• No results found

Corporate identiteit van Nederlandse Vrije Theaterproducenten : een onderzoek naar de zichtbaarheid in persberichten en op webpagina’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Corporate identiteit van Nederlandse Vrije Theaterproducenten : een onderzoek naar de zichtbaarheid in persberichten en op webpagina’s"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Corporate identiteit van Nederlandse Vrije Theaterproducenten

Een onderzoek naar de zichtbaarheid in persberichten en op webpagina’s

Masterscriptie Graduate School of Communication

Mastertrack Corporate Communication.

A.E.N.L Winkel

10185542

Begeleider: J.W. Boumans

Datum: 24 juni 2016

(2)

2

Samenvatting

Dit explorerende onderzoek heeft als doel inzicht verkrijgen in de status quo van corporate

identiteit bij Nederlandse vrije theaterproducenten. Het tweede speerpunt is het nagaan of de

gestelde identiteit wordt gecommuniceerd in verschillende gecontroleerde uitingen

(persberichten en webpagina’s). Er is sprake van een kennis gat, omdat er nog geen

wetenschappelijk onderzoek naar corporate identiteit binnen de theatersector is uitgevoerd. In

dit onderzoek wordt triangulatie toegepast, waarbij meerdere onderzoeksmethoden

aangewend worden voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Aan de hand van

literatuuronderzoek, drie interviews, een kwantitatieve inhoudsanalyse van de persberichten

en een kwalitatieve inhoudsanalyse van webpagina’s wordt de onderzoeksvraag beantwoord.

Uit de interviews zijn de volgende factoren gedestilleerd die de basis vormen van de CI van

theaterproducenten: het publiek, het merk, communicatie, de binnenwereld, zakelijke

positionering en de oprichter. Deze kernfactoren zijn in het concept indicator model

onderverdeeld in verschillende sub factoren. Zowel in de persberichten als op de webpagina’s

bleek dat de kern- en sub factoren niet allemaal stelselmatig doorgevoerd worden in deze

gecontroleerde uitingen. Vooral de huisstijl en de continuïteit in de berichtgeven werden terug

gevonden, maar factoren als publiek en de oprichter werden nauwelijks terug gevonden. Deze

inzichten kunnen door theaterproducenten gezien worden als leerpunten en uiteindelijk

worden toegepast in de uitwerking van hun corporate identiteit.

(3)

3

Inleiding

In een tijd van globalisering, sterke competitie en continue online

informatievoorziening staan organisaties voor de uitdaging om zichzelf via diverse kanalen en

voor verschillende stakeholders te profileren door middel van een sterke corporate identiteit

(Topalian, 2003). Het uitdragen van een sterke identiteit kan een positieve uitwerking hebben

op het aantrekken van nieuwe investeerders, het motiveren van personeel, het behoud van

klanten en het onderhoud van persrelaties (Melewar & Karaosmanoglu, 2006). Daarnaast

onderscheidt een unieke identiteit de organisatie van concurrenten binnen het werkveld

(Melewar, 2003). Grote commerciële organisaties lijken hun weg naar de vorming van

corporate identiteit gevonden te hebben en deze wordt dan ook meer en meer ingezet in de

strategische bedrijfsvoering (J. Balmer & Gray, 2000; Hatch & Schultz, 2009).

Sinds de jaren zeventig is er veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar corporate

identiteit. Er bestaat echter een kennis gat met betrekking tot onderzoek naar dit onderwerp in

de theatersector. In het huidige wetenschappelijke landschap wordt vooral onderzoek gedaan

naar corporate identiteit bij multinationale- of grote corporaties, andere sectoren worden niet

tot nauwelijks besproken. Dit onderzoek stapt in dit kennis gat en heeft als doel een eerste

aanzet te geven voor meer corporate onderzoek in de theatersector.

De theatersector is de afgelopen jaren geconfronteerd met ingrijpende bezuinigingen

en een terugloop in bezoekersaantallen (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

[OC&W], 2015). De vrije theaterproducenten moeten zich staande houden in een veld met

een grote diversiteit aan aanbod. Het uitdragen van een sterke identiteit kan de

concurrentiepositie van theaterproducenten versterken en daarnaast bestaand of nieuw publiek

aantrekken. Worden deze voordelen ook door de theatersector erkend? Voeren zij strategisch

hun unieke identiteit door in hun bedrijfsvoering? Een van de doelstellingen van dit

(4)

4

Een tweede speerpunt in dit onderzoek is dat er wordt bekeken of de gestelde identiteit ook

daadwerkelijk wordt gecommuniceerd door middel van persberichten. De leerpunten uit dit

onderzoek kunnen door theaterproducenten in de praktijk toegepast worden, waardoor zijn

hun corporate identiteit kunnen versterken.

In de onderzoeksopzet wordt triangulatie toegepast, waarbij zowel kwalitatieve als

kwantitatieve onderzoeksmethoden worden gebruikt om tot bredere inzichten te komen. De

volgende onderzoeksvraag staat centraal: ‘In hoeverre is de corporate identiteit van

commerciële theaterproducenten zichtbaar in hun persberichten?’

Theoretisch kader

Er bestaat veel onduidelijkheid over het concept corporate identiteit (CI) binnen de

wetenschap. Al sinds de jaren ‘70 van de vorige eeuw is er aandacht vanuit het bedrijfsleven

én vanuit de wetenschap voor dit onderwerp, desondanks bestaat er nog geen universele

definitie (Melewar, 2003; Topalian, 2003). Een verklaring hiervoor kan zijn dat dit onderwerp

door verschillende disciplines binnen de wetenschap beschreven wordt (Kitchen, Tourky,

Dean, & Shaalan, 2013). Buiten het feit dat er onduidelijkheid is over de definitie van

corporate identiteit heerst er ook geen consensus over de verschillende componenten die

onder CI vallen. Het concept blijkt hierdoor lastig te standaardiseren (Suvatjis, Chernatony, &

Halikias, 2012).

Corporate identiteit

De corporate identiteit van een organisatie behelst de kern en het fundament van de

organisatie (Kiriakidou & Millward, 2000). Melewar (2003) beschrijft dit aan de hand van een

aantal kernvragen: “Wat is de organisatie?, Waar staat deze voor?, Wat doet de organisatie?,

Hoe doet zij dit? en Waar gaat de organisatie naartoe?” (Melewar, 2003, p.197). De som van

deze factoren definieert de corporate identiteit. Hier kan ook de vraag ‘Wat is de organisatie

NIET?’ aan toegevoegd worden om deze te kunnen differentiëren van haar concurrenten (J.

(5)

5

M. T. Balmer, 1998b; Kiriakidou & Millward, 2000). Dowling en Otubanjo (2011) voegen

hier een strategische benadering aan toe in de vorm van de vraag: ‘Wie willen we zijn?’.

Daarnaast brengt de corporate identiteit visuele cohesie; alle communicatie wordt eenduidig

uitgezet, daardoor wordt er een consistent beeld vanuit de organisatie naar de buitenwereld

uitgestuurd. Als laatste wordt ook de receptie van de corporate identiteit meegenomen in

sommige definities. Corporate identiteit is de wijze waarop een organisatie zichzelf kenbaar

maakt, opdat mensen de organisatie kunnen beschrijven, ze zich deze herinneren en zich eraan

kunnen relateren (Topalian, 1984, p. 56; Olins, 1989; Melewar & Saunders, 1999). Daarbij

moet de corporate identiteit op een dusdanige wijze zijn ingericht, zodat alle stakeholders én

werknemers zich aangetrokken voelen tot de organisatie (Melewar & Jenkins, 2002). CI

wordt vaak gezien als een parapluconcept, maar over de deelconcepten bestaat geen

consensus. In dit onderzoek worden de volgende deelconcepten aangehouden: corporate

communicatie, strategie, externe identiteit (waaronder visuele identiteit), interne identiteit en

corporate cultuur.

Corporate communicatie

Het uitdragen van de corporate identiteit, zowel intern als extern, gebeurt door middel

van corporate communicatie.

Corporate communicatie is dus de som van alle berichten die via

een breed scala aan media gecommuniceerd worden (Gray & Balmer, 1998; Melewar &

Jenkins, 2002). Deze communicatie kan zowel gecontroleerd als ongecontroleerd zijn

(Melewar, 2003). Ongecontroleerde communicatie kan vanuit de medewerkers komen of

vanuit de media en is niet gepland en ook niet geautoriseerd door de corporate of pr

professionals. Gecontroleerde communicatie komt vanuit de corporate of pr-afdeling van de

organisatie en is in lijn met de door hun gestelde identiteit. De middelen die onder andere

worden ingezet voor gecontroleerde communicatie zijn on- en offline advertenties, promotie,

(6)

6

speeches, nieuwsbrieven en persberichten (Kitchen et al., 2013; Melewar, 2003). Deze laatste

vorm van gecontroleerde communicatie zal in dit onderzoek centraal staan.

Strategie

Voorafgaand aan de corporate communicatie worden door het management

strategische keuzes opgesteld die de basis van de corporate identiteit vormen (Abratt &

Kleyn, 2012; Balmer & Soenen, 1999). Strategie speelt een belangrijke rol in het overbrengen

van de identiteit naar stakeholders en het differentiëren van de organisatie op de markt (Hatch

& Schultz, 2009; Kitchen et al., 2013; Simoes, 2005). Bij de bepaling van de strategie wordt

in de toekomst gekeken: Waar gaat de organisatie naartoe? (Melewar & Karaosmanoglu,

2006). Corporate identiteit kan eigenlijk gezien worden als een strategische manifestatie van

de missie en visie van een organisatie (Melewar & Wooldridge, 2001). Het management van

een organisatie heeft als taak de continuïteit van de identiteit te waarborgen (Simoes, 2005).

Aan de basis van de strategie liggen de kernwaarden van een organisatie; dit zijn de

richtlijnen die een herkenbare rode draad vormen voor de organisatie zowel intern als extern

(Kitchen et al., 2013). Het definiëren van de kernwaarden van een organisatie is een

belangrijke eerste stap in het samenstellen van de corporate identiteit. Aan de hand van deze

kernwaarden worden de missie en de visie van de organisatie opgesteld. Een succesvolle

identiteit is een “levende identiteit” die een reële representatie is en die ook meebeweegt met

de veranderingen die binnen een organisatie plaatsvinden (Topalian, 2003). Het vormen van

een CI is niet een eenvoudig en lineair proces. Het opbouwen van een identiteit met de

bijbehorende positieve associaties, diepere betekenissen, vertrouwen en betrokkenheid kan

jaren duren (Topalian, 2003).

Steeds meer academici erkennen dat CI refereert naar het unieke karakter dat een

organisatie uitdraagt, zoals geschiedenis, filosofie, cultuur, communicatie en het veld waarin

de organisatie opereert (J. M. T. Balmer, 1998a; Riel & Balmer, 1997). Ook de oprichter van

(7)

7

een organisatie is een onderdeel van het unieke karakter en kan een onderscheidende factor

vormen voor een organisatie (Melewar & Karaosmanoglu, 2006; Suvatjis et al., 2012).

Externe identiteit

Nadat op strategisch niveau de identiteit is bepaald en of vernieuwd wordt deze zowel

intern als extern uitgezet in een organisatie. De externe identiteit behelst onder andere alle

visuele uitingen. Dit wordt ook wel de visuele identiteit genoemd. Visuele identiteit werd in

de beginjaren van onderzoek naar corporate identiteit gezien als een van de belangrijkste

componenten van de corporate identiteit (Rekom, 1997). Dit is terug te zien in de definitie die

Dowling (1994, p.40) aanhoudt: “Corporate identiteit zijn de symbolen die een organisatie

gebruikt om zichzelf kenbaar te maken aan de buitenwereld.” Doordat managers absolute

controle kunnen uitoefenen op de visuele identiteit kan er eenvoudig consistentie nagestreefd

worden (Melewar & Karaosmanoglu, 2006). Daarnaast is de visuele identiteit relatief

eenvoudig te veranderen. Dit is van belang omdat logo’s (subtiel) moeten kunnen veranderen

om mee te gaan met de moderniseringen van de CI binnen een organisatie (Gray & Balmer,

1998). De visuele identiteit van een organisatie bestaat uit: naam, logo/symbool, typografie,

kleur, het product wat de organisatie verkoop, de locatie en vormgeving van het pand en het

interieur (Melewar, T.C; Saunders, 1998; Melewar & Karaosmanoglu, 2006). Ook de slogan

kan gezien worden als onderdeel van de visuele identiteit (Gray & Balmer, 1998). Het

logo/symbool representeert op een bondige, compacte en directe wijze de kernwaarden van de

organisatie.

De relatie met media en journalisten is een cruciaal onderdeel van de externe corporate

identiteit. De media zijn belangrijk voor een organisatie, omdat zij een tussenliggende rol

hebben in de vorming van het imago en de reputatie van een organisatie. Als informatie over

een organisatie via onafhankelijke media gecommuniceerd wordt, zijn de positieve effecten

op het imago groter dan wanneer dezelfde informatie wordt gecommuniceerd door corporate

(8)

8

professionals van deze organisatie (Gray & Balmer, 1998). Een van de

communicatiemiddelen vanuit de organisatie naar de pers zijn persberichten. Gezien het feit

dat persberichten een gecontroleerde uiting vanuit de organisatie zijn, zijn deze uiterst

geschikt om de corporate identiteit te communiceren. De persberichten vormen om deze reden

een belangrijk deel van dit onderzoek.

Interne identiteit

Corporate identiteit is meer dan alleen het symbool van een organisatie, maar ook haar

unieke gedrag. Hoe denkt, voelt en gedraagt een organisatie zich via de belichaming van haar

werknemers? Dit wordt ook wel de corporate cultuur genoemd (Kiriakidou & Millward,

2000). Binnen de corporate cultuur vallen de waardes, overtuigingen en het gedrag van een

organisatie (Kiriakidou & Millward, 2000; Melewar & Jenkins, 2002). Door Melewar (2003)

wordt de corporate cultuur gezien als een van de belangrijkste onderdelen van de corporate

identiteit.

Een van de belangrijkste stakeholdersgroepen voor een organisatie zijn haar eigen

werknemers. Het personeel van een organisatie moet representatief in hun gedrag zijn

(Kiriakidou & Millward, 2000). Zij communiceren met de buitenwereld en daardoor moeten

zij als eerste de identiteit van een organisatie uitstralen (Olins, 1991). Bovendien geldt: hoe

sterker de corporate identiteit, hoe meer de medewerkers zich betrokken voelen (Downey,

1987).

Het management kan invloed uitoefenen op de wijze waarop het personeel de identiteit

van de organisatie uitdraagt (Simoes, 2005). Het is van belang om er als organisatie voor te

zorgen dat de gewenste identiteit in lijn staat met de werkelijke identiteit. Als dit namelijk niet

het geval is, zijn werknemers minder snel geneigd betrokken te zijn bij de corporate doelen

van de organisatie (Kiriakidou & Millward, 2000).

(9)

9

Vrije theaterproducenten in Nederland

De specifieke organisaties die in dit onderzoek centraal staan zijn Nederlandse vrije

theaterproducenten. Sinds de jaren ’70 brengen vrije theaterproducenten voorstellingen in de

Nederlandse theaters. Vrije theaterproducenten bestaan vaak uit één actieve ondernemer (de

oprichter) en werken met losse contracten voor acteurs, regisseurs en/of choreografen

(Langeveld, 2006). Ze zien de volgende zaken tot hun kerntaken: het ontwikkelen van

hoogwaardig artistieke producties die zich verhouden tot de wereld om ons heen, het bereiken

van een zo groot mogelijk publiek, verbinding met het publiek bewerkstelligen,

talentontwikkeling en een vruchtbare samenwerking met de verschillende theaters die ze

bespelen (“Input Theaterproducenten Agenda Cultuurbeleid 2017-2020”, 2016). Op dit

moment telt Nederland in totaal veertien vrije theaterproducenten (OC&W, 2015).

Vrije theaterproducenten ontvangen geen subsidie en verwerven het grootste deel van

hun inkomsten uit kaartverkoop en zijn dus commercieel geëxploiteerd, met als belangrijkste

doel: het maken van winst. Een andere bron van inkomsten voor producenten zijn de

uitkoopsommen die een theater biedt. Een uitkoopsom is het vaste bedrag wat een producent

ontvangt ongezien het aantal stoelen wat verkocht is. Sinds de crisis worden deze

uitkoopsommen steeds lager, wat een financiële aderlating kan zijn voor theaterproducenten

(“Input Theaterproducenten Agenda Cultuurbeleid 2017-2020”, 2016). De kaartverkoop van

de voorstellingen van de vrije theaterproducenten verloopt in de meerderheid van de gevallen

via de theaters. Theaters en producenten werken dus nauw samen en maken om deze redenen

al ruim van te voren duidelijke (financiële) afspraken met elkaar.

Tijdens en na de economische recessie hebben vrije theaterproducenten te maken

gehad met een sterke daling in het aantal bezoeken, ondanks een dalende toegangsprijs

(OC&W, 2012). In het proefschrift Kunst en Klant in de Nederlandse podiumkunsten

(10)

10

gehandeld wordt. Geldt dit ook voor de corporate identiteit van vrije theaterproducenten? Aan

de hand van de in het theoretisch kader opgestelde vierdeling: strategie, communicatie,

interne identiteit en externe identiteit, wordt de status quo van corporate identiteit bij vrije

theaterproducenten bevraagd.

Methode

In dit onderzoek wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een theorie, omdat er nog

geen kennis bestaat over corporate identiteit bij vrije theaterproducenten, en zal dus een

exploratief karakter hebben (Flick, 2009). Er wordt triangulatie toegepast, waarbij de

probleemstelling vanuit verschillende methodologische invalshoeken benaderd wordt. Het

eerste deel van het onderzoek zal een kwalitatief karakter hebben, waarbij aan de hand van

semigestructureerde interviews inzicht in de status quo van de corporate identiteit bij

Nederlandse vrije theaterproducenten vergaard wordt. De in het theoretisch kader vergaarde

informatie wordt toegepast op de theatersector. Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit

een inhoudsanalyse van de persberichten en webpagina’s van dezelfde theaterproducten.

Zodat vastgesteld kan worden of de corporate identiteit overeen komt met de uitingen in de

persberichten.

De gefundeerde theoriebenadering staat aan de basis van dit onderzoek. Deze

benadering focust zich op het ontwikkelen van een theorie uit eigen vergaarde data, zoals

interviewtranscripten (Flick, 2009). Daarnaast kenmerkt de gefundeerde theoriebenadering

zich, doordat er een wederkerig proces plaatsvindt tussen de analyse van de data en de

vergaring van deze data (Bowen, 2008). Er wordt dus uitgegaan van een getrapte analyse,

waarbij informatie, opgedaan in het onderzoek, direct wordt toegepast in de onderzoeksopzet.

Steekproef

De steekproeftrekking is a priori en doelgericht, waarbij de kenmerken van de

participanten vooraf bepaald zijn. De participanten werken op de afdelingen corporate

(11)

11

communicatie of marketing & pr bij een Nederlandse vrije theaterproducent. Het is van

belang dat de participanten op een van deze afdelingen werken, omdat zij in hun dagelijkse

werkzaamheden met de ontwikkeling en/of de uitvoering van de corporate identiteit te maken

hebben. Een interview op deze basis wordt een expertinterview genoemd. Daarnaast is er

maximal variation sampling toegepast. Een van de participanten is werkzaam als hoofd

corporate communicatie, terwijl een andere participant aangaf niet tot nauwelijks iets te doen

met corporate identiteit. Als laatste is een producent benaderd die midden in de ontwikkeling

van een eigen corporate identiteit zit. Achtergrondinformatie over de participanten staat

vermeld in appendix 1.

Interviews

De interviews hebben een semigestructureerde vorm, waarbij het interview

vormgegeven wordt aan de hand van een vooraf opgestelde interviewguide, gebaseerd op

kennis vergaard uit het theoretisch kader. De volgende topics vormen de rode draad tijdens

het interview: strategie, externe aspecten van CI en interne aspecten van CI. Het afsluitende

topic is voor iedere producent gepersonifieerd aan de hand van informatie die tijdens het eerst

telefoongesprek is opgedaan en vanuit persoonlijke kennis van de onderzoeker uit het

werkveld. Er is een cyclisch proces toegepast, waarbij net zo lang werd doorgevraagd tot er

theoretische verzadiging plaatsvond. Hierbij is uitgegaan van een open einde, waarbij de

interviewer zo min mogelijk stuurt en de geïnterviewde de ruimte krijgt om zelf onderwerpen

aan te dragen en te beschrijven. In appendix 2 staat een kort overzicht van de onderwerpen die

binnen de verschillende topics besproken worden. De interviews zijn face-to-face afgenomen.

Voor aanvang van het interview hebben alle drie de participanten een informed consent

formulier ondertekend.

(12)

12

Interviewanalyse

De interviews zijn getranscribeerd (zie appendices 3, 4 en 5). Deze data vormen de

basis voor de analyse in het programma Atlas ti. De volgende stappen zijn doorlopen om tot

een concept indicator model (CIM) te komen; segmenteren, open coderen, axiaal coderen en

selectief coderen. Open coderen is de eerste fase, waarbij segmenten worden aangebracht en

alle concepten in kaart worden gebracht. De tweede fase is axiaal coderen. Hierbij worden

vanuit de open codes op een inductieve wijze concepten thematisch gebundeld en worden

relaties gezocht. In de laatste fase, die selectief coderen wordt genoemd, wordt na veelvuldige

reflectie de theorie gevormd (het CIM) (Strauss & Corbin, 1998). Vanuit het CIM (zie

appendix 6) is een toetsingsvragenlijst opgesteld om te kunnen nagaan of de corporate

identiteit ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt in persberichten.

Inhoudsanalyse

Het tweede deel van dit onderzoek bestaat uit een kwantitatieve analyse van alle

(beschikbaar gestelde) persberichten (n=56) die in theaterseizoen 2016-2017 zijn uitgestuurd

door de drie theaterproducenten. Deze persberichten zijn verkregen via de website van de

producenten of zijn toegestuurd door de participanten. Het doel van deze analyse is het

nagaan of de identiteit die in de interviews werd beschreven ook daadwerkelijk wordt

gecommuniceerd in de persberichten. Het raamwerk voor de analyse is opgesteld uit de

vergaarde informatie uit de interviews. In appendix 7 is de vragenlijst terug te vinden. De

factoren zijn ieder manifest en daarom is er gekozen om geen

intracodeurbetrouwbaarheidsanalyse uit te voeren.

Uit de interviews bleek dat online communicatie een steeds groter aandeel krijgt

binnen de corporate identiteit. Dit vaststellende is er gekozen om naast de persberichten ook

de webpagina ‘About us’ / ‘Over ons’ mee te nemen in de inhoudsanalyse, omdat op deze

pagina’s de theaterproducenten zich als organisatie profileren. Wordt op deze webpagina’s de

(13)

13

corporate identiteit, gesteld in de interviews, doorgevoerd? Deze specifieke webpagina’s zijn

uitgekozen, omdat hier over het algemeen de meeste corporate informatie terug te vinden is.

Het sample is klein is (n=3), waardoor er geen kwantitatieve inhoudsanalyse toegepast kan

worden. Er is daarom gekozen voor kwalitatieve inhoudsanalyse aan de hand van codering in

Atlas ti. Hierbij is dezelfde methode aangehouden als bij de analyse van de interviews.

Validiteit en betrouwbaarheid

Om de externe betrouwbaarheid te waarborgen zijn alle stappen in dit onderzoek

gedocumenteerd. De interne betrouwbaarheid is gewaarborgd door middel van het opnemen

en transcriberen van de interviews en de analyse middels het programma Atlas ti. Door het

gebruik van Atlas ti worden de data consistent benaderd en is de analyse te herleiden,

waardoor deze door andere onderzoekers herhaald kan worden. De betrouwbaarheid is

daarnaast verhoogd door de toepassing van (data)triangulatie. De interne validiteit is

verhoogd door middel van een thick description, het gebruik van quotes in de resultaten.

Resultaten

Uit de interviews zijn een aantal kernconcepten gedestilleerd met betrekking tot

corporate identiteit. In het eerste deel van dit hoofdstuk worden de kernconcepten

gepresenteerd en onderbouwd. Het tweede deel richt zich op de kwalitatieve inhoudsanalyse

van de persberichten en de kwantitatieve inhoudsanalyse van de webpagina’s. Het concept

indicator model staat in appendix 6.

Analyse interview

Uit de interviews blijkt dat corporate identiteit bij Nederlandse vrije

theaterproducenten om een aantal kernfactoren draait: publiek, merk, binnenwereld, zakelijke

positionering en de oprichter. Deze kernfactoren worden achtereenvolgend kort toegelicht aan

de hand aan van de sub factoren en quotes uit de interviews.

(14)

14

Publiek

Het publiek wordt in achting genomen bij het vormen van de corporate identiteit. Aan

de ene kant zorgt dit voor inleving in het publiek en aan de andere kant voor worstelingen met

de doelgroepen die aangesproken worden. Alle producenten geven aan dat bij het produceren

het publiek al in een vroeg stadium wordt meegenomen in de plannen voor voorstellingen en

de bedrijfsstrategie. “We maken wel echt voor een doelgroep. We gaan niet later bedenken

voor wie we het maken” (Producent B).

Er wordt in de interviews benadrukt dat het voor de producenten lastig is om een

eenduidige identiteit te vormen, omdat ze voorstellingen produceren die voor een

verscheidenheid aan doelgroepen bedoeld zijn. “Dat is gewoon appels met peren vergelijken,

dus de hele corporate identiteit is daardoor veel meer op de achtergrond” (Producent C).

Maar het [corporate identiteit] is makkelijker als je minder doelgroepen hebt denk ik.

Om een visuele identiteit te creëren die het bedrijf is, terwijl je enige gemene delers

kwaliteit en nieuw zijn, dan is het moeilijk om daar een visuele identiteit aan te hangen,

omdat de voorstellingen niet op elkaar lijken (Producent B).

Echter, is de herkenbaarheid van de producenten bij het publiek een lastig punt. “Ik

denk ook echt dat het publiek ons bijna niet kent terwijl ze wel bijna alle voorstellingen

hebben gezien” (Producent C). Een van de producenten heeft dit punt inmiddels weten om te

zetten :“In het begin was het heel moeilijk, want niemand zei het iets als [Producent A] iets

geproduceerd had. Uiteindelijk hebben we nu in alle landen één merk … Ook weer naar het

publiek toe is het belangrijk als herkenningspunt” (Producent A)

Merk

De basis voor de identiteit van de producenten zijn de voorstellingen die zij maken.

“De succesfactor zijn je producties. De producties zijn uiteindelijk je visitekaartje, en wij

koppelen aan die producties iedere keer het merk” (Producent A). Een vrije theaterproducent

(15)

15

heeft als doel winst maken door middel van de kaartverkoop, maar de corporate identiteit gaat

verder dan dit. “Er is iets meer aan de hand dan alleen maar kaartjes verkopen. Het gaat ook

om mooie dingen maken, talentontwikkeling” (Producent B).

Daarnaast wordt ook door alle producenten nadruk gelegd op eerdere voorstellingen

die succesvol zijn geweest en deze worden daarom ook veelvuldig meegenomen in de

communicatie. “Door vaak te verwijzen naar andere producties … [Voorstelling] heeft zeker

profijt gehad van het feit dat het van de producent van [voorstelling] was met [acteur] in de

hoofdrol” (Producent B).

Alle drie de producenten geven aan een eigen huisstijl te hanteren en zich zeer

verantwoordelijk te voelen voor de implementatie en bewaking hiervan. “De corporate

communicatieafdeling moet er voor zorgen dat in alle landen het merk goed neer wordt gezet.

Met één logo, één huisstijl, één manier van denken” (Producent A). Een huisstijl is geen vast

gegeven, er werd door twee producenten aangegeven dat ze recent nog veranderingen hadden

doorgevoerd in de huisstijl. Echter, er wordt ook aangegeven dat dat de focus van Producent

C niet bij het ontwikkelen van een corporate identiteit ligt en dat de noodzaak niet gezien

wordt om dit aan te passen: “Dan moet je echt heel erg gaan investeren in het onder de

aandacht brengen van dat teken. Die budgetten hebben wij helemaal niet” (Producent C).

Bij het toepassen van de huisstijl blijkt dat consistentie, herhaling en controle

belangrijke factoren zijn van de corporate identiteit. Of zoals Producent B het noemt:

“Uniformiteit in de uitingen, met als doel dat het mensen gaat opvallen.”

Je wilt één tone-of-voice hebben. Dat je in alle landen op dezelfde manier praat, je een

message hebt. … Het aller belangrijkste is dat alles een eenheid is en consistent. Dus

alles wat je doet, dat je dat meteen overal op dezelfde manier doet. … Dat [huisstijlgids]

is het begin van controle en dat is alles wat je doet als corporate afdeling” (Producent

A).

(16)

16

Tijdens het interview met Producent C bleek dat dit niet altijd consequent en consistent

gebeurd. “Met [naam] profileren we ons vooral op affiches en in advertenties, maar op

Facebook dan weer niet. Dit is niet consequent” (Producent C).

Daarnaast koppelt het theater niet altijd de naam van de producent aan een voorstelling. “Dat

is altijd een strijd” (Producent B). Of zijn er andere partijen die argumenten tegen de huisstijl

hebben of is er een creatief meningsverschil.

Door de producenten wordt aangegeven dat de vorming van de CI een organisch

proces is, wat door middel van herformulering van de missie en de visie aangescherpt wordt.

Met alle verschillende elementen die de producent in handen heeft kan dan gebouwd worden.

“Maar dat is toch eigenlijk wel iets wat een beetje organisch gegroeid is. Het was niet zo van:

dit is corporate communicatie zo gaan we het doen” (Producent A).

Communicatiekanalen

Er is een verscheidenheid aan kanalen waarmee de corporate identiteit kenbaar wordt

gemaakt. Grofweg zijn deze kanalen op te delen in twee groepen: eigen kanalen en

mediakanalen.

De eigen kanalen bestaan uit communicatiemiddelen die volledig binnen de controle

van de producent liggen. Middelen die door producenten in print veel gebruikt worden zijn

advertenties, affiches (posters), maar ook een middel wat meer specifiek voor de theatersector

van belang is: het programmaboekje.

Het grootste doel is eigenlijk niet zozeer het publiek informeren over de productie waar

ze zijn, maar over de producties die wij nog meer maken. Het is een cross promotioneel

boekje. Waar ook een goed stuk over [Producent B] in staat (Producent B).

Ook Producent C kent het programmaboekje, maar hebben een andere keuze gemaakt in de

continuïteit hiervan. “Programmaboekjes zijn vooral informatief en daarom zijn ze ook de

(17)

17

eersten die er uit gaan tijdens bezuinigingen” (Producent C). Producent A brengt een

corporate brochure uit. Het doel van deze brochure is het uitdragen van de corporate story.

De afgelopen jaren zijn naast de traditionele media ook online media een belangrijke

rol gaan innemen. “ De corporate storytelling ben je nu ook met social media aan het

ondersteunen” (Producent A). Producent A gebruikt hun corporate website als database,

waarin alle informatie met betrekking tot voorstellingen, acteurs, werknemers en de missie en

visie is terug te vinden.

Het schrijven van een persbericht is een taak die door alle producenten met veel

gewicht wordt gedaan. “Ik denk er enorm lang over na, hoe schrijf ik, met welke woorden,

welke kop komt erboven en wat is het verhaal … Een geweldig spel” (Producent A).

Ik probeer altijd sowieso bij alle persberichten, of ze landelijk of regionaal zijn, onze

naam te noemen. Meteen in de openingszin. Ja. Door vaak te verwijzen naar andere

producties. Kijk, ik kan mensen niet verplichten om het over te nemen, maar ik kan de

boodschap wel blijven herhalen” (Producent B).

Dit kan ook al in kleine zaken zitten, zoals het systematisch meesturen van het logo: “Ja ons

logo staat wel bij ieder persbericht” (Producent C).

Alle producenten gaven aan dat het van groot belang is om nauwe contacten te

onderhouden met de pers. “Mijn taak is om alle contacten met de media, die verder gaan dan

de productie, te onderhouden. Als er iets gebeurd wat over het bedrijf gaat; de resultaten, de

ontwikkeling, dan komt het bij mij. (…) En mijn taak is om dat in een breder kader te zetten”

(Producent A). Hierbij staat ook weer herhaling en uniformiteit van de informatie centraal. De

producent probeert invloed uit te oefenen op de journalist of redactie, zodat consistent en

uniform hetzelfde verhaal verteld wordt.

Ik bereid bijvoorbeeld een item in ‘De Wereld Draait Door’ voor en ben heel intensief

bezig met de redactie; wat wordt het item, wat wordt de inhoud van het item, welke

(18)

18

beelden gaan jullie laten zien, wat verwacht je van ons, welke andere mensen zitten er

aan tafel (Producent A).

Hierdoor viel het een van de producenten op dat hun naam vaker vermeld wordt in de

recensies. “Ik merk wel dat kranten en recensenten vaker onze naam noemen in hun stukken”

(Producent B).

Binnenwereld

De bedrijfscultuur is een belangrijke factor in de bepaling van de corporate identiteit.

Zelfs zo belangrijk dat één van de participanten aangaf dat interne communicatie belangrijker

is dan externe communicatie. “Als die stemming in het gebouw hangt, heb je ook die

uitstraling naar buiten. … Interne communicatie is extreem belangrijk” (Producent A).

De meningen lopen uiteen wat betreft het kunnen sturen van deze interne

bedrijfscultuur. “Het is niet iets opgelegd, het is in mijn ogen oprecht (…) het gevoel wat we

hier hebben dat is niet iets wat je op papier moet zetten, want dat moet je hebben” (Producent

C). Daarentegen werd door Producent A aangegeven dat je dit niet volledig kunt sturen, maar

hier toch invloed op kunt uitoefenen als corporate medewerker.

In het interne blad stuur ik ook weer de boodschap. In de gedrukte versie hadden we

altijd een voorwoord van de Managing Director en wat diegene zei was altijd een soort

van zowel naar de buitenwereld als naar de binnenwereld sturend (Producent A).

De grootte van het bedrijf is ook een bepaalde factor van de bedrijfscultuur van de

theaterproducenten. “Kleinschaligheid is denk ik wel een kracht. De managementlaag is klein,

daardoor zijn de lijntjes veel korter. En het is minder hiërarchisch. De oprichters zitten aan

dezelfde lunchtafel als de stagiaires” (Producent B). Daarnaast is de kleinschaligheid niet

altijd een keuze, maar ook noodzaak. “We zullen gewoon met een klein team heel veel werk

moeten verrichten om het financieel haalbaar te maken” (Producent C).

(19)

19

Zakelijke positionering

Twee producenten willen een sterke identiteit vormen om zakelijke partnerships aan te

gaan, de andere theaterproducent wil voornamelijk een sterke identiteit om zich te kunnen

profileren bij de theaters waar hun voorstellingen ingeboekt worden.

Een sterke corporate identiteit is voor de theaterproducenten van belang bij het

verkopen van hun voorstellingen aan de theaters. “Het theater is veel directer onze klant dan

het publiek. Zij verkopen onze kaarten. Bij het maken van nieuw aanbod willen wij de

theaters laten zien; dit zijn wij” (Producent B). Op grotere schaal past Producent A dit ook

toe. Zij ontwikkelen een internationaal product, zodat zij dit binnen de sector kunnen afzetten.

“En daarnaast wil je eigenlijk ook een internationaal product hebben, dat dus door alle landen

kan reizen en over de hele wereld verkocht kan worden” (Producent A).

Om het voortbestaan van een theaterbedrijf te kunnen waarborgen in deze tijd, is het van

belang om verder te kijken dan je directe partners en op zoek te gaan naar bedrijven die zich

aan je willen binden. “We hebben partnerships met verschillende grote partijen. (…) Je merk

is belangrijk in je contacten naar licensors als je een samenwerking wilt opstarten. Die

partijen willen zich niet alleen met de productie associëren, maar ook aan ons merk”

(Producent A).We proberen meer samenwerkingen aan te gaan met het bedrijfsleven. … Je zit

sneller aan tafel met een partij als je naamsbekendheid hebt” (Producent B).

De noodzaak voor een corporate identiteit kan ook terug gevonden worden in de

bezuinigingen van 2009. Cultuur werd niet meer als vanzelfsprekend verstaan en om dan te

blijven bestaan is het van belang te kijken waar je als bedrijf nog kunt groeien. “Dan ga je

toch om je heen kijken en denken waar komt dat door. En dan ga je professionaliseren waar je

kan. Je gaat met andere ogen naar je eigen organisatie kijken” (Producent B).

(20)

20

Oprichter

Als laatste werd het belang van de oprichter bij de vorming en de continuïteit van de

corporate identiteit benadrukt. Een gezicht bij een organisatie kan voor veel herkenbaarheid

zorgen. Daar waar bij de ene producent de oprichter bijna bekender is dan het bedrijf zelf, is

de ander zich aan het richten op het stimuleren van de oprichter om zich meer op de

voorgrond te vertonen. “De directeur meer het gezicht van het bedrijf laten zijn. Dat hij ook

bij programma’s gaat zitten en interviews gaat geven” (Producent C). “De corporate identiteit

is wel iets wat al langer leefde bij de oprichter (…) Dat ze het gezicht moet zijn. (…) Ze vindt

het niet zo leuk om zelf een actieve rol te spelen. Ze kan het overigens wel” (Producent B).

“De storytelling was heel erg gelieerd aan de persoon van de oprichter.… Aanvankelijk was

de oprichter, zeker in de Nederlandse markt maar later ook in Duistsland, het merk in plaats

van de organisatie” (Producent A).

Inhoudsanalyse persberichten en webpagina’s

Door middel van een frequentieanalyse wordt bekeken of de factoren uit de interviews

aanwezig zijn in de persberichten (n=56). Bovendien zijn aan de hand van dezelfde factoren

en door middel van een kwalitatieve analyse de webpagina’s onderzocht. Op deze manier

wordt getoetst of producenten daadwerkelijk hun beoogde identiteit uiten via hun

gecontroleerde communicatiekanalen. De factor communicatiekanaal is bij deze analyse

buiten beschouwing gelaten.

Uit de inhoudsanalyse blijkt dat er bijna nooit een melding over het publiek en de

doelgroep wordt gemaakt in de persberichten, slechts in één persbericht was dit het geval.

Ook op de webpagina´s wordt het publiek summier benoemd, alleen bezoekersaantallen en

het feit dát er publiek is wordt benoemd. “The warm hospitality extended to its audiences …

over 10 million visitors attend a [Producent A] production every year” (Producent A). De in

de interviews benoemde noodzaak om het publiek een centrale positie te geven bij de vorming

(21)

21

van een corporate identiteit, wordt dus niet tot nauwelijks onderbouwd in de gecontroleerde

uitingen.

Plaatsing van het logo en consistentie in de lay-out worden door iedere producent in de

meerderheid van de persberichten toegepast (appendix 8). Het logo staat links bovenin het

persbericht en de persberichten zijn op een consistente manier opgebouwd. In 62,5% van de

gevallen werd naast het logo de naam van de producent niet in de lopende tekst

gecommuniceerd. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat veel persberichten nieuws

over voorstellingen brengen en niet over corporate onderwerpen. De persberichten die

afkomstig zijn van de corporate afdeling van Producent A benoemden daarentegen wél altijd

de naam van de organisatie. De huisstijl is ook op alle webpagina’s terug te vinden. Dit is te

zien aan de slogan, het logo en de huiskleuren die consistent worden doorgevoerd.

Producent B benoemde expliciet het feit dat het van belang is succesvolle

voorstellingen uit het verleden te koppelen aan persberichten, omdat deze onderdeel zijn van

de identiteit van de organisatie. In totaal werden in 28,6% van de persberichten successen uit

het verleden benoemd. Opvallend hierbij is dat producent B dit slechts in vier van de twintig

geanalyseerde berichten benoemt (appendix 9). Op de webpagina’s wordt echter wel nadruk

gelegd op succesvolle producties. De tekst van Producent C bestaat voornamelijk uit een

opsomming van deze producties. Bij de andere twee producenten is dit een onderdeel van de

tekst. “… business strategy comprises three key activities: producing a wide range of leading

international content, including shows like [opsomming voorstellingen]” (Producent A).

Er wordt slechts in twee van de 56 persberichten er letterlijk verwezen naar de

oprichter. Hierbij moet wel een kanttekening geplaatst worden. Hoewel er in de meeste

persberichten niets over de oprichter werd vermeld, werd wel vaak in de persberichten van

Producent A de nieuwe algemeen directeur aangehaald. Er kan beargumenteerd worden dat

deze persoon de teken van de oprichter overneemt en in dit geval verandert de frequentie van

(22)

22

deze variabele van twee naar vijftien persberichten. Op de webpagina’s worden de

oprichter(s) benoemd of getoond aan de hand van een afbeelding. Alleen Theaterproducent B

wijdt hier kort over uit. “In de loop der jaren heeft [oprichter] veel bevlogen en

gerenommeerde theatermakers om zich heen verzameld.” Alle producenten geven aan dat ze

de oprichter zien als hét gezicht van de organisatie. Het is dus opvallend te noemen dat dit

niet duidelijk terugkomt in de teksten de persberichten en op de webpagina’s.

De factor binnenwereld werd in de analyse van de persberichten niet terug gevonden.

Op de webpagina’s is deze factor wel teruggevonden. Producent B beschrijft op de webpagina

in een paar woorden de bedrijfscultuur. “Samen met het enthousiaste kantoorteam wordt in

een oud schoolgebouw in Amsterdam hard gewerkt om van iedere productie een succes te

maken” (Producent B). De grootte van het bedrijf wordt benoemd door Producent A “(…)

employs more than 3,000 people worldwide.”

Partnerships en samenwerkingsverbanden worden op de webpagina’s van twee

producenten beschreven. “The company stages licensed productions from its world-renowned

partners” (Producent A). “Ook worden er … samenwerkingsverbanden aangegaan met andere

producenten, zoals de jarenlange samenwerking met [theaterproducent]” (Producent B). Over

de sub factor professionaliseringsslag wordt zowel in de persberichten als op de webpagina’s

niet gesproken.

Conclusie

Het doel van dit explorerende onderzoek is inzicht verkrijgen in de status quo van

corporate identiteit bij Nederlandse vrije theaterproducenten en daarbij nagaan of de gestelde

identiteit daadwerkelijk wordt gecommuniceerd in hun gecontroleerde uitingen (persberichten

en webpagina’s). Uit verschillende interviews zijn de volgende factoren gedestilleerd die de

basis vormen van de CI bij theaterproducenten: het publiek, het merk, communicatie, de

binnenwereld, zakelijke positionering en de oprichter.

(23)

23

Binnen de kernfactor publiek zijn de volgende sub factoren gevonden: publieksgericht,

de doelgroep en receptie. De producenten gaven aan dat hun voorstellingen geproduceerd

worden met in het achterhoofd het publiek wat deze voorstelling komt bezoeken. Doordat ze

veel verschillende doelgroepen aanspreken met hun voorstellingen wordt het door hen lastig

bevonden een overkoepelende identiteit te vinden. Uit de interviews blijkt dat de meeste

producenten niet herkend worden bij hun publiek. Binnen de wetenschappelijke literatuur is

herkenning een veel beschreven onderwerp binnen corporate identiteit (Topalian, 1984, p. 56;

Olins, 1989; Melewar & Saunders, 1999). Er zijn dus nog veel verbeteringen te halen voor de

sub factor receptie. Eén theaterproducent geeft echter aan deze fase voorbij te zijn en wél de

herkenning vanuit het publiek terug gekoppeld te krijgen. Geen van de sub factoren uit de

kernfactor publiek zijn teruggevonden in de persberichten en op de webpagina’s.

De tweede kernfactor, merk, kan onderverdeeld worden in vier sub factoren: content,

huisstijl, consistentie en organisch proces. Met content worden de voorstellingen bedoeld die

geproduceerd worden. Deze vormen de basis voor de organisatie en staan centraal in de

vorming van een corporate identiteit, hierbij wordt vooral de focus gelegd op succesvolle

voorstellingen uit het verleden. De succesvolle voorstellingen worden echter niet vaak ingezet

in de persberichten. Op de webpagina’s ligt hier juist wél de nadruk op. Er kan dus

geconcludeerd worden dat er veel nadruk gelegd wordt op de voorstellingen (content) zelf en

minder op de organisatie in zijn geheel. De “Wat is de organisatie?” vraag van Melewar

(2003) wordt nog niet in zijn volledigheid beantwoord, omdat er vooral nog gekeken wordt

naar “Wat doet de organisatie?”. Door alle producenten wordt benadrukt dat de huisstijl een

onmisbaar onderdeel van de identiteit is, waarbij consistentie en het eenduidig uitdragen van

de boodschap van groot belang is. Herhaling van de identiteit, het logo, het merk en de

boodschap die je als theaterproducent wil uitdragen staan aan de basis van de vorming van

een herkenbare identiteit. Dit is helemaal in lijn met wat er in de literatuur beschreven wordt,

(24)

24

want ook hier wordt de visuele cohesie als een belangrijke waarde van de CI bestempeld. Uit

de analyse van de persberichten en de webpagina’s bleek dat de sub factoren huisstijl en de

consistentie bijna altijd terug te vinden waren. Opvallend is wel dat in de lopende tekst de

naam van de producent nauwelijks werd vermeld. Dit kan te verklaren zijn door het feit

doordat er te veel op de voorstelling (content) gefocust wordt en de organisatie vergeten

wordt hierin mee te nemen.

Om de identiteit over te dragen worden door de theaterproducenten diverse

communicatiekanalen gebruikt. Deze zijn onder te verdelen in eigen kanalen en

mediakanalen. De eigen kanalen worden gekenmerkt doordat de uitingen binnen de controle

van corporate en pr professionals liggen. Hieronder vallen standaard uitingen als advertenties,

persberichten en nieuwsbrieven, maar ook een uiting die specifiek is gelieerd aan de

theatersector: het programmaboek. Deze wordt cross promotioneel ingezet, wat wil zeggen

dat naast promotie voor de voorstelling in kwestie ook andere voorstellingen worden

aangehaald en de corporate story verteld wordt. In de interviews wordt er aangekaart dat ook

het internet een grote rol is gaan spelen binnen de corporate communicatie. Producent A heeft

bijvoorbeeld online een uitgebreide database aangelegd, waar externen alle informatie over de

organisatie en de producties terug kunnen vinden. Daarnaast kan ook social media gebruikt

worden als corporate communicatiekanaal. Over mediakanalen hebben corporate en pr

medewerkers geen volledige controle. Hierbij komt de sturende taak van de producent

richting de media naar voren. Een producent probeert de berichtgeving in een breder kader te

zetten en de identiteit zo veel mogelijk mee te geven aan mediapartners. Een persoonlijke

benadering richting de journalist en redacties is hierbij cruciaal. Ook dit wordt onderbouwd in

de literatuur.

Naast deze externe factoren die de corporate identiteit vormen, bestaat er ook een

interne factor. In dit onderzoek wordt dit de binnenwereld genoemd. Hieronder vallen de

(25)

25

bedrijfscultuur, sturing en schaal. Binnen de bedrijfscultuur staat de liefde voor het vak

centraal. Over het feit of je het personeel hierin kan sturen, heerst verdeeldheid. De ene

producent vindt dat dit intrinsiek vanuit de werknemer komt terwijl de ander het juist tot zijn

taak vind om dit te sturen waar kan. Als laatste is ook de schaal van de bedrijfsvoering een

kenmerk die de identiteit van de producenten vormt. De binnenwereld werd in geen van de

persberichten benoemd. Een verklaring hiervoor kan zijn is dat de meeste persberichten nieuw

over voorstellingen brengen, waarbij de bedrijfscultuur geen relevante toevoeging is. Op de

webpagina’s werd dit echter wél gedaan.

Een sterke zakelijke positionering is volgens de producenten afhankelijk van een

goede corporate identiteit. Bij het aangaan van partnerships, zowel in de theatersector als

daarbuiten, is het van belang een sterke identiteit uit te stralen zodat partijen met je om de

tafel willen zitten. Vanaf 2009, na de bezuinigingen in de cultuursector, is de noodzaak

hiervoor verhoogd zegt Theaterproducent B. Er kan dus gesteld worden dat de corporate

identiteit bij theaterproducenten twee gezichten kent: één voor het publiek en één voor de

zakelijke positionering. Twee producenten vermelden kort hun zakelijke positionering op de

webpagina’s.

Als laatste gaven alle drie de theaterproducenten aan dat de oprichter van groot belang

is bij de vorming van de corporate identiteit. De oprichter moet het gezicht van de organisatie

vormen. In de onderzochte literatuur wordt ook gesteld dat de oprichter een van de unieke

factoren is die de organisatie vormt, naast de geschiedenis, filosofie en cultuur. Bij

theaterproducenten ligt van al deze factoren de nadruk vooral op de oprichter. Het is dan ook

zeer opvallend dat de oprichter van de producent nauwelijks in persberichten genoemd wordt.

Voor theaterproducent A moet hier een kanttekening geplaatst worden, zij quoten in hun

persberichten heel regelmatig hun algemeen directeur die na de terugtrekking van de oprichter

(26)

26

het nieuwe gezicht is voor de organisatie. Op iedere webpagina wordt echter wel kort

gesproken over of een afbeelding getoond van de oprichter.

Een professionaliseringslag met betrekking tot het uitdragen van een herkenbare en

sterke identiteit kan de concurrentiepositie van theaterproducenten wellicht verbeteren en ze

een betere uitgangspositie geven binnen het podiumkunstenveld. Een eerste stap hierin is het

uitdragen van de gestelde identiteit in de door de theaterproducenten gecontroleerde

communicatiemiddelen. Concluderend kan er gesteld worden dat er met betrekking tot de

uitvoering van de gestelde identiteit nog stappen te halen zijn zowel in de persberichten als op

de webpagina’s. De oprichter wordt bijvoorbeeld zeer minimaal meegenomen in deze

uitingen. Uit de interviews bleek dat de producenten zich bewust zijn van hun corporate

identiteit, maar deze wordt op verschillende niveaus uitgedragen. De ene producent heeft een

volledige corporate strategie, de ander zit in de ontwikkelingsfase en de derde is niet in die

gradaties bezig met de ontwikkeling van een corporate identiteit. Dat er zo veel verschil zit in

de toepassing van corporate identiteit binnen deze sector kan verklaard worden doordat er

grote verdeeldheid heerst over de effectiviteit van een corporate identiteit.

Onderzoek naar corporate identiteit heeft zich sinds de jaren ’70 ontwikkeld van een

focus op de visuele identiteit tot een breed en strategisch vakgebied. Uit dit onderzoek blijkt

dat bij theaterproducenten toch nog vooral de focus op de visuele identiteit ligt. Dit werd in de

interviews vaak benoemd en in de persberichten is dit consequent terug te vinden. Alleen

Producent A heeft het strategische aspect van hun corporate identiteit uitgerold in de

bedrijfsvoering. De stap naar een meer strategische benadering van corporate identiteit moet

dus over het algemeen gezien nog wél gezet worden.

Discussie

In dit onderzoek staat de uitwerking van de corporate identiteit in persberichten en op

(27)

27

veel mogelijk getracht om betrouwbaarheid en validiteit na te streven. Er zijn echter een

aantal punten binnen dit onderzoek waar een (extra) kanttekening bij geplaatst moet worden.

Ten eerste heerst er onduidelijkheid over de term corporate identiteit, doordat er veel

verschillende definities aangehouden worden kan de validiteit van dit onderzoek in het geding

worden gesteld, indien andere onderzoekers een andere definitie aanhouden. Daarnaast

focussen de interviews vooral op het uitvoerende aspect van corporate identiteit, waarbij de

strategie niet altijd even duidelijk naar voren komt. Echter, dit is wel de status quo met

betrekking tot corporate identiteit bij theaterproducenten op dit moment. Het is dus interessant

om een longitudinaal onderzoek uit te voeren om de veranderingen binnen de sector waar te

nemen.

Daarnaast is de steekproef van de respondenten die geïnterviewd zijn niet groot en ook

het sample aan persberichten was beperkt. Dit in verband met de tijdslimiet dat aan dit

onderzoek gekoppeld was. Dit geeft echter wel een aanleiding om in vervolg onderzoek dit uit

te breiden met extra interviews en een groter sample aan persberichten.

De betrouwbaarheid van het onderzoek had verbeterd kunnen worden als de

respondenten, nadat zij hun uitgewerkte interview hadden ontvangen, inhoudelijk

aanvullingen of aanpassingen hadden doorgegeven. Het interview is toegestuurd, maar hier

had expliciet gevraagd moeten worden of de respondenten commentaar wilden geven.

Een belangrijke toevoeging van dit onderzoek aan het onderzoeksveld is dat er

webpagina’s geanalyseerd zijn. Hier wordt namelijk niet veel nadruk opgelegd binnen

communicatiewetenschappelijk onderzoek, terwijl het internet een steeds grotere rol binnen

het professionele leven inneemt (Estanyol, 2012). Er zijn in dit onderzoek maar drie

webpagina geanalyseerd. Als er een methode is gevonden om een systematische

inhoudsanalyse van een website te kunnen uitvoeren, kan ook hier extra informatie opgedaan

worden in vervolg onderzoek.

(28)

28

In dit onderzoek is de receptie vanuit het publiek niet meegenomen, dit is een

interessante invalshoek. In dit onderzoek is aangetoond dat de gestelde corporate identiteit

nog niet systematisch terug te vinden is in gecontroleerde uitingen van theaterproducenten.

Het kan het interessant zijn om dit een stap verder te nemen en te kijken naar de receptie van

het publiek en of zij de gestelde identiteit herkennen.

Er zijn nog veel punten die verbeterd kunnen worden aan het uitdragen van de

corporate identiteit van Nederlandse vrije theaterproducenten dus vervolgonderzoek is

hierdoor noodzakelijk en van groot belangrijk.

Literatuur

Abratt, R., & Kleyn, N. (2012). Corporate identity, corporate branding and corporate

reputations: Reconciliation and integration. European Journal of Marketing, 46(7/8),

1048–1063. http://doi.org/10.1108/03090561211230197

Balmer, J., & Gray, E. (2000). Corporate identity and corporate communications: creating a

competitive advantage. Industrial and Commercial Training, 37(2), 256–262.

http://doi.org/10.1108/00197850010379811

Balmer, J. M. T. (1998a). Corporate Identity and the advent of corporate marketing. Journal

of Marketing Management, 14(8), 963–996.

http://doi.org/10.1362/026725798784867536

Balmer, J. M. T. (1998b). Corporate Identity There is more to it than meets the eye.

International Studies of Management and Organisation, 28(3), 12–31.

Balmer, J. M. T., Stuart, H., & Greyser, S. A. (2009). Aligning Identity and Strategy:

Corporate Branding at British Airways in the Late 20th Century. California Management

Review, 51(3), 6–23. http://doi.org/10.1108/09600030310502894

Bowen, G. (2008). Grounded theory and sensitizing concepts. International Journal of

Qualitative Methods, 5(September), 12–23. http://doi.org/Article

(29)

29

The Same Coin. AMS Review, 1, 171–182. http://doi.org/10.1007/s13162-011-0022-1

Estanyol, E. (2012). Marketing, public relations, and how Web 2.0 is changing their

relationship: A qualitative assessment of PR consultancies operating in Spain. Public

Relations Review, 38(5), 831–837. http://doi.org/10.1016/j.pubrev.2012.04.006

Gray, E. R., & Balmer, J. M. T. (1998). Managing Corporate Image and Corporate

Reputation. Long Range Planning, 31(5), 695–702.

http://doi.org/10.1016/S0024-6301(98)00074-0

Hatch, M. J., & Schultz, M. (2009). Of Bricks and Brands:. From Corporate to Enterprise

Branding. Organizational Dynamics, 38(2), 117–130.

http://doi.org/10.1016/j.orgdyn.2009.02.008

Kiriakidou, O., & Millward, L. J. (2000). Corporate identity: external reality or internal fit?

Corporate Communications: An International Journal, 5(1), 49–58.

http://doi.org/10.1108/13563280010317587

Kitchen, P. J., Tourky, M. E., Dean, D., & Shaalan, a S. (2013). Corporate identity

antecedents and components: Toward a theoretical framework. Corporate Reputation

Review, 16(4), 263–284. http://doi.org/10.1057/crr.2013.18

Langeveld, C. (2006). Economie van het Theater; vestiging; prijsvorming en economies of

scale in een wereld met bezieling. Retrieved from

http://repub.eur.nl/res/pub/10553/PS_Langeveld.pdf

Melewar, T.C; Saunders, J. (1998). Global corporate visual. International Marketing Review,

15(4), 291 – 308.

Melewar, T. C. (2003). Determinants of the corporate identity construct: a review of the

literature. Journal of Marketing Communications, 9(4), 195–220.

http://doi.org/10.1080/1352726032000119161

(30)

30

Melewar, T. C., & Karaosmanoglu, E. (2006). Seven dimensions of corporate identity: A

categorisation from the practitioners’ perspectives. European Journal of Marketing,

40(7/8), 846–869. http://doi.org/10.1108/03090560610670025

Rekom, J. Van. (1997). Deriving an operational measure of corporate identity. European

Journal of Marketing, 31(5/6), 410–422. http://doi.org/10.1108/eb060640

Riel, C. B. M. V. M. Van, & Balmer, J. M. T. (1997). Corporate identity: the concept, its

measurement and management. European Journal of Marketing, 31(5), 340–355.

http://doi.org/10.1108/03090569710167574

Simoes, C. (2005). Managing Corporate Identity: An Internal Perspective. Journal of the

Academy of Marketing Science, 33(2), 153–168.

http://doi.org/10.1177/0092070304268920

Suvatjis, J., Chernatony, L. De, & Halikias, J. (2012). Assessing the six-station corporate

identity model: a polymorphic model. Journal of Product & Brand Management, 21(3),

153–166. http://doi.org/10.1108/10610421211228775

Topalian, A. (2003). Experienced reality the digital era. European Journal of Marketing,

37(7/8), 1119–1132. http://doi.org/10.1108/03090560310477690

Appendices

Appendix 1

Tabel 2.1 Overzicht theaterproducenten

Theaterproducent A Theaterproducent B Theaterproducent C Aantal werknemers 3.000 (wereldwijd) < 25 < 20

Oprichtingsjaar 1998 - 1983

Participant in dienst 16 jaar 2 jaar 9 jaar

Appendix 2

Tabel 1. Overzicht topics interview guide

(31)

31

- Unieke factoren - Key message?

- Wie heeft de CI samengesteld - Corporate Storytelling Externe communicatie - Target groepen

- Positie i.v.m. andere vrije theaterproducenten - Visual Identity

- Pers contact - Reputatie

- Crisis Communicatie

Interne communicatie - Kennismaking van werknemers met identiteit - Up-to-date houden werknemers

- Rol van werknemers m.b.t. corporate identiteit - Waarden

- Bedrijfscultuur

- Wat is de relatie tussen de corp com & marketing/pr Variabel Verandering Producent A - Interne communicatie - Externe communicatie - Veranderingsmanagement Ontwikkeling Producent B

- Visie voor de toekomst - Verbeterpunten - Moeilijkheden

- Interne- en externe communicatie Focus

Producent C

- Andere producenten zien sterke identiteit - Focus

Appendix 3

Interviewtranscript Theaterproducent A

Achtergrond informatie: Man, sinds 2000 werkzaam als Corporate Communicatie medewerker bij theaterproducent A

Interviewer: Ik eigenlijk eerst beginnen met een makkelijke vraag om een beeld. Om los te komen. Ja om even los te komen en voor mij om een beetje een beeld te krijgen van wat jullie hier eigenlijk allemaal doen, in de dagelijkse bezigheden. Dus wilde ik beginnen met de vraag: Hoe jij

Theaterproducent A beschrijft als je op een verjaardagsfeestje bent, en hoe jij jouw werkzaamheden daar beschrijft. In een informele situatie.

Theaterproducent A is een internationaal theaterbedrijf met de focus op Europa. Wij werken in verschillende Europese landen en onze belangrijkste tak van theater is de musical. We zijn echt wel echt heel erg toegelegd op musical. We doen ook andere dingen; we doen concerten, {HOI} hoort erbij. Uhm… Touring producties brengt {IAL}. Laten we dat nou, die touring tak, laten we dat nou even loslaten. Kort samengevat is het een internationaal theaterbedrijf gericht op musicals met een

(32)

32 focus op Europa. Mmm. En binnen ehm ons bedrijf is de strategie is, want daar ga je straks toch op komen dus dat kunnen beter meteen bespreken. Ja. Hebben we eigenlijk drie uhm drie pijlers, zo moet je dat zien. En die zijn met elkaar verweven. Het is niet zo drie aparte sectoren waarin we werken, maar die zijn met elkaar verweven. Ten eerste heb je uhm in ons vak geldt ‘Content is king’. Dus als jij goede content hebt, neem {TLK} of uhm {MM}. Dat is content die zich internationaal bewezen heeft. Die is door een internationale producent ontwikkeld; {ALW} of {D}. Die content daar kopen wij een licentie op en die licentie die stelt ons in staat om die productie te maken. Daar heb je verschillende categorieën in. Het gaat misschien wel erg ver, maar toch wel belangrijk. Eerste klas rechten, tweede klas rechten en Stock & Amateur rechten. Als je eerste klas rechten hebt dan mag je eigenlijk aan de content vrijwel niks veranderen. Dus je brengt het stuk de productie {TLK} lock stock and barrel1 zoals hij in New York is. De licensor, de eigenaar van het product, die komt ook mee hierheen om het hele castingproces en het creatieve proces te begeleiden. Mmm. En dan uiteindelijk dragen ze dat dan over aan een lokaal team. Uhm.. dat is de eerste. Dat doen wij dus, wij kopen die licenties, wij hebben partnerships, zo kun je het ook noemen, met verschillende van die grote partijen. Dat hebben we opgebouwd en we hebben dus die banden steeds verder aangehaald. Dus wij zijn voor {D} de meest belangrijke partner in Europa. We hebben een bijna exclusieve deal hebben we met ze gesloten, jaren geleden. Alle {D} producties brengen wij in Europa. Een heel belangrijk aspect is de lokale taal. Al onze producties zijn in Duitsland zijn in het Duits, in Frankrijk in het Frans en in Nederland in het Nederlands. Daar zal ik je straks meer over vertellen. De tweede tak, dat is heeft te maken met de eerste tak, want om dit te kunnen doen heb je theaters nodig. Want als jij afhankelijk bent van {C} of afhankelijk bent de Stadsschouwburg of noem het maar. Mmm. Die hebben ook andere programmering. Dat moet dus ook. Zij moeten ook gevarieerd programmeren. Dus die zeggen op een gegeven moment na een aantal maanden, ja nou nu is het wel welletjes nu wil ik iets anders. Vandaar dat uhm {oprichter} in een heel vroeg stadium al begonnen is met eigen theaters;

bijvoorbeeld het {CT}. Na het {CT} kwam het {BT} en na het {BT} kwamen de theaters in Duitsland. Dat is in totaal een twintigtal theaters, over Europa. En doordat wij nu zoveel theaters hebben kunnen wij dus met die content schuiven. Dus wij kunnen content, die licentie, inkopen bij {D} en zeggen ja maar het gaat niet alleen naar Nederland maar ook naar Duitsland etc. Daarom is het voor {D} ook interessant, want die koopt daarmee een heel netwerk in Europa waar ze hun product kunnen afzetten. En als wij nou maar op het niveau kunnen produceren wat zij voor ogen hebben dan zijn wij een goede partner. Mmm. Die licentie is één, het product, de content. Twee is het hebben van een eigen theater. Daar heb je ook het voordeel als je een eigen theater hebt dat je het kunt inrichten zoals jij wilt dat je je gasten ontvangt. Dat vinden wij heel belangrijk. Neem {DLM} en neem alle Producent A Theaters, het is van belang dat je op topniveau de hospitality in je hele bedrijfsvoering hebt. En dan de derde tak, kijk je wilt natuurlijk niet alleen afhankelijk zijn van (onverstaanbaar), maar je wil natuurlijk ook je eigen research and development hebben, je wilt je eigen product creëren, want nu betalen wij iedere maand veel geld aan die licensor om dat te mogen spelen. En die zijn weliswaar onderhandelbaar, maar je moet toch uiteindelijk betalen, dus een deel van de winst die je maakt op {TLK}, {MM} of wat dan ook gaat dus ergens anders heen. Als je nou zelf een product ontwikkeld dan ben je zelf weer rechthebbende. Dat moet je dan wel delen met de componist enzovoort enzovoort, maar het feit blijft dat je zelf de belangrijkste rechthebbende bent. En dat uhm hebben wij dus ook gedaan. We hebben daar twee stromingen in. Een we ontwikkelen iets heel erg voor de Nederlandse of Duitse, de lokale markt. In Nederland hebben we {P} gedaan, {C}, {DM}, {C}, {HGIM} en uhm nou {DT} nu. Dat zijn de belangrijke nationale eigen ontwikkeling. En in Duitsland hebben we er heel veel: {HH}, {IwnnzNY}, {DWvB}. Dat is ook een hele reeks *kuch* en dat willen we ook in ieder land doen. En daarnaast wil je eigenlijk ook een internationaal product hebben, dat dus door alle landen kan reizen en over de hele wereld verkocht kan worden. En dat is bijvoorbeeld {SA}. En we zijn nu bijvoorbeeld bezig met een nieuw project over {TT}. Mmm. En als dat het gaat halen, dat weet je nog niet met alle ontwikkelingen stapje voor stapje en dat gaat tot nu toe allemaal nog goed, dan is

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de vraag welk lunchconcept ouders het beste zouden vinden voor hun kind geven ouders aan het meest positief te zijn over de introductie van een zelfsmeerlunch (32,6 %),

Neem aan dat bekend is dat voor een bepaal- de test geldt dat deze voor 95% van de vrouwen die kanker hebben een positieve uitslag geeft.. Neem bovendien aan dat 1 op de

Door de grote instroom van WW’ers en vluchtelingen en de toename van ouderen in de bijstand zien we dat veel gemeenten maatregelen nemen voor deze specifieke groepen, zoals

Terwijl ik als therapeute zo vaak tegen mijn cliënten heb gezegd: beeld je eens in dat je ongeneeslijk ziek bent en nog maar zes maanden te leven had, wat zou je dan nog willen

Voor het eerst sinds euthanasie op 28 mei 2002 bij wet geregeld is, dreigt een arts zich voor de rechtbank te moeten verantwoorden voor wat het parket als moord kan zien..

Na het avondeten zaten we nog een tijdje in het duister voor we licht durfden maken en als de lamp uitging (want aanvankelijk hadden we geen cilinder en dan kon dat makkelijk

In een ander onderzoek onder jongeren vertoonden leerlingen die een training hadden gekregen in growth mindset een significante verbetering van hun scores op het gebied van wiskunde

De opgave: plezierig wonen en samenleven voor iedereen.. • Wonen en bescherming: opgave voor alle