• No results found

Overeenstemming tussen steunbehoefte en gekregen steun : de invloed op verbondenheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overeenstemming tussen steunbehoefte en gekregen steun : de invloed op verbondenheid"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Overeenstemming tussen Steunbehoefte en Gekregen Steun: De Invloed op Verbondenheid

Bachelor These Sociale Psychologie Marjolein Jonker

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10788190 Opleiding: Psychologie Begeleider: Lisanne Pauw Datum: 2 juni 2017

Aantal woorden Abstract: 146 Totaalaantal woorden: 4989

(2)

Abstract

Een gevoel van verbondenheid is relevant voor het menselijk welzijn. In deze studie werd gekeken of een toegenomen overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun, leidt tot een toegenomen verbondenheid. Alle deelnemers (n = 104) werden gekoppeld. Binnen elk koppel kregen beide deelnemers een rol toegewezen (deler vs. luisteraar).

Daarnaast kreeg de deler een emotie toegewezen om te delen (bezorgdheid vs. boosheid). De deler en de luisteraar voerden vervolgens een gesprek, waarbij de deler over een (bezorgde of boze) emotionele gebeurtenis vertelde. Bij de deler werd voorafgaand aan het gesprek de steunbehoefte gemeten en na afloop de gekregen steun en verbondenheid. Overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun bleek niet van invloed op de verbondenheid. Het idee dat het bieden van juiste steun de verbondenheid versterkt, werd daarmee niet ondersteund. Alternatieve verklaringen voor het uitblijven van het verwachte effect worden besproken in de discussie.

(3)

Overeenstemming tussen Steunbehoefte en Gekregen Steun: De Invloed op Verbondenheid

Mensen zijn in tijden van dreiging en stress geneigd om samen te komen en op deze manier steun aan elkaar te geven en van elkaar te ontvangen (Taylor, 2006). Een voorbeeld van een stressvolle situatie is de terroristische aanslag in New York op 11 september 2001 (Galea et al., 2002). Omwonenden zochten na deze gebeurtenis dan ook steun bij anderen, zoals hun vrienden en familie (Stein et al., 2004). Dat mensen zich op anderen richten in tijden van stress kan mogelijk worden verklaard door de voordelen van sociale steun. Zo komt sociale steun de gezondheid ten goede, doordat het de psychologische en materiële middelen biedt die nodig zijn bij de omgang met stress. Sociale steun werkt als een soort stress-buffer (Cohen, 2004; Cohen, Underwood & Gotlieb, 2000). De menselijke neiging om anderen op te zoeken speelt niet alleen in tijden van stress, maar is de uiting van een dieper gewortelde menselijke behoefte aan verbondenheid (Baumeister & Leary, 1995; Maner, DeWall,

Baumeister & Schaller, 2007; Mead, Baumeister, Stillman, Rawn & Vohs, 2011). Een gebrek aan verbondenheid heeft schadelijke gevolgen voor het fysieke en mentale welzijn (Cacioppo & Cacioppo, 2014). Zo zijn mensen die het gevoel van verbondenheid missen vatbaarder voor angst, een laag zelfvertrouwen en interpersoonlijk wantrouwen (Lee & Robbins, 1998;

McGraw; Moore, Fuller & Bates, 2008). Bovendien blijken sociaal geïsoleerde individuen bijna twee keer zo veel kans te hebben op medische complicaties, in vergelijking tot individuen met betekenisvolle sociale relaties (Boden-Albala, Litwak, Elkind, Rundek & Sacco, 2005). Eenzaamheid wordt dan ook gerelateerd aan een toegenomen sterfterisico (Luo, Hawkley, Waite, Cacioppo, 2012; Shiovitz-Ezra & Ayalon, 2010). Kortom, voor het

menselijk welzijn is van belang dat de behoefte aan verbondenheid wordt vervuld. Uit eerder onderzoek blijkt dat het delen van emoties de verbondenheid ten goede komt. Allereerst is aangetoond dat het delen van emoties en gedachten de verbondenheid

(4)

tussen mensen positief beïnvloedt (Laurenceau, Barrett, & Rovine, 2005). Tevens is

aangetoond dat het delen van emoties via digitale communicatie een positieve invloed heeft op de verbondenheid (Janssen, IJsselsteijn & Westerink, 2014). Daarnaast blijkt dat mensen die zichzelf onthullen via emoties, meer geliefd worden dan mensen die dit niet doen (Collins & Miller, 1994). Verder blijkt dat het onderdrukken van emoties juist negatieve gevolgen heeft voor de verbondenheid (Butler et al., 2003).

Bij het delen van emoties kunnen mensen uit zijn op twee verschillende soorten steun, namelijk cognitieve steun of socio-affectieve steun. Socio-affectieve steun is gericht op het verminderen van stress (bijv. troosten). Cognitieve steun is daarentegen gericht op het omgaan met de negatieve ervaring (bijv. herinterpretatie) (Rimé, 2009). Volgens de stress-support hypothese is sociale steun enkel effectief in het reduceren van emotionele spanning, als de steun overeenkomt met de steunbehoefte van het individu aan wie de steun gegeven wordt (Cohen & McKay, 1984; Lakely & Cohen, 2000). Uit het onderzoek van Horowtiz (2001) bleek inderdaad dat individuen met een cognitieve steunbehoefte een hogere tevredenheid hadden na een reactie die cognitieve steun bood, dan na een reactie die socio-affectieve steun bood. Omgekeerd hadden individuen met een socio-socio-affectieve steunbehoefte juist een hogere tevredenheid na een reactie die socio-affectieve steun bood. Bij het delen van emoties is het dus van belang dat de steun die de luisteraar biedt, overeenkomt met de

steunbehoefte van de deler.

Er zijn aanwijzingen dat deze overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun, net als het delen van emoties, een positieve invloed heeft op de

verbondenheid. Zo bleek uit een onderzoek dat de deler een grotere behoefte had om in de toekomst tijd door te brengen met de luisteraar, als de gekregen steun overeenkwam met de steunbehoefte van de deler (Horowitz et al., 2001). Bovendien werd in een ander onderzoek de luisteraar negatiever beoordeeld door de deler, indien bij het delen van de emotie woede de

(5)

gekregen steun niet overeenkwam met de steunbehoefte van de deler (Wetzer, Zeelenberg & Pieters, 2007).

Andere aanwijzingen voor het idee dat het bieden van de juiste steun een positieve invloed heeft op de verbondenheid, komen naar voren in de literatuur over empathische accuraatheid. Empathische accuraatheid wordt gedefinieerd als het vermogen om nauwkeurig de gedachten en gevoelens van een ander af te leiden (Ickes, 1993). Dit vermogen maakt het mogelijk om iemand zijn steunbehoefte af te leiden en dus om iemand de juiste steun te geven. Onderzoek suggereert dat empathische accuraatheid, en daarmee dus het vermogen om de juiste steun te geven, een positieve invloed heeft op de verbondenheid. Zo wordt

empathische accuraatheid positief gerelateerd aan relatietevredenheid, intimiteit en het onthullen van problemen (Thomas & Fletcher, 2003). Daarnaast zorgt een hoge empathische accuraatheid voor minder conflict (Kilpatrick, Bissonnette & Rusbult, 2002), terwijl een lage empathische accuraatheid juist wordt gerelateerd aan agressie (Cohen, Schulz, Liu, Halassa & Waldinger, 2015).

Ondanks aanwijzingen voor het idee dat een toegenomen overeenstemming tussen de steunbehoefte van de deler en de gekregen steun van de luisteraar de verbondenheid versterkt, is hier vooralsnog geen onderzoek naar gedaan. Het huidige onderzoek is er dan ook op gericht om deze hypothese empirisch te ondersteunen. Hierbij zal worden gekeken naar de emoties bezorgdheid en boosheid, omdat er bij deze emoties verschillende steunbehoeftes worden verwacht. Aangezien boosheid ontstaat wanneer iemand denkt dat een negatieve situatie andermans schuld is (Smith & Lazarus, 1993), willen boze mensen graag bevestiging (Wetzer et al., 2007). Deze bevestiging biedt troost, omdat het verifieert dat de negatieve situatie de schuld van iemand anders is. Troost is gericht op het verminderen van de ervaren stress en valt daarmee onder socio-affectieve steun. In tegenstelling tot boosheid, is bij bezorgdheid een cognitieve steunbehoefte aannemelijker. Bezorgdheid wordt gekenmerkt

(6)

door oncontroleerbare negatieve gedachten over mogelijke dreigingen (Hirsch, Perman, Hayes, Eagleson, & Mathews, 2015). Cognitieve steun kan hier goed op inspelen, doordat het bieden van een oplossing of herinterpretatie de dreiging kan wegnemen en daarmee de

gedachten kan doen verdwijnen.

In dit onderzoek werd gekeken naar de invloed van de overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun op de verbondenheid. Om te meten of de invloed verschilde per steunbehoefte (socio-affectief vs. cognitief), werd gebruik gemaakt van de emoties bezorgdheid en boosheid. De deelnemers werden gekoppeld en binnen ieder koppel kreeg elke deelnemer een rol toegewezen (deler vs. luisteraar). De deler kreeg daarbij ook nog een emotie (bezorgdheid vs. boosheid) toegewezen. Vervolgens voerden de deler en de

luisteraar een gesprek, waarbij de deler vertelde over een (bezorgde of boze) emotionele gebeurtenis. Voorafgaand aan het gesprek werd bij de deler de steunbehoefte gemeten en na afloop werd middels dezelfde vragen de gekregen steun gemeten. Tevens werd bij de deler na afloop de verbondenheid gemeten. De overeenstemming werd berekend door de

steunbehoefte af te trekken van de gekregen steun. Er werd verwacht dat een toegenomen overeenstemming zou leiden tot een toegenomen verbondenheid. Dit zou betekenen dat het vervullen van de juiste steunbehoefte de verbondenheid tussen mensen kan versterken. Deze versterkte verbondenheid kan indirect weer positieve gevolgen hebben voor het menselijk welzijn (Holt-Lunstad, Smith & Layton, 2010)

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden in totaal 104 mensen mee, waarvan 32 mannen en 72 vrouwen. De leeftijd (minimaal 18) varieerde tussen de 18 en 67 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 23.9 jaar (SD = 8.44). De deelnemers zijn grotendeels geworven via het LAB van

(7)

de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, een plek waar mensen zich kunnen aanmelden voor onderzoeken van Psychologie of Communicatiewetenschap. Daarnaast zijn enkele deelnemers geworven via kennissen van de proefleiders, promotie via sociale media en promotie bij eerste en tweedejaars psychologietentamens. Ter beloning ontvingen deelnemers tien euro of één participatiepunt (voor eerstejaarsstudenten).

Deelnemers die aan elkaar gekoppeld werden mochten elkaar niet kennen en hier werd vooraf naar geïnformeerd. Elk koppel kreeg een emotie toegewezen (bezorgdheid vs.

boosheid). Dit gebeurde om en om, waarbij het eerste koppel begon met de emotie

bezorgdheid. Verder is er gekozen om enkel deelnemers van hetzelfde geslacht aan elkaar te koppelen. Uit eerder onderzoek blijken vrouwen accurater in het beoordelen van emotionele betekenissen (Hall & Matsumoto, 2004) en sensitiever voor andermans emotionele behoeften (Neff & Karney, 2005). Als gevolg zou een gesprek tussen een man en een vrouw anders kunnen verlopen dan een gesprek tussen twee vrouwen of twee mannen. Om dit te voorkomen is er voor gekozen om de deelnemers te koppelen op basis van geslacht.

Procedure

Deelnemers die interesse toonden via LAB werden per e-mail benaderd met de vraag naar hun leeftijd, geslacht en beschikbaarheid. Op basis van geslacht werden deelnemers met gelijke beschikbaarheden aan elkaar gekoppeld. Het onderzoek werd uitgevoerd door vijf psychologie studenten, die afwisselend de proefleider rol op zich namen. Bij elk koppel werd een proefleider ingedeeld die beide deelnemers niet kende. Om ervoor te zorgen dat alle de proefleiders hetzelfde zouden zeggen, werd er gebruik gemaakt van een proefleidersscript, zie Appendix A.

Koppels kwamen op de afgesproken tijd naar het lab, waar de proefleider zich voorstelde en willekeurig de rollen (deler vs. luisteraar) tussen de proefpersonen verdeelde.

(8)

Vervolgens werd eerst de deler naar zijn testkamer gebracht. In de testkamer vertelde de proefleider dat het onderzoek over emoties ging, dat er een gesprek met de medeparticipant gevoerd zou worden en dat dit zou worden opgenomen. Vervolgens kon de deler eerst de informed consent lezen. Indien akkoord werd gegaan, kon worden doorgeklikt naar een pagina waar werd gevraagd om een (bezorgde of boze) emotionele gebeurtenis te beschrijven waar iemand nog steeds mee zat. Na het beschrijven van de gebeurtenis werd de

manipulatiecheck ingevuld.1 Tenslotte werd er geïnformeerd naar de steunbehoeften. In totaal duurde dit ongeveer tien minuten. In de tussentijd werd de luisteraar opgehaald en naar zijn testkamer gebracht. In de testkamer werd dezelfde uitleg gegeven waarna de luisteraar enkel de informed las.2 Dit duurde in totaal slechts enkele minuten.

Zodra de deelnemers klaar waren, werden zij naar de gesprekskamer gebracht. Zodra beide deelnemers in de gesprekskamer zaten, kregen ze een kennismakingsopdracht van vijf minuten om aan de situatie te wennen. Hierbij werd vermeld dat dit nog niet werd

opgenomen. Na vijf minuten kwam de proefleider terug met de instructies voor de echte taak. Allereerst vermeldde de proefleider dat de deler een emotionele gebeurtenis zou gaan

vertellen en de luisteraar zou proberen te reageren zoals in het dagelijks leven. Daarnaast werd vermeld dat er acht minuten de tijd was en dat er een startsignaal zou klinken als de deelnemers konden beginnen. Na acht minuten zou een eindsignaal klinken, waarna er nog een minuut de tijd was om het gesprek af te ronden. Tenslotte vertelde de proefleider dat er niet werd meegeluisterd. Vervolgens werd de camera aangezet. Hierbij werd nogmaals geïnformeerd dat de proefpersonen konden beginnen wanneer het startsignaal klonk, waarna de proefleider de kamer verliet.

1

Op de meting van de deler voorafgaand aan het gesprek werd ook geïnformeerd naar de recentheid van de gedeelde emotie, of de emotie al eerder gedeeld was en naar de huidige stemming. Daarnaast werden er ook een aantal algemene vragen gesteld. Deze metingen zijn niet relevant voor dit onderzoek en worden daarom verder niet behandeld.

2

Op de meting van de luisteraar voorafgaand aan het gesprek werden na de informed consent ook enkele algemene vragen gesteld. Daarnaast werd geïnformeerd naar de huidige stemming. Deze metingen zijn niet relevant voor dit onderzoek en worden daarom verder niet behandeld.

(9)

Na het gesprek kwam de proefleider de kamer weer binnen. De proefleider liet nu weten dat het onderzoek individueel verder ging en dat na afloop in de vragenlijst de

eventuele behoefte aan verder contact kon worden aangegeven. Ditmaal bracht de proefleider de luisteraar eerst naar zijn testkamer.3 Intussen werd de deler opgehaald en naar zijn

testkamer gebracht. Hier vulde de deler de items met betrekking tot verbondenheid en de gekregen steun in.4 Beide deelnemers konden na afloop van de vragen aangeven of ze behoefte hadden aan nader contact met de andere deelnemer. Vervolgens keken zowel de luisteraar als de deler individueel het gesprek terug.5 Na afloop volgde een korte debriefing op het scherm. Als de deelnemers klaar waren, konden zij de proefleider ophalen. De proefleider informeerde vervolgens naar hoe de deelnemer het onderzoek vond en beloonde hem of haar met geld of een participatiepunt. In totaal waren beide deelnemers ongeveer een uur bezig.

Materialen

Toegewezen rol en emotie. Het onderzoek bestond uit twee manipulaties, de

toegewezen rol (deler vs. luisteraar) en de toegewezen emotie (bezorgdheid vs. boosheid). Dit maakt dat er vier verschillende condities waren, de deler conditie, de

bezorgd-luisteraar conditie, de boos-deler conditie en de boos-bezorgd-luisteraar conditie. De deler kreeg afhankelijk van de conditie de instructie om te vertellen over een bezorgde of boze emotionele gebeurtenis, die nog steeds de betreffende emotie opriep. De luisteraar kreeg altijd de

3 Hier werden de items met betrekking tot de verbondenheid, algehele stemming, de ervaren voordelen van het gesprek en het

zelfvertrouwen ingevuld. Aangezien niet wordt gekeken naar de resultaten van de luisteraar, zijn items niet relevant voor deze studie en worden daarom niet verder behandeld.

4

Hier werden ook de items met betrekking tot de algehele stemming, de ervaren voordelen van het gesprek en het zelfvertrouwen ingevuld. Deze items zijn niet relevant voor deze studie en worden daarom niet verder behandeld.

5

Elke 20 seconden werd het beeld stilgezet en konden drie vragen worden beantwoord. Er werd eerst een keer geoefend met een proefsessie van een fragment. Na de proefsessie startte de proefleider de echte versie, en deze duurde in totaal iets langer dan acht minuten.

(10)

instructie om te reageren zoals in het dagelijks leven. In elke conditie werd het gesprek opgenomen en later door beide deelnemers individueel teruggekeken.6

Steunbehoefte. Voorafgaand aan het gesprek werd de steunbehoefte van de deler gemeten met behulp van acht items. De items beschreven elk gedragingen van de luisteraar. Er werd geïnformeerd in hoeverre de deler zou willen dat de luisteraar deze gedragingen zou vertonen tijdens het delen van de emotionele gebeurtenis. Bij ieder item kon antwoord worden gegeven op een continue schaal van absoluut niet (0) tot zeer sterk (100). Uit een principale componenten analyse (PCA) bleek dat er onderscheid kon worden gemaakt tussen een socio-affectieve steun schaal (α = .88) en een cognitieve steun schaal (α = .82). Beide schalen bestonden uit vier items. Per schaal wordt een gemiddelde berekend, waarbij hoge scores indicatie geven voor een hoge steunbehoefte en lage scores indicatie voor een lage

steunbehoefte. Een voorbeeld item uit de socio-affectieve schaal is ‘medeleven toont’ en een voorbeeld item uit de cognitieve schaal is ‘u helpt om anders naar de situatie te kijken’. Zie Appendix B voor alle items per schaal.

Gekregen steun. Middels dezelfde acht items waarmee de steunbehoefte werd gemeten, werd na afloop van het gesprek bij de deler de gekregen steun gemeten. Nu werd echter geïnformeerd naar in hoeverre de luisteraar dit gedrag volgens de deler daadwerkelijk had vertoond.7 Opnieuw kon er bij ieder item antwoord worden gegeven op een continue schaal van absoluut niet (0) tot zeer sterk (100). Wederom bleek uit een PCA dat er

onderscheid gemaakt kon worden tussen een socio-affectieve steun schaal (α = .84) en een cognitieve steun schaal (α = .88). Ook nu wordt er per schaal een gemiddelde berekend,

6

Het gesprek werd teruggekeken in het programma Presentation. Elke 20 seconden werd het filmfragment stilgezet en beantwoordden de deelnemers drie vragen m.b.t. socio-affectieve, cognitieve steun en emotionele intensiteit. Hierbij gaf de deler aan welke steun hij/zij kreeg en de luisteraar aan welke steun hij/zij dacht te geven. Op deze manier konden eventuele mismatches in gegeven en gekregen steun worden ontdekt. Deze data zijn niet gebruikt in de huidige studie en zullen daarom verder niet worden toegelicht.

7

Op eenzelfde manier is tijdens de nameting gekeken naar in hoeverre de luisteraar zelf vond dat hij/zij deze gedragingen had vertoond, om eventuele discrepanties hiertussen te kunnen ontdekken. Daarnaast werd zowel bij de luisteraar als bij de deler op de nameting ook geïnformeerd naar de algehele stemming, de ervaren voordelen van het gesprek en het

(11)

waarbij hoge scores indicatie geven voor veel gekregen steun en lage scores indicatie voor weinig gekregen steun. De schalen bestonden uit dezelfde items als de schalen bij de steunbehoefte, zie wederom Appendix B voor een overzicht.

Overeenstemming. De overeenstemming werd gemeten aan de hand van de verschilscores per subschaal. Deze verschilscores werden berekend door de gemiddelde steunbehoefte per subschaal af te trekken van de gemiddelde gekregen steun per subschaal. Om de interpretatie eenvoudiger te maken worden de negatieve scores positief gemaakt, waarna deze positieve scores zullen worden afgetrokken van 100. Na omscoring lopen de verschilscores van 0 tot en met 100, waarbij lage scores indicatie geven voor een lage overeenstemming en hoge scores indicatie voor een hoge overeenstemming.

Verbondenheid. Verbondenheid tussen de deler en de luisteraar werd gemeten met de

Inclusion of Others in the Self (IOS) (Aron, Aron & Smollan, 1992). De IOS bestaat uit een

item: ‘selecteer de afbeelding die het best jouw relatie met de andere participant beschrijft’. In de afbeeldingen werd zowel het zelf als de ander afgebeeld in de vorm van een cirkel. Hierbij waren zeven antwoordmogelijkheden, waarbij de cirkel van het zelf en de cirkel van de ander geheel uit elkaar stonden (1) tot bijna geheel overlapten (7). Hoge scores geven een indicatie voor een sterke verbondenheid en een lage score een indicatie voor een zwakke

verbondenheid. De IOS is een heel eenvoudige, zeer repliceerbare en psychologisch erg betekenisvolle meting, wat de meting erg geschikt maakt om op eenvoudige wijze de verbondenheid tussen mensen vast te stellen (Gächter, Starmer, Tufano, 2015).

Manipulatiecheck. Om te controleren of de manipulatie van de toegewezen emotie succesvol was werd er bij de deler een manipulatiecheck afgenomen. De check bestaat uit zes items met de volgende omschrijving: ‘geef aan in welke mate u op dit moment de

onderstaande emoties voelt wanneer u nu (terug)denkt aan de beschreven situatie’. De deler noteerde op een continue schaal van helemaal niet (0) tot zeer sterk (100) in hoeverre de

(12)

volgende emoties van toepassing waren ‘boosheid’, ‘schuld’, ‘verdriet’, ‘angst’, ‘schaamte’ ‘bezorgdheid’. Voor elke emotie kan de score variëren van 0 tot 100, waarbij lage scores indicatie geven voor een zwak ervaren emotie en hoge scores indicatie geven voor een sterk ervaren emotie.

Kennismakings-opdracht. Deze opdracht bestond uit een lijst met tien Dinsdag Dilemma’s, dit zijn dillema’s met twee zaken die even (on)aantrekkelijk zijn. Deelnemers kregen de instructies om samen per dilemma te overleggen waar ze voor zouden kiezen en waarom. Hiervoor kregen ze vijf minuten de tijd.

Resultaten

Aan het onderzoek deden 104 deelnemers mee, waarvan een helft de rol van de deler en een helft de luisteraar-rol vervulde. Aangezien in dit onderzoek alleen de gegevens van de deler relevant waren, zijn alleen de gegevens van de 52 delers meegenomen in de data-analyse.

Om te achterhalen of de manipulatie van de toegewezen emotie succesvol was, is een mixed ANOVA uitgevoerd met één tussen-deelnemer variabele conditie (bezorgdheid, boosheid) en één binnen-deelnemer variabele emotie (boosheid, schuld, verdriet, angst, schaamte, bezorgdheid).8 Uit Mauchly’s test bleek dat de assumptie van sphericiteit

geschonden was, X2(14) = 25.38, p = .031. Om hiervoor te corrigeren is er gekeken naar de Huynh-Feldt waarde (HF = .92) en naar de Greenhouse-Geisser waarde (GG = .82). Op basis van deze waarden is gekozen om het aantal vrijheidsgraden te corrigeren met een Huynh-Feldt correctie. Uit de variantieanalyse bleek een significant hoofdeffect van emotie, F (4.58, 229.15) = 17.12, p < .001, = .25. De belangrijkste bevinding was echter dat er ook een

8

Er werd voldaan aan de assumptie van gelijke varianties tussen de groepen bij de emoties verdriet, angst, schaamte en bezorgdheid (p > .213). Er was echter geen sprake van gelijke varianties bij de emoties boosheid en schuld (p < .019). Daarnaast werd in de bezorgdheidconditie voldaan aan de assumptie van normaliteit bij de emotie verdriet (p = .086), maar werd deze assumptie geschonden bij de andere emoties (p < .017). In de boosheidconditie werd aan de assumptie van normaliteit voldaan bij de emoties boosheid en bezorgdheid (p > .115). De overige emoties weken opnieuw af van een normale verdeling (p < .015).

(13)

significante interactie bestond tussen emotie en conditie, F (4.58, 220.15) = 5.37, p <.001, η2

= .10.

Om de gevonden interactie verder te ontleden, is er een simple effects analyse

uitgevoerd. Uit deze analyse bleek dat deelnemers in de bezorgdheidconditie significant meer bezorgdheid ervoeren dan schuld, angst en schaamte (p < .001). Ondanks dat deelnemers gemiddeld wel meer bezorgdheid ervoeren, was dit niet significant meer dan van de ervaren boosheid (p = .614) en verdriet (p = .464). De bezorgdheidsmanipulatie kan dus worden gezien als gedeeltelijk geslaagd, zie Tabel 1 voor alle gemiddelden. De boosheidsconditie lijkt daarentegen wel volledig geslaagd, aangezien deelnemers in deze conditie significant meer boosheid ervoeren dan alle andere emoties (p < .030). Zie wederom Tabel 1 voor alle gemiddelden. Het is bij het interpreteren van de resultaten echter relevant om in het

achterhoofd te houden dat er een aantal assumpties geschonden zijn, en de resultaten daarom niet te stellig kunnen worden opgevat.

Tabel 1

Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor de Emoties per Conditie

(Bezorgdheid of Boosheid)

Conditie Bezorgdheid Boosheid

Boosheid 44.12 (35.64) 66.81(16.44) Schuld 27.00 (30.84) * 15.62 (21.20) * Verdriet 45.19 (29.77) 45.62 (33.42) * Angst 33.54 (28.94) * 21.73 (27.26) * Schaamte 24.08 (31.39) * 26.54 (29.71) * Bezorgdheid 61.46 (26.32) 37.27 (25.76) * Noot. N is 52 en * = p <.050.

(14)

Na de manipulatiecheck werd twee keer een principale factor analyse (PCA)

uitgevoerd om te achterhalen of zowel de items die de steunbehoefte maten als de items die de gekregen steun maten, laadden op de juiste schalen. Zowel uit de PCA over de steunbehoefte als de PCA over de gekregen steun bleek dat er onderscheid kon worden gemaakt tussen een socio-affectieve schaal en een cognitieve schaal, zie Tabel 2 voor de factorladingen.

Tabel 2

Factorladingen Item 1 t/m Item 8 voor Steunbehoefte en Gekregen Steun na Promax-rotatie.

Noot. N is 52. SAS betekent socio-affectieve schaal en CS betekent cognitieve schaal.

Om de hypothese te toetsen dat een toegenomen overeenstemming tussen de

steunbehoefte en de gekregen steun een positieve invloed heeft op de verbondenheid werd een multipele regressie uitgevoerd. De afhankelijke variabele was hierbij de score op de IOS. De onafhankelijke variabelen waren de overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun, apart voor socio-affectieve en cognitieve steun. Bij het controleren van de assumpties

Items Steunbehoefte SAS Steunbehoefte CS Gekregen steun CS Gekregen steun SAS 1. Medeleven toont .88 - - .91 2. Begrip toont .89 - - .96

3. U helpt om anders naar de situatie te kijken - .89 .93 -

4. Empathie toont .90 - - .88

5. U helpt om betekenis te vinden in wat er is gebeurd - .63 .71 -

6. Een perspectief van buitenaf biedt - .88 .89 -

7. Steun biedt .74 - - .52

8. Wat er gebeurd is in perspectief plaatst - .84 .88 -

Eigenwaarde 3.81 1.89 3.86 2.18

(15)

bleek dat de residuen in enige mate afweken van een normale verdeling en dat het verband niet krachtig lineair was. Er werd daarentegen wel duidelijk voldaan aan de assumptie van multicollineairiteit en homocedasticiteit. Verder liet de Durbin-Watson test zien dat de residuen onafhankelijk van elkaar waren. Doordat de belangrijkste assumpties (normaliteit en lineairiteit) echter twijfelachtig waren, zullen de resultaten toch voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd.

De resultaten van de multipele regressie lieten tegen verwachting zien dat de

overeenstemming geen voorspeller was van de verbondenheid tussen mensen, R2 = 0.3%; F (2, 49) = .08, p = .923. Zowel de overeenstemming bij cognitieve-steun (ß = .02, t = 0.16, p = .871), als de overeenstemming bij socio-affectieve steun (ß = .05, t = 0.34, p = .735), bleken niet van invloed op de verbondenheid.

Discussie

In deze studie werd gekeken naar de invloed van de overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun op de verbondenheid tussen mensen. Tegen verwachting in bleek dat de overeenstemming niet van invloed was op de verbondenheid. Het idee dat het vervullen van de juiste steunbehoefte de verbondenheid tussen mensen zou kunnen

versterken, werd met deze resultaten dus niet bevestigd.

Eerder onderzoek suggereert dat alleen steun die overeenkomt met de steunbehoefte effectief is in het reduceren van emotionele spanning (Cohen et al., 1984; Horowitz, 2001; Lakely et al., 2000), en biedt aanwijzingen dat steun in overeenstemming met de

steunbehoefte de verbondenheid tussen mensen kan versterken (Cohen et al., 2015; Horowitz, 2001; Kilpatrick et al., 2002; Thomas et al., 2003; Wetzer et al., 2007). In dit onderzoek werd geen ondersteuning gevonden voor deze aanwijzingen. Er zijn echter wel een aantal

(16)

Allereerst is het mogelijk dat mensen zich bewust waren van de gegeven steun. Het idee is dat naarmate de gekregen steun meer overeenkomt met de steunbehoefte, de

effectiviteit van de gegeven steun toeneemt en daardoor mogelijk de verbondenheid. Dit betekent dat de gegeven steun effectief moet zijn om een positieve invloed op verbodenheid te kunnen vinden. Er zijn echter onderzoeken die stellen dat alleen onzichtbare (onbewuste) steun, steun waarvan het individu niet doorheeft dat hij het krijgt, effectief is. Zichtbare (bewuste) steun zou daarentegen juist negatieve gevolgen hebben, zoals het ervaren van meer stress (Bolger & Amarel, 2007; Bolger et al., 2000). Doordat er in dit onderzoek voorafgaand aan het gesprek al werd geïnformeerd naar de steunbehoefte, is het goed mogelijk dat

deelnemers zich hierdoor tijdens het gesprek bewust waren van de steun die aan hen werd gegeven. Gegeven de hierboven beschreven bevindingen, zou dit kunnen betekenen dat de ontvangen steun daardoor minder effectief werd, met als gevolg het uitblijven van een positieve invloed op de verbondenheid.

Een andere alternatieve verklaring voor de gevonden resultaten is dat de participanten elkaar niet kenden. Aanwijzingen uit de literatuur voor het idee dat een toegenomen

overeenstemming leidt tot een toegenomen verbondenheid zijn grotendeels gevonden onder mensen die elkaar al goed kennen (Cohen et al., 2015; Kilpatrick et al., 2002; Thomas et al., 2003). Mensen die elkaar goed kennen zijn waarschijnlijk al in redelijke mate met elkaar verbonden, in tegenstelling tot mensen die elkaar nog niet eerder hebben gezien. Wellicht kan de overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun enkel de bestaande

verbondenheid tussen mensen versterken, maar niet uit zichzelf verbondenheid creëren of een beginnende verbondenheid tussen mensen versterken.9

Tot slot kan het uitblijven van een positief effect mogelijk worden verklaard door een verkeerde inschatting van de steunbehoefte. Voorafgaand aan het gesprek vulden de delers

9

De gemiddelde verbondenheid was 3.56 (SD = 1.29) op een schaal met een minimale score van één en een maximale score van zeven.

(17)

hun steunbehoefte in. Uit de literatuur blijk dat mensen in een cold state (emotioneel niet opgewonden) moeite hebben met het inschatten van hun voorkeuren en behoeften in een hot

state (emotioneel opgewonden). Dit wordt ook wel de hot-cold empathy gap genoemd

(Loewenstein, 1996). Het is mogelijk dat de deelnemers tijdens het invullen van de steunbehoefte emotioneel niet erg opgewonden waren, maar dat er wel sprake was van emotionele opwinding tijdens het vertellen van de emotionele gebeurtenis. Dit maakt het mogelijk dat deelnemers voorafgaand aan het gesprek niet goed instaat waren om in te schatten welke steunbehoefte zij tijdens het gesprek zouden hebben. Als gevolg kunnen de steunbehoeftes onjuist zijn ingevuld, waardoor de gemeten overeenstemming geen goede indicatie is van vervulde steunbehoeften.

Verder zijn er naast deze alternatieve verklaringen voor de resultaten ook een aantal methodologische kanttekeningen die benoemd moeten worden. Allereerst waren er een aantal belangrijke assumpties twijfelachtig bij de hoofdanalyse (lineairiteit, normaliteit). Om deze reden zullen deze resultaten voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Daarnaast is er in het onderzoek niet gekeken naar de resultaten van de luisteraar. Mogelijk bestaan er

mispercepties tussen de steun die de luisteraar denkt te geven en de steun die de deler denkt te ontvangen (Bolger et al., 2007). Hierdoor kan het zo zijn dat de luisteraar wel de juiste steun tracht te geven, maar dit niet zo overkomt op de deler.

In vervolgonderzoek zouden meer proefpersonen kunnen worden meegenomen, om schending van assumpties te voorkomen. Bovendien kan de steun die de luisteraar denkt te geven worden vergeleken met de steun die de deler denkt te ontvangen, om te controleren voor eventuele mispercepties. Verder is het interessant om de steunbehoefte net als de gekregen steun na afloop van het gesprek te meten. Aangezien de deler zich direct na het gesprek waarschijnlijk nog in een hot state bevindt, kunnen op deze manier verkeerde inschattingen vanuit een cold state worden voorkomen. Daarbij kan het na afloop meten van

(18)

de steunbehoefte ook eventuele bewustwording van gekregen steun tijdens het gesprek voorkomen. Tot slot is het interessant om onderscheid te maken tussen deelnemers die elkaar wel en niet kennen, om te controleren of dit van invloed is.

Voorlopig is de conclusie dat overeenstemming tussen de steunbehoefte en de gekregen steun geen positieve invloed heeft op de verbondenheid tussen mensen. Echter, alternatieve verklaringen en methodologische tekortkomingen sluiten niet uit dat deze invloed toch bestaat. Vervolgonderzoek is belangrijk, omdat wanneer het geven van de juiste steun de verbondenheid tussen mensen versterkt, dit positieve gevolgen kan hebben voor het menselijk welzijn (Holt-Lunstad et al., 2010).

(19)

Literatuurlijst

Aron, A., Aron, E. N., & Smollan, D. (1992). Inclusion of other in the self scale and the structure of interpersonal closeness. Journal of Personality and Social

Psychology, 63, 596-612. doi:10.1037/0022-3514.63.4.596

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, 497- 529.doi:10.1037/0033-2909.117.3.497

Boden-Albala, B., Litwak, E., Elkind, M. S. V., Rundek, T., & Sacco, R. L. (2005). Social isolation and outcomes post stroke. Neurology, 64, 1888-1892.doi:10.1212/01.WNL. 0000163510.79351

Bolger, N., & Amarel, D. (2007). Effects of social support visibility on adjustment to stress: Experimental evidence. Journal of Personality and Social Psychology, 92, 458-475. doi:10.1037/0022-3514.92.3.458

Bolger, N., Zuckerman, A., & Kessler, R. C. (2000). Invisible support and adjustment to stress. Journal of Personality and Social Psychology, 79, 953-961. doi:10.1037/0022- 3514.79.6.953

Butler, E. A., Egloff, B., Wlhelm, F. H., Smith, N. C., Erickson, E. A., & Gross, J. J. (2003). The social consequences of expressive suppression. Emotion, 3, 48-67.

doi:10.1037/1528-3542.3.1.48

Cacioppo, J. T., & Cacioppo, S. (2014). Social relationships and health: The toxic effects of perceived social isolation. Social and Personality Psychology Compass, 8, 58-72. doi:10.1111/spc3.12087

Cohen, S. (2004). Social relationships and health. American Psychologist, 59, 676-684. doi:10.1037/0003-066X.59.8.676

(20)

Cohen, B. H. Gottlieb & L. G. Underwood (Eds.), Social support measurement and

intervention: A guide for health and social scientists (pp. 3-26). New York: Oxford

University Press.

Cohen, S., & McKay, G. (1984). Social support, stress and the buffering hypothesis: A theoretical analysis. Handbook of Psychology and Health, 4, 253-267.

doi:10.1037/0033-2909.98.2.310

Cohen, S., Schulz, M. S., Liu, S. R., Halassa, M., & Waldinger, R. J. (2015). Empathic accuracy and aggression in couples: Individual and dyadic links. Journal of Marriage

and Family, 77, 697-711. doi:10.1111/jomf.12184

Collins, N. L., & Miller, L. C. (1994). Self-disclosure and liking: A meta-analytic review. Psychological Bulletin, 116, 457-475. doi:10.1037/0033-2909.116.3.457 Galea, S., Ahern, J., Resnick, H., Kilpatrick, D., Bucuvalas, M., Gold, J., & Vlahov, D. (2002). Psychological sequelae of the September 11 terrorist attacks in New York City. New England Journal of Medicine, 346, 982-987. doi:10.1056/NEJMsa013404 Gächter, S., Starmer, C., & Tufano, F. (2015). Measuring the closeness of relationships: A

comprehensive evaluation of the 'Inclusion of the Other in the Self' scale. PloS

One, 10, e0129478. doi:10.1371/journal.pone.0129478

Hall, J. A., & Matsumoto, D. (2004). Gender differences in judgments of multiple emotions from facial expressions. Emotion, 4, 201-206. doi:10.1037/1528-3542.4.2.201

Hirsch, C. R., Perman, G., Hayes, S., Eagleson, C., & Mathews, A. (2015). Delineating the role of negative verbal thinking in promoting worry, perceived threat, and anxiety.

Clinical Psychological Science, 3, 637-647. doi:10.1177/2167702615577349

Holt-Lunstad, J., Smith, T. B., & Layton, J. B. (2010). Social relationships and mortality risk: A meta-analytic review. PLoS Medicine, 7, e1000316.

(21)

Horowitz, L. M., Krasnoperova, E. N., Tatar, D. G., Hansen, M. B., Person, E. A., Galvin, K. L., & Nelson, K. L. (2001). The way to console may depend on the goal: Experimental studies of social support. Journal of Experimental Social Psychology, 37, 49-61. doi:10.1006/jesp.2000.1435

Ickes, W. (1993). Empathic accuracy. Journal of Personality, 61, 587-610. doi:10.1111/j.1467-6494.1993.tb00783.x

Janssen, J. H., IJsselsteijn, W. A., & Westerink, J. H. (2014). How affective technologies can influence intimate interactions and improve social connectedness. International

Journal of Human-Computer Studies, 72, 33-43. doi:10.1016/j.ijhcs.2013.09.007

Kilpatrick, S. D., Bissonnette, V. L., & Rusbult, C. E. (2002). Empathic accuracy and accommodative behavior among newly married couples. Personal Relationships, 9, 369-393. doi:10.1111/1475-6811.09402

Laurenceau, J. P., Barrett, L. F., & Pietromonaco, P. R. (1998). Intimacy as an interpersonal process: The importance of self-disclosure, partner disclosure, and perceived partner responsiveness in interpersonal exchanges. Journal of Personality and Social

Psychology, 74, 1238-1251. doi:10.1037/0022-3514.74.5.1238

Lakely, B., & Gottlieb, B. H. (2000). Social support theory and measurement. In S. Cohen, B. H. Gottlieb & L. G. Underwood (Eds.), Social support measurement and intervention:

A guide for health and social scientists (pp. 29-52). New York: Oxford University

Press.

Lee, R. M., & Robbins, S. B. (1998). The relationship between social connectedness and anxiety, self-esteem, and social identity. Journal of Counseling Psychology, 45, 338- 345. doi:10.1037/0022-0167.45.3.338

Loewenstein, G. (1996). Out of control: Visceral influences on behavior. Organizational

(22)

Luo, Y., Hawkley, L. C., Waite, L. J., & Cacioppo, J. T. (2012). Loneliness, health, and mortality in old age: A national longitudinal study. Social Science & Medicine, 74, 907-914. doi:10.1016/j.socscimed.2011.11.028

Maner, J. K., DeWall, C. N., Baumeister, R. F., & Schaller, M. (2007). Does social exclusion motivate interpersonal reconnection? Resolving the ‘porcupine problem.’. Journal of

Personality and Social Psychology, 92, 42-55. doi:10.1037/0022-3514.92.1.42

Mcgraw, K., Moore, S., Fuller, A., & Bates, G. (2008). Family, peer and school

connectedness in final year secondary school students. Australian Psychologist, 43, 27-37. doi:10.1080/00050060701668637

Mead, N. L., Baumeister, R. F., Stillman, T. F., Rawn, C. D., & Vohs, K. D. (2011). Social exclusion causes people to spend and consume strategically in the service of

affiliation. Journal of Consumer Research, 37, 902-919. doi:10.1086/656667 Neff, L. A., & Karney, B. R. (2005). Gender differences in social support: A question

of skill or responsiveness? Journal of Personality and Social Psychology, 88, 79. doi:10.1037/0022-3514.88.1.79

Rimé, B. (2009). Emotion elicits the social sharing of emotion: Theory and empirical review. Emotion Review, 1, 60-85. doi:10.1177/1754073908097189

Segerstrom, S. C., Tsao, J. C., Alden, L. E., & Craske, M. G. (2000). Worry and rumination: Repetitive thought as a concomitant and predictor of negative mood. Cognitive

Therapy and Research, 24, 671-688. doi: 10.1023/A:1005587311498

Shiovitz-Ezra, S., & Ayalon, L. (2010). Situational versus chronic loneliness as risk factors for all-cause mortality. International Psychogeriatrics, 22, 455-462.

doi:10.1017/S1041610209991426

Smith, C. A., & Lazarus, R. S. (1993). Appraisal components, core relational themes, and the emotions. Cognition & Emotion, 7, 233-269. doi:10.1080/02699939308409189

(23)

Stein, B. D., Elliott, M. N., Jaycox, L. H., Collins, R. L., Berry, S. H., Klein, D. J., & Schuster, M. A. (2004). A national longitudinal study of the psychological

consequences of the September 11, 2001 terrorist attacks: Reactions, impairment, and help-seeking. Psychiatry: Interpersonal and Biological Processes, 67, 105-117. doi:10.1521/psyc.67.2.105.35964

Taylor, S. E. (2006). Tend and befriend biobehavioral bases of affiliation under stress.

Current Directions in Psychological Science, 15, 273-277. doi:10.1111/j.1467-

8721.2006.00451.x

Thomas, G., & Fletcher, G. J. (2003). Mind-reading accuracy in intimate relationships: Assessing the roles of the relationship, the target, and the judge. Journal of

Personality and Social Psychology, 85, 1079. doi:10.1037/0022-3514.85.6.1079

Wetzer, I. M., Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007). Consequences of socially sharing emotions: Testing the emotion-response congruency hypothesis. European Journal of

(24)

Appendix A Proefleidersscript

Gestandaardiseerd script voor binnenkomst:

Welkom bij ons onderzoek, wat leuk dat jullie er zijn! Ik zal me even voorstellen: ik ben (..). Jullie gaan straks samen een gesprek voeren, maar eerst krijgen jullie beiden individueel wat instructies. Ik ga jullie nu eerst allebei willekeurig een rol toewijzen. Ik heb twee nummers achter mijn rug, het oneven nummer is rol A en het even nummer is rol B. Een van jullie mag even een kant kiezen, links of rechts.

Oke, dan heb jij nu rol A en jij rol B. Dan mag de persoon met rol A eerst even met mij meelopen en daarna zal ik jou ophalen.

Kijk (naam van) persoon A/B, dit is de kamer van de proefleider, waar ik straks ben. Je mag me hier straks ophalen.

Gestandaardiseerd script voor informed consent, instructies en eerste vragen:

Ons onderzoek gaat over emoties. Je gaat zo een gesprek voeren met de persoon die je net in de wachtruimte al even hebt gezien. Jullie hebben net allebei random een rol toegewezen gekregen voor tijdens het gesprek. Het gesprek dat jullie gaan voeren, wordt opgenomen en dit gaan jullie later individueel terugkijken. Je kan nu eerst de informed consent lezen, dit is informatie over het onderzoek waarin alles staat uitgelegd.

Als je straks akkoord gaat met de informed consent, mag je verder klikken. Er volgt dan een aantal pagina’s met instructies die je even goed moet doorlezen. Daarna word je gevraagd om een paar vragen te beantwoorden. Als je daar klaar mee bent, kun je mij halen in de kamer die ik net heb aangewezen. Je kan dan altijd nog vragen stellen over het onderzoek.

(25)

Als je klaar bent met de vragen beantwoorden, mag je het programma aan laten staan en de deur achter je dichttrekken.

Gestandaardiseerd script voor als de proefpersoon klaar is met de eerste vragen: Is alles duidelijk? Heb je verder geen vragen meer?

Je gesprekspartner komt er zo aan. Voel je tot die tijd thuis, je kan even wat lezen als je wilt.

Gestandaardiseerd script Dinsdag Dilemma’s:

Persoon A en Persoon B, jullie gaan samen een gesprek voeren, maar jullie gaan eerst een kennismakingsopdracht doen om een beetje aan de setting te wennen. De opdracht is de Dinsdag Dilemma’s. Dit houdt in dat jullie een aantal dilemma’s voorgeschoteld krijgen. Jullie mogen met elkaar bespreken welke optie je zou kiezen en waarom. Jullie hebben hier ongeveer 5 minuten de tijd voor.

Is alles duidelijk?

Ik zal de ruimte zo verlaten en ik kom na 5 minuten weer terug om de volgende taak uit te leggen. Tot zo!

Gestandaardiseerd script voor het gesprek

*kloppen* Nou, ik hoop dat jullie er een beetje uit zijn gekomen met de Dinsdag Dilemma’s? Jullie gaan nu beginnen met de echte taak. Jullie hebben random rollen toegewezen gekregen en A (naam) gaat jou (naam B) vertellen over een persoonlijke emotionele gebeurtenis. B (naam) jij beeldt je in dat iemand je dit vertelt in het dagelijks leven en jij probeert te reageren zoals je dat in het echt ook zou doen. Het is dus de bedoeling dat het een gesprek wordt. Ik zal een geluid laten horen wanneer jullie kunnen beginnen met het gesprek. Jullie krijgen dan 8 minuten voor het gesprek. Na 8 minuten zal hetzelfde geluid klinken. Het is de

(26)

bedoeling dat jullie dan jullie gesprek afronden. Jullie krijgen daar een minuutje voor, waarna ik jullie weer kom halen. Jullie zullen daarna individueel weer verder gaan met de rest van het onderzoek.

*camera aan* Jullie hoeven dus nog niet te beginnen met het gesprek totdat ik weg ben en jullie het geluid horen.

*tijdschriften uit het zicht leggen* GESPREK

*kloppen* Jullie zijn nu klaar met het gesprek. * camera uit*

Het onderdeel hierna is individueel en jullie zullen elkaar daarna waarschijnlijk niet meer zien. Mocht je daar toch behoefte aan hebben dan kun je dat aan het einde van de vragenlijst aangeven.

B (naam) jij mag als eerste meekomen. A (naam), ik kom jou zo ophalen. Als je even wat water wilt pakken of naar de wc wil, dan kan dat.

Gestandaardiseerd script voor tweede deel vragen in Qualtrics:

Je gaat nu nog twee taken doen: de vragenlijst afmaken en de video terugkijken. Als eerst kun je de vragenlijst verder invullen. Daarna moet je mij weer halen. Ik zal je dan helpen met het opstarten van het tweede deel, dat is het laatste deel van het onderzoek.

Gestandaardiseerd script voor uitleg Video-Cued Recall Task:

Tijdens de volgende taak zul je het gesprek wat je zojuist hebt gevoerd terugkijken op de computer. Het fragment zal automatisch om de 20 seconden worden stopgezet. Na elke 20 seconden zullen 3 vragen verschijnen over het afgelopen fragment. Eerst gaat je beginnen met een proefsessie van 1 fragment. Dan kun je even wennen aan het zien van de eigen opnames,

(27)

en een keertje oefenen met het beantwoorden van de vragen. Ook kun je even kijken of het volume goed staat afgesteld. Ik sta in de tussentijd even op de gang. Als je klaar bent met de proefsessie, kun je mij halen. Dan zal ik de echte sessie starten. (De proefleider drukt dan op Enter om te beginnen.)

Het kan zijn dat als je me ophaalt in het kamertje, ik nog even de andere participant aan het helpen ben. Mijn collega zal je dan opvangen.

PROEFSESSIE

Je hebt nu de proefsessie gedaan. Nu komt het hele gesprek van 8 minuten, weer in fragmenten van 20 seconden. Je krijgt telkens weer dezelfde 3 vragen zien als je net hebt beantwoord. Aan het einde van het gesprek kan je mij halen. Is het nu duidelijk? En was het volume goed?

Dan begint de echte taak nu. Je kan mij weer halen als je klaar bent met de taak. (De proefleider drukt dan op F12 om de echte taak te starten.)

Gestandaardiseerd script na de taak:

Heel erg bedankt voor het meewerken aan ons onderzoek. Hoe vond je het? Als je nog vragen hebt, kun je deze nog stellen natuurlijk. Kwam je voor proefpersoonpunten of voor geld?

(28)

Appendix B

Vragenlijst Steunbehoefte en Gekregen Steun

Item 1: medeleven toont (socio-affectieve schaal) Item 2: begrip toont (socio-affectieve schaal)

Item 3: u helpt om een anders naar de situatie te kijken (cognitieve schaal) Item 4: empathie toont (socio-affectieve schaal)

Item 5: u helpt om betekenis te vinden in wat er is gebeurd (cognitieve schaal) Item 6: een perspectief van buitenaf biedt (cognitieve schaal)

Item 7: steun biedt (socio-affectieve schaal)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

U maakt deze vraag weer op de gekende manier door in het ontwerp twee lijnen te tekenen en het juiste gebied aan te klikken en eventueel de lijnen al of niet gestippeld te maken met

Overall, children’s ability to consciously use the morphological structure of complex words to perform well on them is shown to grow with age, although it is not

Alle overige wijzigingen die hieronder niet zijn weergegeven zijn wijzigingen ‘not requiring prior approval’.. Wijziging van het ATO-certificaat

Op grond van EU-Verordening 1321/2014 en 2018/1383 Annex Vc (Part-CAMO) artikel CAMO.A.130 komt een wijziging in één of meerdere van de onderstaande items in aanmerking voor

Waarom heeft er geen gesprek plaats gevonden van het college met de verontruste bewoners van Bergen aan Zee, zoals meer dan een jaar geleden is beloofd voordat het college een

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

The answer is no because (a) wh-words in Mandarin Chinese are like indefinite NPs; they do not have inherent quantificational force; (b) assuming that indefinite NPs in Mandarin

Het nagesprek: (i) schep de mogelijkheid tot een nagesprek, (ii) muteer alle gemaakte afspraken in X-POL en stel deze terhand van de betreffende buurtagent, (iii) geeft