• No results found

Openstaan voor feedback : een onderzoek naar het effect van lichaamshouding op de interpretatie van persoonlijke feedback

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Openstaan voor feedback : een onderzoek naar het effect van lichaamshouding op de interpretatie van persoonlijke feedback"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERTHESE SOCIALE PSYCHOLOGIE

FACULTEIT MAATSCHAPPIJ EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Openstaan voor Feedback;

Een Onderzoek naar het Effect van

Lichaamshouding op de Interpretatie

van Persoonlijke Feedback

Ian Strik

Studentnummer: 10199926

Begeleider: prof. dr. Bertjan Doosje 19-07-2016

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 9 Deelnemers ... 9 Design ... 10 Manipulaties ... 10 Materialen ... 11 Procedure ... 12 Resultaten ... 14 Discussie ... 26 Literatuurlijst ... 33 Bijlagen ... 37

Bijlage 1: Belbin test ... 37

Bijlage 2: Feedback ... 39

Bijlage 3: Acceptatie schaal ... 39

Bijlage 4: Behoefte aan feedback ... 40

(3)

Abstract

Men moet ‘open’ staan voor feedback en vooral geen gesloten houding aannemen tijdens het ontvangen van feedback. Toch? Het effect van de lichaamshouding op de interpretatie van feedback werd onderzocht bij 69 psychologiestudenten. Deelnemers maakten een taak waarna ze daar positieve en negatieve feedback op kregen. Tijdens de taak en tijdens het ontvangen van de feedback namen ze een rechtopstaande of ineengedoken zittende houding aan. De trots op, de schaamte over, het onthouden en de acceptatie van de feedback werd gemeten. Tegen de verwachting in had houding geen effect op de trots op of de schaamte over, noch op het onthouden of de acceptatie van positieve of negatieve feedback. Meerdere verklaringen voor het niet vinden van het verwachte effect worden gegeven.

(4)

Inleiding

Één van de meest onderzochte manieren om een gedragsverandering teweeg te brengen is het geven van feedback (Alvaro, Bucklin & Austin, 2001). Balcazar, Shupert, Daniels, Mawhinny en Hopkins (1989) vonden dat er tussen 1979 en 1989 in meer dan 50% van de studies, gepubliceerd in het Journal of Organizational Behavior Management (JOBM), een vorm van feedback werd gebruikt. Deze trend werd in de jaren daarna nog sterker: Nolan, Jarema, en Austin (1999) vonden zelfs dat er tussen 1987 en 1997 in 71% van de studies in JOBM feedback werd gegeven. Het is niet verbazingwekkend dat er zoveel onderzoek gedaan is naar (en met) feedback; het geven van feedback wordt namelijk in een groot deel van de bedrijfswereld toegepast als middel om prestaties van medewerkers te verbeteren (Alvaro et al., 2001). Feedback kan worden gedefinieerd als informatie betreffende de hoeveelheid of kwaliteit van eerdere prestaties, met als doel prestaties te verbeteren (Prue & Fairbank, 1981, aangehaald in Alvaro et al., 2001). Het geven van feedback is echter lang niet altijd effectief in het teweegbrengen van een gedragsverandering; het kan verschillende effecten op prestaties hebben. Zo kan feedback ervoor zorgen dat mensen beter gaan presteren, slechter gaan

presteren, of zelfs schadelijk gedrag gaan vertonen (Belschak & Den Hartog, 2009).

Tijdens het krijgen van feedback ervaren mensen verschillende emoties. Bij positieve feedback wordt vooral blijdschap en trots ervaren en bij negatieve feedback wordt vooral schaamte en frustratie ervaren (Belschak & Den Hartog, 2009). Bij positieve emoties gaan mensen vaak beter presteren en na het ervaren van negatieve emoties juist slechter. Dit is ook afhankelijk van de intensiteit van de ervaren emotie. Een sterkere emotie, zorgt voor een sterker effect (Belschak & Den Hartog). Een factor die mogelijk van invloed is op hoe intens de emoties ervaren worden, is lichaamshouding. In één van de bekendste onderzoeken naar

(5)

het effect van lichaamshouding, in dit geval gezichtsuitdrukking, op intensiteit van het ervaren van emoties, onderzochten Strack, Martin en Stepper (1988) wat het effect was van het aanspannen of inhiberen van de zygomaticus (lachspier). De zygomaticus werd

geactiveerd of geïnhibeerd door mensen een pen in hun mond te laten houden. Het bleek dat als de lachspier geactiveerd werd, de cartoons grappiger werden gevonden dan als de

lachspier geïnhibeerd werd. Duclos et al. (1989) hebben aangetoond dat dit ook geldt voor andere lichaamshoudingen. In hun onderzoek namen deelnemers een houding aan van angst, boosheid, walging of verdriet. Het bleek dat als deelnemers een houding aannamen die congruent was met de emotie, de emotie sterker werd ervaren dan als de deelnemers een incongruente houding aannamen.

Uit deze onderzoeken blijkt dus dat lichaamshouding van invloed is op hoe intens emoties worden ervaren. Daarnaast is bekend dat de intensiteit van emoties van invloed is op hoe mensen feedback interpreteren. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat lichaamshouding via de intensiteit van emoties beïnvloedt hoe feedback wordt geïnterpreteerd. Stepper en Strack (1993) onderzochten dit door mensen een houding te laten aannemen tijdens het maken van een taak en nadat ze positieve feedback hadden gekregen. Het bleek dat mensen zich trotser voelden als ze tijdens het krijgen van de feedback rechtop zaten, dan als ze

ineengedoken zaten. Dit resultaat was echter wel afhankelijk van op welk moment de houding werd aangenomen. Alleen als de houding tijdens het invullen van de vragenlijst afweek van de houding tijdens het maken van de test, werd het eerder besproken verschil gevonden tussen hoe trots de deelnemers zich voelden als gevolg van het rechtop zitten. Uit deze onderzoeken blijkt dat lichaamshouding van invloed is op de interpretatie van persoonlijke feedback, doordat deze de daaropvolgende emoties sterker of zwakker laat ervaren. De effecten zijn

(6)

echter wel afhankelijk van het moment van aanvang van de lichaamshouding. Alleen als de lichaamshouding incongruent is aan een eerdere houding heeft dit effect op de emotie.

Een tweede manier hoe lichaamshouding de interpretatie van feedback zou kunnen beïnvloeden is doordat lichaamshouding van invloed is op het zich herinneren van

gebeurtenissen. Dit blijkt uit het onderzoek van Riskind (1983). In dat onderzoek namen de deelnemers een rechtop of ineengedoken houding aan. Riskind veronderstelde dat een ineengedoken houding meer zou passen bij het zicht herinneren van schaamtevolle

gebeurtenissen. Een rechte houding zou meer passen bij herinneringen aan gebeurtenissen waarop de deelnemers trots waren. Deze veronderstelling bleek juist te zijn. Deelnemers konden zich sneller gebeurtenissen herinneren die congruent waren aan hun houding, dan gebeurtenissen die incongruent waren aan hun houding. Hieruit blijkt dan ook dat houding van invloed is op hoe gemakkelijk mensen gebeurtenissen ophalen uit hun geheugen. Dit is relevant voor de interpretatie van feedback, omdat op het moment dat mensen feedback krijgen, ze hun geheugen raadplegen om te kijken of de feedback overeenkomt met hun zelfperceptie. Met andere woorden, ze proberen zich voorbeelden te herinneren van de eigenschap waarop ze feedback krijgen, om te kijken of ze het er mee eens zijn. Het zou dan ook goed kunnen dat houding, door middel van het beperken of vergroten van de effectiviteit van het geheugen, van invloed is op de interpretatie van feedback. Een andere manier waarop houding via het geheugen van invloed zou kunnen zijn op de interpretatie van feedback, is dat de feedback zelf minder goed onthouden wordt. Uit het onderzoek van Riskind (1983) blijkt namelijk ook dat de feedback minder goed onthouden wordt als deze incongruent is aan de houding (bijvoorbeeld rechtop houding, negatieve feedback). Hierdoor kunnen mensen minder goed de feedback toepassen, omdat ze het simpelweg niet onthouden. Zo zijn er dus

(7)

twee manieren waarop houding, via het geheugen, van invloed kan zijn op de interpretatie van feedback.

Uit de besproken onderzoeken blijkt dat lichaamshouding een effect heeft op de interpretatie van feedback. Dit is door middel van emoties, of door middel van geheugen. Onduidelijk is echter nog of houding ook de interpretatie van persoonlijke feedback beïnvloedt, door de acceptatie van de feedback te beïnvloeden. Uit eerder onderzoek van Wells en Petty (1980) is wel al gebleken dat lichamelijke kenmerken kunnen beïnvloeden hoe overtuigend een boodschap wordt ervaren. In hun onderzoek lieten ze mensen (ja) knikken of (nee) schudden. Het bleek dat mensen een boodschap overtuigender vonden als ze (ja)

knikten, dan als ze (nee) schudden. Lichamelijke kenmerken kunnen dus de

overtuigingskracht van algemene boodschappen beïnvloeden. Het is echter nog onbekend of dit ook geldt voor persoonlijke informatie zoals feedback. Daarnaast is het ook nog niet bekend of naast bewegingen met het hoofd, ook andere lichaamshoudingen of bewegingen een rol spelen. In deze studie wordt dan ook gekeken naar het effect van houding op de interpretatie van persoonlijke feedback. Het lijkt aannemelijk dat lichaamshouding de interpretatie van feedback kan beïnvloeden op drie verschillende manieren. Één:

lichaamshouding beïnvloedt de interpretatie van feedback via de intensiteit van emoties, waarbij er meer trots wordt ervaren op positieve feedback bij een trotse (rechtopstaande) houding. Er wordt meer schaamte ervaren bij negatieve feedback bij een schaamtevolle (ineengedoken) houding. Twee: houding beïnvloedt de interpretatie van feedback onder invloed van het geheugen, waarbij positieve en negatieve feedback beter wordt onthouden bij een open (rechtop) dan een gesloten (ineengedoken) houding. Drie: houding beïnvloedt de interpretatie van feedback via de mate van acceptatie, waarbij positieve en negatieve feedback meer wordt geaccepteerd bij een open (rechtop) dan een gesloten (ineengedoken) houding.

(8)

Dit is het eerste onderzoek dat specifiek kijkt naar de invloed van lichaamshouding op de acceptatie van persoonlijke feedback, rekening houdend met de aanvang van de houding. Deelnemers maakten een taak, waarna ze daar zowel positieve als negatieve feedback op kregen. Vervolgens beoordeelden ze de feedback, werd de intensiteit van hun emoties

gemeten en werd er getest hoeveel ze hadden onthouden van de feedback. Tijdens het maken van de taak en tijdens het krijgen van de feedback over de taak, namen de deelnemers een ineengedoken gezeten of rechtopstaande houding aan. Op deze manier werden er vier groepen gecreëerd. De rechtop contrast conditie (RC) zat ineengedoken tijdens het maken van de taak en stond rechtop tijdens het ontvangen van de feedback. De rechtop beide (RB) conditie stond rechtop zowel tijdens het maken van de taak als tijdens het ontvangen van de feedback. De ineengedoken contrast conditie (IC) stond rechtop tijdens het maken van de taak en zat

ineengedoken tijdens het ontvangen van de feedback. De ineengedoken beide (IB) conditie zat zowel tijdens het maken van de taak als tijdens het ontvangen van de feedback ineengedoken. Iedere deelnemer kreeg positieve en negatieve feedback.

Bij positieve feedback werd verwacht dat deelnemers in de RC trotser waren dan deelnemers uit de andere groepen. Bij negatieve feedback werd verwacht dat deelnemers in de IC groep zich meer schaamden dan deelnemers uit andere groepen. Daarnaast werd verwacht dat deelnemers in de RC-conditie zowel de positieve als de negatieve feedback meer zouden accepteren en beter zouden onthouden dan deelnemers uit de andere condities. Van de deelnemers uit de IC-conditie werd verwacht dat ze zowel de positieve als de negatieve feedback minder zouden accepteren en slechter zouden onthouden dan deelnemers in de andere condities. Ook werd verwacht dat de positieve feedback in het algemeen meer werd geaccepteerd en slechter werd onthouden dan de negatieve feedback. Dit is conform de

(9)

motivated skepticism theorie van Dito en Lopez (1992). Hierin wordt gesteld dat mensen

minder aandacht besteden aan en minder kritisch zijn op informatie die in overeenstemming is met een geprefereerde conclusie (positieve feedback) dan informatie die in tegenstelling is met een geprefereerde conclusie (negatieve feedback) Doordat mensen er meer of minder aandacht aan besteden onthouden ze het ook respectievelijk beter of slechter. Exploratief is er ook gekeken naar sekseverschillen. Uit onderzoek van Roberts en Tomi-Arefi-Afshar (2007) blijkt namelijk dat mannen en vrouwen verschillen in de mate waarin ze lichaamshoudingen gebruiken. Tevens zijn er eerder sekseverschillen gevonden in het ervaren van emoties (Kring & Gordon, 1998). Ook zijn er sekseverschillen gevonden bij persoonlijkheidskenmerken zoals de mate van extraversie, het openstaan voor nieuwe ervaringen en agreeableness (Costa, Terracciano & McCrae (2001). Deze factoren kunnen de interpretatie van feedback beïnvloeden (Ozer & Benet-Martinez, 2006).

Methode

Deelnemers

De 69 deelnemers aan dit onderzoek waren voor het grootste deel (63)

psychologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast waren er zes deelnemers die op eigen initiatief wilden deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek, maar die geen student waren. De deelnemers mochten kiezen tussen een beloning van €5,- of 0,5 proefpersoon punt (psychologie studenten zijn verplicht een aantal punten te behalen als vereiste voor hun propedeuse). De deelnemers zijn geworven via het proefpersoon systeem van de UvA en door middel van vrije inloop. De deelnemers waren gemiddeld 24,9 jaar oud. Het grootste gedeelte was vrouw (72,5%). De deelnemers werden willekeurig toegewezen aan één van de vier condities.

(10)

Design

Houding tijden de taak en houding tijdens de feedback zijn samengevoegd en als vier groepen apart met elkaar vergeleken op de verschillende afhankelijke variabelen.

Manipulaties

Houding werd gemanipuleerd door de deelnemers te laten werken aan een hoge of een lage tafel. De lage tafel had een werkblad lager dan de zitting van de stoel waarop de

deelnemers hun taak maakten, waardoor ze gedwongen werden ineengedoken te zitten. De hoge tafel had het werkblad op 110 cm, waardoor de deelnemers staand hun taak maakten.

Het volledige onderzoek is uitgevoerd met behulp van Qualtrics software. De taak waarop de deelnemers fictieve feedback kregen, was een aangepaste versie van de Team role self-perception inventory van Belbin (1981) (zie bijlage 1). Deze is gratis online te verkrijgen (http://www.thesis.nl/testen/test/belbin-test). Alle deelnemers kregen hier in willekeurige volgorde positieve, negatieve en neutrale feedback op. Deze feedback was volledig gefabriceerd.

De positieve feedback was:

U heeft een score behaald van 89 (maximale score = 100) op het gebied van persoonlijke

samenwerking. Dit betekent dat u behoort tot de 23% hoogst scorende mensen op dit gebied.

Concreet betekent dit dat u voor de meeste mensen een prettig persoon bent om mee samen te

werken. U heeft het vermogen mensen op hun gemak te stellen en u kunt gemakkelijk omgaan

met verschillende soorten persoonlijkheden. U bent gevoelig en kunt anderen goed

ondersteunen. U bent over het algemeen vriendelijk in de omgang en u kan goed luisteren.

Hierdoor weet u harmonie te creëren en conflicten te vermijden.

(11)

U heeft een score behaald van 23 (maximale score = 100) op het gebied van persoonlijke

effectiviteit binnen teams. U behoort hiermee tot de 26% laagst scorende mensen op dit

gebied. U vraagt zich vaak af of u de juiste beslissing heeft genomen en of u juist heeft

gehandeld. U heeft een hekel aan conflicten en kan in kritieke momenten moeilijk een

beslissing nemen.

Aangezien professionele feedback vaak niet louter positief of negatief is, is er om de geloofwaardigheid te vergroten, ook neutrale feedback gegeven (zie Bijlage 2). Deze is niet meegenomen in de analyse. Om te controleren of de valentie van de feedback ook echt van elkaar verschilde, is er bij elke soort feedback de vraag gesteld: “Hoe beoordeelt u de

feedback?”. Deze vraag kon op een vijfpuntsschaal beantwoord worden waarbij 1 stond voor “zeer negatief” en 5 stond voor “zeer positief”.

Materialen

Emotie is gemeten door een vertaalde versie van de test van Stepper en Strack (1993) te gebruiken. Deelnemers gaven bij elke soort feedback over acht emoties aan in hoeverre ze die op dat moment ervoeren. De antwoorden werden op een tienpuntsschaal ingevuld waarbij 1 stond voor “helemaal niet” en 10 voor “zeer erg”. De emoties waarnaar gevraagd werd, waren: blij, ontspannen, trots, gedeprimeerd, boos, beschaamd, agressief, verdrietig. De antwoorden op trots en schaamte werden gebruikt om de mate van trots en schaamte te meten. De overige emoties zijn alleen exploratief meegenomen in de analyse.

Geheugen is gemeten door vragen te stellen waarbij de deelnemers het juiste woord moesten invullen (zie Bijlage 5). De afmaakzinnen waren letterlijk gekopieerd uit de eerder gekregen feedback. Bijvoorbeeld: “U heeft een hekel aan [..vul het juiste woord in..] en kan op kritieke momenten moeilijk een beslissing nemen.” De deelnemers konden kiezen uit: “Problemen, mensen die een sterke mening hebben, mensen overtuigen en conflicten”. De

(12)

geheugenscore is berekend door het aantal vragen “goed” te delen door het totaal aantal vragen, waarbij er een maximale score van 1 behaald kon worden.

Om te controleren op het effect van situationele kenmerken werd er een aantal controlerende vragen gesteld (Stepper & Strack, 1993). De deelnemers gaven aan hoe

comfortabel ze zaten (of stonden) tijdens het maken van de taak en tijdens het ontvangen van de feedback. De zevenpuntsschaal liep van zeer oncomfortabel (1) naar zeer comfortabel (7). De algemene stemming werd gemeten op een zenvenpuntsschaal. De schaal liep van zeer negatieve stemming (1) naar zeer positieve stemming (7). De behoefte aan feedback werd ook gemeten door vier vragen te stellen over hoe vaak deelnemers in verschillende situaties om feedback vroegen. De zevenpuntsschaal liep van zeer infrequent tot zeer frequent (zie Bijlage 4).

Voor de acceptatie van de feedback werd de test van Ditto en Lopez (1992) gebruikt. Deze is in Bijlage 3 weergegeven. Er werd bij elk soort feedback gevraagd hoe goed de feedback de deelnemer beschreef, hoe goed de feedback klopte met het zelfbeeld en hoe serieus, belangrijk, nauwkeurig, geloofwaardig en herkenbaar de feedback werd gevonden. Deze antwoorden werden gescoord op een zevenpuntsschaal waarbij de 1 stond voor het antwoord met de minste mate van acceptatie. Bij “Serieus” liep de schaal bijvoorbeeld van “Helemaal niet serieus” tot “Zeer serieus” en bij hoe goed de feedback klopt met het zelfbeeld van “Totaal niet” tot “Zeer goed”. De somscore werd gebruikt als indicator voor de algehele acceptatie van de feedback.

Procedure

Om de werkelijke reden van het onderzoek te verbloemen, lazen de deelnemers een verklaring voor het manipuleren van de houdingen. De verklaring luidde als volgt: “U gaat

(13)

meedoen aan een onderzoek naar het effect van lichaamshouding op werkprestatie, gedrag binnen samenwerkingssituaties en persoonlijkheid. Uit onderzoek blijkt dat bijvoorbeeld stratenmakers veel werken met hun hoofd lager dan een groot deel van hun lichaam. Terwijl mensen in de verkoopbranche vaker staand werken, waarbij hun hoofd hoger is dan de rest van hun lichaam. Dit is een mogelijke verklaring voor een verschil in werkprestatie, samenwerking en persoonlijkheidskenmerken. Om de omstandigheden van deze twee beroepen zo veel mogelijk te benaderen, zal u in dit onderzoek verzocht worden om

verschillende houdingen aan te nemen.U wordt op twee momenten willekeurig ingedeeld in een stratenmaker- of verkoperhouding . Dit wordt gedaan door een deel van het onderzoek staand achter een hoge tafel of zittend achter een lage tafel uit te voeren. U zult hierbij zelf de laptop op de hoge of lage tafel plaatsen en het onderzoek vervolgen.”.

Na het lezen van de verklaring en het tekenen van de informed consent begonnen de deelnemers aan het onderzoek. Er werd willekeurig bepaald of ze de taak ineengedoken of rechtop zouden maken. Na een korte instructie verplaatsten ze de laptop van een bureau naar de hoge of lage tafel. Ze maakten daarop de Belbin-test. Daarna werd wederom willekeurig bepaald of ze de feedback achter de hoge of lage tafel zouden krijgen. Afhankelijk van of de deelnemers tijdens het eerste gedeelte zaten of stonden, verplaatsten ze dus de laptop. Ze kregen in willekeurige volgorde de positieve, neutrale of negatieve uitslag van de test, waarna ze de vragen invulden over de mate van acceptatie en emotie. Dit deden ze voor elk soort feedback apart. De resultaten van de neutrale feedback zijn echter niet meegenomen in de analyse. Daarna gaven ze antwoord op de vragen over hoe comfortabel ze zaten of stonden en wat hun stemming was. Verder werden er vragen gesteld over hoeveel ze hadden onthouden van de positieve en negatieve feedback. Er werd gevraagd wat ze dachten dat het doel van het

(14)

onderzoek was en of er nog opvallende zaken waren. Ten slotte werden ze ingelicht over het werkelijke doel van het onderzoek en hadden ze de mogelijkheid daar vragen over te stellen.

Resultaten

Van de 69 deelnemers is er één deelnemer uitgesloten van de analyse, omdat de

resultaten niet goed opgeslagen waren. Daarnaast is er één deelnemer uitgesloten, omdat ze op de vraag “Heeft u nog opmerkingen over dit onderzoek?” antwoordde dat ze de manipulatie niet had uitgevoerd. Een derde deelnemer is uitgesloten, omdat ze aangaf dat ze de

antwoorden had ingevuld op basis van wat ze dacht dat de onderzoeksleider wilde horen. Van de 66 overgebleven deelnemers waren er 19 man en 47 vrouw. De gemiddelde leeftijd was 24.9 ( SD = 7.8) jaar oud.

Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de acceptatie vragenlijsten voor positieve en negatieve feedback beiden een hoge betrouwbaarheid hadden, respectievelijk Cronbach's alpha = .88 en Cronbach’s alpha = .93.

Om te controleren of de positieve feedback daadwerkelijk positiever werd ervaren dan de negatieve feedback, zijn de gemiddelden en standaardafwijkingen van de vraag “Hoe beoordeel je deze feedback: Zeer negatief .... Zeer positief” met elkaar vergeleken. In Figuur 1 is dit weergegeven.

Figuur 1

Gemiddelde Beoordeling Scores en Standaarddeviaties (Tussen Haakjes) van de

(15)

* Significant verschil tussen positieve en negatieve feedback en significant verschil tussen de feedback en de middelste schaalwaarde 3

Een eenzijdige afhankelijke t-test wees uit dat de positieve feedback significant positiever werd beoordeeld dan de negatieve feedback, t (65) = 12.41, p < .001. Hieruit blijkt dat de positieve feedback positiever werd ervaren dan de negatieve feedback. Weliswaar werd de positieve feedback positiever ervaren dan de negatieve feedback, maar het zou kunnen dat ze individueel niet afweken van een verwacht neutrale beoordeling in de vraag (3 in de vijfpuntsschaal). Twee eenzijdige eengroeps t-testen met als test variabele 3 en als groep positieve of negatieve feedback wezen uit dat het gemiddelde van positieve feedback

significant hoger was dan 3, t(65) = 7.2, p < .001. Het gemiddelde van de negatieve feedback was significant lager dan 3, t(65) = -12.73, p < .001. Hieruit kan worden geconcludeerd dat positieve feedback dus echt als positief werd ervaren en negatieve feedback echt als negatief. Daarnaast kan ook verwacht worden dat men trotser is op positieve feedback dan op negatieve feedback. Uit een eenzijdige afhankelijke t-test bleek dat deelnemers inderdaad significant

(16)

trotser waren op de positieve feedback (M = 55.03, SD = 28.95), dan op de negatieve feedback (M = 12.48, SD = 16.87), t(65) = 10.5, p < .001. Voor negatieve feedback kan hetzelfde verwacht worden, maar dan met betrekking tot schaamte. Deelnemers zouden zich meer moeten schamen voor de negatieve feedback dan voor de positieve feedback. Uit een eenzijdige afhankelijke t-test bleek dit ook het geval te zijn. Deelnemers schaamden zich significant meer voor de negatieve feedback (M = 21.18, SD = 27.13) dan voor de positieve feedback (M = 3.34, SD = 6.43), t(64) = 5.56, p < .001. Daarnaast bleek uit een eenzijdige gepaarde-metingen t-test dat deelnemers over de positieve feedback significant meer trots ervoeren dan schaamte, t(45) = 13.18, p < .001. Deelnemers ervoeren over de negatieve feedback significant meer schaamte dan trots, t(46) = -2, p = .026.Ook dit resultaat is conform de verwachting. Men ervoer meer trots dan schaamte over positieve feedback en bij negatieve feedback was dit andersom. Uit deze uitgebreide manipulatiecontroles blijkt dat de

manipulaties voor de feedback qua valentie gelukt zijn.

Emotie. In Tabel 1 zijn de de gemiddelden en standaarddeviaties van de trots en schaamte scores bij de positieve en negatieve feedback van de verschillende condities weergegeven.

(17)

Tabel 1

Aantal deelnemers (N), Gemiddelde Trots en Schaamte Scores en Standaarddeviaties (tussen

Haakjes) van de Positieve en Negatieve Feedback van de Rechtop Beide, Rechtop Contrast,

Ineengedoken Beide en Ineengedoken Contrast Condities

Conditie Positieve Feedback Negatieve Feedback

N Trots Schaamte Trots Schaamte Rechtop Beide 15 51.9 (33.7) 1.3 (1.6) 14.7 (16.7) 11.9 (16.6) Rechtop Contrast 18 55.1 (30.5) 4.5 (8.1) 11.6 (16.3) 25.1 (34.3) Ineengedoken Beide 16 50.3 (29.3) 4.8 (8.5) 14.3 (18.8) 18.4 (26.1) Ineengedoken Contrast 17 62.2 (23) 2.4 (4.2) 9.7 (16.7) 28.1 (25.7) Totaal 66 55 (28.9) 3.3 (6.4) 12.5 (16.9) 21.2 (27)

Om te toetsen of deelnemers in de RC-conditie trotser1 waren op positieve feedback dan deelnemers uit andere condities is er een variantieanalyse (ANOVA) uitgevoerd met contrasten2. Tegen de verwachting in bleek dat er voor de positieve feedback geen significant verschil was in trots-scores tussen de verschillende condities, F(3, 65) = .54, p = .655, η² = .026. Deelnemers in de RC-conditie waren niet trotser op positieve feedback dan deelnemers in de andere condities. Het gemiddelde van de IC-conditie bij schaamte voor negatieve

feedback is hoger dan de de gemiddelden in de andere condities. Het lijkt er dan ook op dat de deelnemers in de IC-conditie zich meer schaamden voor negatieve feedback dan andere

1 Het is theoretisch te beargumenteren dat trots en schaamte op dezelfde continue schaal te meten zijn waarbij ze

allebei een uiteinde representeren. Om die reden kan er ook een verschilscore gemaakte worden tussen beiden, bijvoorbeeld trots minus schaamte bij positieve feedback = gecorrigeerde trots op positieve feedback score. Dit zou een kleinere variantie van de scores teweeg moeten brengen, waardoor een eventueel effect van houding gemakkelijker aan te tonen is. Tijdens het uitvoeren van de analyses bleek echter dat dit geen effect op de uitkomsten had. Er werd geen verschil gevonden als er verschilscores gebruikt werden in plaats van de hierboven weergegeven scores.

2 Deze data kan ook geanalyseerd worden door middel van een Mixed ANOVA met soort feedback (positief of

negatief) als binnen deelnemer variabele en houding (tijdens taak & tijdens feedback) als tussen-deelnemer variabele met twee niveau’s en een afhankelijke variabele (trots, schaamte, geheugen of acceptatie). Dit had echter geen effect op de uitkomsten. De verschillen waren niet significant.

(18)

deelnemers. Om te toetsen of dit verschil significant was is er een variantieanalyse (ANOVA) uitgevoerd met contrasten. Er is niet aan de assumptie voor homogeniteit van de varianties voldaan, Levene Statistic (3, 62) = 2.82, p = .046. Om deze reden is er naar de robuuste Brown-Forsythe gekeken. Tegen de verwachting in bleek dat er geen significant verschil was in schaamte-scores tussen de verschillende condities voor de negatieve feedback, F(3, 54.45) =1.19, p = .321, η² = .052. Deelnemers in de IC-conditie schaamden zich niet meer voor negatieve feedback dan deelnemers in de andere condities.

Geheugen. Door middel van vier variantieanalyses met contrasten (ANOVA) zijn twee verwachtingen getoetst: 1. Onthouden deelnemers in de RC-conditie de positieve en negatieve feedback meer dan deelnemers in de andere condities. 2. Onthouden deelnemers in de IC-conditie de positieve en negatieve feedback minder dan deelnemers in de andere IC-condities. Voor iedere conditie werden de gemiddelde geheugen scores, standaardafwijkingen en totaalscores berekend voor de positieve en negatieve feedback. In Tabel 2 zijn deze weergegeven.

Tabel 2

Gemiddelde Geheugen Scores en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) van de Positieve en

Negatieve Feedback van de Rechtop Beide, Rechtop Contrast, Ineengedoken Beide en

Ineengedoken Contrast Condities

Conditie Geheugen positieve Feedback Geheugen Negatieve Feedback

Rechtop Beide .7 (.76) .78 (.79)

Rechtop Contrast .77 (.78) .83 (.74)

Ineengedoken Beide .73 (.81) .87 (.78)

(19)

Totaal .72 (.79) .8 (.77)

De resultaten lijken volgens een verwacht patroon te verlopen. Bij zowel de positieve als de negatieve feedback waren de gemiddelde geheugen scores van de deelnemers in de RC-conditie het hoogst. De gemiddelde geheugen scores van de deelnemers in de IC-RC-conditie waren bij zowel de positieve als de negatieve feedback het laagst. De verschillen waren echter niet groot genoeg om een significant effect aan te tonen. Tegen de verwachting in bleek dat er voor de positieve feedback geen significant verschil was in geheugen scores tussen de

verschillende condities, F(3, 65) = .42, p = .741, η² = .019. Tegen de verwachting in bleek ook voor de negatieve feedback dat er geen significant verschil was in geheugen scores tussen de verschillende condities, F(3, 65) = .42, p = .742, η² < .001. Deelnemers in de RC-conditie onthielden de positieve en negatieve feedback niet beter dan deelnemers in de andere condities. Ook onthielden deelnemers in de IC-conditie de positieve en negatieve feedback niet slechter dan deelnemers in de andere condities. Er is getoetst of deelnemers in het algemeen negatieve feedback beter onthielden dan positieve feedback. Uit een eenzijdig gepaarde metingen t-test bleek dat dit zo was. Deelnemers onthielden de negatieve feedback significant beter dan de positieve feedback t(65) = 2.2, p = .015. Men onthield de negatieve feedback beter dan de positieve feedback. Dit is conform verwachting.

Acceptatie. Door middel van twee variantieanalyses met contrasten (ANOVA) zijn twee verwachtingen getoetst: 1. Accepteren deelnemers in de RC-conditie de positieve en negatieve feedback meer dan deelnemers in de andere condities? 2. Accepteren deelnemers in de IC-conditie de positieve en negatieve feedback minder dan deelnemers in de andere

condities? Voor iedere conditie werden de gemiddelde acceptatiescores, standaardafwijkingen en totaalscores berekend voor de positieve en negatieve feedback. In Tabel 3 zijn deze

(20)
(21)

Tabel 3

Gemiddelde Acceptatiescores en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) van de Positieve en Negatieve Feedback van het totaal en de Rechtop Beide, Rechtop Contrast, Ineengedoken Beide en Ineengedoken Contrast Condities

Conditie Acceptatie positieve Feedback Acceptatie Negatieve Feedback

Rechtop Beide 29.7 (8.2) 18.6 (8.0)

Rechtop Contrast 30.5 (7.4) 20.7 (10.2)

Ineengedoken Beide 27.5 (6.5) 18.2 (7.7)

Ineengedoken Contrast 33.7 (6.5) 20 (10.7)

Totaal 30.4 (7.3) 19.4 (9.2)

Tegen de verwachting in bleek dat er voor de positieve feedback geen significant verschil was in acceptatiescores tussen de verschillende condities F(3,65) = 2.08, p = .111, η² = .092. Tegen de verwachting in bleek ook voor de negatieve feedback dat er geen significant verschil was in acceptatie scores tussen de verschillende condities, F(3, 65) = .27, p = .846, η² = .013. Deelnemers in de RC-conditie accepteerden de positieve en negatieve feedback niet meer dan deelnemers in de andere condities. Ook accepteerden deelnemers in de IC-conditie de positieve en negatieve feedback niet minder dan deelnemers in de andere condities. Er is getoetst of deelnemers in het algemeen positieve feedback meer accepteerden dan negatieve feedback. Uit een eenzijdig gepaarde metingen t-test bleek dat dit het geval was, t(65) = 8.2, p < .001. Zoals verwacht werd positieve feedback meer geaccepteerd dan negatieve feedback.

Exploratief is er ook gekeken naar verschillen tussen mannen en vrouwen. Mannen verschilden echter niet van vrouwen in hun mate van trots of schaamte, geheugen en acceptatie van de positieve en negatieve feedback. Ook als in de analyses alleen mannen of vrouwen meegenomen werden, waren de uitkomsten niet verschillend van de uitkomsten

(22)

zoals hierboven gepresenteerd. Hierbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat de totale aantallen bij mannen (N = 19) klein was in vergelijking met het aantal vrouwen (N = 47), hierdoor was een eventueel sterk effect moeilijker aan te tonen.

Aangezien de gevonden uitkomsten niet altijd volgens de verwachting waren, zijn er alternatieve analyses gedaan in een poging uitsluitsel te bieden waarom de verwachte effecten niet gevonden zijn. Allereerst is er gekeken of stemming mogelijk de testscores beïnvloedde. Bij schaamte voor negatieve feedback, trots op positieve feedback, geheugen van positieve en negatieve feedback en acceptatie van positieve feedback bleek dit niet zo te zijn. Voor de acceptatie van negatieve feedback was dit echter wel het geval. Uit de ANCOVA bleek dat stemming significant de scores van de acceptatie van negatieve feedback voorspelde, F(1, 58) = 10.73, p = .002, η² = .027. Echter, zelfs als stemming als covariaat werd meegenomen, bleek dat de acceptatiescores niet verschilden tussen de verschillende condities, F(3, 58) = .46, p = .711, η² = .003. Stemming beïnvloedde dus alleen de acceptatie van negatieve feedback, maar als er gecontroleerd werd voor stemming, bleek er alsnog geen effect van houding op de mate van acceptatie van de negatieve feedback.

Daarna is er gekeken of de behoefte aan feedback mogelijk de testscores beïnvloedde. De behoefte aan feedback was op geen enkele manier van invloed op de eerder gevonden resultaten.

De mate van comfort tijdens het maken van de taak en tijdens het krijgen van de feedback is ook meegenomen als variabele die mogelijk de testscores heeft beïnvloed. Een herhaalde metingen factoriële ANOVA toonde aan dat de mate van comfort significant

(23)

verschilde tussen de verschillende condities, F(3,62) = 9.85, p < .001. In Figuur 2 zijn de gemiddelde comfort scores en standaard afwijkingen weergegeven.

Figuur 2.

Gemiddelde Comfort Scores en Standaarddeviaties (Tussen Haakjes) van de

verschillende Houdingen

Figuur 2 laat zien dat zowel tijdens de taak als tijdens het ontvangen van de feedback de mate van comfort groter was als men ineengedoken zat dan als men rechtop stond. Dit is op zich opvallend, aangezien niet verwacht werd dat de gemanipuleerde houding en zouden verschillen in de mate van comfort. Daarnaast is het interessant om te kijken of de mate van comfort een significante voorspeller was van emotie, geheugen of acceptatie. Een multiple regressie analyse wees uit dat dit niet het geval was.

Een andere mogelijke verklaring voor het feit dat er geen effect van houding op acceptatie van de feedback is gevonden, is dat er nu een somscore is gemaakt van

(24)

toch is het mogelijk dat houding bepaalde onderdelen van acceptatie minder beïnvloedde dan andere. Wells en Petty (1980) hebben bijvoorbeeld gevonden dat lichaamshouding van invloed is op hoe overtuigend een boodschap wordt gevonden, maar onduidelijk is

bijvoorbeeld nog of lichaamshouding ook kan beïnvloeden hoe goed persoonlijke feedback klopt met het zelfbeeld. Om deze reden is ook getest of de individuele vragen uit de

acceptatieschaal beïnvloed werden door lichaamshouding. Dit bleek echter ook niet zo te zijn. Lichaamshouding had op geen enkel individueel onderdeel van acceptatie invloed bij geen enkele vorm van feedback.

In dit onderzoek is er vooral gekeken naar trots bij positieve feedback en schaamte bij negatieve feedback. Uit eerder onderzoek blijkt echter dat er bij positieve en negatieve

feedback ook andere emoties ervaren worden (Duclos et al., 1989). Zo kan men blijdschap en ontspanning ervaren bij positieve feedback en boosheid en verdriet bij negatieve feedback. Tegelijkertijd zou het zo kunnen zijn dat de gemanipuleerde houding beter paste bij een andere emotie. Een ineengedoken houding kan namelijk ook aangenomen worden bij verdrietige gebeurtenissen, net zoals een rechtop houding aangenomen kan worden bij een blije gebeurtenis. Wellicht is het zo dat de verkeerde emoties zijn gekozen als afhankelijke variabelen. Om dit te controleren zijn de analyses opnieuw uitgevoerd met in plaats van trots en schaamte de andere gemeten emoties. Ook hierbij zijn er geen significante effecten gevonden van houding op een van de andere emoties.

Om andere interessante patronen te ontdekken zijn in Tabel 4 de significante Spearman correlaties weergegeven tussen de afhankelijke variabelen, mate van comfort en stemming.

(25)

Tabel 4

Significante Correlaties tussen de Afhankelijke Variabelen, Comfort en Stemming

% goed +

% goed - Trots + Schaamte - Comfort feedback Stemming Acceptatie + .41** .55** .47** Acceptatie - .30* .38** -.37** Percentage goed + .26* Percentage goed - -.25* Trots + .39** Comfort Taak .43** Comfort Feedback .39**

+ = positieve feedback, - = negatieve feedback, % = percentage * p < .05, ** p < .01

Wat hier opvalt is dat acceptatie van de positieve feedback positief correleert met de geheugen scores van positieve feedback. De acceptatie van negatieve feedback correleert positief met de geheugen scores bij de negatieve feedback. Er kunnen geen directe causale verbanden geconstateerd worden bij correlaties, desalniettemin lijkt het erop dat naarmate de acceptatie van feedback hoger wordt, de feedback ook beter onthouden wordt. Een

omgekeerde interpretatie van de correlatie dat naarmate feedback beter onthouden wordt de acceptatie ook hoger wordt, is onwaarschijnlijk. De geheugenvragen werden namelijk als laatste gesteld, het is niet logisch is dat deze de eerder gemeten acceptatiescores hebben beïnvloed. Wel is het mogelijk dat er nog een derde variabele is die deze correlatie heeft beïnvloed: emotie. Er is namelijk ook een hoge correlatie tussen acceptatie van de positieve feedback en de trots op de positieve feedback. Het zou kunnen dat deelnemers de positieve feedback accepteerden, er trots op waren en het daardoor ook beter onthielden. Bijvoorbeeld, omdat men die trots wilde delen met anderen. Voor negatieve feedback kan op dezelfde manier geredeneerd worden. Deelnemers accepteerden de feedback, schaamden zich ervoor en onthielden het daardoor beter. Bijvoorbeeld doordat de schaamte opgelost moest worden door zichzelf te verbeteren. Dat kon alleen als de feedback ook onthouden werd. Aangezien er vooraf geen voorspellingen zijn gedaan met betrekking tot de correlaties worden deze niet verder besproken.

(26)

Discussie

Dit onderzoek kan geen ondersteuning geven voor de stelling dat lichaamshouding de interpretatie van feedback beïnvloedt. In het huidige onderzoek zijn er drie manieren

onderzocht hoe lichaamshouding de interpretatie van feedback zou kunnen beïnvloeden.

Emotie. Allereerst zou lichaamshouding de interpretatie van feedback kunnen

beïnvloeden via de intensiteit van emoties. Als, onder invloed van lichaamshouding, mensen meer trots of schaamte voelen bij positieve en negatieve feedback, kan dat ervoor zorgen dat ze de feedback zelf anders gaan interpreteren. In dit onderzoek is hier echter geen bewijs voor gevonden. Mensen ervoeren evenveel trots bij positieve feedback, ongeacht wat voor houding ze aannamen. Ook bij negatieve feedback is er geen ondersteuning gevonden voor de stelling dat lichaamshouding de intensiteit van emoties beïnvloedt. Het zou kunnen dat de

aangenomen houding weinig effect had op trots en schaamte, omdat deze beter paste bij een andere emotie. Daarnaast kan men beargumenteren dat er bij feedback niet alleen trots en schaamte worden ervaren. Blijdschap, boosheid en verdriet zijn andere emoties die ook met het krijgen van feedback geassocieerd worden (Belschak & Den Hartog, 2009). Als de

gemanipuleerde houdingen beter zouden passen bij andere emoties, zou houding daar wel een effect op moeten hebben. Dit lijkt echter geen plausibele verklaring voor het niet vinden van een effect, omdat naast trots en schaamte er ook geen effecten gevonden zijn bij blijheid, ontspanning, gedeprimeerdheid, boosheid, agressiviteit en verdriet. Volgens Strack en Stepper (1993) beïnvloedt lichaamshouding alleen de mate van trots en schaamte over feedback als de houding voorafgegaan wordt aan een contrasterende houding. Tot op heden hebben alleen Strack en Stepper een dergelijk patroon gevonden. Om hun onderzoek te kunnen repliceren is er in het huidige onderzoek voor dezelfde opzet gekozen. Het zou echter zo kunnen zijn dat hun resultaat een toevalstreffer betrof, aangezien het in het huidige onderzoek niet is

(27)

gerepliceerd. Daarnaast zou men kunnen beredeneren dat het effect van houding sterker is op het moment dat deze langer wordt aangehouden, om die reden is het interessant om de groepen die alleen maar rechtop stonden (RB) of ineengedoken zaten (IB) met elkaar te vergelijken met betrekking tot de hypotheses. Bij negatieve feedback is wel een verwacht patroon gevonden. In de conditie waar men alleen ineengedoken zat, ervoer men meer schaamte dan in de conditie waar men alleen rechtop stond. Dit verschil was echter niet significant. De resultaten van het huidige onderzoek ondersteunen deze verklaring dus niet.

Geheugen. Ten tweede is het mogelijk dat lichaamshouding de werking van het geheugen beïnvloedt. Volgens de congruentie hypothese van Riskind (1984) worden

herinneringen gemakkelijker opgehaald op het moment dat de houding overeenkomt met het soort herinnering. Bijvoorbeeld, op het moment dat men zich een schaamtevolle gebeurtenis moet herinneren, gaat dat gemakkelijker als men een ineengedoken houding aanneemt. In het huidige onderzoek is geen ondersteuning gevonden voor deze hypothese. Het geheugen van mensen werkt bij zowel positieve als negatieve feedback hetzelfde, ongeacht de aangenomen houding.

Acceptatie. Een derde mogelijkheid hoe lichaamshouding de interpretatie van feedback zou kunnen beïnvloeden is dat het de mate van acceptatie van de feedback

beïnvloedt. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat bewegingen van het hoofd (knikken) een boodschap overtuigender kunnen maken (Wells & Petty, 1980), maar het was nog onduidelijk of dit ook geldt voor andere lichaamshoudingen en voor persoonlijke boodschappen. Het besproken onderzoek geeft geen aanleiding om te geloven dat dit het geval is. De acceptatie van persoonlijke feedback veranderde niet naarmate lichaamshouding veranderde. Dit zou veroorzaakt kunnen zijn doordat er een brede definitie van acceptatie van feedback is

(28)

gebruikt. Overtuigingskracht was weliswaar een component van deze definitie, maar het zou kunnen zijn dat andere componenten deze bijdrage teniet deden. Als dit zo zou zijn, dan zou lichaamshouding wel een effect moeten hebben op alleen overtuigingskracht, maar dit bleek niet het geval te zijn. Sterker nog, houding had op geen enkele component van acceptatie invloed.

Gezien het feit dat er meerdere onderzoeken zijn die effecten van lichaamshouding op emotie, overtuigingskracht en geheugen hebben aangetoond is het verrassend dat er in het huidige onderzoek geen effect is gevonden. Het is mogelijk dat de feedback niet goed

gemanipuleerd is, waardoor er geen effect van houding aangetoond kon worden. Bijvoorbeeld omdat de feedback geen emotie opriep, niet geaccepteerd werd of niet onthouden werd. Uit de manipulatiecontroles is echter gebleken dat dat niet waarschijnlijk is. De positieve feedback werd namelijk positiever bevonden dan de negatieve feedback en riep ook echt trots en schaamte op. Het gevonden patroon was in de verwachte richting. Positieve feedback riep meer trots op dan negatieve feedback. Negatieve feedback riep meer schaamte op dan

positieve feedback. Ook werd de positieve feedback blijkbaar dusdanig geloofwaardig ervaren dat het meer trots dan schaamte opriep. Hetzelfde gold voor negatieve feedback, dat riep meer schaamte op dan trots. Met betrekking tot geheugen is ook een verwacht patroon gevonden. Negatieve feedback werd beter onthouden dan positieve feedback. Ook met betrekking tot acceptatie werden de verwachte resultaten gevonden. Positieve feedback werd meer geaccepteerd dan negatieve feedback. Het lijkt er dus niet op dat de feedback niet goed gemanipuleerd is.

Stemming zou het gebrek aan resultaten mogelijk kunnen verklaren. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat een blije stemming ervoor kan zorgen dat men ook meer congruente

(29)

(bijvoorbeeld positieve feedback) informatie onthoudt (Bless et al., 1996, Clark & Teasdale, 1985). Daarnaast kan stemming ook beïnvloeden hoeveel blijdschap of verdriet er wordt ervaren. In het huidige onderzoek was stemming alleen van invloed op de mate van acceptatie van negatieve feedback. Echter, als hiervoor gecontroleerd werd, was houding alsnog niet van invloed op de verschillende uitkomst maten. Ook stemming lijkt dus niet te kunnen verklaren waarom houding niet van invloed is op emotie, geheugen of acceptatie.

De redenatie dat men feedback meer accepteert en beter onthoudt naarmate de behoefte aan feedback groter is, klinkt logisch. Voor negatieve feedback is hetzelfde

gevonden, maar net als voor stemming gold dat als er op behoefte aan feedback gecontroleerd werd er alsnog geen effect van houding op een van de uitkomstmaten gevonden is.

Er zijn verschillende alternatieve verklaringen gegeven waarom er geen effect is gevonden van houding op de interpretatie van feedback. Geen van deze verklaringen was echter succesvol in het beantwoorden van de vraag. Er zijn echter wel op verschillende gebieden verwachte patronen gevonden. Zo ervoeren mensen de meeste schaamte als ze een schaamtevolle houding aannamen, maar het verschil met de andere houdingen was niet significant. Daarnaast waren de geheugenprestaties van zowel positieve als negatieve feedback het hoogst als er een open houding werd aangenomen en het laagst als er een gesloten houding werd aangenomen. Deze resultaten waren echter niet significant. Het aantal deelnemers kan mogelijk van invloed zijn geweest op het niet kunnen aantonen van een effect van houding. Ten eerste is het aantal deelnemers wellicht niet voldoende geweest om

überhaupt een sterk effect aan te tonen. Ten tweede is er in het huidige onderzoek een aantal deelnemers geweest dat zijn twijfels heeft uitgesproken over de echtheid van de feedback. Het kleine aantal deelnemers leende zich er niet voor om een strengere selectiemethode toe te

(30)

passen, wellicht hadden de resultaten anders geweest met een grotere steekproef van deelnemers die meer vertrouwen hadden in de echtheid van de feedback.

Al met al kan door middel van deze studie niet aangetoond worden dat de

lichaamshoudingen zoals ze hier gemanipuleerd zijn een effect hebben op de interpretatie van persoonlijke feedback. Dit wil niet zeggen dat houdingen in het algemeen geen effect hebben. De gemanipuleerde houdingen weken behoorlijk af van de houdingen waarop dit onderzoek geïnspireerd is: “Gesloten” en “Open” houdingen zoals ze zo vaak in populaire artikelen genoemd worden. Een gesloten houding wordt vaak geassocieerd met het kruisen van de armen voor de buik of borst en niet perse met een ineengedoken houding. Het is mogelijk dat de houdingen in de huidige studie onvoldoende gemanipuleerd waren, waardoor ze

onsuccesvol waren in het aantonen van een effect. Daarbij werd in de huidige studie de ineengedoken houding als comfortabeler ervaren dan de rechtop houding, terwijl er geen hoofdeffect van houding op comfort werd verwacht. Het is echter wel mogelijk dat er sprake is geweest van een interactie effect, bijvoorbeeld dat bij positieve feedback een open houding als comfortabeler werd ervaren dan bij negatieve feedback. De gedachte hierachter is dat een open houding beter past bij positieve feedback en daarom als comfortabeler wordt

bestempeld. Voor negatieve feedback en een gesloten houding geldt hetzelfde. In het huidige onderzoek is er echter slechts één keer gevraagd naar de mate van comfort, waardoor een eventueel interactie effect niet aan te tonen was. Daarnaast is er in de vraagstelling geen onderscheid gemaakt tussen fysiek comfort en psychologisch comfort. Met dat laatste wordt de dissonantie bedoeld die men eventueel zou kunnen ervaren als een houding incongruent is aan de valentie van de feedback. Hierdoor is het onduidelijk hoe deelnemers dit

geïnterpreteerd hebben. In toekomstig onderzoek zal er een realistische gesloten houding gemanipuleerd moeten worden, waarbij de mate van comfort op elk feedback moment apart

(31)

en goed gedefinieerd gemeten moet worden. Dit biedt ruimte voor interessant

vervolgonderzoek: het effect van de eigen lichaamshouding op de interpretatie van het gedrag van anderen is tot op heden nog niet onderzocht. Het is goed mogelijk dat als men zelf een gesloten of open houding aan neemt, dat naast de interpretatie van de boodschap, ook de interpretatie van gedrag van een ander verschilt.

In toekomstig onderzoek naar dit onderwerp is het wenselijk om naar andere populaties te kijken dan psychologie studenten. Deze studenten doen veelvuldig mee aan psychologisch onderzoek en zijn eraan gewend om misleid te worden, waardoor ze ook eerder achterdochtig worden bij een manipulatie. Hierdoor zullen ze deze eerder herkennen, zeker als de manipulaties gaan om onderwerpen die veel in psychologische literatuur behandeld worden. In het huidige onderzoek werd er een aantal keer bij de onderzoeksleiders

aangegeven dat deelnemers de feedback niet helemaal geloofden en dat ze al dachten dat het niet echt was. Dit zorgt ervoor dat een eventueel effect minder snel aangetoond kon worden.

Een andere limitatie aan dit onderzoek is het feit dat de feedback geschreven was, terwijl in professionele settings het vaak face-to-face gegeven wordt. Het is moeilijker om door middel van geschreven tekst nuances en emotionele lading weer te geven, waardoor dit mogelijk ook van invloed is op de hoeveelheid emotie die de feedback opriep. Geschreven feedback is gemakkelijker te negeren en heeft minder urgentie dan face-to-face feedback, die vaak een directe reactie vereist. Deze reactie wordt daarnaast ook nog waargenomen door de feedbackgever, waardoor, bijvoorbeeld door impression management, er mogelijk meer aandacht is voor de eigen houding van de ontvanger. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat in

face-to-face situaties de houding van de ontvanger meer effect heeft op de interpretatie van de

(32)

het interessant om het effect van de lichaamshouding van de feedbackgever te manipuleren, om zodoende het effect hiervan op de ontvanger te bestuderen. Dezelfde inhoudelijke boodschap kan op verschillende manieren ‘verpakt’ worden. Het is goed mogelijk dat deze ‘verpakking’ ervoor zorgt dat feedback verschillend geinterpreteerd wordt.

Praktisch gezien lijkt het erop dat puur het rechtop staan of ineengedoken zitten niet van invloed is op hoe feedback geïnterpreteerd wordt. Het plaatje is echter nog niet compleet. Andere houdingen, andere personen die de houding aannemen, andere populaties en

verschillende soorten feedback zijn mogelijk nog interessante onderwerpen die verder bestudeerd moeten worden voordat er een wetenschappelijk oordeel geveld kan worden over of de volkswijsheid dat men niet gesloten moet zitten en juist open moet staan voor feedback, waar is.

(33)

Literatuurlijst

Alvero, A. M., Bucklin, B. R., & Austin, J. (2001). An objective review of the effectiveness and essential characteristics of performance feedback in organizational settings (1985-1998). Journal of Organizational Behavior Management, 21(1), 3-29.

Balcazar, F. E., Shupert, M. K., Daniels, A. C., Mawhinney, T. C., & Hopkins, B. L. (1989). An objective review and analysis of ten years of publication in the Journal of

Organizational Behavior Management. Journal of Organizational Behavior Management, 10(1), 7-37.

Belbin, R. M. Management Teams-Why they succeed or fail. 1981. Butterworth Heinemann.“Proceedings of the 2005 ASEE/AaeE 4th Global Colloquium on Engineering Education.

Belschak, F. D., & Den Hartog, D. N. (2009). Consequences of positive and negative feedback: The impact on emotions and Extra Role behaviors. Applied Psychology, 58(2), 274-303.

Bless, H., Clore, G. L., Schwarz, N., Golisano, V., Rabe, C., & Wölk, M. (1996). Mood and the use of scripts: Does a happy mood really lead to mindlessness?. Journal of personality and social psychology, 71(4), 665.

(34)

Carney, D. R., Cuddy, A. J., & Yap, A. J. (2010). Power posing: Brief nonverbal displays affect neuroendocrine levels and risk tolerance. Psychological Science, 21(10), 1363-1368.

Clark, D. M., & Teasdale, J. D. (1985). Constraints on the effects of mood on memory. Journal of Personality and Social Psychology, 48(6), 1595.

Costa Jr, P., Terracciano, A., & McCrae, R. R. (2001). Gender differences in personality traits across cultures: robust and surprising findings. Journal of personality and social psychology, 81(2), 322.

Ditto, P. H., & Lopez, D. F. (1992). Motivated skepticism: Use of differential decision criteria for preferred and nonpreferred conclusions. Journal of Personality and Social

Psychology, 63(4), 568.

Duclos, S. E., Laird, J. D., Schneider, E., Sexter, M., Stern, L., & Van Lighten, O. (1989). Emotion-specific effects of facial expressions and postures on emotional experience. Journal of Personality and Social Psychology, 57(1), 100.

Forer, B. R. (1949). The fallacy of personal validation: A classroom demonstration of gullibility. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 44(1), 118.

Friedman, R., & Elliot, A. J. (2008). The effect of arm crossing on persistence and performance. European Journal of Social Psychology, 38(3), 449-461.

(35)

Kring, A. M., & Gordon, A. H. (1998). Sex differences in emotion: expression, experience, and physiology. Journal of personality and social psychology, 74(3), 686.

Lindner, R. (1943). The Rorschach test and the diagnosis of psychopathic personality. Journal of Criminal Psychopathology, July,69–93.

McAuley, E., Duncan, T. E., & Russell, D. W. (1992). Measuring causal attributions: The revised causal dimension scale (CDSII). Personality and Social Psychology Bulletin, 18(5), 566-573.

Nolan, T. V., Jarema, K. A., & Austin, J. (1999). An objective review of the Journal of

Organizational Behavior Management: 1987-1997. Journal of Organizational Behavior Management, 19(3), 83-114.

Ozer, D. J., & Benet-Martinez, V. (2006). Personality and the prediction of consequential outcomes. Annu. Rev. Psychol., 57, 401-421.

Riskind, J. H. (1983). Nonverbal expressions and the accessibility of life experience memories: A congruence hypothesis. Social Cognition, 2(1), 62-86.

Riskind, J. H. (1984). They stoop to conquer: Guiding and self-regulatory functions of physical posture after success and failure. Journal of Personality and Social Psychology, 47(3), 479.

(36)

Riskind, J. H., & Gotay, C. C. (1982). Physical posture: Could it have regulatory or feedback effects on motivation and emotion? Motivation and Emotion, 6(3), 273-298.

Roberts, T., & Arefi-Afshar, Y. (2007). Not all who stand tall are proud: Gender differences in the proprioceptive effects of upright posture. Cognition and Emotion, 21(4), 714-727.

Stepper, S., & Strack, F. (1993). Proprioceptive determinants of emotional and nonemotional feelings. Journal of Personality and Social Psychology, 64(2), 211.

Strack, F., Martin, L. L., & Stepper, S. (1988). Inhibiting and facilitating conditions of the human smile: A nonobtrusive test of the facial feedback hypothesis. Journal of Personality and Social Psychology, 54(5), 768.

Wells, G. L., & Petty, R. E. (1980). The effects of over head movements on persuasion: Compatibility and incompatibility of responses. Basic and Applied Social Psychology, 1(3), 219-230.

(37)

Bijlagen

Bijlage 1: Belbin test

Zet de 8 mogelijkheden die het beste bij u passen in oplopende volgorde waar (1) het meest bij u past en (8) het minst bij u past. U kunt de volgorde aanpassen door op de statements te klikken en deze te verslepen zodat de gewenste volgorde ontstaat.

Ik houd van werken, omdat...

• ik ervan houd om situaties te analyseren en zoveel mogelijk keuzemogelijkheden af te wegen.

• ik geinteresseerd ben in het vinden van praktische oplossingen - oplossingen die echt werken.

• ik ervan houd het gevoel te hebben dat ik goede samenwerkingsrelaties kweek. • ik een sterke invloed uitoefen (en wil uitoefenen) op de besluitvorming.

• ik dan allerlei mensen kan ontmoeten, die iets interessants te bieden hebben. • ik ervan houd om mensen tot overeenstemming te brengen over bepaalde te ondernemen stappen.

• ik me in mijn element voel als ik me met volle aandacht kan wijden aan mijn taak. • ik graag terreinen vind die mijn verbeeldingskracht prikkelen.

Kenmerkend voor mijn benadering van het werken in de groep is...

• dat ik het (in stilte) interessant vind mijn collega's beter te leren kennen. • dat ik niet bang ben de opvattingen van anderen te bestrijden of een minderheidsstandpunt te verdedigen.

• ik meestal wel de argumenten vind om onjuiste voorstellingen van tafel te krijgen. • dat ik meen dat ik het vermogen bezit om plannen, die in de praktijk moeten worden gebracht, in werking te zetten.

• dat ik het vermogen bezit het voor de hand liggende uit de weg te gaan en met onverwachte dingen op de proppen te komen.

• dat ik aanstuur op een beetje perfectionisme bij elke groepsopdracht.

• dat ik ervan houd om nuttige contacten te leggen buiten de eigenlijke groep.

• 8dat ik, hoewel ik wel geinteresseerd ben in alle meningen, zonder aarzelen vaststel wat er gebeuren moet als er een beslissing moet worden genomen.

Wanneer ik eenmaal betrokken ben in een project samen met anderen..

• lukt het me mensen in een richting te sturen, zonder ze onder druk te zetten. • is het mijn waakzaamheid die ons ervoor behoudt onzorgvuldigheden te begaan en zaken over het hoofd te zien.

• stuur ik op daden aan, om er zeker van te zijn dat er in de vergadering geen tijd verloren gaat of dat hoofdzaken uit het oog worden verloren.

• kan men ervan op aan dat ik iets origineels bedenk.

• ben ik altijd bereid een goed idee te ondersteunen als dat in het algemeen belang is. • ben ik altijd uit op nieuwe ideeen en ontwikkelingen.

(38)

• geloof ik dat mijn beoordelingsvermogen een belangrijke bijdrage levert om tot de juiste beslissingen te komen.

• 8kan men er vast van op aan dat alle belangrijke zaken ook uitgevoerd worden. Wat ik vind, dat ik kan bijdragen aan een team...

• is dat ik vaak nieuwe mogelijkheden weet te ontdekken en daarvan gebruik te maken. • is dat ik zeer goed overweg kan met een breed scala van mensen.

• dat het opwerpen van ideeen een van mijn natuurlijkste gaven is. • is mijn bijdrage tot de doelstellingen van een team.

• mijn vermogen zaken af te ronden, is groot - waarschijnlijk doordat mijn persoonlijke efficiency groot is.

• is dat ik bereid ben om impopulair te zijn (voor een tijdje) als dat leidt tot resultaten die uiteindelijk de moeite waard zijn.

• 7is dat ik meestal in de gaten heb wat haalbaar is en realistisch.

• dat ik redenen kan aanwijzen voor alternatieve handelwijzen, zonder daarbij mijn objectiviteit te verliezen.

Tekortkomingen, die ik mogelijk heb bij het werken in teams zijn...

• 1dat ik me alleen maar op mijn gemak voel als bijeenkomsten goed gestructureerd en onder controle zijn en op een goed geleide manier verlopen.

• dat ik soms te snel toegeef aan zaken waarvan ik meen dat ze een goed gezichtspunt hebben, zonder dat het voldoende is doorgesproken.

• dat ik de neiging heb te veel te praten als ik op nieuwe ideeen stuit.

• een niet uitgesproken eigen opvatting doet me te vaak vlot en enthousiast met anderen meegaan.

• dat ik soms als drammerig en autoritair beschouwd word als er iets gebeuren moet. • dat ik het moeilijk vind om vanaf het begin voorop te lopen, misschien omdat ik wat overgevoelig ben voor sfeer in de groep.

• dat ik ertoe neig op te gaan in ideeen die bij me zijn opgekomen - daardoor - contact te verliezen met de dingen die gaande zijn.

• dat mijn collega's denken dat ik me onnodig druk maak over details en over de kans dat dingen weleens mis kunnen gaan.

Als mij plotseling een moeilijke opdracht wordt toegespeeld, met een beperkte tijd en met onbekende mensen...

• trek ik me het liefst in een hoekje terug om iets te bedenken om uit de impasse te geraken, voordat ik met iets op de proppen kom.

• zoek ik meteen diegene op om mee samen te werken, die zich het meest positief opstelt.

• zoek ik onmiddellijk een manier om de omvang van de taak te verkleinen, door vast te stellen welke personen het best een bepaalde bijdrage kunnen leveren.

• zorgt mijn gevoel voor wat dringend is en wat niet, er wel voor dat we niet achter raken op het werkschema.

• blijf ik kalm en bewaar mijn vermogen om objectief te denken. • werk ik op een geleidelijke manier naar het doel toe.

• neem ik de leiding wel op me als ik merk dat de groep geen voortgang boekt.

• 8ga ik onmiddelijk discussies aan om nieuwe denkwijzen te stimuleren en het een en ander op gang te brengen.

(39)

• dat ik vaak ongeduld toon met betrekking tot hen, die de voortgang in de weg staan. • dat anderen me bekritiseren omdat ik te analytisch ben en te weinig intuitief.

• dat mijn bezorgdheid dat de dingen goed gebeuren, ertoe leidt dat de vooruitgang wel eens wordt belemmerd.

• dat ik me gauw verveel en dan door enkele dingen, die me prikkelen, weer op gang moet worden gebracht.

• dat ik het moeilijk vind op gang te komen als de doelstellingen niet duidelijk zijn geformuleerd.

• dat ik soms niet zo sterk ben in het verhelderen van de ingewikkeldheden die me door het hoofd spelen.

• dat ik er steeds op uit ben aan anderen dingen te vragen, die ik zelf niet kan.

• 8dat ik vaak aarzel mijn gedachten te berde te brengen, als ik daarmee veel oppositie oproep.

Bijlage 2: Feedback

Positieve feedback: U heeft een score behaalt van 89 op het gebied van persoonlijke samenwerking. Dit betekent dat u hoort tot de 23% hoogst scorende mensen op dit gebied. Concreet betekent dit dat u voor de meeste mensen een prettig persoon bent om mee samen te werken. U heeft het vermogen mensen op hun gemak te stellen en u kunt gemakkelijk omgaan met verschillende soorten persoonlijkheden. U bent gevoelig en kunt anderen goed

ondersteunen. U bent over het algemeen vriendelijk in de omgang en kan goed luisteren. Hierdoor weet u harmonie te creëren en conflicten te vermijden.

Negatieve feedback: U heeft een score behaald van 23 op het gebied van persoonlijke effectiviteit binnen teams. U behoort hiermee tot de 26% laagst scorende mensen op dit gebied. U vraagt zich vaak af of u de juiste beslissing heeft genomen en of u juist heeft gehandeld. U heeft een hekel aan conflicten en kan in kritieke momenten moeilijk een beslissing nemen.

Neutrale feedback: Met betrekking tot uw rol in het team heeft u een score behaald van 53. Dit is een gemiddelde score. In teamverband heeft u er behoefte aan dat andere mensen u aardig vinden en bewonderen, maar u bent wel kritisch naar uzelf toe. Hoewel u beheerst lijkt en uzelf goed in de hand kunt houden, kunt u zich soms wat zorgen maken of onzeker zijn of een beslissing wel de juiste is. U houdt van verandering en afwisseling en u wordt ontevreden als u zich ingesloten voelt door beperkingen of begrenzingen. U bent trots op de

onafhankelijke mening die u kunt vormen en u neemt wat anderen zeggen niet zo maar zonder slag of stoot aan.

Bijlage 3: Acceptatie schaal Hoe serieus neemt u de feedback?

Helemaal niet serieus Zeer serieus

(40)

Zeer onbelangrijk Zeer belangrijk

Hoe goed beschrijft de feedback uw persoonlijkheid?

Zeer slecht Zeer goed

Hoe nauwkeurig is de feedback?

Zeer onnauwkeurig Zeer nauwkeurig

Hoe geloofwaardig is de feedback?

Zeer ongeloofwaardig Zeer geloofwaardig

Hoe goed herkent u zich in de feedback?

Totaal niet Zeer herkenbaar

Hoe goed klopt de feedback met uw zelfbeeld?

Totaal niet kloppend met mijn zelfbeeld Zeer kloppend met mijn zelfbeeld

Bijlage 4: Behoefte aan feedback

Hoe vaak vraagt u uw begeleider/manager om informatie over uw academische of werk prestaties?

Zeer

infrequent Zeer frequent

Hoe vaak vraagt u uw begeleider/manager direct om beoordelingen over uw werk?

Zeer

(41)

Zeer

infrequent Zeer frequent

Hoe vaak vraagt u uw collega's/medestudenten om informatie over uw academische of werk prestaties?

Zeer

infrequent Zeer frequent

Hoe vaak vraagt u uw collega's/medestudenten om feedback over lopende opdrachten?

Zeer

infrequent Zeer frequent

Bijlage 5: Geheugen Positieve feedback:

Wat was je score op het gebied van persoonlijke samenwerking?

• Mijn score was 89 en daarmee hoor ik tot de 23% hoogst scorende mensen. • Mijn score was 75 en daarmee hoor ik tot de 30% hoogst scorende mensen. • Mijn score was 87 en daarmee hoor ik tot de 25% hoogst scorende mensen. • Mijn score was 85 en daarmee hoor ik tot de 31% hoogst scorende mensen. • Mijn score was 79 en daarmee hoor ik tot de 32% hoogst scorende mensen.

U heeft een score behaalt van 89 op het gebied van persoonlijke samenwerking. Dit betekent dat u hoort tot de 23% hoogst scorende mensen op dit gebied. Concreet betekent dit dat u voor de meeste mensen een ... persoon bent om mee samen te werken.

• Prettig • Fijn • Leuk • goed • vriendelijk

U heeft het vermogen mensen op hun gemak te stellen en u kunt gemakkelijk omgaan met verschillende soorten ... • persoonlijkheden • mensen • studenten • anderen • leerstijlen

U bent .. en kunt anderen goed ... U bent over het algemeen vriendelijk in de omgang en kan goed luisteren. Hierdoor weet u harmonie te creëren en conflicten te vermijden.

• gevoelig, ondersteunen • sensitief, inschatten • behulpzaam, helpen

(42)

• aardig, inschatten • assertief, overtuigen Negatieve feedback

Wat was je score op het gebied van persoonlijke effectiviteit?

• Mijn score was 23 en daarmee hoor ik tot de 26% laagst scorende mensen. • Mijn score was 28 en daarmee hoor ik tot de 30% laagst scorende mensen. • Mijn score was 27 en daarmee hoor ik tot de 25% laagst scorende mensen. • Mijn score was 25 en daarmee hoor ik tot de 31% laagst scorende mensen. • Mijn score was 29 en daarmee hoor ik tot de 32% laagst scorende mensen.

U heeft een score behaald van 23 op het gebied van persoonlijke effectiviteit binnen teams. U behoort hiermee tot de 26% laagst scorende mensen op dit gebied. U vraagt zich vaak af ... en of u juist heeft gehandeld.

• of u de juiste beslissing heeft genomen • of u het wel goed doet

• wat mensen van u vinden • hoe u over komt

• wat u het beste kunt doen

U heeft een hekel aan ... en kan in kritieke momenten moeilijk een beslissing nemen. • conflicten

• mensen die een sterke mening hebben • mensen moeten overtuigen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• De onderzochte personen zijn representatief voor de groep waar het onderzoek iets over wil zeggen (geven de bevraagde leraren bijvoorbeeld de mening van het team goed weer?).. •

volgens de literatuur uit moet zien om effectief te zijn, hoe feedback tijdens de colleges gegeven werd door docenten en door studenten, en omdat ik door deze twee aan elkaar

Zoals je allicht weet kan een slechte werking van dit regelsysteem leiden tot suikerziekte of diabetes: als de regelaar niet meer doet wat je verlangt, zal ook het systeem

The commercial-scale experiment that was only done in 2013 with an increased crop yield for the double-bearer pruning training showed significantly lower levels of

The national Act on Higher Education and Scientific Research (WHW article 7.3c) allows higher education institutions to establish joint degree programmes, both with Dutch

Current-phase relation in the absence of interface Rashba spin-orbit interaction (λR) for (a) the chiral p wave (Eu) in the single- band model, (b) the chiral p wave (E u ) in

These adaptation methods are a product of the This article examines adaptation measures used to sustain indigenous practices and the use of indigenous knowledge systems (IKS) to

 Uit die omskrywing van die wese van die liturgie in kontemporêre konteks, is daar ’n duidelike uitwys dat liturgie in Bybelse konteks nie beperk mag word tot die