• No results found

Het verschil in type meldingen over online seksueel misbruik gemeld door jeugdigen in de vroege, midden en late adolescentie (2010-2016)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verschil in type meldingen over online seksueel misbruik gemeld door jeugdigen in de vroege, midden en late adolescentie (2010-2016)"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verschil in Type Meldingen over Online Seksueel Misbruik Gemeld

door Jeugdigen in de Vroege, Midden en Late Adolescentie

(2010-2016)

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam L. Spijkers - 11075457 Onder begeleiding van: Dr. I.B Wissink Tweede beoordelaar: Dr. J. Weeland

(2)

Abstract

The aim of this study is to provide insight in the differences in the distribution across different types of online sexual abuse reported by youths (till the age of 23) at an online helpsite. Reports (N = 1935) from the year 2010 till 2016 have been analysed. This study shows that there is a significant age difference in the distribution across the types of online sexual abuse. Young youths become victims without showing initiative, for instance this group receives sexual related requests. In contrast to young youths, older youths become victim by showing initiative like sexting and sextortion. The results also provide significant support for gender differences in online sexual abuse. Girls are over represented in every type of online sexual abuse, with the exception of financial sextortion and seeing (child)porn against their will. The results suggest that prevention should be tuned in the specific age category and gender. Over the years there was also a change in the distribution across the types of sexual abuse that have been reported. Especially the amount of reports concerning sextortion is rising. More attention and scientific research about sextortion is necessary.

(3)

Het verschil in type meldingen over online seksueel misbruik gemeld door jeugdigen in de vroege, midden en late adolescentie (2010-2016)

De adolescentie vormt een unieke levensperiode tussen de 10 en 23 jaar waarin jeugdigen volop in ontwikkeling zijn (Crone, 2015). Hoewel de cognitieve capaciteiten een aanzienlijke ontwikkeling doormaken in de adolescentie, is de sociaal-emotionele ontwikkeling net zo belangrijk (Valkenburg & Piotrowski, 2017). Naast het verkrijgen van autonomie en intimiteit is het aangaan van seksuele contacten en relaties die veilig en vrij van uitbuiting zijn een belangrijke ontwikkelingsopgave (Spanjaard & Slot, 2015; Valkenburg & Piotrowski, 2017). Het internet vormt een belangrijk medium voor jeugdigen om deze seksuele ontwikkeling te ondergaan (Döring, 2014). Jeugdigen zoeken online naar informatie over seks (Suzuki & Calzo, 2004), zij voeren op een impliciete en expliciete manier seksueel getinte gesprekken (Subrahmanyam & Smahel, 2011) en verzenden seksueel getint beeldmateriaal naar elkaar (Lenhart, 2009). Onderzoek van Valkenburg en Peter (2011) stelt dat het internet kansen biedt aan jeugdigen om hun seksualiteit te verkennen en te uiten. Naast deze kansen, bestaat het gevaar dat jeugdigen online geconfronteerd worden met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij online seksueel grensoverschrijdend gedrag gaat het om gedrag of toenaderingen die seksueel van aard zijn en grenzen van de jeugdige overschrijden, bijvoorbeeld het ongevraagd toezenden van pornografische afbeeldingen of het maken van ongewenste seksueel getinte opmerkingen (De Haas, 2012). Ook het verspreiden van en chanteren met naaktfoto’s vormt een risico (Döring, 2014). Onderzoek stelt dat jeugdigen onvoldoende aandacht hebben voor deze risico’s (Draper, 2012; Hua, 2012; Sadhu, 2012; Srinivas, White, & Omar, 2011). Dit is zorgwekkend, als men bedenkt dat deze risico’s allerlei gevolgen kunnen hebben, zoals pestgedrag op scholen, reputatieschade en depressies (Klettke, Hallford, & Mellor, 2014). In extreme situaties is zelfs het plegen van zelfmoord het antwoord op de risico’s van online seksueel grensoverschrijdend gedrag (Siegle, 2010). Deze schrijnende situaties zijn de actualiteit niet onbekend. Onlangs publiceerden verschillende nieuwsmedia het bericht dat een jeugdige van 15 jaar overgegaan is tot zelfmoord, enkele uren nadat een naaktfoto van hem was geplaatst op het internet (NOS, 2017).

Op het moment dat een jeugdige slachtoffer is geworden van online seksueel grensoverschrijdend gedrag, kan hij of zij hier een melding van maken bij het online advies- en meldpunt Help Wanted. Help Wanted is een landelijke organisatie die advies geeft aan jeugdige slachtoffers van online seksueel misbruik. Uit de statistieken van deze landelijke organisatie blijkt dat het aantal meldingen van slachtoffers toeneemt (Help Wanted, 2016). Het onontwikkelde brein van de jeugdige helpt ons te begrijpen waarom zij, ondanks de

(4)

risico’s, online seksueel actief zijn (Crone, 2015). Uit onderzoek van Crone en Van der Molen (2007) blijkt dat jeugdigen bij het maken van risicovolle beslissingen nog niet volledig gebruik kunnen maken van hun intuïtie en waarschuwingssysteem, simpelweg omdat deze nog niet uitontwikkeld zijn. Jeugdigen beschikken hierdoor niet over een automatische afkeerreactie. Daarnaast zijn jeugdigen overgevoelig voor beloningen. Een belonend gevoel alleen al kan voldoende zijn om de pleziercentra in de hersenen te ontsteken (Crone, 2015). Een voorbeeld van zo’n ‘trigger’ om de pleziercentra te activeren is de gedachte bij een jeugdige dat iemand hem/haar leuk vindt als hij/zij online een naaktfoto zou sturen of dat hij/zij een naaktfoto terug kan verwachten. Het vooruitzicht op een beloning zorgt voor een hyperactivatie van het emotiecentrum. Het emotiecentrum wint vervolgens van het rationele denkvermogen. Doordat risicovolle acties vaak een beloning opleveren, lijken jeugdigen deze risico’s steeds weer op te zoeken. Dit maakt dat jeugdigen ook op het gebied van online seksueel gedrag slachtoffer worden, ondanks dat zij bekend kunnen zijn met de risico’s (Draper, 2012; Hua, 2012; Sadhu, 2012; Srinivas, White, & Omar, 2011).

In huidig onderzoek is er aandacht voor slachtoffers van online seksueel misbruik die zich hebben gemeld bij Help Wanted tussen 2010 tot en met 2016. Bestaand onderzoek naar online seksueel misbruik is met name verricht onder reguliere schoolgaande jeugdigen, waarbij gekeken werd naar prevalentie van slachtofferschap en ervaringen (e.g. Kerstens & Stol, 2012; Klettke, Hallford, & Mellor, 2014; Van Oosten & Van den Bosch, 2016). Onderzoek specifiek onder gemelde slachtoffers van online seksueel misbruik heeft als voordeel dat het een grote steekproef oplevert van jeugdigen die daadwerkelijk te maken hebben gehad met enige vorm van online seksueel misbruik. Een grote steekproef maakt het mogelijk om onderlinge vergelijkingen te maken, bijvoorbeeld tussen de verschillende vormen van online seksueel misbruik. Daarnaast kunnen in huidig onderzoek onder slachtoffers ook de zwaardere vormen van online seksueel misbruik meegenomen worden, welke mogelijk in onderzoek onder scholieren niet of nauwelijks aan bod komen, door bijvoorbeeld schaamte bij de jeugdige (Bryman, 2008). Huidig onderzoek betreft hierdoor een relatief nieuw onderzoeksterrein waar nog weinig over bekend is.

Het doel van huidig onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de onderlinge verdeling van verschillende typen meldingen online seksueel misbruik bij jeugdige slachtoffers. Verschillen tussen verscheidende leeftijdscategorieën en tussen jongens en meisjes staan hierbij centraal. Dit kan zowel zinvolle informatie opleveren voor de inhoudelijke invulling van preventieprogramma’s, als over de doelgroep voor wie preventie noodzakelijk is. Als bijvoorbeeld bekend is dat sexting met name bij meisjes voorkomt, dan is het zinvoller om

(5)

preventieprogramma’s in te richten op met name de risico’s en behoeften die spelen bij meisjes. Daarnaast zal er gekeken worden of er een verschuiving heeft plaatsgevonden in de mate van voorkomen van de verschillende typen meldingen online seksueel misbruik over de jaren heen. Dit geeft informatie over mogelijke trends en wat verwacht mag worden in de toekomst. Kortom, huidig onderzoek richt zich op een relatief nieuw onderzoeksterrein en kan bijdragen aan de inhoudelijke vormgeving van preventieve programma’s omtrent online seksueel misbruik. Effectieve preventie is noodzakelijk, gezien online seksueel misbruik een actueel fenomeen is dat diverse (fatale) risico’s voor jeugdigen met zich mee kan brengen (Klettke, Halford, & Mellor, 2014).

Meldingen over online seksueel misbruik kunnen onderverdeeld worden in categorieën, waarbij slachtoffers als ontvanger, participant of zender opgetreden hebben (Hasebrink, Livingstone, & Haddon, 2008). Opeenvolgend zullen hieronder de verschillende typen online seksueel misbruik aan bod komen. Een eerste vorm betreft het maken en online versturen van expliciet seksueel beeldmateriaal naar bekende of onbekende personen, ook wel sexting genoemd (Draper 2012; Lenhart 2009; Lippman & Campbell 2014). Volgens Hasebrink, Livingston en Haddon (2008) treedt een slachtoffer van sexting actief op als zender en/of ontvanger. De afbakening van sexting is niet altijd eenduidig. In huidig onderzoek gaat het om expliciet beeldmateriaal, zoals naaktfoto’s of -filmpjes die online verstuurd worden. Seksueel getinte foto’s, bijvoorbeeld in bikini, geplaatst op Sociale Netwerk Sites vallen niet onder de tem sexting en worden seksuele zelfpresentatie genoemd (Baumgartner, Sumter, Peter, &, Valkenburg, 2015). Sexting is explicieter en komt in mindere mate voor dan seksuele zelfpresentatie (Drouin, Vogel, Surbey, & Stills, 2013). In huidig onderzoek wordt enkel sexting meegenomen.

Binnen romantische relaties kan sexting deel uitmaken van de intieme communicatie (Döring, 2014; Lenhart, 2009). Uit onderzoek komt naar voren dat sexting positief samenhangt met tevredenheid in de romantische relatie (Parker, Blackburn, Perry, & Hawks, 2012). Ook buiten een romantische relatie komt sexting voor. In deze context vindt sexting plaats doordat jeugdigen op zoek gaan naar spanning, sensatie of uitdagingen (Baumgartner, Sumter, Peter, &, Valkenburg, 2015; Temple et al., 2014). Een andere reden om actief te zijn in sexting kan zijn doordat het fysieke contact met de ander ontbreekt, er geen kans op zwangerschap is en/of infecties vermeden kunnen worden (Chalfen, 2009; Lippman, & Campbell, 2014). Naast deze vrijwillige motieven om actief te zijn in sexting, kan sexting ontstaan als resultaat van druk of agressie van de ander (Döring, 2014). Deze druk om

(6)

seksueel getinte foto’s te maken en te delen wordt voornamelijk op meisjes uitgeoefend (Lippman & Campbell, 2012; Ringrose, Gill, Livingstone, & Harvey, 2012).

Eén van de risico’s van sexting vormt de mogelijkheid tot verspreiding van het beeldmateriaal door de ontvanger naar derden, zonder dat daarvoor toestemming is verleend (Döring, 2014). In het ergste geval gaat de afbeelding viraal. De gevolgen hiervan zijn onlangs onderzocht (Redactie RTL Nieuws, 2016). Uit een peiling bij zeven grote psychiatrische behandelcentra bleek dat er tientallen meisjes in deze centra verblijven, doordat zij ooit slachtoffer werden van sexting (Redactie RTL Nieuws, 2016). De drie hoofdoorzaken waarom deze meisjes in een behandelcentrum terecht kwamen waren depressieve klachten, een middelenverslaving en/of zelfmoordpogingen. Ook in onderzoek van Drouin, Ross en Tobin (2015) werd gevonden dat er op latere leeftijd traumatische klachten kunnen optreden nadat meisjes slachtoffer werden van sexting. Ondanks dat duidelijk is dat sexting schadelijke gevolgen kan hebben, is het aantal jeugdigen dat daadwerkelijk met deze gevolgen te maken krijgt onbekend (Strohmaier, Murphy, & DeMatteo, 2014). Uit onderzoek van Kerstens en Stol (2012) waarbij 6299 jeugdigen tussen de 8 en 21 jaar zijn ondervraagd kwam naar voren dat sexting, in de breedste zin des woords (dus inclusief het verzenden van impliciet beeldmateriaal), bij 3.6 procent van de respondenten voorkwam en dat slechts de minderheid van deze groep dit als vervelend had ervaren. Uit een review van Lewis et al. (2013) bleek ook dat jeugdigen het ontvangen en versturen van naaktfoto’s als iets positiefs ervaren. Het lijkt erop dat sexting een fenomeen is dat door de meerderheid van de jeugdigen als positief wordt ervaren. Echter kan het zeer ernstige gevolgen hebben op het moment dat de foto ongewenst verspreid wordt naar derden en dit soort jeugdigen zullen zich wellicht melden bij helpsites als Help Wanted.

De ernstige gevolgen van sexting kunnen ook voortkomen uit de afpersing die plaats kan vinden na het verzenden van een naaktfoto en/of -video. Deze vorm van afpersen wordt ook wel aangeduid met de term sextortion (Wolak & Finkerhor, 2016). Sextortion is een tweede vorm van online seksueel misbruik waarbij het slachtoffer actief optreedt als zender (Hasebrink, Livingstone, & Haddon, 2008). Sextortion vormt de combinatie van de, in het Nederlands vertaalde, woorden ‘seks’ en ‘afpersing’ en wordt gedefinieerd als het chanteren van de jeugdige met seksueel beeldmateriaal om het slachtoffer meer seksuele handelingen te laten uitvoeren of om het slachtoffer een geldbedrag te laten betalen (Interagency Working Group, 2016). Als de jeugdige deze diensten niet verricht, dreigt de dader het beeldmateriaal te delen met (on)bekende personen. Sextortion kan bijvoorbeeld plaatsvinden na het verzenden van een naaktfoto of na webcam-seks. Bij webcam-seks gaat het vaak om

(7)

professioneel opgezette scams, die wereldwijd plaatsvinden (Help Wanted, 2016). De scam gebeurt meestal met een vooraf opgenomen filmpje. Het slachtoffer is dus niet echt aan het chatten met een andere jeugdige, maar hier zit een netwerk achter. De daders van dit soort delicten vormen veelal criminele bendes die opereren vanuit Marokko, de Filipijnen en Ivoorkust.

Een derde vorm van online seksueel misbruik betreft grooming. Volgens de verdeling van Hasebrink, Livingstone en Haddon (2008) neemt het slachtoffer bij grooming deel aan het (seksuele) contact als participant. Grooming vormt een proces waarbij een meerderjarig persoon een jeugdige actief benadert met de intentie om de jeugdige te ontmoeten en met als doel een (online) seksueel misdrijf te plegen (Craven, Brown, & Gilchrist, 2006). De groomer benadert online de jeugdige en verleidt hem of haar tot het verrichten van seksuele handelingen. Het proces van verleiding gebeurt stap voor stap en neemt vaak tijd in beslag (McAlinden, 2006). De groomer heeft aandacht voor de jeugdige en probeert het vertrouwen te winnen. De groomer kan de jeugdige in de val lokken om af te spreken en dit kan vervolgens leiden tot seksueel misbruik. Dit seksueel misbruik is schadelijk voor de jeugdige en kan in de toekomst leiden tot psychiatrische problematiek, zoals eetstoornissen en middelenafhankelijkheid (Kendler et al., 2000). Indien seksuele handelingen online vastgelegd zijn, kan de groomer de jeugdige ook chanteren tot het verrichten van meer handelingen (sextortion). De meerderjarige kan zich voordoen als minderjarige, maar dit gebeurt niet altijd (Politie, 2016). Grooming bij jeugdigen onder de 16 jaar is in navolging van het Verdrag van Lanzarote sinds 2010 strafbaar gesteld (artikel 248e Sr). Aantallen omtrent grooming in Nederland zijn vooralsnog onbekend. In het onderzoek van Kerstens en Stol (2012) is wel onderzocht hoe vaak jeugdigen online vragen over seks hebben ontvangen, zonder het voortraject van verleiding en vertrouwen winnen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat één op de zes jeugdigen weleens online vragen over seks heeft ontvangen, hiervan vond een derde dit zeer vervelend.

Een vierde vorm van online seksueel misbruik waarbij de jeugdige slechts ontvanger is, vormt het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie (Hasebrink, Livingstone, & Haddon, 2008). Sinds 1 januari 2010 heeft Nederland het facultatief protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie geratificeerd (Bruning, Liefaard, & Vlaardingerbroek, 2016). In dit protocol klinkt de definitie van kinderpornografie als volgt: ‘elke afbeelding, op welke wijze dan ook, van een kind dat betrokken is bij, werkelijke of gesimuleerde, expliciete seksuele gedragingen of elke afbeelding van de geslachtsorganen van een kind voor primair seksuele doeleinden’ (Art. 2, c Protocol.). Het toevallig tegenkomen of

(8)

toegestuurd krijgen van (kinder)pornografie wordt door ongeveer de helft van de jeugdigen als vervelend of schokkend ervaren (Kerstens & Stol, 2012). Anderzijds kan seksueel beeldmateriaal van de jeugdige op online pornosites worden geplaatst. Bijvoorbeeld als gevolg na sexting of wanneer er tijdens grooming beelden zijn vastgelegd. Op het moment dat seksueel beeldmateriaal van de jeugdige circuleert op pornosites heeft dit ernstige gevolgen voor het welzijn van de jeugdige (Canadian Centre for Child Protection, 2016). Het trauma na het misbruik krijgt dan namelijk een extra dimensie, aangezien het misbruik is vastgelegd, en zo blijft voorbestaan terwijl anderen er plezier aan beleven.

Om het online seksueel misbruik en de gevolgen ervan in te perken is een juiste preventie noodzakelijk. Hiervoor is het onder andere van belang om te onderzoeken welke leeftijdsgroepen het meeste risico lopen op welke typen online seksueel misbruik. Mocht er bijvoorbeeld gevonden worden dat zeer jonge jeugdigen al slachtoffer worden van bepaalde typen online seksueel misbruik dan zullen preventieprogramma’s al vroegtijdig ingezet moeten worden op deze typen online seksueel misbruik op het niveau van het jonge kind. Over het algemeen neemt het internetgebruik per leeftijdsfase toe (Livingstone, Mascheroni, Ólafsson, & Haddon, 2014). Dit betekent dat jeugdigen tussen de 8 en 13 jaar het minst actief zijn op internet en over de minste online sociale vaardigheden beschikken (Byrne, Kardefelt-Winther, Livingstone, & Stoilova, 2016). Desondanks komt uit onderzoek van het Rutgers Kenniscentrum Seksualiteit in samenwerking met het NOS Jeugdjournaal (2017) naar voren dat jeugdigen al op jonge leeftijd worden blootgesteld aan online seksueel beeldmateriaal. Dezelfde bevindingen komen naar voren in het onderzoek van Kerstens en Stol (2012) en Livingstone, Mascheroni, Ólafsson en Haddon (2014). Zo vonden Kerstens en Stol (2012) bijvoorbeeld dat 80 procent van de jeugdigen tot en met 13 jaar, die seksueel beeldmateriaal tegenkomen, dit niet doelbewust opzoeken maar het meestal per toeval tegenkomen en het als zeer vervelend ervaren.

Ook het ontvangen van seksueel getinte verzoeken, zoals praten over seks of de vraag om je uit te kleden voor de webcam komt bij jeugdigen tot en met 13 jaar voor (Kerstens & Stol, 2012). In het onderzoek van Kerstens en Stol (2012) was een duidelijk leeftijdseffect zichtbaar met betrekking tot het ontvangen van seksueel getinte verzoeken. De verzoeken bij jeugdigen tot 13 jaar waren meer dan bij oudere jeugdigen afkomstig van onbekenden en werden als vervelender ervaren. Een seksueel verzoek tot een offline ontmoeting vindt echter zelden plaats onder jeugdigen tot en met 13 jaar. Doordat de seksuele verzoeken met name door onbekenden plaatsvinden, kan het zo zijn dat ook grooming in deze leeftijdscategorie voorkomt. In het onderzoek van Kerstens en Stol (2012) kwam grooming over de gehele

(9)

onderzoeksgroep echter nauwelijks naar voren. In huidig onderzoek wordt verwacht dat er signalen van grooming in deze jonge leeftijdsgroep voorkomen, maar wel in beperkte mate. Een minder eenduidig beeld is zichtbaar als het gaat om sexting in de leeftijdsgroep van 13 jaar of jonger. Enerzijds stelt eerder wetenschappelijk onderzoek dat sexting zelden plaatsvindt onder jeugdigen van 13 jaar of jonger (Kerstens & Stol, 2012; Livingstone, Mascheroni, Ólafsson, & Haddon, 2014). Anderzijds stellen Ringrose, Gill, Livingstone en Harvey (2012) dat sexting wel voorkomt bij jeugdigen tussen de 8 en 10 jaar, doordat zij minder goed dan oudere jeugdigen weerstand kunnen bieden aan de druk om naaktfoto’s te versturen. Resultaten uit het onderzoek van Ringrose, Gill, Livingstone en Harvey (2012) zijn echter door de kleine steekproef (N = 35) nauwelijks te generaliseren. Om deze reden wordt in huidig onderzoek verwacht, op basis van het onderzoek van Kerstens en Stol (2012), dat sexting in slechts een beperkte mate voorkomt bij jeugdigen tot en met 13 jaar. Huidig onderzoek biedt de mogelijkheid om wetenschappelijke inzichten te geven omtrent sexting in deze leeftijdsgroep.

Als de jeugdige ouder wordt vinden er diverse veranderingen plaats (Crone, 2015). Rond de leeftijd van 14 jaar zijn jeugdigen minder gericht op hun ouders en meer op leeftijdsgenoten, vriendschappen worden persoonlijker en intiemer, seksualiteit is in ontwikkeling en jeugdigen zijn gevoeliger voor de mening van leeftijdsgenoten, waaronder die van de andere sekse (Crone, 2015). Jeugdigen geven deels online vorm aan deze veranderingen, door bijvoorbeeld online gesprekken te voeren met leeftijdsgenoten waarbij intieme zaken besproken worden (Kerstens & Stol, 2012). Ook sexting of het ingaan op seksuele verzoeken, zoals het uitkleden voor de webcam komt bij jeugdigen rond de 14 jaar voor (Baumgartner, Sumter, Valkenburg, & Livingstone 2014; Kerstens & Stol, 2012). Enerzijds zijn deze jeugdigen actief in sexting in een relationele sfeer en/of de spanning en anderzijds doen jeugdigen dit vanwege de druk vanuit leeftijdsgenoten of de positieve houding van leeftijdsgenoten ten opzichte van sexting (Lippman & Campbell, 2014; Ringrose, Harvey, Gill, & Livingstone, 2013; Walker, Sanci, & Temple-Smith, 2013).

Online seksuele gedragingen die bij 14-jarigen voorkomen, lijken nog sterker aanwezig te zijn als de jeugdige een leeftijd van 17 jaar bereikt (Lenhart, 2009; Mitchell, Finkelhor, Jones, & Wolak, 2012; Kerstens & Stol, 2012). Zo komt sexting vergeleken met jongere jeugdigen het meest voor bij jeugdigen van 17 jaar of ouder (Dake, Price, Maziarz, & Ward, 2012; Kerstens & Stol, 2012; Lenhart, 2009). Ook blijkt dat 1 op de 12 jeugdigen van 17 jaar of ouder zich weleens uitkleedt voor de webcam (Kerstens & Stol, 2012). Van deze jeugdigen kleedt ongeveer 15 procent zich uit voor de webcam voor iemand die zij ‘een

(10)

beetje, maar niet echt goed’ kennen en bijna 40 procent van deze jeugdigen kleedt zich uit voor een relatief onbekende: iemand die de middelbare scholier uitsluitend via internet kent. Dit zou kunnen betekenen dat afpersing na webcamseks (sextortion) met name in deze oudere leeftijdsgroep voorkomt. Wetenschappelijke literatuur ontbreekt echter. Er zijn wel enige niet-wetenschappelijke bronnen die informatie geven. Linda Duits benadrukte op de Safer Internet

Day in 2016 dat sextortion voornamelijk bij oudere mannen voorkomt, aangezien zij meer

geld te besteden hebben. Dit sluit aan bij de bewering van Steve Wilson (2017), hoofd cybercrime bij Europol, dat sextortion voorheen draaide om seksuele bevrediging, maar nu een manier is geworden om geld mee te verdienen. Aangezien jeugdigen vanaf 17 jaar zich het meest naakt vertonen voor de webcam voor onbekenden en daders van sextortion met name gericht zijn op personen met geld wordt in huidig onderzoek verwacht dat sextortion met name bij oudere jeugdigen vanaf 17 jaar voorkomt. Huidig onderzoek zal meer informatie met betrekking tot sextortion opleveren, en over de leeftijdsfase waarin jeugdigen het grootste risico lijken te lopen om hiervan slachtoffer te worden.

Naast dat sexting en sextortion vaker lijken voor te komen bij oudere jeugdigen, wordt ook verwacht dat het tegenkomen van (kinder)pornografie het meest voorkomt bij oudere jeugdigen. Hoewel het tegenkomen van (kinder)pornografisch beeldmateriaal ook voorkomt bij jeugdigen vanaf ongeveer 10 jaar, gaan jeugdigen vanaf 17 jaar doelbewuster op zoek naar pornografie (Kerstens & Stol, 2012). Interesse voor dergelijk beeldmateriaal hangt samen met de seksuele ontwikkeling van jeugdigen en de verkenning van de seksuele identiteit (De Graaf, Kruijer, Van Acker, & Meijer, 2012). Een nadeel hierbij vormt het risico op het tegenkomen van ongewenst seksueel beeldmateriaal, zoals kinderpornografie en seksueel geweld (Sabina, Wolak & Finkelhor, 2008).

Op basis van de bovenstaande informatie wordt in huidig onderzoek verwacht dat jeugdigen tot en met een leeftijd van 13 jaar met name slachtoffer worden van de verschillende typen online seksueel misbruik waarbij zij zelf niet direct het initiatief hebben genomen. Hierbij moet gedacht worden aan het ongewenst toevallig tegenkomen van (kinder)pornografie en het krijgen van seksuele verzoeken door meestal onbekenden (wat mogelijk kan duiden op grooming). Voor jeugdigen rond de 14 en 15 jaar wordt verwacht dat zij slachtoffer worden van online seksueel misbruik in situaties waarin zij zelf meer initiatief hebben getoond. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het tegenkomen van ongewenste (kinder)pornografie na het opzoeken van pornografie en verspreiding van naaktfoto’s na sexting. Voor jeugdigen vanaf 17 jaar wordt eveneens verwacht dat zij slachtoffer worden van online seksueel misbruik waarin zij zelf initiatief hebben getoond,

(11)

maar dat dit vaker is en verder gaat dan bij jeugdigen rond de 14 jaar. Er wordt niet alleen verwacht dat jeugdigen van 17 jaar en ouder actief zijn in sexting, maar dat zij zich ook begeven in onveilige vormen van webcamseks en hierdoor slachtoffer worden van sextortion. Eveneens wordt verwacht dat het tegenkomen van (kinder)pornografie vaker voorkomt in deze leeftijdscategorie.

Naast de leeftijd van jeugdige slachtoffers van online seksueel misbruik is het, voor het inrichten van preventie, ook van belang om te weten of juist jongens of meisjes een hoge kans hebben om slachtoffer te worden. Uit eerder wetenschappelijk onderzoek komt naar voren dat jongens en meisjes beschikken over evenveel toegang tot internet en bezitten over evenveel online sociale vaardigheden (Livingstone & Helsper, 2010). Dit zou betekenen dat zij beiden aan dezelfde risico’s blootgesteld kunnen worden. Dit wordt bevestigd in onderzoek waarin bijvoorbeeld geen verschil werd gevonden tussen jongens en meisjes wat betreft sexting (Lenhart, 2009; Rice et al., 2012). Desondanks zijn er ook tegenovergestelde resultaten gevonden. In een overzichtsstudie van Klettke, Hallford en Mellor (2014) komt naar voren dat bij sexting met name meisjes de verzenders zijn van eigen seksueel getinte foto’s en dat jongens de ontvangers zijn. Dit verschil kan mogelijk verklaard worden doordat meisjes meer druk vanuit een jongen kunnen ervaren om naaktfoto’s te verzenden (Englander, 2012; Henderson & Morgan, 2011). De jongen vraagt bijvoorbeeld meermaals om een naaktfoto en het meisje gaat hier uiteindelijk in mee uit angst dat ze haar vriendje verliest (Van Ouytsel, Van Gool, Walrave, Ponnet, & Peeters, 2016). Doordat meisjes vaker de verzender zijn van eigen naaktfoto’s naar jongens, wordt in huidig onderzoek verwacht dat zij zich ook vaker melden als slachtoffer van sexting dan jongens. Er wordt verwacht dat meisjes vaker dan jongens te maken krijgen met verspreiding van naaktfoto’s naar derden.

Doordat meisjes vaker verzender zijn van eigen naaktfoto’s wordt in huidig onderzoek ook verwacht dat zij vaker slachtoffer zijn als het gaat om afpersingspraktijken (sextortion) na het verzenden van een naaktfoto. Hierover is echter geen wetenschappelijke literatuur beschikbaar. Wel komt uit onderzoek van Europol (2017) naar voren dat jongens het vaakst slachtoffer zijn van sextortion na webcamseks, met name als het gaat om financiële sextortion. In huidig onderzoek wordt daarom verwacht dat met name jongens zich melden als het gaat om sextortion na webcamseks en meisjes zich melden als het gaat om sextortion na het versturen van een naaktfoto.

Met betrekking tot het tegenkomen van (kinder)pornografie is het lastig om een uitspraak te doen over verschillen tussen jongens en meisjes. Enerzijds wordt verwacht dat jongens vaker slachtoffer zijn van het tegenkomen van kinderpornografie omdat zij

(12)

simpelweg vaker bewust opzoek gaan naar algehele pornografie (Kerstens & Stol, 2012). Het is echter ook voor te stellen dat meisjes het tegenkomen van (kinder)pornografie als vervelender ervaren (Kerstens & Stol, 2012) en dit dus sneller zullen melden dan jongens. Logischerwijs zou een jeugdige eerst een last moeten ondervinden voordat het een melding maakt. Om deze reden wordt in huidig onderzoek verwacht dat het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie vaker wordt gemeld door meisjes. Huidig onderzoek kan meer inzicht creëeren op het gebied van het tegenkomen van (kinder)pornografie onder jeugdigen.

Omtrent grooming is er geen wetenschappelijke literatuur beschikbaar over mogelijke geslachtsverschillen hierin. In het onderzoek van Kerstens en Stol (2012) wordt wel gesproken over het ongewenst krijgen van online seksuele verzoeken. In dit onderzoek komt naar voren dat meisjes vaker dan jongens zulke verzoeken ontvangen en dat het hierbij vaker dan bij jongens om verzoeken van onbekenden gaat. Het is echter onduidelijk of ook daadwerkelijk grooming vaker voorkomt bij meisjes dan bij jongens. Huidig onderzoek kan hier meer informatie over geven. Op basis van de bevindingen in het onderzoek van Kerstens en Stol (2012) wordt in huidig onderzoek wel verwacht dat meisjes zich vaker melden als het gaat om het krijgen van seksuele verzoeken (wat kan duiden op grooming).

Tot slot rijst de vraag hoe de verdeling van de verschillende typen online seksueel misbruik zich over de jaren heen ontwikkeld heeft onder jeugdige slachtoffers die zich melden voor hulp. Kennis over ontwikkelingen in de tijd is van belang om preventie aan te laten sluiten bij datgene dat actief en recentelijk speelt onder jeugdigen. Als uit huidig onderzoek bijvoorbeeld naar voren komt dat het aantal slachtoffers van sexting afneemt en juist sextortion na webcamseks in opkomst is, zullen preventieprogramma’s sextortion centraal moeten stellen. Longitudinaal onderzoek naar online seksueel misbruik is alleen beschikbaar tot aan 2014. Middels een samenwerkingsverband deden EU Kids Online (2010) en Net Children Go Mobile (2013) onderzoek naar het internetgebruik van 3500 jeugdigen tussen 2010 en 2014. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat sexting een kleine afname leek te kennen tussen 2010 en 2014, voor zowel jongens als meisjes in alle leeftijden. Daarentegen was er een kleine toename in de gerapporteerde blootstelling aan ongewenst seksueel beeldmateriaal, met name bij meisjes. In lijn met het onderzoek van EU Kids Online (2010) en Net Children Go Mobile (2013) wordt dan ook verwacht dat het aandeel van sexting- en blootstelling aan (kinder)pornografie-meldingen (in alle meldingen die zijn gedaan bij Help Wanted door jeugdigen) over de jaren 2010 tot en met 2014 redelijk stabiel is gebleven. Vergelijkbaar onderzoek over de jaren 2015 en 2016 is niet beschikbaar. Wel komt uit een longitudinaal onderzoek van het Canadian Centre for Child Protection (2016) naar voren dat

(13)

de hoeveelheid aanwezige kinderpornografie met de jaren aanzienlijk toeneemt. Ondanks dat dit niet betekent dat de blootstelling eraan door jeugdigen ook toeneemt, lijkt het aannemelijk dat dit wel gebeurt. In huidig onderzoek wordt daarom verwacht dat het aandeel meldingen over blootstelling aan (kinder)pornografie in 2015 en 2016 groter is dan in voorgaande jaren. Ook voor gevallen van sextortion lijkt een sterke toename in de tijd te gelden (National Crime Agency, 2016). Het aantal meldingen in het Verenigd Koningrijk verdubbelde zich tussen de jaren 2015 en 2016. Politieorganisatie Europol (2017) sloeg tevens alarm over het groeiend aantal jeugdigen in heel Europa dat slachtoffer wordt van sextortion. Waar sextortion eerst ging om seksuele bevrediging, lijkt nu financiële uitbuiting in opkomst, met name onder jongens en mannen (Europol, 2017). Om deze reden wordt er in huidig onderzoek verwacht dat ook meldingen van sextortion in 2015 en 2016 een groter aandeel innemen in het totaal aantal meldingen van online seksueel misbruik dan in voorgaande jaren. Over grooming zijn geen relevante cijfers bekend en meer informatie op dat gebied is dan ook gewenst.

Samengevat richt huidig onderzoek zich op de jeugdige slachtoffers van online seksueel misbruik die zich melden bij een online helpsite. Huidig onderzoek betreft een relatief nieuw onderzoeksterrein waar nog weinig over bekend is, terwijl jeugdigen er duidelijk mee te maken krijgen. In enkele gevallen kunnen de risico’s zelfs fataal worden voor de jeugdige. In huidig onderzoek wordt allereerst onderzocht of de verdeling over de diverse typen online seksueel misbruik (sexting, sextortion, pornografie en grooming) verschilt voor de verscheidende leeftijdscategorieën. Daarnaast wordt onderzocht welke typen online seksueel misbruik per geslacht kenmerkend zijn. Tot slot betreft de derde onderzoeksvraag of de verdeling over de diverse typen online seksueel misbruik verschilt over de jaren heen. Met name voor de laatste onderzoeksvraag kunnen er niet over alle typen online seksueel misbruik concrete verwachtingen worden geformuleerd omdat bestaande literatuur te weinig informatief is of zelfs geheel ontbreekt. Desondanks kent huidig onderzoek op basis van bestaande literatuur enkele hypothesen voor de drie onderzoeksvragen.

De eerste hypothese is dat bij de jongere jeugdigen tot en met 13 jaar wordt verwacht dat zij slachtoffer worden van online seksueel misbruik waarbij zij zelf nauwelijks initiatief hebben genomen, zoals het toevallig ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie en het krijgen van seksuele verzoeken door anderen. Bij de jeugdigen rond de 14 jaar wordt verwacht dat zij slachtoffer worden van online seksueel misbruik door situaties waarin zij zelf meer initiatief hebben getoond, zoals het ongewenst gekomen van kinder(pornografie) na het opzoeken van pornografie en verspreiding van naaktfoto’s na sexting. Voor jeugdigen vanaf

(14)

17 jaar wordt verwacht dat zij meer dan jongere jeugdigen slachtoffer worden van sexting en het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie, en tevens slachtoffer worden van gevaarlijke afpersingspraktijken na webcamseks. Een tweede hypothese is dat de meisjes zijn oververtegenwoordigd in de meldingen van de typen online seksueel misbruik, met uitzondering van financiële sextortion. De laatste hypothese is dat sexting in ieder geval tot aan 2014 redelijk stabiel is gebleven en dat (financiële) sextortion en het zien van (kinder)pornografie een groter deel innemen in de verdeling van de typen online seksueel misbruik sinds de jaren 2015 en 2016.

Methode Procedure

Huidig onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de landelijke organisatie Help Wanted. Help Wanted vormt een onderdeel van het Expertisecentrum Online Kinder Misbruik (EOKM) en is gevestigd in Amsterdam. Het onderzoek heeft betrekking op de jeugdige slachtoffers van online seksueel misbruik die zich tussen 2010 en 2016 vrijwillig hebben gemeld bij de organisatie Help Wanted middels een online meldformulier. De inhoud van deze meldformulieren is door Help Wanted opgeslagen in een archief. Dit maakt dat er in huidig onderzoek gebruikt is gemaakt van data die extern vooraf zijn verzameld. Voor huidig onderzoek is iedere melding geanonimiseerd, zodat het op geen enkele wijze mogelijk was om melders te herleiden. Hierop volgend zijn alle meldingen geanalyseerd op type online seksueel misbruik, geslacht van de melder en leeftijd van de melder. De gegevens zijn gecodeerd ingevoerd in het statistiek programma SPSS. Middels dit programma zijn de hypothesen getoetst. Het onderzoek is goedgekeurd door de Commissie Ethiek van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (2017-CDE-7733).

Deelnemers

Totale onderzoeksgroep. Huidig onderzoek kent zowel een totale onderzoeksgroep

als een onderzoeksgroep bestaande uit alleen jeugdigen. Met betrekking tot de totale onderzoeksgroep zijn er voorafgaand aan het onderzoek enkele inclusiecriteria opgesteld waaraan het meldformulier moest voldoen. Het meldformulier moest 1) zijn ingevuld tussen 2010 tot en met 2016 (N = 5160) daarbij moest de melding 2) afkomstig zijn van een slachtoffer of van een persoon die een ander slachtoffer meldt (n = 5140) en 3) voldoende informatie betreffen (n = 5050). De gemiddelde leeftijd in de totale onderzoeksgroep was 23 jaar (SD = 11.96, range = 6-80). De totale onderzoeksgroep bestond uit 1664 personen van het mannelijk geslacht en 2048 personen van het vrouwelijk geslacht. Om analyses uit te

(15)

Meldingen ingevuld in 2010 tot en met 2016

n = 5160

Melder meldt eigen of andermans slachtofferschap

n = 5140 én Inhoud melding was

voldoende om er betekenis aan te

geven n = 5050

Extra inclusie: leeftijd van 23 jaar of jonger

n = 1935 Beantwoording vraag 1: leeftijdsverschillen n = 1935 Beantwoording vraag 2: geslachtsverschillen n = 1923 Beantwoording vraag 3: jaartalverschillen n = 1935

voeren voor leeftijdsverschillen moest de melder zijn leeftijd genoteerd hebben (n = 2902). Voor analyses met betrekking tot geslachtsverschillen diende de melder een geslacht te hebben genoteerd (n = 3712). Voor de analyses met betrekking tot verschillen in de tijd was het alleen van belang dat het helder was om welke type melding het ging (n =5050). Zie Figuur 1 voor een overzicht van de inclusiecriteria die gold voor de totale onderzoeksgroep.

Figuur 1. Inclusiecriteria totale onderzoeksgroep

Onderzoeksgroep bestaande uit jeugdigen. Daarnaast is er in huidig onderzoek op

basis van de totale onderzoeksgroep (n = 5050) een subgroep gecreëerd bestaande uit alleen jeugdigen. Hiervoor gold een extra inclusiecriteria, namelijk 1) dat de melder een leeftijd van 23 jaar of jonger had genoteerd (n = 1935). De gemiddelde leeftijd van de groep jeugdigen betrof 16 jaar (SD = 3.48, range = 6-23). Deze groep jeugdigen kende 660 meldingen afkomstig van jongens en 1263 meldingen afkomstig van meisjes. Voor analyses met betrekking tot leeftijdsverschillen werden meldingen van alle jeugdigen onder de 23 jaar meegenomen (n = 1935). Voor de analyses om geslachtsverschillen te onderzoeken was het noodzakelijk dat de melder onder de 23 jaar ook zijn geslacht had ingevuld (n =1923). Voor analyses met betrekking tot jaartalverschillen werden eveneens alle meldingen van jeugdigen meegenomen (n = 1935). Zie Figuur 2 voor een overzicht van de extra inclusiecriteria.

Figuur 2. Inclusiecriteria onderzoeksgroep jeugdigen Analyse

Totaal aantal meldingen ingevuld in 2010 tot en

met 2016

n = 5160

Melder meldt eigen of andermans slachtofferschap

n = 5140

Inhoud melding was voldoende om er betekenis aan te geven

n = 5050 Totale onderzoekgroep beantwoording vraag 1: leeftijdsverschillen n = 2902 Totale onderzoeksgroep beantwoording vraag 2: geslachtsverschillen n = 3712 Totale onderzoeksgroep beantwoording vraag 3: jaartalverschillen n = 5050

(16)

Zoals benoemd is er per melding bekeken van welk type online seksueel misbruik sprake was. Dit type online seksueel misbruik vormt de afhankelijke variabele in het onderzoek. Het betreft hier een categoriale variabele. Na een eerste screening is er een categorisatie opgesteld. Aan de hand hiervan zin de data tot en met 2014 gecategoriseerd. Hierna is de categorisatie aangepast en zijn de jaren tot en met 2014 opnieuw gecategoriseerd en zijn ook de jaren 2015 en 2016 middels deze hernieuwde verdeling gecategoriseerd. De aanpassing van de categorisatie werd gedaan om het onderscheid tussen afpersing na webcamseks en afpersing na het versturen van een naaktfoto duidelijker te maken. Zie Tabel 1 voor een overzicht van de 18 concrete categorieën en de 11 globale (samengevoegde) categorieën. De operationalisatie van de categorieën waarvan niet meteen duidelijk is waar het om gaat staan beschreven in Tabel 2.

Tabel 1

(17)

Alle categorieën (concreet beschreven) Globale categorieën

1. Slachtoffer heeft een naaktfoto en/of -video gestuurd Sexting (niet verspreid / online) 2. Slachtoffer heeft een naaktfoto en/of -video gestuurd en is verspreid

of staat online

Sexting (wel verspreid / online) 3. Slachtoffer heeft zich uitgekleed voor de webcam en is financieel

bedreigd

Sextortion 4. Slachtoffer heeft zich uitgekleed voor de webcam en is seksueel

bedreigd

Sextortion 5. Slachtoffer heeft zich uitgekleed voor de webcam en is bedreigd

(inhoud dreiging onbekend

Sextortion 6. Slachtoffer heeft een naaktfoto gestuurd en financieel bedreigd Sextortion 7. Slachtoffer heeft een naaktfoto gestuurd en seksueel bedreigd Sextortion 8. Slachtoffer heeft een naaktfoto gestuurd en bedreigd (inhoud

dreiging onbekend)

Sextortion

9. Slachtoffer is ongewenst seksueel benaderd Ongewenst seksueel benaderd

10. Slachtoffer is ongewenst blootgesteld aan (kinder)pornografie (Kinder)pornografie

11. Vermoeden van grooming Vermoeden van grooming

12. Misbruik van social media – niet seksueel Misbruik van social media

13. Misbruik van social media – seksueel Misbruik van social media

14. Onvoldoende informatie Onvoldoende informatie/ niet

serieus/ niet online/ niet seksueel

15. Niet serieus Onvoldoende informatie/ niet

serieus/ niet online/ niet seksueel

16. Niet seksueel of online Onvoldoende informatie/ niet

serieus/ niet online/ niet seksueel

17. Overig online seksueel Overig seksueel

18. Slachtoffer heeft zich uitgekleed voor de webcam en maakt zich zorgen, geen dreiging

Uitgekleed voor de webcam en maakt zich zorgen

Categorieën online seksueel misbruik Operationalisatie

Slachtoffer is ongewenst seksueel benaderd Het slachtoffer ontvangt een verzoek tot hebben van seks en/of ontvangt ongewenst seksuele

complimentjes en/of krijgt seksueel getinte opmerkingen op foto’s,

Vermoeden van grooming Het slachtoffer heeft via internet iemand leren

kennen en hier contact mee gehad. Het contact breidt zich uit en wordt steeds meer seksueel van aard. Ontvangt verzoeken tot het versturen van naaktfoto’s en/of tot een offline ontmoeting. Misbruik van social media – niet seksueel Er wordt een nepprofiel van het slachtoffer

(18)

Tabel 2

Operationalisatie van Enkele Categorieën

Naast de afhankelijke variabele kende het onderzoek drie onafhankelijke variabelen. Als eerst betrof dit de leeftijd van de jeugdige. Ook deze variabele is opgedeeld in verschillende categorieën. In huidig onderzoek is ervoor gekozen om drie categorieën te hanteren, te weten 13 jaar en jonger, 14 en 15 jaar en 16 tot en met 23 jaar. Deze categorieën hanteerden leeftijdsgrenzen die aansluiten bij het onderscheid tussen vroege, midden en late adolescentie (Van Beemen, 2010). De tweede categoriale onafhankelijke variabele betrof het geslacht van de jeugdige. Deze is opgedeeld in de categorie jongen of meisje. Als laatste vormde het jaartal waarin de melding heeft plaatsgevonden een categoriale onafhankelijke variabele. In totaal kende het onderzoek data van zes jaren. De bijbehorende categorieën hierbij waren 2010 tot en met 2012, 2013 en 2014 en tot slot 2015 en 2016.

Om antwoord te geven op de vraag of de verdeling van de meldingen over de diverse typen verschilt tussen leeftijdsgroepen, jongens en meisjes en tussen diverse jaren, is in huidig onderzoek gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattoets. Deze toets sluit aan bij het categoriale karakter van de variabelen en toetst het verschil in frequenties. De bijbehorende assumpties voor deze toets betreffen dat het moet gaan om 1) onafhankelijke variabelen, 2) een random steekproef en 3) een verwachtte celwaarde van vijf of hoger in 80 procent van de data. Bij alle hoofdvragen werd voldaan aan de voorwaarden voor de Chi-kwadraattoets. Bij de vergelijking van meldingen per leeftijdsgroep en jaartal voor alleen jongens werd er niet voldaan aan de assumpties voor de Chi-kwadraat toets, doordat de verwachtte celwaarde in 33.3 procent onder de vijf lag. Aangezien ook niet werd voldaan aan de assumpties voor het alternatief, de Fisher Freeman Halton Exact toets, wegens een te grote N is toch gekozen om de Chi-kwadraattoets aan te houden. Deze gegevens dienen daardoor echter wel met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.

gebruikt door onbekenden.

Misbruik van social media – seksueel Foto’s (niet seksueel) van het slachtoffer worden bewerkt tot seksuele foto’s en/of seksueel getinte foto’s (zoals een foto met inkijk) wordt op een pornografie site geplaatst.

Overig online seksueel Het slachtoffer heeft zelf een seksuele foto of video

online geplaatst en krijgt de foto of video niet meer offline. Het slachtoffer meldt een vermoedelijke pedofiel die anderen lastigvalt. Het slachtoffer is ongewenst offline opgenomen (bijv. tijdens het hebben van seks of tijdens de slaap).

(19)

De Chi-kwadraattoets is onder meer afhankelijk van het totaal aantal respondenten. Aangezien huidig onderzoek een grote onderzoekgroep kent (N = 5050) bestaat de kans op een typeI fout (Zwitser & Zijlstra, 2015). Dit betekent dat men concludeert dat er een verschil is in type melding tussen bijvoorbeeld jongens en meisjes, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is. Men verwerpt ten onrechte de nulhypothese (er is geen verschil) en neemt de alternatieve hypothese (er is een verschil) aan. Om dit risico te ondervangen en een juiste interpretatie van de resultaten te waarborgen is ervoor gekozen om de samenhangsmaat Cramer’s V tevens te berekenen. Cramer’s V geeft de samenhang weer tussen variabelen op nominaal niveau en is niet afhankelijk van het aantal respondenten. Alvorens het uitrekenen van Cramer’s V is het aantal vrijheidsgraden bepaald. Er wordt bij één vrijheidsgraad van een klein effect gesproken als Cramer’s V tussen de .10 en .29 ligt, van een mediumeffect als de score tussen de .30 en .49 ligt en van een sterk effect als de score .50 of hoger is. Indien de toets twee vrijheidsgraden kent dan spreekt men van een klein effect als de score tussen .07 en .20 ligt, van een mediumeffect als de score tussen .21 en .34 ligt en van een groot effect bij een score van .35 of hoger (Cohen, 1988).

In huidig onderzoek zijn analyses uitgevoerd om de drie hoofdvragen te beantwoorden. Om onderzoeksvraag 1 (of er een verschil is tussen leeftijdsgroepen) te beantwoorden zijn analyses uitgevoerd voor 1) de gehele groep jeugdigen, 2) alleen de jongens en 3) alleen de meisjes. Om onderzoeksvraag 2 (of er een verschil is tussen jongens en meisjes) te beantwoorden is getoetst of er 1) een verschil is in alle type meldingen over de gehele groep jeugdigen. Daarnaast is er specifiek voor de diverse soorten sextortion gekeken of er verschillen waren tussen jongens en meisjes, omdat hiervoor vanuit de literatuur aanwijzingen waren (zie inleiding). Voor de laatste onderzoeksvraag (of er verschillen waren over de jaren heen) zijn analyses uitgevoerd voor 1) de gehele groep jeugdigen, voor 2) alleen de meisjes en 3) voor alleen de jongens.

Resultaten

Vanuit de statistieken is te zien dat het aantal meldingen gemeld door jeugdigen onder de 23 jaar tussen 2010 tot en met 2016 is toegenomen. Gemiddeld gezien neemt het aantal meldingen per jaar met een factor van 1.6 toe. In Tabel 3 is per jaar te zien met welke factor het aantal meldingen toeneemt ten opzichte van het voorgaande jaar. Daarnaast kwam naar voren dat 80 procent van het alle meldingen onder alle jeugdigen (n = 1935), gedaan werd door de jeugdige zelf (n = 1570), 15 procent van de meldingen door een ouder van de

(20)

jeugdige (n = 285) en 4 procent door een derde zoals een familielid, een vriend/kennis of een onbekende (n = 80).

Tabel 3

Stijging Melding onder Jeugdigen

Leeftijdsverschillen

Met behulp van de Chi-kwadraattoets is getest of er een leeftijdsverschil is in de verdeling van de typen meldingen (gemeld door jeugdigen die zich bevinden in de vroege -tot en met 13 jaar-, midden -14 en 15 jaar- en late adolescentie -16 tot en met 23 jaar-). Voor de toets zijn de meldingen gebruikt waarbij een leeftijd onder de 23 jaar was gerapporteerd (n = 1935). Resultaten laten zien dat er een significant verschil is in de verdeling over de typen meldingen tussen jeugdigen in de vroege, midden en late adolescentie, χ2 (18) = 498.15, p < .001, Cramer’s V = .36 (indicatief voor een groot effect)1. De jeugdigen in de vroege adolescentie meldden zich voornamelijk als slachtoffer, nadat zij ongewenst seksueel benaderd waren (35%). In 40 procent van de gevallen werd deze melding gedaan door een ouder van de jeugdige. Het sturen van een naaktfoto welke vervolgens was verspreid of online was gezet, was de meest voorkomende melding in de midden adolescentie (29%). Jeugdigen in de late adolescentie, daarentegen, meldden voornamelijk dat zij slachtoffer waren geworden van sextortion (48%). Zie Tabel 4 voor een percentueel overzicht per leeftijdsgroep.

Het significante verschil in de verdeling over de diverse typen meldingen tussen leeftijdsgroepen werd ook gevonden bij alleen de meisjes, χ2 (1, n = 1263) = 244.10, p < .001,

1 Eveneens werd een significant verschil gevonden voor de totale onderzoeksgroep waarbij de leeftijd van de

melder werd gerapporteerd (n = 2902).

Jaartal Aantal meldingen Gestegen met factor t.o.v. het jaar ervoor

2010 78 - 2011 42 0.5 2012 101 2.4 2013 184 1.8 2014 466 2.5 2015 479 1.0 2016 585 1.2 Totaal 1935

(21)

Cramer’s V = .31 (indicatief voor een medium effect) en ook bij alleen de jongens, χ2 (18, n = 660) = 226.18, p < .001, Cramer’s V = .41 (indicatief voor een groot effect). 2

Tabel 4

Leeftijdsverschillen in de Verdeling van de Typen Meldingen in Percentages

Geslachtsverschillen

Middels de Chi-kwadraattoets is vervolgens getest of de verdeling over de diverse typen meldingen gemeld door jeugdigen tot en met 23 jaar verschilden voor jongens en meisjes. Alleen de meldingen waarbij de leeftijd was ingevuld tot en met 23 jaar en waarbij het geslacht was aangegeven zijn meegenomen (n = 1923). Er is een significant verschil gevonden in de verdeling van de meldingen tussen jongens en meisjes, χ2 (10) = 576,84, p < .001, Cramer’s V = .55 (indicatief voor een groot effect)3. De meest voorkomende melding bij jongens betrof het slachtoffer zijn van sextortion (52% van de meldingen door jongens versus 23% van meldingen door meisjes). Meisjes meldden daarentegen voornamelijk dat zij een naaktfoto hadden gestuurd en dat deze verspreid en/of online was gezet (23% bij meisjes

2 Voldeed niet aan de assumpties van een Chi-kwadraattoets (verwachte celwaarde = 30.3%)

3 Eveneens werd een significant verschil gevonden voor de totale onderzoeksgroep waarbij het geslacht van de

melder werd gerapporteerd (n = 3712)

Melding Tot en met 13 jaar

%

14 en 15 jaar %

16 tot en met 23 jaar %

Sexting (niet verspreid / online gezet) 06.7 05.9 02.1

Sexting (wel verspreid / online gezet) 12.3 28.9 15.2

Sextortion 10.2 19.1 48.2

Ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie

01.9 02.8 03.3

Ongewenst seksueel benaderd 34.7 11.7 03.9

Vermoeden van grooming 01.6 00.9 00.5

Misbruik van social media 12.5 15.6 15.3

Onvoldoende informatie, niet serieus, niet seksueel en niet online

11.1 07.4 05.4

Overig online seksueel 03.2 04.8 03.9

Naakt voor de webcam en maakt zich zorgen, geen dreiging

05.8 03.0 02.3

(22)

versus 7% bij jongens). Daarnaast deden meisjes vaker dan jongens (16% versus 6%) een melding van een ongewenste seksuele benadering. Jongens deden daarentegen weer vaker een melding van het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie (6% versus 1%). Zie Tabel 5 voor een percentueel overzicht van alle meldingen door jongens en meisjes.

Eveneens is er in huidig onderzoek specifiek gekeken naar de verdeling over de verschillende soorten sextortion bij jongens en meisjes. Meldingen waarbij de leeftijd tot en met 23 jaar, het geslacht en een vorm van sextortion zijn ingevuld zijn hierbij meegenomen (n = 633). Uit de Chi-kwadraattoets kwam naar voren dat er een significant verschil was in de verdeling over de verschillende vormen sextortion tussen jongens en meisjes χ2 (5) = 392.04,

p < .001, Cramer’s V = .79 (indicatief voor een groot effect). Jongens meldden meer

financiële afpersing, met name na naakt voor de webcam te zijn geweest (71% van de meldingen door jongens versus 4% van de meldingen door meisjes), maar ook na een naaktfoto te hebben gestuurd (7% van de meldingen door jongens versus 3% van de meldingen door meisjes). Meisjes deden meer sextortion meldingen over seksuele dreiging, zowel na het naakt gaan voor de webcam (8% van de meldingen door meisjes versus 3% van de meldingen door jongens) als na het versturen van een naaktfoto (39% versus 4%). Resultaten laten zien dat meisjes zich vaker meldden als slachtoffer van sextortion na het versturen van een naaktfoto (84% versus 16%)) en jongens vaker na het uitkleden voor de webcam (85% versus 15%). Zie Tabel 6 voor een percentueel overzicht.

Tabel 5

Type melding Jongens

%

Meisjes %

Sexting (niet verspreid / online) 02.3 04.9

Sexting (wel verspreid / online) 07.1 23.4

Sextortion 52.4 22.7

(23)

Geslachtsverschillen in de Verdeling van de Type Meldingen in Percentages

Tabel 6

Verdeling Typen Sextortion bij Jongens en Meisjes in Percentages

Ontwikkeling door de tijd

Om te onderzoeken of er een verschil is in de verdeling over de typen meldingen door de jaren heen is er, net als bij de andere onderzoeksvragen, gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattoets. Hiervoor zijn alle meldingen waarbij de leeftijd is gerapporteerd van 23 of jonger meegenomen (n = 1935). Uit de resultaten komt naar voren dat er een significant verschil is in de verdeling over de typen meldingen tussen de verschillende jaren, χ2 (18) = 217.78, p < .001, Cramer’s V = .24 (indicatief voor een medium effect)4. De vergelijking van de percentages tussen de jaren laat zien dat sextortion door de jaren heen een steeds groter deel innam in de verdeling van de meldingen (40% in 2015/2016 versus 28% en 14% in eerdere jaren). Voor het gestuurd hebben van een naaktfoto (sexting) die vervolgens online is gezet is eveneens een toename door de jaren heen gevonden. Sexting kende in 2010 tot en met 2012 een percentage van 6 procent, gevolgd door een percentage van 16 procent in 2013 en 2014 en een percentage van 21 procent in 2015 en 2016. Het ongewenst seksueel benaderd worden laat een afname zien (24% in 2010 tot en met 2012 versus 9% in 2015/2016). Ook

4

Eveneens werd een significant verschil gevonden voor de totale onderzoeksgroep (n = 5050).

Ongewenst seksueel benaderd 06.4 15.8

Vermoeden van grooming 00.8 00.9

Misbruik van social media 11.5 16.5

Onvoldoende informatie, niet serieus, niet seksueel en niet online 06.7 08.0

Overig online seksueel 03.0 04.5

Naakt voor de webcam en maakt zich zorgen, geen dreiging 03.0 03.3

Totaal 100 100

Type Sextortion Jongens

%

Meisjes %

Uitgekleed voor de webcam en financieel bedreigd 70.8 03.5

Uitgekleed voor de webcam en seksueel bedreigd 03.2 08.4

Uitgekleed voor de webcam en een overige bedreiging 10.7 04.9

Een naaktfoto en/of -video gestuurd en financieel bedreigd 06.6 02.8

Een naaktfoto en/of -video gestuurd en seksueel bedreigd 03.5 39.0

Een naaktfoto en/of -video gestuurd en een overige bedreiging 05.2 41.5

(24)

voor het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie (8% in 2010 tot en met 2012 versus 1% in 2015 en 2016) en misbruik van social media (22% in 2010 tot en met 2012 versus 14% in 2015 en 2016) geldt een afname over de jaren heen. Meldingen betreffende vermoedens van grooming kent in 2013 en 2014 het hoogste percentage (1.5%). Voor de verdeling van de type meldingen per jaartal in percentages zie Tabel 7.

De significante verschillen in de verdeling over de jaren heen werd eveneens gevonden voor alleen de meisjes χ2 (18) = 127.61, p < .001, Cramer’s V = .23 (indicatief voor een mediumeffect) en voor alleen de jongens χ2 (18) = 109.54, p < .001, Cramer’s V = .29 (indicatief voor een medium effect)5.

Tabel 7

Verdeling van de Type Meldingen over Diverse Jaren in Percentages Discussie

In huidig onderzoek stond de vraag centraal of er een verschil is in de verdeling over diverse type meldingen bij jeugdigen van 23 jaar of jonger die samenhangen met sekse, leeftijd en jaar van melding. Uit de resultaten komt naar voren dat er een duidelijk verschil is in de verdeling van de typen meldingen tussen diverse leeftijdsgroepen. Verschillen in de

5

Voldeed niet aan de assumpties van een Chi-kwadraattoets (verwachte celwaarde: 33.3%)

Melding 2010, 2011 en 2012 % 2013 en 2014 % 2015 en 2016 %

Sexting (niet verspreid / online) 00.5 04.0 04.8

Sexting (wel verspreid / online) 06.3 16.3 21.1

Sextortion 13.6 27.7 39.8

Ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie

07.7 04.2 01.0

Ongewenst seksueel benaderd 24.4 15.1 08.7

Vermoeden van grooming 00.0 01.4 00.7

Misbruik van social media 22.2 12.9 14.3

Onvoldoende informatie, niet serieus, niet seksueel en niet online

13.6 09.7 04.2

Overig online seksueel 04.5 04.9 03.3

Naakt voor de webcam en maakt zich zorgen, geen dreiging

07.2 03.8 02.1

(25)

verdeling van de meldingen gelden eveneens tussen jongens en meisjes. Tevens laat huidig onderzoek zien dat er een verandering heeft plaatsgevonden in de verdeling van meldingen over de jaren heen.

Zoals in huidig onderzoek werd verwacht is er tussen de verscheidende leeftijdscategorieën een verschil zichtbaar in de complexiteit van het slachtofferschap en het actieve aandeel dat het slachtoffer daarin heeft geleverd. Waar jeugdigen in de vroege adolescentie voornamelijk slachtoffer zijn van het online ongewenst seksueel benaderd worden, wagen jeugdigen in de midden adolescentie zich aan sexting en zijn de jeugdigen in de late adolescentie voornamelijk slachtoffer van afpersingspraktijken nadat zij zich hebben blootgegeven voor de webcam. Jeugdigen in de vroege adolescentie worden daarmee slachtoffer nadat een ander hen online opzoekt en benadert. Bij de midden en late adolescentie gaat het al veel meer om actief seksueel exploratiegedrag. Dit graduele proces strookt met de seksuele ontwikkeling van jeugdigen (Frans & Franck, 2015).

De seksuele ontwikkeling, beschreven door Frans en Franck (2015) laat zien dat jeugdigen van 6 tot 11 jaar introvert en preuts zijn op seksueel gebied. De seksuele verkenning start tussen de 8 en 10 jaar. Seksuele spelletjes met leeftijdgenootjes van hetzelfde geslacht staan hierbij centraal. Het voeren van online seksuele gesprekken, het vertonen van geslachtsdelen voor de webcam of het zoeken van pornografie wordt op deze leeftijd als seksueel grensoverschrijdend beschouwd. Dit komt overeen met de bevinding in huidig onderzoek dat jeugdigen rond deze leeftijd slachtoffer worden door het toedoen van anderen. Ook eerder Nederlands onderzoek bevestigt dat jeugdigen in deze leeftijd zich in mindere mate bezighouden met seksuele exploratie op internet en seksuele verzoeken door anderen als uiterst vervelend ervaren (Kerstens & Stol, 2012). Desondanks komt in huidig onderzoek ook naar voren dat sexting en zelfs sextortion plaatsvinden in deze leeftijdsgroep, al dan niet in beperkte mate. Mogelijk komt dit voort uit de nieuwsgierigheid die kenmerkend is voor deze leeftijdsperiode (Frans & Franck, 2015). Wanneer een jeugdige seksueel benaderd wordt door een ander kan het zo zijn dat de jeugdige vanwege zijn nieuwsgierigheid toch ingaat op het verzoek.

Voor jeugdigen in de midden adolescentie (14 en 15 jaar) laat huidig onderzoek zien dat zij zich voornamelijk bezighouden met sexting. Dit sluit aan bij de seksuele ontwikkeling, gezien jeugdigen in deze leeftijdsfase een seksuele opwinding/interesse ontwikkelen (Frans en Franck, 2015). Jeugdigen beginnen met flirten op internet, chatten over seks en tonen zich voor de webcam (Crone, 2015; Frans & Franck, 2015). Het sturen van naaktfoto’s in deze leeftijdscategorie werd ook in eerder onderzoek bevestigd (Baumgartner, Sumter,

(26)

Valkenburg, & Livingstone 2014; Kerstens & Stol, 2012). Daarnaast geldt dat jeugdigen van 12 tot 15 jaar de pubertijd bereiken en lichamelijke veranderingen ondergaan. Dit kan gepaard gaan met onzekerheid (Crone, 2015; Frans & Franck, 2015). Deze onzekerheid kan ontkracht worden door bevestiging op te zoeken van leeftijdsgenoten door bijvoorbeeld het opsturen van naaktfoto’s. Dit zou ook kunnen bijdragen aan het relatief hoge percentage sexting gevonden in huidig onderzoek. Voor de jeugdigen in de late adolescentie (16 tot en met 23 jaar) geldt dat zij zich voornamelijk melden als slachtoffer van afpersingspraktijken na het naakt gaan voor de webcam of het versturen van naaktmateriaal. Dit sluit aan de Europese bevinding dat sextortion met name bij oudere personen plaatsvindt (Europol, 2017). Het lijkt erop dat jeugdigen in deze oudere leeftijdscategorie zich seksueel exploreren met meer lef en durf. Dit past in zekere zin bij het ouder worden van de jeugdige en zijn of haar seksuele ontwikkelingsdrang (Frans en Franck, 2015).

Met betrekking tot verschillen in de verdeling over de typen meldingen tussen jongens en meisjes werd vooraf verwacht dat alle typen meldingen meer bij meisjes zouden voorkomen dan bij jongens, met uitzondering van financiële sextortion. De resultaten bevestigen dat sexting en het ongewenst seksueel benaderd worden inderdaad het meest door meisjes worden gemeld. Eveneens melden meisjes het vaakst dat zij slachtoffer worden van sextortion met seksuele dreiging, met name na het versturen van een naaktfoto. Dit komt overeen met eerdere bevindingen dat meisjes vaker dan jongens een naaktfoto versturen (Klettke, Hallford, & Mellor, 2014) en ook vaker dan jongens onder druk worden gezet om méér naaktfoto’s te versturen (Englander, 2012; Henderson & Morgan, 2011). Waarom meisjes vaker dan jongens slachtoffer zijn van seksuele sextortion (de dader dreigt voor meer seksueel beeldmateriaal), kan verklaard worden door het type dader. Bij seksuele sextortion zijn daders vaak oudere mannen die het mogelijk meer gemunt hebben op jonge meisjes (Europol, 2017).

Daarentegen laten resultaten uit huidig onderzoek zien dat sextortion met financiële dreiging juist typerend is voor jongens, met name na het hebben van webcamseks. De reden waarom jongens meer dan meisjes slachtoffer worden kan eveneens gezocht worden in het type dader bij financiële sextortion. Criminele bendes die achter financiële afpersingspraktijken bij webcamseks schuilgaan, zijn gericht op jeugdige slachtoffers die zich blootgeven voor de webcam, ongeacht of dit een jongen of meisje is. Aangezien jongens nu eenmaal vaker aan webcamseks doen dan meisjes zijn zij vanzelfsprekend eerder slachtoffer. De reden waarom jongens vaker aan webcamseks doen kan gezocht worden in de seksuele aard van webcamseks. Financiële sextortion na webcamseks begint vaak met het zien van een

(27)

(bijna) naakte vrouw op de webcam die seksuele handelingen verricht. Dit is vergelijkbaar met het zien van pornografie. Het is bekend dat meisjes kritischer en restrictiever zijn ten opzichte van pornografie (Manson & Löfgren-Martenson, 2009). Terwijl meisjes seksualiteit legitimeren met liefde, staan jongens meer open voor zuivere seks, seks om het seks. Webcamseks bij financiële sextortion draait vaak om deze zuivere vorm van seks. Doordat jongens meer dan meisjes aan webcamseks doen, zijn zij ook vaker slachtoffer van financiële afpersingspraktijken.

Tegen de verwachting in komt ook het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie relatief vaker voor bij jongens. Vooraf werd verondersteld dat meisjes dit als vervelender ervaren waardoor zij mogelijk eerder een melding doen (Kerstens & Stol, 2012). Desondanks komen de meldingen meer vanuit jongens. Dit kan mogelijk verklaard worden doordat jongens meer algemene pornografie opzoeken, waardoor zij meer kans lopen om ook kinderpornografie tegen te komen (Sabina, Wolak, & Finkelhor, 2007). Mogelijk is dit meer bepalend dan de enkele keren dat meisjes pornografie opzoeken en vervolgens ongewenst kinderpornografie tegenkomen. Een andere verklaring voor de bevinding dat jongens zich vaker melden als slachtoffer van het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie betreft de bereidheid om te melden omtrent kinderpornografie. Een melding over kinderpornografie kan suggereren dat het slachtoffer op zoek is geweest naar algemene pornografie. Aangezien vanuit socialisatieprocessen het zien van pornografie meer wordt toegeschreven aan jongens, kan het meisjes doen weerhouden om er een melding over te maken (Sabina, Wolak, & Finkelhor, 2007).

De derde hoofdbevinding van huidig onderzoek betreft een duidelijk verschil in de verdeling over de typen meldingen over de jaren heen. Naar verwachting is het aantal meldingen omtrent sextortion in de tijd gestegen. Deze stijging is eveneens in andere landen zichtbaar zoals in het Verenigd Koningrijk (National Crime Agency, 2016). Ook het

American National Strategy Survey van het United States Department of Justice (2016) laat

zien dat sextortion veruit de sterkst groeiende vorm van misbruik bij kinderen is. Eveneens spreekt het Internet Watch Foundation (2016) haar zorgen uit over de steeds meer rondcirculerende webcambeelden met daarop jeugdigen afgebeeld. Omtrent sexting werd in huidig onderzoek verwacht dat het redelijk stabiel zou blijven in de tijd. Dit werd verwacht op basis van Europese cijfers afkomstig van het EU Kids online (2010) en Net Children Go Mobile (2013) onderzoek. Resultaten laten echter zien dat meldingen omtrent sexting een steeds groter deel innemen in de verdeling naarmate de tijd vordert. Het is onduidelijk of dit

(28)

te wijten is aan bijvoorbeeld een toegenomen bereidheid om te melden of dat cijfers uit eerder onderzoek onterecht laag uitvallen.

Opmerkelijk is ook dat er, tegen de verwachting in, een afname werd gevonden van het aantal meldingen over het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie. Hoewel cijfers van het Internet Watch Foundation (2016) laten zien dat het aantal meldingen omtrent kinderpornografie toeneemt, lijkt het aantal jeugdigen dat zich als slachtoffer van het tegenkomen van (kinder)pornografie meldt te dalen. Een mogelijke verklaring hiervoor betreft een betere bekendheid van het Meldpunt Kinderporno6 en een mogelijk betere afbakening tussen Help Wanted en het Meldpunt Kinderporno, waardoor deze jeugdigen zich minder snel melden bij Help Wanted. Dit betekent dat er geen daling is in het aantal meldingen kinderpornografie, maar dat alleen meldingen die binnenkomen bij Help Wanted zijn gedaald. Tevens is het mogelijk dat jeugdigen bekender zijn met het feit dat kinderpornografie strafbaar is en het daardoor eerder bij de politie melden of helemaal geen actie ondernemen en het wegklikken. Omtrent grooming zijn de percentages gevonden in huidig onderzoek laag (0.0 tot 1.4%), waardoor er geen harde uitspraken over gedaan kunnen worden.

Huidig onderzoek kent een aantal sterke punten. Het eerste sterke punt vormt de grootte van de algehele data set. In totaal kent huidig onderzoek 5050 meldingen waarvan 1935 onder jeugdigen. Een grote dataset zorgt er in huidig onderzoek voor dat de gevonden effecten meer kracht krijgen en niet enkel op toeval berusten (Bryman, 2008). De gevonden effecten zijn bekrachtigd door naast de Chi-kwadraattoets ook de samenhangsmaat Cramer’s V te hanteren, die eveneens sterke effecten aantoonde. Deze combinatie van toetsen zorgt voor krachtige resultaten. Daarnaast is een sterk punt van huidig onderzoek dat er zowel uitspraken gedaan kunnen worden over jeugdigen, maar ook over de gehele groep die zich wendt tot het meldpunt Help Wanted. Tot slot kent huidig onderzoek een data set die zich uitstrekt over verschillende jaren wat het mogelijk maakt om uitspraken te doen over ontwikkelingen door de tijd.

Naast methodologische sterke punten biedt huidig onderzoek op inhoudelijk vlak mogelijkheden voor de praktijk. Ten eerste laat de hoeveelheid meldingen en het tempo waarin deze meldingen toeneemt bij Help Wanted zien dat een goede preventie van belang is. De afgelopen jaren is het aantal meldingen onder jeugdige slachtoffers met een gemiddelde factor van 1.6 per jaar gestegen. Ondanks huidige preventieprogramma’s lijkt de problematiek niet af te nemen. Het belang van een juiste preventie wordt nog eens extra versterkt als men

6 Net als Help Wanted onderdeel van het Experticebureau Online Kindermisbruik. Meldpunt Kinderporno

(29)

bedenkt dat de meldingen in huidig onderzoek slechts het topje van de ijsberg kunnen vormen en het aantal jeugdige slachtoffers waarschijnlijk nog vele malen hoger ligt in de gehele Nederlandse populatie jeugdigen. Met deze constatering, in combinatie met de kennis over risico’s en problemen die het slachtofferschap met zich mee brengt, laat huidig onderzoek zien dat adequate preventie noodzakelijk is.

Om adequate preventie te ontwikkelen kunnen bevindingen in huidig onderzoek ondersteunend zijn. In de eerste plaats laten de resultaten zien dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen het slachtofferschap dat plaatsvindt in de diverse leeftijdsgroepen. Waar jeugdigen in de vroege adolescentie meer gebaat zouden zijn bij een weerbaarheidstraining tegen seksuele verzoeken en jeugdigen in de midden adolescentie meer op de hoogte gebracht moeten worden van de mogelijke negatieve gevolgen van sexting, zouden jeugdigen in de late adolescentie van informatie voorzien moeten worden met betrekking tot mogelijke afpersingspraktijken na webcamseks, en criminele bendes die daarbij optreden. Ook preventie op maat voor jongens en meisjes is van belang. Waar meisjes bijvoorbeeld meer weerbaarder gemaakt zouden moeten worden voor verzoeken tot sexting, zouden op basis van de resultaten van huidig onderzoek jongens meer geïnformeerd kunnen worden over sextortion na webcamseks.

Daarnaast laten de resultaten in huidig onderzoek zien dat het door de jaren heen kan verschillen wat er speelt onder jeugdigen op online seksueel vlak. Tot en met 2012 ging het voornaamste deel van de meldingen over het ongewenst tegenkomen van (kinder)pornografie en het online ongewenst seksueel benaderd worden. Sinds 2013 lijken sexting en sextortion hun intrede gemaakt te hebben, waarbij met name meldingen omtrent sextortion fors lijken te groeien. Als men kijkt naar ingezette campagnes van de afgelopen jaren is te zien dat er al een aantal jaar campagne wordt gevoerd ten aanzien van sexting. Voorbeelden betreffen de campagne Sexting Onuitwisbaar afkomstig van een samenwerkingsverband tussen het Steunpunt Huiselijk Geweld en WE CAN Young Tilburg en de sexting campagne #geenhoofd van het BNN-programma Spuiten en Slikken. Ook omtrent sextortion is er in 2017 een grootschalige campagne gestart genaamd Say-No afkomstig van Europese politiediensten en Europol. Op wetenschappelijk gebied lijkt echter nog niet over alle vormen van online seksueel misbruik voldoende kennis te bestaan. Hoewel er steeds meer artikelen gepubliceerd worden omtrent sexting, zoals het grootschalige onderzoek seks onder je 25ste en de veiligheidsstudie Jeugd en Cybersafety van Kersten en Stol (2012), blijft wetenschappelijke kennis omtrent sextortion echter achter. Ook op Europees niveau stelt Europol (2017) dat gemeenschappelijke taal en begrip omtrent sextortion ontbreekt tussen diverse

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Betoogd zou kunnen worden dat zedendelicten een andere aanpak vereisen, omdat de kans op vervolging van de verdachte groter is. Hoewel dit bij zakkenrollen en straatroof

For instance, each attractive evolution- arily stable strategy is an attractive evolutionarily stable equilibrium for certain barycentric ray-projection dynamics, and vice versa..

In order to gain insight into the motives of participants to stop using the Web-based treatment program, noncompleters in the RCT group received an email with a link to an

Welke gedragingen vallen onder het voorgestelde artikel 139h lid 1, sub a, Sr? Uitgaande van een meerderjarig slachtoffer, [15] komt het mij voor dat gedraging a) niet strafbaar is

Stolberg als Jones samen met Robert in de stad gezien heeft toen Robert neergestoken werd en dat één van beiden Robert neergestoken moet hebben. We nemen aan dat slechts één van

• Deze twee uitspraken verdragen zich niet met elkaar dus, uitgaande van. A, kan Visser niet de waarheid spreken

De mate waarmee jongeren geconfronteerd worden met slachtofferschap blijkt inderdaad een voorspeller van daderschap: hoe meer jongeren slachtoffer worden, hoe meer ze ook dader

In het jaar 2015 betrof dit 819 gemelde slachtoffers van uitbuiting in de seksindustrie waarvan 79 procent meerderjarige vrouwen , 17 procent minderjarige vrouwen , 4