• No results found

Formularium Algemene Economie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Formularium Algemene Economie"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Formularium Algemene Economie

De cursusdienst van de faculteit Toegepaste

Economische Wetenschappen aan de Universiteit

Antwerpen.

Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten.

(2)

Economie formularium:

Hoofdstuk 1

 X = f(L,N,K) productiefunctie met X = output, L = arbeid, N = natuur, K = kapitaal

 X = f(L,N,K,T) met T = stand technologie

Hoofdstuk 2

 xv = xv (px, y, u, pz, pw, ... , n,a) marktvraag met xv = marktvraag, px = prijs

goed, y = inkomen, u = smaak of preferentie, n = aantal consumenten, a = andere factoren, pw,z = prijs andere goederen

 xv = a -bp (vraagcurve als rechte, met -b richtingscoëff.)

 xa = xa (px, r, w, ..., pz, pw, ..., t, n, a) marktaanbod met xa = aangeboden

hoeveelheid, r,w = prijzen arbeid/kapitaal, t = indicator stand technologie  xa = c + dp (aanbodcurve als rechte, met d richtingscoëff.)

 Stel vraag en aanbod gelijk om het marktevenwicht te vinden.  Ԑv

p = prijselasticiteit vraag = (Δxv/Δp)*p/xv

(% verandering in gevraagde hoeveelheid/% verandering in prijs)  puntelasticiteit bij lineaire vraagcurve = -bp/xv

 xv = αp-β is loglineaire vraagcurve

 Ԑa

p = prijselasticiteit aanbod = (Δxa/Δp)*p/xa

(% verandering in aanbod/% verandering prijs)  Ԑv

ij = kruiselingse prijselasticiteit = (dxiv/dpj)*pj/xiv

waarbij xi gevraagde hoeveelheid naar goed i is, pj is de prijs van goed j

 Ԑv

y = inkomenselasticiteit = (dxv/dy)*y/xv

 xa = -a + b (p-t) is aanbodcurve waarbij er een accijns t wordt opgelegd.

 xa = -a + b (p+s) is aanbodcurve waarbij er een subsidie s wordt gegeven.

Hoofdstuk 3:

 SV21 = -Δx2/Δx1 = substitutieverhouding van goed 2 door goed 1

 u = u (x1, ..., xn) is een nutsfunctie

 MSG21 = -dx2/dx1 = betalingsbereidheid van goed 1 uitgedrukt in goed 2

 MSG21 kan ook berekend worden door de verhouding te nemen van de

partiële afgeleiden van de nutsfunctie naar x1 en x2

(3)

 -p1/p2 is helling budgetrechte

 MSG21 = p1/p2 in het optimum (dus p1/p2 ook gelijk aan verhouding

partiële afgeleiden van de nutsfunctie)

 L = u(x1,x2) + λ (y - p1x1 - p2x2) is lagrangefunctie om nut te maximaliseren

onder een bepaalde budgetrestrictie

Hoofdstuk 4:

 x = f(l,k) productiefunctie lange termijn met l en k inzet arbeid/kapitaal  x = f(l,k) = Alαkβ is de cobb-douglas productiefunctie

 x = f(l, "vaste k") = productiefunctie korte termijn waarbij k vast ligt  MTSGkl = -dk/dl (mate substitueerbaarheid)

 MPl = productiefunctie partieel afleiden naar l

 MTSGkl = MPl / MPk

 berekening schaalopbrengsten: l en k verhogen met factor h = hl, hk  bij cobb-douglas fuctie α + β

 TK = wl + rk = totale productiekosten met w prijs arbeid, r gebruiksprijs van één eenheid kapitaal

 x0 = f(l,k)

 Helling isokostenlijn = -w/r ( TK herschrijven naar k = ...)  in het optimum geldt: MTSGkl = w/r = MPl / MPk

 MPl/MPk = w/r in optimum

 MPl =partieel afgeleide van x naar l = Marginaal product bij vast kapitaal

 GPl = x/l

 TK = VK + FK  GFK = FK/x  GVK = VK/x

 GK = TK/x = (VK+FK)/x = GVK + GFK

 MK = dTK/dx = dVK/dx (want FK constante dus afgeleide 0)  GVK = w/GPl

 MK = w/MPl

Hoofdstuk 5:

 π(x) = TO(x) - TK (x) = winstfunctie

 Eerste orde voorwaarde = dπ(x)/dx = 0 of MK = MO

(4)

 MO(x) = d(px)/x = p dus MK(x) = p  GO(x) = px/x = p  MO = MK = GO = p  p = MK(x) en MK(x) = w/MPl dusp * MPl (l) = w Monopolie:  MO (x) = MK(x)  TO (x) = p(x)*x  GO(x) = p(x)  MO(x) = p(x)* (1 + 1/ Ԑv p) = GO(x) * (1 + 1/ Ԑvp) Hoofdstuk 6:  totale surplus = CS + PS  Vt = MK(x) = A  pa + pb = pt en Vt(x*) = pa(x*) + pb(x*) = MK(x*) is het vrijbuitersprobleem

 pa(xa) = pb(xb) = MK (xa + xb) personen passen hun betalingsbereidheid aan

aan de heersende marktprijs

Hoofdstuk 7:

 W = A - M = F (W = totaal toegevoegde waarde, A= totale waarde

goederen, M = intermedaire verbruik goederen en F = factorvergoeding)  W = A - M = A1 + Ve - M = F (A1 = totale verkoop en Ve = verandering

eindvoorraad)

 W = F = F1 + π = Y (F1 = eigenlijke factorvergoeding, π =

ondernemingswinst en Y = inkomen)

 W -D = F1 + π -D = Y -D (W = brutoproduct - D = depreciatie dan krijg je

het nettoproduct)

 W ≡ Y (inkomens gevormd door totale waarde productie)

 W ≡ C + Iep (W = totale toeg. waarde, C = consumptie en I = investering, ep

= ex post dus het gaat om gerealiseerde investeringen, geldt in gesloten economie zonder overheid)

 S ≡ Y -C of Y ≡ C + S (S = sparen, in gesloten economie zonder overheid)  invullen geeft C + Iep = C + S (= invullen van W en Y)

(5)

 W ≡ C + Iep + G (G = overheidsbestedingen) binnenlands product=

besteding van het binnenlands product, enkel geldig bij gesloten economie met overheid

 Y ≡ Yd + T ≡ C + S + T ( Y= nationaal inkomen, Yd = beschikbaar inkomen en

T = nettobelastingen, gesloten economie met overheid))  S + T ≡ Iep + G (enkel in gesloten economie met overheid)

 W = (C-ZC) + (I-ZI) + (G-ZG) + X (ZC = invoer consumptiegoederen dus C-ZC =

consumptie binnenlands geproduceerde goederen, I-ZI voor de aankopen

van binnenlandse kapitaalgoederen, ZG = goederen/diensten door

overheid aangekocht in het buitenland, G-ZG = binnenlands

geproduceerde goederen en goederen door overheid aangekocht, X = de rest van het binnenlands product aangekocht in buitenland dus uitvoer)  Z = ZC + ZI + ZG (Z = totale invoer)

 W ≡ C + Iep + G + X - Z (open economie met overheid)

 W = C + Iep + G + NX met NX = X - Z (NX = netto-uitvoer = uitvoer - invoer)

 C + Iep + G vormen samen binnenlandse bestedingen

 binnenlands product = binnenlandse bestedingen + netto-uitvoer  Y ≡ T + C + S (open economie met overheid)

 S + T + Z ≡ Iep + G + X (open economie met overheid)

 S - Iep ≡ (G - T) + (X - Z) waarbij (S-Iep = spaaroverschot van de private

sector, T-G = spaaroverschot overheid, X-Z = saldo op lopende rekening betalingsbalans)

 bbp = ∑n

i=1 pi * xi (hoeveelheid en marktprijs van het finaal goed, bbp

geeft totale waarde van alle finale goederen gedurende een bepaald jaar voortgebracht weer)

 ∑n

i=1 pit * xit = nominale bbp

 ∑n

i=1 pi0 * xit = reële bbp

 nni = bbp - Fu + F0 - Dep (netto nationaal inkomen)

 bbp0 = ∑ni=1 pi0 * xi0 (beginperiode)

 bbpt = ∑ni=1 pit * xit (eindperiode)

 (∑n

i=1 pi0 * xit) / (∑ni=1 pi0 * xi0) * 100 = hoeveelheidsindex laspeyres (prijzen

jaar 0 als evaluatie)  (∑n

i=1 pit * xit) / (∑ni=1 pit * xi0) * 100 = hoeveelheidsindex Paasche (prijzen

jaar t als evaluatie)  (∑n

(6)

 (∑n

i=1 pit-1 * xit) / (∑ni=1 pit-1 * xit-1) * 100 = (reële groei in elk jaar t)

 (∑n

i=1 pit * xi0) / (∑ni=1 pi0 * xi0) * 100 = prijsindex laspeyres

 (∑n

i=1 pit * xit) / (∑ni=1 pi0 * xit) * 100 = prijsindex paasche

 prijsindex van bbp = bbp-deflator

Hoofdstuk 8: Geen oefeningen op kunnen!

 Yt = Yt-1 (1+g) waarbij Y is nationaal inkomen tegen constante prijzen

 g = (Yt - Yt-1)/ Yt-1

 Yt = Y0 (1+g)t indien jaarlijkse groeivoet constant is (Yt = binnenlands

product in jaar t, Y0 = binnenlands product in basisjaar)

 Yc = (Y/B) waarbij Yc = bbp per capita en B = bevolking van een land

 ln(Yc) = lnY - lnB dus ΔYc/Yc = ΔY/Y - ΔB/B (groeivoet Yc is bij benadering

gelijk aan de groeivoet van de bevolking)

 Y = Y (L, K, T) bij een bepaalde periode het inkomen gerelateert tot de arbeid, het kapitaal en de stand van de technologie

 dY = partieel afgeleide van Y naar arbeid, kapitaal, technologie (= opnieuw MP)

 g = dY/Y = (MPL/Y)dL + (MPK/Y)dK + ((partieel afgeleide van Y naar T)/Y)dT

 Y = T * Lα * K1-α

 g = dY/Y = α* (dL/L) + (1- α)*(dK/K) + dT/T

 dT/T = g - α*(dL/L) - (1- α)*(dK/K) is het Solow residu

 Y/L = Y (K/L, H/L, T) de totale groei van de productie per werknemer uitgesplitst over kapitaal per werknemer, menselijk kapitaal er werknemer en de technologische stand)

 S = I

 S = sY (constante fractie s van de productie)  I = sY

 ΔK = sY - δK (depreciatie kapitaalvoorraad constant en gelijk aan δ)  sY = δK ("steady state", kapitaal en technologie constant dus ΔK =0, er

wordt hier net genoeg geïnvesteerd om de depreciatie van de kapitaalvoorraad te compenseren)

 I = δK

Hoofdstuk 9:

(7)

 Y = C + G + I + NX

Hoofdstuk 10:

 W ≡ C + Iep

 Yv = C + Iea ("ex ante" of gewenste investeringen en Yv gevraagde output)

 C = C0 + cY (C0 = intercept, autonome consumptie, consumptiefunctie is

gedragsrelatie tussen macro-ecnomische consumptie en het inkomensniveau)

 GCQ = C/Y is gemiddelde consumptiequote en geeft aan welk percentage van het inkomen wordt geconsumeerd

 MCQ = ΔC/ΔY is marginale consumptiequote en meet welk percentage van een toename van het inkomen wordt geconsumeerd

 MCQ blijft constant terwijl GCQ veranderd

 GCQ = C0/Y + c en MCQ = c (als het inkomen stijgt, wordt maar een

kleinere fractie van het inkomen aan consumptie besteed.  S ≡ Y - C = Y - C0 - cY (spaarfunctie die overeen komt met

consumptiefunctie)

 S = -C0 + (1-c)Y = -C0 + sY (-C0 = autonome sparen)

 GSQ = S/Y = -C0/Y + s

 MSQ = ΔS/ΔY = s (keynesiaanse spaarfunctie heeft als eig. dat MSQ =s constant blijft terwijl GSQ toeneemt naarmate Y groter is.

 GCQ/GSQ en MCQ/MSQ zijn niet onafhankelijk van elkaar  Y/Y ≡ C/Y + S/Y dus 1 ≡ GCQ + GSQ

 ΔY/ ΔY ≡ ΔC/ ΔY + ΔS/ ΔY dus 1 ≡ MCQ + MSQ  MCQ + MSQ = c + s = c + (1-c) = 1

 GCQ + GSQ = C0/Y + c + (-C0/Y +s) = c + s = 1

 Pk = V1/(1+x) + V2(1+x)² + ... + Vn(1+x)n (Pk is prijs kapitaalgoed, V =

toekomstige stroom van opbrengsten (is onzeker) en 1+x = periode waarover toekomstige opbrengsten worden uitgesmeerd.)

 Iea = I0 -bi (I0 zijn autonome investeringen, b is de rentegevoeligheid)

 b = - ΔIea/ Δi

 α = K/Y dus K = αY (α = kapitaal-outputratio en is typisch groter dan 1)  ΔK = α ΔY

(8)

 Iea = I0 + α ΔY (vast verband tussen gewenste investering en de

verandering in de output)

 I + D = α ΔY + D (verloop van brutoinvesteringen)

 Y = Yv (macro-ec. evenwicht bepaald door vraag naar goederen/diensten)

 Yv = C + Iea (aggregatieve vraag = consumptie + investeringsvraag)

 C = C0 + cY (consumptiefunctie)

 Iea = I* (gewenste investeringen zijn gegeven)

 Y = C + Iea (algemene evenwichtsvoorwaarde)

 Y = C + S

 S = Iea (beknopte evenwichtsvoorwaarde voor een gesloten economie

zonder overheid)

 Ye = (C0 + I*) /s is de spaarparadox, meer sparen betekent hier een lager

inkomen

 kI = ΔYe/ ΔIea = 1/(1-c) = 1/s

 ΔY = ΔIea + c ΔIea + ... + cn ΔIea (sequentie inkomensverhoging)

 ΔY = ΔIea (1 + c + c² + ...)

 ΔYe = 1/(1-c) * ΔIea met 1-c = s

 Yt = Ct + It

 Ct = C0 + cYt-1 (c = marginale consumptiequote)

 It = I0 + α ΔYt-1 (α = accelerator)

 It = I0 + α (Yt-1 - Yt-2)

 Yt = C0 + cYt-1 + I0 + α(Yt-1 - Yt-2) is differentievgl van 2e orde

Hoofdstuk 11:  Yd = Y - T  Y = C + Iea + G  Y ≡ C + S + T  S + T = Iea + G  C = C0 + cYd = C0 + c(Y-T)  c = MCQ = ΔC/ΔYd  Iea = I*  G = G*

(9)

 Y = C0 + c(Y-T*) + I* + G*

 Ye = (C0 + I* + G* -cT*) / (1-c)

 kI = 1/ (1-c) multiplicator

 kG = 1 / (1-c)

 kT = -c / (1-c)

 T = T0 + τY (component afhankelijk van het inkomen τY en T0 autonoom)

 Ye = (C0 + I* + G* -cT0) / (s + cτ)

 multiplicatoren nu 1/(1-c +cτ) of -c/(1-c+cτ)  S+T = Y - C = Y - C0 - c(Y-T*) = -C0 + cT* + (1-c)*Y

 S+T = Y - C = Y - C0 -c(Y - T0 - τY) = -C0 + cT0 + (1-c+cτ)*Y

 DEF = G - T0 - τY (τ is de belastingsvoet, DEF = omvang overheidstekort)

 DEF* = G - (T0 + τY*)

Hoofdstuk 12:

 Mb = basisgeld, alle munten en biljetten door de centrale bank

 Mp

b = chartaal geld, munten en biljetten in handen van het publiek

 D = zichtdeposito's = giraal geld  Mb

b = bankreserves, biljetten in handen van bank en deposito's centr.

bank

 Mb = Mpb + Mbb is geldbasis

 Ms = Mpb + D = chartaal + giraal geld = geldaanbod

 k = Mp

b / D (chartale geldvoorkeurcoëff.)

 ρ = Mb

b / D (reservecoëff. bank)

 Ms = (k+1)/(k+ ρ)* Mb

 Md = Md (Y, i) = vraag naar geld

 Md = Ms* (evenwichtsvoorwaarde geldmarkt)

 Ms = Ms*

 Md = Md (Y,i)

 Md = Ms/P => Md (Y,i) = Ms* / P

 Y = Yv = C + Iea + G = C (Y-T*, ...) + I(i,...) + G*

 Md = Mt + Ma (Mt= transactievraag naar geld, Ma = speculatieve vraag

naar geld)  Mt = kY

(10)

 i = (L0-Ms*)/I + (k/I) *Y (lineaire voorstelling LM-curve)

 i = (C0 + I0 + G* -cT*)/b - (1-c)/b*Y (lineaire voorstelling IS-curve)

Hoofdstuk 13: Geen oefeningen!

 u = U/A = U/(L+U) met u = werkloosheidspercentage, U= aantal werklozen, L= werkende, A = actieve bevolking

 B = Bal + Bnal (totale bevolking = actieve + niet-active leeftijdsbevolking)

 MV = PTT (geldhoeveelheid*omloopsnelheid = transacties*waarde

transacties)  MV = PY

 ΔM/M = ΔP/P (M groeipercentage geldhoeveelheid en P inflatiegraad)  Hoofdstuk 14  Yv = C + Iea  Yv = C + Iea + G  Yv = C + Iea + G + X - Z  Yv = Cb + Ib + Gb + X (b : in België)  Yv = (C -Zc) + (Iea-ZI) + (G-ZG) + X  Yv = C + Iea + G + X - (Zc + ZI + ZG)

 Z = Z0 + zY (z= marginale invoerquote en Z0 = autonome

invoerscomponent)  Yv = C + Iea + G + X - Z  C = C0 + cYd  Z = Z0 + zY  kI = 1 / (1-c+z) = kG = kx (exportmultiplicator)  kT = -c / (1-c+z)  Y = C + S + T  C + S + T = C + Iea + G + X - Z  S + T + Z = Iea + G + X (beknopte evenwichtsvoorwaarde)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Onder het kopje “Tekst …” is aangegeven welke vragen erbij horen, of het om een korte, middellange of lange tekst gaat en indien van toepassing uit hoeveel alinea’s de

Some rock stars there dress up like they're going to play a gig when they're just going to the 7-Eleven store on a Tuesday night.. In fact, you see it more often than not: rock

Door alle reclames en glossy bladen maken vrouwen zich steeds meer zorgen over hun uiterlijk en zijn ze geneigd naar plastische chirurgie te grijpen.. Ongeveer

"Nederland wordt aangenamer en niet ongezonder." (regels 140-141) Welke kritiek kan op deze bewering worden gegeven.. (Kies uit: A B

Voor deze grafiek wordt het verband tussen de snelheid en de afgelegde afstand vanaf het punt van remmen gegeven door de volgende formule: v = sqrt(a + b * x). In deze formule is v

Bereken in welk jaar het verschil tussen de lage en de hoge schatting voor het eerst meer dan 50 miljard dollar zal

beweringen het antwoord wel of niet moet geven, dan wordt dat aangegeven met 'wel/niet' achter het vraagnummer.. Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden e.d.) dan

ANTWOORDMODEL Rek3F_2017-2018_P0_voorbeeldexamen blind_RVO en MBO.xlsx Blindenvariant Rek3F P0 2017-2018. Navigatien Code Titel