• No results found

A.Fl. Gehlen, P.L. Nève, Het notariaat in de Lage Landen (± 1250-1842). Opstellen over de geschiedenis van het notariaat in de Lage Landen vanaf de oorsprong tot in de negentiende eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "A.Fl. Gehlen, P.L. Nève, Het notariaat in de Lage Landen (± 1250-1842). Opstellen over de geschiedenis van het notariaat in de Lage Landen vanaf de oorsprong tot in de negentiende eeuw"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

grootvader van Vincent van Gogh in de negentiende eeuw en niet te vergeten de bewoners van het arme Vissershofje dat in 1887 werd gebouwd. Daar woonden arbeidersgezinnen met een eigen voetbalteam ‘Houdt Moedig Stand.’ In dit hofje hielden de bewoners postduiven en organiseerden zij jaarlijks feesten waarbij poppen van vissers uit de ramen werden gehangen. Schrijnend is de beschrijving van het gemeentelijke beleid voor stadsvernieuwing in de jaren zestig en tachtig van de vorige eeuw. Wat er toen vernield is van het culturele erfgoed is schrikbarend.

Het boek is prachtig uitgegeven en aan het bijeenzoeken van de illustraties heeft de auteur veel aandacht en zorg besteed. Prachtige portretten van zestiende-eeuwse bewoners heeft hij teruggevonden. Afbeeldingen van opgegraven voorwerpen en fraaie oude foto’s uit de periode rond 1900 (ondermeer van een deftige damesschietclub en van twee kleine arme jongetjes met kromme beentjes door de Engelse ziekte) geven een fraai beeld van de wooncultuur en de levensstijl van de straat. Het beeldmateriaal ondersteunt de rode draad van het boek: de‘dramatiek’ van het verval van eens een aanzienlijke straat die steeds meer verarmde en verloederde.

Thera Wijsenbeek

A. Fl. Gehlen, P. L. Nève, ed., Het notariaat in de Lage Landen (± 1250-1842). Opstellen over de geschiedenis van het notariaat in de Lage Landen vanaf de oorsprong tot de negentiende eeuw (Ars notariatus CXVII; Amsterdam: Stichting tot bevordering der notariële wetenschap, Deventer: Kluwer, 2005, x + 261 blz., ISBN 90 130 2851 9).

De viering van het vijftigjarig bestaan, in 2002, van de Stichting tot bevordering der notariële wetenschap is luister bijgezet met de publicatie van twee boekwerken: een monografie van R. de Jong over het notariaat in Nederland tussen 1842 en 1999 (recensie in BMGN, CXX (2005) 138-139) en de hier aangekondigde bundel. Een geplande monografie over het notariaat in België in de negentiende en de twintigste eeuw bleek (nog) niet realiseerbaar. In de indrukwekkende reeks Ars notariatus, waarin tot op heden 129 delen verschenen, zijn al eerder minstens drie bundels gepubliceerd onder (mede) redactie van P. L. Nève, gewijd aan diverse aspecten van de geschiedenis van het notariaat. Nu ligt dan een bundel opstellen op tafel die een nieuwe status quaestionis beoogt te geven wat de Nederlanden betreft. Acht auteurs behandelen perioden van de notariaats-geschiedenis aldaar met het accent op bepaalde regio’s: wat de nieuwe tijd betreft in het prinsdom Luik, in het vorstendom Stavelot/Malmédy, de‘Limburgse’ territoria, Staats-Brabant, Staats-Vlaanderen, de provincies Holland en Zeeland, en de gewesten Friesland, Groningen en Utrecht.

Cappon neemt de hele Middeleeuwen voor zijn rekening. (1-29) In zijn bijdrage komen enkele fundamentele trekken van het ambt van de notaris, die oudtijds door of namens de paus of de keizer werd benoemd, aan de orde. Eén van die aspecten is het vertrouwen dat het publiek in de notaris moet kunnen hebben: zijn akten hebben immers bewijskracht, óók in volgende generaties; men denke maar aan de testamenten. Als in de

RECENSIES

(2)

bundel van de‘onveranderlijkheid’ als karaktertrek van het notarisambt wordt gesproken, dan is het wel de fides publica, die natuurlijk slechts gehandhaafd kan blijven als aan de vakbekwaamheid van de notarissen genoegzame eisen gesteld werden en de controle op hun functioneren effectief was. (Het is dus evident dat het notarisambt niet alléén maar een manier van geld verdienen is dat men — zoals een Eurocommissaris thans wil — naar believen nóg meer aan onderlinge en externe concurrentie moet blootstellen: dan zal immers die grondvoorwaarde, het publieke vertrouwen, onherroepelijk verloren gaan.)

De volgende bijdragen in de bundel, alle van de hand van erkende specialisten, besteden aandacht aan aspecten als wetgeving, benoemingsprocedure, admissie, vorm, aard en kracht der akten, het bijhouden van protocollen enz. Niet altijd zijn voorstudies beschikbaar op grond waarvan schattingen van aantallen notarissen of hun sociale status kunnen worden gegeven. Een sterk punt van deze overzichtsbundel is dat de auteurs aandacht hebben gegeven aan de presentatie van de kenbronnen en de literatuur, zodat het een nuttig naslagwerk voor verder onderzoek is. Een index zou hierbij een extra hulpmiddel zijn geweest waardoor ook overbodige herhalingen of verschrijvingen zoals Passagerii (23) en Passeggerii (50) geëlimineerd hadden kunnen worden.

A. H. Huussen jr.

G. Chr. Kok, In dienst van het recht. Uit de geschiedenis van het gerechtshof ’s-Gravenhage en de daaraan voorafgegane hoven (1428-heden) (Hilversum: Verloren, 2005, 351 blz., ISBN 90 6550 879 1).

De geschiedenis van onze oude gerechtshoven heeft de laatste jaren een flinke impuls gekregen: kroonjaren of het betrekken van een nieuw gebouw— wijds ‘paleis van justitie’ genaamd — zijn doorgaans de aanleiding geweest. Zo werd rond 1998 een hele stapel publicaties gewijd aan het Hof van Friesland. Zonder speciale aanleiding van buitenaf, zo lijkt het, is door de oud-president van het Haagse gerechtshof, dat in 1838 onder deze naam ging functioneren, naar de geschiedenis van‘zijn’ Hof onderzoek gedaan — voor zijn plezier en uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid.

De auteur heeft er uitdrukkelijk voor gekozen geen‘complete’ geschiedenis van het Haagse Hof en zijn voorgangers te schrijven. Weliswaar is er over het oude Hof van Holland, dat in 1462 zijn eerste instructie kreeg, al een en ander gepubliceerd— we wijzen op de drie bundels met handelingen van symposia uit 1997 en later jaren verzorgd door R. Huybrecht —, maar al die kleinere voorstudies en enkele incidentele uitgaven van vonnissen nemen niet weg dat het pad voor een omvattend gedenkboek nog niet voldoende geëffend is. En dat zal nog wel even zo blijven, want er is over de periode van 1430 tot 1838 een overstelpend omvangrijk archief van het Hof van Holland overgeleverd. Nadien ligt dat iets anders; ik kom daarop terug.

Kok schrijft dus uitdrukkelijk capita uit de geschiedenis van het Hof en hij heeft daartoe de vorm van biografieën gekozen: van de stichters Jacoba van Beieren en Philips de Goede via presidenten als Nicolaas Everaerts en J. E. Reuvens, advocaten/procureurs-fiscaal als Hugo de Groot en J. Zaaijer tot specialisten als H. Schuttevâer en jhr. Th. W. van

RECENSIES

(3)

bundel van de‘onveranderlijkheid’ als karaktertrek van het notarisambt wordt gesproken, dan is het wel de fides publica, die natuurlijk slechts gehandhaafd kan blijven als aan de vakbekwaamheid van de notarissen genoegzame eisen gesteld werden en de controle op hun functioneren effectief was. (Het is dus evident dat het notarisambt niet alléén maar een manier van geld verdienen is dat men — zoals een Eurocommissaris thans wil — naar believen nóg meer aan onderlinge en externe concurrentie moet blootstellen: dan zal immers die grondvoorwaarde, het publieke vertrouwen, onherroepelijk verloren gaan.)

De volgende bijdragen in de bundel, alle van de hand van erkende specialisten, besteden aandacht aan aspecten als wetgeving, benoemingsprocedure, admissie, vorm, aard en kracht der akten, het bijhouden van protocollen enz. Niet altijd zijn voorstudies beschikbaar op grond waarvan schattingen van aantallen notarissen of hun sociale status kunnen worden gegeven. Een sterk punt van deze overzichtsbundel is dat de auteurs aandacht hebben gegeven aan de presentatie van de kenbronnen en de literatuur, zodat het een nuttig naslagwerk voor verder onderzoek is. Een index zou hierbij een extra hulpmiddel zijn geweest waardoor ook overbodige herhalingen of verschrijvingen zoals Passagerii (23) en Passeggerii (50) geëlimineerd hadden kunnen worden.

A. H. Huussen jr.

G. Chr. Kok, In dienst van het recht. Uit de geschiedenis van het gerechtshof ’s-Gravenhage en de daaraan voorafgegane hoven (1428-heden) (Hilversum: Verloren, 2005, 351 blz., ISBN 90 6550 879 1).

De geschiedenis van onze oude gerechtshoven heeft de laatste jaren een flinke impuls gekregen: kroonjaren of het betrekken van een nieuw gebouw— wijds ‘paleis van justitie’ genaamd — zijn doorgaans de aanleiding geweest. Zo werd rond 1998 een hele stapel publicaties gewijd aan het Hof van Friesland. Zonder speciale aanleiding van buitenaf, zo lijkt het, is door de oud-president van het Haagse gerechtshof, dat in 1838 onder deze naam ging functioneren, naar de geschiedenis van‘zijn’ Hof onderzoek gedaan — voor zijn plezier en uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid.

De auteur heeft er uitdrukkelijk voor gekozen geen‘complete’ geschiedenis van het Haagse Hof en zijn voorgangers te schrijven. Weliswaar is er over het oude Hof van Holland, dat in 1462 zijn eerste instructie kreeg, al een en ander gepubliceerd— we wijzen op de drie bundels met handelingen van symposia uit 1997 en later jaren verzorgd door R. Huybrecht —, maar al die kleinere voorstudies en enkele incidentele uitgaven van vonnissen nemen niet weg dat het pad voor een omvattend gedenkboek nog niet voldoende geëffend is. En dat zal nog wel even zo blijven, want er is over de periode van 1430 tot 1838 een overstelpend omvangrijk archief van het Hof van Holland overgeleverd. Nadien ligt dat iets anders; ik kom daarop terug.

Kok schrijft dus uitdrukkelijk capita uit de geschiedenis van het Hof en hij heeft daartoe de vorm van biografieën gekozen: van de stichters Jacoba van Beieren en Philips de Goede via presidenten als Nicolaas Everaerts en J. E. Reuvens, advocaten/procureurs-fiscaal als Hugo de Groot en J. Zaaijer tot specialisten als H. Schuttevâer en jhr. Th. W. van

RECENSIES

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Financial support for printing this thesis was kindly provided by the University Medical Center Groningen (UMCG) Department of Surgical Oncology, the Graduate School

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Van de huidige Rode Duivels is er één speler die voor het eerst als Duivel aantrad toen hij nog maar zestien was; hij was daarmee de derde jongste Rode Duivel ooit. Over wie

Zoals uit de cijfers blijkt kunnen vooral late strooibeurten (hier eind maart-begin april) aanleiding zijn tot vrij hoge Cl-gehal- ten in het bodemvocht tijdens het vroege

Here, two of Tiedau’s former colleagues at uc London’s Dutch Studies Programme, Theo Hermans and Reinier Salverda, present a collection of essays that are amended and

were as follows: 1) study design should be informed by the research questions and patient population; 2) preferred treatment attributes and levels, as well as trade-offs among