• No results found

De kerk van de Cisterciënzer Sint-Bernardusabdij te Hemiksem (prov. Antwerpen)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kerk van de Cisterciënzer Sint-Bernardusabdij te Hemiksem (prov. Antwerpen)"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologie in Vlaanderen II - 1992, 265-278

D e kerk van de Cisterciënzer

Sint-Bernardusabdij te H e m i k s e m

(prov. Antwerpen)

Rica Annaert

1 I n l e i d i n g

O p een afstand gezien bieden de nog resterende gebouwen van de vroegere St-Bernardusabdij een majestueuze indruk. Prachtig gelegen aan de grote Scheldebocht straalt de abdij een innerlijke rust uit te-midden van de moderne industrie. Van nabij echter blijkt duidelijk hoe de klooster-gebouwen na een luisterrijke geschiedenis van acht eeuwen in zeer gehavende toestand de laatste 2 0 0 jaar hebben doorstaan. Sinds 1978 verlaten en ten prooi aan de

verniel-zucht van vandalen, bevinden de gebouwen zich momenteel in een erbarmelijke toe-stand (fig. 1 en 2 ) .

D e aanleiding t o t het archeologisch onderzoek dat onder impuls van de plaatse-lijke heemkundige kring werd doorgevoerd, was de aanleg van een publiek park o p de gronden rond de abdij. Deze zijn eigendom van de Vlaamse Gemeenschap. De werken werden aangevat in 1 9 9 0 - 1 9 9 1 en kaderen in een algemeen restauratieproject. Gealar-meerd door het feit dat bij dit opzet heel wat graafwerk zou te pas komen in verband

1 De Sint-Bernardus-abdij.

(2)

R. A N N A E R T

2 Topografische

situa-tiekaart.

Carte de situation topogra-phique.

<

3 Kadasterplan met

aanduiding van de sleu-ven.

Plan cadastral avec localisa-tion des tranchées.

met aanplanting en rioleringsaanleg, nam mevrouw Magi Oerlemans, voorzitter van de Heemkundijje Kring Heymissem, het initiatief om over te gaan tot een archeolo-gisch onderzoek. Zij contacteerde achter-eenvolgens de dienst Waters en Bossen van de Vlaamse Gemeenschap die toelating verleende tot de graafwerken, het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium dat via de Stichting Archeologisch Patrimonium de leiding van het opgravingswerk o p zich nam en de Koning Boudewijnstichting die haar financiële steun toezegde.

Tijdens de maanden juli en augustus 1990 werd een kortproefonderzoek uitge-voerd '. Er werd geopteerd o m dit onder-zoek te richten o p de abdijkerk. H e t abdij-complex zelf dat momenteel eigendom is van de gemeente Hemiksem, staat n o g overeind en komt voorlopig niet in aan-merking voor archeologisch onderzoek. De kerk en de nutsgebouwen zijn in 1797 ten prooi gevallen aan de vernielzucht tijdens de Franse Revolutie. Daar de nuts-gebouwen niet juist kunnen gelokaliseerd worden en het n o g niet duidelijk was in welke mate de b o d e m verstoord was d o o r de talrijke latere bouwactiviteiten, leek enkel het opgraven van het kerkgebouw verant-woord. Als doel werd gesteld o m via ver-schillende kleine werkputten het grondplan, de afmetingen en eventuele verschillende bouwfasen van de vroegere abdijkerk te kunnen vatten (fig. 3). D e resultaten van deze proefopgravingen zouden ook uitsluit-sel geven over het n u t en de mogelijkheden van een eventueel verder en uitgebreider onderzoek in de toekomst.

De historische bronnen vermelden dat de abdijkerk werd opgericht tussen 1330 en 1444 en dat ze na verschillende ver-woestingen ook meerdere malen herbouwd is geweest. Verder is nog een gedetailleerd plan van de abdijkerk bewaard van G. Bouvaert uit 1743 (fig. 17).

2 H e t archeologisch o n d e r z o e k Een werksleuf in de oostelijke zone, ter hoogte van de 18de eeuwse sacristie, bracht op geringe diepte (-58 tot -100 cm) de opmerkelijk goed bewaarde funderingen van de koorafsluiting aan het licht 2 (fig. 4: 1 en fig. 5 : 1 ) . H e t betreft een halfronde af-sluiting die aan de buitenzijde verstevigd was m e t steunberen. Deze s t e u n b e r e n sprongen o m de 2 m uit, •waren 1,5 m breed en tot ca. 2 m lang (fig. 4: 1). Aan de bin-nenzijde van de absis (muurbreedte ca. 2 m) verwijzen de trapvormige uitsprongen in de fundering (tot 1 m breed en 0,5 m diep) naar de aanwezigheid van pilasters waarvan nog één achthoekige hardstenen basis in de zuidelijke k o o r m u u r bewaard was (onderkant op -99 cm) (fig. 4: 2 en fig. 5: 2 ) . H e t muurwerk van het koor was uitgevoerd in grote, brede bakstenen (29 x 13,5 x 7 cm) verbonden met een zandige, kalkrijke, geelgrijze mortel. Gans de buiten-zijde was bekleed met een parement van grote blokken regelmatig bekapte witte zandsteen.

Een opmerkelijk element is n o g de aan-wezigheid van twee gotische nissen in de nog bestaande zuidelijke k o o r m u u r (fig.

1 Wij wensen langs deze weg mevr. M. Oerlemans en de leden van "Heymissem", alsmede de talrijke andere vrijwilligers te bedanken voor hun belangeloze inzet. 2 De dieptes worden ge-geven t.o.v. een nulpunt in de noordelijke gevel van het a b d i j g e b o u w ( + 8 , 0 7 2 m TAW).

(3)

D e k e r k v a n d e C i s t e r c i ë n z e r S i n t - B e r n a r d u s a b d i j t e H e m i k s e m

4 Detailplan van sleuf

I: archeologische resten van het koor

Plan de la tranchée I: vestiges du choeur.

6). De volledig dichtgemetselde en bepleis-terde nissen werden in 1982-1983 door cursisten M L Z ontdekt •'. Beide spitsboog-v o r m i g e nissen w e r d e n u i t g e spitsboog-v o e r d in Lediaanse zandsteen. D e linker nis is een liturgische piscina of lavabo waarin de priester de handen waste en de kelk reinigde. D e b o d e m van deze nis is gevormd uit een plaat Doornikse kalksteen waarin twee ronde lavabo's met afvoeropening zijn uitgewerkt. D e rechter nis, de mensa, was afgesloten met een deurtje waarvan de ingemetselde smeedijzeren duimen bewaard zijn. Hier

3 De cursisten van de post-graduaatopleidingLandschapszorg van het Nationaal H o g e r Instituut voor Bouwkunst en Stedebouw te Antwerpen hebben in het kader van een cursus practicum in 1982-83 een korte studie gemaakt betreffende de Sint-Bernardusabdij. O.l.v. architect Romain Berteloot werkten ze een beknopte bouw-geschiedenis uit met eventuele mogelijkheden v o o r d e toekomst. O.l.v. stadsarcheoloog Tony Oost werd ook een beperkt archeologisch onderzoek uitgevoerd. De gegevens werden op het Bestuur van M o n u m e n t e n en Landschappen door Linda Wylleman gebundeld en gepubliceerd: Wylleman 1983 en 1984 en Berteloot et al. 1984. 4 Berteloot et al. 1984, 4 1 .

werden de kelk en de ciborie met hosties bewaard. Volgens de studie van de cursisten M L Z is het geheel ingebouwd in een vroe-gere raamopening en behoort het niet t o t de eerste bouwfase van de kerk 4.

Tevens werd vastgesteld dat de zuidelijke k o o r m u u r en de zuidoostelijke transept-m u u r transept-m e t bijhorende steunberen geïnte-greerd werden in de later aangebouwde en nog bestaande sacristie (1743) en bijgevolg in hun oorspronkelijke toestand in opstand bewaard zijn gebleven.

Naar het bouwmateriaal en de bouw-techniek te oordelen dateert de kubus-vormige massieve fundering (1,25 m zijde) in het midden van de absis uit dezelfde periode als de o p b o u w van de k o o r m u u r (fig. 4: 3 en fig. 5 : 5 ) . Waarschijnlijk is het de fundering van een eerste, tamelijk een-voudig altaar dat in een latere fase vervangen werd. Hiervan getuigen de U-vormige funderingen (4 m x 2,75 m) die de oudere altaarfundering omvatten (fig. 4: 4 en fig.

(4)

R. A N N A E R T

5 : 4 ) . De bakstenen muurfundering (afmet. bakstenen: 18,5 x 8,5 x 4 , 5 cm) die onmid-dellijk tegen de achterwand van het koor werd aangebouwd, is allicht nog jonger (fig. 4: 5 en fig. 5: 5 ) .

D e zuidwestelijke helft van het koor werd ingenomen d o o r een drietal O.-W. georiënteerde bakstenen grafkelders van latere datum (afmet. bakstenen: 16 x 8 x 4,5 cm) (fig. 4: 6 en fig. 5 : 6 ) . Deze kelders waarvan de zijmuren n o g een bewaarde opstand hadden van 0,50 m, waren zeer verzorgd gemetst en h a d d e n een bakstenen vloer. Ze waren alle volledig verstoord en bevatten geen beenderresten meer.

Een bruikbare stratigrafie was in deze sleuf niet aanwezig. Gans de oppervlakte was volgestort met puin waaronder 16de tot 20ste-eeuwse archaeologica (fig. 7). Direct onder dit puinpakket én onder de grafkeldervloerenverscheen de maagdelijke, licht lemige z a n d b o d e m (-166 cm).

In tegenstelling t o t voorgaande muur-partijen zijn de muren van de noordelijke transeptarm t o t in de maagdelijke bodem afgebroken. Ze waren slechts waarneembaar in de vorm van een negatief muurspoor (fig. 8: 1 en fig. 9: B, 1). O p enkele plaatsen was de oorspronkelijke funderingssleuf nog duidelijk afgelijnd (fig. 8 : 2 ) . Slechts enkele blokken witte zandsteen afkomstig van het parement van de eerste steunbeer tegen de noordoostelijke transeptmuur, lagen nog in situ (-120 cm){{ig. 8: 3 ) . D e puinlaag die gepaard ging met deze afbraak lag verspreid over gans de oppervlakte van de werksleuf en bevatte voornamelijk materiaal uit de 18de en 19de eeuw (fig. 9: A-B, 2 ) . In het puin was een h o u t e n g o o t aangebracht bestaande uit vier aaneengenagelde h o u t e n planken. De g o o t m o n d d e uit in een afvoer van zandsteen en baksteen. Deze sporen hebben zonder twijfel te maken met de oprichting van talrijke bijgebouwen (waar-onder meerdere h o u t e n barakken) die in de loop van de 19de eeuw r o n d de abdij (toen met de functie van gevangenis) werden opgetrokken (fig. 8: 4 ) .

In de oostelijke hoek van de noordelijke transeptarm werd tevens de ftinderingskuil en de aanzet van een zuilfundering aange-sneden (fig. 8: 5). Deze was nog in situ aanwezig en was o p g e b o u w d uit regel-matige blokken witte zandsteen, in gelaagd verband gemetst en verbonden met dezelfde zandige, kalkrijke mortel die ook in de koormuren gebruikt was (fig. 9: A, 3).

Twee O.-W. georiënteerde graven wer-den gedeeltelijk blootgelegd direct onder de puinlaag (fig. 8: 6 en fig. 9: A, 4-5). In het meest noordelijke graf (graf 16) dat vrij diep was uitgegraven (-166 c m ) , lag het skelet met het hoofd in het westen, met de armen gekruist op het bekken. De houten kist met deksel was n o g vrij goed bewaard. In het tweede graf (graf 11) (op -130 cm) lag het skelet met het hoofd in het oosten, met beide armen onder het bekken. De

5 Zicht op het koor

van-uit het westen.

Le choeur vu de l'ouest.

6 De twee nissen in de

zuidelijke koormuur.

Les deux niches dans le m u r sud du choeur.

(5)

D e k e r k v a n d e C i s t e r c i ë n z e r S i n t - B e r n a r d u s a b d i j te H e m i k s e m

7 Enkele archaeologica, uit de puinlaajj van het koor (sch. 1:3).

1. Bodemfragmentvan majolica-bord, N. Nederland, 2de kwart 17de eeuw. 2. Randfrajjment van braadpannetje, rood aardewerk, loodglazuur. 3. Randscherfvan bord, rood aardewerk, slibversiering, loodglazuur, 17de eeuw.

4. Randfragment van glazen fles, vanaf einde 17de eeuw.

Quelques trouvailles de la couche de débris dans Ie chceur (éch. 1:3). 1. Fond d'assiette en majolique, Pays Bas septentrionaux, fin du 17e siècle. 2. Bord d ' u n poêlon, pate rouge, glaijure plombifere.

3. Bord d'assiette, pate rouge, ornée a la barbotine, gla^ure plombifere, 17e siècle. 4 . Bord de bouteille, verre, fin du 17e siècle.

ligging van de nagels bewijst dat ook dit graf een kistgraf was 5.

Zowel de zuilfundering als de twee gra-ven oversneden een diepe trechtervormige vochtige depressie waarin zich een aantal middeleeuwse scherven bevonden (fig. 8: 7 en fig. 9: A-B, 6). Vermeldenswaard zijn een randfragment en bijhorende wand-scherven van een grote voorraadpot met naar binnen g e b o g e n rand uit Elmpt, waarvan de produktie loopt vanaf het einde van de 12de tot de eerste helft van de 14de e e u w6 (fig. 10: 1). D e bodem van een kruikje met uitgeknepen standring in steen-goed m e t sinterengobe waarin reeds de overgang naar steengoed met zoutglazuur zichtbaar is, kan rond 1325-1375 gedateerd worden 7 (fig. 10: 2 ) . O o k de manchet-vormige randscherf steengoed met een dik glimmende en gevlekte laag zoutglazuur (Langerwehe) hoort thuis in de tweede helft van de 14de eeuw 8(fig. 10: 3). Enkele wandscherven blauwgrijze waar passen eveneens binnen deze context. De venige vulling kan dus zonder twijfel gedateerd worden vóór de aanvang van de kerkbouw in 1330. T o e n naderhand de noordelijke werksleuf meer naar het westen werd doorgetrokken, bleek inderdaad dat de noordelijke transeptmuur bovenop de vul-ling was gebouwd. Ongetwijfeld wegens de natte, onstabiele bodemgesteldheid werd de m u u r hier dieper gefundeerd. D e bak-stenen m u u r met zandbak-stenen parement aan de buitenzijde, was op deze plaats n o g in situ bewaard.

In een derde sleuf werd een deel van de zuidelijke zijbeuk en van het middenschip blootgelegd (fig. 11). Twee zuilfunderingen van ca. 2 m, temidden van een 3 tot 3,5 m grote funderingskuil kwamen hier tevoor-schijn (fig. 1 1 : 1). In deze funderingen kunnen twee fasen onderscheiden worden.

5 Graf 11 bevatte het on-volledig skelet van een vol-wassen individu, vermengd met beenderen van een on-volwassen persoon. Gezien de vermenging van het bot-materiaal en het ontbreken van een datering werd het b o t m a t e r i a a l n i e t v e r d e r onderzocht.

In graf 16 werd een onvol-ledig skelet gevonden. De bewaringstoestand van de beenderen is dermate slecht dat een verdere beschrijving uitgesloten is (determinatie en identificatie door Dr. A. Ervynck, 1AP). 6 Janssen 1 9 8 3 , 1 9 0 - 1 9 1 , 195. 7 Bruijn 1965, 50. 8 Hurst 1986, 184-186.

Onderaan tekenden zich nog de lagen regel-matig bekapte blokken zandsteen af, ver-b o n d e n met de zandige kalkrijke mortel waarmede ook het zuilfragment in het noor-delijke transept gemetst was (fig. 12: A en

13: A). Bovenaan echter waren diverse segmenten geprofileerde zandsteenblokken afkomstig van typisch laatgotische bundel-pijlers, vermengd met baksteen (afmet.: 18,5 x 9 x 4,5 cm) in de fundering opge-n o m e opge-n (fig. 12: B eopge-n 13: B). H e t gaat hier duidelijk o m herbruikt materiaal van de gotische kerkdecoratie. D e oorspronkelijke zuidelijke kerkmuur werd in 1797 afge-broken. D e huidige bakstenen m u u r (afmet. baksteen: 19 x 8,5 x 4,5 cm) werd in de 19de eeuw opgetrokken bovenop het vroe-gere muurtracé (fig. 1 1 : 2 en fig. 14: 1).

(6)

R. ANNAERT

8 Detailplan van de sleuven UI en IV: noord-oostelijke hoek van het noordelijk transept. Plan des tranchées III et IV: angle nordest du transept nord.

H

9 Profielen van het noordelijk transept. Profils du transept nord.

(7)

De kerk van de Cisterciënzer Sint-Bernardusabdij te Hemiksem

1 0 14de eeuwse nrchaeologica uit de venigegrachtvulling onder het noordelijk transept (sch. 1:3). 1. Kandfragment, voorraadpot uit Elm.pt.

2. Bodemfragment, kruikje in steengoed met sinterenjjobe.

3. Manchetvormige randscherf in steengoed met zoutglazuur, Langerwehe.

Céramique de la seconde moitié du 14e siècle provenant du fossé sous Ie transept nord (éch. 1:3). 1. Bord d'un pot a provision, importé de Elmpt.

2. Fond d'une cruche en gres avec engobe vitrifié.

3. Bord en forme de bandeau en gres avec gla(;ure salifère de Langerwehe.

Enkel het spoor van de oorspronkelijke funderingssleuf wijst op het bestaan van een oudere m u u r (fig. 1 1 : 3 en fig. 14: 2 ) .

Langs deze zuidelijke zijgevel werd de overwelving van de traveeën opgevangen d o o r pilasters waarvan de bakstenen funde-ring (afinet. bakstenen: 30 x 14 x 7 cm) gedeeltelijk bewaard bleef. Eén drielobbige, hardstenen pilasterbasis was nog in situ aanwezig (-85 cm) (fig. 11:4). Oorspronke-lijk waren de zuilen en de pilasters met een bakstenen kettingmuur verbonden (afmet. bakstenen: 30 x 14 x 7 c m ) (-100 cm) (fig. 1 1 : 5 ) . Bij de restauratie van de zuilen werd deze kettingmuur doorbroken. Een over-langse kettingmuur tussen de zuilen van het schip werd wegens de aanwezigheid van talrijke recente verstoringen niet vast-gesteld.

Zoals te verwachten was werden ook in deze sector begravingen teruggevonden. Enerzijds een viertal O.-W. georiënteerde kistgraven (fig. 1 1 : 6 en fig. 14: 3). Eén skelet lag met het hoofd in het oosten, twee — waaronder een kind — lagen met het hoofd in het westen. Ten westen tegen de k e t t i n g m u u r aan w e r d e n een a a n t a l bakstenen constructies (afmet. bakstenen:

19 x 9 x 4 cm) gemetst die waarschijnlijk resten van grafkelders (zonder vloer) zijn (fig. 1 1 : 7 ) . Deze kelders werden volledig verstoord bij de bouw van een recente afloopgoot.

Een groot deel van de zijbeuk werd verstoord door een grote rechthoekige kuil (8,75 x 2,5 m) die één van de kistgraven oversneed (fig. 1 1 : 8 en fig. 14: 3). D e kuil was opgevuld met verspreid dierlijk en men-selijk botmateriaal uit diverse verstoorde graven. De vulling bevatte evenwel geen dateerbaar archeologisch materiaal. De stra-tigrafie levert ons enkel een relatieve chrono-logie (fig. 14). In het profiel is boven de kuil een dik doorlopend puinpakket te onderscheiden dat waarschijnlijk overeen-k o m t met het laatste vloerniveau van de kerk (-96 cm) (fig. 14: 5). Hierboven werden n o g verschillende nivellerings- en funderingslagen opgetekend die in verband kunnen gebracht worden met de meer recente bouwgeschiedenis van het terrein (fig. 14: 6-8). In het middenschip verscheen onder de diverse puin- en nivelleringslagen onmiddellijk de maagdelijke b o d e m die hier bestond uit een tertiare laag Boomse klei (fig. 14: 9 ) .

3 N a b e s c h o u w i n g e n

Over het algemeen kan gesteld worden dat de talrijke recente vergravingen (19de en 20ste eeuw) voornamelijk in de vorm van rioleringsaflopen, water- en electrici-teitsleidingen en een betonbaan, het site van de abdijkerk en zonder twijfel ook de

(8)

R. ANNAERT

1 1 Detailplan van sleuf II: gedeelte van de zui-delijke zijbeuk.

Plan détaillé de la tranchée II: partie de la nef sud.

rest van het terrein, grondig verstoord hebben (fig. 15: A). Vaak was de stratigrafie van de oorspronkelijke bouw- en verbouw-fasen tot op de maagdelijke bodem vernield. D e gegevens die verzameld werden tijdens dit kleinschalig proefonderzoek volstonden toch o m het kerkplattegrond helemaal te reconstrueren (fig. 15: B). H e t volledig vrijleggen van de kerk z o u dus van weinig wetenschappelijk belang zijn. Uit de contro-les uitgevoerd tijdens de aanplantings- en

rioleringswerken elders op het terrein blijkt het ook zinloos o m een toekomstig archeo-logisch onderzoek van de nutsgebouwen te plannen, temeer omdat de verdere parkaan-leg geen bedreiging meer vormt voor even-tuele archeologische sporen.

De historische oorsprong van de Sint-Bernardusabdij ligt te Vremde. In 1233 schonk Egidius Berthout, heer van Bedaar, zijn rechten te Vremde, Millegem, Broe-chem en Ouwen aan de abt van Villers. Als

(9)

De kerk van de Cisterciënzer Sint-Bernardusabdij te Hemiksem

1 2 Zuilfundering uit regelnmtijfjjekcipte blokken Lediaanse zandsteen (A) en later toegevoegde bak-steen (B).

Fondation de pilier en bloes de gres de Lede (A) et de bri-ques ajoutées plus tard (B).

1 3 Zuilfundering met het oorspronkelijk gedeelte in zandsteen (A) en de later toegevoegde segmen-ten van laatgotische bun-delpijlers (B).

Fondation de pilier en gres (A), surmontée de segments reutilisés de piliers fascicules du gothique tardif (B).

9 Baeyens 1976 en Van-damme & De Leenheer 1970.

10 De historische gegevens zijn gebaseerd op de reeds vermelde bouwgeschiedenis gepubliceerd in Wylleman 1983 en 1984. 11 Koch 1988, 140-141. Brigode 1949, 273-12 280 13 14 De Belie 1975, 72-75. De Vliegher 1960; De Meulemeester en Houbaert 1986, 133-136. 15 Clemen en Gurlitt 1916,65-131. 16 Ruwet 1955. 17 de Jaer 1934, 41 80.

tegenprestatie moest een dochterklooster worden opgericht in één van deze plaatsen. Met de goedkeuring van Hendrik II, hertog van B r a b a n t , o n t s t o n d de eerste St.-Bernardusabdij in juli 1237 te Vremde.

Diverse conflicten o.a. met de pastoor van Vremde en met de familie Berthout van Berlaar én de aankoop van gronden te Hemiksem hadden in 1244 de verplaatsing van de abdij naar Hemiksem tot gevolg. De nieuwe St.-Bernardusabdij werd opgericht op de alluviale valleigronden van Schelde en Benedenvliet, o p de rechteroever van beide rivieren (fig. 2 )9. In 1246 deden de m o n n i k e n h u n i n t r e d e in de n i e u w e kloostergebouwen die gegroepeerd lagen aan de zgn. Waterpoort, de toegangspoort van de abdij langs de Vliet. Van deze oudste a b d i j g e s c h i e d e n i s w e r d e n tijdens dit archeologisch o n d e r z o e k geen sporen gevonden 10.

Gedurende de tweede helft van de 13de eeuw en het begin van de 14de eeuw groei-den de abdijgoederen snel aan en nam de abdij aan belang t o e . O p eigen domein werd in 1254 begonnen met de bouw van een nieuwe kerk. H e t archeologisch onder-zoek leverde echter geen 13de eeuwse ge-bouwresten of materiaal o p . H e t oudste gegeven is een grachtvulling met scherven-materiaal uit de tweede helft van de 14de eeuw die oversneden wordt door het noor-delijk transept van de latere kerk. De oudere kerk moet dus elders gesitueerd worden.

In 1266 werd een kapel opgericht aan de poort en in 1308 kreeg de abdijgemeen-schap van Jan 11, hertog van Brabant, de toelating om muren r o n d het klooster op te trekken. Elders werden refiigehuizen opge-richt o.m. te Lier, Mechelen, Puurs, Brussel, Antwerpen en in Nederland.

In 1 3 3 0 werd o n d e r abt H e n r i c u s Bernaert begonnen met de b o u w van een nieuwe kerk die op 13 september 1444 in-gewijd werd d o o r abt Petrus van Breda. D e funderingen die tijdens de opgravingen van 1990 gedeeltelijk werden vrijgelegd zijn deze van het nieuwe gotische kerkgebouw waarvan het grondplan de volgende eeuwen nooit meer gewijzigd werd (fig. 15: B).

De abdijkerk van Hemiksem kan gere-kend worden tot een typisch regionale Zuid-Nederlandse groep Cisterciënzerkerken waarvan de plattegrond gebaseerd blijft op het uniforme ontwerp van de Bourgon-dische Cisterciënzers: een eenvoudig basi-likaal grondplan in de vorm van een Latijns kruis, een schip en transept bestaande uit 3 beuken, een eerder kort koor met een vijf-hoekige tot halfronde afsluiting, een dak-ruiteri.p.v. een vieringtoren, geen crypte u. H e t kerkgebouw heeft een totale lengte van 80,2 m (83,9 m buitenwerks). H e t schip telt 8 traveeën en i s b i n n e n w e r k s 4 8 , l m lang en 18,4 m breed (breedte midden-schip: 8,7 m, breedte zijbeuken: 4,9 m ) . De transeptarmen tellen telkens 3 traveeën en zijn in totaal 4 3 m lang. D e breedte van het transept is hypothetisch bepaald op 18,4 m. De lengte van het koor bedraagt binnenwerks 13,6 m en de breedte 9 m. Enkel het ontbreken van een monumentaal westelijk voorportaal is eerder een uitzon-dering binnen deze groep. O o k de abdij-kerken van Aulne (begin 13de e e u w )1 2, Boudeloo-Klein Sinaai (13de e e u w )1 3, Ter Duinen ( 1 3 d e e e u w )1 4, Villers ( 1 3 d e eeuw)1 5, Val-Dieu (14de e e u w )1 6 en Val-S t . - L a m b e r t1 7 behoren tot deze groep. De afmetingen van de kerk van Hemiksem (80,2 x 18,4 m ) situeren zich tussen deze van Boudeloo (70 x 2 1 m) en van Aulne ( 8 7 , 7 x 2 2 m ) .

Een regionaal kenmerk is het metselwerk in baksteen. Gezien de topografische ligging temidden van het Land van B o o m waar de tertiaire kleilagen d a g z o m e n , is dit niet uitzonderlijk. D e overlevering dat de m o n -niken van Hemiksem de grondslag z o u d e n gelegd hebben van de baksteennijverheid in de Rupelstreek, past trouwens in de

(10)

R, ANNAERT

theorie dat de baksteenarchitectuur vanaf de 13de eeuw een algemene verspreiding v o n d in de N e d e r l a n d e n dank zij de Cisterciënzerorden 18.

Aan de hand van de baksteenformaten kunnen de diverse muurresten relatief geda-teerd worden 19. D e oorspronkelijke muren (buitenmuren, kettingmuren en de massieve k u b u s v o r m i g e altaarfundering) werden gebouwd met zacht gebakken, oranjerode bakstenen met de formaten 2 9 - 3 0 x 13,5-14 x 7 cm. We m o g e n aannemen dat deze soort bakstenen n o g algemeen in voege was gedurende de 14de en 15 de eeuw.

Uit de schaars gevonden architecturale elementen kunnen we afleiden dat in navol-ging van de strenge regels van de Orde van Citeaux, het gotische kerkinterieur vrij sober was g e h o u d e n . D e klassiek gotische stijl-kenmerken halen de bovenhand zoals bv. in de drielobbige hardstenen pilasterbasis tegen de zuidelijke kerkmuur en in de twee zandstenen spitsboogvormige nissen in de zuidelijke k o o r m u u r . We menen daarom dat deze nissen géén latere toevoeging zijn, maar behoren tot de oorspronkelijke 14de eeuwse kerkbouw. D e twee nissen werden ingewerkt in een geprofileerde spitsboog-vormige omlijsting van rondstaven. De hoogvelden van de archivolten zijn opge-vuld met een driepas boven de piscina en met een vijfpas waarin telkens een uitge-werkt driepasmotief, boven de mensa. D e stijlkenmerken van de decoratieve omlijs-ting verwijzen zonder twijfel naar de 14de eeuw.

D e zuilelementen die als herbruikt mate-riaal werden teruggevonden in de fundering van de barokke zuilen, kunnen eerder tot de late gotiek gerekend worden. H e t zijn segmenten van typisch vereenvoudigde laat-gotische bundelpijlers die waarschijnlijk afkomsig zijn van de latere kerkbouw van de 15de eeuw 20.

Van het gotische kerkgebouw bestaan verschillende iconografische bronnen waar-mee het gereconstrueerde grondplan in grote lijnen overeenstemt. We vermelden hierdeScheldekaartvan 1468 21, een aquarel uit de 16de e e u w2 2, een schilderij en een gravure van Lucas van Uden van ca. 1650 23.

Na 1453 werden onder impuls van abt Gerardus Donck de zuidelijke kloostergang en de bibliotheek afgewerkt. Tevens werden de bouwvallige kloostermuren hersteld.

Bij de oprichting van nieuwe bisdommen in 1559 kwam sedert 1571 de abdij onder het gezag van het bisdom Antwerpen te staan zodat de Antwerpse bisschop tevens abt van de abdij was. Deze abten resideerden niet te Hemiksem maar in het bisschoppelijk paleis te Antwerpen.

Na een periode van bloei en vooruitgang brak in de tweede helft van de 16de eeuw een duistere periode aan. In 1552 leed de abdij veel schade bij een overstroming en in 1578 trokken de monniken onder de bedrei-ging van de Beeldenstorm, weg naar hun refugehuis te Lier en te Puurs. Tijdens de daarop volgende militaire gebeurtenissen werd de abdij in 1579 wegens haar strate-gische ligging aan de Schelde o p g e n o m e n in een verdedigingsgordel. O p bevel van de Staten van Brabant werd uit vrees voor een bezetting d o o r de Spanjaarden in 1582 en 1583 begonnen met de afbraak van de abdij. H e t afbraakmateriaal werd o.m. ge-bruikt voor de versterking van Antwerpen. In 1584 werd de abdij door Farnese inge-n o m e inge-n einge-n als schainge-ns gebruikt om zo de toegang tot Antwerpen via de Schelde af te sluiten.

H e t duurde tot 1612 eer de gebouwen in hun vroegere functie van abdij hersteld werden. Bisschop Johannes Malderus liet de abdij gedeeltelijk herstellen zodat in 1616 de monniken de kloostergebouwen terug konden betrekken. De abten Judocus

1 4 Oostelijke profielen van de zuidwestelijke werkput. Profils orientaux de la tranchée sudouest. Devliegher 1957. Temminck Groll 1963. Koch 1988, 159. Rijksarchief Bnissel. Stadsarchief Antwer-18 19 20 21 22 pen. 23 Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Ant-werpen en Koninklijke Bibliotheek, Brussel.

(11)

De kerk van de Cisterciënzer Sint-Bernardusabdij te Hemiksem

1 5 Algemeen plan: A: kerkplattegrond ge-projecteerd in het huidige gebouwen- en

wegenbe-stand;

B: reconstructie. Plan general des fouilles: A: plan de l'église par rap-port aux batiments existants; B: reconstruction. 24 StadsarchiefAnrwerpen. Gillis ( 1 6 4 9 1 6 6 0 ) e n J o h a n n e s v a n H e y -m i s s e -m z e t t e n d e h e r o p b o u w e n d e verfraaii n g v e r d e r . I n 1 6 6 4 w e r d d e h u verfraaii d verfraaii g e w e s t -gevel m e t c e n t r a l e t o r e n o p g e t r o k k e n . W e e r slaat h e t n o o d l o t t o e : in 1 6 7 2 b r a n d d e d e kerk v o l l e d i g u i t en l e d e n o o k d e o v e r i g e k l o o s t e r g e b o u w e n g r o t e s c h a d e . O p h e t e i n d e van d e 1 7 d e e n in d e 1 8 d e e e u w viel d e abdij e e n g r o t e w e l v a a r t t e n d e e l . Z e b e h o o r d e t o t d e rijkste g r o n d b e z i t -t e r s in h e -t h e r -t o g d o m B r a b a n -t e n d e a b -t e n k r e g e n e e n b e l a n g r i j k e p o l i t i e k e rol t o e b e -d e e l -d in -d e S t a t e n v a n B r a b a n t . O n -d e r -d e a b t e n A n t o n i u s S p a n o g h e ( 1 6 7 8 - 1 7 1 6 ) en C o r n e l i u s A d r i a e n s e n s ( 1 7 1 6 1 7 2 1 ) w e r -d e n -d e a b -d i j g e b o u w e n h e r o p g e b o u w -d en u i t g e b r e i d , verfraaid e n o p g e s m u k t . T a l l o z e k u n s t e n a a r s l e v e r d e n h i e r t o e h u n b i j d r a g e o . m . H e n d r i k F r a n s V e r b r u g g h e n , Q u e l l i -n u s d e J o -n g e r e , M i c h i e l V a -n d e r V o o r t e-n G u i l l e l m u s I g n a t i u s K e r r i c x . D e k e r k p l a t t e g r o n d g e t e k e n d d o o r m o n n i k G . B o u v a e r t in 1 7 4 3 (fig. 1 6 ) en d e g r a v u r e v a n D a v i d C o s t e r u i t 1 7 2 6 24 t o n e n aan d a t d e k e r k t i j d e n s d e h e r o p b o u w van d e abdij in w e z e n n i e t v e r a n d e r d e . W a t d e b u i t e n a r c h i t e c t u u r b e t r e f t , w e r d e e n b a r o k k e k o e p e l b o v e n d e v i e r i n g o p g e -t r o k k e n . H e t a r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k g a f e v e n -m i n blijk van f u n d a -m e n t e l e v e r b o u w i n g e n . E n k e l h e t i n t e r i e u r van d e k e r k w e r d g r o n d i g v e r n i e u w d . W e l l i c h t k a n d e r e s t a u r a t i e van d e zuilen m e t d e z e v e r b o u w i n g e n in v e r b a n d g e b r a c h t w o r d e n . R e s t e n v a n d e v r o e g e r e l a a t g o t i s c h e b u n d e l p i j l e r s w e r d e n h e r b ruikt als n i e u w e f u n d e r i n g v o o r a n d e r e , v e r m o e -delijk b a r o k k e z u i l e n .

(12)

R. ANNAERT

De bakstenen altaarfundering die tegen de achterwand van het koor werd aange-b o u w d , is ook een toevoeging uit deze periode. H e t zou de fundering kunnen zijn van het nieuwe hoofdaltaar met retabel dat reeds in 1665 begonnen werd maar pas in 1728 d o o r G.I. Kerricx voltooid werd.

Naar het baksel en het formaat van de bakstenen te oordelen (harde purperrode stenen van 18,5-19 x 8,5-9 x 4-4,5 cm of 16 x 8 x 4,5 cm) kan ook de aanleg van de grafkelders in het koor en in de zuidelijke zijbeuk in deze periode gesitueerd worden.

Naast de eerder kleinschalige verbou-wingen in het kerkgebouw werd de abdij aanzienlijk uitgebreid door de b o u w van een barokke zuidelijke vleugel en een nieuwe sacristie tussen koor en zuidelijk transept van de abdijkerk. In 1777 werd de oostelijke middenvleugel, waarin refter, kapittelzaal en de kamers voor kloosterlingen, verbouwd en verfraaid in rococostijl. O p het einde van de 18de eeuw werd d o o r de aanleg van een nieuw L-vormig classicistisch infirmerie-gebouw in het noordoosten, het accent van de westgevel verschoven naar de fraaie rococo-oostvleugel. O o k de toegang tot het complex werd verlegd naar het oosten.

Tijdens het Frans Bewind werden in 1797 de kloosterlingen uit de abdij gedreven en werden de abdijgebouwen verkocht. Uiteindelijk bleef de abdij nationaal bezit en begon men m e t de afbraak die echter beperkt bleef t o t de kerk.

De geschiedenis van de resterende abdij-gebouwen loopt echter n o g verder. Gedu-rende de 19de en 20ste eeuw kenden ze een lange reeks van diverse functies o.a. hospi-taal, magazijn, correctionele gevangenis, opslagplaats, interneringskamp voor

incivie-^.-•.::Q::: ••o::::::<3> ., ,_ cQx:;;;::a;:;;"D-^

a :::Q".:::Ï

X Y

ken van 1945 tot 1948 en legerdepot van 1977 tot 1978. Al deze functies h e b b e n hun sporen nagelaten in de bodem en op het gebouwenbestand dat dringend aan restauratie toe is.

Wij hopen met deze beschouwingen dat het beperkte archeologisch onderzoek van 1990 een aanzet mag zijn tot een uitgebreid bouwhistorisch onderzoek op de n o g res-terende abdijgebouwen, vóór zij volledig t o t puin vervallen zijn.

1 6 Kerkplattegrond naar de tekening van G. Bouvaert (1743) (naarC.

Vleminckx en M. Die-rickx).

Plan de l'abbatiale d'après le dessin de G. Bouvaert (1743) (d'après C. Vleminckx en M. Dierickx).

RESUME

L'église abbatiale cistercienne Saint-Bernard a H e m i k s e m (prov. d'Anvers) L'abbaye Saint-Bernard de Hemiksem est située dans le Pays de B o o m , sur la rive droite de l'Escaut et du Vliet. Les vallées de l'Escaut et de ses affluents sont caractérisées par un sol alluvial formé durant l'holocène. Le sous-sol est compose d'un substrat ter-tiaire d'argile de Boom.

Après la fondation de l'abbaye a Vremde en 1 2 3 7 , les moines, a la suite de disputes.

se sont rapidement retires dans leurs domai-ne a Hemiksem en 1246. U n e nouvelle église y fut construite en 1254. Au cours du 14e siècle, les moines posèrent la base de l'industrie des briqueteries dans la region du Rupel. U n e abbatiale gothique fut con-struite entre 1330 et 1444. Cette église fut demolie pendant la fureur iconoclaste en 1578. En 1584 l'abbaye fut occupée par Farnese et transformée en redoute p o u r contróler le passage sur l'Escaut. En 1612 les moines sont revenus et o n t entamé la

(13)

De kerk van de Cisterciënzer Sint-Bernardusabdij te Hemiksem

restauration des batiments. Mais en 1672 l'église fiit dévastée par le feu. De nouvelles restaurations o n t été réalisées durant le 18e siècle. E n 1797, pendant Toccupationfran-faise, les moines fiirent expulsés, l'église démolie et les autres batiments vendus.

Dans le cadre d'une renovation des ter-rains autour de l'abbaye - propriété de la C o m m u n a u t é Flamande — le cercle local "Heymissetn" prit 1'initiative d'une recherche archéologique. Avec l'appui de la Fonda-tion Roi Baudouin et en collaboration avec les services de la C o m m u n a u t é Flamande et la Stichting Archeologisch Patrimonium, des fouilles archéologiques ont été exécutées durant les mois de juillet et d'aoüt 1990 sur le site de l'église abbatiale. Les différentes petites tranchées o n t permis de dresser le plan de l'église, de fixer ses dimensions et de discerner les différentes phases de sa construction.

A l'est les murs de fondation du choeur furent mis a jour. Ce choeur est semi-circu-laire, muni de contreforts extérieurs mesu-rant 2 m sur 1,5 m et espacés de 2 m, et orné de pilastres intérieurs. Trois différentes fon-dations d'autels ont été mises a jour, ainsi q u e deux caveaux. Le m u r sud du choeur, encore existant, cachait deux niches gothi-ques en gres de Lede, la mensa et \a piscina.

Les murs du transept septentrional ne sont conservées que sous forme de traces negatives. Ces murs ainsi que deux tombes a cercueil recoupaient un ancien fossé d o n t le remplissage humide contenait de la céra-mique de la seconde moitié du 14e siècle.

Deux colonnes séparant les nefs centrale et meridionale, furent mises a jour au sud-ouest. La fondation de ces colonnes montrait deux phases de construction: une première en bloes de gres de Lede, une seconde en segments réutilisés des piliers fascicules de l'église gothique. Le mur meridional était orné de pilastres. Pilastres et colonnes étaient

reliés par un petit mur. Quelques tombes a cercueil et quelques caveaux se trouvaient encore in situ mais la plus grande partie de la nef laterale était perturbée par un grand fossé dans lequel des ossements humains se trouvaient répandus.

Malgré les nombreuses perturbations récentes, le plan de l'église abbatiale a pu être reconstitué: il montre un simple plan basilical en forme de croix latine, avec trois nefs, un choeur de dimensions réduites a cloture arrondie et un lanterneau.

La longueur du batiment est de 80,2 m (83,9 m extra muros). La nef compte huit travées (48,1 m sur 18,4 m intra muros) et le transept trois (43 m sur 18,4 m ) . Le choeur mesure 13,6 m sur 9 m intra muros.

Les elements architecturaux sont p o u r la plupart executes dans un style gothique classique: les pilastres, les niches de \zpiscina et de la mensa peuvent être dates du 14e siècle. Les elements réutilisés des piliers fascicules du gothique tardif doivent plutót être dates du 15e siècle.

La ma^onnerie est exécutée en brique selon la tradition régionale. Le tracé original du batiment est execute en briques de for-m a t 2 9 - 3 0 x 15,5-14 x 7 cfor-m. Les structures plus tardives (autels et caveaux) o n t été ma^onnées en briques de format 18,5-19 x 8,5-9 x 4-4,5 cm ou 16 x 8 x 4,5 cm.

L'abbatiale de Hemiksem p e u t être clas-sée parmi un groupe regional des Pays Bas méridionaux (Aulne, Boudeloo, Ter Dui-nen, Villers, Val-Dieu et Val-Saint-Lam-bert).

D ' après les elements chronologiques dis-ponibles (le format des briques, le style des elements architecturaux et les données stra-tigraphiques d u transept septentrional recoupant le fossé avec remplissage du 14e siècle), l'église mise au jour p e u t sans d o u t e être identifiée a l'église construite entre 13 3 0 et 1 4 4 4 . La première église doit avoir été construite ailleurs.

(14)

R. A N N A E R T

BIBLIOGRAFIE

De abdij van Boudeloo. Catalogus van de verzameling bodemvondsten van de verdwenen abdij te Klein Sinaai, St. Niklaas, 1982.

BAEYENSL. 1976: Bodemkaartvan België. Ver-klarende tekst bij het kaartblad Hoboken 43 W, Gent.

BERTELOOT R. en Postgraduaat Monumenten-zorg, NH1BS-Antwerpen 1984: Actuele evaluatie van het gebouwenbestand met een tentatieve aanzet tot onderzoek van de mogelijkheden tot renovatie en restauratie. Monumenten en Land-schappen 3, nr 2 , 4 0 - 5 5 .

B R I G O D E S . 1949: L'architecturereligieuse dans Ie Sud-Ouest de la Belgique 1. Des origines a la fin du XVe siècle. Aulne - ancienne abbatiale. Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen 1, 273-280.

B R U I J N A. 1965: De middeleeuwse pottenbakke-rijen in Z. Limburg (Ndl.)., Publicaties van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum Tongeren 9 , 5 0 .

CLEMEN P . & G U R L I T T C . 1916: DieKloster-bauten der Cistercienser in Belgien, Berlin. D E BELIE A. 1975: De abdijkerk van Boudeloo te Klein Sinaai. In: Conspectus 1974, Aichzcologidi Bclgica 177, Brussel, 7 2 - 7 5 .

DE JAERL. 1934: L'église primitive de I'abbaye du Val-St.-Lambert et ses vicissitudes, Bulletin de l'Institut Archéologique Liégeois 58,41-80. D E MEULEMEESTER J. & HOUBAERT I. 1986: D e kerk van O n z e - L i e v e - V r o u w - t e n Duinen-abdij te Koksijde, Archaeologia Belgica n.r. II-l, 133-136.

D E V L I E G H E R L . 1957: De vroegste gebouwen van baksteen in Vlaanderen, Bulletin van de

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 6de serie, 10, 245-250.

D E V L I E G H E R L. 1960: De Duinenabdij te Koksijde. Ikonografie en Archeologie, Archae-ologia Belgica 50, Brussel.

HURST J. et al. 1986: Pottery produced and traded in North-West Europe 1350-1650, Rotterdam Papers 6.

JANSSEN H . J . 1983: H e t middeleeuws aarde-werk: ca 1200 - ca 1550. In : Van Bos tot Stad. Opgravingen in 'sHertogenboschitzntoonst. cat.), 's Hertogenbosch.

KOCH W . 1 9 8 8 : De Europese bouwstijlen, Amsterdam, 1988.

RUWET J. 1955: Cartulaire de I'abbaye cister-cienne du Val-Dieu (Xll-XIVe siècle), Brussel. T E M M I N C K G R O L L C . L . 1963: Middeleeuwse stenen huizen te Utrecht en hun relatie met die van andere noordwesteuropese steden, 's Graven-hage.

V A N D A M M E J. & D E L E E N H E E R L . 1970:

Bodemtextuur van de bouwvoor, landschaps-indeling en bodemassociaties in de provincie Antwerpen, Mededelingen

FakulteitLandbouw-wetenschappen Gent 35, 3.

VLEMINCKX C . 1983: De St. Bernardusabdij te Hemiksem. Historiek, architectuur en voorstel tot programma, onuitgeg. verhandeling, Brussel. WYLLEMAN L. 1983: Bouwgeschiedenis van de Sint-Bernardusabdij te Hemiksem, Monumenten en Landschappen 2, nr 6, 4 5 - 6 3 .

WYLLEMAN L. 1984: Lotgevallen van de abdij in de 19de en 20ste eeuw. Monumenten en Landschappen 3, nr 2, 31-39.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Concluderend kan worden gezegd dat de symbolische waardering van de inwoners voor de kerk groter is geworden, doordat de verandering ervoor heeft gezorgd de inwoners de kerk

Therefore, this research argues that a central problem with South African participatory democracy is not that government does not support the notion of public participation, but

samen met Praktijkonderzoek Veehouderij en in overleg met de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Opvallend is dat de moderne soft law-codifi caties die de bouwstenen kunnen worden van een toe- komstig Europees wetboek de leer van het verbod op rechtsmisbruik niet expliciet

Het pad was aangeharkt, de bladeren verwijderd en de ramen ge- zeemd. Tijd voor hoog bezoek op TiU. Koningin Maxima bracht een werkbezoek aan Tilburg University, waarbij

In de noorderzijbeuk is graf 33 het vermelden waard (afb. Deze mortel gelijkt sterk op deze van de romaanse kapel, periode C. Langs binnen was het graf met