• No results found

Ontwerp van vliesklepprothesen via onderzoek naar het funktioneren van de aorta hartklep

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ontwerp van vliesklepprothesen via onderzoek naar het funktioneren van de aorta hartklep"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ontwerp van vliesklepprothesen via onderzoek naar het

funktioneren van de aorta hartklep

Citation for published version (APA):

Steenhoven, van, A. A., & Verduin, M. (1986). Ontwerp van vliesklepprothesen via onderzoek naar het funktioneren van de aorta hartklep. (BMGT info; Vol. 22), (BMGT; Vol. 86.094). Projektburo voor Biomedische en Gezondheidstechnologie.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1986 Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

, .[0

"

Ontwerp van vliesklepprothesen via onderzoek .

naar het funktioneren van de aorta hartklep

Biomedische en Gezondheidstechnologie

Technische HogeschoolEindhoven

,i

~t8~1

o

.

~

N

I\)~

I\)

~

cr

~

'-C

CJ'

(3)

Inhoudsopgave

Biomedische en gezond heidstechnologie: inleiding 2 Ten geleide 3 Hart en hartkleppen 3 De aortaklep, inleiding 5

Hydrodynamika van de aortaklep 6

Dynamika van de aortaklep 7

Mechanika van de aortaklep 10

Het ontwerp van vi iesklepprothesen Uteratuur Kolofon 12 15 16

(4)

Biomedische en

Gezondheidstechnolog ie:

inleiding

Voor technologische kennis en vaardigheden zijn er vele

toepassingsgebieden: de gezond-heidszorg bijvoorbeeld.

Aan de Technische Hogeschool Eindhoven besteedt men sinds het begin van de jaren 70 aandacht aan wat officiool wordt genoemd de biomedische en gezondheids-technologie (BMGT).

Dit is een multidisciplinair

toepassingsgebied tussen gezond-heidszorg en technologie waartoe men rekent: aile aktiviteiten waarbij technologische en natuurkundige kennis en vaardigheden worden gebruikt en aangevuld voor probleemstellingen uit de gezond-heidszorg en biologie.

In zo'n twintig vakgroepen verdeeld over aile afdelingen van de TH Eindhoven zijn ongeveer 150 mede-werk(st)ers full- of part-time aktief in onderzoek en onderwijs op dit ge-' bied.

Dat kan zijn materialenonderzoek t.b.v. nieuwe kunstorganen en -ledematen, het ontwikkelen van nieuwe diagnostische, therapeuti-sche, of revalidatie- apparatuur, het oritwikkelen van organisatie-modellen voor instellingen van gezondheidszorg, of puur funda-menteel onderzoek om meer inzicht te krijgen in de details die de werking van het menselijk lichaam bepalen.

Kortom, er zijn legio aanknopings-punten tussen technische

vakdisci-plines en de gezondheidszorg. Deze brochure beschrijft een deel van de BMGT-gerichte aktiviteiten van de vakgroep 'Fundamentele Werktuigkunde' (WFW) binnen de afdeling der Werktuigbouwkunde van de THE, die de basis vormen van het multidisciplinaire onderzoek om te komen tot het ontwerp van (hart)vliesklepprothesen.

Binnen de vakgroep WFW wordt nog op enkele andere onderwerp onderzoek verricht, met name 'binnen de thema's' het bewegings-apparaat van de mens' en 'arthero-sclerose'.

Het bewegingsapparaat van de mens omvat een drietal projekten: Het elleboog-onderzoek richt zich op het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop bindweefselstrukturen rond de elleboog spierkracht inlei-den naar het bot. Onderzoek rond het kniegewricht richt zich op het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop de knie dynamische belas-tingen deels doorgeeft en deels dempt. Een recent gestart projekt rond skeletspieren heeft tot doel het ontwikkelen van een theoretisch-mechanisch model van skeletspier-weefsel, te gebruiken bijvoorbeeld voor onderzoek naar krachtinleiding en acute overbelasting van spieren bij sporten en bewegen.

Het onderzoek naar artherosclerose, en met name de veranderingen die optreden in het stromingsgedrag en vaatwandgedrag als volg van kleine

bloedvatvernauwingen, hooft tot doel het vroegtijdig opsporen van vaatvernauwingen mogelijk te maken.

Het totale BMGT -onderzoek aan de THE is ondergebracht in een drietal programma's:

- Technologie rond Vitale Funkties - Het Ziekenhuis Research Projekt en - Perceptieve Informatieverwerking in wisselwerking met apparatuur en programmatuur.

Buiten deze programma's vindt ver-kennend onderzoek plaats in projek-ten waar gezocht wordt naar nieuwe mogelijkheden en uitdagingen voor de technologie in de gezond-heidszorg.

Het BMGT-onderwijs aan de THE bestaat uit een dertigtal medisch-technische keuzevakken verzorgd door de verschillende vakgroepen, waaraan studenten uit aile afdelin-gen kunnen doolnemen. Voor stu-denten is het mogelijk om binnen iedere afdeling van de THE de studie met een specialisatie of ak-sent op medische technologie af te ronden. Bij de afdeling Werktuig-bouwkunde bestaat reeds een for-meel goedgekeurde variant W van de vrije studierichting Biomedische Technologie. Kenmerkend voor dit onderwijs is de nauwe verwevenheid met het onderzoek, met als gevolg een voortdurende aktualisering van het onderwijs.

(5)

van al deze BMGT -gerichte aktivi-teiten wordt -waar dit mogelijk en gewenst is- gedragen door de beleidskommissie BMGT, met een daarbij behorend projektbureau BMGT. Naast de afstemming tussen de afdelingen zorgt de beleids-kommissie ook v~~r een afstemming van de BMGT-aktiviteiten met het THE-instellingsbeleid voor onderwijs en onderzoek.

Landelijk vindt afstemming plaats in het Inter-Centra-Overleg BMT (ICO-BMT) tussen de 3 TH s en TNO, en in het Inter-Universitair-Overleg (IUO-BMT) dat samengesteld is uit het ICO, uitgebreid met de medis-che fakulteiten en akademismedis-che ziekenhuizen.

Ten geleide

Sinds 1975 bestaat er op de Techni-sche Hogeschool Eindhoven het Interafdelingsprojekt Hartklep-prothesen. Binnen dit projekt werken vakgroepen samen uit de afdelingen Werktuigbouwkunde, Scheikundige Technologie, Technische

Natuurkunde en Elektrotechniek. Bovendien is er een nauwe samen-werking met de Rijksuniversiteit Limburg en Rijksuniversiteit Leiden. Doel van het projekt is om op basis van een studie naar het funktioneren van de natuurlijke aortaklep tot inzichten te komen die voor het ontwerp van kunstmatige hartkleppen van nut kunnen zijn.

Het onderzoek tot nu toe is u itge-voerd in het kader van vier promotie-onderzoeken. Het

hydrodynamika- (A.A. van Steenho-ven) en mechanika-onderzoek (AAH.J. Sauren) werd gefinancierd door de Technische Hogeschool Eindhoven en het dynamika-onderzoek (R.J. van Renterghem) door de Rijksuniversiteit Limburg. Het ontwerponderzoek op basis van de gesloten klep (E.P.M. Rousseau) werd gesteund door de Stichting voor Technische Wetenschappen.

Kontaktadres:

Ing. M. Verduin W-hoog -1.139

Technische Hogeschool Eindhoven Postbus 513

5600 MB Eindhoven

Tel. (040)472788

Hart en hartkleppen

Een goed werkend hart is van

levensbelang .

Het hart van men sen en zoogdieren werkt als een bloedpomp. Deze bestaat uit vier holtes: de rechter- en linkerboezem (RB en LB) en de rechter en linkerkamer (RK en LK). De boezems dienen als verzamel-ruimte voor het bloed, de kamers zorgen voor het verpompen van bloed naar het lichaam: uit de rechterkamer naar de longen waar het bloed zuurstof opneemt en van-daar via de linkerkamer naar de rest van het lichaam.

Ongeveer een keer per sekonde trekt het hart zich samen (systole) en ontspant het zich (diastole). De boezems onderling en de kamers onderling doen dat gelijktijdig, maar de boezems ongeveer 0,1 sekonde eerder dan de kamers. Door dit tijdsverschil kunnen de boezems hun inhoud in de hartkamers pom-pen voordat deze gaan samentrekken. Om de bloedstroming in het hart te reguleren zijn er vier kleppen aan-wezig: een aan de inlaat en een aan de uitlaat van iedere kamer. De inlaatkleppen zijn tamelijk grillig van vorm en zitten met spiertjes aan de hartkamerwand vast. De uitlaatklep-pen daarentegen zijn ongespierd en 1200 rotatiesymmetrisch van vorm (ongeveer als een cirkel die uit 3

gelijke del en bestaat) zie figuur 1.

Het onderzoekprojekt hartkleppen richt zich op de aortaklep: de

(6)

uitlaat-klep van de linkerkamer naar de lichaamsslagader. Deze moet de grootste belasting opnemen en is door haar relatief eenvoudige struk-tuur het makkelijkst te bestuderen. Doel van het projekt is om op basis van onderzoek naar het funkti-oneren van de natuurlijke aortaklep tot inzichten te komen die voor het ontwerp van kunstmatige hart-kleppen van nut kunnen zijn. Er zijn in de loop van de tijd een groot aantal hartklepprothesen ontwikkeld, grofweg te verdelen in mechanische kleppen (bijv. Starr-Edwards en Bjork-Shiley klep) en vliesklepprothesen (bijv. Fascia-lata en Hancock klep). Hoewel kleppen van de eerste soort mechanisch sterk zijn, hebben zij ook een aantal nadelen zeals:

- een grote drukgradient over de klep, vooral bij inspanning

- de blijvende noodzaak tot toevoe-ging van anti-coagulantia, die ervoor zergen dat het bloed niet aanklon-tert, en

- het optreden van haemolyse (afbraak van bloedcellen).

De·ontwikkeling van een vliesklep-prothese, die lijkt op de natuurlijke klep, zou mogelijk de genoemde bezwaren in zijn geheel kunnen wegnemen. Vooralsnog zijn de resultaten met de biologische vliesklepprothesen op de lange duur niet geheel bevredigend. Naast weefselveranderingen van het vlies

4

Figuur 1: a. $chematische weergave van de

aortaklep waarbij een v/ies en de bijbe-horende sinuswand is verwijderd. Vii [9]. b. Folo van een ges/olen varkensaortaklep, gezien vanuil de aorta.

kan ook het optreden in de vliezen van hoge spanningen of spannings-koncentraties de levensduur van vliesklepprothesen beperken. Gezien de bezwaren die kleven aan de huidige mechanische kleppen en biologische vliesklepprothesen heeft de ontwikkeling van een vliesklep-prothese met kunstmatige vliezen een goed perspektief: vanwege zijn gelijkenis met de natuurlijke klep en omdat men dan onafhankelijk is van biologische material en, wat sterk kostenverlagend werkt. Echter ook hier blijken de resultaten van tot nu toe ontwikkelde prothesen op de lange duur niet met de verwachtin-gen overeen te stemmen. Vandaar dat in het kader van het hartklep-prothesenprojekt op de TH Eindho-ven en de Rijksuniversiteit Limburg eerst intensief interdisciplinair on-derzoek is verricht naar het funkti-oneren van de natuurlijke aortaklep. Daarbij kwam naar voren dat de aortaklep over een aantal subtiele mechanismen beschikt die ervoor zorgen dat de spanningen in de belaste vliezen vrij gering zijn.

(7)

De aortaklep; inleiding

De aortaklep, zie figuur 1, bevindt zich tussen de lichaamsslagader (aorta) en de linker hartkamer. Bij de mens is haar inwendige diameter aan de uitstroomzijde ongeveer 20 mm. De klep bestaat in wezen uit drie delen: drie dunne vliesjes (0,6 mm), hun bevestiging aan de klep-wand (aortaklepring) en achter ieder vliesje een zakvormige uitzetting van de klepwand (sinus van Valsalva). De drie vliesjes liggen tijdens de diastole tegen elkaar aan en sluiten zo de aorta volledig af.

De vloeistofstroom in de aorta, vlak achter de aortaklep, heeft een ver-loop zoals getekend is in figuur 2: Tijdens de systole perst de linker hartkamer het bloed door de ge-opende aortaklep de aorta in en is er dus sprake van een voorwaartse stroming. Deze stroming neemt ge-leidelijk af als gevolg van de afne-mende samentrekkingskracht van het hart (vloeistofvertragingsfase). Op het einde van de systole wil de vloeistof vanuit de aorta zelfs terug-stromen naar de linker kamer en is de vloeistofsnelheid negatief. Dit kan evenwel aileen maar zolang de aortaklep nog niet helemaal geslo-ten is. Daarna komt de vloeistof tot stilstand. De vloeistofsnelheid wordt dus nul.

De drukken in de buurt van de aortaklep varieren sterk. Tijdens de systole zijn de drukken in de aorta en linker kamer ongeveer 16 kPa (ca. 120 mm kwik). Tijdens de

diastole zakt de druk in de aorta tot ongeveer 10 kPa, maar die in de linker kamer tot nagenoeg nul. On-geveer 80 jaar lang zal de aortaklep zo'n 2,5 miljard keer deze

druk-- druk-- druk-- I

Figuur 2: Schematische weergave van de linker-ventrikel druk [P'vI aortadruk {P aIJ

J

en aortaflow {q aol a/s lunklie van tijd [I}.

Hierbij korrespondeert 1=1, met het begin van de vloeislofvertragingsfase.

variatie van 0 tot 10 kPa moeten weerstaan. Om dit mogelijk te maken zijn er blijkbaar in de vorm-geving en de werkwijze van deze klep zeer (verfijnde) subtiele mecha-nismen aanwezig die ervoor zorgen dat zoveel belastingsvariaties van de vliezen mogelijk zijn. Het mag duide-lijk zijn dat deze geniale klepkon-struktie voor allerlei toepassingen om nabootsing vraagt.

(8)

Hydrodynarnika

van de aortaklep

Hydrodynamika is de benaming voor onderzoek naar de bewegings-verschijnselen van vloeistoffen. Bin-nen het projekt hartklepprothesen was het doel van deze onder-zoekslijn de interaktie/het samen-spel te beschrijven tussen de klepvliesbewegingen en de vloeistof-stroming in de aortaklep (3). Daar-toe zijn experimenten uitgevoerd aan een 5x vergroot

twee-dimensionaal model van de aorta-klep (2,4,7). Het model is van per-spex, dus volledig doorzichtig. De aorta wordt daarbij voorgesteld door een rechthoekig kanaal, de Sinus van Valsalva door een halve cylin-der. Daartussen bevindt zich een dun membraan dat het klepvlies voorstelt, zie figuur 3. De aortaklep bestaat, zoals gezegd, uit drie van deze vliezen.

In het model werd de vloeistof-stroming zichtbaar gemaakt door met tussenpauzen een stoot waterstofbelletjes in de vloeistof te persen. De vliesbewegingen en de vloeistofstromingen tijdens het ver-snellen en vertragen van de hoofd-stroming werden gefilmd. Tevens werd (in dierexperimenten) het ge-drag van de natuurlijke aortaklep bestudeerd (8,10,11). Door het bloed te vervangen door een doorzichtige vloeistof kon men de klepvliezen in-vivo, d.w.z. in het levende dier, filmen. De vliesbewegingen werden bestu-deerd in samenhang met de bijbe-horende vloeistofsnelheid in de aorta

6

en de drukken in de aorta en de linker hartkamer.

Uit deze experimenten blijkt dat de klep niet gesloten wordt door het terugstromen van de vloeistof vanuit de aorta naar de linker kamer, hetgeen een vrij plotselinge sluiting zou betekenen: De klepsluiting be-gint al veel eerder. Wanneer de

bubble block length mainstream _i

velocity profile

Figuur 3: Tekening van a. het twee-dimensionale model van de aortaklep en b. het gevisua/iseerde vloeistofgedrag zoals dat is waargenomen tijdens een geleidelijke vertraging van de hoofdstroming. Het blijkt dat dan het vlies langzaam de aorta inkomt, dat het roteert rondom het bevestigingspunt en daarbij nagenoeg recht blijft. Bovendien blijft het snelheidsprofiel van de hoofd-stroming onder het vlies nagenoeg vlak en ontstaat er in de aorta bij het stroom-afwaartse eind van het vlies een gebied van recirculatie. Tenslotte blijkt er in de sinus een zwakke wervelstroming aanwezig te zijn. Uit [3].

stroomsnelheid in de aorta minder wordt beginnen de vliezen al gelei-delijk naar elkaar toe te bewegen. Op het einde van de systole is daardoor het doorstromings-oppervlak van de aorta reeds voor 75% door de klepvliezen afgesloten: er is nog slechts een kleine terug-stroming nodig om de klep volledig te doen sluiten, zie figuur 4.

Deze sluiting onder invloed van de hoofdstroming en dus niet als ge-volg van terugstroming is heel bij-zonder. Zij wordt veroorzaakt door de bij de vloeistofvertraging beho-rende drukgradient in lengterichting over de klep. Dit sluitingsgebeuren, met de parameters die het proces bepalen, kan theoretisch bevredi-gend worden beschreven door een quasi- €len -dimensionale beschrijving van de vloeistofstroming in de aorta onder het vlies. De beschrijving is gebaseerd op de continu'iteits-vergelijking en de instationaire Bernouillivergelijking, onder aan-name van uniforme druk aan de sinuskant van het vlies.

Het geleidelijk sluiten van de aorta-klep blijkt vooral mogelijk gemaakt te worden door de aanwezigheid van de sinus-van-Valsalva-holte ach-ter het vlies. Is deze holte niet of nauwelijks aanwezig dan wordt het mechanisme, waartoe ook een veref-fening van de druk in de sinus behoort, verstoord en zal de klep zich abrupt onder de invloed van de terugstroming sluiten.

(9)

Tenslotte is nog gekeken naar de stabiliteit van de klepvliezen (1). Net als een vlag in de wind, kan ook een vlies in een vloeistofstroming 'flappe-ren'. Dit hangt o.a. samen met het verschil in vloeistofsnelheid aan weerszijden van het vlies. Het lijkt erop dat bij de aortaklep een

stabili-FiImsi!JlClI - - 5 liII_i/t;i~lIIl1imll~lif,liIIiIiiffljilil.i~Millil!/lIl1I.IiiI~!iI1III ~ 2.5 [kPoJ 0 - - 1 0

_ ... :' "' __ --' "11/'"--- "'-

1'.

('\

/'

Pac, .lkfgLo - - 1 0

r\

(\

Ffy

\

/ ;

[k Pa) 0 --..i \.. I \.. _ _ _ ---'i \.

~ 175

1',

(\

i\

[mils) 0 ! \ . I \

- - - , . " . ; ~ V"'"_ .... .,...._ ... ..i '""""

ECG - ... --~, ... ---'-v-,

M56

serend mechanisme aanwezig is: Tijdens de systole vermindert een vloeistofstroming in de sinusholte het snelheidsverschil over het vlies.

qeo

[m lis J f.-... - + - . J > - - f - - - - f \ - - i - - - - !

1

a

1

Figuur 4: a. De fysi%gische signa/en zoa/s die in een in-vivo experiment geregistreerd zijn. Weergegeven zijn: ECG, aorta flow {qa,ol, linkerkamerdruk {P1v}' aorladruk (p Be). gemidde/de /mkerboezemdruk (Pi:), filmsynchromsatiesignaal en ti/dmarkering.

b. Het verband tussen de aortat/ow [q

rJ,

en het quotient van het momentane en het max/male k/epdoorstromingsoppervlafl7a}). De getrakken Ii/nen korresponderen met de experimente/e resultaten. Duidelijk is de klepsluiting te zien tijdens de

vlaeistof-vertragingsfase. De klepsluiting, zoals bepaald met het theoretisch model is weergegeven door de gestippelde Iljn. De overeenstemming tussen theorie en experiment is zeker bevredigend Ie noemen. UII [3].

Dynamika

van de aortaklep

Het doel van deze onderzoekslijn

('dynamika' leer der

bewegings-verschijnselen) was na te gaan hoe veranderingen in de vorm van een bewegende aortaklep kunnen leiden tot een reduktie van de spanningen in de klepvliezen. Deze spanningen worden o.a. bepaald door het druk-verschil over de vliezen en door de geometrie van de vliesophanging. De bewegingen, c.q. vormverande-ringen, van de aortaklepring waarin de vliezen zijn opgehangen zijn tijdens in-vivo onderzoek bestudeerd (13). Daartoe werden in een nor-maal funktionerende aortaklep van een hond zes (ca. 1 mm) kleine induktieve afstandsmeetsensoren aangebracht, zie figuur 5.

Gemeten werd hoe de afstanden tussen deze metertjes ten opzichte van elkaar veranderen te rwij I het hart normaal werkt. Tevens werden de druk en stroming in de aorta en de druk in de linker hartkamer geregistreerd.

Om een gelijktijdige meting van zes relatieve verplaatsingen mogelijk te maken werd speciaal voor dit onder-zoek een multiplexend elektronisch systeem ontwikkeld en een data-verwerkingssysteem opgezet. Daar-mee bleek een frequentierespons haalbaar van 0-150 Hz en een

maximale onnauwkeurigheid van 1 %

in de verplaatsing.

Dit multiplexend systeem bestaat uit de zes meters die gelijktijdig meten waarna de meetwaarden -via een

(10)

tijdelijke opslag- een voor €len

beurtelings door de computer worden verwerkt.

Uit de dierexperimenten blijkt dat de aortaklepring met name aan de toppen (bovenkant) grote bewe-gingen toestaa1. Ook de basis van de klepring blijkt tijdens een hart-cyclus sterk te vervormen, maar in tegenstelling tot de toppen doet ze dat sterk a-symmetrisch vanwege de aanwezigheid van het mitralisvlies. De vliestopbewegingen in de diverse fasen van de hartslag werken

gun-Figuur 5: a. Schematische weergave van de

bevestigingsprocedure van spoeltjes aan de commissuur en basispunten van een aorta-klep tijdens een in-vivo experiment. b. Gelijktijdige opnamen van de linker-veritrikeldruk (LVP]), aortadruk [AOPj), rela-tieve verplaatsing tussen

commis-suurpunten en tussen basispunten als funk tie van tiid. Hieruit bliikt dal de commis-suren zich tiidens systole naar buiten bewegen. De verplaatsingsvariaties /iggen in de orde grootte van 10%. Ook aan de basis vinden vervormingen plaats maar deze zijn, door de aanwezigheid van het mitralis-vlies, sterk a-symmetrisch van aard. Uit {13}. 8

stig op de spanningsopbouw in de vliezen: Ais het hart samentrekt kan een grotere afstand tussen de top-pen van de aortaklepri ng zorgen voor een grotere klepdoorstromings-opening, met als gevolg vermin-derde vloeistofkrachten op de vlie-zen. Vlak na klepsluiting kan een bewegende aortaklepring spannings-pieken in de vliezen reduceren door als verende ophanging voor de vliezen te fungeren. Tevens kan de bewegende aortaklepring de krom-ming van de opgehangen vliezen

LVP

20 dog El19~ .. ~~_~ .. ~ .. ~*_~AO_.P~1

pressure .

r \

kPa '-' \ natural strain @

~

• base circle

1---

.... .0.5S 2 10 tIme -0.061··~· ~ ,.,!r",

t

natural strain • i

tijdens diastole verkleinen met als gevolg spanningsreduktie. Het belang van de vervorming van de klepbasis is nog onduidelijk, maar het geeft wei aan dat een stijve inhechtingsring zoals in gebruik bij de meeste klepprothesen tot proble-men kan leiden.

Vervorming van de aortaklepring, waarin de klepvliezen zijn opgehan-gen, leidt dus tot vermindering van de spanningen in de klepvliezen Hetzelfde effekt ontstaat door vergroting van het klepvolume; het drukverschil over de klep wordt daardoor kleiner en daarmee ook de spanningen in de vliezen.

Deze verhouding tussen volume-veranderingen van de hartklep en de daaruit volgende vermindering van het drukverschil over de vliezen wordt beschreven met de grootheid klepcompliantie: het quotient van de volumevariatie met de daarbij horende drukvariatie.

Compliantie is een strak omschre-yen begrip en is in wezen het omgekeerde van de stijfheid, echter betrokken op een konkreet objekt met bepaalde afmetingen

Klepcompliantie kan ook wei wor-den omschreven als: de flexibiliteit van de klep.

Met modelonderzoek is nagegaan wat de invloed is van deze compli-antie op de druk in de klep, en hoe deze mathematisch kan worden beschreven. Daarbij is vooral gelet

(11)

op de tijdsperiode vlak na sluiting van de klep. Zoals eerder in deze brochure werd beschreven is de bloedstroomsnelheid op dat

moment negatief: het bloed wil terug-stromen vanuit de aorta naar de hartkamer.

Daardoor ontstaat grote druk op de inmiddels gesloten hartkleppen. De modelexperimenten zijn uitge-voerd aan een lange, dun-wandige, met vloeistof gevulde flexibele buis, waarin de vloeistof vanuit een statio-naire stromingssituatie plotseling tot stilstand werd gebracht, zie figuur 6. De resulterende golfverschijnselen en de invloed van een verandering

van een lokale klepcompliantie vlak-bij de klep zijn onderzocht.

Het blijkt dat de drukverhoging op de klep vlak na de sluiting veel geleidelijker verloopt, wanneer i.n de sinussen-van-Valsalva (zakvormlge uitzettingen van de klepwand) het volume-/drukvariatie-quotient groter is dan in de aorta. M.a.w. door de sinussen in de klepwand kan het terugstromende bloed zich over een grotere ruimte verdelen dan in de aorta. Daardoor wordt de vloei-stofdruk op de aortaklep over een groter oppervlak verdeeld en daardoor minder.

Wanneer het

volume-/drukvariatie-sinus I I

.

J[-:~~toniIC

sensor

secfun I I aortic section

I -",',"""""'"

-

--r

1=0 x=!1L

\j)ressure catheter metal

tut::.:!

construction

latex

tube

Figuur 6: a. Schematische voorstelling van de proefopstelling waarmee de fenomenen net na klepsluiting werden bestudeerd. Wanneer de afsluiter de vernauwing op x =0 bereikt. wardt de oorspronkelijk statio-naire vloeistofstroming platseling tot slil-stand gebracht. De dan optredende drukver-hoging in de latex buis wordt als funktie van de axiale koordinaat x gemeten met een drukcatheter. C50 015

nylon thread

~~ c __ x Uo:: 011 m/s x ::0,02 m ' - - I

b. Typlsch voorbeeld van de drukverhoging vlak na klepsluiting. De hoagte van deze sprong alsoak dlens stljgtljd als funktie van positie blijkt primalr te worden bepaald

door de materiaalkarakteristieken van de flexibele slang. Uit [20]

quotient in de aorta groter is dan in de sinussen van Valsalva, krijgt de hartklep a.h.w. na iedere klepsluiting een drukgolf te verwerken.

Daarbij ontstaan tevens druk-schommelingen, vergelijkbaar met stromend water dat klotsend tegen een dam tot stilstand komt.

Het blijkt dus dat de sinussen niet aileen een funktie hebben voor het sluitingsgedrag van de klep, maar tevens ervoor zorgen dat het druk-verschil over de vliezen vlak na sluiting van de hartklep kleiner wordt.

De hoogte van de druksprong blijkt primair bepaald te zijn door de grootte van de terugstroomsnelheid. De geobserveerde golfverschijnselen worden mathematisch goed

beschreven door de een-dimen-sionale behoudswetten van massa en im puis voor een rechte flexibele buis.

(12)

Mechanika

van de aortaklep

Het doel van deze derde

onderzoekslijn was de samenhang te beschrijven tussen de druk-belasting op de gesloten klep en de daardoor veroorzaakte spannings-verdeling en spanningskoncentraties in het klepweefsel (9). Een belang-rijk onderdeel hiervan is de studie naar de vorm en de weefsel-samenstelling van de verschillende delen van de klep (6), zie figuur 7. Uit het vormonderzoek kwam als opvallend kenmerk naar voren dat in het vliesmidden in de nabijheid van

,---

...

....

"

I .... I -. ... - -

--1 ...

".'

,

'

,

\

aortic

I

valve ring I

I

l

I

_

" , - ." left ' .... ______ .... .,.",. ventricle

Figuur 7: a. Schematische weergave van de aorta, de aortakfepring en sinushofte.

de aortaklepring een sterke insnoe-ring van het vlies aanwezig is die evenwijdig loopt aan de aorta-klepring ter plaatse Deze insnoering kan worden beschouwd als een (elastisch) scharnier dat de vlies-bewegingen tijdens openen en sluiten van de klep mogelijk maakt zonder dat daarbij

noemens-waardige buigspanningen optreden. Het weefselonderzoek gebeurt aan de hand van zeer dunne plakjes weefsel (coupes van 5-10 Mm), die op verschillende plaatsen uit een

b. Histofogische coupe [7 I"m dik}, genomen in de richting b-c zoafs aangegeven in Fig. 7c. DuideJijk is hierin de insnoering van het vfies in de nabijheid van de kfepring te zien. (OorspronkeJijke vergroting: 5x).

varkensaortaklep worden gesneden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de aortaklep voornamelijk bestaat uit twee componenten: het zeer elasti-sche elastine en het stijve collageen. De dunne vliezen blijken te bestaan uit een elastine-Iaag die gewapend is met relatief dikke collageen-bundels. Deze bundels lopen lood-recht op de lengterichting van de aorta en zijn verankerd in de kraak-beenachtige aortaklepring. Hierdoor ontstaat een struktuur die sterk lijkt op een markies (opvouwbaar zonne-scherm).

Door deze bijzondere weefsel-samenstelling paren de vliezen grote beweeglijkheid aan grote sterkte en stijfheid. De wanden van de sinus-holten bestaan voornamelijk uit elastinevezels, ingebed in glad spier-weefsel. Op basis van het duidelijke verschil in weefselstruktuur van de

c. Vfies afkomstig uit de aortakfep van een

varken. Het vfies is fangs de fijn a-b-a fosgeprepareerd van de aortakfepring. Het netwerk van col/ageenbundefs is duideJijk herkenbaar. (OorspronkeJijke vergroting: 3x). Uit [9].

(13)

vliezen en de sinuswanden mag men uitgesproken verschillen in de mechanische eigenschappen (sterkte-stijfheid-buiging) van deze klepdelen verwachten.

Een ander onderzoeksgebied omvat de experimentele en theoretische analyse van de mechanische eigen-schappen van het klepweefsel (14,15). Ais het klepweefsel belast wordt, bijv. door eraan te trekken, is het effekt te beschrijven in drie fasen die karakteristiek zijn voor de meeste weke biologische weefsels. In de eerste fase is nagenoeg geen kracht nodig voor verlenging van

t

ls

.c. -4-en c: ~

t

lref

IL.-_-+-_ _ _ _

- - j b = ts time---

t

max

Figuur 8: a. Schematische weergave van het experiment om de elastische en visko-elasti-sche materiaaleigenschappen van klep-weefse/ te bepalen. De spanning-rek re/atie wordt gemeten door het strookje van 1 'ef [onbelaste toestand] naar 1 max te rekkim. Door daarna de /engle op 1 max Ie houden worden wt het relaxallegedrag de visko-elastische parameters bepaald.

een weefselstrookje. Dit is de zoge-naamde elastinefase. In de tweede fase -de overgangsfase- worden de collagene vezels en vezelbundels belast waarbij deze hun gegolfde vorm steeds meer verliezen totdat tenslotte in de derde of colla-geenfase de belasting door de nu gestrekte collageenvezels wordt opgenomen en het typische (nage-noeg) lineaire verband tussen belasting en verlenging ontstaat De tendenzen in de resultaten van trekproeven, zie figuur 8, uitgevoerd met weefselstrookjes die op verschil-lende plaatsen en in verschilverschil-lende

05

IES

I

I 2: 1

I

)

AORTA

-::::

0 us 10 20 30 50 _EI"Io1 b. Experimenfee/ bepaa/de trekkrommen voor vlies- en sinusweefsel uit een klep en voor het aortaklepweefsel vlak boven de klep. Hierbij staat a voor de spanning en t voor de rek. De proefstrookjes waren uitgeprepareerd in richtingen. evenwijdig aan de voorkeursrichting van de collageen-bundels in het v!ies. Het verschi! in de karakteristieken voor he! vliesweefsel ener-zijds en het in grote li/nen onderling identieke sinus- en aortaweefsel is aanmer-keliik. Ui! {9}

richtingen uit de klep zijn genomen, zijn te verklaren uit de weefsel-samenstelling van de klepdelen: zo is de stijfheid van het vliesweefsel in de richting van de collageenbundels aanzienlijk groter dan in de richting loodrecht daarop. De boven-genoemde drie fasen zijn in de trekkromme voor beide richtingen duidelijk te onderscheiden. Het weefsel van de sinuswanden ver-toont de laagste stijfheid terwijl de collageenfase in de trekkromme nagenoeg ontbreekt. Daarnaast vertoont het klepweefsel visko-elastische eigenschappen.

Uitgaande van een niet-lineair visko-elastisch materiaalmodel zijn deze fenomenen kwantitatief beschreven. Een materiaal wordt visko-elastisch genoemd dat bij snelle plotselinge belastingen elastisch is (werkt als een veer die uitrekt) en bij aanhou-dende belasting a.h.w. 'uitvloeit' als stroop van een lepel).

Mede op basis van het voornoemde materiaalonderzoek heeft theoreti-sche modelvorming plaatsgevonden van het mechanisch gedrag van de gesloten klep onder drukbelasting. De modelvorming is gebaseerd op de methode der eindige elementen (methode om met behulp van de computer een konstruktie door te rekenen op sterkte- en frekwentiegedrag). Nietlineaire aspekten -geometrisch en konstitutief- werden in de beschouwingen meegenomen.

(14)

(Konstitutieve vergelijkingen zijn wiskundige vergelijkingen die gedrag van natuurlijk materiaal beschrijven) Hierbij werden twee typen

elementen gebruikt: namelijk kabel-en membraanelemkabel-entkabel-en. De kabels dienen voor de schematisering van de collageenbundels in de vliezen terwijl de membranen voor de model-vorming van de elastinelaag in de vliezen en de wanden van de sinus-holten worden toegepast. Met het numerieke model werd de invloed van de bundelstruktuur op het stati-sche mechanistati-sche gedrag van een vlies in de gesloten klep geanaly-seerd·. Daaruit blijkt dat het effekt van de bundels tweeledig is. Zij leiden de op de membraangedeelten werkende drukbelasting door naar de aortawand. Daarnaast zorgen zij voor een meer gelijkmatige

spanningsverdeling in de mem-branen. Dit wil zeggen dat in een groot gebied de minimale en maxi-male hoofdspanning in een punt gelijk zijn en overal nagenoeg dezelfde waarde hebben.

12

Het antwerp van

vi iesklepprathesen

Het zal duidelijk zijn dat in de drie, tot nu toe beschreven onderzoeks-lijnen het totale funktioneren van de aortaklep, vanaf de vliesbeweging tot en met de spanning in de vliezen, aan bod komt. Er wordt daarbij gericht gezocht naar de unieke mechanismen in de klep, die het mogelijk maken dat deze zo lang en goed kan blijven werken. Zoals in het voorgaande beschreven is, zijn kennelijk van belang:

- de vroegtijdige klepsluiting tijdens de systole door toedoen van een holte achter ieder vlies;

- de reduktie van vliesinstabiliteiten door de aanwezigheid van een ge-richte vloeistofstoming in de sinus van Valsava;

- de reduktie van vliesspanningen vlak na de klepsluiting tengevolge

Figuur 9: a. Elementenverdeling van frame en vliezen behorende bij het numerieke model van de Hancock vliesklepprothese. Het frame is gemodelleerd met balkefe-menten en de vliezen met membraan- en kabelelementen.

b. Contourp/ot van de von Mises spannings-intensiteiten in de membraanelementen van een {half] viles bij een drukverschil over het vlies van 12 kPa. Het blijkt dat de grootste waarde wordt gevonden in de buurt van het commissuurpunt. Uit f19}.

van de grote klepcompliantie; - de verlaging van spanningen in de vliezen door de beweging van de toppen van de aortaklepring; - een optimale spanningsopvang en krachtdoorleiding in de klep tenge-volge van de specifieke struktuur en weefselsamenstelli ng;

- de reduktie van buigspanningen in de vliezen door de aanwezigheid van een scharnierpunt in het vlies. Gepoogd wordt nu om aan de hand van de vergaarde kennis over de natuurlijke aortaklep specifikaties op te stellen voor het ontwerp van vliesklepprothesen. De formulering van deze specifikaties zal worden gebaseerd op de analyse van een vliesklepprothese met een numeriek model waarvan de bruikbaarheid eerst wordt geverifieerd m.b.v. expe-rimenten. Het voordeel van zo'n numeriek model is dat betrekkelijk eenvoudig het effekt van parameter-variaties kan worden gesimuleerd.

(15)

In het eerste deel van het ontwerp-onderzoek (19), stond de gesloten klep centraal. Met behulp van een numerieke analyse, gebaseerd op de elementenmethode, werden voor-spellingen gedaan omtrent de spanningsverdeling en verplaatsin-gen in een bestaande gesloten vliesklepprothese, zie figuur 9. Geometrisch niet-lineariteiten en visko-elastisch materiaalgedrag wer-den daarbij meegenomen (17). De Hancock bioprothese werd hierbij als uitgangspunt genomen. Eerst werden van deze klep de geometrie-en materiaal-parameters bepaald (16). De hierop gebaseerde nume-rieke resultaten werden experi-menteel getoetst door het in-vitro

Figuur 10: Vergroot bee/d {S100 maal! van het oppervlak van een a. op buiging be/as!

meten van de verplaatsingen van de frametoppen en het vliesmidden ge-durende een gesimuleerde hartcy-clus. Aangezien de numerieke en experimentele resultaten redelijk met elkaar in overeenstemming waren werd vervolgens het ontwik-kelde numerieke model gebruikt voor de ontwerpstudie van een nieuwe klep.

Deze nieuwe klep is in principe opgebouwd uit drie dunne vliesjes versterkt met evenwijdig lopende vezels. De vliesjes zitten direct vast aan een frame. Uit een parameter-variatie analyse, gebaseerd op de gesloten klep-toestand, volgden een aantal ontwerpspecifikaties voor deze klep: een stijf en laag frame

materiaalstrook;e en b. een onbelast strook;e. Uit de figuur blijkt dat de

calcium-waarin de vliezen zijn gemonteerd met specifieke eigenschappen voor vezel/vlies stijfheid, vezel/vlies dikte, vezelafstand, vliesgeometrie enz. Een klep hierop gebaseerd wordt momenteel uit polyetherurethaan-rubbers gemaakt en beproefd. In een vervolgonderzoek wordt de zich openende en sluitende klep geanalyseerd, waarbij ook het calcificatieprobleem een belangrijke rol zal spelen. Uit inleidende experi-menten is namelijk naar voren geko-men dat wisselende buig- en rek-variaties, zoals die optreden bij het openen en sluiten van de klep, het verkalkingsproces versnellen, zie figuur 10.

De specifikaties volgend uit de

afzetting op het belaste strook;e aanmerke-liik groter is dan op het onbelaste strook;e. Uit [19}

(16)

analyses voor de gesloten klep en de zich openende en sluitende klepdienen -gekombineerd- tot een konkrete konstruktie van een vliesklep-prothese te lei den. Parallel hieraan worden matrix- en vezelmaterialen ontwikkeld en beproefd en de hech-ting tussen beide onderzocht, om zo tot (biocompatibele) materialen te komen die zo goed mogelijk aan de gewenste eigenschappen voldoen. De ontwerp- en

materiaal-specifikaties, gekombineerd met uit de kliniek verkregen klinische eisen, dienen vervolgens uit te monden in een prototype. De weg tussen zo'n prototype en klinisch toepasbare prothese vereist tenslotte nog in-vitro en dierexperimentele evaluatie, waardoor de konstruktie nog bij-gesteld kan worden.

(17)

Literatuur:

1. J.A.E. Spaan, A.A. van Steenhoven, P.J. van der Schaar, M.E.H. van Dongen, P.T. Smulders en W.H. Leliveld:

Hydrodynamical factors causing large me-chanical tension peaks in leaflets of artifi-cial triple leaflet valves.

Trans. Am. Soc. Artif. Int. Organs., Vol. 21. 396-403, 1975.

2. A.A. van Steenhoven, MEH. van Dongen and JAE Spaan:

Two-dimensional model experiments on the closing of the aortic valve. Proc. Eur. Soc. Arm. Organs, Vol. 3, 127-131 1976. 3. AA van Steenhoven:

The closing behaviour of the aortic valve. Dissertatie Technische Hogeschool Eindho-ven, 1979.

4. A.A. van Steen hoven and M.E.H. van Dongen:

Model studies of the closing behaviour of the aortic valve.

J. Fluid Mech., Vol. 90, 21-36, 1979. 5. A.A. van Steenhoven, S.H. Liu and P.C. Veenstra:

Applications of the natural aortic valve closing mechanism to the design of heart valve prostheses.

Proc. Eur. Soc. Artit. Organs, Vol. 6, 263-267, 1979.

6. AAH.J. Sauren, W. Kuijpers, A.A. van Steen hoven and FE Veldpaus: Aortic valve histology and its relation with mechanics.

J. Siomech., Vol. 13,97-104,1980. 7. AA van Steenhoven and M.E.H. van Dongen:

The role of the trapped sinus vortex in aortic valve closure.

In: Biofluid Mechanics 2. Ed.: D.J. Schneck. New York, Plenum Publishing Corp., 317-325,1980.

8. AA van Steenhoven. C.W.J. Verlaan, PC. Veenstra and R.S. Reneman:

The closing behaviour of the natural aortic valve.

In: Basic and Clinical Aspects of Cardiac Dynamics. Eds.: J. Baan, A.C. Arntzenius and EL. Yellin. The Hague Martinus Nij hoff. Publ. 477-488, 1980. 9. AAH.J. Sauren

The mechanical behaviour of the aortic valve.

Dissertatie Technische Hogeschool Eindho-ven, 1981.

10. A.A. van Steenhoven, C.w.J. Verlaan, P.C. Veenstra and RS. Reneman:

An in-vivo cinematographic analysis of the behaviour of the aortic valve,

Am. J. Physio!., Vol. 240, H286-H292, 1981. 11. AA van Steen hoven, P.C. Veenstra and R.S. Reneman:

The effect of some hemodynamic factors on the behaviour of the aortic valve.

J. Biomech .. Vol 15, 941-950, 1982. 12. A.A. van Steenhoven, Th.J.A.G. van Duppen, J.w.G. Cauwenberg and RJ. van Renterghem:

In-vitro closing behaviour of Bjork-Shiley, St. Jude and Hancock heart valve prosthe-ses in relation to the in-vivo recorded aortic valve closure. J. Biomech., Vol. 15,841-848, 1982.

13. R.J. van Renterghem:

Aortic valve geometry during the cardiac cycle.

Dissertatie Rijksuniversiteit Limburg, 1983. 14. A.A.H.J. Sauren and E.P.M. Rousseau: A concise sensitivity analysis of the quasi-linear viscoelastic model proposed by Fung. J. Siomech. Engng. Vol. 105,92-95, 1983. 15. A.A.H.J. Sauren, M.C. van Hout, AA van Steenhoven, F.E. Veldpaus and J.D. Janssen:

The mechanical properties of porcine aortic valve tissues.

J. Biomech., Vol. 16,327-337, 1983.

16. E.P.M. Rousseau, A.A.H.J. SalJren, M.C. van Hout and A.A. van Steenhoven: Elastic and viscoelastic material behaviour of fresh and glutaraldehyde-treated porcine aortic valve tissue.

J. Biomech, Vol. 16, 339-348, 1983. 17. E.P.M. Rousseau, AA van Steenhoven, A.A.H.J. Sauren and RJ. van Renterghem: A numerical model for the analysis of the mechanical behaviour of a leaflet valve prostheses.

ASME-1983 Siomech. Symp., AMD, Vol. 56, 217-220, 1983

18. E.P.M. Rousseau, A.P.C. van der Ven, A.A. van Steenhoven and JM. Seroo: Design of a system for the accelerated loa ding of heart valve prostheses. J. Biomech., Vol. 17, 145-153, 1983.

19. EP.M. Rousseau:

Mechanical specifications for a closed leaf-let valve prosthesis.

Dissertatie Technische Hogeschool Eindho-ven, 1985.

20. A.A. van Steenhoven and M.EH. van Dongen:

Model studies of the aortic pressure rise just after valve closure.

(18)

16

Kolofon

Kenmerk: BMGT 86.094 Tekst:

Dr.ir. A.A. van Steenhoven

Ing. M. Verduin Redaktie: C. Selman Ontwerp: H. Bommelje Vormgeving en druk:

Stafgroep Reproduktie en Fotografie Technische Hogaschool Eindhoven Projektburo voor Biomedische en Gezondheids-technologie Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon (040)472008

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Door uw behandelend arts bent u doorverwezen naar de afdeling Radiologie voor een CT-scan.. De CT-scanner is een

In de laatste 12-maandelijkse periode (augustus 2001 t/m juli 2002) is de gemiddelde arbeidsopbrengst inmiddels gezakt naar 49 euro per 1.000 kg afgeleverd gewicht. Gezien de

Scaphander lignarius (Linné, 1758) Cylichna cylindracea (Pennant, 1777) Volvulellaacuminata (Bruguière, 1792) Astarte corbuloides galeotti Nyst, 1835 Turritella incrassata Sowerby,

Ook voor andere personen worden deze gegevens in de RNI bijgehouden, het is echter niet altijd duidelijk waar deze wijzigingen doorgegeven kunnen worden.. Oplossingen met

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Bovendien kan een toevertrouwd belang volgens de memorie van toelichting niet alleen zijn gelegen in rechtstreeks uit de wet verkregen taken, maar even- eens in

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke