• No results found

‘Parental Monitoring’ van studenten : heeft ‘parental monitoring’ invloed op het alcoholgebruik van jongvolwassen kinderen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Parental Monitoring’ van studenten : heeft ‘parental monitoring’ invloed op het alcoholgebruik van jongvolwassen kinderen?"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Parental Monitoring’ van studenten: Heeft ‘parental monitoring’ invloed op het alcoholgebruik van hun jongvolwassen kinderen?

Deborah Stronks (10606742) Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Onder begeleiding van dhr. dr. Peter Hoffenaar

Aantal woorden: 4946 (exclusief abstract en literatuurlijst) 29 mei 2017

(2)

Abstract

This literature study aimed at researching the effect of parental monitoring on young adults alcohol consumption. Only longitudinal studies were included to secure effects over time. Results show that parents, in fact, have an influence on young adults drinking behavior albeit stronger with indirect effects. The indirect effects can be seen in the selection of alcohol more of less consuming friends or in the modeling of the parents regarding their own drinking behavior or approval of heavy drinking. The

conceptualization and operalisation of 'parental monitoring' are discussed due to problems in this area. These findings have implications for developing interventions for young adults and their parents and adjusting adequate advice for parents of young adults with concerning alcoholconsumption.

Zoektermen: parental monitoring, studenten, jongvolwassenen, alcoholgebruik.

(3)

Heeft ‘parental monitoring’ invloed op het alcoholgebruik van hun jongvolwassen kinderen?

In Nijmegen is sinds 2013 een politie-interventie van start gegaan, genaamd ‘de Confrontatie’. Dronken jongeren die de openbare orde verstoren, worden gefilmd door de politie. Een aantal dagen na de uitgaansavond worden zowel de jongeren als de ouders uitgenodigd op het politiebureau om de camerabeelden van de misdragende jongeren terug te kijken en worden beiden geïnformeerd over de risico’s van openbaar dronkenschap (Greeff, Hulsbosch, & Hasselt, 2016). De confrontatie van de eigen misdragende beelden terug te zien samen met de ouders én de politie leidde bij meer dan de helft van de jongeren voor toenemende bewustwording, zo toonde het onderzoek van het Trimbos-instituut (Greeff et al., 2016). De ouders werden zich bewust van het gedrag van het kind tijdens het uitgaan en waren blij met de aangeboden handvatten van het politiebureau om thuis het gesprek te kunnen voortzetten. Dergelijke interventies of preventieprogramma’s zijn er niet voor jongvolwassen en/of hun ouders.

Het lijkt wellicht minder vanzelfsprekend dat ouders zich nog bemoeien met het gedrag van de jongvolwassene, want in de Westerse samenleving wordt verwacht dat op deze leeftijd de jongvolwassene (grotendeels) onafhankelijk en zelfstandig leeft. Bovendien kan bemoeienis met de jongvolwassene ook belemmerd worden omdat hij/zij bijvoorbeeld uit huis woont of (deels) financieel onafhankelijk is. Dit lijkt tegenwoordig volgens sociologen alweer een achterhaalde gedachten, omdat de jongeren langer thuis wonen en financieel afhankelijk blijven. Er wordt dan ook van een verlengde adolescentie gesproken. Naast deze punten kan het voor ouders nog wel lastig zijn iets teweeg te brengen als de jongere zich intensief beweegt in sociale kringen waarin drinken sterk aangemoedigd wordt (bijv. een studentenvereniging).

(4)

Tegenwoordig drinkt 93% van de frequente uitgaanders alcohol (Dorsselaer & Goossens, 2015) en een Amsterdamse soortgelijke studie kwam zelfs tot 98% (Benschop, Nabben, & Korf, 2015). Het Trimbos instituut telt onder wo-studenten het hoogste alcoholgebruik (Dorsselaer & Goossens, 2015). In 2014 heeft een wetswijziging de alcoholleeftijd verhoogd naar 18 jaar, met als doel dat jongeren later gaan beginnen met alcoholdrinken om gezondheidsrisico’s te voorkomen. Het onderzoek van Dorsselaer en Goossens (2015) toont dat de kersverse volwassenen nu op die leeftijd massaal aan het drinken slaan tijdens het uitgaan en dit brengt gezondheidsproblemen/-risico’s met zich mee. Teveel alcohol drinken is niet alleen schadelijk voor de gezondheid; het kan ook tot diverse andere problemen leiden. Denk hierbij aan toenemende agressie en geweld, vandalisme, onveilige en/of ongewenste seksuele handelingen, verkeersongevallen en verwondingen (Dorsselaer & Goossens, 2015).

Naast de hoge cijfers van alcoholgebruik en de mogelijke gezondheidsproblemen als gevolg (Dorsselaer & Goossens, 2015), is deze leeftijd op een ander gebied ook nog risicovol. Een epidemiologisch onderzoek heeft namelijk een toenemende prevalentie aangetoond van psychosociale stoornissen onder jongvolwassenen (Dam & Mulder, 2008). Dit wordt ondersteund door resultaten uit het NEMESIS-onderzoek, bij jongvolwassenen in Nederland, in vergelijking met andere leeftijdsgroepen, is het hoogste percentage (34%) met een stemmings-, angst- en/of verslavingsstoornis gevonden (Bijl, Ravelli, & Van Zessen, 1998). De snel groeiende maatschappij, de technologische revolutie die uiteenlopende kansen biedt en de hoge sociale druk in de studententijd kunnen ook een bron van stress vormen voor jongvolwassenen.

De vraag is of ouders in deze fase nog een beschermende rol kunnen spelen, zodat eventuele problemen voorkomen of verminderd kunnen worden. Volgens hoogleraar Rutger Engels is dit al duidelijk: “Jongeren blijven langer thuis wonen, staan onder invloed van hun

(5)

ouders. Zelfs als ze jongvolwassenen worden” (Haalboom, 2016, p. 7). Zijn studies tonen aan dat de opvoeding ook na de volwassenleeftijd nog veel teweegbrengt, maar wel blijkt dat ouders moeite hebben met het toezicht en controle houden (monitoren) vanwege

handelingsverlegenheid (Haalboom, 2016). In de adolescentiefase hebben meer onderzoeken aangetoond dat ‘parental monitoring’ wel degelijk ouders en hun jongeren kan helpen om problemen te verminderen of helemaal op te lossen (Chilcoat & Anthony, 1996; Everri, Mancini, & Fruggeri, 2014; Fosco, Stormshak, Dishion, & Winter, 2012; Pinchevsky et al., 2012). In tegenstelling tot de adolescentiefase, is het effect van opvoedgedrag in de jongvolwassenenleeftijd minder onderzocht én tonen de onderzoeken die er wel zijn verschillende effecten. Dit maakt het zowel maatschappelijk als wetenschappelijk relevant deze leeftijdsfase meer te belichten. Dan zouden ouders met jongvolwassen kinderen adequaat geadviseerd kunnen worden.

Deze studie beoogt te verhelderen wat het effect is van ‘parental monitoring’ op jongvolwassenen in relatie tot hun alcoholgebruik. De centrale vraag luidt dan ook: ‘Heeft ‘parental monitoring’ invloed op het alcoholgebruik van hun jongvolwassen kinderen?’. Met jongvolwassenen wordt bedoeld de studerende leeftijdsgroep, tussen de 18 en 25 jaar. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt allereerst het concept ‘parental monitoring’ toegelicht. Vervolgens worden de verschillende vormen van alcoholgebruik uitgelegd, zoals die in de literatuur naar voren komen. Hierna volgt een uiteenzetting van de resultaten. Tenslotte wordt het huidige onderzoek samengevat, bediscussieerd en wordt een conclusie getrokken. Het huidige onderzoek is een literatuurstudie, wat inhoudt dat de centrale vraag beantwoord zal worden op basis van de beschikbare literatuur.

(6)

‘Parental monitoring’ wordt in één van de eerste onderzoeken omschreven als “a set of correlated parenting behaviors involving attention to and tracking of the child’s

whereabouts, activities and adaptations” (Dishion & Mcmahon, 1998, p. 61). Sindsdien zijn er aan ouderlijk toezicht veel verschillende betekenissen toegekend en is de bovenstaande definitie aangescherpt (Stattin & Kerr, 2000; Stattin, Kerr, & Tilton-Weaver, 2010). Een recente definitie van Omer, Satran en Driter (2016) geeft de huidige consensus over het begrip monitoring aardig weer: “involving both the parents’ activities to safeguard the security of the child through their immediate presence and activities by which they solicit information and define rules regarding behaviors that take place beyond their immediate field of observation” (p. 291). Hier zijn twee elementen uit te halen: 1) het direct informatie inwinnen door de ouders en 2) het stellen van regels en grenzen. Deze elementen hebben een paar onderzoekers verwerkt in een groep factoren die veelvuldig gebruikt worden in de literatuur en deze worden nu besproken.

Stattin en collega's (2010) onderscheiden drie factoren die gezamenlijk ‘parental monitoring’ omvatten: in het begin waren enkel de factoren ‘solicitation’ en ‘control’, later is ‘child’s disclosure’ als derde factor onderscheiden. ‘Solicitation’ is het actieve

oudergedrag om te achterhalen wat hun kinderen doen als zij niet directe aanwezig zijn. ‘Control’ is het uitoefenen van controle door het opstellen van grenzen en regels door de ouders, maar komt bijna niet voor in recente onderzoeken. ‘Child’s disclosure’ verwijst naar wat de kinderen vanuit henzelf delen met de ouders over wat zij doen in hun vrije tijd. Zie het artikel van Stattin et al. (2010) voor de volledige omschrijving van de factoren en het verloop van de onderzoeken over de factoren. In de Nederlandse literatuur ontbreekt een officieel gebruikte vertaling van zowel de factoren als het overkoepelend concept (parental monitoring) en daarom wordt in deze scriptie de Engelse termen gebruikt.

(7)

In de literatuur wordt alcoholgebruik op verschillende manieren gemeten, aan de hand van diverse meetinstrumenten. Zo wordt algemeen alcoholgebruik merendeels gemeten door te vragen naar het aantal genoten alcoholhoudende glazen per week. Een veel

voorkomend meetinstrument is de ‘Daily Drinking Questionerre (Collins, Parks, & Marlatt, 1985) of het wordt gevraagd zonder verwijzing naar een vragenlijst.

Wanneer in de onderzoeken gevraagd wordt naar hevig alcoholgebruik wordt vaak de term ‘heavy episodic drinking’ gebruikt; in de volksmond beter bekend als ‘binge drinking’. Vrijwel alle studies volgen de richtlijn van vijf of meer glazen alcohol voor mannen en vier of meer voor vrouwen per gelegenheid. Veel voorkomende vragenlijsten zijn opgesteld door National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism’s (2007), Wechsler, Lee, Kuo en Lee (2000) en Wood, Read, Mitchell en Brand (2004). De enige niet-Amerikaanse studie verwijst naar ‘Risky Single-Occasion Drinking’; die hanteert zes of meer alcoholhoudende glazen per gelegenheid. Beide aantallen komen overeen met de Nederlandse gehanteerde richtlijn volgens het CBS, die verwijst naar ‘zwaar drinken’ (Dorsselaer & Goossens, 2015). Onder ‘overmatig drinken’ wordt in Nederlandse literatuur verwezen naar meer dan 14

alcoholhoudende glazen per week, maar deze term wordt weinig toegepast in de

onderzoeken. In de rest van de huidige studie verwijst ‘hevig alcoholgebruik’ naar ‘heavy episodic drinking’, hevig en risicovol alcoholgebruik.

Effecten van ‘Parental Monitoring’ op het alcoholgebruik van studenten In de literatuur zijn een handvol studies te vinden wat betreft dit onderwerp. De longitudinale studies die zijn opgenomen, onderzoeken allemaal het effect van ‘parental monitoring’ gemeten aan het einde van de middelbare schooltijd op het alcoholgebruik van jongeren in hun studententijd. Ook hebben de studies met elkaar gemeen dat ze allemaal gebaseerd zijn op zelfrapportage van de jongeren en dat de nulmeting plaatsvindt in de zomer voor de start van een nieuw academisch kalenderjaar. De studies in dit

(8)

literatuuroverzicht verschillen onderling doordat soms wel en soms niet een derde variabele is toegevoegd. Ook geldt dat niet altijd is gecontroleerd op dezelfde mogelijke verstorende factor. Soms is dit de woonsituatie van de jongere, andere keren het alcoholgebruik van vrienden of de tolerantie over alcoholgebruik door de ouders. Ook was er variatie in de steekproefgrootte, het aantal metingen, duur van de follow-up, het meetinstrument van ‘parental monitoring’ en soorten alcoholgebruik. Hieronder zijn de verschillende effecten uiteengezet. Vanwege veel variatie in de resultaten binnen de studies worden deze als eerste besproken op algemeen óf hevig alcoholgebruik. Vervolgens wordt besproken of er een positief of negatief effect was gevonden voor monitoring of dat er sprake was van een nulbevinding (geen positief effect, maar ook geen negatief). Met een positief effect wordt bedoeld een beschermend effect van ‘parental monitoring’ op het alcoholgebruik van de jongeren. Negatieve effecten belichten een tegengesteld effect van de ouderlijke monitoring, dus een toename van bijvoorbeeld het drinkgedrag als ook een hoge mate van monitoring aanwezig is. Het is van belang ook de studies te bespreken waar geen effecten zijn gevonden, omdat dit bijdraagt aan het oordeel over wat het effect is van ‘parental monitoring’ op het alcoholgebruik van jongvolwassenen/studenten. Een aantal studies tonen ook effecten over het alcoholgebruik van de studenten en een derde variabele, ‘parental monitoring’ is dan niet opgenomen in de analyse. De belangrijkste resultaten worden hier toch besproken onder ‘Andere variabelen’, omdat het wel inzicht kan geven in de omliggende factoren. Algemeen Alcoholgebruik

Positieve effecten

Arria et al. (2008) onderzochten in hoeverre de mate van ‘parental monitoring’ in het laatste jaar van de middelbare school invloed heeft op de mate van het alcoholgebruik in het eerste studiejaar. De resultaten lieten zien dat ‘parental monitoring’, zonder én met te controleren op achtergrondvariabelen, een klein beschermend effect had (b = -0.11, t(1,189)

(9)

= -8.26, p < .0001). Dit effect werd niet-significant (p = .60) wanneer het alcoholgebruik aan het einde van de middelbare school werd toegevoegd aan het analysemodel. Dit betekent dat de variabele ‘drinken tijdens de middelbare school’ een groter effect heeft op drinken in de studententijd dan de mate van ‘parental monitoring’.

In datzelfde jaar publiceerden Abar en Turrisi (2008) de mogelijke indirecte invloeden van ouders op het alcoholgebruik van hun jongeren, via de vriendenselectie (en hun alcoholgebruik) in de studentenperiode. Hier zijn door middel van een padmodel twee relevante resultaten te zien. Als eerste had een hoge mate van ‘parental monitoring’ een negatief effect op hoeveel alcohol studenten dronken in het eerste semester (β = −.87, t = -2.37, p < .05). Dus bij veel monitoring gingen de studenten in het eerste semester minder drinken. Ten tweede was naar voren gekomen dat ‘parental monitoring’ een groter effect had op het individueel alcoholgebruik in het tweede semester als deze gemedieerd werd door het alcoholgebruik van vrienden in het eerste semester (β = −.96, t = −2.07, p < .05). Dit houdt in dat ouders de vriendenselectie van hun jongeren beïnvloeden en dat dit positief uitpakt als een hogere mate van ‘parental monitoring’ was waargenomen.

Abar, Turrisi en Mallett (2014) onderzochten in een vervolgstudie of bepaalde ouderprofielen geassocieerd zouden zijn met een bepaalde mate van (hevig) alcoholgebruik van eerstejaarsstudenten. Een latente profielanalyse wordt vaak gebruikt om een typologie vast te stellen en resulteerde hier in vier ouderprofielen. Twee daarvan, de profielen ‘High Quality’ en ‘High Monitoring’, werden gekenmerkt met relatief positief ouderschap (waaronder een hoge mate van ‘parental monitoring & parental knowledge’). De andere twee profielen, ‘Low involvement’ en ‘Pro-Alcohol’, waren getypeerd met relatief negatief ouderschap (en met een lagere mate van ‘parental monitoring & parental knowledge’). Het bleek dat het weekendalcoholgebruik van de studenten over het hele eerste jaar bleef toenemen (Abar, Turrisi, & Mallett, 2014, zie Tabel 3). Vervolgens toonde het latente

(10)

groeicurvemodel dat de studenten van de profielen met een hoge mate van ‘parental monitoring’ minder alcohol dronken in het weekend (Abar, Turrisi, & Mallett, 2014, Figuur 1). Ook lieten deze twee groepen studenten een minder sterke stijging over het eerste studiejaar heen zien dan de studenten die behoorden tot de profielen met een lage mate ‘parental monitoring’ (Abar, Turrisi, & Mallett, 2014, Figuur 1). Ook bij hevig alcoholgebruik toonde de hoge mate ‘parental monitoring’ profielen deze effecten (Abar, Turrisi, & Mallett, 2014, Figuur 1). Alleen tussen de twee profielen met een lage mate van ‘parental monitoring’ was een verschil te zien. De studenten uit het ‘Pro-Alcohol’ profiel scoorden beduidend hoger op zowel weekendgebruik als hevig alcoholgebruik én lieten allebei een sterkere stijging in het alcoholgebruik over het jaar heen zien (Abar, Turrisi, & Mallett, 2014, Figuur 1). Het ‘Pro-Alcohol’ profiel verschilde voornamelijk in de mate van alcoholgebruik door de ouders zelf en hun tolerantie naar alcoholgebruik. Bovenstaande laat zien dat ‘parental monitoring’ een beschermend effect biedt tegen weekendgebruik en hevig alcoholgebruik bij eerstejaarsstudenten.

Geen effecten

In een van de eerder genoemde studies was ook een uitgebleven effect opgevallen. Er werd in een studie geconstateerd dat ‘parental monitoring’ geen bescherming biedt tegen de stijging van het algemeen alcoholgebruik bij jongvolwassenen, wanneer die gingen studeren of uit huis verhuisden (White et al., 2006). Ook de studie van Fairlie, Wood en Laird (2012) vond geen effecten tussen ‘parental monitoring’ en alcoholgebruik van eerstejaarsstudenten. In de studie van Walls, Fairlie en Wood (2009) zorgde ‘parental monitoring’ niet voor een verandering in de kans om voor het eerst te gaan beginnen met algemeen alcoholgebruik en de hoeveelheid algemeen alcoholgebruik wanneer eenmaal te zijn begonnen met het drinken van alcohol bleef ook onveranderd.

Andere variabelen

Comment [DS2]: Hoe verwijs je

naar een figuur?

Comment [DS3]: Hoe verwijs je

(11)

Er zijn over de andere studies ook opvallende resultaten gevonden waar ‘parental monitoring’ niet in voorkomt. Deze resultaten worden hier toch kort besproken, omdat deze wel het alcoholgebruik van studenten tonen en mogelijk een indirecte invloed uitoefenen op het effect van ‘parental monitoring’. Zo toonde een studie dat het verlaten van het ouderlijk huis en het gaan studeren beide voor een toename zorgden in het algemeen alcoholgebruik van de jongvolwassenen, respectievelijk b = 0.34, p < .001 en b = 0.19, p < .05 (White et al., 2006). Arria et al. (2008) ondersteunde deze bevinding dat studenten minder alcohol dronken als zij nog bij hun ouders thuis woonden (b = -2.50, t(7.82) = -1.245, p < .0001). Daarnaast was in het onderzoek van Abar en Turrisi (2008) gevonden dat als ouders meer afkeur toonden over alcoholgebruik van de studenten, deze minder geneigd waren alcohol te drinken (β=−.68, t=−3.19, p<.01.).

Hevig alcoholgebruik Positieve effecten

Er zijn ook studies die hevig alcoholgebruik van studenten hebben onderzocht in relatie met de mate van ‘parental monitoring’ van de ouders. Zo toonden enkele studies een beschermend effect als ‘parental monitoring’ in een hoge mate aanwezig was. Dit was te zien bij de studie van White et al. (2006), waar de studenten die het monitoren van hun ouders als hoog bestempelden tijdens de studententijd een minder sterke toename in hevig alcoholgebruik toonden dan de studenten die hun ouders als minder monitorend aangaven (b = -0.16, β = -.13, p < .05). Daarnaast bleek in de studie van Walls et al. (2009) dat studenten waarvan de ouders in de middelbare schooltijd veel monitorden, de studenten tijdens de studie significant minder hevig alcohol dronken (b = -.03, p = .04).

Aan de andere kant zijn er studies waarin een lage mate van ‘parental monitoring’ samengaat met hevig alcoholgebruik. Zo toonde de studie van (Varvil-Weld, Mallett, Turrisi, & Abar, 2012) een significante relatie tussen de ouderprofielen en de kans om tot een

(12)

risicogroep te gaan behoren. Hier hadden studenten die hun ouders met een lage monitoring beoordeelden 5.93 keer meer kans om tot een risicogroep te gaan behoren (de studenten die gedurende de eerste studiejaren hevig alcohol dronken).

Negatieve effecten

Een onderzoek analyseerde of ouderprofielen gerelateerd zouden kunnen zijn aan het drinkgedrag van studenten en of voorspeld kon worden of de studenten tot een risicogroep van hevig alcoholgebruik zouden kunnen gaan behoren (Varvil-Weld et al., 2012). Er werden vier significante ouderprofielen gevonden door middel van een latente profielanalyse, vergelijkbaar met de ouderprofielen van Abar et al. (2014). Er bleek dat studenten waarvan de ouders behoorden tot het ‘Pro-Alcohol’ profiel het meest dronken in de zomer voor de start van de universiteit, ondanks de hoge mate van ‘parental monitoring’. Daarentegen dronken de studenten met ouders uit het ‘Anti-Alcohol’ profiel (een hoge mate van ‘parental monitoring’ en afkeur tegen alcoholgebruik) het minst. Studenten die weliswaar hun ouders benoemden als met een hoge mate van monitoring, maar die ook werden aangegeven met een hoge mate van tolerantie voor alcoholgebruik, hadden 3.89 meer kans op risicovol

alcoholgebruik. Bij Varvil-Weld et al. (2012) bleek in hun profielanalyse dat studenten met ouders uit het ‘Negative Father’ profiel 5.93 significant meer kans hadden op het gaan behoren tot een risicogroep, dit profiel werd gekenmerkt met een lage mate van ‘parental monitoring’.Abar, Turrisi, en Mallett (2014) toont een vergelijkbare studie, waarin ouderprofielen zijn opgesteld en is getest of deze voor verandering zorgen bij het hevig alcoholgebruik van de studenten. Zo bleek dat studenten waarvan de ouderprofielen een hoge mate van ‘parental monitoring’ toonden, maar ook een hoge mate van tolerantie naar hevig alcoholgebruik en hoge mate van alcoholconsumptie, vaker hevig alcohol dronken en een sterkere stijging tonen in hevig alcoholgebruik in een jaar (Abar, Turrisi, & Mallett, 2014, Figuur 1).

(13)

Geen effecten

Bij de studies naar hevig alcoholgebruik kwam het ook voor dat effecten uitbleven. In de studie van Walls et al. (2009) veranderde ‘parental monitoring’ niet de kans op overgaan tot hevig alcoholgebruik (b = -.10, p = .06) . Varvil-Weld et al. (2012) toonden aan dat studenten met ouders uit de ‘Negative Mother’ profiel geen verhoogde kans hadden op het te kunnen gaan behoren tot een risicogroep (OR=1.84, p > .05). In de studie van Fairlie en collega's (2012) voorspelde ‘parental monitoring’ niet het beginpunt voor hevig

alcoholgebruik (b = -.44, β = -.07) en ook niet de stijging in hevig alcoholgebruik over tijd (b = .24, β = .11). In de studie van Bähler en collega's (2016) was geen verhoogde kans

gevonden op het gaan beginnen met risicovol alcoholgebruik (Univariate model crude OR = 1.12, family model AOR = 1.02, full model AOR = 0.95).

Andere variabelen

Een ander resultaat van dezelfde studie verdiende ook de aandacht, ondanks het feit dat ‘parental monitoring’ er niet een variabele was. Volgens Bähler et al. (2016) hadden studenten die met leeftijdsgenoten wonen namelijk een significante hogere kans op het beginnen aan risicovol alcoholgebruik (crude OR = 1.36, p = 0.017). Er zijn beschermende effecten gevonden bij studenten die hun ouders bestempelen met het stellen van strengere grenzen wat betreft hevig alcoholgebruik in het onderzoek van Fairlie et al. (2012).

Studenten van deze ouders werden beschermd tegen sociale modellering om hevig alcohol te gaan drinken (b = .27, β = .21).

Discussie

Deze literatuurstudie beoogde te onderzoeken wat het effect is van ‘parental monitoring’ op het alcoholgebruik van studenten. De centrale vraag luidde: Heeft ‘parental monitoring’ invloed op het alcoholgebruik van hun jongvolwassen studerende kinderen? Het is voor ouders minder vanzelfsprekend hun jongvolwassenen kinderen nog te monitoren voor

Comment [DS4]: Studenten of

jongvolwassenen?

Comment [DS5]: Dit erbij

(14)

de gevaren van bijvoorbeeld (hevig) alcoholgebruik, gezien het bereiken van de wettelijke volwassenen leeftijd en bijkomende toenemende zelfredzaamheid. In onderzoeken over de adolescentiefase is gebleken dat een hogere mate van ‘parental monitoring’ de minderjarige beschermt tegen meer alcoholgebruik en bijkomende risico’s. Om deze reden werd verwacht dat ‘parental monitoring’ bij studenten ook als een bescherming zou kunnen optreden. De resultaten lopen uiteen, want er is in de literatuur even vaak wel dan niet een beschermend effect gevonden van ‘parental monitoring’, zowel bij algemeen als hevig alcoholgebruik. Toch zijn er een aantal conclusies te trekken.

Eerst worden een paar relevante algemene bevindingen besproken. In het hele eerste studiejaar is een toename in algemeen alcoholgebruik te zien en blijkt ook dat gaan studeren, op kamers wonen of gaan samenwonen met peers zorgt voor een toename in het

alcoholgebruik bij studenten. In lijn met deze bevinding is aangetoond dat thuiswonende studenten minder alcohol drinken. Kan hiermee dan gesteld worden dat de directe aanwezigheid van ouders, ongeacht hun oudergedrag, al genoeg bescherming bied tegen meer alcohol drinken bij de studenten? Niet helemaal, want de literatuur geeft aanwijzingen dat er ook andere factoren meespelen en dat de aanwezigheid van de ouders niet altijd zorgt voor een afname in het alcoholgebruik.

‘Parental monitoring’ toonde namelijk een paar keer een direct verband met een afname in zowel algemeen als hevig alcoholgebruik bij de studenten (Arria et al., 2008; White et al., 2006), al waren dit kleine effecten van respectievelijk b = 0.11, t(1,189) = -8.26, p < .0001 en b = -0.16, β=-.13, p < .05. Sterkere positieve effecten van ‘parental monitoring’ werden gevonden als bleek dat een mediërende factor was opgenomen in het analysemodel (Abar & Turrisi, 2008; Abar, Turrisi, & Mallett, 2014). Een mediatie-effect houdt in dat het oudergedrag niet direct, maar indirect via een andere factor invloed uitoefent op het alcoholgebruik van de studenten. Zo bleek bij Abar en Turrisi (2008) dat ‘parental

(15)

monitoring’ gemedieerd werd door een andere variabele. Namelijk dat studenten met erg monitorende ouders eerder vrienden kozen die relatief minder dronken, waardoor zijzelf ook relatief minder gingen drinken (β = −.96, t = −2.37, p < .05). De correlaties tussen ‘parental monitoring’ en het alcoholgebruik van de studenten in het eerste en tweede semester waren óf niet-significant óf kleiner dan de vuistregel van een klein effect van r = .20. Een ander voorbeeld komt uit de studie van Abar et al. (2014), waar de studenten met een positief ouderprofiel (onder andere ook gekenmerkt werd door een hoge mate van ‘parental monitoring) minder algemeen en hevig alcohol nuttigden vergeleken met de studenten waarvan de ouderprofielen gekenmerkt werden door negatief ouderschap (Abar et al., 2014, zie Figuur 1). ‘Parental monitoring’ lijkt tot nu toe dus vooral indirect invloed uit te oefenen op het alcoholgebruik van jongvolwassenen. Toch zijn er ook een paar uitzonderingen gevonden.

Een paar onderzoeken toonden namelijk, op basis van de hypothese, een onverwacht resultaat. Drie keer is gevonden dat ondanks een hoge mate van ‘parental monitoring’ de jongvolwassenen relatief veel alcohol dronken. De hoge mate van ‘parental monitoring’ bood hier geen bescherming tegen hevig alcoholgebruik. In twee studies bleek een andere variabele dan ‘parental monitoring’ meer invloed uit te oefenen op het alcoholgebruik van de jongvolwassenen; zoveel dat het effect van ‘parental monitoring’ minder werd (Varvil-Weld et al., 2012) of zelfs helemaal verdween (Arria et al., 2008). Bij nader onderzoek van deze twee studies bleek dat de ouders zelf relatief veel alcohol nuttigden en dat ze ook een hogere tolerantie over hevig alcoholgebruik toonden. Deze twee gedragingen blijken een sterker effect uit te oefenen op het hevig alcoholgebruik van de studenten dan ‘parental monitoring’. Het voorbeeld dat ouders geven heeft in dit geval een sterkere invloed dan de mate van monitoring. Een van de studies (Abar & Turrisi, 2008) denkt dat dit komt doordat de

jongvolwassenen de waarden van hun ouders hebben geïnternaliseerd. Het kan natuurlijk ook

Comment [DS6]: Onderbouwen

met een artikel?

Comment [DS7]: Is deze conclusie

gerechtvaardigd?

een studie spreekt van internalisatie van de waarden van de ouders, dit is alleen niet bekend. Het kan zijn dat kinderen even veel of weinig gaan drinken als hun ouders of omdat ze er wel/geen straf voor krijgen, of omdat ze dit geinternaliseerd hebben? Of vanuit de ouders gezien hebben ze er geen oog voor

(16)

zijn dat de jongvolwassenen bewuster wel of niet hevig alcohol drinken om conflicten met hun ouders te voorkomen of simpelweg dat de ouders die hevig alcohol drinken, geen oog hebben voor hoeveel hun jongvolwassenen drinken. In ieder geval kan gesteld worden dat het effect van ‘parental monitoring’ afhankelijk is van andere factoren. Want alleen de aanwezigheid van ouders of de mate waarin zij hun jongvolwassen kinderen monitoren leveren meerduidige resultaten op.

In lijn met deze gedachten, hebben de meeste studies die een direct verband

analyseerden tussen ‘parental monitoring’ en het alcoholgebruik van de studenten vaker een nul-effect getoond. Het geobserveerde gedrag veranderde dan niet-significant bij de vervolgmetingen (Bähler et al., 2016; Fairlie et al., 2012; Varvil-Weld et al., 2012; Walls et al., 2009; White et al., 2006). Wellicht blijven significante effecten afwezig omdat niet de juiste variabelen zijn opgenomen in de analyse. Wanneer ik de studies kritisch doornam, was me enkel opgevallen dat in de studie van Abar en Turrisi (2008) een effect was uitgebleven wanneer in plaat van ‘parental monitoring’ een onderdeel ervan werd gebruikt in de analyse, namelijk ‘parental knowledge’. Dit wordt uitgebreider besproken bij de discussiepunten.

Terugkomend op de centrale vraag kan gesteld worden dat ‘parental monitoring’ wel degelijk een beschermend effect kan hebben op het alcoholgebruik van de studenten, mits het oudergedrag indirect van invloed is. Vooral de voorbeeldrol die ouders vervullen (op het gebied van eigen alcoholgebruik en de tolerantie hiernaartoe) en het effect dat ouders hebben op de vriendenkeuze van de jongvolwassenen via ‘parental monitoring’ voorafgaand aan de studententijd zijn als significante onderliggende variabelen gebleken waardoor de studenten juist meer of minder gingen drinken. De studie van Messler, Lee, Quevillon en Simons (2015) brengt deze twee bevindingen samen. Zij toonde aan dat meer goedkeuring van alcoholgebruik door de ouders samengaat met meer goedkeuring van alcoholgebruik door de

(17)

vrienden en dat dit vervolgens gerelateerd is aan meer negatieve consequenties van alcoholgebruik.

In deze literatuurstudie zijn een aantal discussiepunten aan te merken. Bij de vraag wat te observeren gedrag van ‘parental monitoring’ is, ontbreekt een eenduidig antwoord zoals eerder ook was aangegeven. Dit zorgt voor problemen in de operationalisatie van ‘parental monitoring’. Een ongewenst gevolg is namelijk dat veel studies verschillende factoren gebruiken om ‘parental monitoring’ te meten, zoals bijvoorbeeld met ‘parental knowledge’, ‘parental regulation’ of ‘supervision’. Er ontstaat daardoor een mismatch tussen het concept van ‘parental monitoring’ en de operationalisatie ervan.

Het gebruiken van de factor ‘parental knowledge’ om ‘parental monitoring’ te meten, is vaker bekritiseerd (Marshall, Tilton-weaver, & Bosdet, 2005; Stattin et al., 2010).

Door Stattin, Kerr en Tilton-Weaver (2010) is bijvoorbeeld aangekaart dat de kennis die ouders hebben over de vrijetijdsbesteding van hun jongvolwassenen kinderen afhankelijk is van hoeveel de kinderen vanuit henzelf delen met hen, wat eerder is aangegeven als ‘child’s disclosure’. Het kritiekpunt is dat er gedaan wordt alsof een onderdeel van ‘parental monitoring’ (wat actief oudergedrag impliceert) gemeten wordt, namelijk ‘parental

knowledge’. Dit terwijl er enkel gevraagd wordt hoeveel de jongeren aan hun ouders vanuit henzelf vertellen en hier komt dus geen actief oudergedrag aan te pas.

Daarnaast blijkt om een andere reden ook dat ‘parental knowledge’ niet een goede voorspeller is als een onderdeel van ‘parental monitoring’. Jongeren willen namelijk naarmate ze ouder worden minder delen wat betreft hun persoonlijke domein (vergeleken met andere domeinen) en schijnt de kwaliteit van de band met hun ouders medebepalend te zijn voor hoeveel of in welk domein te jongeren willen delen (Padilla-Walker, Nelson, & Knapp, 2014; Smetana, Metzger, Gettman, & Campione-barr, 2006). Hierdoor valt het te

Comment [DS8]: Artikel van

(18)

verklaren dat de metingen van ‘parental knowledge’ derhalve ook verschillende resultaten tonen.

Een andere beperking binnen de operationalisatie gaat over de vragen(lijsten) die worden gebruikt om ‘parental monitoring’ te meten. Zo worden de vragen om ‘parental monitoring te meten door de onderzoekers zelf opgesteld (zonder statische onderbouwing) of aan de hand van inmiddels gedateerde vragenlijsten (Chilcoat & Anthony, 1996; Wood et al., 2004). In een aantal gevallen blijkt ook nog dat de vragen refereren naar een ander dan de beoogde factor(en). Bijvoorbeeld wordt in de studie van Arria et al. (2008) aangegeven dat ‘parental monitoring’ beoogd wordt te meten aan de hand van ‘solicitation’-vragen, terwijl ze dit vragen met ‘child’s disclosure’-vragen. Bijvoorbeeld met vraag 6: “How often before you went out would you tell your parents when you would be back?” (Arria et al., 2008, Tabel 1)

Daarnaast is opgevallen dat ‘parental monitoring’ in alle opgenomen literatuur slechts één keer is gemeten, namelijk in de zomer voorafgaand aan het eerste studiejaar. Terwijl het goed mogelijk is dat ouders zich in andere mate of in andere vorm gaan ‘bemoeien’ wanneer de jongvolwassenen gaan studeren bijvoorbeeld. Padilla-Walker, Nelson en Knapp (2014) hebben laten zien dat jongeren het monitoren door hun ouders per domein in verschillende mate legitiem vinden en Smetana et al. (2006) toonde dat jongeren ook per domein in verschillende mate delen met hun ouders. Dit zou ook nog het geval kunnen zijn in de ontluikende volwassenheid. Er zijn studies die spreken van een andere vorm van monitoring die wellicht beter aansluit bij deze legitieme monitoring volgens de studenten (Omer et al., 2016; Omer, Steinmetz, Carthy, & von Schlippe, 2013).

Tot slot heeft de huidige literatuurstudie enkel niet-Nederlandse studies kunnen opnemen, waarvan voornamelijk Amerikaans. Dit maakt dat de conclusie met

voorzichtigheid dient te worden geïnterpreteerd voor toepassing in Nederland. Daarentegen is de Amerikaanse cultuur wel vergelijkbaar met de Nederlandse op het gebied van

Comment [DS9]: Concreet

(19)

alcoholgebruik van de jongvolwassenen en het hoger onderwijs met studieverenigingen. Er zijn louter longitudinale onderzoeken opgenomen waardoor de gevonden effecten kunnen worden aangenomen als bewezen effecten over de tijd.

Het onderwerp verdient nog wetenschappelijke aandacht. Met name hoe het monitorgedrag van ouders eruit ziet tijdens de studiefase kan meer inzicht geven in wat de jongvolwassenen beweegt. Aangezien ze langer thuis blijven wonen, is het van belang om ouders adequaat te kunnen adviseren hoe ze het alcoholgebruik van studenten positief te kunnen beïnvloeden.

Ondanks de uitlopende resultaten en de beperkingen kan de huidige studie implicaties leveren voor de praktijk. Zo kunnen ouders met volwassenen kinderen gewezen worden op de grote invloed van vrienden, de woonsituatie en hun eigen voorbeeld omtrent

alcoholgebruik. Voor ouders met nog jonge kinderen kan het advies en/of een interventie zich richten op het voorbeeld dat ouders geven in eigen alcoholgebruik en hun tolerantie naar hevig alcoholgebruik.

(20)

Literatuurlijst

Abar, C. C., Turrisi, R. J., & Mallett, K. A. (2014). Differential trajectories of alcohol-related behaviors across the first year of college by parenting profiles. Psychology of Addictive Behaviors, 28(1), 53–61. doi:10.1037/a0032731

Abar, C., & Turrisi, R. (2008). How important are parents during the college years? A longitudinal perspective of indirect influences parents yield on their college teens’ alcohol use. Addictive Behaviors, 33(10), 1360–1368. doi:10.1016/j.addbeh.2008 .06.010

Arria, A. M., Kuhn, V., Caldeira, K. M., O’Grady, K. E., Vincent, K. B., & Wish, E. D. (2008). High school drinking mediates the relationship between parental monitoring and college drinking: a longitudinal analysis. Substance Abuse Treatment, Prevention, And Policy, 3(6), 2-11. doi:10.1186/1747-597X-3-6

Bähler, C., Foster, S., Estévez, N., Dey, M., Gmel, G., & Mohler-Kuo, M. (2016). Changes in living arrangement, daily smoking, and risky drinking initiation among young Swiss men: a longitudinal cohort study. Public Health, 140, 119–127. doi:10.1016/j.puhe .2016.07.011

Benschop, A., Nabben, T., & Korf, D. J. (2015). Antenne 2014: Trends in alcohol, tabak en drugs bij jonge Amsterdammers. Amsterdam.

Bijl, R. V., Ravelli, A., & Van Zessen, G. (1998). Prevalence of psychiatric disorder in the general population: results of The Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS). Social Psychiatry Psychiatric Epidemiology, 33(12), 587–95. doi:10.1007/s001270050098

Chilcoat, H. D., & Anthony, J. C. (1996). Impact of parent monitoring on initiation of drug use through late childhood. Journal of the American Academy of Child and Adolescent

(21)

Psychiatry, 35(1), 91–100. doi:10.1097/00004583-199601000-00017

Collins, R. L., Parks, G. A., & Marlatt, G. A. (1985). Social Determinants of Alcohol Consumption: The Effects of Social Interaction and Model Status on the

Self-Administration of Alcohol. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 53(2), 189– 200. Verkregen van http://ovidsp.tx.ovid.com.proxy.uba.uva.nl:2048/sp-3.25.0a /ovidweb.cgi?QS2=434f4e1a73d37e8ca341fecf3ec12dbf901afb8135e380c8173d6a0bff fd93dcd30fa8860295d97c688fe55d911c3dc1f68e34953a95ee2fc917c432c13be2bc166b 9eb60778f68695f8486a02dbc70a334b9c01e01d679e2354

Dam, A. van, & Mulder, N. (2008). Jongvolwassenen en therapie: een paradox? In Motivatie en mogelijkheden van moeilijke mensen (p. 143). Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij BV. doi:10.1007/978-90-313-9245-2

Dishion, T. J., & Mcmahon, R. J. (1998). Parental Monitoring and the Prevention of Child and Adolescent Problem Behavior : A Conceptual and Empirical Formulation. Clinical Child and Family Psychology Review, 1(1), 61-75. doi: 10.1023/A:1021800432380 Dorsselaer, S. van, & Goossens, F. X. (2015). Alcohol-, tabaks- en drugsgebruik door

studenten. Inventarisatie van (onderzoeken naar) prevalentieschattingen onder MBO-, HBO- en WO-studenten in Nederland. Utrecht. Verkregen van https://assets.trimbos.nl /docs/d628535f-1b3f-4f7c-85d6-70a0e0af0eed.pdf

Everri, M., Mancini, T., & Fruggeri, L. (2014). Family Functioning, Parental Monitoring and Adolescent Familiar Responsibility in Middle and Late Adolescence. Journal of Child and Family Studies, 24, 3058-3066. doi:10.1007/s10826-014-0109-z

Fairlie, A. M., Wood, M. D., & Laird, R. D. (2012). Prospective protective effect of parents on peer influences and college alcohol involvement. Psychology of Addictive Behaviors, 26(1), 30–41. doi:10.1037/a0023879

(22)

Fosco, G. M., Stormshak, E. A., Dishion, T. J., & Winter, C. E. (2012). Family relationships and parental monitoring during middle school as predictors of early adolescent problem behavior. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 41(2), 202–213.

doi:10.1080/15374416 .2012.651989

Greeff, J. De, Hulsbosch, L., & Hasselt, N. Van. (2016). Minderjarigen onder invloed op beeld.

Haalboom, A. (2016, June). Verboden vruchten. De Pedagoog, 4–7.

Kerr, M., & Stattin, H. (2000). What Parents Know , How They Know It , and Several Forms of Adolescent Adjustment : Further Support for a Reinterpretation of Monitoring. Developmental psychology, 36(3), 366–380. doi:10.1037//0012-1649.36.3.366

Marshall, S. K., Tilton-weaver, L. C., & Bosdet, L. (2005). Information management : Considering adolescents ’ regulation of parental knowledge. Journal of Adolescence, 28, 633–647. doi:10.1016 /j.adolescence.2005.08.008

Messler, E. C., Lee, A. A., Quevillon, R. P., & Simons, R. M. (2015). Parents do matter, but why? Examining two mediators of the association between parental approval and negative consequences of alcohol use. Journal of Substance Use, 9891(January), 1–6. http://doi.org/10.3109/14659891.2014.998731

National Institute on Alcohol Abuse and Alcoholism’s. (2007). What Colleges Need to Know Now - An Update on College Drinking Research. Verkregen van papers2://publication /uuid/0EB0AE02-4DB6-43F0-B72C-1D1DA48944C2

Omer, H., Satran, S., & Driter, O. (2016). Vigilant care: An integrative reformulation regarding parental monitoring. Psychological Review, 123(3), 291–304. doi:10 .1037/rev0000024

(23)

Omer, H., Steinmetz, S. G., Carthy, T., & von Schlippe, A. (2013). The anchoring function: Parental authority and the parent-child bond. Family Process, 52(2), 193–206. doi:10 .1111/famp.12019

Padilla-Walker, L. M., Nelson, L. J., & Knapp, D. J. (2014). “Because I’m still the parent, that’s why!” Parental legitimate authority during emerging adulthood. Journal of Social and Personal Relationships, 31(3), 293–313. doi:10.1177/0265407513494949

Pinchevsky, G. M., Arria, A. M., Caldeira, K. M., Garnier-Dykstra, L. M., Vincent, K. B., & O’Grady, K. E. (2012). Marijuana Exposure Opportunity and Initiation during College: Parent and Peer Influences. Prevention Science, 13(1), 43–54. doi:10.1007/s11121-011 -0243-4

Smetana, J. G., Metzger, A., Gettman, D. C., & Campione-barr, N. (2006). Disclosure and Secrecy in Adolescent – Parent Relationships. Child Development, 77(1), 201–217. doi: 10.1111/j.1467-8624.2006.00865.x

Stattin, H., & Kerr, M. (2000). Parental Monitoring : A Reinterpretation. Child Development, 71(4), 1072–1085. doi:10.1111/1467-8624.00210

Stattin, H., Kerr, M., & Tilton-Weaver, L. (2010). Parental Monitoring: A Critical Examination of the Research. In V. Guilamo-Ramos, J. Jaccard, & P. Dittus (Eds.), Parental Monitoring of Adolescents. Current Perspectives for Researchers and Practitioners. (pp. 1–38). Columbia University Press. (2010). Verkregen van http ://www.jstor.org/stable/10.7312/guil14080.6

Varvil-Weld, L., Mallett, K. A., Turrisi, R., & Abar, C. C. (2012). Using parental profiles to predict membership in a subset of college students experiencing excessive alcohol consequences: findings from a longitudinal study. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 73(3), 434–43. doi:10.15288/JSAD.2012.73.434

(24)

Walls, T. a, Fairlie, A. M., & Wood, M. D. (2009). Parents do matter: a longitudinal two-part mixed model of early college alcohol participation and intensity. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 70(6), 908–918. doi:10.15288/jsad.2009.70.908

Wechsler, H., Lee, J. E., Kuo, M., & Lee, H. (2000). College Binge Drinking in the 1990s: A Continuing Problem Results of the Harvard School of Public Health 1999 College Alcohol Study. Journal of American College Health, 48(5), 199–210. doi:10.1080 /07448480009599305

White, H. R., McMorris, B. J., Catalano, R. F., Fleming, C. B., Haggerty, K. P., & Abbott, R. D. (2006). Increases in Alcohol and Marijuana Use During the Transition Out of High School Into Emerging Adulthood: The Effects of Leaving Home, Going to College, and High School Protective Factors. Journal of Studies on Alcohol, 67(6), 810–822. doi:10 .15288/jsa.2006.67.810

Wood, M. D., Read, J. P., Mitchell, R. E., & Brand, N. H. (2004). Do Parents Still Matter? Parent and Peer Influences on Alcohol Involvement Among Recent High School Graduates. Psychology of Addictive Behaviors, 18(1), 19–30. doi:10.1037/0893 -164X.18.1.19

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To summarize the developmental change in parent-adolescent communication (i.e., parental knowledge, parental solicitation, parental control, adolescent’s

Voor alles en zeker voordat er een keuze wordt gedaan ten aanzien van de mate van organisatie moeten de bedrijfsdoelen helder zijn en moet er inzicht zijn in de

Findings in standard cross-lagged models on parental monitoring, where variance between-persons and within- persons is not split, may therefore have mainly illustrated

Multics intrusion detection and alert system (Midas) from the national computer security centers (Ncsc) and network audit directo r and intrusion reporter (Nadir) are examp

On the MVH problem, Kallsen and Pauwels (2010) considered general affine stochastic volatility models and they provided a semiexplicit solution in the case that the stock price is

Als een individu vervolgens bijvoorbeeld dramafilms gemiddeld met een 2.5 beoordeeld en actiefilms gemiddeld met een 7.5, en dit genormaliseerd wordt (dus naar 0.25 en 0.75), zal

Therefore, the present research will investigate whether social distance from the endorser (close vs. distant) represented in the commercial influences the

In hierdie navorsing word die problematiek van kulturele toeëiening in die musiekvideo Hosh Tokolosh, wat deur Gazelle, Jack Parow en Louis Minnaar gekonseptualiseer is,