• No results found

Marianne’s Zorg- en Leerboerderij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marianne’s Zorg- en Leerboerderij"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Marianne’s Zorg- en Leerboerderij

Wensen van Stakeholders

Daisy Pfeifer, 355275 Orpa Tanate, 347911

(2)

2 Bachelor rapport Versie 1 Daisy Pfeifer Student nr.: 355275 Orpa Tanate Student nr.: 347911 Klas: UE/EMM4VA Opleiding: MWD (– jeugdzorgwerker) Opdrachtgever: Marianne Scherps Docent: Safoura Ghaeminia Vak: LP. 9.2 Bachelor rapport Toets code: T.37555

Saxion, Enschede Academie Mens en Maatschappij

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Marianne’s Zorg- en Leerboerderij, wensen van Stakeholders’. Het onderzoek naar deze wensen van de stakeholders is uitgevoerd bij drie organisaties met belang in een

samenwerking met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Deze scriptie is geschreven in het kader van het afstuderen aan de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, uitstroomprofiel Jeugdzorg van Daisy Pfeifer en het afstuderen aan de reguliere route Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van Orpa Tanate. Beiden aan het Saxion in Enschede. De scriptie is geschreven in opdracht van Marianne’s Zorgboerderij, welke in de toekomst mogelijk Marianne’s Zorg- en Leerboerderij zou heten.

Samen met de opdrachtgever en de begeleiding vanuit school is dit onderzoek opgezet en uitgevoerd. De start had wat tijd nodig om de goed vormgeving van de hoofdvraag met de goede beredenering te vinden. Na veel brainstormen met onze begeleider vanuit school Safoura Ghaeminia en onderling is de start gemaakt en zijn wij verder gaan werken aan het verdere onderzoek.

Bij deze willen wij de opdrachtgever bedanken voor de kans onze scriptie voor haar te mogen schrijven. Verder bedanken we Safoura Ghaeminia en de andere docenten die ons gedurende het traject hebben begeleid en ondersteund.

Wij wensen u veel leesplezier toe. Daisy Pfeifer

Orpa Tanate

(4)

4

Samenvatting

Marianne’s Zorgboerderij is een bedrijf gelegen binnen de gemeente Berkelland, waar op

therapeutische wijze wordt gewerkt met paarden om jongeren met een beperking te begeleiden en ondersteunen. Marianne’s Zorgboerderij kan voor deze jongeren ook dienen als dagbesteding. Marianne, hierna opdrachtgever genoemd, heeft de wens haar zorgboerderij uit te breiden tot een bedrijf waar de jongeren ambachten kunnen leren, zodat deze jongeren hier later hun brood mee kunnen verdienen. Dit toekomstige bedrijf wordt in dit verslag Marianne’s Zorg- en Leerboerderij genoemd.

Het idee van de opdrachtgever is om het leermeesterschap met betrekking tot de ambachten te laten uitvoeren door middel van vrijwilligers die in het verleden een ambacht hebben uitgevoerd, maar op het moment werkloos zijn, zodat ook zij zich weer nuttig kunnen maken in de maatschappij. Haar visie hierop is dat de focus momenteel te veel op het studeren wordt gelegd, waarbij er te weinig erkenning en waardering wordt gegeven aan ambachten.

Naar aanleiding van de uitbreidingsplannen van de opdrachtgever is een marktonderzoek gestart om in kaart te brengen wat de voorwaarden, voor- en nadelen zijn voor potentiële

samenwerkingspartners om een samenwerkingsrelatie met de opdrachtgever aan te gaan. Deze samenwerkingspartners worden in het verloop van het verslag stakeholders genoemd.

Samenwerkingsrelaties zijn voor de opdrachtgever van belang, omdat het bedrijf eerst door andere organisaties erkent moet worden, voordat deze cliënten kunnen doorverwijzen naar Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Hierbij speelt de gemeente, het UWV en het MaxX Onderwijs,

praktijkonderwijs binnen de gemeente Berkelland, een grote rol. Voorafgaand aan het onderzoek, is een stakeholdersanalyse gedaan om in beeld te krijgen welke organisaties belang kunnen hebben bij het toekomstige bedrijf van de opdrachtgever en andersom. Daaruit zijn deze drie organisaties als belangrijkste stakeholders gekomen. Vervolgen is er een kwalitatief onderzoek uitgevoerd, door middel van het afnemen van interviews met de bovengenoemde stakeholders.

De resultaten laten zien dat alle stakeholders het belangrijk vinden dat de samenwerking met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij goed verloopt. Daarnaast wordt de manier van begeleiden ook door alle stakeholders als belangrijke voorwaarde gezien, waaronder veelal werd benoemd dat de doelen met de jongeren SMART moeten worden geformuleerd en dat de jongere op een persoonlijke manier benaderd wordt. Voordelen die meerdere malen zijn benoemd, is dat de opdrachtgever affiniteit heeft met de doelgroep en dat zij de jongeren op een laagdrempelige manier kan voorzien van begeleiding. Wat opvalt is dat zowel het MaxX Onderwijs als de Gemeente Berkelland aangaven dat de opdrachtgever nog kan werken aan haar professionalisering op papier, en dat dit wellicht een manier kan zijn om haar bedrijf aantrekkelijker te maken voor de stakeholders.

Er zijn daarnaast ook wat verschillen te zien in belangen van de stakeholders. Zo heeft het MaxX Onderwijs de wens dat het contact met de ouders van de jongeren via school verloopt en niet rechtstreeks met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. De Gemeente vindt het daarentegen belangrijk dat het gezin juist wordt betrokken bij de begeleiding van de jongere. Tenslotte gaf de Sociale Dienst aan weinig budget te hebben voor nieuwe re-integratie initiatieven.

(5)

5

Inhoudsopgave

Voorwoord 3 Samenvatting 4 Inhoudsopgave 5 Inleiding 7

1. Inleiding bachelor rapport 8

1.1 Aanleiding en motivatie 8

1.2 De doelgroep 8

1.3 Het creëren van samenwerkingsverbanden 9

1.3.1 Het belang van samenwerken 9

1.3.2 De samenwerking tussen Aksept en Krinkels 10

1.4 De stakeholders 10 1.5 Doelstelling 12 1.5.1 Kortetermijndoelstelling 12 1.5.2 Lange termijndoelstelling 12 1.6 Onderzoeksvragen 12 1.6.1 Hoofdvraag 12 1.6.2 Deelvragen 12 2. Theoretisch kader 13

2.1 Waardoor wordt een goede samenwerking gekenmerkt? 13 2.2 Hoe krijgt het ambachtsleren vorm in de huidige samenleving? 13 2.3 Wat is er bekend over het effect dat een dagbesteding heeft op jongeren? 14 2.4 Wat werkt gunstig bij het re-integreren van jongeren? 14 2.5 Wat heeft het re-integratiebedrijf Aksept gedaan om de samenwerking met

Krinkels succesvol te maken?

15

3. Methode van onderzoek 16

3.1 Onderzoeksmethode 16 3.2 Onderzoek type 16 3.3 Onderzoeksinstrument 16 3.4 Data-analyse 17 3.5 Populatie 17 3.6 Betrouwbaarheid 17 3.7 Validiteit 18 3.8 Ethische overweging 19 4. Resultaten 20 4.1 Voordelen 20 4.2 Nadelen 20 4.3 Voorwaarden 21 4.4 Tips 22 5. Conclusie en aanbevelingen 24 5.1 Conclusie deelvragen 24 5.1.1 Deelvraag 1 24 5.1.2 Deelvraag 2 24 5.1.3 Deelvraag 3 25

(6)

6

5.1.4 Deelvraag 4 25

5.2 Conclusie Hoofdvraag 26

5.3 Aanbevelingen 27

6. Discussie, sterkten en zwakten. 28

6.1 Discussie 28 6.2 Sterkten en Zwakten 29 Afsluiting 32 Literatuurlijst 33 Bijlage 1. Contract 35 Bijlage 2. Labelschema 37

(7)

7

Inleiding

Het verslag dat voor u ligt, is de scriptie/het Bachelor rapport van Daisy Pfeifer en Orpa Tanate. Het is onderdeel van leerpakket 9.2. De scriptie is een onderzoek middels theorie en interviews naar de voorwaarden, voor- en nadelen voor stakeholders om een samenwerking met de opdrachtgever Marianne’s Zorg- en Leerboerderij aan te gaan.

Het rapport is opgedeeld in diverse hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 leidt het onderzoek in en omschrijft de aanleiding, de doelstellingen en de hoofd- en deelvragen van het rapport.

Hoofdstuk 2 omschrijft het theoretisch kader. Er wordt ingegaan op de begrippen die binnen de hoofd- en deelvragen geformuleerd zijn. Daarnaast worden de theoretische deelvragen door middel van wetenschappelijke literatuur beantwoord. Ook staan in dit hoofdstuk de deel- en hoofdvragen beschreven.

Hoofdstuk 3 beschrijft de methode van het onderzoek. Hierbij worden, naast de methode van onderzoek, de populatie, de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek toegelicht doormiddel van literatuur.

Hoofdstuk 4 omschrijft de resultaten van de gehouden interviews.

Hoofdstuk 5 trekt de conclusies op de deel- en hoofdvragen naar aanleiding van de resultaten in het voorgaande hoofdstuk. Verder worden er aanbevelingen gegeven aan de opdrachtgever.

Hoofdstuk 6 bevat een discussie aangaan het onderzoek en geeft tevens de sterkte en zwakten weer van het onderzoek.

(8)

8

1. Inleiding bachelor rapport

Binnen dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het onderzoek weergeven en toegelicht. De doelstellingen op lange en korte termijn worden weergeven en de hierbij gevormde hoofd- en deelvragen worden weergeven. Ook is er een visualisatie gevormd voor het uit te voeren onderzoek.

1.1 Aanleiding en motivatie

Marianne’s Zorgboerderij is een bedrijf dat werkt met jongeren. Deze jongeren komen bij haar omdat de maatschappij op het moment geen andere plek voor ze heeft. Zij worden begeleid door Marianne door middel van paarden die dienen als therapeut en als maatje. Marianne, hierna de opdrachtgever genoemd, geeft aan dat de paarden, hoe klein ook, een heel belangrijke rol kunnen spelen op het gebied van de begeleiding van de jongeren. Paarden spiegelen het gedrag van de cliënten en representeren rechtstreeks de situaties waarin zij zich bevinden (Barbier, 2015). De kwestie van de cliënt wordt volgens Barbier (2015) gelijk duidelijk voor de hulpverlener, waardoor de begeleiding hierop toegepast kan worden.

De opdrachtgever ziet onder haar cliënten veel jongeren die school niet aankunnen of hier al niet meer terecht kunnen. Dit blijkt tevens uit een onderzoek dat na de invoering van de Wet Passend Onderwijs in 1 augustus 2014 werd gepubliceerd. Hierin werd beschreven dat er vanuit de

maatschappij zorgen zijn met betrekking tot de ontwikkeling van jongeren met een arbeidsbeperking (Hoffstetter & Bijstra, 2014). Jongeren met een arbeidsbeperking hebben een extra

ondersteuningsbehoefte op het gebied van gedrag en sociaal emotioneel functioneren (Hoffstetter & Bijstra, 2014). Deze ondersteuning kan het reguliere onderwijs hen vaak niet bieden. Het gevolg hiervan is dat leerplichtige kinderen geen passend onderwijs hebben en hierdoor thuiszitten. Dit betreft tussen de 5,5 en 6,6 kinderen per 1000 (Stichting AutiPassend Onderwijs Utrecht, 2016). De opdrachtgever wil zich inzetten voor deze jongeren door haar zorgboerderij uit te breiden tot een bedrijf waar mensen die een ambacht hebben beoefend, terecht kunnen om jongeren met een arbeidsbeperking het ambacht vak te leren. Door de therapeutische achtergrond die het bedrijf al heeft, bestaat de mogelijkheid om de jongeren naast praktijkscholing, ook op een effectieve en efficiënte manier te kunnen begeleiden. In paragraaf 1.2 zullen de genoemde doelgroepen verder worden behandeld.

De opdrachtgever wil dat jongeren met een arbeidsbeperking en arbeidsvermogen, hoe beperkt deze ook is, zich kunnen ontwikkelen. Haar visie op de maatschappij is dat het nu niet klopt, omdat er volgens haar veel mensen buiten het arbeid en het onderwijs vallen. De opdrachtgever wil een bedrijf toevoegen om jongeren met een arbeidsbeperking een plek te geven, waar zij geïnspireerd en gemotiveerd kunnen raken.

Het doel van het bedrijf is om deze jongeren een dagbesteding te bieden, met de mogelijkheid om te kunnen re-integreren.

Vanuit de hierboven beschreven wens van de opdrachtgever, is een marktonderzoek gestart. Het gene dat onderzocht zal worden, is wat de voorwaarden en voor- en nadelen zijn voor stakeholders, ten opzichte van het bedrijf dat de opdrachtgever wil opstarten.

Dit bedrijf wordt in het vervolg Marianne’s Zorg- en Leerboerderij genoemd.

1.2 De doelgroep

Binnen dit onderzoek gaat het om twee doelgroepen: 1. Arbeidsbeperkte jongeren;

2. 45-plussers die werkloos zijn en een achtergrond hebben in de ambachtsleer. In deze paragraaf wordt een uitleg gegeven van waarom deze doelgroepen zijn gekozen en wie er onder de doelgroep valt.

(9)

9 Doelgroep 1.

Tot de eerste doelgroep behoren de thuiszitters die in paragraaf 2.1 al benoemd zijn. Deze doelgroep wordt in de rest van het onderzoek aangeduid met de term arbeidsbeperkte jongeren. Iemand heeft een arbeidsbeperking wanneer hij of zij in aanmerking komt voor een inkomsten vervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming (Handicap en Arbeid, z.j.). Voorbeelden hiervan zijn de Wajong-uitkering en de indicatie banenafspraak (UWV, 2017).

Met arbeidsbeperkte jongeren wordt de groep bedoeld die gewezen leerling is op het speciaal onderwijs of praktijkonderwijs en hoogstens een getuigenschrift of diploma heeft behaald op het speciaal- of praktijkonderwijs. Deze doelgroep kan op den duur te maken krijgen met een van de hierboven genoemde tegemoetkomingen, wanneer zij de volwassen kalenderleeftijd van 18 jaar hebben bereikt (UWV, 2017).

Deze doelgroep is gekozen omdat kwetsbare groepen die te maken krijgen met een arbeidsbeperking of hun baan verliezen en in de bijstand komen vooraf al minder gelukkig zijn dan mensen die geen verandering merken in hun werksituatie (Wingen, de Jonge & Arts, 2012). Dit argument is ook relevant bij het kiezen van doelgroep 2. Het bevorderen van de participatie en re-integratie van deze jongeren is in het specifiek van belang, omdat het gevoel van geluk en tevredenheid toeneemt, wanneer mensen (weer) aan het werk gaan (Wingen, de Jonge & Arts, 2012). Het doel is deze jongeren te ondersteunen, zodat zij een zo goed mogelijke start kunnen maken binnen de maatschappij.

Doelgroep 2.

Tot de tweede doelgroep behoren de volwassene 45-plusers die werkloos zijn en in het verleden een ambacht hebben beoefend. Dit kunnen ook mensen zijn zonder diploma die het vak middels hun praktijkervaring hebben geleerd. Er is voor deze leeftijdscategorie gekozen, omdat zij binnen de maatschappij het meest te maken krijgen met werkloosheid (De Graaf & Hop, 2017). Met name de groep volwassenen van boven de 55, verlaat de WW-uitkering minder snel en vindt minder vaak een baan dan de jongere WW-instroom (De Graaf & Hop, 2017). Marianne’s Zorg- en Leerboerderij wil deze groep ouderen in de WW een mogelijkheid bieden zich nuttig te maken in de maatschappij door hen vrijwilligerswerk aan te bieden in de vorm van ambachtsleren.

Volgens het Centrum voor Ambachtseconomie (2017) is ambacht handwerk dat aangeleerd moet worden en vervolgens wordt beoefend als broodwinning. Dit is tevens het begrip zoals het in de Dikke Van Dale wordt beschreven (CVAE, 2017.).

Met ambachtsleren wordt binnen dit onderzoek bedoeld dat de jongeren ambachten leren van de oudere 45-plussers. In het onderzoek zal dit zijn van ambachtswerkers welke buiten de arbeidsmarkt vallen.

Binnen het onderzoek zal dit betekenen dat er middels de samenwerking met het UWV, en eventueel de Gemeente, uitvallers van het arbeidsproces, doorverwezen worden naar Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Zij kunnen hier werken of vrijwilligerswerk doen. De jongeren van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij kunnen een ambacht leren van deze mensen vanuit het UWV. Via de samenwerking met het MaxX kunnen deze jongeren mogelijk een certificaat behalen, waardoor overstap naar de arbeidsmarkt vergemakkelijkt wordt. In 2.3 wordt meer uitleg gegeven over de instanties die Marianne’s Zorg- en Leerboerderij als stakeholders ziet.

1.3 Het creëren van samenwerkingsverbanden 1.3.1 Het belang van samenwerken

Dit onderzoek richt zich op het onderzoeken van wat de voorwaarden en voor –en nadelen zijn voor stakeholders om een samenwerking te starten met het bedrijf Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Het creëren van samenwerkingsverbanden is van belang, omdat jongeren met een arbeidsbeperking veel te maken hebben met verschillende instanties waardoor zij begeleid worden. De

(10)

10 woonGemeente is de instantie bij wie de re-integratietaak ligt voor werklozen en arbeid beperkten (UWV, 2017). De jongeren met arbeidsbeperking krijgen hierdoor veel te maken met de Gemeente. Daarnaast zorgt het UWV voor een deskundige en efficiënte uitvoering van uitkering voor mensen die een arbeidsbeperking hebben (UWV, 2017). Hieronder vallen de WIA, WAO, ziektewet en de Wajong. Het UWV en de Gemeente kunnen beide als opdrachtgever dienen om een

re-integratiebureau in te zetten met als doel het re-integreren jongeren.

Door effectief samen te werken, kan er vanuit verschillende invalshoeken overlegd worden wat het beste bij de jongere aansluit. Over het onderwerp ‘samenwerken’ zal meer verteld worden in Hoofdstuk 2.

Binnen dit onderzoek worden de volgende instanties meegenomen als stakeholders: - De Gemeente Berkelland;

- Het UWV; - MaxX Onderwijs;

Deze zullen in de rest van het onderzoek de stakeholders worden genoemd.

De reden voor het kiezen van de hierboven genoemde organisaties, is omdat deze, zoals hierboven genoemd, veel te maken hebben met jongeren die een arbeidsbeperking hebben en hierdoor geen passend onderwijs en/of leerwerkplek kunnen vinden. Daarnaast begeleiden deze instanties hen op het gebied onderwijs en/of arbeidsparticipatie (UWV, 2017). Dit zijn aspecten die bijdragen aan de ontwikkeling van jongeren met een arbeidsbeperking.

In paragraaf 1.2 zal een nadere uitleg worden gegeven over de betrokkenheid van de genoemde partijen.

1.3.2 De samenwerking tussen Aksept en Krinkels

Krinkels is een bedrijf dat nauwe samenwerkingsverbanden heeft gecreëerd met het

re-integratiebureau Aksept, en is hierdoor een van de bedrijfsprojecten van dit re-re-integratiebureau geworden (Aksept, 2017). Door middel van een samenwerking met Project Boris, is er voor jongeren waarvoor een reguliere opleidingsroute niet haalbaar is, de mogelijkheid gecreëerd om door middel van praktijkleren een betaalde baan te krijgen.

Door de begeleiding binnen Aksept en Krinkels, is er voor drie jongens de mogelijkheid gecreëerd om het VCA-diploma te halen, waardoor zij een betaalde baan hebben gekregen bij Krinkels (Aksept, 2017).

Krinkels wordt bij dit onderzoek betrokken, omdat dit bedrijf zich richt op arbeid dat met de handen wordt verricht. Daarnaast richt Project Boris (2017), zich op het leren in de praktijk, in plaats van het leren door middel van theorie. Binnen dit onderzoek, kan Krinkels als inspiratiebron dienen om te bekijken waar de mogelijkheden liggen voor Marianne’s Zorg- en Leerboerderij om te kunnen groeien als bedrijf gericht op arbeidsparticipatie van jongeren met een arbeidsbeperking.

1.4 De stakeholders

In deze paragraaf worden de betrokken stakeholders behandeld. Een stakeholder is een partij die betrokken is bij een onderneming of bedrijfsproces (Encyclo, z.j.). Zij hebben belang bij elkaars werk. Stakeholders van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij zijn binnen dit onderzoek het UWV, het MaxX en de Gemeente Berkelland. Deze partijen worden vanaf nu met de term stakeholders aangeduid. Deze stakeholders kunnen belang hebben bij de plannen van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij, omdat zij ernaar streeft de uitval van arbeidsbeperkte jongeren zo veel mogelijk te beperken. Dit is een gezamenlijk doel van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij en alle benoemde partijen.

Marianne’s Zorg- en Leerboerderij heeft ook belang bij de benoemde partijen. De wederzijdse belangen zullen per partij worden behandeld.

De Gemeente Berkelland

(11)

11 Gemeente Berkelland op het gebied van solliciteren naar werk (Gemeente Berkelland, 2017).

Het geldt voor alle Gemeenten dat zij sinds de ingang van de participatiewet in 2015 de

verantwoordelijkheid hebben gekregen over de instroom van mensen met een arbeidsbeperking. De nieuwe instroom bestaat vooral uit schoolverlaters met een beperking (Van der Veer, 2015).

Dit is de doelgroep waar Marianne’s Zorg- en Leerboerderij zich op richt, waardoor het binnen dit onderzoek van belang is contact te leggen met de Gemeente Berkelland.

Voor de Gemeente zelf is het belangrijk contacten te leggen met organisaties die betrokken zijn bij de werkloze jongere om na te gaan hoe deze laagdrempelig betrokken kunnen worden bij het ontwikkelen van een ondersteuningsaanbod binnen de wijk van de arbeidsbeperkte (Gruijter & Marissing, 2013). Er blijkt uit eerdere onderzoeken dat de meeste kwetsbare burgers, zo ook jongeren, pas in staat zijn te participeren, wanneer zij een minimum aan bestaanszekerheden ervaren.

Marianne’s Zorg- en Leerboerderij zal in de toekomst een van de partijen willen zijn, waarnaar de Gemeente haar kwetsbare jongeren kan verwijzen. Zo zou Marianne’s Zorg- en Leerboerderij een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van de jongeren, waarbij zij ook persoonlijke

begeleiding kunnen verwachten. UWV

In het geval van een arbeidsbeperking, is het UWV het orgaan dat bepaalt wanneer iemand recht heeft op een Wajong, ziektewet, -of werkloosheidswetuitkering (UWV, 2017). In de begripsbepaling werd al toegelicht dat de hierboven genoemde voorzieningen een rol spelen in het leven van de mensen met een arbeidsbeperking, waardoor er een grote kans bestaat dat de arbeidsbeperkte jongeren, waaruit de doelgroep van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij bestaat, vroeg of laat ook in aanraking zullen komen met het UWV.

Bij de meeste van deze arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen geldt dat de arbeidsbeperkte dient te participeren in de maatschappij met behoud van uitkering. Dit kan middels een dagbesteding zijn, maar ook door middel van een traject binnen een re-integratiebureau. In het geval van een Wajong-uitkering, is het van belang dat de arbeidsgehandicapte solliciteert en een passende werkplek vindt, om meer zelfredzaamheid te ontwikkelen (UWV, 2017).

Tevens blijkt uit eerdere onderzoeken dat de groep personen met psychische aandoeningen baat heeft bij begeleiding van multidisciplinaire teams (Holwerda et al., 2015). Er wordt daarbij verder ingegaan op de samenwerking tussen het UWV en professionals van het GGZ.

Arbeidsparticipatie kan bij mensen met psychiatrische problematiek therapeutisch werken (Howerda et al., 2015).

Marianne’s Zorg- en Leerboerderij zou in de toekomst een samenwerkingspartner van het UWV willen worden, omdat zij de arbeidsparticipatie van de jongeren met een beperking wil nastreven. Daarnaast zouden jongeren met een psychiatrische achtergrond op therapeutische basis hun dagbesteding binnen het bedrijf kunnen vervullen. Door middel van dit onderzoek worden de mogelijkheden voor een potentiële samenwerking onderzocht.

MaxX Onderwijs

Het praktijkonderwijs MaxX (2017), dat zich bevindt in de plaats Neede, hanteert als missie en visie dat elke jongere talenten, mogelijkheden en capaciteiten heeft om een bijdrage te kunnen leveren aan de maatschappij. Dit is een visie dat het MaxX Onderwijs deelt met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. MaxX onderwijs (2017) heeft naar aanleiding van deze missie een aantal uitstroomgegevens voor jongeren met als doel het vinden van passende arbeid of een

vervolgopleiding. Echter is het overleg tussen schoolbesturen en de Gemeenten op het moment nog beperkt (MvD, 2014). De Onderwijsraad stelt dat een meer inhoudelijke samenwerking ervoor zou kunnen zorgen dat leerlingen een ononderbroken schoolloopbaan genieten. De raad stelt dat jeugdhulpverlening dichterbij, of zelfs binnen de school moet worden georganiseerd, zodat kwetsbare jongeren op hun eigen school kunnen blijven.

(12)

12 Gemeente, waarbij het handig is te weten waar de knelpunten binnen de samenwerkingsverbanden met het onderwijs liggen. Dit zal in de loop van het onderzoek verder onderzocht worden.

Door de therapeutische achtergrond die Marianne’s Zorg- en Leerboerderij heeft, zou zij extra ondersteuning kunnen aanbieden voor jongeren die vanuit het MaxX Onderwijs een leerwerktraject volgen. In dit onderzoek zal daarom worden onderzocht wat de wensen zijn vanuit MaxX om een goedwerkende samenwerking tot stand te kunnen brengen met de opdrachtgever. Marianne’s Zorg- en Leerboerderij zou als potentieel uitstroomprofiel willen dienen voor MaxX.

1.5 Doelstelling

In deze paragraaf wordt een korte termijn- en een lange termijn doelstelling gevormd voor het onderzoek.

1.5.1 Kortetermijndoelstelling

De kortetermijndoelstelling is het inventariseren van wat de voorwaarden en voornadelen zijn voor de genoemde stakeholders om samen te werken met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij.

1.5.2 Lange termijndoelstelling

De lange termijndoelstelling is een bedrijf opzetten dat voldoet aan de wensen van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij en aan de voorwaarden van de stakeholders.

1.6 Onderzoeksvragen

In deze paragraaf worden alle vragen, deel- en hoofdvragen weergeven.

1.6.1 Hoofdvraag

Welke voorwaarden en voor- en nadelen zien stakeholders is een samenwerking met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij?

1.6.2 Deelvragen

Theoretische deelvragen:

1. Waardoor wordt een goede samenwerking gekenmerkt? 2. Hoe krijgt ambachtsleren vorm in de huidige samenleving?

3. Wat is er bekend over het effect dat een dagbesteding heeft op jongeren? 4. Wat werkt gunstig bij het re-integreren van jongeren?

5. Wat heeft het re-integratiebedrijf Aksept gedaan om de samenwerking met het bedrijf Krinkels succesvol te maken?

Praktische deelvragen:

6. Welke voorwaarden en voor- en nadelen stelt de Gemeente Berkelland om jongeren naar Marianne’s Zorg- en Leerboerderij te verwijzen?

7. Welke voorwaarden en voor- en nadelen stelt MaxX onderwijs aan Marianne’s Zorg- en Leerboerderij om als praktijkplek te fungeren?

8. Welke voorwaarden en voor- en nadelen stelt het UWV aan Marianne’s Zorg- en Leerboerderijen ambachtslieden bij Marianne’s Zorg en Leerboerderij te laten werken? 9. Welke tips geven de stakeholders om Marianne’s Zorg- en Leerboerderij aantrekkelijk te

(13)

13

2. Theoretisch kader

Binnen het theoretisch kader worden alle theoretische deelvragen behandeld. Dit wordt gedaan door een zo duidelijk mogelijk antwoord op de vragen te geven aan de hand van literatuur. Deze

informatie zal in de rest van het onderzoek gebruikt worden. De deelvragen die binnen dit hoofdstuk worden behandeld, zijn: 1. Waardoor wordt een goede samenwerking gekenmerkt? 2. Hoe krijgt het ambachtsleren vorm in de huidige samenleving?

3. Wat is er bekend over het effect dat een dagbesteding heeft op jongeren? 4. Wat werkt gunstig bij het re-integreren van jongeren?

5. Wat heeft het re-integratiebureau Aksept gedaan om de samenwerking met Krinkels succesvol te maken?

2.1 Waardoor wordt een goede samenwerking gekenmerkt?

Met een samenwerking wordt het vermogen van meerdere betrokkenen met een gezamenlijk doel bedoeld (Remmerswaal, 2013). Daarbij wordt er volgens Remmerswaal (2013) functioneel naar dit doel toegewerkt en rekening gehouden met de belangen van de afzonderlijke partijen.

Bij het introduceren van de stakeholders werd per partij uitgelegd waarom Marianne’s Zorg- en Leerboerderij belang heeft bij een samenwerking met de desbetreffende partij. Eén van de redenen hiervoor is het hebben van dit gezamenlijke doel, namelijk: het bevorderen van de re-integratie van arbeidsongeschikte jongeren en het bieden van passende begeleiding bij de ontwikkelingen van de kwaliteiten van deze jongeren. Daarnaast is het bevorderen van arbeidsparticipatie in het algemeen een gezamenlijk doel. Naast het hebben van een gezamenlijk doel is het voor zorgaanbieders, zoals de opdrachtgever, noodzakelijk om de tegenstellende belangen van de samenwerkingspartner te begrijpen. De reden dat dit zo belangrijk is, is omdat bedrijven, zoals woningcorporaties en zorgondernemers steeds zakelijker worden door de toenemende druk op de bedrijfsvoering en de beschikbare middelen (Van den Beld & Van Zalk, 2010). Dit zal ook gelden voor de stakeholders die door de opdrachtgever als potentiële samenwerkingspartners worden gezien.

Uit een onderzoek van Van Lieshout (2015) blijkt dat de aanwezigheid van een gemeenschappelijke visie en korte lijnen factoren zijn die een goede samenwerking bevorderen. Daarnaast worden er andere gunstige kenmerken benoemd als vertrouwen, een informele sfeer, elkaars werk kennen en het werken met een plan of protocol (Van Lieshout, 2015). Er wordt geconcludeerd dat onafhankelijk van de situatie waarin wordt samengewerkt, het altijd dezelfde sociaalpsychologische factoren zijn die een rol spelen (Gerritsen et al., 2008). Als er gekeken wordt naar het vertrouwen, dat als een belangrijke factor wordt gezien voor het creëren voor een succesvolle samenwerkingen, stelt Gerritsen et al. (2008) dat er onderscheid gemaakt wordt tussen knowledge-based trust en

identification-based trust, waarbij knowledge-based trust is gebaseerd op het gedrag en de taken van de ander; wanneer dit bij de samenwerkingspartner bekend is kan hij deze vertrouwen.

Identification-based trust is gebaseerd op de persoonlijke band met de ander, bijvoorbeeld hoe de ander communiceert, met cliënten omgaat en met het beroepsgeheim.

In de zorg komt zowel de knowledge-based trust en de identification-based trust sterk tot uiting, omdat men naast het uitvoeren van de taken die bij de rol als professional horen, ook altijd te maken krijgt met cliënten en het beroepsgeheim. Dit geldt ook voor de opdrachtgever van dit onderzoek.

2.2 Hoe krijgt het ambachtsleren vorm in de huidige samenleving?

Over het ambachtsleren in de huidige samenleving, zoals het begrip in dit onderzoek wordt gebruikt, is nog weinig bekend. Wel bieden sommige zorgboerderijen een leer-werktraject aan voor jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs en uitvallers van het reguliere onderwijs (Hassink, De Bruin & Verbeek, 2016). Het gaat hierbij om opleidingen in het groen en in de horeca, waarbij de jongeren bij

(14)

14 de opleidingen in het groen ook met hun handen werken (Hassink, De Bruin & Verbeek, 2016). Daarnaast stelt het Centrum voor Ambachtseconomie (2017) dat er in Nederland ruim 800.000 mensen zijn die hun brood in het ambacht verdienen en dat er binnen Nederland 420.000 ambachtelijke bedrijven zijn. Er bestaan volgens het Centrum van Ambachtseconomie (2017) verschillende Mbo-opleidingen om een ambacht te leren, daarin wordt een beroep als grimeur, stratenmaker, pedicure of rietrekker als ambacht beschouwd.

Werknemers in de ambachtseconomie hebben gemiddeld een lager formeel opleidingsniveau dan de totale beroepsbevolking binnen Nederland. Vaak zijn met name de oudere ambachtslieden in de praktijk geschoold, zonder dat zij een formeel diploma hebben behaald. Naast de benoemde Mbo-opleidingen in het ambacht, zijn er nog verschillende branches in de ambachtseconomie waarvoor geen Mbo-opleiding bestaat, maar wel een brancheopleiding. Binnen de ambachtseconomie is 42% van de functies op middelbaar niveau (Van der Aalst & Uitert, 2013).

2.3 Wat is er bekend over het effect dat een dagbesteding heeft op jongeren?

Bij het integreren van jongeren in de maatschappij is het bevorderlijk, wanneer jongerenwerkers een breed netwerk van zakelijke contacten vanuit het bedrijfsleven hebben, waaruit de mogelijkheid bestaat dat deze zakelijke contacten de jongere een kans willen geven om te leren binnen het bedrijf (Stijnen, 2011). Volgens Stijnen (2011) is er vanuit deze contacten binnen het bedrijfsleven echter de behoefte om terug te kunnen vallen op de jongerenwerker, wanneer zaken mis dreigen te gaan. Daarnaast verwijst een onderzoek van Van der Veer (2015) naar de verbindingen tussen de Wmo en de participatiewet die noodzakelijk zijn om jongeren met een arbeidsbeperking naar een goede toekomst te kunnen begeleiden. Er wordt hierbij benoemd dat de Gemeenten de neiging hebben zich voornamelijk te richten op de arbeid beperkten met de meeste verdiencapaciteit (Van der Veer, 2015). Voor schoolverlaters met minder verdiencapaciteit is het van belang dat zij vakkundig

geactiveerd worden door middel van jobcarving, jobcoaching en in de toekomst een aanpak op maat met collega’s op de werkvloer (Van der Veer, 2015).

Volgens Van der Steeg en Tellingen (2017) krijgen jongeren met een arbeidsbeperking in de samenleving veel te maken met ongelijke kansen en vooroordelen. Werkgevers beschikken daarnaast niet over de juiste kennis om deze groep jongeren op een efficiënte manier te kunnen begeleiden in het proces naar arbeidsparticipatie (Van der Steeg & Tellingen, 2017). Uit dit

onderzoek kwam naar voren dat succeservaringen een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van het zelfvertrouwen van de jongere, daarnaast zijn structuur, duidelijkheid en veiligheid aspecten die de cliënt nodig heeft in het begeleidingstraject.

Een andere belangrijke factor die een rol speelt bij de re-integratie van jongeren is het stijgen of het gelijk blijven van de participatiestatus (De Vos & De Jong, 2011). Jongeren die stijgen of gelijk blijven laten volgens het onderzoek van De Vos en De Jong (2011) een positieve verandering van het werkgedrag zien en jongeren die omlaaggaan, worden gekenmerkt door een negatieve verandering in het werkgedrag. Zoals in de vorige alinea al benoemd is, speelt het zelfvertrouwen een rol bij de ontwikkeling van de jongeren. Het zelfvertrouwen heeft ook een positieve invloed op het

werkgedrag. Het gebruik drugs heeft daarentegen een negatieve werking op het werkgedrag (De Vos & De Jong, 2011).

2.4 Wat werkt gunstig bij het re-integreren van jongeren?

Bij het integreren van jongeren in de maatschappij is het bevorderlijk, wanneer jongerenwerkers een breed netwerk van zakelijke contacten vanuit het bedrijfsleven hebben, waaruit de mogelijkheid bestaat dat deze zakelijke contacten de jongere een kans willen geven om te leren binnen het bedrijf (Stijnen, 2011). Volgens Stijnen (2011) is er vanuit deze contacten binnen het bedrijfsleven echter de behoefte om terug te kunnen vallen op de jongerenwerker, wanneer zaken mis dreigen te gaan.

(15)

15 Daarnaast verwijst een onderzoek van Van der Veer (2015) naar de verbindingen tussen de Wmo en de participatiewet die noodzakelijk zijn om jongeren met een arbeidsbeperking naar een goede toekomst te kunnen begeleiden. Er wordt hierbij benoemd dat de Gemeenten de neiging hebben zich voornamelijk te richten op de arbeid beperkten met de meeste verdiencapaciteit (Van der Veer, 2015). Voor schoolverlaters met minder verdiencapaciteit is het van belang dat zij vakkundig

geactiveerd worden door middel van jobcarving, jobcoaching en in de toekomst een aanpak op maat met collega’s op de werkvloer (Van der Veer, 2015).

Volgens Van der Steeg en Tellingen (2017) krijgen jongeren met een arbeidsbeperking in de samenleving veel te maken met ongelijke kansen en vooroordelen. Werkgevers beschikken daarnaast niet over de juiste kennis om deze groep jongeren op een efficiënte manier te kunnen begeleiden in het proces naar arbeidsparticipatie (Van der Steeg & Tellingen, 2017). Uit dit

onderzoek kwam naar voren dat succeservaringen een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van het zelfvertrouwen van de jongere, daarnaast zijn structuur, duidelijkheid en veiligheid aspecten die de cliënt nodig heeft in het begeleidingstraject.

Een andere belangrijke factor die een rol speelt bij de re-integratie van jongeren is het stijgen of het gelijk blijven van de participatiestatus (De Vos & De Jong, 2011). Jongeren die stijgen of gelijk blijven laten volgens het onderzoek van De Vos en De Jong (2011) een positieve verandering van het werkgedrag zien en jongeren die omlaaggaan, worden gekenmerkt door een negatieve verandering in het werkgedrag. Zoals in de vorige alinea al benoemd is, speelt het zelfvertrouwen een rol bij de ontwikkeling van de jongeren. Het zelfvertrouwen heeft ook een positieve invloed op het

werkgedrag. Het gebruik drugs heeft daarentegen een negatieve werking op het werkgedrag (De Vos & De Jong, 2011).

2.5 Wat heeft het re-integratiebedrijf Aksept gedaan om de samenwerking met Krinkels succesvol te maken?

In de aanleiding is het bedrijf Aksept genoemd, omdat deze samenwerkingen heeft gecreëerd met Krinkels, waardoor mogelijk gemaakt is dat drie jongeren binnen het re-integratietraject van Aksept een vaste baan hebben gekregen bij Krinkels (Aksept, 2017).

Een van de middelen die deze samenwerking succesvol heeft gemaakt, is het project Boris. Boris is een initiatief dat leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs

ondersteunt in het vinden van passende plek op de arbeidsmarkt (Boris Baan, 2017). De aanpak is gebaseerd op het werkend leren. Binnen de methodiek zijn belangrijke onderdelen de oriëntatie op beroep en loopbaan, een opleidingstraject op maat en het leren binnen een bedrijf (Boris Baan, 2017).

Bij Aksept is reeds wat meer informatie opgevraagd over dit samenwerkingsverband. Aksept (2018) gaf hierbij aan dat het gunstig is voor de samenwerking dat er binnen Krinkels één jobcoach is die als vast aanspreekpunt dient, waardoor onduidelijkheden en miscommunicaties worden voorkomen. Deze jobcoach is bijna altijd aanwezig bij Krinkels om de jongeren te begeleiden. Een groot voordeel voor Krinkels bij de samenwerking met de jobcoach, is dat deze jobcoach de zorg uit handen neemt voor het bedrijf, waardoor Krinkels zich in relatie tot de jongeren, volledig kan richten op het ontwikkelen van arbeidsvaardigheden. Een andere factor die de samenwerking succesvol maakt is dat Aksept altijd bereid is mee te denken met de werkgever van Krinkels. Kortom is er een

(16)

16

3. Methode van onderzoek

Binnen dit hoofdstuk wordt de gebruikte onderzoeksmethode, onderzoekstype en het onderzoeksmateriaal uitgewerkt en onderbouwd met literatuur. Ook wordt de populatie, betrouwbaarheid, validiteit en de ethische overweging uitgeschreven en toegelicht.

3.1 Onderzoeksmethode

Binnen dit onderzoek wordt gewerkt met een kwalitatief onderzoek. Dit houdt in dat er niet of nauwelijks met cijfers gewerkt wordt, maar juist met onderzoek in het veld (Verhoeven, 2011). De onderzoeker heeft hierbij interesse in wat de onderzochte personen zelf van betekenis vindt. Voor dit onderzoek houdt dit in dat er interviews worden gehouden met de stakeholders. Uit de verwonnen informatie middels de interviews wordt data verworven over wat de stakeholders van belang vinden in het bedrijf Marianne’s Zorg- en Leerboerderij om een eventuele samenwerking mogelijk te maken. Dit is voor dit onderzoek een goede methode omdat het bedrijf Marianne’s Zorg- en Leerboerderij wil weten wat ervoor nodig is om haar bedrijf op te zetten. Hiervoor zijn allerlei samenwerkingsverbanden nodig. Het is dan belangrijk te weten wat deze stakeholders van belang vinden. Dit kan het beste middels interviews omdat hierbij openheid blijft bestaan voor meningen en aanvullingen.

Binnen het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van verschillende stakeholders. Deze zijn beschreven in hoofdstuk 3. Deze stakeholders worden geïnterviewd. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van half gestructureerde interviews (Verhoeven, 2011). Er wordt een vragenlijst

geformuleerd waarin de minimaal gewenste informatie gevraagd wordt. Hierbij wordt doorgevraagd op individuele belangen/wensen. Zo wordt de informatie welke minimaal nodig is gewonnen en kunnen hier nog punten van stakeholders bij komen welke van tevoren nog niet waren gezien. Zo wordt de optimale informatiewinning bereikt. Dit leidt tot een antwoord op de deelvragen van het onderzoek.

3.2 Onderzoek type

Dit onderzoek is een inventariserend onderzoek. Bij een inventariserend onderzoek is het van belang na te gaan wat er aan de hand is met het te onderzoeken onderwerp. Deze (huidige) situatie moet hierbij in kaart worden gebracht (Migchelbrink, 2013).

Door middel van de interviews wordt er geïnventariseerd wat de stakeholders verwachten van een samenwerking met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Zij krijgen een omschrijving van het plan voor Marianne’s Zorg- en Leerboerderij en krijgen hierop volgend vragen. Deze vragen inventariseren wat voor hen van belang is voor de samenwerking. Ook kunnen hierbij nog meningen en aanvullingen worden geïnventariseerd.

3.3 Onderzoeksinstrument

Het interview is een veel gebruikte dataverzamelingsmethode bij onderzoeken (Migchelbrink, 2013). Binnen een interview wordt er door middel van het stellen van vragen informatie verzameld. Er wordt gebruik gemaakt van doelgerichte vragen.

Binnen dit onderzoek wordt een half gestructureerd interview gehouden. Hierbij wordt ervan tevoren een lijst met topics gevormd welke binnen het interview minimaal aan bod moeten komen (Migchelbrink, 2013). Op deze manier is er duidelijk welke informatie nodig is en wordt er binnen het interview de minimaal benodigde informatie gewonnen. Bij dit type interview kan de respondent zijn antwoorden vrij formuleren en is de volgorde van topics vrij. De lijst is in deze vorm voornamelijk een checklist.

(17)

17 Binnen dit onderzoek is een half gestructureerd interview de meest praktische vorm. Er is veel informatie nodig aan de hand van meningen. Als hierbij gebruik gemaakt wordt van een

gestructureerd open interview (hierbij is er een vooropgestelde lijst met vragen welke in een vaste volgorde en bewoording moet worden afgenomen (Migchelbrink, 2013)), wordt er binnen de interviews te weinig ruimte gehouden voor meningen en doorvragen. Omdat er een kleine groep respondenten is, moet er het maximale aan antwoorden en meningen uit de interviews gehaald worden. En dit kan met een half gestructureerd interview.

3.4 Data-analyse

Binnen het onderzoek is het belangrijk de interviews te analyseren. Deze analyses beginnen al tijdens het verzamelen van de gegevens (Migchelbrink, 2013). De interviews worden opgenomen en

uitgeschreven. Hierna worden ze gelabeld en gecodeerd. Deze coderingen worden geclusterd in thema’s gebaseerd op de deelvragen. Hierdoor kunnen er aanbevelingen gevormd worden per cluster en kan er gemakkelijk verwezen worden naar informatie uit de interviews.

De uitgeschreven en gelabelde interviews worden ook door de tweede onderzoeker doorgelezen om de interpretatie gelijk te krijgen en zo eenduidige conclusies te trekken.

3.5 Populatie

De populatie betreft de personen/eenheden waarover er in het rapport uitspraken gedaan worden (Verhoeven, 2011). De populatie binnen dit rapport betreft medewerkers van MaxX Onderwijs, van het UWV, vanuit Gemeente Berkelland en Marianne van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Deze personen kunnen ook databronnen worden genoemd (Migchelbrink, 2013).

Bij het empirisch onderzoek kan er gebruik worden gemaakt van individuele personen, groepen en mensen in hun natuurlijke situatie (Migchelbrink, 2013). De Gemeente Berkelland, MaxX Onderwijs en het UWV worden gezien als individuele personen die spreken namens de gehele organisatie. De ambtenaren van de Gemeente Berkelland en het UVW worden geïnterviewd binnen hun eigen bedrijf. Hierbij worden de Gemeente en het UVW van tevoren gebeld om het onderzoek en de vraag uit te leggen en te overleggen welke persoon binnen de instantie hier het beste bij aansluit. Op deze manier is er direct contact met de juiste persoon op het moment van het interview. Meerdere personen binnen deze instanties interviewen is niet zinvol omdat zij in principe hetzelfde gedachtengoed zouden hanteren.

Bij het MaxX wordt er ook van tevoren gebeld met een uitleg over het onderzoek en de vragen. Bij het MaxX worden in overleg meerdere docenten benaderd voor het interview. Dit omdat zij in de verschillende ambacht beroepenvelden mogelijk ook andere meningen hebben over het

ambachtsleren. Zo kunnen zij elkaar hierin staven en/of aanvullen.

Alles bij elkaar zouden er tussen de 8-12 respondenten zijn (een ambtenaar van de Gemeente, eenmaal UWV, vier of vijfmaal MaxX). Tijdens het onderzoek is gebleken dat er moeilijk contact te krijgen was met één van de stakeholders. Hierdoor is er bekeken of het zinvol kon zijn contact te zoeken met soortgelijke stakeholders welke niet gekoppeld zijn aan de opdrachtgever. Dit bleek voor het onderzoek lastiger omdat dit onderzoek zich focust op de Gemeente Berkelland en dat er voor soortgelijke bedrijven als die van de opdrachtgever mogelijk andere standaarden heersen door een andere Gemeente. Uiteindelijk zijn er twee medewerkers van het UWV, oftewel de Sociale Dienst geïnterviewd, één medewerker van de Gemeente en twee medewerkers van het MaxX.

3.6 Betrouwbaarheid

Om een onderzoek betrouwbaar te maken, moeten er zo min mogelijk toevallige fouten worden gemaakt (Verhoeven, 2011). Dit houdt in dat er zo min mogelijk verschillen zijn binnen afnames van onderzoeken. Een onderzoek zou opnieuw gehouden moeten kunnen worden met andere

respondenten en onderzoekers, met dezelfde uitkomst. Hierbij zijn simpele fouten mogelijk, zoals verkeerde kruisjes, een antwoord niet weten, last van achtergrondgeluid etc.

(18)

18 Het interview wordt eerst afgenomen voor proef. Dit om de vragen zo te krijgen dat de interpretatie klopt bij alle lezers/aanhoorders. Om sociaal wenselijke antwoorden zo veel mogelijk te vermijden worden de interviews afgenomen in een ruimte welke afgesloten kan worden zodat de respondenten kunnen zeggen wat zij willen en zij geen last hebben van afleiding van buitenaf. De interviews

worden met geluidsapparatuur opgenomen en zo snel mogelijk na het interview uitgeschreven om subjectiviteit minder kans te geven. Hierna kijken de onderzoekers elkaars uitwerking van interviews na waardoor de interpretatie hetzelfde is.

3.7 Validiteit

Validiteit wordt ook wel de geldigheid genoemd en heeft te maken met de inhoud van de verworven gegevens (Migchelbrink, 2013). De vraag die gesteld wordt is: wordt er in het onderzoek inhoudelijk ook onderzocht wat de onderzoeker wilde onderzoeken? Migchelbrink (2013) geeft verder aan dat er bij praktijkonderzoek, zoals binnen dit onderzoek, over het algemeen een hoge validiteit is. Dit komt omdat de onderzochten nauw betrokken zijn bij het onderzoek. De kennis en data uit het onderzoek wordt uit de eerste hand verkregen en de interpretatie van begrippen of data wordt onderling besproken.

De validiteit van het onderzoek kan op verschillende manieren gewaarborgd worden. Binnen dit onderzoek wordt er allereerst een literatuuronderzoek gehouden om antwoord te verkrijgen op de theoretische deelvragen. De selectie voor relevante bronnen wordt gevormd door te kijken welke bronnen antwoord geven op de interviewvragen. Verder worden er interviews gehouden. Deze worden deels gevormd door de antwoorden op de theoretische deelvragen. Verder worden de interviewvragen aan de hand van de geldende deelvragen in het onderzoek gevormd. De

interviewvragen hebben als doel de praktische vragen te beantwoorden. Bij de respondenten kan ervan uit gegaan worden dat zij betrokken zijn, gezien het bij hen allen het vakgebied betreft en het hiervoor nuttig kan zijn. Dus dit kan als valide worden gezien.

Ook moet de steekproef van het onderzoek een juiste afspiegeling zijn van de populatie, de

populatievaliditeit (Verhoeven, 2011). Dit houdt in dat de ondervraagden representatief zijn voor de gehele populatie. Binnen dit rapport houdt dit in dat één persoon binnen de Gemeente voor de hele Gemeente spreekt en dat enkele leerkrachten binnen het MaxX voor alle leerkrachten spreken. Binnen de Gemeente en het UWV is te verwachten dat zij hetzelfde gedachtengoed bezitten als hun collega’s. Hierdoor is het niet zinvol meerdere mensen te interviewen. Mocht dit gedurende het onderzoek anders blijken, dan kan hierop ingespeeld worden en kan er een respondent worden bij gevraagd.

Op het MaxX Onderwijs zijn meerdere docenten met een eigen vakgebieden. Hier is het zinnig om met de verschillende vakgebieden die als ambacht te zien zijn (groen, hout, stratenmaker etc.) apart als respondent in te zetten. Marianne als eigenaar van het te onderzoeken plan/bedrijf is ook een respondent, omdat zij haar visies in haar bedrijf moet leggen. Haar cliënten kunnen weergeven wat zij belangrijk vinden aan het bedrijf zoals het nu is en wat ze willen in de toekomst.

Extern validiteit oftewel generaliseerbaarheid is de mate waarin het onderzoek breder getrokken kan worden (Hulp bij onderzoek, z.j.). Dus dat de resultaten op een ander moment/gebied worden gelegd en overgenomen. Dit onderzoek is niet te generaliseren omdat er aan het einde aanbevelingen gegeven worden die onderbouwd zijn door de gehouden interviews. Deze interviews zijn gehouden binnen een bepaalde Gemeente/gebied. In dit gebied worden er dan antwoorden gegeven o.a. naar cijfers binnen dit gebied en wensen voor de mensen in het gebied. De uitkomsten hiervan zijn niet te betrekken op een ander gebied (bijvoorbeeld de Randstad). De gebieden verschillen te veel. Ook wordt er gesproken met specifieke stakeholders zoals het MaxX. Hun input en eventuele hulp kan niet gebruikt worden in een ander gebied.

(19)

19

3.8 Ethische overweging

Voorafgaand aan het interview tekenen de respondenten een formulier waarin staat wat het onderzoek inhoudt en wat er met de door hun gegeven informatie gebeurt. Daarnaast staat hierin beschreven dat hun anonimiteit wordt gewaarborgd door geen namen te noemen in het onderzoek en de uitgewerkte interviews. Er zal wel verwezen worden naar organisatienamen.

(20)

20

4. Resultaten

Binnen dit hoofdstuk worden de resultaten zoals verkregen binnen de interviews met de stakeholders uitgeschreven.

Na contact met het UWV is gebleken dat de vragen die het onderzoek beantwoordt wil hebben niet bij het UWV maar bij de Sociale Dienst horen. De vragen zoals gevormd voor het UWV zijn in dit geval dus gesteld aan de Sociale dienst. Zij hebben twee personen beschikbaar gesteld voor een interview. Van Gemeente Berkelland is het interview afgenomen bij één persoon. Bij het MaxX waren dit er twee. De totale respondentengroep bestaat dus uit 5 personen. De interviews met de stakeholders hebben zich in het specifiek gericht op de voorwaarden, voor- en nadelen. De stakeholders hebben binnen de interviews ook tips voor Marianne’s Zorg -en Leerboerderij gegeven, waar zij extra alert zal moeten zijn wanneer zij haar bedrijf uitbreidt. Zogezegd zijn de antwoorden zoals verkregen binnen de interviews opgedeeld in voor- en nadelen, voorwaarden en tips. Alle vier de onderwerpen zijn ingedeeld in hoofdlabels welke zijn ingedeeld in sublabels om zo de diverse antwoorden en uitkomsten te sorteren.

4.1 Voordelen Begeleiding

Door de Sociale Dienst wordt genoemd dar Marianne’s Zorg- en Leerboerderij een goede uitbreiding zou kunnen zijn op het al bestaande aanbod van bedrijven, mits de opdrachtgever zich op een positieve manier weet te onderscheiden van de al bestaande re-integratie initiatieven.

Als voordeel voor de 45+ wordt er door de Gemeente genoemd dat zij door mee te doen aan het bedrijf zoals Marianne dit ziet, hun beroep weer kunnen uitoefenen en dit hun goed zal doen. Begeleiding hierbij kunnen zij als prettig ervaren. Hierbij noemt de Sociale Dienst nog dat zij zich voor kunnen stellen dat de oudere vrijwilligers die daarbij zullen werken en hun kunde kunnen overdragen dit ook als leuk kunnen beschouwen.

Door de Gemeente Berkelland en het MaxX onderwijs, werd gezegd dat de opdrachtgever affiniteit heeft met de doelgroep en dat zij op een manier werkt die laagdrempelig is voor de jongere. Het MaxX zegt hierbij nog: “Over het algemeen is er meer ruimte voor begeleiding en meer zicht op wie ben jij, wat kun je en wat wil je. Er wordt niet zozeer gekeken naar wat kun je niet.”

Anders dan andere hulpverlening

Het MaxX Onderwijs geeft aan dat de context van een zorgboerderij een rustgevend effect kan hebben op de jongeren, doordat er veel ruimte is en zij even kunnen ontsnappen aan de hectische wereld. Jongeren die zich niet thuis voelen bij een reguliere stage als een supermarkt door de hoeveelheid prikkels en/of eisen, hebben aan de zorgboerderij een goede plek. De jongeren die echt gek zijn op paarden vinden op de zorgboerderij met paarden hun walhalla, aldus de Gemeente. Hierbij noemt de Gemeente ook het feit dat er een doelgroep is welke hun hulp niet gaan vinden in een kamertje met een hulpverlener met thee, wat zij wel kunnen vinden bij de paarden. Verder ziet de Gemeente bij Marianne’s Zorg- en Leerboerderij iets gebeuren wat niet echt te grijpen is, maar wel werkt en uitzonderlijk is.

4.2 Nadelen Niet nieuw

Wanneer het ging om nadelen, gaven alle geïnterviewden aan dat er al veel bestaande organisaties zijn die een soortgelijk doel hebben als hetgeen waar de opdrachtgever mee wil starten. Zij zien dat er de laatste jaren veel nieuw initiatieven ontstaan, ook overeenkomstig met het idee van

(21)

21

Valkuil

Er bestaat bij de Gemeente het vermoeden dat de valkuil bestaat dat de opdrachtgever te veel wil. Hierbij wordt het advies gegeven eerst eens goed op de kaart te zetten wat de opdrachtgever wil. De uitleg van de Gemeente hierbij is: “Dan zou de valkuil kunnen zijn dat je vanuit enthousiasme, wat een kwaliteit is, enthousiasme, en ambitie iets gaat opzetten terwijl de basis er eigenlijk nog niet helemaal staat”.

Een nadeel voor het MaxX kan zich vormen op het gebied van de leerlingen. Zij vermoeden dat het voor kan komen dat de leerling zich zo prettig voelt bij de opdrachtgever dat zij langer willen blijven. Mogelijk zelfs nog na het traject van het MaxX.

Als laatste maakt de sociale dienst zich nog zorgen om het budget. Dit doordat het qua financiering nog onduidelijk is hoe alles wordt vormgegeven. Er is niet veel budget meer vanuit de sociale dienst voor aparte vormen van hulp of dagbesteding.

Regelen

Een nadeel dat door de Gemeente Berkelland in het specifiek werd benoemd, is het feit dat de opdrachtgever geen spreekruimte beschikbaar heeft voor de gesprekken met andere professionals en de jongeren. Om een rustige plek te hebben waar dit kan, wordt een ruimte als een kantoor geadviseerd.

Een uitspraak van hem MaxX luidt: “Misschien toch best een gevaar is dat ze dat allemaal niet zelf kan. Dus ze moet dingen delegeren, dingen uit handen geven. Ja om dat te managen. Wat nu allemaal wel kan en maatwerk is. Wat goed is goed houden. Ik denk dat dat de uitdaging is.” Geadviseerd wordt om uit te zoeken of het idee van de opdrachtgever wel voor haar als persoon alleen is uit te voeren. Mogelijk heeft zij hierin een partner nodig.

Daarnaast werd zowel door de Gemeente Berkelland als door de Sociale Dienst vermeldt dat werkloze ouderen, binnen de groep 45-plussers, in de meeste gevallen weer aan het werk komen. Dus dat de groep mogelijke vrijwilligers mogelijk kleiner uitvalt dan vooraf verwacht.

4.3 Voorwaarden Samenwerken

Bij het bevragen van het onderwerp voorwaarden, kwam naar voren dat alle stakeholders een goede samenwerking belangrijk vinden. Voorbeelden van deze samenwerkingen komen naar voren uit de volgende uitspraken van de Sociale Dienst: “Het samen opwerken. Dus ja gezamenlijk is dat je, ja mijn ervaring is wel dat je altijd achteraan moet, wat is de status, hoe gaat het? Dat er eigenlijk een soort automatisme achter komt. En dan moeten we elkaar niet willen bestrijden, nee dan zijn we er dus samen voor en daar moet je dan goede samenwerkingsafspraken, goede terugkoppelingen naar elkaar. Verandert er iets in de situatie, hup breng elkaar op de hoogte.” Verder moeten er concrete en realistische doelen gesteld worden.

Maatschappij

Om verder te komen binnen de huidige maatschappij adviseert de Gemeente duidelijke, SMART geformuleerde doelen te vormen, zowel voor het bedrijf als rondom en met de jongeren. Zo zorgt de opdrachtgever dat zij voor buitenstaanders makkelijk duidelijk kan maken wat ze doet en waarom. De Sociale Dienst geeft aan het wel belangrijk te vinden dat de jongeren iets bereiken terwijl ze op de boerderij zijn. Zij stellen aan om eventueel in samenwerking met school wel lessen te vormen, om zo toe te werken naar diplomering of een certificaat.

Begeleiding

Een andere voorwaarde die door alle stakeholders als relevant werd beschouwd, is de manier van begeleiden. Hierbij werd aangegeven dat persoonlijke aandacht belangrijk is voor de jongere, waarbij

(22)

22 alle stakeholders het belangrijk vinden dat er naar de jongere wordt geluisterd. Een specifieke uitspraak hiervan van de Sociale Dienst luidt: “Nee soms moeten er dan geluisterd worden naar waarom ben je te laat. Ja mijn schoenen stonden in de verkeerde kast ofzo. Weetje er kunnen zoveel andere redenen zijn, ja daar moet ook een stukje begrip bij werkgevers voor komen.” De Gemeente vult hierbij nog aan dat de Boerderij niet alleen een fijne plek is, maar dat er ook iets gebeurd. Dat er wordt gewerkt om een probleem op te lossen, op een uitzonderlijke manier met paarden.

Daarnaast werd in het specifiek door de twee respondenten van het MaxX Onderwijs benoemd dat zij het belangrijk vinden dat er een vast aanspreekpunt zal zijn voor de jongere, en dat dit zich beperkt tot één of twee personen om de lijnen kort te houden. Tenslotte wordt er van de

opdrachtgever en de leermeesters kennis van de doelgroep verwacht als belangrijke voorwaarde om een succesvolle samenwerking te starten met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Het is belangrijk dat zij weten wat problematieken inhouden en hoe zij hiermee om moeten gaan.

Contact school en gezin

De Gemeente geeft aan dat het van belang is voor hen om ook het gezin mee te nemen in het proces van de jongere. Zij hebben een belangrijke rol bij het begeleiden en ondersteunen van de jongere. Ook school moet hierbij betrokken worden.

Het MaxX Onderwijs geeft hierbij aan dat zij contact met ouders belangrijk vinden, maar dat als het gaat om hun leerling, ouders dit contact hebben met school en niet met de stageplek.

4.4 Tips Begeleiding

Over de begeleiding werd door zowel de Gemeente als de Sociale Dienst vermeldt dat het belangrijk is om een spreekkamer beschikbaar te stellen voor het voeren van begeleidingsgesprekken en gesprekken met samenwerkingspartners. Hierbij doelt de Sociale Dienst tevens op de scheiding van werk en begeleiding: “Zou ik zeker ook een scheiding in aanbrengen. Dat je denkt maar he, dit is werk, gebeurt er iets. Nou ja dan heb je weer een ander kamertje waar je daar je stukje

hulpverlening/coaching kunt krijgen om dat weer op het werk toe te passen.”

De Gemeente Berkelland gaf aan dat overleg met cliënt/jongere en gezin belangrijk is. De Gemeente wil alles in overleg doen. Dit om eigen kracht te stimuleren. Hiervoor hebben mensen volgens de Gemeente de ruimte bij nodig om na te denken over wat ze willen.

Professionalisering

Eén punt van professionalisering was dat de opdrachtgever zich meer zou kunnen verdiepen in het op papier zetten van doelen en uitvoeringen van interventies, waardoor haar professionaliteit zich op een positieve manier zal ontwikkelen. En hierdoor beter te begrijpen en benaderen wordt voor stakeholders. Een andere gegeven tip, in het specifiek door de Gemeente Berkelland, was dat de opdrachtgever de samenwerking kon opzoeken met andere zorginstellingen, waardoor verschillende krachten gebundeld kunnen worden. Hiervoor zit nog een stap volgend de Sociale Dienst. Dit houdt het bekijken van andere bedrijven in: “Ik zou zeker ook bij andere organisaties kijken van, hoe zij dat gedaan hebben, hoe zij dat vormgegeven hebben.” Op deze manier kan de opdrachtgever zien hoe anderen iets aanpakken en wat werkt en wat niet.

Verder gaf de Gemeente aan dat Marianne door een helder bedrijfsplan met duidelijke doelen en tijdspaden mogelijk ook mee kan doen binnen de aanbestedingen van de Gemeente, waardoor de Gemeente in de toekomst cliënten naar haar kan doorsturen.

Een belangrijke voorwaarde voor de Gemeente was dat er een eigen aparte ruimte is binnen het bedrijf van de opdrachtgever. Dit voor gesprekken met jongeren en andere instanties, als een soort kantoor. De Gemeente vindt dit zo belangrijk dat zij dit bij de nadelen noemen en als tip nog eens herhalen.

(23)

23

Doelen stellen

Door de Sociale Dienst werd met betrekking tot dit onderwerp een tip gegeven, namelijk dat er rekening kan worden gehouden met de trajectduur. Hierbij volgde de uitspraak: “Ik geloof niet in trajecten die drie jaar duren”. Hierbij wordt bedoeld dat er duidelijke doelen gesteld moeten worden met een tijdsduur om duidelijk iets te kunnen bereiken. Op het gebied van doelen stellen werd de tip gegeven om alle doelen met de jongeren SMART te formuleren.

Samenwerking school

Hierbij noemt de Sociale Dienst ook nog dat hierbij moet worden samengewerkt met scholen om een vorm van certificering mogelijk te maken zodat doelen gesteld kunnen worden en er aan certificatie of diploma’s gewerkt kan worden. Hierbij kunnen lessen worden gevorm in samenwerking met de scholen. Deze kunnen er ook toe leiden dat een jonger toewerkt naar een AOC of andere reguliere school.

(24)

24

5. Conclusie en aanbevelingen

Vanuit de resultaten die zijn verzameld en beschreven in het vorige hoofdstuk wordt in dit hoofdstuk antwoord gegeven op de vraagstelling van dit onderzoek. De praktische deelvragen kunnen vanuit de resultaten beantwoord worden, waarna antwoord zal worden gegeven op de hoofdvraag. In de tweede paragraaf zullen aanbevelingen worden gedaan aan de opdrachtgever aan de hand van de conclusies.

5.1 Conclusie deelvragen

In deze conclusie worden de deelvragen beantwoordt aan de hand van de resultaten van de interviews en het theoretisch kader.

5.1.1 Deelvraag 1

Welke voorwaarden en voor- en nadelen stelt Gemeente Berkelland om jongeren naar Marianne’s Zorg en Leerboerderij te verwijzen?

Als voorwaarde door de Gemeente Berkelland wordt gegeven dat Marianne’s Zorg -en Leerboerderij niet alleen een fijne plek mag zijn, maar dat de jongere ook iets moet kunnen leren van deze plek. Daarnaast werd gezegd dat de opdrachtgever haar doelen SMART zal moeten formuleren, zodat zij helder kan onderbouwen wat zij wil bereiken. Hierbij hoort volgens de Gemeente ook de

professionalisering op papier, waarmee bedoeld wordt dat de opdrachtgever beschikt over een duidelijk beleidsplan, theoretische kennis van het vak Social Work en relevante kennis van de wet- en regelgeving. Wanneer terug wordt gekoppeld naar het theoretisch kader, wordt het begrip

knowledge-based trust benoemd als een belangrijk kernmerk dat kan bijdragen aan een goede samenwerking. Dit houdt in dat men, op het gebied van de samenwerkingsrelatie, vertrouwen heeft in elkaars professionaliteit en manier van werken (Gerritsen et al., 2008). De professionalisering op papier zou aan een betere knowledge-based trust kunnen bijdragen, ten aanzien van Marianne’s Zorg- en Leerboerderij. Daarnaast wordt in een eerder onderzoek van Van Lieshout (2015) benoemd dat werken met een plan of protocol bijdraagt aan een goede samenwerkingsrelatie. Deze

bevindingen vanuit het theoretisch kader worden bevestigd door wat de Gemeente hierover zegt. De Gemeente voegt hieraan toe dat Marianne’s Zorg- en Leerboerderij een samenwerkingsrelatie aan zou kunnen gaan met een andere zorginstelling, zodat zij zich meer kan focussen op haar eigen vakgebied.

Tenslotte vindt de Gemeente het, gekoppeld aan het onderwerp professionalisering, belangrijk dat de opdrachtgever voor de uitbreinding, maar ook voor haar huidige bedrijf een spreekruimte beschikbaar stelt, zodat er met de stakeholders en/of jongeren een begeleidingsgesprek kan plaatsvinden. Dit wordt door de gemeente als een belangrijk nadeel beschouwd.

Als voordeel geeft de Gemeente Berkelland dat de opdrachtgever affiniteit heeft met de doelgroep en dat een zorgboerderij op een laagdrempelige manier kan werken om de jongeren te begeleiden.

5.1.2 Deelvraag 2

Welke voorwaarden en voor- en nadelen stelt MaxX Onderwijs aan Marianne’s Zorg en Leerboerderij om als praktijkplek te fungeren?

Het MaxX Onderwijs gaf aan dat zij de wens hebben het contact tussen de ouders van de jongere en de begeleiders op de werk- of dagbestedingsplek van elkaar te scheiden. Het zou voor de jongere gunstiger zijn, wanneer het contact met de ouders altijd via de school verloopt.

Daarnaast wordt persoonlijke aandacht voor de jongere als een belangrijke kernvoorwaarde gezien. Er is één vast aanspreekpunt voor de leerling en er wordt tijd gemaakt voor de leerling en dat er niet te veel leerling tegelijkertijd bij Marianne’s Zorg- en Leerboerderij lopen.

(25)

25 dienen voor de jongeren, zij beschikken over voldoende kennis van de doelgroep. In het theoretisch kader werd eerder ook aangeduid dat veel werkgevers niet over de juiste kennis van de doelgroep beschikken om de jongeren op een efficiënte manier te kunnen begeleiden naar werk, waardoor de voorwaarde die het MaxX Onderwijs stelt logisch is (Van der Steeg & Tellingen, 2017). Daarnaast geeft Stijnen (2011) aan dat jongeren de behoefte hebben ergens op terug te vallen wanneer het misgaat. Dit sluit tevens ook weer aan op de voorwaarde die alle stakeholders geven met betrekking tot een goed werkende begeleidingsstijl.

Een belangrijk voordeel van het MaxX Onderwijs was de rust die veel jongeren vinden op een zorgboerderij. Een nadeel is dat de jongeren het zo fijn vinden op de zorgboerderij dat zij niet meer weg willen.

5.1.3 Deelvraag 3

Welke voorwaarden, voor- en nadelen stelt het UWV aan Marianne’s Zorg en Leerboerderij om ambachtslieden bij Marianne’s Zorg en Leerboerderij te laten werken?

Door Sociale Dienst, die de vragen als gevormd voor de UWV heeft beantwoord, werd aangegeven dat mensen boven de 45 met een uitkering meestal weer een betaalde baan vinden. Dit betekent dat de groep werkloze ouderen die in aanmerking komt voor vrijwilligerswerk kleiner is dan verwacht. Na het theoretisch kader onderzocht te hebben, bleek tevens dat er weinig bekend is over werkloze 45-plussers die in het specifiek een ambacht hebben beoefend in het verleden. Nader onderzoek binnen het theoretisch kader heeft aangetoond dat er verscheidene opleidingen zijn voor jongeren die een ambacht willen beoefenen als beroep (Centrum van Ambachtseconomie, 2017). Het Centrum voor Ambachtseconomie (2017) geeft daarbij aan dat er op het moment 800.000 mensen werkende zijn in de ambacht sector tegen betaling en dat er in Nederland zo’n 420.000 ambachtelijke bedrijven bestaan. Wanneer de bevindingen in het theoretisch kader worden vergeleken met die uit het interview, is het vanwege het aanbod op het ambachtelijke gebied, logisch dat deze mensen met een uitkering weer een betaalde baan vinden.

Een voorwaarde die de Sociale Dienst met betrekking tot een samenwerkingsrelatie met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij stelt, is dat er samen wordt opgewerkt, waarmee wordt bedoeld dat men elkaars werk kent en naar elkaar terugkoppelt wat de stand van zaken is.

Teruggekoppeld naar het theoretisch kader, komt deze voorwaarde overeen met wat Van Lieshout (2015) hierover zegt, namelijk dat elkaars werk kennen en het communiceren in korte lijnen goed werken bij samenwerkingen. Voor het theoretisch kader is ook informatie opgevraagd bij Aksept over de samenwerking met het bedrijf Krinkels. Bij het opvragen van de informatie werd benadrukt dat de communicatie tussen de beide bedrijven goed verliep, en dat dit een van de redenen is waarom de samenwerking zo succesvol is (2018).

Als voordeel wordt genoemd dat Marianne’s Zorg- en Leerboerderij een goede uitbreiding kan zijn op het al bestaande aanbod van bedrijven. Oudere vrijwilligers zouden het leuk kunnen vinden hier te werken. De Sociale Dienst vindt het leermeesterschap een mooie constructie. Nadelen zijn dat de Sociale Dienst meer projecten ziet op dit gebied. Ook denken zij dat de gemiddelde 45+ vlot aan het werk komt. Ook is er vanuit de Sociale Dienst het vermoeden dat er weinig budget is voor dit project.

5.1.4 Deelvraag 4

Welke tips geven de stakeholders om Marianne’s Zorg en Leerboerderij aantrekkelijk te maken?

De Gemeente Berkelland zegt dat de opdrachtgever duidelijker moet zijn in de formulering van haar doelen. Hij geeft mee dat het opdoen van theoretische kennis van het vakgebied Social Work hierbij kan helpen. Het is voor de Gemeente op het moment niet helder hoe het bedrijf van de

opdrachtgever in elkaar steekt, daarom wordt geadviseerd dat zij het huidige bedrijf eerst op orde brengt met de hierboven genoemde handvaten, voordat zij haar bedrijf verder uitbreidt. Ook dit kan

(26)

26 weer gekoppeld worden aan de term knowledge-based trust uit het theoretisch kader, wat betekent dat meer vertrouwen in elkaars kennisgebied en hoe dit toegepast wordt in de praktijk, een goede bijdrage levert aan de samenwerking (Gerritsen et al., 2008).

De Gemeente geeft ook nog aan dat de opdrachtgever samenwerkingen kan opzoeken met andere zorginstellingen. De informatie over de samenwerking tussen Aksept en Krinkels in het theoretisch kader, geeft weer dat het delegeren van werkzaamheden gunstig kan werken, mits er een goede communicatie is tussen de professionals en de werkzaamheden goed worden afgestemd (Aksept, 2018). Dit komt overeen met wat de Gemeente bedoelt.

Doelen moeten volgens de Gemeente SMART geformuleerd worden, voor het bedrijf en de jongeren. Verder gaf de Gemeente aan dat Marianne door een helder bedrijfsplan met duidelijke doelen en tijdspaden moet vormen zodat ze mee kan doen binnen de aanbestedingen van de Gemeente. De Sociale Dienst gaf hier aanvullend op aan dat zij bij andere bedrijven ook kan kijken hoe zij werken. Verder gaven beide respondenten aan dat er afspraken moeten worden gemaakt met betrekking tot de tijdsduur van een traject. Hierbij noemen zij ook nog dat hierbij moet worden samengewerkt met scholen om een vorm van certificering mogelijk te maken zodat doelen gesteld kunnen worden en er aan certificatie of diploma’s gewerkt kan worden.

Wanneer er gekeken wordt naar het theoretisch kader, wordt er beschreven dat het gunstig werkt voor de re-integratie van jongeren, wanneer de participatiestatus aan de arbeidsmarkt gelijk blijft of stijgt (De Vos & de Jong, 2011). Daarnaast is, volgens een ander onderzoek binnen het theoretisch kader belangrijk dat de jongere succeservaringen opdoet, zodat het zelfvertrouwen wordt vergroot (Van der Steeg & Tellingen, 2017). Wanneer er vergeleken wordt met wat de Sociale Dienst zegt, zou het behalen van een certificaat een succeservaring kunnen zijn. Daarnaast is het logisch dat de respondenten benoemen dat een traject niet te lang mag duren, omdat de jongere, gekoppeld aan het onderzoek van De Vos en De Jong (2011) na het arbeidstraject moet stijgen op de

maatschappelijke ladder.

5.2 Conclusie Hoofdvraag

Deze alinea geeft antwoordt op de hoofdvraag aan de hand van de antwoorden op de deelvragen.

Welke voorwaarden en voor- en nadelen zien stakeholders in een samenwerking met Marianne’s Zorg- en Leerboerderij?

Na onderzoek doormiddel van interviews is gebleken dat de stakeholders voorwaarden, voor en nadelen benoemen die overeenkomen, maar ook belangen hebben die van elkaar verschillen. Een voorwaarde die bij alle stakeholders terugkomt, is een goedwerkende samenwerking tussen hen en Marianne’s Zorg- en Leerboerderij, waarbij voorbeelden werden benoemd als het samen

opwerken en een duidelijke taakverdeling. Een goede begeleiding is een andere voorwaarde die door alle stakeholders belangrijk wordt gevonden, bijvoorbeeld door de jongere persoonlijke aandacht te geven en te zorgen dat hij zich gehoord voelt. Er werd ook aangeraden een samenwerking aan te gaan met scholen, zodat de jongere een diploma of certificaat kan halen. De Gemeente stelt hierbij dat hij het belangrijk vindt dat het gezin betrokken wordt bij de hulp die de jongere krijgt. De Gemeente geeft ook de voorwaarde dat de opdrachtgever haar professionaliteit op papier op orde brengt, door o.a. theoretische kennis van het vakgebied van Social Work en een duidelijk beleidsplan. Een voordeel die door de Gemeente Berkelland en MaxX Onderwijs wordt benoemd, is dat een zorgboerderij kan zorgen voor rust. De Gemeente vult hierbij aan dat er een groep jongeren is die zijn hulp niet gaat vinden in een kamper met thee en een hulpverlener, waardoor een zorgboerderij met paarden beter zou aansluiten. Een ander voordeel dat door de Gemeente en MaxX Onderwijs werd benoemd, is dat de opdrachtgever affiniteit heeft met de doelgroep. De Sociale Dienst gaf als voordeel dat Marianne’s Zorg- en Leerboerderij een goede toevoeging kan zijn op het bestaande

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een eerste check- list met dit soort voorwaarden die nodig zijn om voor de cliënt waardige en voor de zorgverlener fysiek niet te zware zorg te kunnen verlenen is inmiddels

• TIJD - Totale tijd van de training. OPMERKING: Als de datum en de tijd niet zijn ingesteld, worden de laatste trainingsgegevens gebruikt als voorinstelling voor het totale

17. Stik de halsnaad J van de rechter–capuchon vanaf middenvoor en stik aansluitend de voorrand H tot de halsnaad J van de linker–capuchon van de capuchon en de voering–capuchon

Het is niet omdat je geen euthanasie uitvoert, dat je geen belangrijke rol meer speelt voor de patiënt.” In een visietekst stelt de Federatie Palliatieve Zorg dan

Uit artikel 3 lid 4 Wmcz 2018 volgt dat als een instelling (i) die erop is ingericht cliënten langdurig te laten verblijven of (ii) die bij cliënten thuis zorg laat verlenen,

– Horses&Co verwerkt ook persoonsgegevens als wij hier wettelijk toe verplicht zijn, zoals gegevens die wij nodig hebben voor onze belastingaangifte.. – afhandelen van

Om spirituele zorg goed ingebed te laten zijn in palliatieve zorg was verder nodig, dat zorgverleners hun spirituele competentie ontwikkelden, hetgeen zelfreflectie impliceerde, en

Deze parameter kan worden gebruikt wanneer een externe geluidsbron wordt gebruikt voor het spelen van Digitale Keyboardnoten om te specificeren dat de noten niet door het