uitvoeren van mijn onderzoek. Gedurende het onderzoek ben ik positief verrast door alle behulpzame, meedenkende en geïnteresseerde mensen die ik tegen ben gekomen en die mij hebben geholpen om dit onderzoek uit te kunnen voeren.

Tara Schuilwerve Kapelle, juni ’14

(5)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 1 1.1 Aanleiding ... 1 1.2 Farm Pack BV ... 2 1.3 Probleemstelling ... 3 1.4 Doelstelling ... 4 1.5 Kennisgebied ... 4 1.6 Leeswijzer ... 4 2 Theoretisch kader ... 5 2.1 Maïs ... 5 2.2 Productontwikkeling ... 6

2.3 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ... 8

2.3.1 Principes ... 9

2.3.2 Reststroom ... 10

2.4 Conceptueel model ... 11

3 Methode van onderzoek ... 12

3.1 Onderzoeksstrategie ... 12 3.2 Methodologie ... 12 3.3 Methode ... 12 3.4 Procedure ... 13 3.5 Dataverzameling ... 13 3.5.1 Respondenten ... 13 3.5.2 Steekproef ... 14 3.5.3 Data analyse ... 14

3.6 Validiteit, betrouwbaarheid & ethiek ... 14

3.7 Topiclist ... 15 4 Resultaten... 16 4.1 Ideeën generatie ... 16 4.2 Proces reststroomverwerking ... 17 4.3 Ideeën ... 18 5 Discussie ... 19 6 Conclusie ... 21 7 Aanbevelingen ... 22 Bibliografie ... 25

(6)

1

1 Inleiding

‘Afval bestaat niet’, althans dat is de mening van Corbey (2011). De voedingsmiddelenindustrie

produceert behalve eindproducten ook reststromen en afvalstoffen. Reststromen zijn te definiëren als: “a substance that is not the end product(s) that a production process directly seeks to produce” (Corbey, 2011, p.2). Vrij vertaald zijn het dus de resten die tot stand komen bij de productie maar die niet bedoeld zijn om geproduceerd te worden en niets toevoegen aan het eindproduct.

1.1 Aanleiding

Uit onderzoek van de FAO (2012) is gebleken dat wereldwijd ongeveer 1/3 van het voedsel verloren gaat of wordt verspild. Hoewel bekend is dat er een groot deel van het voedsel verspild wordt is het moeilijk een schatting te maken over de hoeveelheid en de verdeling. Volgens de Europese Commissie wordt in de EU jaarlijks 90 miljoen ton voedsel weggegooid. Dat is 180 kg per persoon (Europees Milieuagentschap, 2012). Veel van dit voedsel is nog geschikt voor menselijke consumptie (FAO, 2012).

Het verspilde voedsel bestaat uit onvermijdbare en vermijdbare stromen, zowel van consumenten als bedrijven. Vele stromen hadden voorkomen kunnen worden indien er duurzaam met de producten om was gegaan. Dit is niet het geval voor de onvermijdbare stromen. In dit onderzoek wordt gekeken naar een onvermijdbare stroom, namelijk de reststroom.

Reststroom is een groot probleem voor bedrijven die werkzaam zijn in de voedingsmiddelenindustrie. Het probleem voor de bedrijven is dat er betaald moet worden om de resten af te voeren. Een oplossing zou zijn om de reststromen terug te dringen door veranderingen aan te brengen in het verwerkingsproces (Lansink, 1979). Zowel de EU als de overheid stimuleren het terugdringen van de reststromen middels subsidies en projecten omtrent reststroom valorisatie (Engelen, 2013). Echter is het niet altijd mogelijk aanpassingen in het proces door te voeren die de reststroom terugdringen.

Wanneer de reststroom onvermijdelijk is kunnen bedrijven deze ook als kans zien door de reststromen te valoriseren. Er zijn meerdere bedrijven die dit doen en ook zijn er diverse bijeenkomsten tussen bedrijven en onderzoeksinstanties om de verwerking van reststroom te stimuleren (Fortuin, 2013; BioBased Economy, 2012). Door de groeiende hoeveelheid afval (Papargyropoulou, 2014; Milieuloket, 2001) wordt het voor bedrijven steeds aantrekkelijker zich te focussen op de mogelijkheden voor verwerking van de reststroom.

Er zijn al bedrijven die de reststromen heel rendabel hebben kunnen maken. Een goed voorbeeld is champignon producent Scelta. Dit bedrijf maakt een groentebitterbal van de ‘voetjes’ van de champignon die anders op de afvalhoop zou belanden (Lebouille, 2014). Voor een rendabel product is marktonderzoek essentieel zodat de markt en consument in beeld zijn gebracht. Hopkins (1980) laat in zijn onderzoek zien dat een gebrek aan marktonderzoek en concurrentieanalyses vaak gelinkt kunnen worden aan het mislukken van nieuwe producten. Ook de KvK (2013) noemt marktonderzoek als essentieel onderdeel voor het succesvol op de markt brengen van nieuwe producten.

(7)

2

1.2 Farm Pack BV

Farm Pack BV (hierna te noemen FarmPack) is een productiebedrijf met als hoofdproducten suikermaïs, uien, rode bessen en zwarte bessen. De onderneming bestaat uit een teeltbedrijf en een productielocatie met kantoorfaciliteit. FarmPack is een grote producent van diepvries maïskolven en soft fried (zacht gebakken) groenten. Het bedrijf levert de producten aan klanten in de internationale voedingsindustrie, service- en retailsector. De maïskolven worden volledig in eigen beheer op Zeeuwse klei geteeld. Binnen twee uur na het oogsten worden de producten verwerkt. Zo blijven de maximale voedingsstoffen bewaard, ook in de reststromen. Daardoor blijven de reststromen ook nog hoogwaardige voeding. Maatschappelijk verantwoord ondernemen staat hoog in het vaandel bij FarmPack, zo zijn ze bijvoorbeeld gecertificeerd voor biologische productie (De Regt, 2013).

Ook FarmPack ondervindt problemen betreft de reststromen, onder andere van het hoofdproduct suikermaïs. In de huidige toepassing dienen de reststromen als grondstof voor de vergisting. Bij vergisting worden de resten tot biogas verwerkt. De reststromen worden kosteloos afgevoerd naar de vergister maar leveren financieel ook niets op voor FarmPack. Het betreft circa 2000 ton reststroom per jaar. De verdeling van het afval is weergegeven in figuur 1. De reststroom bestaat voor 66% (1320ton) uit blad, 16% (320ton) korrels en 16% (320ton) kernen. Dit is echter een schatting, tijdens de maïscampagne is de verdeling tot op heden niet exact bijgehouden. De maïscampagne is de periode waarin alle maïs geoogst wordt. De reststroom is circa 54% van alles dat er van het land wordt gehaald. In bijlage 7 zijn afbeeldingen te vinden van de reststroom om de reststroom visueel te verduidelijken. De onderneming wil graag weten welke mogelijkheden er zijn om de reststromen van suikermaïs te benutten. Er wordt door FarmPack een andere manier dan vergisting gewenst, dit is ook de aanleiding van het onderzoek.

(8)

3

1.3 Probleemstelling

Zoals in de aanleiding vermeld, wordt er wereldwijd ongeveer een derde van al het voedsel verspild. Dit geeft aan dat reststromen een groot probleem vormen voor de bedrijven die werkzaam zijn in de voedingsmiddelenindustrie maar ook voor de maatschappij. Het probleem voor de bedrijven is dat er betaald moet worden om de resten af te voeren. Dit kost de bedrijven veel geld. Het probleem met de reststromen doet zich voor in de gehele tak van de voedingsmiddelenindustrie (de Boo, 2013). De meest simpele manier om kosteloos van de reststromen af te komen is een toepassing in de energie. Denk hierbij aan vergisting of verbranding wat beide mogelijk is op basis van biomassa.

Echter leidt deze toepassing tot een discussie in de maatschappij ook wel ‘’Fuel versus Food debate’’ genoemd. Iemand die deze discussie vertegenwoordigd is Rodale (2013) volgens haar dienen consumeerbare resten uit de voeding ook terug te gaan in de voeding. Wanneer er energie wordt gewonnen uit consumeerbare voedingsresten concurreert dit met de voedselproductie en gaat dit ten koste van de beschikbare hoeveelheid voedsel (Rodale, 2013; Rudel, 2013).

De huidige toepassing van FarmPack is vergisting. Een toepassing in de energie is geen gewenste toepassing voor FarmPack. Gezien de discussie over voeding als brandstof is een toepassing anders dan energie of brandstof gewenst. Verder ontbreekt de tijd en kennis om tot ideeën voor een toepassing te komen (De Regt, 2013). De reststroomverwerking is een nieuwe markt voor FarmPack. De exacte mogelijkheden op deze markt zijn het bedrijf bij aanvang van het onderzoek onbekend. Om goed om te kunnen gaan met de reststromen is er meer kennis en informatie nodig met betrekking tot de toepassingsmogelijkheden. Momenteel zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd die nieuwe manieren bekijken hoe om te gaan met de reststromen (WUR, 2013). Echter is er weinig tot geen informatie die zich specifiek richt op suikermaïs en de daarbij behorende eigenschappen. Deze informatie wordt in dit onderzoek gezocht. De hoofdvraag luidt als volgt:

‘Hoe kunnen de reststromen van suikermaïs benut worden op een duurzame manier?’

Vanuit de opdrachtgever zijn er twee vereisten, namelijk het maatschappelijk verantwoorde element en een mogelijkheid om te verdienen aan het product.

Hierbij zijn de volgende deelvragen van belang:

 Welke mogelijkheden bieden de eigenschappen van de reststroom van suikermaïs?

 Hoe ziet de huidige markt er uit van producten die voortkomen uit reststroom binnen de AGF sector?

(9)

4

1.4 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is om verwerkers van suikermaïs handvatten aan te reiken voor een duurzame reststroomverwerking. Dit wordt gedaan middels suggesties voor toepassingen. De uiteindelijke doelstelling is: ‘het vinden van informatie en toepassingen om de reststroom van suikermaïs te kunnen benutten’. Op basis van de gesuggereerde toepassingen kan de opdrachtgever een keuze maken voor de uiteindelijke toepassing die gaat dienen als verwerking van de reststroom. Dit onderzoek gaat ideeën genereren om de reststroom van suikermaïs te benutten. De gewenste situatie is een rendabele en duurzame toepassing waarvoor de reststroom van suikermaïs als basis dient.

1.5 Kennisgebied

Dit onderzoek beperkt zich tot de reststroom van suikermaïs. Andere producten worden buiten beschouwing gelaten. Het onderzoek dat de eigenschappen van suikermaïs identificeert wordt door een externe partij gedaan. Deze gegevens worden gebruikt voor dit onderzoek.

Het voornaamste kennisgebied ligt binnen de productontwikkeling. Een tweede kennisgebied is productkennis van suikermaïs evenals kennis over MVO en ten slotte de reeds bestaande markt van producten die voortkomen uit reststromen.

1.6 Leeswijzer

In dit rapport komen er een aantal onderdelen aan bod die samen de scriptie vormen. Het volgende hoofdstuk bevat het theoretisch kader, hierin wordt diverse literatuur uiteengezet. Hierna wordt de methode van onderzoek behandeld, hier wordt elke stap van het onderzoek beschreven. Op basis van deze methode zijn er resultaten tot stand gekomen die worden besproken in het hoofdstuk resultaten. Gevolgd door een discussie over die resultaten. In de conclusie worden de hoofd- en deelvragen beantwoord. Tot slot volgen de aanbevelingen voor implementatie, waarin enkele toepassingen verder worden uitgewerkt.

(10)

5

2 Theoretisch kader

Reststroom binnen de voedingsmiddelenindustrie is een van de begrippen die centraal staat in dit onderzoek. De voedingsmiddelenindustrie produceert behalve de eindproducten ook reststromen en afvalstoffen. In de literatuur is er een verband gevonden tussen de positieve invloed die het valoriseren van de reststroom heeft op het maatschappelijk verantwoord ondernemen (hierna te noemen MVO). Volgens Kolk (2003) wordt MVO gedefinieerd als: ‘’activiteiten die een meerwaarde

hebben voor het bedrijf en de maatschappij, maar die niet tot de core business behoren en ook niet wettelijk verplicht zijn’’. Dit is een brede definitie en op basis van deze definitie is in haar onderzoek

aan het licht gekomen dat 51% van de ondervraagde bedrijven vindt dat zij zelf aan MVO doen (Kolk, 2003). Een ander belangrijk begrip is productontwikkeling dat de valorisatie van de reststromen mogelijk maakt. Allereerst wordt er gekeken naar het betreffende product; maïs.

2.1 Maïs

Zea mays convar saccharata ofwel suikermaïs is één van de verschillende soorten maïs. De andere soorten maïs zijn snijmaïs en meelmaïs (Voedingscentrum, 2013). Al deze producten hebben hun eigen voedingswaarden en eigenschappen. In suikermaïs wordt er onderscheid gemaakt tussen normaal zoete suikermaïs en extra zoete suikermaïs (Mielies, 2013). FarmPack teelt de extra zoete suikermaïs. De oogst van de suikermaïs in Nederland begint half augustus en gaat door tot half oktober, dit wordt ook wel de maïscampagne genoemd. Suikermaïs is het gehele jaar verkrijgbaar in Nederland en het wordt dan veelal geïmporteerd uit Senegal, Marokko en Amerika. Vanaf juli tot half oktober komt de suikermaïs uit Nederland (Groenten Fruit Bureau, 2012). De populariteit van suikermaïs in Nederland is vele malen kleiner dan in Amerika. In Nederland wordt suikermaïs wel steeds populairder en is de consumptie in de laatste jaren verdubbeld (CBS, 2010).

Suikermaïs bestaat uit de volgende elementen: de kern, de korrels en het blad. De reststroom bestaat uit dezelfde elementen. De reststroom ontstaat door het gehele proces van verwerking. In het begin van het proces wordt de kolf ontdaan van het blad. Tijdens de verwerking komen ook de kop en kont los van de kolf om aan de eisen van de klant te voldoen. Onder de kop en de kont worden de boven- en onderkant van de maïskolf verstaan. Verder zijn er nog meer resten zoals de kern en losse korrels. Deze zijn van kolven die beschadigd zijn of die te licht zijn qua gewicht. Er zijn dus drie onderdelen waaruit de reststroom bestaat; het blad, de kern en de korrels. De eerste rest, het blad, ontstaat in het begin van het proces tijdens de maïscampagne en komt daarna amper nog tot stand. De laatste twee, korrel en kern, komen tot stand tijdens de verwerking gedurende het hele jaar.

Zoals onderzocht door een laboratorium bevat de reststroom een heleboel verschillende stoffen, de belangrijkste stoffen of de stoffen die in de grootste hoeveelheid zijn aangetroffen zijn: glucose, palmitinezuur, oliezuur, octadecadienoic acid, linolzuur, zetmeel.

(11)

6 In de wetenschappelijke literatuur zijn vele opties omschreven om reststromen te verwerken, ook van maïs. Echter wordt er niet overal aangegeven welk type maïs het onderzoek omvat. Hierdoor heeft een toepassing niet altijd volledig betrekking tot suikermaïs. Echter zijn de grote lijnen van de maïssoorten hetzelfde en kunnen de toepassingen uit de literatuur ook onderzocht worden.

Een vaak voorkomende oplossing is veevoeder. Dit is een makkelijke optie voor alle soorten maïs (Salvador et al., 2014). Ook worden veel reststromen gezien als optie voor het opwekken van energie en brandstof. Denk aan maïs als onderdeel van biodiesel (Delgado, 2012), maar ook aan het opwekken van elektriciteit (Rohmah, 2012). Maïs wordt ook teruggevonden in de ruwbouw (Pinto et al., 2011) of als isolatie materiaal (Fuastino, 2012). Verder zijn er nog onderzoeken gedaan over de mogelijkheden van maïsweekvloeistof (Sharma, 2011) en maïs als pigment (Velmurugan et al., 2011). Bepaalde nuttige stoffen blijken in de reststroom van maïs te zitten, zoals zetmeel dat geschikt is voor industriële toepassingen zoals bioplastics (Sunarti et al., 2012). Een andere stof is glucose, deze dient uit de reststroom gewonnen te worden en kan dan gebruikt worden in alcohol (Baek et al., 2004).

Over producten gebaseerd op de reststroom van specifiek suikermaïs is echter weinig te vinden. De andere teler van suikermaïs in Nederland vindt de reststromen zo geschikt als veevoeder dat deze hebben besloten er als tweede bedrijfstak vee bij te nemen en dit vee te voeden van de reststromen van de suikermaïs (Hermans, 2013). Dit is dus zeker een nader te onderzoeken toepassing.

Al deze valorisaties van reststromen zouden niet tot stand gekomen zijn zonder productontwikkeling. Volgens de WUR (2013) is productontwikkeling op basis van biobased materialen van groot belang voor de toekomst.

2.2 Productontwikkeling

Het belang van productontwikkeling is groot om een goede concurrentiepositie te kunnen behouden (TNS nipo, 2013). Er is dan ook veel onderzoek verricht om te bepalen welke factoren belangrijk zijn voor productontwikkeling (Millson & Wilemon, 2006). Veel literatuur focust op het verband tussen de integratie binnen de organisatie en het succes van productontwikkeling. Anderen kijken dan vooral naar de relatie tussen de kennis en kunde van de productontwikkelaars en het succes van het nieuwe product. Volgens Vuola (2006) bestaat het basisproces voor New Product Development (NPD) uit de volgende fasen; product idee, haalbaarheidsstudie, ontwikkeling van prototype, testen en validatie, product lancering.

Het proces van productontwikkeling is moeilijk doordat de resultaten niet vast liggen en de activiteiten kennisintensief zijn (Carbonara en Schiuma, 2004). Carbonara en Schiuma (2004) hebben een aantal activiteiten belangrijk bevonden zoals het genereren van een idee, product design, prototype en ontwikkeling. Het slagen van productontwikkeling is volgens hen voornamelijk afhankelijk van de integratie van deze activiteiten binnen de organisatie.

(12)

7 In diverse literatuur wordt er aangenomen dat een kortere periode van productontwikkeling leidt tot een kortere periode voordat de onderneming break-even draait. Dit wordt door diverse bronnen bevestigd zoals Palmberg (2006) die zich in zijn onderzoek heeft gefocust op de tijd die nieuwe producten nodig hebben om op de markt te komen en de tijd nodig om het break-even moment te bereiken. Hij toont aan dat bedrijven succes kunnen hebben door kortere tijdsperiodes van productontwikkeling. Dit resultaat bevestigt de eerder genoemde stelling binnen de literatuur. Een andere auteur die dit resultaat bevestigd is Ali (1995). Ook hij stelt dat een kortere productontwikkelingstijd samenhangt met een kortere tijd tot break-even.

Ook zijn er diverse factoren die de even periode beïnvloedden volgens Ali (1995). De break-even periode is door Ali (1995) gedefinieerd als; de tijd tussen het einde van de productlancering en het begin van het moment dat het bedrijf winst begint te maken. Er zijn volgens dit onderzoek twee factoren van groot belang op de break-even periode, namelijk de cycle time en de entry strategy. De cycle time wordt door Ali et al. (1995) gedefinieerd als; de tijd tussen het genereren van een idee totdat het product commercieel beschikbaar is. De entry strategy is de manier waarop de markt wordt betreden. Over cycle time zegt Ali dat een snellere cycle time tot kortere break-even periode leidt. Over entry strategy wordt gevonden dat de break-even periode verkort kan worden door een snellere productontwikkeling.

Er is ook onderzoek gedaan naar het productontwikkelingsproces specifiek voor voeding. Het ontwikkelen van nieuwe producten in de voeding is volgens Hoban (1998) een riskante onderneming gezien 75% van de nieuwe producten in de voeding mislukken. Doordat de meeste modellen voor productontwikkeling niet kijken naar voeding hebben een aantal onderzoekers nieuwe modellen ontwikkeld waarin niet zo zeer het proces van ontwikkeling naar voren komt maar vooral de belangrijke factoren voor productontwikkeling binnen de voeding (Stewart-Knox,2003; Hoban, 1998; Kirstensen, 1998). Deze ontwikkelde modellen zijn vergeleken door Stewart-Knocx & Mitchel (2003). Overeenkomstig is dat alle drie de onderzoeken vinden dat kennis van de markt en consument cruciaal zijn. Evenals het betrekken van de retailers in het proces. Verder hebben de onderzoekers ondervonden dat nieuwe producten succesvoller blijken dan aanpassingen aan de huidige producten. Een ander punt dat de mogelijkheid tot succes verhoogt is het betrekken van partijen van buitenaf met kennis van de voedingstechnologie. De stappen van het proces wijken niet veel af van dat van ontwikkeling van gewone producten echter zijn er dus andere factoren van belang die de kans op succes kunnen verhogen.

Er zijn vele modellen die het productontwikkelingsproces in kaart brengen. Het eerst bekeken model is het model van Ottosson (2004) te zien in figuur 2. Het beschrijft de stappen voor productontwikkeling. Allereerst ziet het model een wens of interesse om het product te gaan ontwikkelen, deze is in de inleiding reeds omschreven. Hierna begint het model met het verzamelen van data om daar vervolgens een analyse uit op te maken. Daarna worden er ideeën gegenereerd die worden omgezet in een concept. Hierna volgt een business plan voor het specifieke product.

Het tweede bekeken model is het model van Ren (2009), dit gaat in op productontwikkeling. Het begint bij de ideeën, gevold door de studies en het onderzoek dit zou leiden tot een uitvinding waarbij de onderzoeker na moet gaan hoe het zit met patenten en dergelijke. Wat wederom een studie oplevert om tot een prototype te komen. Hierna word het op industrieel niveau ontwikkeld en vervolgens geoptimaliseerd.

(13)

8 Het model van Ottosson (2004) is het meest geschikt voor dit onderzoek doordat er aanbevelingen worden gedaan en er niet over wordt gegaan tot algehele implementatie. De meeste modellen gaan door tot de implementatie, gezien het tijdsbestek is dat in dit onderzoek niet het geval. Het gekozen model van Ottosson gaat tot een businessplan dit is de enige stap die niet uitgevoerd wordt. Het model bevat hierdoor ook weinig niet-relevante stappen en is dus goed voor dit onderzoek.

Figuur 2 Productontwikkelingsmodel (Ottosson, 2004)

Bij productontwikkeling spelen zoals eerder genoemd diverse factoren een rol. Een steeds belangrijker wordend onderwerp is maatschappelijk verantwoord ondernemen. De consument ziet dit steeds meer als de verantwoordelijkheid van bedrijven. Volgens de maatschappelijke imgao monitor (2014) vindt 70% van de consumenten dat bedrijven verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijk verantwoorde gezondheid van de samenleving.

2.3 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een toenemende trend in de maatschappij en in het bedrijfsleven (Bastiaans, 2004; Lageweg, 2012). Er zijn vele definities te vinden in de literatuur over het begrip MVO. Volgens Kolk (2003, p. 113) wordt MVO gedefinieerd ‘’als activiteiten die een

meerwaarde hebben voor het bedrijf en de maatschappij, maar die niet tot de core business behoren en ook niet wettelijk verplicht zijn’’. In de loop der jaren zijn consumenten kritischer geworden en

dienen bedrijven aan die verwachtingen te voldoen. Zo krijgen organisaties steeds meer stakeholders die zij tevreden dienen te stemmen (Bastiaans, 2004). MVO is niet wettelijk verplicht en daarom moeten bedrijven hun eigen motieven hebben om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Er zijn diverse motieven benoemd door Hummels (2003). Het eerste motief is liefdadigheid, het tweede motief is eigenbelang, het derde is een combinatie van omzet verhogen en verantwoording afleggen aan de samenleving en de stakeholders (Hummels et al., 2003).

Er is ook kritiek op MVO, waar Porter&Kramer (2003) denken dat liefdadigheid als strategie kan worden ingezet van het bedrijf, vindt econoom Friedman (2005) het een grote fout. In zijn visie geeft het bedrijf het geld weg aan liefdadigheid in plaats van dat het dividend van de aandeelhouder wordt verhoogd.

(14)

9 MVO heeft een positieve invloed op reststroomverwerking. Mede door de groeiende duurzame gedachtegang gaan steeds meer bedrijven nadenken over manieren om hun reststroom op een duurzame manier te verwerken. Volgens Garrone (2013) wordt reststroom of food waste vaak gezien als voeding of onderdelen hiervan in de vorm van voedingswaarden die in een deel van de supply chain verloren gaan. Het begrip omvat gewassen die beschadigd zijn, waste die de consument veroorzaakt en de voeding die in de supply chain verloren gaat. Volgens Mirabella (2013) ontstaat de food waste in ontwikkelde landen zoals Nederland voor 42% bij de huishoudens zelf, maar ook een flink percentage van 39% dat verloren zou gaan tijdens de voedingsverwerking. Garrone (2013) heeft bekeken hoe de food waste reduction verdeeld is. Namelijk over mensen, dieren, afvalverwijdering en nuttige toepassingen met afval. In de laatste categorie is FarmPack op zoek naar een oplossing. Een mogelijke oplossing hiervoor is productontwikkeling. Binnen MVO zijn er diverse principes die aansluiten bij reststroomverwerking. Namelijk cradle-to-cradle, biobased economy en de ladder van Lansink.

2.3.1 Principes

Er zijn diverse principes die aasluiten bij MVO en reststroomverwerking. Één daarvan is het cradle-to-cradle principe (McDonough, 2002). Het speerpunt van cradle-to-cradle-to-cradle-to-cradle is de manier waarop een product te recyclen is. Ieder gebruikt materiaal dient benut te worden in een ander product. Het gaat hier om het sluiten van de kringloop. Echter ligt bij het cradle-to-cradle principe de focus niet op voeding maar op niet-eetbare producten. Hoewel er overlap zit in dit principe en biobased economy is de laatst genoemde relevanter voor de reststroomverwerking in de voedingsmiddelen industrie. Bij Biobased economy gaat het om biomassa zoals maïs als grondstof, in plaats van producten als een oude koelkast of tv als grondstof. Deze biomassa kan speciaal geteeld zijn om gebruikt te worden als grondstof of het kunnen reststromen zijn. Biobased economy staat voor de overgang van fossiele grondstoffen naar biomassa als grondstof. Hoewel dit principe in eerste instantie erg positief werd ontvangen kwam later een discussie op gang. De opkomst van biobrandstoffen word ook wel gezien als de reden van de stijgende voedselprijzen (Hendriks, 2013; Bos, 2010). Volgens Bos (2010) wordt er zo voedsel voor de armen in de tanks van de auto’s gestopt. Verder wordt er gezorgd voor ontbossing doordat de biomassa die geproduceerd word als brandstof ook landbouwgrond inneemt. Brandstoffen op basis van reststromen worden over het algemeen positiever bekeken ten opzichte van speciaal geteelde biomassa. Hoewel het ook hier om consumeerbare resten kan gaan. Productontwikkeling van de reststromen richting de brandstoffen of energie is dus een gevoelige tak. Volgens de ladder van Lansink (1979) is preventie de ideale oplossing voor reststromen. Deze gedachtegang volgend dienen reststromen dus helemaal niet te ontstaan. Het benutten hiervan wordt als minder goede stap gezien. Volgens Engelen (2013) is het erg optimistisch te denken dat reststromen totaal vermeden kunnen worden. Ook vindt bijvoorbeeld Lebouille (2014) dat er meer geld te verdienen valt met bijproducten als met hoofdproducten en deze pleit dus ook niet voor preventie maar juist voor benutting. Voor FarmPack is de reststroom onvermijdelijk en is preventie van de totale stroom dan ook geen optie.

(15)

10

2.3.2 Reststroom

Door de opkomst van producten voortkomend uit reststroom is er een model ontwikkeld dat de producten van de reststroom opdeelt in bepaalde categorieën. Dit model is vormgegeven in een piramide en is afkomstig van BioBased Economy (2013). Het model is te zien in figuur 3. De piramide onderscheid vier grote categorieën van mogelijkheden tot reststroomverwerking. Aan de categorieën aan de bovenkant van de piramide dient veel waarde te worden toegevoegd. Echter kan dan vaak niet alles van de reststroom gebruikt worden maar slechts enkele stoffen. Bij de onderste categorieën dient er maar weinig waarde toegevoegd te worden en kan alles in grote hoeveelheden gebruikt worden, maar de opbrengst hiervan is ook lager.

De meest voorkomende categorie is de energie. Dit is voor ondernemers de optie die de minste inspanning en investering vraagt (BioBased Economy, 2012). Een grote hoeveelheid wordt onbewerkt afgevoerd waarna het word verwerkt tot energie. Hoewel dit een snelle oplossing is levert het weinig op. Dit is toch de keuze van vele bedrijven gezien de weinige moeite die het kost. De tweede categorie is hoger in waarde namelijk chemie en materialen. Hierbij wordt de reststroom gebruikt als materiaal, denk aan isolatiemateriaal of bodemverbeteraar. Er wordt hier enige waarde toegevoegd wat resulteert in een hogere opbrengst. De derde categorie is de voeding, deze is opgesplitst in veevoeding en voeding voor de consument. De voeding voor de consument vereist meer bewerking dan de veevoeding. In deze categorie spelen de kwaliteitseisen voor consumptie een grote rol. De laatste categorie is de gezondheid en lifestyle. De waarde ligt hier het hoogst, echter vereist deze groep de meest specifieke bewerking. Er worden slechts enkele stoffen van de reststroom gebruikt (BioBased Economy, 2012).

(16)

11

2.4 Conceptueel model

Figuur 4 Conceptueel model (Schuilwerve, 2014)

In figuur 4 is het conceptueel model te vinden. Het conceptueel model laat vier onderwerpen zien die als input dienen voor de interviews. De literatuur en data uit de interviews zorgen voor de generatie van ideeën voor toepassingen van de reststroom. Vervolgens worden de ideeën getoetst op commerciële haalbaarheid waarna een aantal ideeën doorgaan als voorstel voor een toepassing. De volgende onderwerpen zijn van invloed bij de interviews. Namelijk MVO, de vereiste verwerkingsstappen, de bevindingen uit de literatuur en de eigenschappen van de reststroom. Deze onderwerpen dienen als input voor de interviews. De bevindingen uit de literatuur dragen ook direct bij aan het genereren van een idee doordat er in de literatuur al potentiële toepassingen omschreven staan. Het MVO element is vereist vanuit FarmPack en wordt dus in acht gehouden bij de data verzameling. De vereiste bewerkingsstappen voor productie maken ideeën en kosten inzichtelijk en worden dus ook meegenomen bij het verzamelen van de data. De eigenschappen van de reststroom bepalen de voedingstechnologische mogelijkheid en aantrekkelijkheid van een toepassing.

Wanneer er op basis van de genoemde onderwerpen data is verzameld middels de interviews worden er ideeën gegenereerd en wordt gekeken naar de commerciële haalbaarheid. Dit wordt gedaan door contact te zoeken met potentiële partners voor de verwerking of afname van deze toepassing. Zij zijn bekend met de potentiële kosten en opbrengsten van de toepassing. Op basis van die haalbaarheid worden er toepassingen voorgesteld in de aanbevelingen.

(17)

12

3 Methode van onderzoek

In dit hoofdstuk wordt het onderzoeksontwerp behandeld. Bestaande uit onder andere de onderzoeksstrategie, methodologie, methode, dataverzameling en procedure.

3.1 Onderzoeksstrategie

In het theoretisch kader is gesproken over diverse modellen betreft productontwikkeling. In dit onderzoek wordt er gewerkt aan de hand van het model van Ottosson (2004). Dit model beschrijft de stappen voor productontwikkeling. Het model begint met de dataverzameling om daar vervolgens een analyse uit op te maken. Daarna worden er ideeën voor toepassingen gegenereerd waarvan de haalbaarheid wordt getoetst. Hierna volgt in het model een business plan en de uiteindelijke implementatie. In dit onderzoek wordt in verband met de tijd het model uitgewerkt tot de stap ‘idea’ en de laatste stap betreft een business plan wordt dus niet uitgevoerd. Het eindpunt van dit onderzoek is het overzicht van gegenereerde ideeën voor toepassingen met hun aantrekkelijkheid en dus niet een business plan zoals in het model staat.

Het model van Ottosson (2004) verteld niet exact hoe de data exact verzameld dient te worden. Dit komt duidelijker naar voren in het conceptueel model. Deze geeft de input weer voor de interviews, namelijk MVO, de vereiste verwerkingsstappen, de bevindingen uit de literatuur en de eigenschappen van de reststroom. Dit gaat zorgen voor allerlei ideeën voor toepassingen, dit is de invulling van het kopje dataverzameling in het model van Ottosson (2004).

3.2 Methodologie

De keuze voor kwalitatief onderzoek is gebaseerd op eerder gedane onderzoeken van dezelfde aard (Falck, 2012; Karlsson, 2007; Riel,2013) en op basis van de eigenschappen van kwalitatief onderzoek. Deze eerder gedane onderzoeken verkrijgen ideeën middels interviews om op basis hiervan een product verder te kunnen ontwikkelen. Volgens Reulink & Lindeman (2005) wordt er kwalitatief onderzoek gebruikt wanneer er sprake is van een onderzoeksthema waarbij niet alleen veranderingen bestudeerd worden, maar waarbij het onderzoek ook moet bijdragen aan verbetering van de situatie. Dat is in dit onderzoek het geval. Ook is het de bedoeling nieuwe inzichten te verkrijgen. Hierover zeggen Reulink & Lindeman (2005) dat kwantitatief onderzoek geen nieuwe inzichten biedt buiten de antwoordmogelijkheden om.

3.3 Methode

De keuze voor semigestructureerde interviews is gebaseerd op eerder uitgevoerde onderzoeken (Falck, 2012; Karlsson, 2007; Riel,2013) en de eigenschappen van deze methode. Deze onderzoeken genereren ideeën middels interviews om op basis van deze data een product verder te gaan ontwikkelen. Semigestructureerde interviews worden gedefinieerd als: In semigestructureerde

interviews heeft de onderzoeker een lijst met thema’s en vragen die moeten worden behandeld, hoewel deze van interview tot interview kunnen variëren (Saunders et. al, 2011, p.301). Een voordeel

van semigestructureerde interviews is dat er doorgevraagd kan worden naar de gedachte achter het antwoord waardoor er specifieke informatie verkregen wordt. Een nadeel van semigestructureerde interviews is dat de onderzoeker de geïnterviewde kan beïnvloeden in zijn of haar antwoord. Het onderzoek naar productontwikkeling van Ayala (2011) hanteert een combinatie van deskresearch en interviews. Ook Zahay (2004) hanteert deze methode voor een onderzoek naar productontwikkeling. Hierbij wordt in de interviews gekeken naar de mogelijkheden tot verbetering aan de huidige situatie. Waarna een aanbeveling wordt gedaan voor productontwikkeling.

(18)

13 De interviews worden gehouden met experts aan de hand van een topiclist die ook in dit hoofdstuk te vinden is. Het zijn semigestructureerde interviews om zo bepaalde thema’s aan bod te laten komen maar toch genoeg ruimte te laten voor open ideeën (Saunders et. al, 2011). Input voor de interviews is zoals het conceptuele model laat zien; MVO, de vereiste verwerkingsstappen, de bevindingen uit de literatuur en de eigenschappen van de reststroom. Deze onderwerpen zijn verwerkt in de topiclist.

3.4 Procedure

In de eerste en tweede week worden de afspraken voor de interviews gemaakt. De uitnodiging wordt via de email verstuurd. Indien er na vijf werkdagen nog geen respons is vernomen worden de experts nagebeld. Dit laat de potentiële respondent vrij om te kiezen of ze deel willen nemen of niet. Zodra de afspraken gemaakt zijn worden de interviews voorbereid en afgenomen. De interviews duren ongeveer 45 minuten en worden opgenomen tot een audio bestand. De topiclist bevat per topic een basisvraag die gesteld wordt. Vervolgens zijn er punten vastgesteld om op door te vragen. Per respondent wordt er doorgevraagd op andere punten gebaseerd op zijn of haar expertise. In de laatste fase wordt de verkregen data geanalyseerd om tot aanbevelingen te komen. Hiervoor wordt elk interview getranscribeerd, de getranscribeerde interviews zijn te vinden in bijlage 2. De transcripties worden ingevoerd in Atlas ti om gelabeld te worden. De labeling van de transcripties gebeurd op basis van de topics. Hoe de data verder geanalyseerd wordt is te vinden in de paragraaf data analyse.

3.5 Dataverzameling

De data wordt verzameld aan de hand van semigestructureerde interviews. De locatie wordt bepaald door de voorkeur van de respondent. Het gebied is niet geografisch afgebakend doordat de experts door het hele land verspreid zitten. Er zijn genoeg interviews afgenomen wanneer er verzadiging optreedt en er geen nieuwe informatie meer naar voren komt (Boeije, 2005). De interviews vinden plaats tussen 24 maart en 9 april 2014.

3.5.1 Respondenten

De personen waar een interview bij afgenomen wordt zijn verdeeld middels een selectiemodel dat drie groepen onderscheid (De Regt, 2013). Namelijk; onderzoekers, collega bedrijven en de bedrijven die de reststroom daadwerkelijk verwerken. Een onderzoeker bepaalt de voedingswaarden en nutriënten van voedingsmiddelen of doet onderzoek naar reststroomverwerking. Dit is waardevol voor het onderzoek omdat dit de mogelijkheden en beperkingen van een product inzichtelijk maakt. Met collega bedrijven worden bedrijven bedoeld die een soortgelijke reststroom binnen de sector AGF hebben en die deze op een duurzame manier verwerken. Deze groep is waardevol voor het onderzoek doordat zij ervaring hebben met de verwerking en inzicht kunnen geven in de haalbaarheid van bepaalde toepassingen. De laatste groep bestaat uit bedrijven die de reststroom daadwerkelijk verwerken. Zij hebben een goed inzicht in welke technieken er haalbaar zijn. In een speciale uitgave van stichting FoodValley (Kleijsen, 2011) is extra aandacht besteed aan de reststroom. Hieruit komen een aantal bedrijven en personen naar voren voor interviews. Ook zijn een aantal personen tijdens de literatuurstudie opgemerkt. Weer anderen zitten in het netwerk van FarmPack. De personen waar een interview bij afgenomen is zijn te vinden in bijlage 1.

(19)

14

3.5.2 Steekproef

Aangezien het tegen kan vallen wie er allemaal medewerking willen verlenen aan het onderzoek is er geen steekproef getrokken. Er wordt gekozen uit personen die binnen het selectiemodel vallen om zo diverse invalshoeken te zien, verder op basis van beschikbaarheid van de personen. De enige gehanteerde vorm van steekproef is een sneeuwbalsteekproef. Dit houdt in dat respondenten misschien nog suggesties hebben voor andere interviews (Baarda, 2009). Er wordt gezorgd voor een evenwichtige verdeling van respondenten over de eerder genoemde groepen.

3.5.3 Data analyse

De interviews worden getranscribeerd aan de hand van een audio bestand van het interview. Dit wordt verder verwerkt in het programma Atlas ti. In dit programma worden de getranscribeerde interviews ingevoerd en gecodeerd. Er wordt gebruik gemaakt van een thematische analyse. De thema’s voor de thematische analyse komen tot stand middels het coderen. Alle gegevens worden open, axiaal en selectief gecodeerd. Eerst worden de gegevens open gecodeerd, hierbij wordt een zin of fragment in een label samengevat. Hierna volgt de axiale codering, deze hangt aan de labels van de open codering een thema (Boeije, 2005; Baarda, 2009). Tot slot worden de gegevens selectief gecodeerd tot topics, hier komen zeer waarschijnlijk de topics uit van de topiclist. Wanneer er dezelfde thema’s uitkomen als in de topiclist blijkt dat de topiclist valide is doordat er is gemeten wat er gemeten diende te worden.

Met deze thema’s en topics wordt aan de slag gegaan in een volgende stap, namelijk het analyseren. Bijna alle thema’s worden globaal bekeken en dienen vooral als achtergrond. Het thema dat de ideeën voor toepassingen bevat wordt verder uitgewerkt tot er een lijst met ideeën over is. Deze worden stuk voor stuk door een filter van eisen gehaald zoals ; het product moet duurzaam geproduceerd kunnen worden, het product moet gemaakt kunnen worden met kleine aanpassingen aan de huidige productiemachines, het product moet commercieel haalbaar zijn (De Regt, 2013). Alle gehanteerde eisen zijn te vinden in bijlage 5. In bijlage 4 komen ook alle gevonden ideeën voor toepassingen met bijbehorend haalbaarheidsoordeel. In de aanbevelingen komen de beste toepassingen naar voren en wordt hier dieper op ingegaan. Het oordeel is geveld op basis van de gehanteerde eisen en de contacten die gelegd worden met potentiële partners en afnemers. Wanneer alle data geanalyseerd is vloeien de aanbevelingen hieruit voort.

3.6 Validiteit, betrouwbaarheid & ethiek

Interviewen is een goede methode gebleken. Er zijn diverse succesvolle onderzoeken naar productontwikkeling geweest die dezelfde methode hebben gebruikt (Karlsson, 2007; Riel,2013). De interpretatie van de gegevens gebeurd zo transparant mogelijk doordat de verwerking en interpretatie van de gegevens gecontroleerd wordt door de bedrijfsbegeleider. Dit creëert een second opinion en dus meer betrouwbaarheid. De interviews zijn weinig vertekend doordat de antwoorden van de bedrijven geen gevolgen voor de geïnterviewde hebben noch voor het bedrijf waarvoor zij werken.

Er wordt gebruik gemaakt van vooraf verzamelde secundaire data middels literatuuronderzoek. Voor de primaire dataverzameling wordt er gebruik gemaakt van interviews. Volgens Baarda (2009) is het raadzaam om bij kwalitatief onderzoek meerdere dataverzamelingsmethoden te selecteren. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van het onderzoek doordat er uit verschillende invalshoeken wordt gekeken. De interviews worden mondeling afgenomen waardoor de onderzoeker een hoge mate van validiteit bereikt doordat vragen kunnen worden toegelicht door de onderzoeker (Saunders, 2009). Ook kan er doorgevraagd worden zodat echt hetgeen gemeten wordt dat de onderzoeker dient te meten. Er is met geen enkele respondent een nadelige geschiedenis die de resultaten van de

(20)

15 interviews kan beïnvloeden. Bij het selecteren van de respondenten wordt er gelet op de overtuiging van de respondenten met betrekking tot bereidheid aan deelname aan het onderzoek. Wanneer de geïnterviewden vol overtuiging deelnemen is de kans groter dat zij eerlijk antwoorden en geen politiek correcte antwoorden geven (Howitt; Cramer, 2008).

Alle verkregen data wordt vertrouwelijk behandeld. De persoonlijke gegevens van de geïnterviewden worden niet aan derden verstrekt. De interviews worden alleen opgenomen als audio bestand indien de respondent hier toestemming voor geeft. Er wordt gewerkt volgens de gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het HBO (Andriessen et. al, 2010).

3.7 Topiclist

De topiclist is gebaseerd op twee onderzoeken uit de literatuur. Het ene onderzoek betreft productontwikkeling voor ergonomie (Falck, 2012) waar het andere onderzoek voedselverspilling in het ziekenhuis betreft (Goonan, 2013). Uit het onderzoek van Falck (2012) zijn vooral de punten betreft ideeën genereren en stappen voor verwerking voortgekomen. Uit het onderzoek van Goonan (2013) voornamelijk de punten over praktische toepassing van voeding en ideeën voor specifiek voeding. De in het conceptuele model besproken onderwerpen als input voor de interviews komen hier in terug.

- Korte introductie van mij o Onderzoek

- Korte introductie van de geïnterviewde o Persoon

o Bedrijf

- Inzicht in proces ideeën genereren o Proces ideeën genereren o Gegenereerde ideeën o Eisen aan ideeën - Inzicht in proces verwerking

o Proces reststroomverwerking o Machines voor verwerking o Conditie van product - Hun toepassing voor de reststroom

o Hun toepassing toepasbaar o Redenen deze toepassing o Afzetmarkt vinden o MVO

- Ideeën voor FarmPack

o Ideeën voor onze reststroom o Ideeën vanuit de literatuur toetsen o Ideeën op basis van inhoudsstoffen o Huidige ideeën toetsen

o Vervolg samen

Wanneer al deze informatie bekend is worden de hoofd- en deelvragen beantwoord. De onderzoeker wil de volgende data uit de interviews krijgen: inzicht in het proces van ideeën genereren, de gestelde eisen aan de ideeën, welke ideeën zijn er vanuit de geïnterviewde voor de reststromen van FarmPack, inzicht in het proces van de reststroomverwerking van de geïnterviewde, de haalbaarheid voor hun toepassing bij FarmPack, de haalbaarheid van de ideeën voortgekomen uit deskresearch volgens de expert.

(21)

16

4 Resultaten

In dit hoofdstuk komen de resultaten van de interviews aan bod. Deze resultaten zijn voortgekomen uit de interviews en bijbehorende codering. Deze codering en alle transcripties zijn te vinden in bijlage 2 en 3. De resultaten worden in de conclusies en aanbevelingen geïnterpreteerd.

De data is verzameld middels interviews met experts op het gebied van reststroomverwerking. Er is gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Zoals vermeld in de methode is er geen gebruik gemaakt van een steekproef, de enige manier van steekproeftrekking is de sneeuwbal steekproef geweest. Verder is er gekozen op basis van beschikbaarheid en het ook eerder genoemde selectiemodel. Er is contact gelegd met de volgende drie groepen; collega’s, reststroom verwerkers en onderzoekers. In totaal zijn er 13 semigestructureerde interviews afgenomen.

Er is geïnterviewd aan de hand van de topiclist. De resultaten zijn onderverdeeld in de gehanteerde topics van de topiclist. Er wordt per relevant topic verteld wat de meningen van de experts hierover zijn. De behandelde topics zijn; ideeën generatie, inzicht in de reststromen en het bijbehorende proces van verwerking, ideeën in de vorm van producten en bedrijven.

De verzamelde data is geanalyseerd middels thematische analyse. De thema’s voor de thematische analyse komen tot stand middels het coderen er is open, axiaal en selectief gecodeerd. In het conceptueel model zijn vier punten als input gezien voor de interviews, namelijk MVO, verwerkingsstappen, eigenschappen van de reststroom en bevindingen uit de literatuur.

De bevindingen uit de literatuur zijn voornamelijk verwerkt in het theoretisch kader maar sommige ideeën uit de literatuur zijn ook getoetst op haalbaarheid bij de experts. Uit de verkregen primaire en secundaire data zijn ideeën voor toepassing van de reststroom naar voren gekomen. Welke later getoetst zijn op haalbaarheid wat resulteert in toepassingen voor in de aanbevelingen.

4.1 Ideeën generatie

Iedere respondent heeft zijn of haar mening gegeven over het vormen van ideeën. Er zijn diverse manieren naar voren gekomen om tot een idee te komen. Namelijk het plannen van een sessie om ideeën te genereren, het kijken naar een afzetmarkt en op basis daarvan een idee genereren, een idee genereren op basis van inhoudsstoffen en tot slot ontstaan er ook per toeval ideeën.

Er zijn maar weinig geïnterviewden die een nieuw productidee plannen en een brainstormsessie hiervoor gebruiken. Marjan Brandes van Lans tomaten doet dit wel en zegt hierover: ‘’We zijn ons er

van bewust dat de wereld er over 30 jaar anders uitziet en dat je daar ook naartoe moet bouwen. Daarom gaan we steeds structureel kijken naar nieuwe producten en grondstoffen’’. Binnen dit

bedrijf kijken ze regelmatig of er al nieuwe duurzame toepassingen mogelijk zijn, het is onderdeel van de bedrijfsvoering.

Een andere benadering is het genereren van product ideeën door te kijken naar wat er afgenomen kan worden. In plaats van een idee genereren zonder eerst naar de markt te kijken. Dit is meerdere keren teruggekomen in de interviews. Paulus Kosters van Provalor zegt: ‘’Het is belangrijk altijd te

kijken vanuit de afnemers. Wij gaan vaak met potentiële afnemers om de tafel zitten en zo komen er vanzelf nieuwe ideeën’’. Bij deze manier van ideeën genereren is steeds naar voren gekomen dat er

(22)

17 De geïnterviewden met een meer wetenschappelijke achtergrond keken echter pas later in het proces naar een potentiële markt, zij beginnen op basis van de inhoudsstoffen van de producten. Zo kijkt ook Friso van Assema van het Nizo: ‘’We hebben hier met allemaal een wetenschappelijke

achtergrond dus van daaruit hebben we ook bepaalde gedachten en ideeën. We beginnen met kijken naar de inhoudsstoffen en de waarde daarvan, zo leer je het goed kennen en weet je welke stoffen er in zitten en van daaruit kan je vertrekken’’.

Er zijn echter ook veel ideeën die per toeval ontstaan hier heeft Richard Corsmit van Duynie ervaring mee: ‘’Ik stond te praten op een beurs met een man die iets zocht als bodembedekker voor zijn

planten. Nou dan wil ik daar best een reststroom bij zoeken en zo is ook een nieuw product ontstaan genaamd Biotop’’.

Zo blijken er dus meerdere manieren om tot ideeën te komen. Elke manier heeft tot succesvolle producten geleid er is dus ook niet één manier als beste of standaard naar voren gekomen.

4.2 Proces reststroomverwerking

De reststromen waar bedrijven mee werken en de processen hoe deze verwerkt worden lopen uiteen. In deze paragraaf worden een aantal reststromen met bijbehorende verwerking besproken. Ieder heeft zijn eigen proces van verwerking, sommigen hebben een heel vast proces, waar anderen er nog mee experimenteren.

Er zijn een aantal geïnterviewden naar voren gekomen die werken met een heel vast proces. Gerdjan de Leeuw van BMC Moerdijk heeft een heel vast proces. Er wordt uitsluitend met pluimveemest gewerkt. ‘’We verbranden tussen de 1100 en 1400 ton pluimveemest per dag afhankelijk van de

kwaliteit van de mest.’’ In de fruit reststromen staat de verwerking ook vrij vast. Sap of stroop is

ongeveer de enige verwerking, zo doet ook Daaf Bakker het van Fruit Packaging Zeeland: ‘’De enige

resten die wij verwerken is het klasse 3 fruit dit is niet meer te verkopen in retail en dat gaat naar appelsap en perenstroop.’’

Voor Marjan Brandes van Lans tomaten is reststroomverwerking door het hele bedrijf toe te passen er wordt geprobeerd om niet alleen met de warmte van de kas wat te doen maar ook om verder alles zo ver mogelijk te minimaliseren of duurzaam te verwerken. Zij hebben een redelijk vast proces hoewel dit wel altijd in ontwikkeling is: ‘’We hebben natuurlijk GFT reststromen, water reststromen.

Plastic, karton en hout scheiden we. Eens in de zoveel tijd komt de oud ijzer boer. Dus wat er echt over is, is maar heel weinig.’’

Bij BioFutura wordt niet alleen maar met reststromen gewerkt. Wouter Moekotte voert zelf het proces niet uit: ‘’We hebben zeker inzicht in het proces we kijken ook hoe dat granulaat omgesmolten

word en geblazen word tot een soort kauwgombal die word afgekoeld en gesneden dus dat wel. Het liefst zouden we alleen maar met reststromen werken omdat dit niet concurreert met de voedselvoorzieningen en dat vragen klanten toch vaak.’’

Ook een aantal geïnterviewden doen nog niet zoveel met de reststromen als ze zouden willen en zijn hier nog zoekende in. Bij ok Nutripet bijvoorbeeld Richard Klap wil het eerst inzichtelijk gaan maken: ‘’Alle resten gaan bij elkaar en naar de vergister. Wij hebben een aantal stromen maar verwerken het

als één.’’ Ook Jos Hugense van Meatless is bezig met de reststroomverwerking van zijn resten: ‘’Wij zijn ook wel met reststromen bezig, met name eiwit reststroom de schilletjes van rijstkorrels daar zit nog best wat aan eiwitten in maar voorlopig zijn de eiwitten nog te goedkoop en is het nog te duur om dit te winnen.’’ Hij wil wachten met het investeren in de reststromen omdat zijn inziens de

(23)

18

4.3 Ideeën

Middels deze interviews zijn er vele ideeën voor de verwerking van suikermaïs tot stand gekomen. Sommige ideeën zijn groot van investering maar andere lijken gemakkelijk en snel toe te passen. De meeste ideeën zijn in de voeding maar ook een aantal in de categorie chemie en materialen.

Aangezien bijna al het fruit tot sap verwerkt wordt is de suggestie van Daaf Bakker niet verassend: ‘’Groentesap is nog niet echt iets waar mensen warm voor lopen het kan wel in het circuit van

alternatief homeopathisch daar zitten wel groentesappen in. Maar dat gaat over te consumeren producten. Misschien kun je ook iets doen voor de vogelsport?’’

Vanuit een biologische achtergrond zijn de ideeën van Jos Lebouille vrijgekomen: ‘’Wij blancheren de

champignons, dat blancheer water nemen wij over en daar maken we concentraat van. Wij dikken dat concentraat in en dat leveren wij als smaak component naar onze klanten toe. Het zou wellicht interessant kunnen zijn. Maar wij maken van onze andere resten fingerfoodballs.’’

Iemand die zich enorm veel met duurzaamheid bezig houdt is Marjan Brandes en zij heeft dan ook veel input voor dit onderzoek gegeven: ‘’Wat je steeds vaker ziet is dat je ook de toiletten

bijvoorbeeld met grijs water doorspoeld. Je kan ook van je maïskorrels misschien nog veevoeder maken. Of misschien iets van maïssoep. Kan je er geen snoepjes van maken? Of brood dat je er bloem van maakt? Er zijn ook snoeptomaatjes dus waarom geen maïs, net zo iets als rozijntjes ofzo.’’

Paulus Kosters houdt zich hele dagen bezig met reststroom valorisatie maar zei zo niet genoeg over het product te weten om een doordacht advies te geven: ‘’Ik denk als eerste aan de BBQ of aan

soepen en sausen. Ze hebben ook altijd een mooie kleur misschien kun je daar iets mee. Maar om nou te zeggen ik heb het geniale idee, nee.’’

De goede concrete tips van Friso van Assema hebben weer gezorgd voor een ingang in de bakkerijwereld: ‘’Verder zou ik contact zoeken met afnemers van suiker-producten voor het doen van

fermentaties: Corbion en DSM. Een heel interessant persoon voor je is Peter Weegels van Sonnefeld food Group hij is heel aardig en kan je helpen voor testen van jullie product in brood en bakkerij.’’

De praktische Richard Klap staat zelfs open voor een test met ons product binnen zijn bedrijf in de petfood: ‘’ingrediënt in hondenvoer, ja dat zou zeker kunnen.’’

Expert op het gebied van bioplastics Wouter Moekotte: ‘’In ieder geval zijn er een aantal bedrijven

die uit dat maïszetmeel granulaat maken voor bioplastics of een soort piepschuim.’’

Om de resten zelf weer tot nut te kunnen maken in het eigen proces zei Jos Hugense: ‘’Misschien

kunnen die bladeren terug het land op als compost hoewel kunstmest nu nog goedkoper is. Misschien pelleteren tot brandstof?’’

Een gemakkelijk te realiseren optie van Richard Corsmit is veevoerder die optie wordt misschien concreet gemaakt: ‘’Ja denk aan dat zetmeel daar maken we ook andere producten van bijvoorbeeld

in de olie industrie om boorkoppen te smeren, behanglijm andere lijmen. Ik denk dat het een mooi product is. Ik denk dat we het in eerste instantie goed als veevoer kunnen wegzetten.’’

De resultaten zijn erg uiteenlopend maar hebben het onderzoek zeker verder geholpen. Iedere respondent heeft zijn of haar eigen bijdrage geleverd en heeft zijn of haar eigen specialiteit. Over deze resultaten worden in de volgende hoofdstukken conclusies getrokken en aanbevelingen worden gedaan.

(24)

19

5 Discussie

In dit hoofdstuk wordt er een discussie gevoerd over het onderzoek. Dit onderzoek dient om een mogelijkheid voor de valorisatie van de reststromen van suikermaïs te zoeken. Het onderzoek is uitgevoerd middels semigestructureerde interviews met experts op het gebied van reststroomverwerking. In de centrale vraagstelling wordt er gezocht naar manieren om de reststroom van suikermaïs duurzaam te benutten. Er zijn verschillende opties uit dit onderzoek gekomen. Het probleem dat alle nog goede reststromen weggegooid worden is op te lossen middels de geadviseerde toepassingen die in de aanbevelingen aan bod komen. In deze discussie wordt er kritischer en dieper op het onderzoek ingegaan waarna er een conclusie en aanbevelingen volgen. De resultaten zijn erg uiteenlopend gebleken en de mogelijkheden groot. Echter zijn niet alle gegenereerde ideeën even realistisch. Sommige toepassingen zijn technisch haalbaar, maar de investering die daarvoor benodigd is zorgt ervoor dat het idee in de huidige situatie nog niet rendabel toegepast kan worden. Er zijn ook diverse concrete ideeën uitgekomen waarvan een aantal op korte- en een aantal op langere termijn haalbaar moeten zijn. De beste ideeën voor toepassing komen in de aanbevelingen verder aan bod.

Het gewenste resultaat uit de interviews zijn ideeën voor toepassingen. Dit is ook hetgeen dat uit de interviews naar voren is gekomen. Op basis van dit kan gezegd worden dat er is gemeten wat gemeten diende te worden en dus dat de methode van semigestructureerde interviews valide is. Hoe betrouwbaar zijn de voortgekomen ideeën dan? De gegenereerde ideeën zijn vaak andere geweest dan het hoofdproduct van degene die het idee genereerde. Hierdoor kan er afgevraagd worden of het idee wel betrouwbaar is aangezien degene die het idee aandraagt ook niet veel kennis heeft van het aangedragen product. Om de betrouwbaarheid van het idee na te gaan is er contact gezocht met bedrijven waarvan het productidee wel het hoofdproduct is. Uit dit telefonische contact is steeds gebleken dat de ideeën ook daadwerkelijk toegepast kunnen worden. De gegenereerde ideeën zijn dus betrouwbaar gebleken. Dit was ook de verwachting gezien de kennis en kunde van de respondenten.

Of een andere interviewer exact dezelfde resultaten gehad zou hebben is niet met zekerheid te zeggen. Iedere interviewer heeft zijn of haar eigen stijl van interviewen. De bias is minimaal, de respondenten zijn zo min mogelijk beïnvloed in hun antwoord. Ook wordt bias geminimaliseerd door de keuze voor bedrijven die niets met suikermaïs of diepgevroren diepvriesgroenten te maken hebben. FarmPack is op geen enkele manier een bedreiging geweest voor de respondenten.

Wat er is aangetoond met dit onderzoek is dat de reststroom van suikermaïs benut kan worden. Deze mogelijkheden kunnen deels toepasbaar zijn voor andere maïsrassen. Voor andere verwerkers van suikermaïs kan dit rapport aanzetten tot actie om hun reststromen ook duurzaam te gaan verwerken. Het resultaat is in overeenstemming met de literatuur waar ook beweert wordt dat reststromen van maïs benut kunnen worden zoals aangegeven in het theoretisch kader. Wat er precies is aangetoond is hoe die suikermaïs benut kan worden en welke stappen hiervoor ondernomen moeten worden.

(25)

20 Voorafgaand aan dit onderzoek zijn er verwachtingen geweest. Een aantal hiervan zijn overeenkomstig aan het verloop van het onderzoek en een aantal niet. De overeenkomstige zijn de eerder genoemde grootse en soms onrealistische ideeën die er tussen zitten. Vooraf is er ook gedacht dat er veel mogelijkheden moesten zijn gebaseerd op deskresearch en dit is inderdaad gebleken.

Er zijn ook een aantal dingen niet overeenkomstig met de verwachtingen. De bereidheid tot medewerking is veel groter dan de verwachting gebleken, bijna iedereen was bereid tot een interview. De meeste interviews hebben opgeleverd wat er verwacht werd, een aantal interviews hebben echter een andere wending gekregen. Een voorbeeld hiervan is het interview met Jos Lebouille van Scelta waar uiteindelijk interesse uitkwam voor extract van de uien in plaats van de maïs.

Een tegenvaller met de verwachting is dat het valoriseren van de reststroom en die extra procestappen nog een flinke investering is in verhouding tot de prijs die ervoor betaald zou worden. Dit maakt het alsnog moeilijk rendabel te krijgen. Ook is er misschien erg optimistisch gedacht dat er voor deze maïscampagne al een echt product zou zijn. Hoewel er waarschijnlijk al wel een volgende stap komt voor deze campagne, is de verwachting vooraf hoger geweest. Deze verschillen in de verwachtingen hebben geen grote gevolgen gehad voor het onderzoek. Er zijn meer respondenten geïnterviewd en verder is het onderzoek nog niet zo concreet als gehoopt. Echter wanneer puur en alleen de onderzoeksvraag wordt beantwoord is dit ver genoeg dus zijn de gevolgen van verschillen in verwachtingen minimaal.

Een beperking was in het begin van het onderzoek merkbaar dat dit het eerste uitgevoerde onderzoek is geweest van de onderzoeker. De voornaamste beperking die ervaren is betreft de kennis van de onderzoeker op het gebied van voeding. Het onderzoek had nog beter kunnen zijn als dit was uitgevoerd in combinatie met een student die een opleiding in de voedingtechnologie doet. Echter kan dit met een vervolgonderzoek worden goedgemaakt. De resultaten zijn hierdoor niet zo zeer beïnvloed, dit maakt het vervolgonderzoek alleen maar relevanter.

Er zijn natuurlijk ook sterke punten te benoemen aan dit onderzoek namelijk door de commerciële houding van de onderzoeker is er steeds al in een vroeg stadium gekeken naar de relevantie van het idee in combinatie met een markt hiermee wordt voorkomen wat in biologisch georiënteerd onderzoek vaak het geval is. Hierbij wordt er soms al ontwikkeld op basis van de inhoudsstoffen zonder na te denken of het wel te vermarkten is. Een ander sterk punt is de populariteit van het onderwerp doordat het populair is wil iedereen erover meedenken en is er veel recente info over het onderwerp te vinden.

(26)

21

6 Conclusie

Dit hoofdstuk bevat de conclusie die een antwoord geeft op de hoofd- en deelvragen.

Wanneer gekeken wordt naar de deelvraag betreft de eigenschappen van suikermaïs is de eigenschap dat maïs zetmeel bevat toch de meest veelbelovende. Dit omdat vele toepassingen slechts het zetmeel van de maïs gebruiken en verder niets van het product.

Een andere deelvraag bevatte de huidige markt van reststroomverwerking. Binnen de huidige markt van reststroomverwerking zijn al vele ontwikkelingen. Onder andere de bitterballen en extracten die Scelta uit de ‘voetjes’ van de champignons maakt en de biotop bodembedekker van aardappelschillen en lijmen uit aardappelzetmeel van Duynie. Het proces van verwerking is logischerwijs per besproken product anders.

De laatste deelvraag bevatte de visie van experts betreft de reststroom van suikermaïs. Een aantal van de geïnterviewden gaven echter aan dat ze voornamelijk problemen zien in de productontwikkeling van de reststromen van de suikermaïs van FarmPack. Deze zijn van mening dat een valorisatie van deze reststroom moeilijk rendabel te krijgen is door de vele vereiste en dure stappen en de volgens experts ‘kleine’ hoeveelheid reststroom. Voornamelijk het drogen van de maïs is vaak vereist voor een toepassing maar wel duur. Om de reststroom toe te voegen als ingrediënt geeft ook problemen door het niet kunnen bieden van continuïteit het hele jaar door dit komt door de oogstperiode waarin de reststroom zijn piekmoment heeft. Er is ook een aantal keer naar voren gekomen dat de geïnterviewden de huidige toepassing waarin FarmPack er kosteloos vanaf komt niet slecht vinden en zich afvragen of het wel zinvol is om in de reststromen te investeren.

De hoofdvraag bevatte de vraag hoe de reststromen benut kunnen worden. Op basis van de interviews is gebleken dat de reststromen van suikermaïs benut kunnen worden voor een uiteenlopend aantal toepassingen. Er zijn diverse concrete ideeën naar voren gekomen. Terugkoppelend naar de piramide van reststroom valorisatie is er geen enkele toepassing uitgekomen in de hoogste categorie van de piramide namelijk gezondheid en lifestyle. Waar de meeste toepassingen uit zijn gekomen is de categorie voeding. Ook een aantal toepassingen bevinden zich in de categorie chemie&materialen. In de voeding zijn onder andere de volgende toepassingen mogelijk; veevoeder, kroketten of bitterballen, soepen, ingrediënt bakkerijproducten en ingrediënt petfood. In de chemie&materialen zijn onder andere de volgende toepassingen mogelijk; pelleteren, bodembedekker voor het duivenhok en kleurpigment. De meest realistische toepassingen die naar voren zijn gekomen uit de interviews worden besproken in de aanbevelingen. Het totale overzicht van toepassingen is te vinden in bijlage 4.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Win daarom van tevoren informatie in en houdt in gedachten: dingen die jouw goed smaken zijn voor dieren vaak ongezond (bijvoorbeeld chocolade en snoep)?. Een allergie is een

A priori is het natuurlijk ook erg onwaarschijnlijk dat de nu geponeerde steHingJuist zou zijn: waarom zou een markt geen geschIkt aHocatiemechänisme voor energie

Het zou gaan om een katholie- ke school die binnen het bestaan- de katholieke onderwijsnet een niche zou moeten invullen voor ouders die problemen hebben met het soms belabberde

Toen hij nog maar net bisschop was geworden, wees Jo- seph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI, erop dat het ge- loof in de Tenhemelopneming van Maria voortkomt

verslechtering, want meer risico. Ik ben ook ondernemer en alleenstaande moeder van een zoon van 12. De dilemma's in onze huidige samenleving in een notendop. Er zijn vier dingen

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

En ook moeten we vaststellen dat de analyse van Achterhuis niet alleen voor Kosovo gold, maar dat er ook belangrijke parallellen te trekken zijn met de oorlogen die daarna

Het gaat niet om persoonlijke eer voor al dan niet uitgesproken persoonlijkheden en hun angst voor kwetsing als fouten zouden worden toegegeven en afgerekend.. Het gaat om (herstel