• No results found

Lichaamssamenstelling bij kinderen beoordelen : Wat is de beste methode om lichaamssamenstelling te beoordelen om kinderen met ondergewicht en overgewicht tijdig te signaleren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lichaamssamenstelling bij kinderen beoordelen : Wat is de beste methode om lichaamssamenstelling te beoordelen om kinderen met ondergewicht en overgewicht tijdig te signaleren?"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LICHAAMS-SAMENSTELLING BIJ

KINDEREN BEOORDELEN

Wat is de beste methode om

lichaamssamenstelling te beoordelen om

kinderen met ondergewicht en overgewicht

tijdig te signaleren?

Büsra Bacaksiz & Annemieke Prins

Bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek

Afstudeernummer 2017115

Januari 2017

(2)

Lichaamssamenstelling bij kinderen beoordelen

Wat is de beste methode om lichaamssamenstelling te beoordelen om kinderen met ondergewicht en overgewicht tijdig te signaleren? Auteurs: Büsra Bacaksiz Annemieke Prins 500 692 437 500 698 901 Voeding & Diëtetiek, Dietetics Voeding & Diëtetiek, Dietetics Afstudeeropdracht 2017115 Afstudeerbedrijf Lector Gewichtsmanagement Domein Bewegen Sport en Voeding Hogeschool van Amsterdam Opdrachtgever: Dr. P. J. M. Weijs – Lectoraat Gewichtsmanagement Hogeschool van Amsterdam Dr. Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam Praktijkbegeleider Yvonne Booij Docentbegeleider Yvonne Booij Externe samenwerkingspartners Lectoraat Bewegingswetenschappen: Ilse Kat – Coördinator MAMBO Antoine de Schipper – Onderzoeksmedewerker

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de afstudeeropdracht ‘Wat is de beste methode om lichaamssamenstelling te beoordelen om kinderen met ondergewicht en overgewicht tijdig te signaleren?’. De afstudeeropdracht is uitgevoerd voor de opleiding Voeding en Diëtetiek in opdracht van het lectoraat Gewichtsmanagement van de Hogeschool van Amsterdam.

In Nederland komt overgewicht bij kinderen steeds vaker voor. Het aantal kinderen met overgewicht is toegenomen tot 12%, waarvan drie procent obesitas heeft. In Amsterdam zijn meer dan 30.000 kinderen te zwaar. Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht werkt samen met het lectoraat Bewegingswetenschappen en het lectoraat Gewichtsmanagement om alle kinderen in 2033 op een gezond gewicht te krijgen. Om de motorische vaardigheid en gewicht van Amsterdamse kinderen in kaart te brengen, is het onderzoeksproject Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs (MAMBO) opgestart.

Voor dit onderzoek zijn in oktober, november en december 2016 van 2161 kinderen de lichaamssamenstelling gemeten op verschillende Amsterdamse basisscholen die deelnemen aan het onderzoeksproject MAMBO. Door middel van deze afstudeeropdracht is in kaart gebracht wat de beste methode is om lichaamssamenstelling te meten en te beoordelen. Graag willen wij onze docent-/praktijkbegeleider Yvonne Booij bedanken voor al haar hulp en inzet voor het tot stand brengen van deze afstudeeropdracht. Verder willen we Ilse Kat bedanken voor haar begeleiding tijdens de meetdagen. Daarnaast willen we Antoine de Schipper bedanken voor zijn waardevolle hulp tijdens en na de meetdagen wat betreft het onderzoek. Wij willen ook onze dank uitbrengen aan de testafnemers die voor een fijne werksfeer tijdens de meetdagen gezorgd hebben. De meetdagen hebben we als plezierig en leerzaam ervaren. Büsra Bacaksiz en Annemieke Prins Amsterdam, januari 2017

(4)

Samenvatting

Achtergrond: In Nederland komt overgewicht steeds vaker voor. In Nederland is het aantal te

zware kinderen toegenomen tot 14%, waarvan drie procent obesitas heeft. In Amsterdam zijn meer dan 30.000 kinderen te zwaar. De gemeente Amsterdam heeft het project Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) opgesteld, met als doel om in 2033 alle kinderen op een gezond gewicht te krijgen. Hieronder valt het project Meten Amsterdamse Motoriek Basis Onderwijs (MAMBO). MAMBO brengt de motorische vaardigheid en gewicht van Amsterdamse kinderen in kaart. Overgewicht bij kinderen wordt gekenmerkt door moeite met bewegen en sporten. Ouders beoordelen het gewicht van hun kind anders dan de werkelijkheid. Echter zegt alleen de BMI niks over de lichaamssamenstelling. Kennis over de lichaamssamenstelling zou kunnen helpen bij het beoordelen van het lichaamsgewicht bij kinderen. Doel: Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken welke meetmethode het meest geschikt is om de lichaamssamenstelling te bepalen. Daarnaast zijn er afkapwaarden voor vetmassa (VM) opgesteld en op basis hiervan is er een groeicurve ontwikkeld. Een ander doel was om de verschillende beoordelingsmethoden met de klinische blik te vergelijken en te onderzoeken welke beoordelingsmethode het best was om ondergewicht en overgewicht bij kinderen te signaleren.

Methode: Er werden verschillende soorten meetmethoden onderzocht aan de hand van een

literatuuronderzoek. Daarnaast werd de lichaamssamenstelling van 3875 Amsterdamse basisschoolkinderen gemeten in de leeftijd 6 t/m 12 jaar door middel van de TANITA BC-418. De gemeten data werd verzameld in Excel en daarna geëxporteerd naar SPSS (IBM SPSS Statistics 24 – Mac). Afkapwaarden voor VM werden berekend door het gemiddelde en de afwijkende standaarddeviaties (SD). De verschillende beoordelingsmethoden werden vergeleken door middel van de chikwadraattoets, hierbij werd de klinische blik als standaard gebruikt.

Resultaten: De onderwaterweging, luchtverplaatsing en dual-energy x-ray absorptiometry

(DEXA) zijn het nauwkeurigst. Deze zijn alleen te gebruiken in een laboratorium. De BMI kan een voorspelling van de vetmassa geven middels een formule. Voor de BMI zijn slechts twee eenvoudige metingen nodig (lengte en gewicht). De huidplooimeter is goedkoop in vergelijking met de bio-impedantiemeter (BIA), onderwaterweging, luchtverplaatsing en DEXA. De huidplooimeter kan alleen de onderhuidse vet meten, niet het vet in de buikholte, rondom en tussen de organen en tussen de spieren. De BIA is een mobiele methode en kindvriendelijk. De resultaten van de BIA kan gemakkelijk beïnvloed worden door waterhuishouding en lichaamstemperatuur. Daarnaast dient de BIA na elk transport gekalibreerd te worden.

Er is een sterke samenhang tussen de verschillende beoordelingsmethoden (p=0,000). De beoordeling volgens BMI komt het meest overeen met de klinische blik. Daarna lag de beoordeling volgens VM in procenten het dichtst bij de klinische blik.

Conclusie: De BIA is relatief goedkoop en kindvriendelijk. Daarnaast is de BIA mobiel. Van de

beoordelingsmethoden bleek BMI het dichtst bij de klinische blik lag. Als men toch de lichaamssamenstelling wilt meenemen, blijkt VM in procenten het dichtst bij de klinische blik te liggen. Trefwoorden: children, body composition, BMI, fat free mass, fat mass, bodyweight, growth chart, measurement methods, overweight, underweight

(5)

Inhoudsopgave

1. Aanleiding 6

2. Methoden 9

2.1 Onderzoeksproject MAMBO 9

2.2 Literatuuronderzoek 9

2.3 Kwantitatief onderzoek 9

2.4 Klinische blik 9

2.5 Meten lichaamssamenstelling 9

2.6 Data-analyse 10

3. Resultaten 11

3.1 Literatuuronderzoek 11

3.1.1 BMI 11

3.1.2 Huidplooimeting 11

3.1.3 Bio-elektrische impedantiemeter 11

3.1.4 Onderwaterweging 11

3.1.5 Luchtverplaatsing 12

3.1.6 Dual-energy x-ray absorptiometry 12

3.2 Data-analyse 12

3.2.1 VM onderzoekspopulatie 12

3.2.2 Groeicurven vetmassa 13

3.2.3 Vergelijking beoordelingsmethoden 14

4. Discussie 17

4.1 Sterke kanten van het onderzoek 17

4.2 Zwakke kanten van het onderzoek 17

4.3 Vetmassa 17

4.4 Meetmethoden 17

4.4.1 Huidplooimeting 17

4.4.2 Bio-elektrische impedantiemeter 17

4.4.3 Onderwaterweging 18

4.4.4 Luchtverplaatsing 18

4.4.5 Dual-energy x-ray absorptiometry 18

4.5 Vergelijking beoordelingsmethoden 18

5. Conclusie 19

6. Aanbevelingen 20

Referentielijst 21

Bijlagen 23

Bijlage 1: Gewichtsverloopkaart jongens 23

Bijlage 2: Gewichtsverloopkaart meisjes 24

Bijlage 3: Afkapwaarden BMI leeftijd 6 t/m 12 jaar. 25

Bijlage 4: Afkapwaarden vetvrije massa (index). 26

Bijlage 5: Voorspellingsformules voor het schatten van de lichaamssamenstelling met behulp van de BMI. 27

Bijlage 6: Gemiddelden en standaarddeviaties parameters 28

Bijlage 7: Afkapwaarden vetmassa 30

(6)

1. Aanleiding

In Nederland komt overgewicht steeds vaker voor bij kinderen. Het aantal te zware kinderen in Nederland in de leeftijd van 4 tot 12 jaar is 12%. Drie procent van deze kinderen heeft obesitas.(1) In Amsterdam zijn meer dan 30.000 kinderen en jongeren tussen de 0 en 19 jaar te zwaar. Uit de outcome-monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) 2016 komt naar voren dat er een lichte daling is van het percentage kinderen met overgewicht of obesitas tussen 2 en 16 jaar. Het percentage met gezond gewicht is licht toegenomen, maar ook het percentage kinderen met ondergewicht is licht toegenomen. Hierbij staat vermeld dat het grootste deel van de groep ondergewicht te maken heeft met matig ondergewicht. Hiervan zijn nog geen gezondheidsrisico’s bekend, waardoor overgewicht en obesitas nog steeds een ernstiger probleem voor de volksgezondheid blijven. Ook komt naar voren dat hoe hoger de sociaaleconomische status (SES) is, hoe hoger het percentage gezond gewicht en lager het percentage overgewicht of obesitas is.(2) Het probleem is daardoor niet gelijk verdeeld over de stad en de bevolking: het probleem komt duidelijk vaker voor in de stadsdelen Nieuw-West, Noord en Zuidoost. Daardoor wordt duidelijk dat het probleem in deze stadsdelen ernstiger is dan in de stadsdelen Centrum, Oost, West en Zuid.(3)

Het lectoraat Gewichtsmanagement ontwikkelt interventiemethoden en probeert deze steeds weer te verbeteren. Het doel hiervan is om op grote schaal een gezond gewicht te behalen en deze te behouden (onder gezond gewicht wordt verstaan een gezonde verhouding tussen spier- en vetmassa). De interventies kunnen zowel preventief als curatief zijn. Het lectoraat Gewichtsmanagement werkt samen met het lectoraat Bewegingswetenschappen. Dit lectoraat is betrokken bij het project AAGG. Met dit project zet de gemeente Amsterdam samen met andere partijen zoals Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) en Jeugdgezondheidszorg (JGZ) zich in om een gezond gewicht te behalen voor de Amsterdamse jeugd. Het doel hiervan is dat alle Amsterdamse kinderen een gezond gewicht hebben in 2033.(4) Om de motorische vaardigheid en gewicht van Amsterdamse

kinderen in kaart te brengen, is het onderzoeksproject Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs (MAMBO) opgestart.(5)

De gevolgen van overgewicht bij kinderen worden gekenmerkt door moeite met bewegen en sporten. Hierdoor zet het kind zich minder snel in voor spelletjes die energie kosten. Daarnaast kan het kind in een sociaal isolement terechtkomen door schaamte en pesterijen die voor onzeker- en eenzaamheid kunnen zorgen. Ook fysiek heeft overgewicht gevolgen: de kans op overgewicht op latere leeftijd is groter. Dit geeft een hoger risico op het ontstaan van verschillende aandoeningen zoals hypertensie, hart- en vaatziekten, diabetes en gewrichtsklachten. Er zijn verschillende factoren van belang voor het ontstaan van overgewicht. Eén van die factoren is dat kinderen meer eten dan nodig is voor de energiebehoefte. Ook bij ouders met overgewicht is de kans op overgewicht bij kinderen groter.(6)

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ouders het gewicht van hun kind regelmatig onjuist beoordelen. Zo laat een systematisch review van Rietmeijer-Mentink et al (2012) zien dat in studies waarbij ouders met verbale beschrijvingen en afbeeldingen het gewicht van hun kind moeten beoordelen slechts 37,6% overgewicht herkent. De resterende 62,4% van de kinderen met overgewicht wordt beoordeeld als gezond gewicht. Bij een studie waarbij ouders aan de hand van afbeeldingen het gewicht moesten beoordelen, wordt 52,3% van de kinderen met overgewicht juist ingeschat.(7) Daarnaast blijkt uit een meta-analyse van Lundhal et al (2013) dat

50,7% van de ouders het overgewicht van hun kinderen onderschat.(8) Maar uit een

cross-sectioneel onderzoek van Campbell et al (2006) en het onderzoek van Pagnini et al (2007) blijkt dat ouders juist waken voor ondergewicht in plaats van overgewicht, terwijl in het onderzoek van Campbell et al (2006) slechts twee kinderen van alle onderzochte kinderen daadwerkelijk matig ondergewicht hebben. Van de 8% van de ouders die aangaven juist bezorgd te zijn over

(7)

ondergewicht, hadden 10 kinderen overgewicht.(9,10) Hieruit blijkt dat ouders niet goed inzien

wanneer hun kinderen ondergewicht, een gezond gewicht of overgewicht hebben.

Net als ouders kunnen hulpverleners het lichaamsgewicht met het oog beoordelen, oftewel de klinische blik. De klinische blik is een tool om op het eerste gezicht te bekijken of een kind ondergewicht, een gezond gewicht of overgewicht heeft. De klinische blik is niet te standaardiseren, waardoor het voor hulpverleners, maar ook voor ouders lastig is om het lichaamsgewicht juist te beoordelen. Het is wel mogelijk om de klinische blik kritischer te maken en daarbij meerdere kenmerken mee te nemen voor de beoordeling van de Body Mass Index (BMI). Hierbij kan gedacht worden aan lichaamsbouw (korte benen, gespierd of breed gebouwd), etniciteit en verdeling over het lichaam.(11) Daarbij is het ook mogelijk om gebruik te maken van

een gewichtsverloopkaart met afbeeldingen.(12)

Naast de klinische blik bestaan er ook andere methoden om gewicht te beoordelen. Een bekende methode hiervan is de BMI. De BMI wordt gebruikt omdat alleen gewicht niet een optimale indicator is voor lichaamssamenstelling, doordat elk individu een verschillend gewicht en een verschillende lichaamslengte kan hebben.(12) De BMI kan berekend worden voor kinderen en

volwassenen van 2 t/m 70 jaar. De BMI wordt berekend met de volgende formule: gewicht in kg/lengte in m2. De BMI geeft de verhouding van gewicht tot lichaamslengte aan en kan een grove

indicatie geven van de mate van onder- en overgewicht.(13-15) In Nederland wordt de

groeiontwikkeling van kinderen vooral beoordeeld aan de hand van groeidiagrammen. Deze groeidiagrammen voor kinderen worden ontwikkeld door een Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO). Door middel van antropometrie zoals het meten van gewicht en lengte geeft een groeidiagram informatie over de lichaamsgroei. Door middel van een groeidiagram, kunnen gewicht en lengte iets vertellen over de voedingstoestand. Langdurige ondervoeding kan bijvoorbeeld wijzen op een korte lengte voor de leeftijd, maar het zou ook een oorzaak kunnen zijn van een ander probleem. Op de groeidiagrammen van zuigelingen (0-15 maanden) kan het gewicht ten opzichte van de lengte bekeken worden. Na 15 maanden kan alleen de lengte ten opzichte van de leeftijd bekeken worden. Om verschillen te bekijken, wordt er gebruik gemaakt van standaarddeviatiescores (SDS). Groeidiagrammen geven echter alleen weer wat het kind verschilt van het gemiddelde op het gebied van gewicht en lengte ten opzichte van de leeftijd. Deze groeidiagrammen geven niet aan wat de lichaamssamenstelling is.(16-18) Voor het beoordelen van lichaamssamenstelling, moet de lichaamssamenstelling eerst gemeten worden. De lichaamssamenstelling bestaat onder andere uit de vetmassa (VM) en de vetvrije massa (VVM). Het meten van de VM en VVM geeft relevante informatie over de voedingstoestand. Het vaststellen van de lichaamssamenstelling kan met verschillende meetmethoden. De methoden verschillen van elkaar op prijs, benodigde apparatuur, hoe belastend de meting is voor de persoon en de nauwkeurigheid.(19) De verschillende methoden en de voor- en nadelen hiervan worden meegenomen in het literatuuronderzoek van dit onderzoek. Aan de hand van dit onderzoek moet de volgende onderzoeksvraag beantwoord worden: ‘Wat is de beste methode om lichaamssamenstelling te beoordelen om kinderen met ondergewicht en overgewicht tijdig te signaleren?’ De deelvragen hierbij zijn:

- Welke methoden bestaan er om lichaamssamenstelling te beoordelen en wat is de werkwijze hiervan?

- Komt de klinische blik overeen met andere beoordelingsmethoden van lichaamssamenstelling?

- Wat is de verdeling van vetmassa ten opzichte van de beoordeling van het gewicht (aan de hand van de beoordelingsmethoden van lichaamssamenstelling)?

(8)

- Wat is de verdeling van vetvrije massa ten opzichte van de beoordeling van het gewicht (aan de hand van de beoordelingsmethoden van lichaamssamenstelling)?

De gegevens die verzameld worden op de geselecteerde basisscholen in Amsterdam worden gebruikt om te onderzoeken welke beoordelingsmethode het beste is om ondergewicht en overgewicht tijdig te signaleren, in de vorm van een scriptie.

(9)

2. Methoden

2.1 Onderzoeksproject MAMBO MAMBO is een onderzoeksproject waarbij het lectoraat Bewegingswetenschappen de motorische vaardigheid en gewicht van basisschoolkinderen in kaart brengt. De balans, springvaardigheid, coördinatie en oog-lichaamscoördinatie werden gemeten. Tijdens het wegen van het gewicht en het meten van de lengte werden de sportactiviteiten buiten school geregistreerd. Daarnaast werd door het lectoraat Gewichtsmanagement de lichaamssamenstelling van de basisschoolkinderen gemeten door middel van een bio-elektrische impedantiemeter (BIA). 2.2 Literatuuronderzoek In het literatuuronderzoek werden verschillende meetmethoden van lichaamssamenstelling met elkaar vergeleken. De databanken waar gebruik van gemaakt werd waren Google Scholar, PubMed, ScienceDirect en de HvA kennisbank. Trefwoorden die gebruikt werden waren woorden zoals: (basisschool)kinderen/(primaryschool)children, overgewicht/overweight, ondergewicht/ underweight, obesitas/obesity, lichaamssamenstelling/body composition. De artikelen werden voor gebruik beoordeeld aan de hand van Level of Evidence. Alleen artikelen die onder A1, A2 of B vielen, werden gebruikt voor het literatuuronderzoek. Daarnaast werden er geen artikelen van voor 2010 gebruikt. Het vergelijken van de verschillende meetmethoden gebeurde door middel van een opsomming per methode met zowel de positieve als negatieve aspecten. Ook werd informatie gehaald uit andere studies om zowel de positieve als negatieve aspecten te bekrachtigen. Met het literatuuronderzoek werd bekeken welke meetmethode het beste was om basisschoolkinderen te meten.

2.3 Kwantitatief onderzoek

In het kwantitatieve deel werden kinderen op 18 geselecteerde basisscholen gemeten. De onderzoekspopulatie bestond uit Amsterdamse basisschoolkinderen in de leeftijd van 6 t/m 12 jaar (n=3019). De meetperiode was in maart, april, mei, oktober, november en december 2016. In de gymzaal waren verschillende meetstations voor motoriek opgezet en een onderdeel hiervan was sportparticipatie. Bij dit onderdeel werden bij kinderen de lengte gemeten en het gewicht gewogen en door middel van een BIA (TANITA BC-418) werd de lichaamssamenstelling gemeten. Voordat de lichaamssamenstelling werd gemeten, werden de kinderen beoordeeld op ondergewicht, gezond gewicht of overgewicht aan de hand van de klinische blik. 2.4 Klinische blik Voordat de lichaamssamenstelling van een kind werd gemeten, werd het kind beoordeeld aan de hand van de klinische blik. De schaal bij dit onderzoek was als volgt: 0 (ondergewicht), 1 (gezond gewicht) en 2 (overgewicht). Om goed volgens de klinische blik te kunnen beoordelen, werden er een aantal kenmerken opgesteld om op te letten. Bij het beoordelen van een gezond gewicht of overgewicht, werd de gewichtsverloopkaart gebruikt (bijlage 1 en bijlage 2). Voor ondergewicht bestaat er geen gewichtsverloopkaart, maar er werd op andere kenmerken gelet. Bij deze lichamelijke kenmerken werd er gekeken naar een ingevallen gezicht en het uitsteken van botten, met name de ribbenkast en de sleutelbeenderen.

2.5 Meten lichaamssamenstelling

Na het beoordelen van het lichaamsgewicht aan de hand van de klinische blik, werd de lichaamssamenstelling met behulp van de TANITA BC-418 gemeten. De TANITA gaf de volgende uitkomstmaten weer: gewicht in kilogram, BMI, rustmetabolisme (BMR), VM, VVM en Total Body Water (TBW). Voordat de kinderen gemeten werden, waren er een aantal stappen die gevolgd moesten worden. Het kind mocht geen bezwaarschrift hebben. Het kind moest op blote voeten gemeten worden, dus als een kind een maillot of panty droeg, werd het kind niet gemeten. Om de gegevens zo valide mogelijk te maken, werd er van tevoren op de TANITA 200 gram ingevoerd

(10)

om het gewicht van de kleding die gedragen werd te corrigeren. Daarna werd het geslacht en de lengte ingevoerd. De lengte werd gemeten door studenten van het lectoraat Bewegingswetenschappen met behulp van de SECA-0123 draagbare stadiometer. De lengte werd ter plekke mondeling vermeld. 0,5 cm werd naar beneden afgerond. Ook werd bij kinderen op de TANITA altijd gekozen voor een normaal postuur ten opzichte van een atleet.

2.6 Data-analyse

De TANITA was verbonden met een laptop, die door middel van het programma Termite de gegevens digitaal weergaf. Deze gegevens konden ter plekke gekopieerd en geplakt worden in de leerlingenlijst. Dit werd in Excel verwerkt. Om de privacy van de kinderen te waarborgen, kregen de kinderen een code. Deze code was als volgt: het nummer van de basisschool (genummerd op alfabetische volgorde), de groep waar het kind in zat, het Excelnummer uit de leerlingenlijst (bijvoorbeeld 002). Dit werd vanuit Excel omgezet naar SPSS (IBM SPSS Statistics 24 – Mac) als school/groep/kind. De gemeten data werd verwerkt in SPSS. Om de gemeten gegevens goed te waarborgen, werden de resultaatbonnen van de TANITA bewaard en gescand als back-up. Er zijn twee datasets gebruikt. De dataset gemeten in maart, april en mei bevatte 1714 gemeten Amsterdamse basisschoolkinderen. De dataset gemeten in oktober, november en december bevatte 2161 gemeten Amsterdamse bassischoolkinderen, bij elkaar kwam dat neer op een totaal van 3875 gemeten kinderen. Kinderen zonder klinische blik of met de leeftijd van 5 of 13 jaar zijn hieruit gefilterd. Uiteindelijk had de dataset een omvang van 3019 kinderen.

De klinische blik werd vergeleken met BMI, VVM in kg, vetvrije massa index (VVMI), VM in procenten en VM in kg. Voor de BMI zijn de afkapwaarden van groeidiagrammen van TNO gebruikt (bijlage 3). Voor de VVM in kg en VVMI zijn de afkapwaarden van A. Oosterling en I. El Harrak gebruikt (bijlage 4). De afkapwaarden van VM in procenten en VM in kg zijn berekend door middel van standaarddeviatiescores (SDS). Het gemiddelde en standaarddeviatie (SD) van VM in kg en VM in percentages werden in SPSS weergegeven via Frequencies en Compare Means. Met Select Cases konden deze gegevens per leeftijdscategorie en geslacht bekeken worden. De nieuwe afkapwaarden zijn met behulp van Excel vertaald naar groeicurven in de vorm van grafieken. Met behulp van Frequencies werden de percentages (ondergewicht, gezond gewicht, overgewicht) per leeftijd, geslacht en beoordelingsmethode weergegeven, zodat eventuele overeenkomsten en verschillen duidelijk weergegeven konden worden. Middels de chikwadraattoets werden de beoordelingsmethoden met de klinische blik vergeleken. Een p-waarde lager dan 0,05 werd als significant beschouwd. De uitkomst hiervan werd meegenomen in de keuze van de beste beoordelingsmethoden. Deze werd niet alleen gekozen op basis van de resultaten, maar ook op basis van literatuur.

(11)

3. Resultaten

3.1 Literatuuronderzoek

3.1.1 BMI

Aan de hand van lengte en gewicht kan lichaamssamenstelling bepaald worden door middel van de BMI. Voor het uitrekenen van de BMI geldt de volgende formule: lichaamsgewicht in kg/lichaamslengte in m2.(13) De BMI geeft een ruwe schatting van de mate van onder- of

overgewicht, maar de verhouding van de lichaamssamenstelling kan echter niet worden weergegeven. Er kan geen onderscheid worden gemaakt of overgewicht bestaat uit het hebben van veel spieren, een breed gebouwd skelet of het hebben van een overmaat aan lichaamsvet. Er zijn leeftijds- en geslachtsafhankelijke afkapwaarden (bijlage 3).(17,18,20) Wel bestaan er

voorspellingsformules voor het schatten van de lichaamssamenstelling op basis van de BMI om vetmassa of het vetpercentage in te schatten (bijlage 5). Hierbij wordt ook rekening gehouden met leeftijd en geslacht. Het gebruik van voorspellingsformules op basis van de BMI kan op groepsniveau een redelijke voorspelling geven van de vetmassa of het vetpercentage.(22)

3.1.2 Huidplooimeting

Naast de BMI, is de huidplooimeting ook een methode om lichaamssamenstelling te bepalen. Dit betreft een simpele, niet-invasieve, mobiele en een goedkope methode.(23) Door middel van een

speciale huidplooimeter wordt de onderhuidse vetlaag gemeten. De huidplooimeters zijn zo ontwikkeld dat de tanden een vaste druk per eenheid oppervlak uitoefenen op de huidplooi. Onderhuids vet is echter niet gelijk verdeeld over het lichaam. Om deze reden worden er meerdere huidplooien op verschillende plekken van het lichaam gemeten. Elke huidplooi wordt driemaal gemeten en uiteindelijk neemt men van deze drie metingen het gemiddelde. Om een bepaling te maken van het vetpercentage, wordt de som van de verschillende huidplooien genomen. De huidplooimeting kan op groepsniveau veranderingen laten zien, op individueel niveau is dit minder goed te zien.(13)

3.1.3 Bio-elektrische impedantiemeter

De BIA is een mobiele, snelle en relatief goedkope methode om de lichaamssamenstelling te bepalen. Daarnaast kan de BIA in tegenstelling tot de voorspellingsformule op basis van BMI en de huidplooimeter ook het totale lichaamswater meten.(23) Op basis van het totale lichaamswater

maakt de BIA de berekening voor de hoeveelheid VM en VVM. Er bestaan verschillende manieren waarop de BIA uitgevoerd kan worden. Eén van deze methoden is het plakken van vier elektroden op de voet, enkel, pols en hand. Bij deze methode moet de persoon voorafgaande aan de meting tien minuten blijven liggen. Ook tijdens de meting blijft de persoon liggen. Een andere mogelijkheid is het gebruik van speciale weegschalen met elektroden. Ook hierin zijn verschillen: weegschalen met alleen elektroden voor de voeten of weegschalen met elektroden voor de voeten en handen. Op deze weegschalen kan direct gemeten worden. Tussen de elektroden wordt er een niet-voelbare stroom gestuurd. De stroom wordt geleid door de weefsels van het lichaam. De geleiding van bloed en urine is zeer hoog, die van spierweefsel middelmatig en die van vetweefsel zeer laag. Aan de hand van deze geleiding wordt door middel van weerstand de lichaamssamenstelling berekend. Weerstand hangt echter ook af van de lengte. Hiervoor wordt de impedantie-index berekend (lengte2/weerstand).(13) 3.1.4 Onderwaterweging Een niet mobiele en invasieve methode, is de onderwaterweging. Er wordt aangenomen dat het lichaam uit VM en VVM bestaat. Het lichaamsgewicht wordt onder water bepaald. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de wet van Archimedes. Het verschil in lichaamsgewicht onder en boven water staat gelijk aan de opwaartse kracht die het lichaam ondervindt onder water. Door deze opwaartse kracht te delen door de dichtheid van het water, kan het volume van het lichaam worden berekend. De dichtheid van het lichaam wordt berekend door het lichaamsgewicht boven

(12)

water te delen door het volume van het lichaam. Het volume in het lichaam wordt niet alleen bepaald door de VM en VVM, maar ook door de hoeveelheid lucht in de longen, sinusholte en spijsverteringskanaal. Voornamelijk de lucht in de longen moet gecorrigeerd worden (dit kan 1 tot 4 liter bedragen, bij de sinusholte slechts 0,02 liter en bij het spijsverteringskanaal 0,1 liter). De onderwaterweging kan het lichaamsvetpercentage op twee tot drie procent nauwkeurig schatten.(13)

3.1.5 Luchtverplaatsing

De luchtverplaatsing (plethysmografie) is vergelijkbaar met de onderwaterweging. De luchtverplaatsingsmethode vervangt de onderwaterweging.(24) Ook deze methode is niet mobiel

en invasief, maar minder invasief dan de onderwaterweging. De luchtverplaatsingsmethode is relatief duur. Het lichaamsvolume wordt bepaald door luchtverplaatsing die plaatsvindt in een kleine, afgesloten ruimte. De hoeveelheid lucht in de longen kan bij de luchtverplaatsingsmethode worden gecorrigeerd. De luchtverplaatsingsmethode is een redelijk nieuwe methode en de meting heeft een minder lange duur dan de onderwaterweging. De luchtverplaatsingsmethode lijkt dezelfde resultaten te geven als de onderwaterweging, echter lijkt de botdichtheid bij kinderen onderschat te worden. De meting van de luchtverplaatsing duurt drie tot vier minuten.(13,22,25)

3.1.6 Dual-energy x-ray absorptiometry

De Dual-energy x-ray absortiometry (DEXA) is een radiologische en nauwkeurige methode om de lichaamssamenstelling te bepalen.(23) Deze meetmethode is niet mobiel en daardoor kan de

meting alleen plaatsvinden in een klinische setting. Ook de DEXA is relatief duur. Naast het meten van zachte weefsels (vetweefsel en vetvrije weefsel) kan de DEXA ook de botdichtheid meten. De hoeveelheid straling is laag, waardoor een tweede meting mogelijk is. De duur van dit onderzoek bedraagt dertig minuten.(13) 3.2 Data-analyse 3.2.1 VM onderzoekspopulatie Voor dit afstudeeronderzoek werden op 18 basisscholen Amsterdamse kinderen gemeten in de leeftijd 6 t/m 12 jaar (n=3019). In onderstaand tabel staan de gemiddelden en SD van VM in kg en VM in percentages weergegeven. De andere parameters staan weergegeven in bijlage 6. Tabel 1. Gemiddelden en SD VM van Amsterdamse kinderen van 6 t/m 12 jaar (n=3019). Totaal gemiddelde ±SD Jongens (n=1539) gemiddelde ±SD Meisjes (n=1480) gemiddelde ±SD VM (%) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 21,0 22,4 22,6 22,8 23,0 23,2 22,6 ± 4,1 (393)* ± 4,8 (467) ± 5,4 (488) ± 5,4 (468) ± 5,9 (542) ± 6,1 (525) ± 6,0 (136) 19,6 21,3 20,9 21,1 21,6 22,0 20,1 ± 3,4 (197) ± 5,2 (237) ± 4,7 (242) ± 5,1 (244) ± 5,7 (285) ± 6,5 (260) ± 5,8 (74) 22,5 23,5 24,3 24,7 24,7 24,4 25,6 ± 4,2 (196) ± 4,0 (230) ± 5,4 (246) ± 5,0 (224) ± 5,7 (257) ± 5,5 (265) ± 5,0 (62) VM (kg) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 5,0 6,2 7,2 8,1 9,1 10,3 10,9 ± 1,6 ± 2,4 ± 3,2 ± 3,4 ± 4,2 ± 4,8 ± 4,7 4,7 6,0 6,5 7,4 8,5 9,9 9,6 ± 1,3 ± 2,6 ± 2,5 ± 3,2 ± 4,0 ± 4,9 ± 4,4 5,3 6,4 7,9 8,8 9,8 10,7 12,5 ± 1,9 ± 2,2 ± 3,6 ± 3,4 ± 4,4 ± 4,7 ± 5,0 * (x) aantal deelnemers.

(13)

3.2.2 Groeicurven vetmassa

Op basis van de gemiddelden en SD uit tabel 1, zijn de afkapwaarden berekend voor VM in kg en VM in percentages voor kinderen in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. De afkapwaarden zijn berekend door de SD van de gemiddelden te nemen. SD -2 is als grens gesteld voor ernstig ondergewicht, SD -1 als grens voor ondergewicht, SD +1 als grens voor overgewicht en SD +2 als grens voor ernstig overgewicht. Waarden tussen SD -1 en SD +1 werden als gezond gewicht beschouwd. Deze afkapwaarden zijn vertaald naar onderstaande groeicurven. De afkapwaarden in getallen staan weergegeven in bijlage 7. Figuur 1a. Groeicurve VM (%) voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. Figuur 1b. Groeicurve VM (%) voor meisjes in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. 5 10 15 20 25 30 35 40 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 VM (% ) LEEFTIJD IN JAREN SD -2 SD -1 Mean SD +1 SD +2 5 10 15 20 25 30 35 40 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 VM (% ) LEEFTIJD IN JAREN SD -2 SD -1 Mean SD +1 SD +2

(14)

Figuur 2a. Groeicurve VM (kg) voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. Figuur 2b. Groeicurve VM (kg) voor meisjes in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. 3.2.3 Vergelijking beoordelingsmethoden De afkapwaarden van de verschillende beoordelingsmethoden, inclusief de VM zijn omgezet in percentages per leeftijdsgroep en geslacht en naast elkaar gezet in een tabel. De beoordelingsmethoden zijn met behulp van de chikwadraattoets vergeleken met de klinische blik. Het significantieniveau bleek 0,000 (p<0,05). 0 5 10 15 20 25 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 VM (K G ) LEEFTIJD IN JAREN SD -2 SD -1 Mean SD +1 SD +2 0 5 10 15 20 25 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 VM (K G ) LEEFTIJD IN JAREN SD -2 SD -1 Mean SD +1 SD +2

(15)

Tabel 2. Vergelijking van de beoordelingsmethoden op basis van ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht, uitgesplitst naar leeftijd en geslacht en uitgedrukt in percentages (n=3019). Klinische blik BMI VVM kg VVMI VM% VM kg TOTAAL Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 4,0 (61)* 78,5 (1208) 17,5 (270) 3,6 (53) 75,5 (1118) 20,9 (309) 6,1 (94) 72,4 (1114) 21,5 (134) 6,8 (101) 68,7 (1017) 21,5 (331) 17,6 (271) 73,7 (1134) 8,7 (134) 17,8 (263) 74,3 (1099) 8,0 (118) 19,9 (306) 74,5 (1146) 5,7 (87) 17,7 (262) 76,1 (1126) 6,2 (92) 10,7 (165) 73,6 (1133) 15,7 (241) 10,5 (156) 73,2 (1084) 16,2 (240) 6,4 (99) 78,8 (1212) 14,8 (228) 7,0 (103) 79,1 (1170) 14,0 (207) 6 jaar Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 1,5 (3) 92,4 (182) 6,1 (12) 2,6 (5) 84,7 (166) 12,8 (25) 7,1 (14) 82,7 (163) 10,2 (20) 11,2 (22) 72,4 (142) 16,3 (32) 18,8 (37) 74,1 (146) 7,1 (14) 23,0 (45) 71,9 (141) 5,1 (10) 22,3 (44) 72,6 (143) 5,1 (11) 21,9 (43) 72,4 (142) 5,6 (11) 7,6 (15) 84,3 (166) 8,1 (16) 8,2 (16) 78,6 (154) 13,3 (26) 5,1 (10) 85,8 (169) 9,1 (18) 5,6 (11) 80,1 (157) 14,3 (28) 7 jaar Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 5,5 (13) 79,3 (188) 15,2 (36) 3,0 (7) 78,7 (181) 18,3 (42) 6,3 (15) 73,0 (173) 20,7 (49) 4,3 (10) 70,9 (163) 24,8 (57) 17,7 (42) 70,9 (168) 11,4 (27) 19,6 (45) 68,7 (158) 11,7 (27) 19,8 (47) 74,3 (176) 5,9 (14) 25,2 (58) 66,5 (153) 8,3 (19) 10,1 (24) 75,1 (178) 14,8 (35) 10,9 (25) 70,9 (163) 18,3 (42) 5,5 (13) 80,6 (191) 13,9 (33) 7,8 (18) 76,5 (176) 15,7 (36) 8 jaar Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 4,5 (11) 81,8 (198) 13,6 (33) 4,5 (11) 71,1 (175) 24,4 (60) 5,4 (13) 74,4 (180) 20,2 (49) 4,5 (11) 66,7 (164) 28,9 (71) 18,2 (44) 74,0 (179) 7,9 (19) 16,7 (41) 75,6 (186) 7,7 (19) 14,5 (35) 78,9 (191) 6,6 (16) 16,7 (41) 76,8 (189) 6,5 (16) 10,7 (26) 72,3 (175) 16,9 (41) 7,7 (19) 76,8 (189) 15,4 (38) 6,6 (16) 77,7 (188) 15,7 (38) 4,1 (10) 83,3 (205) 12,6 (31) 9 jaar Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 2,9 (7) 80,7 (197) 16,4 (40) 3,1 (7) 73,2 (164) 23,7 (53) 4,9 (12) 73,8 (180) 21,3 (52) 5,4 (12) 67,9 (152) 26,8 (60) 15,6 (38) 78,3 (191) 6,1 (15) 13,8 (31) 77,2 (173) 8,9 (20) 19,7 (48) 76,6 (187) 3,7 (9) 10,7 (24) 82,6 (185) 6,7 (15) 12,3 (30) 73,4 (179) 14,3 (35) 14,3 (32) 67,5 (151) 18,3 (41) 7,4 (18) 77,5 (189) 15,2 (37) 9,4 (21) 76,8 (172) 13,8 (31)

(16)

10 jaar Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 4,6 (13) 74,4 (212) 21,1 (60) 4,3 (11) 71,6 (184) 24,1 (62) 6,0 (17) 70,9 (202) 23,2 (66) 7,8 (20) 67,7 (174) 24,5 (63) 19,3 (55) 70,2 (200) 10,5 (30) 20,2 (52) 72,4 (186) 7,4 (19) 22,8 (65) 70,5 (201) 6,7 (19) 21,4 (55) 72,8 (187) 5,8 (15) 10,9 (31) 70,5 (201) 18,6 (53) 9,7 (25) 73,5 (189) 16,7 (43) 5,3 (15) 77,5 (221) 17,2 (49) 5,1 (13) 80,2 (206) 14,8 (38) 11 jaar Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 3,8 (10) 68,1 (177) 28,1 (73) 3,8 (10) 77,4 (205) 18,9 (50) 7,3 (19) 61,9 (161) 30,8 (80) 7,9 (21) 68,7 (182) 23,4 (62) 16,2 (42) 73,8 (192) 10,0 (26) 13,6 (36) 79,2 (210) 7,2 (19) 20,8 (54) 72,7 (189) 6,5 (17) 21,1 (32) 82,3 (218) 5,7 (15) 11,9 (31) 68,8 (179) 19,2 (50) 9,8 (26) 75,1 (199) 15,1 (40) 7,3 (19) 76,9 (200) 15,8 (41) 6,8 (18) 80,4 (213) 12,8 (34) 12 jaar Jongens ondergewicht gezond gewicht overgewicht Meisjes ondergewicht gezond gewicht overgewicht 5,4 (4) 73,0 (54) 21,6 (16) 3,2 (2) 69,4 (43) 27,4 (17) 5,4 (4) 74,3 (55) 20,3 (15) 8,1 (5) 64,5 (40) 27,4 (17) 17,6 (13) 78,4 (58) 4,1 (3) 21,0 (13) 72,6 (45) 6,5 (4) 17,6 (13) 79,7 (59) 2,7 (2) 14,5 (9) 83,9 (52) 1,6 (1) 10,8 (8) 74,3 (55) 14,9 (11) 21,0 (13) 62,9 (39) 16,1 (10) 10,8 (8) 73,0 (54) 16,2 (12) 19,4 (12) 66,1 (41) 14,5 (9) * (x) aantal deelnemers.

(17)

4. Discussie

4.1 Sterke kanten van het onderzoek

De onderzoekspopulatie heeft een grote omvang. Dit levert veel gegevens op, wat een goede indruk van Amsterdamse basisschoolkinderen kan geven. Naast de bestaande VVM(I) van dezelfde populatie is er ook op basis van VM afkapwaarden opgesteld aan de hand van SDS. Naast de antropometrie op de BIA zijn alle kinderen beoordeeld met behulp van de klinische blik. De klinische blik dient in dit onderzoek als basis voor het vergelijken van de beoordelingsmethoden.

4.2 Zwakke kanten van het onderzoek

De gevonden resultaten zijn niet te generaliseren voor alle kinderen van 6 t/m 12 jaar in Nederland. Hier is meer (landelijk) onderzoek voor nodig om de gevonden resultaten door te trekken naar de algehele populatie. Tevens geldt dit voor de afkapwaarden van de VM en de VVM(I). Daarnaast is de klinische blik niet te standaardiseren.(11) In dit onderzoek zijn twee

datasets gebruikt, beiden gemeten door twee verschillende duo’s. Dit kan betekenen dat de criteria per testafnemer-duo mogelijk verschilt. Tijdens de metingen op de BIA werd er geen rekening gehouden met of het kind de blaas had geleegd of met het tijdstip van de dag. De meting betreft hierdoor een momentopname. Voor een valide resultaat is het belangrijk om de kinderen op eenzelfde tijdstip te meten en rekening te houden met of de blaas geleegd is. Daarnaast is er voor alle kinderen een gewicht van 200 gram ingevoerd op de TANITA voor het gewicht van de kleren. Het gewicht van de kleding kan echter verschillen per kind. Ook deze factoren kunnen de resultaten beïnvloeden. 4.3 Vetmassa In dit onderzoek zijn er afkapwaarden op basis van SDS opgesteld. Deze VM betreft wel alleen de basisschoolkinderen in de leeftijd 6 t/m 12 jaar in Amsterdam. Om echt betrouwbaardere criteria voor de VM op te stellen, zou een grotere, meer gespreide onderzoekspopulatie van belang zijn. 4.4 Meetmethoden 4.4.1 Huidplooimeting De huidplooimeting heeft een beperking: het lichaamsvet in de buikholte, rondom en tussen de organen en tussen de spieren wordt niet gemeten. Daarnaast is het belangrijk dat de huidplooi iedere meting opnieuw exact op dezelfde plek wordt gemeten. Een verschuiving van de meting kan al leiden tot teen schattingsfout in het vetpercentage van 1-3%.(13) Een andere beperking van de huidplooimeting is dat deze niet op obese of magere personen toegepast kan worden.(22,23) Ook bij obese kinderen is de huidplooimeting niet nauwkeurig. Een intensieve training is nodig om de huidplooimeting zo betrouwbaar mogelijk af te nemen.(25,26) 4.4.2 Bio-elektrische impedantiemeter Voor dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een TANITA BC-418. De weegschaal is tussen elke locatie verplaatst, zonder gekalibreerd te worden. Voor meer betrouwbare gegevens dient een weegschaal na elk transport gekalibreerd te worden.(13) Als de BIA vergeleken wordt met de DEXA, lijken de BIA en DEXA redelijk goed overeen te komen ( r=0,94). Wel kan de BIA VM overschatten of onderschatten bij kinderen. Alhoewel de DEXA en de onderwaterweging als gouden standaard worden gezien, behoort men wel rekening te houden met dat alle meetmethoden van de lichaamssamenstelling uiteindelijk berusten op een schatting.(26,27) De BIA is een gemakkelijke en

veilige manier voor het meten van lichaamssamenstelling bij kinderen. Ook is het kindvriendelijker, wegens een minder belastend effect gedurende de meting in vergelijking met de onderwaterweging en DEXA.(28)

(18)

4.4.3 Onderwaterweging

Een beperking van de onderwaterweging is dat de dichtheid van VM gelijk wordt verdeeld onder verschillende populaties. Er is een aanpassing noodzakelijk naar leeftijd en geslacht waardoor de meting betrouwbaarder wordt.(22) De onderwaterweging is niet geschikt voor jonge kinderen,

zuigelingen, kwetsbare ouderen en patiënten met ernstige gezondheidsproblemen.(24)

4.4.4 Luchtverplaatsing

De luchtverplaatsing kan in elke leeftijdsgroep toegepast worden.(24) Het aanschaffen van

apparatuur voor luchtverplaatsing is zeer prijzig en wordt niet standaard toegepast in de praktijk. Wegens gebruiksvriendelijkheid kan er ook beter gekozen worden voor een meetinstrument dat kindvriendelijker is.(28)

4.4.5 Dual-energy x-ray absorptiometry

De DEXA wordt gezien als een gouden standaard. Echter kan door een verstoorde waterhuishouding het zachte weefsel variëren, waardoor er schattingsfouten in de hoeveelheid lichaamsvet gemaakt kunnen worden. Daarnaast worden personen aan een (lage) straling blootgesteld. Door de duur van de meting (30 minuten) is deze methode invasief voor kinderen in de leeftijdsgroep 6 t/m 12 jaar.(13) Indien de DEXA en luchtverplaatsing niet haalbaar zijn,

kunnen de meetmethoden zoals de huidplooimeting en BIA toegepast worden in de praktijk.(28) 4.5 Vergelijking beoordelingsmethoden De BMI, VVM(I) en VM zijn vergeleken met de klinische blik. Echter is de klinische blik niet te standaardiseren en uitgevoerd door verschillende testafnemers. Uit de chikwadraattoets kwam naar voren dat alle beoordelingsmethoden sterk samenhangen met de klinische blik (p=0,000). Als er apart gekeken wordt naar tabel 2, komen er diverse verschillen naar voren. Bij jongens in totaal wordt er vaker ondergewicht vastgesteld aan de hand van VVM kg (17,6%), VVMI (19,9%) en VM% (10,7%) dan bij de klinische blik (4,0%), BMI (6,1%) en VM kg (6,4%). Bij gezond gewicht komt VM kg (78,8%) het meest overeen met de klinische blik (78,5%). Bij overgewicht ligt VM% (15,7%) het dichtst bij de klinische blik (17,5%). Opvallend is dat bij VVM kg (8,7%) en VVMI (5,7%) het minst overgewicht geclassificeerd wordt. Bij de meisjes wordt ook meer ondergewicht gediagnosticeerd aan de hand van de VVM kg (17,8%), VVMI (17,7%) en VM% (10,5%) dan bij de klinische blik (3,6%), BMI (6,8%) en VM kg (7,0%). In gezond gewicht ligt VVM kg (74,3%) en VVMI (76,1%) het dichtst bij de klinische blik (75,5%). In de klasse overgewicht ligt BMI (25,5%) het dichtst bij de klinische blik (20,9%). Ook hierbij is het deel dat overgewicht heeft volgens de VVM kg (8,0%) en VVMI (6,2%) lager dan de andere beoordelingsmethoden. Als er verder gekeken wordt naar de verschillende leeftijdsgroepen, blijkt dat BMI het vaakst overeenkomt met de klinische blik, gevolgd door de VM% en VM kg. Toch komt naar voren dat bij de beoordeling op basis van VM% en VM kg kinderen vaker geclassificeerd worden als ondergewicht dan bij de klinische blik of BMI. Ook het aantal kinderen met overgewicht ligt op basis van de VM% en VM kg lager dan bij de klinische blik of BMI, maar hoger dan bij VVM kg of VVMI.

(19)

5. Conclusie

Er is onderzoek gedaan naar de beste methode om vroegtijdig ondergewicht of overgewicht te signaleren bij kinderen. Hiervoor is een literatuuronderzoek verricht en is op basis van metingen door een BIA in de leeftijdsgroep 6 t/m 12 jaar nieuwe afkapwaarden voor VM opgesteld. De klinische blik is hiervoor als standaard gebruikt om te vergelijken met andere beoordelingsmethoden. Uit het literatuuronderzoek zijn verschillende soorten meetmethoden bekeken, waarbij rekening is gehouden met de nauwkeurigheid, de mobiliteit, prijs en hoe invasief de methode is. Hieruit blijkt dat de onderwaterweging en de DEXA de gouden standaard zijn, maar deze methoden zijn alleen uit te voeren in het laboratorium. Daarnaast zijn de methoden invasief voor kinderen en prijzig. De resultaten van een huidplooimeter kunnen beïnvloed worden door de manier van meten, wat inhoudt dat er altijd op dezelfde plek van de huidplooi gemeten moet worden, het liefst door dezelfde testafnemer. Daarnaast geeft de huidplooimeting voornamelijk een beeld van de hoeveelheid onderhuidse vet. Het vet in de buikholte, tussen de organen en tussen de spieren kan slechts voorspeld worden, maar niet direct gemeten. De huidplooimeter is ook niet toepasbaar op magere of obese kinderen. De huidplooimeter is echter wel een goedkope meetmethode. De BIA geeft een redelijke schatting van de VM en de VVM. Deze resultaten kunnen wel beïnvloed worden door lichaamstemperatuur en waterhuishouding. De BIA is relatief goedkoop en is redelijk mobiel. Daarnaast is het een kindvriendelijke methode om lichaamssamenstelling te bepalen. Echter hoort de BIA wel altijd gekalibreerd te worden na transport.

De afkapwaarden van de VM zijn alleen op basis van de gemeten kinderen in Amsterdam, maar hebben wel kunnen helpen bij het vergelijken van de verschillende methoden. Bij de vergelijking komt naar voren dat er een sterke samenhang is tussen de klinische blik en de beoordelingsmethoden (p=0,000). Als er gekeken wordt naar de percentages ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht per beoordelingsmethode, komen er duidelijk verschillen naar voren in de verdeling van ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht (tabel 2). De VVM(I) classificeert meer ondergewicht en minder overgewicht dan de klinische blik en de BMI. Ook in de totale vergelijking lijkt de VM% en VM kg meer ondergewicht en minder overgewicht te classificeren. Er komt naar voren dat de BMI het meest overeenkomt met de klinische blik. Echter zegt de BMI niks over de verdeling van VM en VVM. Als men toch gebruikt wilt maken van VM en VVM in de beoordeling, blijkt dat de VM in kg het dichtst bij de klinische blik ligt.

(20)

6. Aanbevelingen

Op dit moment bestaan er afkapwaarden voor VVM(I) en VM op basis van Amsterdamse basisschoolkinderen in de leeftijd van 6 t/m 12 jaar. Deze gegevens zijn niet betrouwbaar voor andere bevolkingsgroepen in Nederland, omdat de Nederlandse samenleving uit meerdere etniciteiten bestaat. Ook is de verdeling van ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht anders in de stad dan op het platteland. Om betrouwbaardere afkapwaarden te kunnen ontwikkelen, zal er meer onderzoek naar lichaamssamenstelling gedaan moeten worden in andere delen van het land en meegenomen moeten worden in de berekening van de nieuwe afkapwaarden. Het gebruik van een BIA in dit onderzoek is op dit moment het meest toegankelijk en betrouwbaar van alle meetmethoden om lichaamssamenstelling te bepalen. Wel zal er rekening gehouden moeten worden met dat het transport de resultaten kan beïnvloeden. Ook zou er voor de afkapwaarden eventueel kleinere groepen kinderen gemeten kunnen worden door middel van de luchtverplaatsing of DEXA, omdat deze nauwkeurigere resultaten geven dan de BIA voor betrouwbaardere afkapwaarden van de VVM(I) en VM.

(21)

Referentielijst

1) Overgewicht kinderen. Volksgezondheidenzorg. 2016. https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/huidige-situatie#methoden 2) Mijn kind heeft overgewicht. Thuisarts.nl; 2015 februari 09. https://www.thuisarts.nl/overgewicht/mijn-kind-heeft-overgewicht 3) Gemeente Amsterdam. Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht: Beleids- en uitvoeringsprogramma. 2013 mei. https://www.amsterdam.nl/publish/pages/531358/programmaplan_aanpak_gezond_gewicht_-_2013-2014.pdf 4) Aanpak Gezond Gewicht. Gemeente Amsterdam; 2016 augustus 26. https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/amsterdamse-aanpak/programma/ 5) MAMBO. Hogeschool van Amsterdam; 2015 december 14. http://www.hva.nl/kc-bsv/projecten/content2/mambo/mambo.html 6) Gemeente Amsterdam. Ouctome-monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2016. Deel 1: Algemeen Rapport. https://www.amsterdam.nl/publish/pages/531358/outcome_monitor_2016_deel_1_algemeen_r apport.pdf 7) Rietmeijer-Mentink M, Paulis WD, van Middelkoop M, et al. Difference between parental perception and actual weight status of children: a systematic review. Matern Child Nutr. 2013;9(1):3-22. 8) Lundahl A, Kidwel KM, Nelson TD. Parental Underestimates of Child Weight: A Meta-analysis. Pediatrics, 2014;133(3):e689-703. 9) Campbell MW, Williams J, Wake M. Maternal concern and perceptions of overweight in Australian preschool-aged children. Med J Aust. 2006;184(6):274-7. 10) Pagnini DL, Wiklenfeld RL, King La, et al. Mothers of pre-school children talk about childhood overweight and obesity: The Weight Of Opinion Study. J Peadiatr Child Health. 2007;43(12):806-10. 11) Catharinaziekenhuis. Regionale Transmurale Afspraak Zuidoost Brabant. Overgewicht bij kinderen. Toelichting. https://www.catharinaziekenhuis.nl/files/Verwijzer/Verwijzer_1ste_lijns/Stichting_HaCa/PDF/ Regionale_Transmurale_Afspraken/Toelichting_RTA_Overgewicht_bij_kinderen.pdf 12) Voedingscentrum. Praten over ondergewicht. Informatiemap voor de JGZ om overgewicht te bespreken met ouders. 13) Bohn Stafleu van Loghum. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek: Voedingsleer. eerste druk. Houten: Springer Media; 2013. p. 739-60. 14) BMI-meter. Voedingscentrum. http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-gewicht/heb-ik-een-gezond-gewicht/bmi-meter.aspx 15) BMI formule. BMI uitrekenen. https://bmi-uitrekenen.com/bmi-formule/ 16) Groeidiagrammen in PDF-formaat. TNO. https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/gezond-leven/prevention-work-health/gezond-en-veilig-opgroeien/groeidiagrammen-in-pdf-formaat/ 17) Groeidiagram 1-21 jaar jongens NL. TNO. 2010. https://www.tno.nl/media/4754/njcx1.pdf 18) Groeidiagram 1-21 jaar meisjes NL. TNO. 2010. https://www.tno.nl/media/4759/nmcx1.pdf 19) Bohn Stafleu van Loghum. Informatorium voor Voeding en Diëtetiek: Voedingsleer. eerste druk. Houten: Springer Media; 2013. p. 83-5. 20) BMI jongens en meisjes. Voedingscentrum. http://www.voedingscentrum.nl/professionals/kindervoeding-0-4-jaar/babyenkindervoeding/bmi-jongens-en-meisjes.aspx 21) El Harrak I, Oosterling AL. Optimalisering van de beoordeling van voedingsstatus bij kinderen. Zou een groeicurve op basis van de vetvrije massa (index) kunnen helpen? Hogeschool van Amsterdam. 2016 Jun. 22) Silva DRP, Ribeiro AS, Pavão FH, et al. Validity of the methods to assess body fat in children and adolescents using multi-compartment models as the reference method: a systematic review. Rev Assoc Med Bras. 2013;59(5):475-86

(22)

23) Andreoli A, Garaci F, Caferelli FP, et al. Body composition in clinical practice. Eur J Radiol. 2016;85:1463 24) Heymsfield SB, Ebbeling CB, Zheng J, et al. Multi-Component Molecular-Level Body Composition Reference Methods: Evolving Concepts and Future Directions. Obes Rev. 2015;16(4):282-94. 25) Jackson DM, Donaghy Z, Djafarian K, et al. Validation of simple epidemiological or clinical methods for the measurement of body composition in young children. Iran J Pediatr. 2014;24(6):685-9 26) Boeke CE, Oken E, Kleinman KP, et al. Correlations among adiposity measures in school-aged children. BMC Pediatr. 2013;13:99. 27) Erceg DN, Dieli-Conwright CM, Rossuello AE, et al. The Stayhealthy bioelectrical impedance analyzer predicts body fat in children and adults. Nutr Res. 2010;30(5):297-304. 28) Jensen NS, Camargo TF, Bergamaschi DP. Comparison of methods to measure fat in 7-to-10-year-old children: a systematic review. Public Health. 2016;133:3-13.

(23)

Bijlagen

Bijlage 1: Gewichtsverloopkaart jongens

Gewichtsverloopkaart jongens. Overgenomen uit Praten over overgewicht door het Voedingscentrum.(12)

(24)

Bijlage 2: Gewichtsverloopkaart meisjes

Gewichtsverloopkaart meisjes. Overgenomen uit Praten over overgewicht door het Voedingscentrum.(12)

(25)

Bijlage 3: Afkapwaarden BMI leeftijd 6 t/m 12 jaar.

Tabel 3. Afkapwaarden BMI voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar.(20)

Leeftijd Ernstig

ondergewicht Ondergewicht Gezond gewicht Overgewicht overgewicht Ernstig

6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar ≤12,50 ≤12,42 ≤12,42 ≤12,50 ≤12,66 ≤12,89 ≤13,18 12,51 – 14,06 12,43 – 14,03 12,43 – 14,14 12,51 – 14,34 12,67 – 14,63 12,90 – 14,96 13,19 – 15,34 14,07 – 17,54 14,04 – 17,91 14,15 – 18,43 14,35 – 19,09 14,64 – 19,83 14,97 – 20,54 15,35 – 21,21 17,55 – 19,78 17,92 – 20,63 18,44 – 21,60 19,10 – 22,77 19,84 – 24,00 20,55 – 25,10 21,22 – 26,02 >19,78 >20,63 >21,60 >22,77 >24,00 >25,10 >26,02 Tabel 4. Afkapwaarden BMI voor meisjes in de leeftijd 6 t/m 12 jaar.(20) Leeftijd Ernstig ondergewicht

Ondergewicht Gezond gewicht Overgewicht Ernstig overgewicht 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar ≤12,32 ≤12,26 ≤12,31 ≤12,44 ≤12,64 ≤12,95 ≤13,39 12,33 – 13,81 12,27 – 13,85 12,32 – 14,01 12,45 – 14,27 12,65 – 14,60 12,96 – 15,04 13,40 – 15,61 13,82 – 17,33 13,86 – 17,74 14,02 – 18,34 14,28 – 19,06 14,61 – 19,85 15,05 – 20,73 15,62 – 21,67 17,34 – 19,65 17,75 – 20,51 18,35 – 21,57 19,07 – 22,81 19,86 – 24,11 20,74 – 25,42 21,68 – 26,67 >19,65 >20,51 >21,57 >22,81 >24,11 >25,42 >26,67

(26)

Bijlage 4: Afkapwaarden vetvrije massa (index).

Tabel 5. Afkapwaarden VVM (kg) voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar.(21)

Leeftijd Ernstig

ondergewicht Ondergewicht Overgewicht overgewicht Ernstig

6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 14,18 15,25 17,03 18,09 21,30 23,02 23,08 17,06 18,43 20,74 22,97 25,92 28,37 31,33 22,82 24,83 28,16 32,73 35,16 39,07 47,83 25,70 28,03 31,87 37,61 39,78 44,42 56,08 Tabel 6. Afkapwaarden VVM (kg) voor meisjes in de leeftijd 6 t/m 12 jaar.(21) Leeftijd Ernstig ondergewicht

Ondergewicht Overgewicht Ernstig overgewicht 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 12,72 14,71 15,78 16,71 18,52 18,94 22,04 15,84 17,75 19,88 21,60 24,45 25,90 30,44 22,07 23,83 28,10 31,38 36,31 39,83 47,26 25,18 26,86 32,20 36,27 42,24 46,79 55,67 Tabel 7. Afkapwaarden VVMI voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar.(21) Leeftijd Ernstig

ondergewicht Ondergewicht Overgewicht overgewicht Ernstig

6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 10,74 10,69 10,75 10,68 11,29 11,68 11,04 12,01 11,98 12,19 12,47 12,93 13,35 13,57 14,55 14,57 15,07 16,04 16,22 16,69 18,61 15,82 15,86 16,51 17,82 17,87 18,37 21,14 Tabel 8. Afkapwaarden VVMI voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar.(21) Leeftijd Ernstig ondergewicht

Ondergewicht Overgewicht Ernstig overgewicht 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 9,90 10,45 10,32 9,89 10,43 10,16 10,42 11,41 11,68 11,91 11,78 12,35 12,27 13,10 14,43 14,14 15,08 15,58 16,18 16,51 18,46 15,94 15,38 16,67 17,47 18,09 18,62 21,14

(27)

Bijlage 5: Voorspellingsformules voor het schatten van de lichaamssamenstelling met behulp van de BMI.

Tabel 9. Voorspellingformules voor het schatten van de lichaamssamenstelling met behulp van de BMI.(13)

Leeftijdsgroep Formule R2 SEE

kinderen (≤ 15 jr) vetpercentage = 1,51*BMI - 0,70*leeftijd - 3,6*geslacht + 1,4 0,38 4,4% volwassenen (≥ 16 jr) vetpercentage = 1,20*BMI + 0,23*leeftijd - 10,8*geslacht -5,4 0,79 4,1% ouderen (60-87 jr) lichaamsindensiteit = -0,0022*BMI + 0,0226*geslacht + 1,0605 0,67 0,0100 kg/l BMI = Body Mass Index; geslacht = 1 (man) of 0 (vrouw); R2 = verklaarde variantie; SEE = ‘standard error of estimate’.

(28)

Bijlage 6: Gemiddelden en standaarddeviaties parameters

Tabel 10. Gemiddelden en SD parameters Amsterdamse kinderen in de leeftijd 6 t/m 12 jaar (n=3019).

Totaal

gemiddelde ±SD Jongens (n=1539) gemiddelde ±SD Meisjes (n=1480) gemiddelde ±SD

Gewicht (kg) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 23,0 27,0 30,6 34,3 38,1 42,6 46,9 ± 3,6 (393)* ± 4,9 (467) ± 5,9 (488) ± 6,6 (468) ± 7,9 (542) ± 9,0 (525) ± 9,7 (136) 23,8 27,2 30,1 33,9 38,0 42,7 46,2 ± 3,2 (197) ± 4,9 (237) ± 5,2 (242) ± 6,3 (244) ± 7,5 (285) ± 8,9 (260) ± 9,7 (74) 23,1 26,8 31,1 34,7 38,2 42,5 47,7 ± 3,9 (196) ± 4,9 (230) ± 6,6 (246) ± 6,9 (224) ± 8,4 (257) ± 9,1 (265) ± 9,8 (62) Lengte (cm) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 121,4 127,6 133,2 139,4 144,9 150,4 155,0 ± 5,8 ± 5,8 ± 6,1 ± 6,3 ± 6,8 ± 7,0 ± 7,6 122,4 128,0 133,1 139,7 145,0 150,1 155,3 ± 5,2 ± 5,9 ± 6,1 ± 6,0 ± 6,3 ± 6,7 ± 8,4 120,5 127,1 133,2 139,0 145,0 150,7 154,7 ± 5,0 ± 5,8 ± 6,1 ± 6,6 ± 7,3 ± 7,2 ± 6,7 BMI (kg/m2) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 15,8 16,5 17,2 17,6 18,1 18,8 19,4 ± 1,8 ± 2,3 ± 2,7 ± 2,7 ± 3,0 ± 3,2 ± 3,0 15,8 16,5 16,9 17,3 18,0 18,9 19,1 ± 1,5 ± 2,3 ± 2,3 ± 2,5 ± 2,9 ± 3,2 ± 3,0 15,8 16,5 17,4 17,9 18,1 18,6 19,8 ± 2,1 ± 2,2 ± 3,0 ± 2,8 ± 3,1 ± 3,2 ± 3,1 VM (%) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 21,0 22,4 22,6 22,8 23,0 23,2 22,6 ± 4,1 ± 4,8 ± 5,4 ± 5,4 ± 5,9 ± 6,1 ± 6,0 19,6 21,3 20,9 21,1 21,6 22,0 20,1 ± 3,4 ± 5,2 ± 4,7 ± 5,1 ± 5,7 ± 6,5 ± 5,8 22,5 23,5 24,3 24,7 24,7 24,4 25,6 ± 4,2 ± 4,0 ± 5,4 ± 5,0 ± 5,7 ± 5,5 ± 5,0 VM (kg) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 5,0 6,2 7,2 8,1 9,1 10,3 10,9 ± 1,6 ± 2,4 ± 3,2 ± 3,4 ± 4,2 ± 4,8 ± 4,7 4,7 6,0 6,5 7,4 8,5 9,9 9,6 ± 1,3 ± 2,6 ± 2,5 ± 3,2 ± 4,0 ± 4,9 ± 4,4 5,3 6,4 7,9 8,8 9,8 10,7 12,5 ± 1,9 ± 2,2 ± 3,6 ± 3,4 ± 4,4 ± 4,7 ± 5,0

(29)

VVM (kg) 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 18,4 20,8 23,5 26,2 29,0 32,3 35,9 ± 2,5 ± 3,0 ± 3,4 ± 3,8 ± 4,5 ± 5,0 ± 6,2 19,1 21,2 23,6 26,5 29,5 32,9 36,6 ± 2,4 ± 2,9 ± 3,2 ± 3,6 ± 4,1 ± 4,9 ± 6,5 17,8 20,4 23,3 25,9 28,5 31,8 35,1 ± 2,5 ± 3,0 ± 3,5 ± 3,9 ± 4,7 ± 5,1 ± 5,9 VVMI 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 12,5 12,7 13,2 13,5 13,8 14,2 14,9 ± 1,1 ± 1,1 ± 1,2 ± 1,3 ± 1,4 ± 1,5 ± 1,6 12,7 12,9 13,3 13,5 14,0 14,5 15,1 ± 1,0 ± 1,0 ± 1,1 ± 1,2 ± 1,3 ± 1,5 ± 1,7 12,2 12,6 13,1 13,4 13,5 13,9 14,6 ± 1,2 ± 1,2 ± 1,3 ± 1,4 ± 1,5 ± 1,5 ± 1,6

(30)

Bijlage 7: Afkapwaarden vetmassa

Tabel 11. Afkapwaarden VM in percentages voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar.

Leeftijd Ernstig

ondergewicht Ondergewicht Overgewicht overgewicht Ernstig

6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 12,80 10,98 11,52 11,01 10,09 9,08 8,91 16,20 16,16 16,23 16,08 15,83 15,56 14,49 23,00 26,52 25,65 26,22 27,31 28,52 25,65 26,40 31,70 30,36 31,29 33,05 35,00 31,23

Tabel 12. Afkapwaarden VM in percentages voor meisjes in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. Leeftijd Ernstig

ondergewicht Ondergewicht Overgewicht overgewicht Ernstig

6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 14,04 15,44 13,38 14,56 13,19 13,35 15,59 18,26 19,48 18,84 19,61 18,93 18,86 20,61 26,70 27,56 29,76 29,71 30,41 29,88 30,65 30,92 31,60 35,22 34,76 36,15 35,39 35,67 Tabel 13. Afkapwaarden VM in kg voor jongens in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. Leeftijd Ernstig

ondergewicht Ondergewicht Overgewicht overgewicht Ernstig

6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 2,06 0,86 1,48 1,00 0,50 0,05 0,89 3,38 3,43 3,98 4,21 4,52 4,96 5,25 6,02 8,57 8,98 10,63 12,56 14,78 13,97 7,34 11,14 11,48 13,84 16,58 19,69 18,33

Tabel 14. Afkapwaarden VM in kg voor meisjes in de leeftijd 6 t/m 12 jaar. Leeftijd Ernstig

ondergewicht Ondergewicht Overgewicht overgewicht Ernstig

6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 1,55 2,06 0,67 1,94 0,94 1,25 3,34 3,42 4,25 4,26 5,38 5,35 5,99 7,94 7,16 8,63 11,44 12,26 14,17 15,47 17,14 9,03 10,82 15,03 15,70 18,58 20,21 21,74

(31)

Beoordelingsformulier: scriptie afstudeerproject (AP) Voeding & Diëtetiek, Hogeschool van Amsterdam

(Kopieer en plak uit plan van aanpak) Naam student: Büsra Bacaksiz en Annemieke Prins Titel en nummer AO 2017115 Opdrachtgever Lectoraat Gewichtsmanagement Naam examinator: Mariëlle Engberink Naam docentbegeleider: Yvonne Booij Datum: 8-1-2017

Criterium B H onvoldoende voldoende goed Score

o/v/g Randvoorwaardelijke eisen (weging 0%) Zie ook Taal-en schrijfwijzer (DLWO) en Handleiding Afstudeerproject

3 I Niet op tijd ingeleverd Leesbaarheid

De afstudeeropdracht is een aaneenschakeling van stukken tekst, het geheel loopt niet. Een eigen schrijfstijl is niet herkenbaar. Er zijn veel grammaticale en spelfouten. De formulering is persoonlijk, subjectief, vaag en wijdlopig.

Structuur

De indeling in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s is niet duidelijk van de probleemstelling afgeleid, De titel van de afstudeeropdracht dekt de lading niet en / of de kopjes van de paragrafen dekken de inhoud van de paragraaf niet.

Lay-out

De lay-out is rommelig. Beelden, tabellen en figuren ondersteunen de tekst en argumenten niet.

Omvang

De omvang is te ruim, er zijn herhalingen en niet relevante onderdelen opgenomen.

De omvang overschrijdt de 35 pagina’s, exl bijlagen en literatuurlijst

Samenvatting

De samenvatting geeft niet duidelijk en bondig de inhoud van de scriptie weer. Bepaalde relevante onderdelen zijn niet opgenomen. De omvang overschrijdt de 500 woorden.

Bronverwijzing

De verwijzing naar bronnen is een aantal keren niet goed toegepast. Er staan bronnen in de literatuurlijst die niet in de tekst terug te vinden zijn. Elektronische bronnen zijn verkeerd verwezen en geciteerd.

Op tijd ingeleverd

Leesbaarheid

De afstudeeropdracht leest redelijk vlot, er zijn weinig grammaticale en spelfouten. De formulering is bondig, hier en daar wat algemeen en niet overal even formeel. Het verhaal is een lopend geheel.

Structuur

De hoofdstukindeling is logisch afgeleid van de probleemstelling, maar de onderverdeling op lager niveau is voor verbetering vatbaar. De titels van de afstudeeropdracht, de hoofdstukken en paragrafen zijn niet altijd kernachtig geformuleerd en representatief voor de inhoud.

Lay-out

Er zijn kleine fouten in de lay-out, maar die beïnvloeden de leesbaarheid niet. Een enkele keer is het gebruik van beelden, tabellen en figuren niet functioneel.

Omvang

De omvang is passend en ligt rond de 30 pagina’s, exclusief bijlagen en literatuurlijst

Samenvatting

De samenvatting is over het algemeen bondig geformuleerd en passend bij de inhoud.

Bronverwijzing

In de verwijzing naar bronnen zijn een paar kleine fouten. Vancouver richtlijnen zijn consistent gebruikt. De meeste elektronische bronnen zijn correct verwezen en geciteerd.

Op tijd ingeleverd

Leesbaarheid

De afstudeeropdracht is vlot leesbaar en in correct Nederlands of Engels geschreven: de formulering is bondig, concreet en formeel. De rode draad in het verhaal is duidelijk.

Structuur

De indeling in hoofdstukken, paragrafen en alinea’s is logisch afgeleid van de

probleemstelling en duidelijk De titels van de afstudeeropdracht, de hoofdstukken en paragrafen zijn kernachtig geformuleerd en representatief voor het geheel. Ze kondigen de inhoud correct aan.

Lay-out

De lay-out is functioneel en professioneel. Gebruik van beelden, tabellen en figuren is functioneel en bijlagen worden benut waar nodig.

Omvang

De omvang is passend, kernachtig en efficiënt. De omvang is maximaal 30 exclusief bijlagen en literatuurlijst

Samenvatting

De samenvatting is kernachtig geformuleerd en representatief voor de inhoud. De omvang is maximaal 500 woorden. De samenvatting leest vlot en is in correct Nederlands of Engels geschreven.

Bronverwijzing

De verwijzing naar alle bronnen zijn correct volgens richtlijnen uit de Taal-en schrijfwijzer (afgeleid van Vancouver) uitgevoerd.

(32)

Criterium B H Cijfer 1,0- 5,0 Cijfer 5,5-7,5 Cijfer 8-10 Cijfer 1. correcte definiëring en consistente uitwerking probleemstelling 1 3 4 6 I

II Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan. De probleemstelling (en deelvragen) worden systematisch uitgewerkt in 55-75% van de scriptie De probleemstelling (en deelvragen) worden systematisch uitgewerkt in 80-100% van de scriptie. Toelichting 2. verantwoording (onderzoeks)methode 1 3 6 II Als niet aan de criteria voor

5,5-7,5 is voldaan. De gekozen methode sluit aan bij de probleemstelling en wordt inzichtelijk beargumenteerd. (De methode staat zodanig beschreven dat het onderzoek herhaalbaar is) + De gekozen methode is informatiever beschreven en wetenschappelijk onderbouwd. Toelichting 3. juiste weergave resultaten 1 3 6 I

II Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan. De analyse van gegevens is correct uitgevoerd De resultaten staan objectief, correct en overzichtelijk beschreven/gepresenteerd (resultaten komen voort uit het onderzoek).Tabellen en figuren zijn conform regels. + De belangrijkste resultaten worden gescheiden van de minder belangrijke (bv in bijlage) in relatie tot de probleemstelling. Toelichting 4. juistheid, opbouw en niveau van discussie en conclusie 1 3 6 I II IV Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan. De resultaten worden correct geïnterpreteerd en vergeleken met de literatuur Conclusie geeft antwoord op de probleemstelling. Sterke en zwakke punt worden correct benoemd. + De helicopterview wordt toegepast, waarbij relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk en aanverwante domeinen zijn beschreven. Toelichting 5. concrete aanbevelingen die voortkomen uit het onderzoek/opdracht (indien eindproduct in bijlage zit wel meerekenen) 4 5 III Als niet aan de criteria voor 5,5-7,5 is voldaan. Aanbevelingen vloeien logisch voort uit de discussie en conclusie. + De aanbevelingen zijn bruikbaar voor de organisatie en voor het gehele werkveld. + De aanbevelingen zijn creatief en innovatief + Er wordt een transfer gemaakt naar (ontwikkelingen in) andere werkvelden. Toelichting

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanaf 1 april 2020 betaalt de verplichte ziekteverzekering een behandeling door een diëtist terug voor kinderen met overgewicht of obesitas.. Als huisarts of kinderarts schrijft u

We zien echter dat kinderen en vooral jongeren niet zozeer zélf worden getroffen door de ziekte, maar dat de impact van corona op hun leven des te groter is.. Uit onderzoek

Uit de interviews kwam naar voren dat door alle betrokkenen in beide gemeenten de gemeente als initiatiefnemer van het project of de samenwerking wordt gezien..

No statistical significant correlation was found between the personal airborne HCN (g ) exposure of the workers and the SCN&#34; concentration in their urine. There was a

In Definition 5.11 (test case refinement) Unknown states are changed to Pass, Fail and Inconclusive states. A state in Unknown is added in the skeleton generation fase Definition

Posterior estimates and corresponding 95% BCIs for the mean log(CFU) versus time profiles are shown in Figure E.9 (Appendix E ) by study day and treatment group. Model 2.2:

Als uw kind na de operatie in het ziekenhuis nog niet geplast heeft, moet u thuis in de gaten houden dat uw kind wel binnen 24 uur na de operatie geplast heeft.. Lukt het uw kind

The literature study was followed up with a questionnaire survey, conducted among a number of emergency medical care practitioners in the Free State provincial emergency