• No results found

Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bouwen aan een gezond

binnenmilieu op de

basisschool

Afstudeeronderzoek naar hoe de kwaliteit van het binnenmilieu op drie

basisscholen in Stadskanaal kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw

R.W. Drenth

Student nr. 366385

Afstudeerrichting: Bouwkunde/ Technische Planologie

Groepsnummer: 25

Februari 2015-juli 2015

Hanzehogeschool Groningen

Afstudeerbegeleider:

A.R. Ovbiagbonhia

Lezer: I.S. de Jong

In opdracht van:

Gemeente Stadskanaal, G. Hidding

Scholengroep Perspectief, J. Westendorp

Scholengroep Opron, E. Slatius

Advies ingewonnen bij:

Stroop Raadgevend ingenieurs

Onderzoek uitgevoerd bij:

Kenniscentrum Noorderruimte

(2)

1 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

COLOFON

Student: Reina W. Drenth Geboortedatum: 06 juni 1991

Contactgegevens: Nieuwe kerkhof 6A, 9712 PT Groningen

r.w.drenth@gmail.com (r.w.drenth@st.hanze.nl) Tel. 0653816526

Opleiding: Bouwkunde "Indaalprogramma/schakeljaar" Technische Planologie Studiejaar: 4de studiejaar (2014-2015)

Studentnummer: 366385 Groepsnummer: 25

Soort verslag: Afstudeerverslag

Datum: 11-05-15

Periode: Februari 2015 – Juli 2015 Opleidingsinstituut: Hanzehogeschool Groningen

Zernikeplein 11, 9747 AS Groningen Tel. 050 595 4573

Opdrachtgever, Gemeente Stadskanaal G. Hidding Raadhuisplein 1, 9501 SZ Stadskanaal https://www.stadskanaal.nl/ E-mail: G.Hidding@stadskanaal.nl Tel.: 0616535108 Scholengroep Opron E. Slatius e-mail: eslatius@opron.nl Tel.: 0599696390 Scholengroep Perspectief J. Westendorp e-mail: j.westendorp@scholengroepperspectief.nl Tel.: 0599612612

Extern advies: Stroop Raadgevend ingenieurs Ronald van der Bij

e-mail: r.van.der.bij@stroopri.nl Tel. 0629494171

Onderzoek

uitgevoerd bij: Kenniscentrum Noorderruimte Zernikeplein 11, 9747 AS Groningen http://www.noorderruimte.nl/ Begeleider: A.R. Ovbiagbonhia

a.r.ovbiagbonhia@pl.hanze.nl Lezer: I.S. de Jong

(3)

2 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

VOORWOORD

De basisschool, voor mij en vele anderen een plek van mooie herinneringen en tevens de start van mijn loopbaan. Het is daarom ook extra belangrijk dat je, je in die omgeving comfortabel mag voelen. Een plek waar je het beste uit jezelf kunt halen. De afgelopen weken heb ik dan ook onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het binnenmilieu op drie basisscholen in Stadskanaal en hoe deze kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw, waarin deze 3 basisscholen zullen worden gehuisvest.

Dit onderzoek was complex vanwege de vele betrokken stakeholders. Graag wil ik dan ook alle mensen hierbij bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van mijn

afstudeerwerk. Allereerst mijn afstudeerbegeleider Robert Ovbiagbonhia, voor de begeleiding tijdens het hele proces, dankzij zijn feedback kon ik dit afstudeerwerk tot een hoog niveau tillen. Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn opdrachtgever, Gerrit Hidding van de gemeente

Stadskanaal, voor het bieden van de mogelijkheid tot deze uitdagende opdracht en zijn tijd en enthousiasme voor mijn afstudeerwerk. Tevens wil ik ook de beide heren van de betrokken schoolbesturen, Jan Westendorp (Scholengroep Perspectief) en Egbert Slatius (Scholengroep Opron), bedanken voor de communicatie met de 3 basisscholen en het aanleveren van

belangrijke stukken voor mijn onderzoek. Ook gaat mijn dank uit naar alle medewerkers van de drie betrokken basisscholen (CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool) voor de tijd die ze hebben besteed aan het invullen van de enquête. Hierbij wil ik Margreet Mulder (directeur van CBS de Ark) extra bedanken voor het bieden van een mogelijkheid tot het doen van

metingen op de basisschool.

Ook wil ik Ronald van der Bij van Stroop Raadgevend ingenieurs bedanken voor zijn tijd en adviezen bij de uitvoering en uitwerking van de metingen. Daarnaast wil ik het Kenniscentrum Noorderruimte bedanken voor het bieden van een positieve en gezellige leerwerkomgeving. Als laatste wil ik mijn familie, vrienden en speciaal mijn ouders bedanken voor hun

betrokkenheid, ondersteuning en de gezellige momenten.

Ik hoop dat u veel plezier zult heeft bij het lezen van mijn afstudeerwerk. Reina Drenth

(4)

3 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

SAMENVATTING

Dit afstudeeronderzoek gaat over een actueel maatschappelijk thema, namelijk de kwaliteit van het binnenmilieu op 3 basisscholen (CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en de OBS Hagenhofschool) in de gemeente Stadskanaal en hoe dit geoptimaliseerd kan worden bij de nieuwbouw. De

opdrachtgevers, de gemeente Stadskanaal (en de beide schoolbesturen Opron en Perspectief) willen graag een gezondere kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwe onderwijsvoorziening voor deze 3 basisscholen realiseren. Het doel van dit afstudeeronderzoek is dan ook om met een advies te komen hoe de kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwbouw verbeterd kan worden. De opdrachtgevers zijn voornemens dit advies mee te nemen in het programma van eisen voor de nieuwbouw. De hoofdvraag (voortkomend uit de vraag van de opdrachtgever) luidt als volgt:

Hoe kan de kwaliteit van het binnenmilieu op de drie te onderzoeken basisscholen in Stadskanaal geoptimaliseerd worden in de nieuwbouw, waardoor het welzijn en de

gezondheid van de gebouwgebruikers wordt verbeterd?

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het onderzoek opgedeeld in 3 fasen, namelijk: literatuurstudie, veldonderzoek en oplossingen & adviezen. Hierbij werden 4 deelvragen beantwoord, namelijk:

1. Aan welke aspecten moet een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool voldoen? (Fase 1: literatuurstudie)

2. Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een basisschool worden gemeten? (Fase 2: veldonderzoek)

3. Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten? (Fase 2: veldonderzoek)

4. Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? (Fase 3: oplossingen & adviezen)

Uit de literatuurstudie, die gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek (H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview), blijkt dat de volgende aspecten in direct verband kunnen worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen: Luchtkwaliteit,

Thermisch comfort, Visueel comfort, Akoestische kwaliteit en bezetting (Bluyssen, 2009; Dijken et. al., 2006; Frumkin, 2006). Daarnaast is het van belang om rekening te houden met de

achterliggende responsmechanismen en de beleving van de gebouwgebruiker, waardoor er nog een aantal indirecte factoren (zoals psychologische eigenschappen) van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu.

Deze aspecten/factoren zijn op de 3 basisscholen in deze casus gemeten aan de hand van veldonderzoek. Een enquête om de beleving van de gebouwgebruikers vast te stellen en geluidsmetingen op 1 van de betrokken basisscholen (CBS de Ark).

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er zeker mogelijkheden voor verbeteringen zijn t.a.v. de beleving van de gebouwgebruikers in de huidige gebouwen t.o.v. de nieuwbouw. Uit de enquête bleek dat de gebouwgebruikers 3 aspecten zeer belangrijk vonden, namelijk: de luchtkwaliteit, de akoestiek en de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen (de bezetting). Zo blijkt uit de metingen op CBS de Ark dat het akoestisch comfort m.b.t. de luchtgeluidsisolatie tussen de klaslokalen en het installatiegeluid in de klaslokalen voor verbetering vatbaar is.

Uit de (wetenschappelijke) literatuur blijkt dat er diverse mogelijkheden/strategieën zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de onderzochte basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren. Het advies luidt dan ook om bij de opstelling van het programma van eisen voor de nieuwe onderwijsvoorziening de adviezen uit het door het Ministerie opgestelde programma van eisen frisse scholen (2015) over te nemen en hierbij de focus te leggen op de aspecten die de huidige gebouwgebruikers belangrijk vinden (luchtkwaliteit, akoestiek en bezetting).

(5)

4 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding ... 5

§ 1.1 De casus ... 6

§ 1.2 Doelstelling & vraagstelling ... 8

§ 1.3 Aanpak van het onderzoek ... 9

2. Theoretisch kader ... 10

§ 2.1 De kwaliteit van het binnenmilieu ... 10

§ 2.2 Het binnenmilieu op basischolen ... 10

§ 2.3 Een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu ... 11

3. Onderzoeksmethoden ... 13

§ 3.1 Fase 1: Literatuurstudie ... 13

§ 3.2 Fase 2: Veldonderzoek ... 14

§ 3.2.1 Enquête ... 14

§ 3.2.2 Geluidsmetingen ... 16

§ 3.3 Fase 3: Oplossingen & adviezen ... 21

4. Onderzoeksresultaten ... 22

§4.1 Analyse van de enquêteresultaten ... 22

§4.1.1 Algemene informatie over de respondenten ... 22

§4.1.2 Inhoudelijke analyse naar de beleving van de respondenten ... 23

§4.2 Analyse van de Geluidsmetingen... 25

§4.3 Gerichte oplossingen & Adviezen ... 26

§4.3.1 Luchtkwaliteit & Thermische kwaliteit ... 26

§4.3.2 Visueel comfort ... 33

§4.3.3 Akoestisch comfort ... 42

§4.3.4 Bezetting ... 44

§4.4 Conclusies onderzoeksresultaten & Adviezen ... 47

5. Conclusies & Aanbevelingen ... 48

Bronvermelding ... 52

Literatuur ... 52

Figuren & Tabellen ... 61

(6)

5 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

1. INLEIDING

Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd bij het Kenniscentrum Noorderruimte in het kader van de afronding van de opleiding Bouwkunde aan de Hanzehogeschool. Het afstudeeronderzoek gaat in op de maatschappelijke discussie omtrent de kwaliteit van het binnenmilieu op (Nederlandse) basisscholen. Een actueel onderwerp waar o.a. de Nederlandse overheid zich mee bezig houdt. Dit afstudeeronderzoek gaat specifiek in op hoe de kwaliteit van het binnenmilieu op drie basisscholen in Stadskanaal kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw.

Het creëren van een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen is complex mede omdat er verschillende belangen, behoeften en stakeholders bij betrokken zijn. Betrokken stakeholders kunnen zijn: leerlingen, ouders, docenten, directeuren, schoolbesturen, de overheid en gezondheidsinstanties. Bij elke stakeholder spelen er verschillende belangen mee (dit wordt nader uitgewerkt in § 2.3). In § 2.2. en § 2.3 wordt ingegaan op de hieraan

gerelateerde wetenschappelijke discussie m.b.t. het binnenklimaat in basisscholen. Daarnaast worden de relevante problemen besproken in §2.3 en bijlage 1.1 (literatuurreview).

Daarom is er bij dit onderzoek gekozen voor een multidisciplinaire aanpak, waarbij ook

informatie werd ingewonnen d.m.v. verschillende (wetenschappelijke) bronnen en bij (externe) experts. Tevens is dit vereist voor het behalen van de competenties die in het projectplan (bijlage 2.1) zijn vastgesteld (zie ook reflectieverslag bijlage 2.5). Daarnaast kan er hierdoor een zo optimaal mogelijk advies gegeven worden t.a.v. het creëren van een gezondere kwaliteit van het binnenmilieu op de basisscholen binnen de onderzochte casus.

(7)

6 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 1.1 DE CASUS

Bij dit afstudeeronderzoek ligt de focus op een casus in opdracht van de gemeente Stadskanaal. Deze casus betreft 3 basisscholen, namelijk: de CBS de Ark, de CBS Gabriël Dam en de OBS Hagenhofschool. De beide christelijke basisscholen vallen onder de scholengroep Perspectief en de openbare basisschool valt onder scholengroep Opron. Gelet op de demografische

ontwikkelingen op het gebied van onderwijshuisvesting in krimpgebieden (Bruintjes, 2011, p. 25-27) zijn deze scholen representatief voor andere scholen met vergelijkbare problematiek. Op 26 januari 2009 heeft de gemeenteraad van Stadskanaal besloten dat er tussen 2015 en 2020 gestart wordt met de bouw van een nieuwe onderwijsvoorziening. De nieuwe

onderwijsvoorziening, die de hiervoor genoemde 3 basisscholen zal huisvesten, zal zich richten op de wijken Maarsstee en Maarswold en De Hagen-, Borgen- en Vogelwijk, in de kern van de gemeente Stadskanaal (Beikes, 2015). In de afbeelding hieronder is de ligging van de huidige schoolgebouwen binnen dit afstudeeronderzoek weergegeven.

Figuur 2: Ligging basisscholen CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool in de kern van de gemeente Stadskanaal

De beslissing tot nieuwbouw heeft te maken met het feit dat de gemeente Stadskanaal dient te zorgen voor toekomstbestendige huisvesting voor basis-, speciaal en voortgezet onderwijs. De volgende aspecten zijn daarbij van belang:

 In het Regionaal woon- en leefbaarheidsplan Oost Groningen (KAW, 2011) verwacht men in de toekomst een afname van het aantal jongeren in het gebied (20% in de

periode 2010-2030). In de gemeente Stadskanaal komt dit uit op een daling van 19% van het aantal leerlingen in het basisonderwijs (3.281 leerlingen in 2007 t.o.v. 2.658

leerlingen in 2014). Deze daling is niet in elke wijk gelijk. Echter, in het algemeen lijden deze dalingen in de gehele gemeente tot overcapaciteit en leegstand van basisscholen (4.000 – 6.000 bruto vloeroppervlak (bvo) in de gemeente Stadskanaal). Daarnaast kan deze dalende trend in de toekomst lijden tot exploitatieproblemen, omdat de

Rijksvergoeding is gebaseerd op het aantal leerlingen (ICS adviseurs, 2013; gemeente Stadskanaal, g.d.).

 De ouderdom en de technische staat van de gebouwen. Ondanks dat de gebouwen goed zijn onderhouden is de verwachting dat de onderhoudslasten zullen stijgen, omdat de oude gebouwen steeds vaker groot onderhoud vereisen (ICS adviseurs, 2013;gemeente Stadskanaal, g.d.).

(8)

7 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

In Tabel 1 (zie hieronder) worden de hiervoor genoemde aspecten in cijfers weergegeven t.a.v. de basisscholen binnen dit afstudeeronderzoek. Hieruit blijkt o.a. dat het hier inderdaad om oudere gebouwen gaat die in een redelijke tot slechte technische staat zijn. Opvallend zijn de hoge onderhoudskosten t.a.v. CBS de Ark. D reden hiervoor is dat er bij de bouw van dit gebouw uitgegaan is van een levensduur van 40 jaar (semipermanente bouw). Er is een grote

investering nodig om het gebouw te kunnen blijven gebruiken. In de visies van de

schoolbesturen wordt deze hoge onderhoudskosten van de huidige gebouwen dan ook als hoofdzakelijke reden genoemd voor de nieuwbouw. Gezien de geplande nieuwbouw zal er tot die tijd dan ook alleen geïnvesteerd worden in noodzakelijk onderhoud.

CBS de Ark CBS Gabriël Dam OBS Hagenhofschool Aantal leerlingen 2007 174 109 219 Aantal leerlingen 2014 123 63 178 Daling aantal leerlingen (periode 2007 -2014) 29,3% (-51 leerlingen) 42,2% (-46 leerlingen) 18,7% (-41 leerlingen) Verwacht aantal leerlingen in de toekomst

101 leerlingen in 2016 64 leerlingen in 2016 160 leerlingen in 2020

Bouwjaar gebouw 1976 1966 1976 Situatie 1976: 8 lokalen, 1 gemeenschapsruimte en 1 speellokaal 2003: 1 lokaal (nood) 1966: 5 lokalen en een speellokaal 1976: 8 lokalen, 1 gemeenschapsruimte en 1 speellokaal 1997: 1 lokaal (semipermanent) 2001: 1 lokaal (nood) 2003: 1 lokaal (nood) Oppervlakte (m2 bvo) 1.219 674 1.412 Verwachte toekomstige ruimtebehoefte (m2 bvo)

708 (in 2016) 522 (in 2016) 1.005 (in 2020)

Verwacht overschot Ruim 500 (m2 bvo) Ruim 150 (m2 bvo) Omstreeks 400 (m2 bvo)

Technische staat (slecht, matig,

redelijk, goed) Redelijk Slecht Redelijk

Investering groot onderhoud bij behoud schoolgebouw In de periode 2015-2020 € 600.000

Bedrag wordt niet nader gespecificeerd in rapporten.

2016 € 168.000,00 2024 € 383.000,00

Tabel 1: Cijfers betreffende de basisscholen: CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool (bronnen: Beikes, 2015; ICS adviseurs, 2013; gemeente Stadskanaal, g.d.)

(9)

8 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 1.2 DOELSTELLING & VRAAGSTELLING

Vanwege de ouderdom van de gebouwen en de hoge investeringskosten t.a.v. het onderhoud wordt er voorafgaand aan het onderzoek verwacht dat de kwaliteit van het binnenmilieu op de 3 basisscholen nu niet optimaal is. Ten tijde van de bouw van deze scholen was er minder kennis en ervaring dan nu t.a.v. de implicaties van het binnenmilieu op leerprestaties e.d. Ook de regelgeving (bouwbesluit) was in die tijd (1976) minder streng. Zo bevat het huidige

bouwbesluit bijv. eisen t.a.v. de maximale CO2-concentratie in nieuw te bouwen/te renoveren scholen. Deze maximale CO2-concetratie van 1200 ppm is gebaseerd op een advies van

gezondheidsraad uit 1984. Voor scholen die al in gebruik waren, zoals CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en de OBS Hagenhofschool, gelden deze eisen niet. Deze scholen voldoen al aan de

minimale eisen als er in elk klaslokaal een raam open kan worden gedaan (VROM, 2008).

De opdrachtgevers, de gemeente Stadskanaal (en de beide schoolbesturen Opron en Perspectief) willen graag een gezondere kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwe onderwijsvoorziening voor deze 3 basisscholen realiseren. Het doel van dit afstudeeronderzoek is dan ook om met een advies te komen hoe de kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwbouw verbeterd kan worden. De gemeente Stadskanaal en de beide schoolbesturen, Opron en Perspectief, zijn voornemens dit advies mee te nemen in het programma van eisen voor de nieuwbouw. Hierin wordt er zowel rekening gehouden met de huidige belangen/beleving van de gebouwgebruikers als mogelijke technische oplossingen en adviezen. Als gevolg van een betere kwaliteit van het binnenmilieu in de geplande nieuwbouw is te verwachten dat het comfort, de prestaties en de gezondheid van de gebouwgebruikers daar verbeterd zullen worden. Om dit doel te bereiken en de vraag van de opdrachtgever(s) te kunnen beantwoorden is er een hoofdvraag geformuleerd. Deze hoofdvraag luidt als volgt:

Hoe kan de kwaliteit van het binnenmilieu op de drie te onderzoeken basisscholen in Stadskanaal geoptimaliseerd worden in de nieuwbouw, waardoor het welzijn en de

gezondheid van de gebouwgebruikers wordt verbeterd?

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden en een advies te kunnen geven hoe de kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwbouw verbeterd kan worden, is het onderzoek opgedeeld in 3 fasen, namelijk: literatuurstudie, veldonderzoek en oplossingen & adviezen. Hierbij zullen de onderstaande deelvragen beantwoord:

1. Aan welke aspecten moet een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool voldoen? (Fase 1: literatuurstudie)

2. Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een basisschool worden gemeten? (Fase 2: veldonderzoek)

3. Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten? (Fase 2: veldonderzoek)

4. Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? (Fase 3: oplossingen & adviezen)

(10)

9 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 1.3 AANPAK VAN HET ONDERZOEK

Zoals in de voorgaande tekst is vermeld is het onderzoek opgedeeld in drie fasen, namelijk: literatuurstudie, veldonderzoek en oplossingen & adviezen. Elke deelvraag is gekoppeld aan een fase. Hieronder volgt een schematische weergave van de aanpak van mijn afstudeeronderzoek. De gebruikte onderzoeksmethoden zullen verder worden toegelicht in hoofdstuk 3.

Tabel 2: Schematische weergave aanpak afstudeeronderzoek

Tijdens de uitvoering van mijn afstudeeronderzoek krijg ik input van: de afstudeerbegeleider, dhr. Ovbiagbonhia (feedback tijdens het hele proces); het kenniscentrum NoorderRuimte; de opdrachtgever (onderzoeksresultaten en feedback op het conceptverslag) en Stroop raadgevend ingenieurs (metingen en conclusies en aanbevelingen).

Fase 1: Literatuurstudie

H2 Onderzoeks-methoden Enquête metingen (1 aspect) H4 onderzoeks-resultaten Literatuurreview & H3 Theoretisch kader H4 Onderzoeks-resultaten Gerichte (H5) conclusies en aanbevelingen voor de nieuwbouw wetenschappelijke bronnen, regelgeving & overheids-documenten

Literatuurreview H3 Theoretisch kader

Opdracht

Fase 2: Veldonderzoek

Fase 3: Oplossingen & adviezen

Beantwoording hoofdvraag

Uitkomst deelvraag 1 Uitkomst deelvraag 2 Uitkomst deelvraag 3 Uitkomst deelvraag 4

(11)

10 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

2. THEORETISCH KADER

In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van de theoretische benadering en de belangrijkste definities m.b.t. een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen. Samen met de bijbehorende literatuurreview (bijlage 1.1) geeft dit hoofdstuk antwoord op de eerste deelvraag van dit afstudeeronderzoek.

§ 2.1 DE KWALITEIT VAN HET BINNENMILIEU

Al in de eerste eeuw voor Christus heeft Vitruvius het in zijn tien boeken over de Architectuur over het belang van de luchtkwaliteit van het binnenmilieu. Als gevolg hierop werd in de 17 -19 eeuw de link gelegd tussen een slechte luchtkwaliteit (miasma) en de mogelijke ontwikkeling van ziektes, waardoor er toen geconcludeerd werd dat ventilatie belangrijk is. Hieruit volgde vanaf de 19de eeuw een langdurige discussie over de geschikte hoeveelheid ventilatie t.a.v. het

thermisch comfort. Ook de positieve eigenschappen van licht (de verering van de Egyptische zonnegod Ra en veel later de sanatoria, waarbij gebruik gemaakt werd van lichttherapie tegen huidziekten) en het creëren van een goede akoestiek (Romeinse theaters) werden al vroeg als belangrijke factoren voor een goede gezondheid gezien (Janssen, 1999; Rowland & Howe, 2007; Bluyssen, 2009; Rasmussen, 2010).

Tegenwoordig is de slechte kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen een actueel

maatschappelijk thema. Onderzoekers hebben namelijk (wetenschappelijk) aangetoond dat de gezondheid van kinderen zeer kwetsbaar is voor de schadelijke effecten van een slechte

kwaliteit van het binnenmilieu. Een binnenmilieu (schoolgebouw) waar kinderen tussen de 8-12 jaar in Nederland wettelijk verplicht zijn om 15 % van hun tijd (Dijken, et al., 2006) door te brengen (Weiss, 2000; Gitterman & Bearer 2001; Landrigan et al. 2004; Vrieze & Moll, 2015). De Nederlandse overheid erkend dat een goede kwaliteit van het binnenmilieu een belangrijke bijdrage levert aan de leerprestaties van de kinderen. Daarom heeft de Nederlandse overheid diverse beleidsprogramma’s opgezet, zoals het frisse scholen beleid en het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs, om de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen te verbeteren (RVO 2014; VNG, 2014).

Om dit onderzoek af te baken zullen allereerst ‘het binnenmilieu op basisscholen’ (zie § 2.2 Het binnenmilieu op basisscholen) en ‘een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu’ (zie §2.3 Een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu) worden gedefinieerd in de onderstaande paragraven. § 2.2 HET BINNENMILIEU OP BASISCHOLEN

Een basisschool is de omgeving waar kinderen kennis opdoen, een leeromgeving. Deze

leeromgeving kan verschillende locaties omvatten. Bij het onderzoek van Frumkin et al. (2006) kiest men voor een brede benadering die de gehele omgeving van de leerlingen omvat,

waaronder: het klaslokaal, het schoolplein, de sportfaciliteiten en de route van en naar school. Deze brede benadering zorgt er ook voor dat er diverse factoren kunnen worden onderzocht, waaronder: overvolle ruimtes en de inrichting hiervan; licht; geluid; warmte; luchtkwaliteit; de keuzes m.b.t. het verkrijgen van gezond voedsel en de sociale veiligheid.

Voor dit afstudeeronderzoek zal, gezien de beschikbare tijd (en haalbaarheid), de focus liggen op een klein gedeelte van deze leeromgeving, namelijk het binnenmilieu van het gebouw (de

basisschool). De aandacht hierbij is specifiek gericht op het klaslokaal, waar kinderen

gestimuleerd worden tot (kennis)ontwikkeling, zowel op cognitief, emotioneel, sociaal als fysiek gebied (Frumkin, et al. 2006; Drijver et al., 2010).

(12)

11 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 2.3 EEN GEZONDE KWALITEIT VAN HET BINNENMILIEU

Uit onderzoek (o.a. onderzoek van Ministerie van VROM) blijkt dat bij 90% van de Nederlandse schoollokalen de kwaliteit van het binnenmilieu onvoldoende is (CAG, 2010). De kwaliteit van het binnenmilieu in een klaslokaal kan worden bepaald aan de hand van verschillende aspecten. In wetenschappelijk onderzoek, van o.a. Bluyssen (2009), Dijken et. al. (2006) en Frumkin (2006), worden de volgende factoren aangeduid die een directe invloed hebben op het creëren van een goed binnenmilieu:

 Luchtkwaliteit

 Thermisch comfort

 Visueel comfort (daglicht en kunstlicht)

 Akoestisch comfort

 Ergonomie/Bezetting (beschikbare ruimte, spullen en inrichting).

Deze factoren zijn historisch gezien door omgevingsgericht te bouwen in het bouwproces en de regelgeving (bouwbesluit) opgenomen. Echter, uit wetenschappelijke onderzoeken blijkt ook dat we het binnenmilieu in schoolgebouwen nog niet voldoende onder controle hebben om een optimaal gezond binnenmilieu te creëren waar de gebouwgebruiker zich comfortabel bij voelt. Dit komt, omdat de achterliggende responsmechanismen en de beleving van mensen t.a.v. de hierboven beschreven factoren vaak niet voldoende in kaart zijn gebracht.

Figuur 4: relaties tussen prikkels, mechanismen en mogelijke ziekten &

aandoeningen (Bron: Bluyssen, 2013, p.48)

In de afbeelding links worden een aantal voorbeelden van relaties gelegd tussen prikkels (zoals de hoeveelheid geluid/licht, de luchtkwaliteit en het thermisch comfort), de bijbehorende (biologische) mechanismen, ziekten en aandoeningen die hiermee in verband kunnen worden gebracht (Bluyssen, 2009; Dijken et. al., 2006; Frumkin et. al., 2006).

Figuur 3: factoren die in directe mate van invloed zijn op de kwaliteit van het

(13)

12 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Samenvattend kunnen de volgende (secundaire) eigenschappen/factoren ook in verband worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool (Bluyssen, 2013; Bluyssen, 2009; Dijken et. al., 2006; Frumkin et. al., 2006):

 Fysieke (biologische) eigenschappen, zoals iemands metabolisme, allergieën en gezondheid.

 Psychologische eigenschappen (emoties: spanningen, oncomfortabel gevoel en privacy)

 De mate van controle die iemand kan uitoefenen over het binnenmilieu, bijv. t.a.v. de temperatuur, de hoeveelheid daglicht en de ventilatie.

 De context/situatie: de activiteiten die plaats vinden in de ruimte.

 Economische aspecten: het beschikbare budget van de school/scholen om strategieën voor een optimale kwaliteit van het binnenmilieu te kunnen realiseren.

 Regelgeving: politiek/overheidsbeleidsvoering (bijv. het bouwbesluit, maar ook het frisse scholen beleid en het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs)

 De interactie tussen de boven genoemde factoren

Factoren als akoestisch comfort, luchtkwaliteit, visueel comfort en thermisch comfort kunnen ook sterk beïnvloed door de positie en de uiteindelijke locatie van het gebouw, zoals o.a. in de onderzoeken van Zannin (2008), Bluyssen (2009), Dijken (2006) en Tanner (2000) terecht genoemd word. Er dient dus ook goed nagedacht worden over de locatie van de nieuwbouw, maar ook de positionering van het gebouw op deze locatie t.o.v. bijv. de zon.

(14)

13 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

3. ONDERZOEKSMETHODEN

Dit afstudeeronderzoek is opgebouwd uit 3 fasen, namelijk: Fase 1: Literatuurstudie, Fase 2: Veldonderzoek en Fase 3: Oplossingen & adviezen. In § 1.3 is de aanpak van dit

afstudeeronderzoek in een schematisch overzicht weergegeven. Hieronder zal per fase worden besproken wat de grenzen van het onderzoek zijn, de gebruikte onderzoeksmethoden en de bijbehorende eindproducten. Tevens wordt in dit hoofdstuk de 2de deelvraag beantwoord: Hoe

kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een basisschool worden gemeten?

§ 3.1 FASE 1: LITERATUURSTUDIE

Het hoofddoel van deze literatuurstudie is om een antwoord te vinden op de eerste deelvraag, namelijk: Aan welke aspecten moet een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool voldoen. Daarnaast wordt er in algemene zin antwoord gegeven op deelvraag 4: Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het

binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? Dit wordt gedaan door een opsomming te geven van de in de (wetenschappelijke) literatuur genoemde strategieën om de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen te optimaliseren. Aangezien de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen een actueel onderwerp is, is hier veel informatie over te vinden. In deze fase, de literatuurstudie, is hoofdzakelijk gebruik gemaakt wetenschappelijke bronnen, het bouwbesluit (Nederlandse regelgeving) en

overheidsdocumenten (bijv. ‘frisse scholen’ en ‘het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs’). Dit om een wetenschappelijk onderbouwd en relevant antwoord te kunnen geven op de eerste en 4de deelvraag in relatie tot de onderzochte casus.

Relevante artikelen zijn gevonden in verschillende databases, waaronder: Smartcat, PiCarta, Google Scholar en de catologus van de Rijksuniversiteit Groningen. De zoektermen die gebruikt zijn voor het verzamelen van artikelen zijn o.a.: ‘The indoor environment in schools’, ‘Safe and healthy school environments’, ‘healthy primary school’, ‘Indoor air quality in (primary) schools’, ‘classroom acoustics’, ‘crowding and children’s wellbeing’. Daarnaast is gebruik gemaakt van dataverzameling aan de hand van literatuurlijsten uit gevonden artikelen (de zogenaamde sneeuwbalmethode). Bij de dataverzameling is gepoogd om zo veel mogelijk gebruik te maken van recente artikelen (vanaf 2000), dan wel door vakgenoten beoordeelde literatuur (peer reviewed artikelen).

De meest gebruikte artikelen zijn in de literatuurreview (bijlage 1.1.) in een overzichtelijke tabel weergegeven, waarin o.a. de volgende aspecten van de artikelen zijn weergegeven: het

onderwerp/de vraagstelling, de onderzoeksmethode, het onderzoeksobject en de bevindingen t.a.v. factoren die van invloed zijn op een goede/gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen.

Vervolgens zijn de artikelen gebruikt bij het schrijven van een discussie t.a.v. de relevante aspecten die in direct verband konden worden gebracht met een goede/gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen (bijlage 1.1 literatuurreview). Hierbij wordt ook al gedeeltelijk een antwoord gezocht op deelvraag 4 door een opsomming te geven van de in de

(wetenschappelijke) literatuur besproken strategieën om de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen te optimaliseren.

De literatuurreview (bijlage 1.1) is gebruikt bij de uitwerking van het theoretisch kader (hoofdstuk 2). Hierbij wordt een samenvatting gegeven van de theoretische benadering en de belangrijkste definities.

(15)

14 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 3.2 FASE 2: VELDONDERZOEK

In de vorige fase zijn de belangrijkste aspecten t.a.v. het creëren van een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen geïdentificeerd. In deze fase wordt, d.m.v. enquêtes en

metingen, veldonderzoek op de drie basisscholen binnen de te onderzoeken casus plaatsvinden. In deze fase wordt er antwoord worden gezocht op deelvraag 2 en deelvraag 3: Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een Nederlandse basisschool worden gemeten? & Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op een van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van een van deze eerder vastgestelde aspecten? Deelvraag 2 zal in deze paragraaf worden beantwoord. Deelvraag 3 zal worden beantwoord in hoofdstuk 4 onderzoeksresultaten en de bijbehorende bijlagen 1.5 t/m 1.8.

§ 3.2.1 ENQUÊTE

In de 2de fase van mijn onderzoek is onder de medewerkers op de drie basisscholen binnen de

onderzochte casus een enquête gehouden (een vooronderzoek). Het doel van deze enquête is om de huidige beleving van de medewerkers van de 3 basisscholen vast te stellen en de huidige problemen in de huidige gebouwen en wensen t.a.v. de nieuwbouw te identificeren. Daardoor kan er een gerichter vervolgonderzoek (metingen) plaatsvinden.

Enquêtes kunnen over het algemeen goed worden gebruikt bij (sociaal)wetenschappelijk onderzoek, waarbij het vaak gaat over menselijk gedragingen en hun fysieke omgeving. Met behulp van enquêteren kunnen subjectieve betekenissen van populaties in kaart worden gebracht en hier een betekenis aan worden geven. De methode enquêteren is onder andere geschikt om inzicht te krijgen in de gedragspatronen, karakteristieken en opvattingen van mensen (McLafferty, 2013). Door het houden van een enquête kan dus inzicht worden verkregen in sociale trends, processen, waarden, houdingen en interpretaties. Hierbij ligt de focus op patronen en verbanden die tot data kan worden gegenereerd. Dit betekent dat

onderzoeksvragen vaak over hoeveelheden en aantallen gaan. Doordat in relatief korte tijd een grote groep kan worden benaderd is enquêteren een praktische methode van dataverzameling (McLafferty, 2013). Een ander voordeel is dat antwoorden meer anoniem kunnen worden ingevuld in vergelijking tot bijvoorbeeld een interview. Doordat bij het invullen van een enquête geen interviewer aanwezig is kan deze ook geen negatieve of positieve invloed uitoefenen op de gestelde vragen (Bryman, 2012). Een nadeel is wel dat er ook niemand is die

een toelichting kan geven over de enquête, wanneer de vragen niet duidelijk zijn voor de respondent. Het is dus belangrijk om de enquête goed te controleren, voordat deze naar de mogelijke respondenten wordt verzonden (zie Bijlage 1.2).

Data verzameling

De enquête is gehouden onder alle medewerkers (directeuren, docenten, ondersteunend personeel en schoonmakers) van de 3 te onderzoeken basisscholen (CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool). Deze populatie is gekozen o.b.v. de onderstaand redenen:

 De medewerkers meerderjarig zijn (>18 jaar) en dus geen toestemming nodig hebben van ouders/voogd om mee te werken aan een onderzoek.

 De enquête gespecificeerd kan worden op 1 specifieke doelgroep (taalgebruik, etc.)

 De medewerkers langer tijd in hetzelfde gebouw werken en dus iets kunnen zeggen over de kwaliteit van het binnenmilieu.

Zoals uit de tabel op de volgende pagina is op te maken, bestaat de vooraf geschatte totale populatie uit 40 medewerkers. Interviews lijken in eerste instantie geschikter te zijn, gezien de kleine omvang van de populatie en omdat waarde beoordelingen hierin beter naar voren komen. Echter, omdat de opdrachtgever heeft aangegeven dat docenten het erg druk hebben, is er in overleg met de opdrachtgever gekozen gebruik te maken van een digitale enquête. Op deze

(16)

15 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

manier kunnen de opvattingen en de beleving van de medewerkers worden verzameld, zonder dat het deze medewerkers (waaronder docenten) veel tijd kost.

Opbouw populatie

CBS de Ark CBS Gabriël Dam OBS Hagenhofschool

Aantal directeuren 1 1 1

Ondersteunend personeel 1 1 1

Aantal docenten 10 6 15

Schoonmakers 1 1 1

Totaal aantal medewerkers 13 9 18

Geschatte totale populatie = 40 medewerkers

Tabel 3: Geschatte opbouw populatie

*Deze informatie is ingewonnen via de websites van de 3 scholen:

CBS De Ark http://www.cbsdeark.picto.nl/Wie_zijn_we.html, CBS Gabriël Dam http://cbsgabrieldam.picto.nl/ en OBS Hagenhofschool http://www.hagenhof.picto.nl/

Het is hierbij wel van belang dat de enquête op een dusdanige manier is opgesteld dat de mening van de geënquêteerden goed kan worden weergegeven in de resultaten. Daarom is er aan de hand van wetenschappelijke bronnen een algemene checklist opgesteld om de enquête te valideren. In deze checklist wordt gelet op de manier van vraagstelling, representativiteit, samenhang van de enquête en ethische aspecten (zie Bijlage 1.2 Checklist enquête).

Daarnaast zijn de enquêtevragen opgesteld aan de hand van eerder uitgevoerde en vergelijkbare wetenschappelijke onderzoeken, waaronder: Bluyssen (2009), Desponia et. al. (2013) en Dijken et. al. (2006). Veel van de onderwerpen die in de wetenschappelijke literatuur worden

aangemerkt als belangrijke aspecten t.a.v. de kwaliteit van het binnenmilieu (zoals

luchtkwaliteit, akoestiek e.d.) worden, net als bij de hierboven genoemde onderzoeken, bewust bij meerdere vragen getoetst. Door een onderwerp in meerdere vraagstellingen te toetsen is het gemakkelijker om de oorzaak van eventuele problemen te identificeren. Bovendien wordt het inzichtelijker hoe belangrijk een respondent een onderwerp, zoals de bijv. akoestiek of de luchtkwaliteit in het klaslokaal daadwerkelijk vindt.

Vanwege de planning en de beschikbare tijd hadden medewerkers van de basisscholen, na het sturen van een mail met een link naar de digitale enquête, ongeveer 1,5 week de tijd om de enquête in te vullen. Tegen het einde van deze periode hebben de medewerkers een herinnering ontvangen om de enquête alsnog in te vullen mochten ze dit nog niet gedaan hebben. De uiterlijk gestelde deadline voor het invullen van de enquête was 10 april 2015. Er moet wel rekening worden gehouden bij de uitwerking van de resultaten dat dergelijke steekproeven op basis van vrijwillige reactie enigszins vertekend kunnen zijn omdat alleen mensen met een uitgesproken mening, vooral negatieve, meestal geneigd zijn te reageren (Moore & McGabe, 2006). Aangezien juist het doel van deze enquête is om deze meningen in kaart te brengen, wordt dit niet gezien als een obstakel bij de uitvoering van dit onderzoek. Een voorbeeld van de enquête die de medewerkers hebben ingevuld is terug te vinden in Bijlage 1.3 voorbeeld enquête. Data analyse

De resultaten van de enquête werden verzameld in een datamatrix (een spreadsheet met getallen). Hierbij is een code boek opgesteld (zie bijlage 1.4). Dit is een bestand waarin de betekenis van de getallen in de datamatrix worden uitgelegd. De resultaten van de enquête zijn vervolgens geanalyseerd m.b.v. het programma SPSS. Dit is een programma, waarbij m.b.v. statistiek de gegevens van een enquête kunnen worden geanalyseerd (o.a. m.b.v. statistische toetsen). De resultaten en bevindingen van de enquête zullen verderop in het verslag worden besproken (zie hoofdstuk 4 onderzoeksresultaten en bijlagen 1.5 t/m 1.7).

(17)

16 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 3.2.2 GELUIDSMETINGEN

Op basis van de resultaten van de enquête en het algemeen belang van de akoestiek in een

klaslokaal is één van de basisscholen binnen de casus gekozen om geluidsmetingen te verrichten. De basisschool die hiervoor is gekozen is CBS de Ark. Deze keuze is gemaakt o.b.v. het aantal respondenten en o.b.v. de mogelijkheid om er een meting te doen. Deze metingen zijn uitgevoerd en geanalyseerd m.b.v. het bouwfysisch adviesbureau Stroop raadgevend ingenieurs.

Het gebouw van CBS de Ark is gebouwd in 1976. Hierbij zijn 8 lokalen, 1 gemeenschapsruimte en 1 speellokaal gerealiseerd. Bij de toenmalige bouw is uitgegaan van een levensduur van 40 jaar (semipermanente bouw). In 2003 zijn er een nieuw lokaal en 2 werkruimtes bijgebouwd. Het gebouw is goed onderhouden, waardoor het gebouw zich in een redelijke technische staat bevindt (op een schaal van slecht – matig – redelijk – goed).

Soort metingen

Bij de geluidsmetingen zijn installatie-, lucht- en contactgeluidsmetingen en nagalmtijdmeting gedaan. Immers, meeste communicatie in scholen verloopt via de spraak. De

spraakverstaanbaarheid in een klaslokaal is, naast andere zaal akoestische parameters (lucht-, contact- en installatiegeluid), sterk afhankelijk van de nagalmtijd en de geluidniveaus in het lokaal.

De nagalmtijd wordt beïnvloed door hoeveelheid en de verdeling van de absorptie in de ruimte. Bij een kortere nagalmtijd blijkt het geluidniveau geproduceerd door de leerlingen af te nemen. Dit is een indicatie dat de leerlingen zich beter concentreren. Een gevolg is ook dat de docent bij spreken met een normale stem goed verstaanbaar is. Dit voorkomt bovenmatige vermoeidheid, stress- en stemproblemen bij de docent (ANSI, 2002; Frumkin et al., 2006; Canning & James; 2012).

Installatiegeluid, afkomstig van mechanische installaties t.b.v. luchtverversing kunnen ook een bron van geluidshinder zijn. Bij leerkrachten kan dit bijv. leiden tot stemproblemen (Bluyssen, 2009;Frumkin et al., 2006; VNG, 2014). Figuur 6 A & B: details begane grond (SBRCU Rnet, g.d.) Ook lucht- en contactgeluid afkomstig van naastgelegen ruimten kan men als geluidsoverlast ervaren. Massieve (betonnen) vloeren zorgen over het algemeen voor een betere

contactgeluidsisolatie. Echter, men moet hier bij het detaillering en de uitvoering altijd goed op letten. In de bovenstaande afbeeldingen is een voorbeeld gegeven van een goede detaillering (rechts) en een slechte (foute) detaillering van een begane grondvloer (links). In dit geval dienen de spouwbladen op (onderbroken) vloervelden te worden aangebracht om geluidsoverlast te

(18)

17 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

voorkomen (VNG, 2014; SBRCURnet, g.d.).

Figuur 7: Een voorbeeld van een goede en een slechte akoestiek in klaslokalen (Ecophon, 2012)

In de bovenstaande afbeelding is een voorbeeld gegeven van een goede en een slechte akoestiek in een klaslokaal. De goede akoestiek wordt verkregen door het toepassen van een verlaagd plafond en absorberende materialen (VNG, 2014, ArbocatologusPO; Jansen, 2014)

(19)

18 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 8: Plattegrond CBS de Ark, locatie metingen.

In de bovenstaande plattegrond zijn de desbetreffende leslokalen, toiletten en hal aangegeven waar de metingen zijn verricht. Dit is in overleg met Stroop raadgevend ingenieurs bepaald. Er is bewust voor gekozen om zowel in het oudere, als in het nieuwere gedeelte van het gebouw metingen te verrichten, omdat hierbij de oudere en de nieuwere situatie met elkaar vergeleken kunnen worden. Opvallend was dat er een tussendeur aanwezig was tussen ruimte D en ruimte E. Deze stond niet op de beschikbare tekening aangegeven. Daarom is deze met een oranje lijn hieronder op de tekening weergegeven. De nieuwbouw die in 2003 is gerealiseerd, is met een rode stippellijn in de onderstaande tekening aangegeven. Ruimte A (een leslokaal waar metingen hebben plaatsgevonden) bevindt zich in dit nieuwere gedeelte. Uit de voorgaande plattegrond is op te maken dat er in de volgende situaties metingen zijn verricht, namelijk: Ruimte A (nieuwer gedeelte, 2003) en Ruimte B (ouder gedeelte 1976)

Tussen ruimte A en B zijn lucht- en contactgeluidmetingen verricht. Ruimte A was het enige klaslokaal waar ook een afzuiginstallatie aanwezig was. Waarschijnlijk, omdat dit een nieuwer gedeelte van het gebouw betreft. Hier is ook het installatiegeluid gemeten.

Ruimte A

Ruimte B

Ruimte D

Ruimte C

Ruimte E

Herentoilet

Damestoilet

Nieuwbouw

2003

(20)

19 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Ruimte C

Tussen het herentoilet en damestoilet en ruimte C is het installatiegeluid gemeten. Ruimte D en E

Tussen Ruimte D en E is het lucht- en contactgeluid gemeten. Specifiek is er ook gekeken naar het effect van de tussendeur op de resultaten van de luchtgeluidsmetingen. Ook is hier de situatie met de gang meegenomen bij de uitwerking van de luchtgeluidmetingen.

Nagalmtijd

In de ruimten A, B, C en D is de nagalmtijd gemeten. Regels en richtlijnen

Vanuit het Bouwbesluit worden er geen eisen gesteld ten aanzien van de geluidswering tussen de verschillende ruimten en functies voor Scholenbouw. Wel wordt er in de wetenschappelijke literatuur een nagalmtijd van tussen de 0,4 en 0,7 seconden voor klaslokalen aangeraden (ANSI, 2002; Frumkin et al., 2006; Canning & James; 2012).

Ook de Nederlandse overheid erkend dat een goede akoestiek in schoollokalen een grote invloed heeft op de leerprestaties van de leerlingen. Immers, de akoestiek in schoollokalen is bepalend voor de communicatie tussen een docent en de leerlingen. Daarom heeft de Nederlandse

overheid o.a. het programma van eisen frisse scholen vastgesteld (zie onderstaande tabel) om de kwaliteit van de akoestiek in de klaslokalen te verbeteren. Hierin worden wel eisen gesteld t.a.v. de geluidswering. Daarom zijn de resultaten van de geluidsmetingen vergeleken met de gestelde eisen in het programma van eisen frisse scholen (2015).

Akoestische parameter Eisen klasse C

(acceptabel) Eisen klasse B (goed) aanvullend op klasse C Eisen klasse A (zeer goed) aanvullend op klasse B

Geluidwering van de gevel GA gelijk aan verschil tussen het geluidniveau buiten op 2m voor de gevel en

33 dB (min 20 dB)

geen gelijk aan verschil

tussen het geluidniveau buiten op 2m voor de gevel en 28 dB (min 25 dB) Installatiegeluid Li,A 35 dB 33 dB 30 dB Gemiddelde nagalmtijd 250 Hz t/m 2 kHz ≤ 0.8 s 0.6 s ≤ T60 ≤ 0.8 s 0.4 s ≤ T60 ≤ 0.6 s Lucht-geluidniveau- verschil DnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende

verblijfsruimten

minimaal 39 dB geen minimaal 43 dB

Lucht-geluidniveau- verschil DnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende

verkeerssruimten

minimaal 25 dB geen minimaal 31 dB

Lucht-geluidniveau- verschil DnT,A bij een deur tussen leslokalen

minimaal 34 dB geen minimaal 38 dB

Contact-geluidniveau LnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende verblijfsruimten

maximaal 59 dB geen geen

Contact-geluidniveau LnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende

verkeerssruimten

maximaal 69 dB geen geen

(21)

20 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Data verzameling & Analyse

De geluidmetingen zijn uitgevoerd conform NEN 5077 met behulp van de in de onderstaande tabel weergegeven meetapparatuur.

Tabel 5: gebruikte meetapparatuur

Benaming Fabrikant Type Bijzonderheden

Microfoon rondom gevoelig Brüel &

Kjær 4189 --

Geluidniveaumeter Brüel &

Kjær

2260 Real-time analyser

Geluid(ruis)bronnen Brüel &

Kjær

4224 Ruisgenerator (roze ruis)

Contactgeluidgenerator

(hamermachine) Look-Line EM50 --

Kalibrator Brüel &

Kjær

4231 Type 1 kalibrator Nagalmtijdmeting

Dit is een korte meting waarbij er wordt gemeten hoe lang het duurt voordat het geluid is

uitgestorven. Zo wordt er bij RT60 gemeten hoe lang het duurt dat het geluid 60 dB zachter wordt.

De nagalmtijd wordt op (6) verschillende plekken gemeten (zie bijlage 1.8D) en op verschillende frequenties tussen de 250 Hz en de 2 kHz. Over al deze metingen kan er

vervolgens een gemiddelde nagalmtijd gemeten worden. Dit getal kan vervolgens vergeleken worden met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4).

Installatiegeluid

Bij deze metingen hebben we installatiegeluid van de afzuiginstallatie in ruimte A op (6) verschillende plekken direct onder de afzuigplekken gemeten. Tevens hebben we het installatiegeluid van toiletten in ruimte C gemeten. Hierbij werden ook meerdere metingen verricht waarbij het toilet werd doorgespoeld. Het gemiddelde gemeten geluidsniveau werd vergeleken met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4). Luchtgeluid

Wanneer een bron (bijv. een spreker) de lucht in trilling brengt kan dit worden overgedragen naar een naastgelegen ruimte d.m.v. de tussengelegen scheidingsconstructie. Het luchtgeluid wordt gemeten tussen lokalen in het nieuwere en het oudere gedeelte.

(22)

21 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Het luchtgeluid tussen de ruimten (A en B; C en D) werd gemeten door in het ene lokaal een geluidsbron te plaatsen en dit in het andere lokaal te meten. Het luchtgeluid werd op

verschillende plekken gemeten (zie bijlage 1.8 D notities metingen) m.b.v. een microfoon (zie voorgaande afbeeldingen). Het gemiddelde gemeten geluidsniveau werd vergeleken met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4).

Contactgeluid

Contact geluid ontstaat t.g.v. trillingen (voetstappen/verplaatsen meubilair) die zich door een constructie verspreiden naar een naastgelegen ruimte. Hier wordt dit geluid dan als overlast ervaren. Contactgeluid kan zich verspreiden door een vloer en/of een scheidingswand. In dit geval is alleen het contactgeluid via de vloer gemeten.

Figuur 11: contactgeluidgenerator Figuur 12: lucht- en contactgeluid (Ab-Fab, g.d.) Het contactgeluid tussen de ruimten (A en B; C en D) werd gemeten door in het ene lokaal een contactgeluidgenerator te plaatsen en in het andere lokaal het geluidsniveau te meten. De contactgeluidgenerator produceerde het contactgeluid door hamertjes in een vaststaand interval op de grond te laten vallen. Het gemiddelde gemeten geluidsniveau werd vergeleken met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4).

De resultaten van de uitgevoerde metingen zijn samengevat in een notitie (bijlage 1.8) en de bijbehorende bijlagen (Bijlage 1.8 A t/m D). Deze metingen zijn verricht in zowel het oudere gedeelte van het gebouw (gebouwd in 1976) als in het nieuwere gedeelte van het gebouw (2003). Bij deze metingen is ook gebruik gemaakt van de door scholengroep Perspectief

geleverde bouwtekeningen van het gebouw van CBS de Ark (zie bijlage 1.9 Bouwtekeningen CBS de Ark).

§ 3.3 FASE 3: OPLOSSINGEN & ADVIEZEN

De resultaten van het veldonderzoek zijn vervolgens teruggekoppeld met de bevindingen uit de literatuurstudie (zie §4.3). Samen met de conclusies volgend uit de onderzoeksresultaten kunnen er gerichte oplossingen & adviezen (zie §4.3) worden gegeven t.a.v. deze casus (de nieuwbouw). Hieruit volgt de beantwoording van deelvraag 4: Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? Met de beantwoording van deze

deelvraag kan vervolgens ook de hoofdvraag worden beantwoord en kunnen er tevens conclusies getrokken worden.

Op het concept van deze afstudeerrapportage is feedback gegeven door de opdrachtgever. Hij kan beoordelen of de geboden oplossingen & adviezen reëel zijn en mogelijk nog toevoegingen doen. Na deze feedback is het afstudeerverslag definitief gemaakt.

(23)

22 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

4. ONDERZOEKSRESULTATEN

Dit hoofdstuk maakt onderdeel uit van fase 2: veldonderzoek. Er zal in dit hoofdstuk antwoord worden gegeven op deelvraag 3: Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten?

De aspecten die van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu zijn in fase 1 (literatuurstudie) vastgesteld (zie hiervoor H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview). Vervolgens is er veldonderzoek gedaan naar de kwaliteit van het

binnenmilieu op de betrokken basisscholen binnen deze casus. In het voorgaande hoofdstuk zijn de hierbij gebruikte onderzoeksmethoden beschreven. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste onderzoeksresultaten. De volledige uitwerking hiervan is terug te vinden in de bijlages 1.5 t/m 1.9.

§4.1 ANALYSE VAN DE ENQUÊTERESULTATEN

Het doel van deze enquête is om de huidige beleving van de medewerkers van de 3 basisscholen t.a.v. de kwaliteit van het binnenmilieu vast te stellen en de huidige problemen en wensen t.a.v. de nieuwbouw te identificeren. Dit is in lijn met de bevindingen uit de literatuurstudie (zie H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview). Een bijkomend voordeel van dit onderzoek is dat er een gerichter vervolgonderzoek (metingen) plaats kan vinden. In de onderstaande tekst volgt een samenvatting van de enquêteresultaten.

§4.1.1 ALGEMENE INFORMATIE OVER DE RESPONDENTEN

Op de gestelde deadline voor het invullen van de enquête (10 april 2015) bleek het totale aantal respondenten 27 te zijn. In de tabel hiernaast is de totale verdeling van deze respondenten inzichtelijk gemaakt. Wat betreft de verhouding tussen het totaal aantal

medewerkers t.o.v. het aantal respondenten per basisschool was deze het grootst op CBS de Ark (84,62% respons).

Tabel 6: Verhouding respons/non respons per basisschool t.o.v. geschatte populatie

Daarnaast vallen 2 respondenten in de categorie ‘anders’. Deze respondenten zijn afkomstig van de overkoepelende schoolbesturen (Opron en Perspectief). Hoewel deze respondenten niet daadwerkelijk op de scholen werkzaam zijn, is het interessant om de door hun gegeven antwoorden naast die van de medewerkers op de basisscholen te leggen.

CBS de Ark CBS Gabriëlda m OBS Hagenhof school Anders non respons 2 8 5 0 respons 11 1 13 2 0 5 10 15 20 aant al m ed ewe rker s

verhouding respons en

non respons

(24)

23 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Opvallend bleek ook de herkomst van de respondenten (zie tabel links). Zo bleek er maar 1 respondent afkomstig was van de CBS Gabriël Dam. Dit staat voor 4% van de in totaal 27 respondenten. Dit aantal is te klein om de populatie van deze school te vertegenwoordigen. Het gevolg hiervan is dat echt betrouwbare en nauwkeurige conclusies t.a.v. de mening van de medewerkers op deze basisschool niet kunnen worden getrokken. De overige 26 respondenten vertegenwoordigen de mening van de populatie met een

betrouwbaarheidsniveau van 90% en een foutmarge van 7% (zie bijlage 1.7). Tabel 7: Herkomst respondenten

Het grootste gedeelte van de respondenten is docent (77,8%, 21 respondenten). Drie

respondenten vallen in de categorie management/administratie en 3 respondenten geven aan een andere functie te vervullen. Opvallend is dat er geen respondenten tussen zitten die in de categorie onderhoud/schoonmaak van het gebouw vallen. Mogelijk is deze categorie minder goed per mail bereikbaar.

Daarnaast viel op dat alle respondenten, m.u.v. de beide heren van de overkoepelende schoolbesturen, van het vrouwelijke geslacht zijn. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de opbouw van de populatie, aangezien het aandeel vrouwen met een onderwijsgerichte opleiding op minstens hbo-niveau tussen 2011-2013, 96% was (CBS, 2015). Daarbij lag de gemiddelde leeftijd van de respondenten tussen de 40 en de 50 jaar. De grootste categorie is ouder dan 50 (37%) en maar 3 respondenten zijn jonger dan 30 jaar (11,11%).

De respondenten in de steekproef (m.u.v. de 2 respondenten van de schoolbesturen) brengen gemiddeld ongeveer 3,5 dagen (het exacte gemiddelde is 3,52) per week door in een

schoolgebouw met een standaarddeviatie (afwijking) van ongeveer een dag. Het minimale aantal dagen per week dat de medewerkers zich in het gebouw bevinden is 2. Het maximale is 5 dagen per week. Uit de resultaten is verder op te maken dat de respondenten in de steekproef

gemiddeld ongeveer 8 uur per dag doorbrengen in een schoolgebouw met een standaarddeviatie van 1,7 uur.

§4.1.2 INHOUDELIJKE ANALYSE NAAR DE BELEVING VAN DE RESPONDENTEN Bij de eerste inhoudelijke vraag kregen de respondenten de volledige lijst met aspecten

voorgelegd die in verband konden worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu (zie H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview). Uit de analyse blijkt dat men de lijst met factoren over het algemeen wel compleet vond (63%, 17 respondenten). Hierbij heeft 1

respondent geen antwoordt gegeven op deze vraag. 22,2%, oftewel 6 respondenten geven aan het antwoordt niet te weten. 3 respondenten (11,1%) vonden deze lijst niet compleet. 2 van deze respondenten, beide van de OBS Hagenhofschool, gaven aan dat de schoonmaak van het gebouw, dan wel het klaslokaal op dit moment niet voldoet en verbeterd kan worden. De derde respondent (afkomstig van Opron/Perspectief) geeft aan dat er factoren zijn die verbeterd kunnen worden, maar specificeert deze niet.

Over het algemeen werden 3 aspecten als zeer belangrijk aangemerkt, namelijk: de

luchtkwaliteit, de akoestiek en de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen (de bezetting). Over de gehele steekproef genomen vond men de luchtkwaliteit de

41% 4% 48% 7%

Herkomst respondenten

CBS de Ark CBS Gabriëldam OBS Hagenhofschool Anders

(25)

24 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

belangrijkste/bepalende factor met 25,9%. Dit antwoord wordt opgevolgd door de akoestische kwaliteit, de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen en de interactie tussen de factoren (alle drie met 18,5%). Op de derde plaats komen psychologische

eigenschappen en de mate van controle (beide 7,4%), gevolgd door thermisch comfort met 3,7% (1 respondent). Niemand koos hier voor het aspect ‘fysieke eigenschappen’.

Wanneer men naar de

verdeling van de belangrijkste factor per school gaat kijken blijken hier wel verschillen in te zitten (zie tabel links). Bij CBS de Ark blijken de luchtkwaliteit en de akoestische kwaliteit de belangrijkste factoren. Bij de OBS Hagenhofschool blijken dit de luchtkwaliteit en de indeling en afmetingen van het

klaslokaal te zijn.

Tabel 8: De belangrijkste factor per basisschool

De docenten binnen de steekproef waren verdeeld t.a.v. de belangrijkste factor. Toch waren er wel andere trends zichtbaar. Zo blijken respondenten die in de leeftijdscategorie 30 -40 jaar vielen de akoestiek erg belangrijk te vinden. Ouderen vonden de luchtkwaliteit, de bezetting en de interactie tussen de factoren over het algemeen belangrijker.

Bij een gemiddelde werkdag van 8 uur vond men de akoestiek verreweg de belangrijkste factor. Werkte men korter (gemiddeld 5 uur per dag) dan vond men de mate van controle over het binnenmilieu erg belangrijk. Wanneer men zich wat langer in een klaslokaal bevond (gemiddeld 9 uur per dag) dan vond men de bezetting (indeling en afmetingen van het klaslokaal juist erg belangrijk.

De beleving van de medewerkers t.o.v. de 5 factoren die in direct verband konden worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen (zie H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurstudie) is in de enquête verder onderzocht. Hieronder volgt per factor een korte samenvatting.

Luchtkwaliteit

Over het algemeen beoordeeld men de luchtkwaliteit in de scholen als niet perfect (48,1%). Toch geven de meeste respondenten (51,9%) aan een redelijke controle te hebben over de ventilatie in het klaslokaal. Op de OBS Hagenhofschool zijn de meningen t.a.v. de luchtkwaliteit verdeeld, toch beoordelen zij de luchtkwaliteit in hun gebouw negatiever dan respondenten die werkzaam zijn op CBS de Ark. Daarentegen worden de meeste ongemakken (geurhinder, droge/bedompte lucht) gesignaleerd op CBS de Ark.  Thermisch comfort

De meerderheid van de respondenten (40,7%) geeft aan de temperatuur in de school comfortabel te vinden. Toch geeft ook een groot aandeel (40,7%) weinig controle te hebben over de temperatuur. Zo gaf 48% aan last te hebben van

temperatuursveranderingen in het klaslokaal (dan wel te warm of te koud). De reden hiervoor kan in verband gebracht worden met de wijze waarop de ventilatie is geregeld. Zo gaf 1 respondent bijv. aan: “Door het stankoverlast in mijn lokaal, moet ik de ramen wel open doen, waardoor het te koud wordt in de herfst, winter, lente.”

(26)

25 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Akoestisch comfort

De meeste respondenten (48%) geven aan vaak last te hebben van geluidsoverlast. De grootste categorie op CBS de Ark (5 respondenten) geeft aan soms last te hebben van geluidsoverlast. Echter, er zijn ook 3 respondenten die aangeven hier vaak last van te hebben. Op de OBS Hagenhofschool geeft de grootste categorie aan hier regelmatig (6 respondenten) of soms (5 respondenten) last van te hebben. Op beide scholen gaf de grootste groep respondenten (22,2%) aan dat de oorzaak van het geluidsoverlast in naastgelegen ruimten lag. Ook was er een respondent die als oorzaak het

installatiegeluid noemde.  Visueel comfort

De meeste respondenten (44,4%) geven aan de verlichting in de klaslokalen perfect te vinden. Het grootste aandeel van de respondenten (51,9%) geeft dan ook aan een redelijke controle te hebben over de verlichting. Toch geeft ook 48,1% aan soms last te hebben van onvoldoende verlichting. De oorzaak hiervan wordt gelegd in slechte verlichting (25,9%), dan wel weinig kunstlicht (11,1%) of verblinding (36%). Zo geeft 1 van de respondenten aan dat de (kunst)verlichting uit moet bij het gebruik van een computer of het digibord. Verder vind men het uitzicht naar buiten (groen) voldoende (66,7%).

Bezetting

De respondenten zijn over het algemeen erg verdeeld t.a.v. bezetting van de lokalen. Toch geeft de grootste categorie (40,7%) aan de lokalen groot genoeg te vinden. De respondenten in de steekproef geven aan regelmatig (11,1%), soms (40,7%) of nooit (40,7%) last te hebben van een opgesloten gevoel/overvolle ruimte. Toch geven respondenten aan dit aspect zeer belangrijk te vinden. Zo heeft 1 respondent bij de opmerkingen het volgende aangegeven:

“Je ziet vaak in nieuwbouwscholen dat de lokalen vrij klein worden gebouwd ten opzichte van de oudere scholen. Ik begrijp dat het een geldkwestie is, maar een niet te klein lokaal is fijn lesgeven en goed voor zowel de leerkracht als de leerlingen.”

Gemiddeld genomen beoordeelde men het huidige gebouw, zowel op de OBS Hagenhofschool als op CBS de Ark, met een matig voldoende (5-6). Van alle respondenten kiest 61,5% dan ook voor de categorie matig/voldoende. Er zijn zelfs respondenten die het huidige schoolgebouw als slecht (23,5%) beoordelen. Slechts 15,4% geeft een goed. Gesteld kan worden dat er in de nieuwbouw dus zeker ruimte is voor verbeteringen.

§4.2 ANALYSE VAN DE GELUIDSMETINGEN

De rapportage van de onderzoeksresultaten van de geluidsmetingen is terug te vinden in bijlage 1.8 (de notitie en de bijlagen). Hieronder volgen de conclusies van de geluidsmetingen.

Uit de metingen op CBS de Ark komt naar voren dat de luchtgeluidsisolatie van alle gemeten situaties in het huidige schoolgebouw voldoet aan het niveau van klasse C van het programma van eisen frisse scholen (bijlage 1.10). De wand tussen ruimten A en B voldoet tevens aan klasse A. De wand tussen ruimte D en E voldoet niet aan het niveau van klasse A (zeer goed). De

oorzaak hiervan is o.a. de tussendeur die niet op de tekening staat aangegeven. Door de aanwezige docenten in de lokalen is aangegeven dat er klachten zijn t.a.v. de geluidsisolatie tussen deze lokalen. Dit komt overeen met de resultaten van de metingen. Om in de toekomst geluidsklachten te voorkomen wordt daarom dan ook geadviseerd om bij de nieuwbouw te kiezen voor klasse A met een luchtgeluidsisolatie van DnT,A van minimaal 43 dB. Dit betekend dat het niet aan te bevelen is om deuren tussen lokalen te plaatsen.

(27)

26 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 13: Tussendeur (blauw) tussen ruimten D en E.

Verder blijkt uit de metingen dat de contactgeluidsisolatie in het huidige gebouw ruimschoots voldoet in alle aangegeven situaties. Wel wordt aanbevolen om bij de toekomstige nieuwbouw goed te oriënteren op het te gebruiken type vloer en de detaillering t.a.v. de

contactgeluidsisolatie (zie figuur 6).

Daarnaast komt uit de meting naar voren dat de nagalmtijd van alle gemeten klaslokalen in het huidige schoolgebouw van CBS de Ark voldoet op het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen (bijlage 1.10). Er wordt dan ook geadviseerd om dit niveau dan ook in de toekomstige nieuwbouw aan te houden.

Tevens blijkt uit de metingen dat het installatiegeluid relatief hoog was. Er kon niet aan de gestelde eis van klasse A worden voldaan. Deze eis is relatief streng. Toch wordt aanbevolen om in de toekomstige nieuwbouw voor alle gemeten akoestische parameters het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen aan te houden. Immers, de akoestiek in

schoollokalen is bepalend voor de leerprestaties en de communicatie tussen een docent en de leerlingen. De spraakverstaanbaarheid in een klaslokaal is, naast andere zaal akoestische parameters, sterk afhankelijk van de nagalmtijd en de geluidniveaus in het lokaal.

§4.3 GERICHTE OPLOSSINGEN & ADVIEZEN

In deze paragraaf zijn de voorgaande bevindingen worden teruggekoppeld aan de

literatuurstudie (zie H2 en bijlage 1.1). Hieruit volgt de beantwoording van deelvraag 4: Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het

binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? Met de beantwoording van deze deelvraag kan vervolgens ook de hoofdvraag worden beantwoord en kunnen er tevens conclusies getrokken worden (zie § 4.4 en Conclusies & Aanbevelingen). In de onderstaande paragrafen wordt per aspect een aantal strategieën worden genoemd om de kwaliteit van het binnenmilieu te verbeteren. Tevens worden er in de onderstaande paragrafen een aantal gerichte (bouwkundige) oplossingen & adviezen aangedragen die aansluiten bij de hierboven omschreven bevindingen uit de onderzoeksresultaten (en de genoemde strategieën).

§4.3.1 LUCHTKWALITEIT & THERMISCHE KWALITEIT

Uit de enquête is gebleken dat de luchtkwaliteit in het gebouw als één van de belangrijkste factoren wordt gezien. Tevens wordt dit in direct verband gebracht met het thermisch comfort

(28)

27 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

in het gebouw. De hoeveelheid ventilatie vond men redelijk goed te controleren. Maar op CBS de Ark heeft men in bepaalde delen van het gebouw last van geurhinder. De temperatuur vond men comfortabel, echter men gaf aan wel veel last te hebben van temperatuursveranderingen in het gebouw en weinig controle te hebben over de temperatuur. De reden hiervoor werd in verband gebracht met de wijze van ventileren in het gebouw (ramen openen i.v.m. geurhinder).

Bij het bezoek aan het gebouw van CBS de Ark viel op dat het installatiegeluid (luchtafzuiging) in het nieuwe lokaal uit 2003 relatief hoog was. Toch voldeed dit nog wel aan het geluidsniveau van klasse C van het programma van eisen frisse scholen (zie ook §4.3.3). Daarnaast viel het op dat er in de rest van het gebouw, m.u.v. de toiletgroepen, geen installaties aanwezig waren. Dit heeft te maken met de ouderdom van het gebouw.

Uit de enquête bleek dat de gebouwgebruikers de temperatuursveranderingen en ‘het weinig controle hebben over de temperatuur in verband brachten met het openen van ramen i.v.m. de geurhinder. Daarnaast viel het bij het bezoek op dat sommige ramen uit enkel glas bestonden (i.p.v. dubbelglas).

Daarbij moet opgemerkt worden dat er plannen zijn om in de ruimten D en E een mechanisch ventilatiesysteem te installeren i.v.m. de huidige geurhinder. Aangezien in ruimte A (het

nieuwere gedeelte), het geluidsniveau relatief hoog is, wordt geadviseerd om hiermee rekening te houden bij het te plaatsen ventilatiesysteem. Men gaf bij het bezoek aan dat er onderzoek is gedaan naar de oorzaak van de geurhinder, maar de oorzaak hiervoor is niet gevonden. Mogelijk heeft dit te maken met de naastgelegen toiletgroepen, de afwezigheid van een mechanisch ventilatiesysteem of de vloerafwerking (tapijt).

Figuur 14 (boven): enkel glas en dubbel glas In de gevel in ruimte B.

Figuur 15 (rechts): verwarming en vloerafwerking (tapijt) in ruimte E.

(29)

28 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 16: plafond (houtwolcementplaat) zonder mechanische ventilatie in ruimte E.

(30)

29 BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Ventilatie

Aangezien de luchtkwaliteit als een zeer belangrijke factor wordt gezien door de

gebouwgebruikers wordt het aangeraden om hier op in te spelen bij de nieuwbouw. Hierbij wordt geadviseerd om gebruik te maken van een CO2 gestuurd ventilatiesysteem die de CO2 concentratie op maximaal 1200 ppm houdt (niveau klasse C PVE frisse scholen). Hierbij dient de luchtverversing minimaal 6 dm3/s per m2 vloeroppervlak te zijn. Echter, uit de

wetenschappelijke literatuur is gebleken dat de luchtverversing minimaal 8,5 L/s/persoon dient te zijn om de CO2 concentratie onder 1200 ppm te houden (Drijver, 2010; Cauberg-Huygen, 2013; bouwbesluit, 2015). Verontreinigende apparatuur (printers en kopieerapparaten) staan in een aparte ruimte, waarbij de lucht direct naar buiten wordt afgevoerd (RVO, g.d.)

Om een goede ventilatie en een (zelf) regelbare ventilatie te behouden dienen er minimaal 4 te openen ramen aanwezig te zijn in het klaslokaal, waarvan minimaal 30% bovenin het raamvlak en 30% onderin het raamvlak (Mendell et al., 2004; Frumkin et al., 2006; Bluyssen, 2009;RVO, g.d.).

Temperatuur & luchtvochtigheid

Tevens wordt geadviseerd om ook de temperatuur (verwarmen en koelen) en de

luchtvochtigheid met een mechanisch systeem te regelen. Op deze wijze kan de temperatuur omstreeks 22± 2°C gehouden worden (Mendell et al., 2004; Frumkin et al., 2006) en de aanvoertemperatuur op maximaal 35°C (VNG, 2014) worden gezet. Tevens kan de optimale luchtvochtigheid tussen de 40 -60% (Reinikainen et al., 1992; Menzies et al., 1993; Bourbeau et al., 1997; Brashe et al., 2001; Sahlberg, 2002; Reinikainen & Jaakkola, 2003) gehouden worden.

Figuur 18: roterend warmtewiel (WTW), (Kuijpers-Van Gaalen, 2006)

Om een goede energiebalans te handhaven kan men gebruik maken van een warmte terugwinsysteem (WTW). Het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs geeft aan dat het rendement van dit systeem groter moet zijn dan 75% om uit te kunnen (VNG, 2014).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Voor uitleg kenmerken: zie de publicatie ‘Beter beleid met ervaringskennis van inwoners’.)2. Bereken de gemiddelde score per kenmerk en wissel uit over

Daarbij wordt juist door de toenemende gedigitaliseerde communicatie tus- sen burger en overheid ‘ieder formulier al snel zijn eigen regel.’ Voor burgers is het vaak een

De veelzijdigheid van de activiteiten die deze afdelingen uitvoeren heeft ervoor gezorgd dat ze worden opgenomen onder de noemer algemene kostenplaatsen. Omdat de algemene

Ook is onderzocht of deze prestatie-indicatoren door dit systeem geanalyseerd kunnen worden om te kijken of deze ook beheersbaar zijn.. Voor dit onderzoek is uitgegaan van

Nu bekend is wat bedrijfsprocessen en kenmerken van bedrijfsprocessen zijn, kan nader bepaald worden wat inzichtelijk gemaakt dient te worden met betrekking tot de Twentse

‘Welke factoren hebben invloed op de productiviteit van de ontwikkelteams?’. Tussen de organisatie en het Customer Board is er al een bijeenkomst geweest om de factoren

Kern is om te komen tot een betere informatie-uitwisseling tussen de staatsmachten en een verbetering van de toegang tot en toegankelijkheid van (de procedures rond) de

Volgens [eiseres] hebben de gedragingen van de Staat en de Stichting ertoe geleid dat zij geadopteerd heeft kunnen worden op de door haar gestelde (illegale) wijze, dat zij