• No results found

Het verschil in fijne motoriek bij basisschoolleerlingen met normaal- en overgewicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verschil in fijne motoriek bij basisschoolleerlingen met normaal- en overgewicht"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verschil in fijne

motoriek bij

basisschoolleerlingen met

normaal- en overgewicht

Afstudeeronderzoek ALO Amsterdam

Titel: Het verschil in fijne motoriek

van basisschoolleerlingen met normaal- en overgewicht

Naam product: Scriptie

Naam student: Laszlo van Erve

Studentnummer: 500699757

Klas: 4Z

Onderzoeksthema: Motoriek

Opleiding: Bachelor, Academie voor Lichamelijke Opvoeding

aan ` de Hogeschool van Amsterdam

Domein: Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van

Amsterdam

Datum: 28 mei 2017

Versie: 2e gelegenheid

(2)

Laszlo van Erve 500699757 2

SAM EN VATTIN G

Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken wat de relatie is tussen fijn motorische vaardigheden en de Body Mass Index (BMI). Het onderzoek is uitgevoerd bij kinderen uit groep 3, woonachtig in de omgeving van Amsterdam-Zuidoost.

In totaal zijn er 338 basisschoolkinderen gemeten, waarvan 182 kinderen (68 jongens, en 114 meisjes) geïncludeerd zijn. Voor dit onderzoek zijn de kinderen verdeeld in twee groepen: 'onder- & normaalgewicht' (n=117) en 'overgewicht & obesitas' (n=65). Tijdens dit kwantitatieve onderzoek is de volledige Movement ABC-2 afgenomen en werd de BMI bepaald. Alleen de scores van de fijn motorische testuitslagen zijn meegenomen in dit onderzoek. De ruwe data werd verzameld in Excel en daarna geëxporteerd naar SPSS (23.0). In SPSS zijn alle gegevens geanalyseerd.

Uit de resultaten van de independent samples t-test is naar voren gekomen dat het verschil tussen de twee gewichtscategoriën berust op een niet significant verschil (t=0,797;df=180;p=0,457). Het verschil tussen de twee gewichtscategorieën was slechts 0,38 standaardpunten.

De hypothese dat kinderen met overgewicht zouden beschikken over een betere fijn motorische vaardigheden in vergelijking tot hun leeftijdsgenoten met normaal gewicht, is na het analyseren van de resultaten verworpen. In de gymles wordt fijne motoriek bijna niet geschoold. De groepsleerkracht moet voor het zesde levensjaar voldoende aandacht hebben besteed aan het verbeteren van de fijne motoriek van kinderen.

Trefwoorden: Children, BMI, body mass index, bodyweight, obesity, motor skills fine motor skills, Amsterdam, Movement ABC-2

(3)

Laszlo van Erve 500699757 3 IN HOUD Samenvatting ...2 1. Inleiding ...4 2. Methode ...6 2.1 Onderzoeksopzet ... 6 2.2 Onderzoekspopulatie ... 6 2.3 Organisatie onderzoeksruimte ... 7 2.4 Procedure ... 8

2.5 Meten van de fijne motoriek ... 8

2.6 Bepalen van de BMI (gewicht / lengte²)... 9

2.7 Data analyse ... 10

3. Resultaten ... 12

4. Discussie... 14

5. Conclusie... 17

5.1 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 18

5.2 Aanbevelingen voor de beroepspraktijk ... 19

6. Literatuurlijst ... 20

7. Bijlagen ... 24

Bijlage 1: Toestemmingsbrief school/docent/begeleider... 24

Bijlage 2: Plattegrond movement Scan 2 ... 26

Bijlage 3: Overgewicht en obesitas onder Nederlandse kinderen... 27

Bijlage 4: Afkapwaardes BMI kinderen ... 28

Bijlage 5: Histogram ... 30

Bijlage 6: SPSS output ... 31

(4)

Laszlo van Erve 500699757 4

1. IN LEID IN G

Overgewicht onder kinderen is in de hedendaagse cultuur één van de grootste problemen en de groei van de afgelopen jaren laat geen positief beeld zien voor de toekomst. De afgelopen 35 jaar is het overgewicht van onze kinderen licht gestegen. Zoals te zien is in bijlage 3, is het overgewicht onder Nederlandse jongeren (4 tot 20 jaar) gestegen van 10,1% in 1981 naar 12,1% in 2015 (Achterberg et al., 2015).

Steeds meer kinderen spenderen op jonge leeftijd al veel van hun vrije tijd aan elektronische apparatuur zoals, computers, mobiele telefoons en videogames. Veel onderzoeken in het verleden hebben vooral aandacht besteed aan de negatieve effecten van deze trend zoals overgewicht en sociale isolatie (Dong, Li, Wang, & Potenza, 2017). Aan de andere kant zou het gebruik van mobiele telefoons en videogames tot verbeterde cognitieve vermogens en handvaardigheid kunnen leiden (Sardi, Idri, & Luis Fernandez-Aleman, 2017).

Tegenwoordig brengen wij Nederlanders bijna 9 uur van onze dag zittend door (Gelinck, 2015). Wanneer iemand een groot gedeelte van zijn dag doorbrengt met sedentaire gedragingen, zoals het spelen van videogames of door gebruik te maken van de mobiele telefoon, is men onbewust bezig met het verbeteren van zijn of haar fijne motoriek (Paquin et al., 2015).

Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van overgewicht op de grove motoriek (D'Hondt et al., 2011).Veel van deze onderzoeken laten zien dat kinderen met overgewicht veel nadelige effecten ondervinden op de grof motorische vaardigheden (Spessato, Gabbard, & Valentini, 2013). De effecten van overgewicht op de fijne motoriek zijn wellicht anders, maar deze effecten zijn in mindere mate onderzocht.

(Lopes, Stodden, Bianchi, Maia, & Rodrigues, 2012) en (Krombholz, 2013) hebben onderzocht of er een correlatie bestaat tussen de BMI van kinderen en hun fijn motorische vaardigheden. Zowel jongens als meisjes met een normaal gewicht vertoonden een significant betere motoriek dan kinderen met overgewicht. Zowel de groep jongens als meisjes met obesitas hadden de laagste fijne motoriekscore van alle drie de geteste categorieën.

(5)

Laszlo van Erve 500699757 5 In de gelijksoortig onderzoek gericht op lichaamssamenstelling en motorische vaardigheden zijn enkele tegenstrijdigheden gevonden. Volgens een uitgevoerd onderzoek door (Gentier et al., 2013) blijkt dat de fijn motorische vaardigheden van de kinderen met obesitas ernstig achterblijven ten opzichte van hun leeftijdsgenoten met een normaal gewicht. Op de onderdelen 'fijn motorische precisie' en 'handvaardigheid' scoorden de proefpersonen met obesitas significant lager dan hun leeftijdsgenoten met een normaal gewicht.

Hoewel kinderen met overgewicht over het algemeen een mindere goede grof-motorische vaardigheden hebben (Wrotniak, Epstein, Dorn, Jones, & Kondilis, 2006), kan dit bij fijne motoriek anders liggen. Uit een onderzoek uitgevoerd door Cheng (2016) bleek dat met name kinderen met overgewicht veel videogames spelen. Tijdens het spelen van videogames train je de fijne motoriek, wat zou kunnen bijdragen aan een verbetering van deze vaardigheden (Kalra, Bhatt, & K leiman, 2017). De hoofdvraag uit dit onderzoek luidt daarom als volgt:

Hebben basisschoolleerlingen (6 - 7 jarigen) met overgewicht betere fijn motorische vaardigheden dan kinderen met een normaal gewicht?

Eerder onderzoek (Borecki, Tolstych, & Pokorski, 2013) heeft aangetoond dat kinderen met overgewicht meer tijd besteden aan videogames. Daarom wordt er verwacht dat kinderen met overgewicht hoger zullen scoren op hun fijn motorische vaardigheden, in tegenstelling tot leeftijdsgenoten die onder de categorie normaal gewicht vallen (Cheng et al., 2016).

(6)

Laszlo van Erve 500699757 6

2. M ETHOD E

2.1 ON D ER ZOEKSOPZET

In het kader van een longitudinaal cohortonderzoek zijn er metingen verricht op 4 verschillende basisscholen in Amsterdam-Zuidoost. De kinderen in dit onderzoek die getest zijn op hun fijn- en grof motorische vaardigheden zaten in groep 3 van de basisschool. Voor de huidige (deel-)studie is de baseline-data van een interventiestudie gebruikt voor de analyses. Tijdens dit onderzoek zijn de kinderen getest op hun fijn- en grof motorische vaardigheden aan de hand van de Movement ABC-2 (Barnett, Henderson, & Sugden, 2010). Het verzamelen van de data vond plaats tussen februari 2014 en december 2014. Het lectoraat Bewegingswetenschappen van de Hogeschool van Amsterdam coördineert de metingen van de Zuidoost interventie.

2.2 ON D ER ZOEKSPOPULATIE

De onderzoekspopulatie van dit onderzoek bestond uit 200 basisschoolleerlingen met een leeftijd van 5,85 tot 7,95 jaar, afkomstig uit 4 basisscholen in Amsterdam-Zuidoost. Voorafgaand aan het onderzoek is er een brief verstuurd naar de schoolleiding, vakleerkrachten en ouders van de kinderen met informatie over deze metingen. Aan de hand van een passief toestemmingsformulier is deze goedkeuring verkregen. Ouders die niet wilden dat hun kind meedeed aan dit onderzoek konden bezwaar aantekenen. Ouders die geen bezwaar hadden hoefden geen actie te ondernemen.

Tabel 1 geeft een overzicht van het aantal deelnemers, gewicht, leeftijd en BMI van de onderzoekspopulatie. De deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 6,8 jaar (SD=0,4). In de verschillende gewichtscategorieën was de gemiddelde leeftijd hetzelfde. Alle deelnemers hadden een gemiddeld gewicht van 26,0 kg (SD = 4,9). In gewichtscategorie 1 lag het gemiddelde gewicht op 23,4 kg (SD=3,1) en bij gewichtscategorie 2 was dit gemiddelde 30,5 kg (4,0). Het gemiddelde BMI van alle deelnemer ligt op 17,1 (kg/m²) (SD = 2,4) Het gemiddelde BMI in gewichtscategorie 1 is 15,7 (kg/m²) (SD=1,2) en bij gewichtscategorie 2 is het gemiddelde BMI 19,6 (kg/m²) (SD=1,9).

(7)

Laszlo van Erve 500699757 7

Tabel 1: Karakteristieken van de deelnemers, bestaande uit 182 basisschoolkinderen uit Amsterdam Zuidoost

Totale groep Ondergewicht + normaal gewicht (1) Overgewicht + obesitas (2) Deelnemers 182 117 65 Geslacht (%) J (37,4) / M (62,6) J (40,2) / M (59,8) J (32,3) / M (67,7) Leeftijd in jaren (SD) 6,84 (0,41) 6,84 (0,41) 6,83 (0,41) Lengte in cm (SD) 122,81 (5,80) 121,75 (5,61) 124,71 (5,71) Gewicht in kg (SD) 25,95 (4,89) 23,41 (3,19) 30,52 (4,03) BMI (SD) 17,10 (2,37) 15,73 (1,23) 19,58 (1,86)

Data zijn weergeven als gemiddelde (SD).

2.3 ORGAN ISATIE ON D ER ZOEKSR UIM TE

De kinderen werden in groepen van 4 tot 6 kinderen uit de klas gehaald. Vervolgens werd de Movement ABC-2 individueel afgenomen.

De metingen vonden plaats in een speelzaal en deze was verdeeld in twee vakken. In het eerste vak werd de grove motoriek getest en in het andere vak de fijne motoriek. In vak 1 van de speelzaal werden de testen stilstaan, lopen over een lijn, springen en mikken & vangen uitgevoerd. In vak 2 werden de fijn motorische testen afgenomen. In het materialenhok vonden de metingen van lengte en gewicht plaats. De organisatie van de metingen tijdens de testdagen is weergeven in bijlage 2.

(8)

Laszlo van Erve 500699757 8

2.4 PR OCED UR E

Testafnemers hebben deelgenomen aan een trainingsdag om ervoor te zorgen dat iedereen op dezelfde wijze de metingen uitvoerde. Alle testafnemers van dit onderzoek waren studenten van de ALO Amsterdam. De metingen werden gecoördineerd door medewerkers van het project 'Meten Amsterdamse Motoriek BasisOnderwijs' (MAMBO). Tijdens dit onderzoek is gebruik gemaakt van het

protocol Movement ABC-2 (Barnett et al., 2010). Het lectoraat

Bewegingswetenschappen van de Hogeschool van Amsterdam coördineert de testdagen en metingen. Bij iedere testdag was er een testleider van het lectoraat aanwezig die verantwoordelijk was voor het correct uitvoeren van de metingen. Dit komt de betrouwbaarheid van de metingen ten goede.

2.5 M ETEN VAN D E FIJN E M OTOR IEK

Bij dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de Movement ABC-2 om de kinderen te testen op hun fijne motoriek. De Movement ABC-2 is betrouwbaar en valide bevonden voor het bepalen van motorische vaardigheid (Barnett et al., 2010). De kinderen voerden de tests uit die passen bij hun leeftijdsband van de Movement ABC-2. In dit onderzoek zijn de leerlingen uit leeftijdsband 1 of 2 getest. De proefpersonen van dit onderzoek waren 6 of 7 jaar oud.

Per leeftijdsband bevat de test 8 items die gegroepeerd zijn in drie componenten: Handvaardigheid (HV), Mikken en Vangen (MV) en Evenwicht (EV) (Barnett et al., 2010). Alle motorische testen zijn uitgevoerd volgens het Nederlandse Movement ABC-2 protocol. De eerste component die getoetst werd is de fijne motoriek. Deze werd getest door verschillende oefeningen uit te voeren, betreffende de handvaardigheid.

Eerst werd er aan de kinderen gevraagd om een cirkel te tekenen op een vel papier. Dit werd gedaan om de voorkeurshand te bepalen. De testleider zorgde er bij dit onderdeel voor dat het blaadje recht lag en noteerde met welke hand het kind deze taak uit had gevoerd.

(9)

Laszlo van Erve 500699757 9 De eerste test die de kinderen moesten uitvoeren was de opdracht 'pinnetjes/munten plaatsen'. De opdracht bij de eerste leeftijdsband (3 tot 6 jaar) was om 12 gele munten in een blauw doosje te plaatsen. K inderen tussen de 7 en 10 jaar kregen de opdracht om 12 pinnen op een pinnenbord te plaatsen.

Het tweede onderdeel dat getest werd, was het onderdeel 'veter rijgen'. K inderen van 6 jaar oud kregen de opdracht om een veter door 12 kralen heen te rijgen. K inderen van 7 jaar oud kregen de opdracht om deze veter door een gatenbord te rijgen.

De derde en laatste oefening betrof de test 'het fietspadspoor'. Tijdens deze test kreeg het kind de opdracht om een route op papier te volgen met behulp van een pen. Het kind moest zo secuur mogelijk dit patroon volgen en zo min mogelijk buiten de lijntjes tekenen.

De rest van de onderdelen van de Movement ABC-2 hadden betrekking op de grove motoriek. Voor deze testen moesten de kinderen pittenzakjes gooien en vangen, pittenzakjes op een mat gooien, balanceren op een been, hinkelen en springen op matten. Deze testen hebben betrekking op de grove motoriek en zullen daarom niet verder behandeld worden binnen dit onderzoek.

2.6 BEPALEN VAN D E BM I (GEWICHT / LEN GTE²)

Tijdens het meten waren de kinderen verplicht om hun schoenen uit te doen, lichte kleding te dragen en zij mochten zich niet vasthouden aan objecten in hun omgeving. Sokken mochten tijdens deze meting wel aanblijven. De lengte van de kinderen werd gemeten met behulp van de SECA-213 stadiometer. Elk kind kreeg van de testafnemers de opdracht om met zijn voeten plat op de grond tegen elkaar te gaan staan. Tevens moesten deze kinderen een volledig rechte lichaamshouding aannemen. De testafnemer controleerde of de kinderen correct met hun rug, achterste en hielen tegen de stadiometer stonden. Er werd tijdens het meten van de lengte niet afgerond naar boven of beneden. De lengte werd genoteerd op 0,1 cm nauwkeurig.

Voor het meten van gewicht werd gebruik gemaakt van een SECA-weegschaal. Het gewicht in kilogram werd genoteerd op 0,1 kg nauwkeurig.

(10)

Laszlo van Erve 500699757 10

2.7 D ATA AN ALYSE

De ruwe data werden verzameld tijdens de testdagen en alle scores werden ingevoerd in een iPad. De scores werden ingevoerd op de tablet door middel van de Filemaker applicatie TANGO (Tool voor Achterhalen N iveau Gezonde Ontwikkeling). TANGO is een applicatie die speciaal ontworpen is door de Hogeschool van Amsterdam. Het lectoraat Bewegingswetenschappen gebruikt deze applicatie om uiteenlopende motoriek/sport/uithoudingsvermogen/beweeg-tests scores van alle proefpersonen te notuleren.

De testdata, die verzameld zijn uit alle testdagen is vanaf de TANGO-applicatie geconverteerd naar Microsoft Excel. De ruwe data is genormaliseerd door deze om te zetten naar een standaardscore. De standaardscores zijn bepaald aan de hand van het Movement ABC-2 handleiding. Vanuit Microsoft Excel zijn deze data geëxporteerd naar SPSS (versie 23.0). Alle beschikbare data zijn geanalyseerd door gebruik te maken van SPSS.

Missende waardes zijn gemarkeerd met een '-' en niet meegenomen in de analyses. 338 kinderen hebben deelgenomen aan het onderzoek. 151 kinderen zijn geëxcludeerd op basis van ziekte, blessure, lichamelijke beperking, negatief gedrag, geen motivatie, stoornis, IQ <70. Daarnaast zijn er 5 kinderen geweest waarbij of de Movement ABC-2 of de BMI ontbrak. Dit resulteerde in een analyse over 18ABC-2 kinderen.

De fijn motorische score werd gecontroleerd op uitschieters met behulp van een boxplot. De normaliteit werd getoetst met behulp van de 'eyeball' methode. Hetgeen betekent dat de histogram met het blote oog beoordeeld is. De resultaten van deze test worden weergeven met behulp van een histogram met normaalcurve.

De kinderen werden gecategoriseerd volgens de internationale afkapwaardes voor BMI, gericht op kinderen onder de 18 jaar (Cole, Flegal, N icholls, & Jackson, 2007). Voor de precieze afkapwaardes per leeftijd, zie bijlage 4. Verder is er bij de analyses een onderscheid gemaakt tussen de categorie onder- en normaal gewicht en overgewicht en obesitas. De kinderen werden gecategoriseerd door de leerlingen te filter op geslacht, leeftijd en BMI.

(11)

Laszlo van Erve 500699757 11 Voor de fijn motorische testen is de standaardscore aangehouden die beschreven staat in de handleiding van de Movement ABC-2 (Barnett et al., 2010). De deelnemers konden een standaardscore halen variërend van 1 tot en met 19.

Om te onderzoeken of er een verschil te vinden is tussen de BMI en de scores op de fijn motorische testen zijn de groepen met elkaar vergeleken aan de hand van een independent sample t-test.

Voor alle analyses is een significantieniveau van p=<0,05 aangehouden. Bij een p-waarde van 0,05 of lager wordt de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen.

(12)

Laszlo van Erve 500699757 12

3. R ESULTA TEN

In totaal zijn er 4 basisscholen in het stadsdeel Amsterdam-Zuidoost die toestemming gaven voor het uitvoeren van de metingen. In een periode van 10 maanden vonden de metingen plaats. In totaal zijn er 182 deelnemers gemeten waarvan 37,4% jongens (n=68) en 62,6% meisjes (n=114). De leeftijd van de kinderen lag tussen 5,85 en 7,95 jaar.

De normaliteit van de behaalde fijn motorische scores is beoordeeld aan de hand van een eyeball methode. De scores 5 en 13 zijn vaak behaald en zorgen ervoor dat de histogram minder normaal verdeeld is. De histogram bleek verder normaal verdeeld te zijn. Deze histogram is toegevoegd in bijlage 5.

In tabel 2 kunt u de gemiddelde standaardscores aflezen die bepaald zijn door de verschillende gewichtscategorieën. Gewichtcategorie 1 had een gemiddelde Movement ABC-2 standaardscore van 9,6 (SD=3,2) en gewichtscategorië 2 had een gemiddelde Movement ABC-2 standaardscore van 9,2 (SD=3,0). Het verschil tussen de twee gewichtscategorieën blijkt 0,38 standaardpunten te zijn. In tabel 2 en figuur 1 is te zien dat de deelnemers uit gewichtscategorie 1 een hoger gemiddelde hadden dan deelnemers uit gewichtscategorie 2.

Tabel 2: de gemiddelde fijne motoriekscore op basis van de standaardscore.

Gewichtscategorie 1 (onder- en normaal gewicht) (sd) Gewichtscategorie 2 (overgewicht en obesitas) (sd) Verschil Fijne motoriek (standaardscore) 9,63 (3,20) 9,25 (3,01) 0,38 standaardpunten p=0.457 t=0.979

(13)

Laszlo van Erve 500699757 13

Figuur 1: Gemiddelde uitslagen fijne motoriektesten, uitgesplitst in gewichtscategorie ondergewicht + normaalgewicht en overgewicht + obesitas

Om te onderzoeken of het verschil significant is, is er een independent sample t-test uitgevoerd. Uit de resultaten van de independent samples t-test is naar voren gekomen dat het gevonden verschil van de twee gewichtscategorieën, betreffende de fijne motoriek en het BMI, niet significant (p=0.457). Het verschil in testuitslag op de Movement ABC-2 met betrekking tot fijne motoriek was 0.38 en niet significant bevonden (p=0.485) [95%-CI: -0.6 - 1.3] (zie tabel 2). Alle overige relevante SPSS outputs zijn toegevoegd in bijlage 6.

(14)

Laszlo van Erve 500699757 14

4. DISCUSSIE

Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen of kinderen die overgewicht of obesitas hebben, een betere of slechtere fijne motoriek hebben dan hun leeftijdsgenoten met onder- of normaalgewicht. Aangezien kinderen met overgewicht en obesitas meer sedentair gedrag vertonen (Xue et al., 2016) was de hypothese dat leerlingen met overgewicht hoger zouden scoren op de drie fijn motorische testen van de Movement ABC-2.

De uitkomsten van het huidige onderzoek zijn in overeenstemming met de bevindingen van Cheng (2016). Uit het onderzoek van Cheng bleek namelijk dat kinderen met overgewicht geen tot weinig achterstand ondervonden met betrekking tot hun fijn motorische vaardigheden. De gemiddelde score van de kinderen met overgewicht en obesitas lag 0,38 standaardpunten lager dan kinderen uit de gewichtscategorie onder- en normaal gewicht. Toch is het merkwaardig dat het verschil tussen het gemiddelde zo minimaal is aangezien de fijne motoriek voortbouwt op de grove motoriek (Both, 2005).

In het onderzoek van (Borecki et al., 2013) werden 30 volwassenen met game-ervaring getest op hun fijn motorische vaardigheden en vergeleken met 30 volwassenen die geen tot weinig ervaring hadden met computerspellen. De volwassenen die onder de categorie 'gamers' vielen lieten significant (p=0.01) betere scores zien op de testen voor fijn motorische vaardigheden, psychomotorisch functioneren en precisie van hand-oog coördinatie.

De uitkomsten van het huidige onderzoek spreken de uitkomsten van andere onderzoeken weer tegen. Zo bleek uit het onderzoek van Krombholz (2013) dat kinderen met overgewicht en obesitas significant lager scoren op zowel de grof- als fijn motorische vaardigheden. Dit onderzoek werd echter uitgevoerd met een jongere onderzoekspopulatie (43 tot 84 maanden).

Het onderzoek van Gentier (2013) bevestigt juist de mindere fijn motorische vaardigheden van kinderen met overgewicht en obesitas. De kinderen uit het

(15)

Laszlo van Erve 500699757 15 onderzoek van Gentier waren tussen de 7 en 13 jaar oud en vooral van autochtone afkomst. Hierin verschilt het huidige onderzoek, waarin kinderen onderzocht zijn tussen de 5 en 8 jaar en woonachtig zijn in de omgeving van Amsterdam-Zuidoost. Volgens een rapport van de gemeente Amsterdam (Slot, 2016) blijkt dat Amsterdam-Zuidoost een buurt is waar veel mensen wonen met een migratieachtergrond. Uit eerder gedaan onderzoek (AAGG, 2016) blijkt dat er precies onder deze bevolkingsgroepen veel overgewicht heerst.

Een sterk punt aan dit kwantitatieve onderzoek is dat voor alle metingen hetzelfde protocol is aangehouden. Alle testafnemers van dit onderzoek waren studenten en medewerkers van het project 'Meten Amsterdamse Motoriek BasisO nderwijs' (MAMBO) en hebben gebruik gemaakt van het protocol Movement ABC-2 (Barnett et al., 2010). Het lectoraat Bewegingswetenschappen van de Hogeschool van Amsterdam heeft alle testafnemers getraind en was verantwoordelijk voor het coördineren van de metingen. Bij iedere testdag was er een testleider van het lectoraat aanwezig die verantwoordelijk was voor het correct uitvoeren van de metingen.

Een zwak punt dat erg opvalt aan het huidige onderzoek is dat het aantal kinderen in de groep onder- en normaal gewicht (n=117) bijna tweemaal zo groot is als de groep kinderen met overgewicht en obesitas (n=65). Wanneer gekeken wordt naar de grote verschillen in deelnemers tussen deze gewichtscategorieën, kan worden geconcludeerd dat dit resulteert in een lagere validiteit (Maznevski, 1994).

Voor het huidige onderzoek is de doelgroep gecategoriseerd in de categorieën 'onder- en normaal gewicht' en 'overgewicht en obesitas'. In de toekomst zou de doelgroep gesplitst kunnen worden in vier categorieën: Ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas. Binnen deze groepen kunnen andere verschillen aanwezig zijn, die nu onopgemerkt zijn gebleven. Door de doelgroep in vier categorieën splitsen worden de gevolgen van de lichaamssamenstelling nog specifieker benadrukt (Maznevski, 1994) en zal het verschil in groepsgrootte minder opvallen.

Tijdens het huidige onderzoek is de aanname gedaan dat kinderen met overgewicht veel sedentair gedrag vertonen (Borecki et al., 2013). O f dit daadwerkelijk geval is, is

(16)

Laszlo van Erve 500699757 16 niet verder onderzocht in het huidige onderzoek. Een nadeel aan deze aanname is dat er niet met zekerheid gezegd kan worden of kinderen met overgewicht ook echt meer tijd besteden aan het trainen van hun fijne motoriek dan leeftijdsgenoten met een normaal gewicht. De problematiek van het overgewicht zou ook te maken kunnen hebben met de opvoeding van de ouders of de voeding die het kind tot zich krijgt (Bomberg et al., 2017).

Tijdens het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van de Body Mass Index voor het bepalen van de BMI. De validiteit van deze methode is al eerder onderzocht en uit dit onderzoek is gebleken dat de BMI geen valide graadmeter is voor het meten van lichaamsvet (K uskowska-Wolk, Karlsson, Stolt, & Rossner, 1989). Bij de BMI wordt geen rekening gehouden met de vetvrije massa in het lichaam en blijft het vetpercentage onbekend. Aangezien er tijdens het huidige onderzoek kinderen onderzocht werden en kinderen nog niet exceptioneel veel spiermassa bezitten, is er toch voor gekozen om BMI te gebruiken voor het categoriseren van de groep.

(17)

Laszlo van Erve 500699757 17

5. CON CLUSI E

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er geen grote verschillen te vinden zijn tussen de gewichtscategorieën 'onder- & normaal gewicht' en 'overgewicht & obesitas'. K inderen met een hoog BMI lieten een iets lagere score zien op de fijn motorische testen.. De hypothese die gesteld is aan het begin van het onderzoek is daarom ook verworpen. Kinderen met een hoog BMI hebben geen verschil op de fijn motorische vaardigheden.

Een docent lichamelijke opvoeding schoolt weinig op de fijn motorische vaardigheden. Enkele onderdelen die soms terug komen in de gymlessen zijn jongleren, tollen, ringwerpen en enkele vormen van mikken (Merkus, 2014). Voor de vakleerkracht bewegingsonderwijs zijn de resultaten van dit onderzoek wellicht minder interessant.

Hoewel verwacht werd dat kinderen met een hoog BMI beter zouden scoren op de testen voor de fijne motoriek (Borecki et al., 2013) was dit niet het geval. Voor de groepsleerkracht van de klas kunnen de uitkomsten van dit onderzoek duidelijkheid bieden over de beginsituatie van de kinderen. Bij onderdelen als knippen, plakken en leren schrijven trainen de kinderen hun fijne motoriek. Aan de hand van de resultaten kan geconcludeerd worden dat kinderen met een hoog BMI geen tot weinig achterstand ondervinden op hun fijn motorische vaardigheden. Aan het einde van de vroege kindertijd, wanneer het kind de leeftijd van zes jaar heeft bereikt, heeft het kind een kritieke leeftijd bereikt waarop de ontwikkeling van fijne motoriek centraal staat (Kokstejn, Musalek, & Tufano, 2017). Vanaf deze leeftijd is het belangrijk dat er aandacht besteed wordt aan het verbeteren van de fijne motoriek omdat het kind rond deze leeftijd de basis moet leggen voor de meer complexere taken in de toekomst

(18)

Laszlo van Erve 500699757 18

5.1 AAN BEVELIN GEN VOOR VER VOLGON D ER ZO EK

In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van de gewichtscategorieën 'onder- & normaalgewicht' en 'overgewicht & obesitas'. Voor vervolgonderzoek is het aan te raden om de groepen op te splitsen in vier categorieën: ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas.

Een ander verbeterpunt voor vervolgonderzoek kan zijn het beter in kaart brengen van het computergedrag van de onderzoekspopulatie. Voor het huidige onderzoek is de aanname gedaan dat kinderen met een hoog BMI veel sedentair gedrag vertonen (Cheng et al., 2016) en bovendien veel gebruik maken van een tablet of gamecomputer. Echter is het aantal uren zittende activiteiten per week niet direct onderzocht voor het huidige onderzoek. In de toekomst zou deze informatie verder onderzocht kunnen worden aan de hand van een vragenlijst, die vooraf aan de metingen ingevuld moet worden door de kinderen. In de vragenlijst zouden vragen aan de orde moeten komen die inzicht geven in de hoeveelheid en soort sedentair gedrag dat de kinderen vertonen. In een vervolgstudie zou bijvoorbeeld onderzocht kunnen worden welk gameconsole de grootste meerwaarde heeft voor het verbeteren van fijne motoriek.

Uit eerder gedaan onderzoek (Kuskowska-Wolk et al., 1989) blijkt dat de Body Mass Index (BMI) niet een valide graadmeter is voor het meten van lichaamsvet. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de vetvrije massa in het lichaam zoals water, botten en spieren. Voor een vervolgonderzoek is het aan te raden gebruik te maken van Bio-elektrische Impedantie Analyse (BIA). Dit apparaat meet het vetpercentage van het kind en houdt rekening met de vetvrije massa in het lichaam. Deze methode is relatief duur maar veel efficiënter als er gewerkt wordt met grote groepen. Enkele andere toegankelijke meetmethoden zijn de huidplooimeting of caliper.

(19)

Laszlo van Erve 500699757 19

5.2 AAN BEVELIN GEN VOOR D E BER OEPSPR AKTIJK

Uit eerder gedaan onderzoek (Lopes et al., 2012) blijkt dat kinderen met overgewicht significant minder goed presteren op de testen voor de grove motoriek. Dit is erg interessant om te weten voor een vakleerkracht bewegingsonderwijs, omdat de docent zijn methodiek en didactiek van zijn lessen hierop aan kan passen. De lessen bewegingsonderwijs zijn veelal ontworpen om de grove motoriek van leerlingen te verbeteren, denk aan onderdelen als turnen, klimmen & klauteren en atletiek. In het bewegingsonderwijs wordt weinig aandacht besteed aan het trainen van de fijne motoriek (Merkus, 2014). Enkele onderdelen die soms terug komen in de gymlessen zijn jongleren en mikken. De vakleerkracht bewegingsonderwijs zou gebruik kunnen maken van het basisdocument bewegingsonderwijs (Mooij et al., 2004) om inspiratie op te doen over het scholen van fijne motoriek in de gymlessen. Een enkele keer besteed de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) aandacht aan het scholen van fijne motoriek in de gymles.

Hoewel verwacht werd dat kinderen met een hoog BMI beter zouden scoren op de testen voor de fijne motoriek (Borecki et al., 2013), was dit niet het geval. Voor de groepsleerkracht van de klas kunnen de uitkomsten van dit onderzoek duidelijkheid bieden over de beginsituatie van de kinderen. Bij onderdelen als knippen, plakken en leren schrijven trainen de kinderen hun fijne motoriek. Aan de hand van de resultaten kan geconcludeerd worden dat kinderen met een hoog BMI geen tot weinig achterstand ondervinden op hun fijn motorische vaardigheden. Voor het scholen van de fijne motoriek kan de groepsleerkracht verschillende sites raadplegen, die tips geven over het verbeteren van fijne motoriek voor de leerlingen in de klas (Zwijsen, 2016). Eerder uitgegeven rapporten door de Hanze hogeschool Groningen (Mombarg, 2011) en kinderfysiotherapie Utrecht (Lodeweges & Stoelers, 2007) geven verschillende oefeningen weer die goed te gebruiken zijn in een klaslokaal.

(20)

Laszlo van Erve 500699757 20

6. LITER ATU UR LIJS T

References

AAGG. (2017, april 5). Jaarrapportage 2015. Retrieved from

https://issuu.com/gemeenteamsterdam/docs/jaarrapportage2015def_8071c5c9c4a b50

Achterberg, P. W., van den Berg, M., van den Brink, C. L., Harbers, M. M., Kramers, P. G. N., & van Oers, J. A. M. (2015). Monitoring van leefstijl in nederland

een traject voor verbetering. ( No. 270782001). Bilthoven: RIVM.

Barnett, A. L., Henderson, S. E., & Sugden, D. A. (2010). Movement assessment

battery for childeren-2. ( No. 12/4199.01). Amsterdam: Pearson.

Bomberg, E., Birch, L., Endenburg, N., German, A. J., Neilson, J., Seligman, H., . . . Day, M. J. (2017). The financial costs, behaviour and psychology of obesity: A one health analysis. Journal of Comparative Pathology,

doi:S0021-9975(17)30123-8 [pii]

Borecki, L., Tolstych, K., & Pokorski, M. (2013). Computer games and fine motor skills. Advances in Experimental Medicine and Biology, 755 doi:10.1007/978-94-007-4546-9_43 [doi]

Both, K. (2005). Kinderen in beweging. De Wereld Van Het Jonge,

Cheng, J., East, P., Blanco, E., Sim, E. K., Castillo, M., Lozoff, B., & Gahagan, S. (2016). Obesity leads to declines in motor skills across childhood. Child: Care,

Health and Development, 42(3) doi:10.1111/cch.12336 [doi]

Clark, J. E., & Metcalfe, J. S. (2002). The mountain of motor development: A metaphor. Motor Development: Research and Reviews, 2(163-190)

(21)

Laszlo van Erve 500699757 21 Cole, T. J., Bellizzi, M. C., Flegal, K. M., & Dietz, W. H. (2000). Establishing a

standard definition for child overweight and obesity worldwide: International survey. BMJ (Clinical Research Ed.), 320(7244), 1240-1243.

Cole, T. J., Flegal, K. M., Nicholls, D., & Jackson, A. A. (2007). Body mass index cut offs to define thinness in children and adolescents: International survey. BMJ

(Clinical Research Ed.), 335(7612) doi:bmj.39238.399444.55 [pii]

D'Hondt, E., Deforche, B., Vaeyens, R., Vandorpe, B., Vandendriessche, J., Pion, J., . . . Lenoir, M. (2011). Gross motor coordination in relation to weight status and age in 5- to 12-year-old boys and girls: A cross-sectional study. International

Journal of Pediatric Obesity : IJPO : An Official Journal of the International Association for the Study of Obesity, 6(2-2), e556-64.

doi:10.3109/17477166.2010.500388 [doi]

Dong, G., Li, H., Wang, L., & Potenza, M. N. (2017). Cognitive control and reward/loss processing in internet gaming disorder: Results from a comparison with recreational internet game-users. European Psychiatry : The Journal of the

Association of European Psychiatrists, 44, 30-38. doi:S0924-9338(17)32795-5

[pii]

Gelinck, R. (2015, januari 1). Beweeg- en zitgedrag. Retrieved from

https://www.allesoversport.nl/artikel/beweeg-en-zitgedrag/#nederlanders-zitten-veel

Gentier, I., D'Hondt, E., Shultz, S., Deforche, B., Augustijn, M., Hoorne, S., . . . Lenoir, M. (2013). Fine and gross motor skills differ between healthy-weight and

(22)

Laszlo van Erve 500699757 22 obese children. Research in Developmental Disabilities, 34(11)

doi:10.1016/j.ridd.2013.08.040 [doi]

Kalra, A., Bhatt, D. L., & Kleiman, N. S. (2017). A 24-month interventional cardiology fellowship. JACC: Cardiovascular Interventions, 10(2), 210-211.

Kokstejn, J., Musalek, M., & Tufano, J. J. (2017). Are sex differences in fundamental motor skills uniform throughout the entire preschool period? PloS One, 12(4), e0176556. doi:10.1371/journal.pone.0176556 [doi]

Krombholz, H. (2013). Motor and cognitive performance of overweight preschool children. Perceptual and Motor Skills, 116(1) doi:10.2466/22.25.PMS.116.1.40-57 [doi]

Kuskowska-Wolk, A., Karlsson, P., Stolt, M., & Rossner, S. (1989). The predictive validity of body mass index based on self-reported weight and height.

International Journal of Obesity, 13(4), 441-453.

Lodeweges, M., & Stoelers, G. (2007). Spelenderwijs bewegen. (). Utrecht: Kinderoefentherapie.

Lopes, V. P., Stodden, D. F., Bianchi, M. M., Maia, J. A., & Rodrigues, L. P. (2012). Correlation between BMI and motor coordination in children. Journal of Science

and Medicine in Sport, 15(1)

Maznevski, M. L. (1994). Understanding our differences: Performance in decision-making groups with diverse members. Human Relations, 47(5), 531-552.

Merkus, A. (2014). Fijne motoriek in de bewegingslessen voor kleuters., 30-31-32.

(23)

Laszlo van Erve 500699757 23 Mooij, C., van Berkel, M., Hazelebach, C., Houdijk, G., Loopstra, O., & Steeneman,

L. (2004). Basisdocument: Bewegingsonderwijs.

Paquin, K., Ali, S., Carr, K., Crawley, J., McGowan, C., & Horton, S. (2015). Effectiveness of commercial video gaming on fine motor control in chronic stroke within community- level rehabilitation. Disability and Rehabilitation,

37(23), 2184-2191. doi:10.3109/09638288.2014.1002574 [doi]

Sardi, L., Idri, A., & Luis Fernandez-Aleman, J. (2017). A systematic review of gamification in e-health. Journal of Biomedical Informatics, doi:S1532-0464(17)30106-5 [pii]

Slot, J. (2016). Stadsdelen in cijfers 2016. (). Goudriaan: De Groot Drukkerij.

Spessato, B. C., Gabbard, C., & Valentini, N. C. (2013). The role of motor competence and body mass index in children’s activity levels in physical education classes. Journal of Teaching in Physical Education, 32(2), 118-130.

Wrotniak, B. H., Epstein, L. H., Dorn, J. M., Jones, K. E., & Kondilis, V. A. (2006). The relationship between motor proficiency and physical activity in children.

Pediatrics, 118(6), e1758-65. doi:118/6/e1758 [pii]

Xue, H., Tian, G., Duan, R., Quan, L., Zhao, L., Yang, M., . . . Cheng, G. (2016). Sedentary behavior is independently related to fat mass among children and adolescents in south china. Nutrients, 8(11) doi:E667 [pii]

Zwijsen. (2017, mei 5). Fijne motoriek: Oefeningen. Retrieved from http://www.zwijsenouders.nl/Artikel/Fijne- motoriek-oefeningen.htm

/http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/kinderen/143419-wat-is-fijne- motoriek-en-oefeningen-om-deze-te-verbeteren.html

(24)

Laszlo van Erve 500699757 24

7. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOESTEM M IN GSBR IEF SCHOOL/D OCEN T/BEGELEID ER

(Amsterdam, datum)

Geachte ouders en verzorgers,

(naam school) hecht veel waarde aan een optimale bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomsten van deze test worden gebruikt om de gymlessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet in

samenwerking met de faculteit der Bewegingswetenschappen van de VU, onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met (naam school). Studenten en onderzoekers van de ALO zullen (naam vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de beweegtest in groep 3 t/m 8. Deze test bestaat uit 4 oefeningen:

- Hinkelen (op één been) - Stilstaan op één been - Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden (sportkleding aan, schoenen & sokken uit), waarbij een geavanceerde weegschaal wordt gebruikt die de lichaamssamenstelling kan bepalen (bijv. spiermassa & vetmassa) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging. Naast het gebruiken van de testgegevens door (naam vakleerklacht

bewegingsonderwijs), gebruikt de ALO de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zal niet gekeken worden naar het individuele kind maar naar een grote groep kinderen.

De beweegtest zal plaatsvinden op: (datum van meting)

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan (naam vakleerkracht bewegingsonderwijs). Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

(25)

Laszlo van Erve 500699757 25 Met vriendelijke groet,

Eindverantwoordelijk:

(naam , docent Bewegingsonderwijs)

---

Ik geef geen toestemming voor mijn kind om mee te doen aan de beweegtest tijdens de gymles op (datum).

Naam kind: _____________________________________________ Klas:___________________________________________________

(26)

Laszlo van Erve 500699757 26

(27)

Laszlo van Erve 500699757 27

BIJLAGE 3: OVER GEWICHT EN OBESITAS ON D ER N ED ER LAN D SE KIN D ER EN

(28)

Laszlo van Erve 500699757 28

BIJLAGE 4: AFKAPWAARDES BMI KINDEREN

(29)

Laszlo van Erve 500699757 29 Afkapwaardes voor het bepalen van overgewicht bij kinderen (Cole, Bellizzi, Flegal, & Dietz, 2000).

(30)

Laszlo van Erve 500699757 30

BIJLAGE 5: HISTOGRAM

Histogram fijne motoriekscore van de 182 deelnemers, uitgesplitst naar de standaardscore en frequentie

(31)

BIJLAGE 6: SPSS OUTPUT

Descriptive statistics

Descriptive Statistics

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

gewicht_T1 (KG) 182 16 41 25.95 4.892

lengte_T1 (cm) 182 106 137 122.81 5.808

Valid N (listwise) 182

Descriptive Statistics

Gewichtscategorie N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

Ondergewicht + normaal gewicht Leeftijd 117 5.8 7.9 6.843 .4136

geslacht 117 1.0 2.0 1.598 .4924

BMI 117 12.39 17.69 15.7297 1.22961

gewicht_T1 (KG) 117 16 32 23.41 3.187

fijne motoriek mabc2 (standaard) 117 2.0 17.0 9.632 3.2018

Valid N (listwise) 117

Overgewicht + obesitas Leeftijd 65 6.0 7.9 6.825 .4131

geslacht 65 1.0 2.0 1.677 .4713

BMI 65 17.47 27.34 19.5772 1.87557

gewicht_T1 (KG) 65 21 41 30.52 4.034

fijne motoriek mabc2 (standaard) 65 1.0 17.0 9.246 3.0106

(32)

Verdeling gewichtsklassen

(33)

Laszlo van Erve 500699757 33 Resultaat fijne motoriek testen

(34)

Uitkomst histogram

Descriptives

Gewichtscategorie Statistic Std. Error

fijne motoriek mabc2 (standaard)

Ondergewicht + normaal gewicht

Mean 9,632 ,2960

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 9,046 Upper Bound 10,219 5% Trimmed Mean 9,611 Median 10,000 Variance 10,252 Std. Deviation 3,2018 Minimum 2,0 Maximum 17,0 Range 15,0 Interquartile Range 5,0 Skewness -,072 ,224 Kurtosis -,504 ,444

Overgewicht + obesitas Mean 9,246 ,3734

95% Confidence Interval for Mean Lower Bound 8,500 Upper Bound 9,992 5% Trimmed Mean 9,201 Median 9,000 Variance 9,063

(35)

Laszlo van Erve 500699757 35 Std. Deviation 3,0106 Minimum 1,0 Maximum 17,0 Range 16,0 Interquartile Range 4,0 Skewness ,025 ,297 Kurtosis ,092 ,586

Uitkomst independant sample t-test

Group Statistics

Gewichtscategorie N Mean Std. Deviation Std. Error Mean

fijne motoriek mabc2 (standaard) Ondergewicht + normaal gewicht 117 9.632 3.2018 .2960

(36)
(37)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Vanaf 1 april 2020 betaalt de verplichte ziekteverzekering een behandeling door een diëtist terug voor kinderen met overgewicht of obesitas.. Als huisarts of kinderarts schrijft u

The literature study was followed up with a questionnaire survey, conducted among a number of emergency medical care practitioners in the Free State provincial emergency

Voor instructie, beoordeling en interpretatie: zie Ontwikkelingsonderzoek in de Jeugdgezondheidszorg M.S... het gemiddelde

In dat geval wordt u ook voor verdere controle van de zwangerschap en de bevalling verwezen naar de gynaecoloog en geldt voor u hetzelfde als voor de zwangere met een BMI &gt;

Uit de effectevaluatie kwam naar voren dat het project ‘Noord-Kennemerland gezond weer op’ veel kinderen heeft bereikt (8.175 kinderen hebben de les van de beweegpiet gehad, en

Nog beter betalen voor mobiliteit?, pagina 4 De kwaliteit van prognoses van de verkeerskundige effecten van de kilometerprijs, pagina 10 Minder BPM, meer auto’s?, pagina 18

Posterior estimates and corresponding 95% BCIs for the mean log(CFU) versus time profiles are shown in Figure E.9 (Appendix E ) by study day and treatment group. Model 2.2: