• No results found

Fulltime buurman gezocht (m/v) : een kwalitatieve case study naar actief burgerschap en bridging social capital binnen een buurtinitiatief in Amsterdam-Oost

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Fulltime buurman gezocht (m/v) : een kwalitatieve case study naar actief burgerschap en bridging social capital binnen een buurtinitiatief in Amsterdam-Oost"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een kwalitatieve case study naar actief burgerschap en bridging social

capital binnen een buurtinitiatief in Amsterdam-Oost

Anne-Floor Bakker

U n i v e r s i t e i t v a n A m s t e r d a m 2 7 j u n i 2 0 1 7

Fulltime buurman gezocht (m/v)

Anne-Floor Bakker (10759905) Bachelorscriptie sociologie WG 9 – Co-creatie & Participatie 1e begeleider: Michiel Stapper 2e begeleider: Loes Verplanke 17377 woorden

(2)

Inleiding

Het begrip actief burgerschap is al een paar decennia niet meer weg te denken van de

politieke agenda in Nederland. Een harde omlijning van het begrip ontbreekt echter nog. Het begrip wordt veelal gebruikt om de burger een spiegel voor te houden en te laten zien wat zij zelf zouden kunnen bijdragen aan de huidige samenleving. De manier waarop verschilt van de context waarin het actief burgerschap geplaatst wordt. Het is veel mensen, waaronder mijzelf, dan ook tot op de dag van vandaag niet duidelijk wie en wat dé actieve burger precies is. Wel weet ik dat deze burgers de bouwstenen zijn van de huidige participatiemaatschappij, aldus de overheid.

In het begin van de vorige eeuw is hard gevochten voor de mate van individualisme die wij nu kennen. Processen als de ontzuiling, emancipatie en het invoeren van de

verzorgingsstaat stonden hier in centraal. Met de individualisering van de samenleving en de toename van de culturele diversiteit in Nederland door de grote mondiale migratiestromen eind vorige eeuw, verloor burgerschap zijn vanzelfsprekende karakter met broederschap als uitgangspunt (Schinkel, 2007, p.81). En nu, bijna een eeuw nadat het individualisme zijn intrede maakte in de Nederlandse samenleving is het volgens politiek Nederland tijd om een nieuwe koers in te slaan. Het idee van de ‘activerende verzorgingsstaat’ maakte in de jaren zeventig zijn intrede in Nederland, en is in de decennia daaropvolgend steeds verder

uitgebouwd tot een nieuw politiek ideaal (Kampen, Verhoeven & Verplanke, 2013, p. 11). De verzorgingsstaat kwam eind vorig eeuw onder druk te staan van de economische recessie. Dit leidde tot een toenemende vraag naar sociale voorzieningen, terwijl de overheid juist hierop moest gaan bezuinigen. Ook nam de kritiek toe op de door de overheid passief en afhankelijk gemaakte burgers. Zo werd de doelstelling vanuit de overheid: de regelingen versoberen door de uitgaven te beperken en de voorwaarden aan te scherpen, én de activering van burgers (Kampen et al, 2013, p. 12). In de afgelopen decennia is dan ook een moraliserend offensief ingezet waarin burgerschap centraal staat. Het burgerschapsprincipe werd hiermee uitgebreid van een juridische status, tot een identificatieproces (Kampen et al, 2013, p. 12) en daarmee tot een moreel uitsluitingsmechanisme tussen ‘actieve’ en ‘minder actieve burgers’ (Schinkel, 2007, p. 83). Deze nieuwe aandacht voor het activeren van burgers krijgt onder andere vorm in de overheid die burgerinitiatieven niet alleen ondersteunt maar ook luidkeels toejuicht (Putters, 2014, p. 8).

Het project Jaffa Jaffa in Amsterdam Oost is een goed voorbeeld van een dergelijk burgerinitiatief. Marnix is de oprichter van het project en is een actieve burger die zijn tijd, in extreme mate, inzet om in beter contact te komen met zijn buurtgenoten. Marnix heeft de taak

(3)

van “fulltime buurman” op zich genomen bij wijze van sociaal experiment. Zijn persoonlijke doel: het beter leren kennen van zijn buurtgenoten en daarnaast andere mensen inspireren om ook contact te leggen met hun directe leefomgeving. Hij doet dit door wekelijkse activiteiten te organiseren op de Javastraat. Deze variëren van een gezellige breiavond tot een hoverboard competitie. Marnix is van origine filmmaker en legt zijn activiteiten dan ook vast in een vlog, die hij drie keer per week post op zijn website Jaffa Jaffa en op de gelijknamige

Facebookpagina. Als aanleiding van dit project noemt Marnix de diversiteit van de straat. Hij beschouwt dit als een unieke locatie en wil de Javastraat op deze manier een platform geven.

Marnix: We leven tegenwoordig in een maatschappij met ontzettend veel bevolkingsgroepen. En zeker binnen mijn generatie is alles op je persoonlijke

voorkeur gericht…waardoor je heel erg wordt gepusht om in je eigen hokje te blijven. En dat is niet zo zeer goed of fout, maar ik denk dat het uiteindelijk enorm waardevol kan zijn open te blijven staan voor allerlei verschillende mensen. Mensen waar je normaal niet mee in aanraking zou komen - omdat je geen overeenkomsten of gemeenschappelijk interesses hebt. Zeker nu in een maatschappij waar heel veel verschillende mensen pal naast elkaar wonen.

Wat Marnix in een van zijn vlogs beschrijft lijkt typerend voor onze huidige

geïndividualiseerde samenleving. Een samenlevingsvorm die veel vrijheden kent; men is onafhankelijker dan ooit tevoren en met name in de steden kan men ongemerkt opgaan in de massa. De andere kant van deze anonimiteit is dat we ook veel kansen laten liggen op sociaal vlak. Met wie deel je eigenlijk die 100 meter die je straat lang is?

Het project is nu halverwege en op basis van zijn filmmateriaal lijkt het een diverse groep buurtbewoners aan te spreken. Maar de daadwerkelijke effecten behoeven nader onderzoek. Ik ben benieuwd naar de perceptie van de deelnemende buurtbewoners omtrent het project Jaffa Jaffa en hoe zij het initiatief plaatsen binnen het idee van de

participatiesamenleving en actief burgerschap (Schinkel, 2007, p.84). Op basis van de resultaten zal een model van actief burgerschap worden opgesteld. Dit model beoogt een overzichtelijk beeld schetsen van de mogelijke dimensies die tot actief burgerschap kunnen behoren. Naast actief burgerschap is er in dit onderzoek aandacht voor de mate waarin de sociale cohesie tussen de verschillende groepen in de buurt beïnvloed kan worden door dit buurtinitiatief. Ook zal er aandacht zijn voor de mate van bridging social capital binnen de activiteiten van het project Jaffa Jaffa (Putnam, 2000, p. 23).

(4)

Dit leidt tot de volgende dubbele onderzoeksvraag: ‘In hoeverre past het project Jaffa Jaffa in het plaatje van een ‘actieve burger’ volgens de deelnemers van het project? En in hoeverre leidt het project Jaffa Jaffa tot bridging social capital op de Javastraat?’

Theoretisch kader

Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zal ik gebruik maken van verschillende sociologische theorieën. Om te beginnen zal ik Schinkel (2007) behandelen om het begrip actief burgerschap te duiden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Schinkels kritische blik op de participatiesamenleving en wat volgens hem de aanleiding was tot de hernieuwde aandacht voor het burgerschapsconcept. Vervolgens zullen twee netwerktheorieën behandeld worden, ten eerste de netwerktheorie van Granovetter (1973). Zijn concepten weak- en strong ties staan hierin centraal (1973, pp. 1361-1362). Deze concepten zijn voor dit onderzoek van belang om de sterkte van de relaties die deelnemers opdoen te kunnen duiden. Vervolgens zal de visie van Granovetter (1973) worden aangevuld met de netwerktheorie van Putnam (2000). Zijn concept bridging social capital ligt aan de basis van de tweede onderzoeksvraag. Gezien de doelstelling van Marnix om zo veel mogelijk buren te leren kennen, is de verwachting dat hierbij een zekere mate van bridging social capital zal optreden. Echter valt nog te bezien in hoeverre deze mogelijkheid tot bridging ook voor andere deelnemers onderling zal optreden (2007, pp. 22-23). Tot slot zullen de twee netwerktheorieën kort met elkaar in verband worden gebracht.

Ten eerste Schinkels visie op het gebruik van de term actief burgerschap. Theoretisch wordt er tegenwoordig vaak onderscheid gemaakt tussen formeel en moreel burgerschap. Enerzijds is er de formele kant van het burgerschap, hieronder vallen de juridische aspecten. Of je nu geboren bent als staatsburger of het staatsburgerschap na migratie hebt verkregen, dit staatsburgerschap komt met alle bijbehorende rechten en plichten. Hierbij kan worden gedacht aan de leerplicht voor kinderen jonger dan 18 jaar, maar ook aan het recht op politieke participatie en het stemrecht tijdens verkiezingen. Wanneer men eenmaal de status van burger heeft, is deze onvoorwaardelijk en kan ze niet zomaar van iemand worden afgenomen (Schinkel, 2010, p. 268).

Anderzijds is er de morele kant van burgerschap. Burger zijn is namelijk niet enkel een passief recht, maar ook iets wat je doet. Deze morele kant van burgerschap is overladen

(5)

met normatieve ideeën over wat ‘goede burgers’ zijn, deze zijn in de loop van jaren vaak bijgesteld. Opvallend is de huidige nadruk op actief burgerschap binnen de Nederlandse politiek. Er wordt een ideaalbeeld geschetst waarin burgers onafhankelijk en tolerant zijn, en zelf het voortouw nemen in het organiseren van collectieve actie. Het actief burger zijn staat voor het kúnnen en wíllen deelnemen aan de samenleving (Schinkel, 2007, p.84). Kortom, iemand die zijn steentje bijdraagt en zelfredzaam is. Daarnaast wordt vanuit de overheid tegenwoordig veel nadruk gelegd op het belang van gedeelde normen en waarden, en een hernieuwd burgerschapsgevoel binnen de huidige heterogene samenleving. Het actief burgerschap zou dé oplossing zijn voor een betere sociale cohesie en daarmee een beter leefbare samenleving. Daarmee was het concept de afgelopen twee decennia niet weg te denken uit de Nederlandse politiek. Er leeft een geromantiseerd beeld van betere tijden, waar er nog sprake was van onvoorwaardelijk broederschap tijdens de periode van wederopbouw na de wereldoorlogen. Er is echter sindsdien veel veranderd, zowel qua modernisering als op het gebied van culturele diversiteit binnen Nederland.

Waar voorheen de formele aspecten van burgerschap nog aandacht behoefden, zijn deze rechten en plichten in de huidige tijd goed gewaarborgd door een democratische staat. Hierdoor kon de prioriteit te verschuiven naar de meer morele kanten van burgerschap, in de meest recente vorm: actief burgerschap (Schinkel, 2007, p.70). Wanneer de oorzaak van deze verschuiving naar de meer morele kant van burgerschap nader wordt bestudeerd is dit op macroniveau terug te leiden op de deterritorialiserende werking van globaliseringsprocessen. Burgerschap is in afnemende mate afhankelijk van geografische beperkingen zoals

landsgrenzen. Waar na de wederopbouw van de Tweede Wereldoorlog in veel West-Europese landen broederschap nog gelijk stond aan burgerschap, werd dit met de komst van de vele nieuwelingen steeds minder vanzelfsprekend (Schinkel, 2007, p.81). De migratiestromen brachten veel niet-westerse migranten. Naast migratie speelt ook de economische en culturele globalisatie een rol bij het uitbreiden van netwerken over de geografische grenzen. Daarmee wordt de noodzaak van identificatie op lokaal niveau steeds kleiner. De vanzelfsprekendheid van broederschap als onderdeel van burgerschap lijkt daar mee in grote mate te zijn

afgenomen. Als het ware verloor het idee van burgerschap met de intrede van de globalisatie zijn vanzelfsprekende samenhorigheid en onvoorwaardelijke loyaliteit.

Eind vorige eeuw werd duidelijk dat dit gebrek aan samenhorigheid geen eenvoudige oplossing kende. De multiculturele samenleving werd voornamelijk als iets problematisch gezien. Om de verbroedering terug te brengen binnen de samenleving, werd in toenemende mate de nadruk gelegd op de morele aspecten van het burgerschapsprincipe. Het

(6)

gebrek aan samenhorigheid werd deels toegeschreven aan het gebrek aan integratie bij migranten, merkte Schinkel op (2007, p.81). Om het moreel burgerschap weer op peil te brengen en om tot verbroedering te kunnen komen werd veel tijd gestoken in het

propaganderen van wat ‘goed’ en vooral ook actief burgerschap is. Deze morele kant is niet juridisch af te dwingen, maar toch bijzonder geschikt als uitsluitingsmechanisme. Een manier om onderscheid te kunnen maken van de moreel goede, ook wel ‘actieve burger’ en de ‘passieve burger’; de ‘eigenlijk-geen-echte-burger burger’ (Schinkel, 2007, p. 70).

Schinkel (2007) zet zelf vraagtekens bij deze problematisering van het gebrek aan integratie. Hij is kritisch over het statische idee dat er leeft wat betreft cultuur. Het idee dat cultuur a priori gegeven is en dat nieuwe burgers zich daaraan dienen te conformeren, is volgens Schinkel te essentialistisch (Schinkel, 2007, p. 81). De problematisering van

integratie impliceert dat er een oplossing voor dit probleem gevonden moet worden. Hier waarschuwt Schinkel voor ‘sociale hypochondrie’ (Schinkel, 2007, p. 76). Hiermee bedoelt hij: een collectieve angst om ziek of niet langer ‘heel’ te zijn. De samenleving als een maatschappelijk lichaam dat zich neurotisch zorgen maakt omtrent zijn gezondheid. Ze is bang zichzelf als geheel te verliezen. Schinkel omschrijft dat, met oog op de ontwikkelingen omtrent globalisatie en mondiale migratie, dit er in de huidige tijd toe heeft geleid dat het burgerschapsconcept gehervalueert is.

Wat betekent dit begrip met oog op de eerdergenoemde processen? Enerzijds blijkt het burgerschapsprincipe een gebrekkig mechanisme, want het waarborgt niet langer de

vanzelfsprekende verbroederende werking. Anderzijds wordt er nog steeds veel waarde aan gehecht en wordt de morele zijde van burgerschap in toenemende mate benadrukt. Daarmee biedt het construct burgerschap nog altijd een zekere mate van houvast en richtlijnen

(Schinkel, 2007, p. 76).

Ten tweede de netwerktheorie van Granovetter. Hij bekritiseert in zijn publicatie The Strength

of Weak Ties de sociologische traditie ten aanzien van netwerktheorieën die voorheen primair

gefocust waren op relaties binnen bepaalde groepen en geen rekening hielden met de interactie tussen verschillende groepen. Hij pleit voor een analyse van interpersoonlijke netwerken om zo vanuit dit microperspectief macrofenomenen, zoals sociale mobiliteit en sociale cohesie, te kunnen verklaren (Granovetter, 1973, p. 1361). In deze netwerktheorie vult hij de sociologische traditie van het focussen op de strong ties aan met het introduceren van het begrip weak ties. Granovetter maakt dus onderscheid in de sterkte die een tie kan hebben,

(7)

emotionele intensiteit, de mate van intimiteit en de wederkerigheid van diensten bedoeld. Deze variabelen zijn allen opzichzelfstaand, ondanks een dichte verwevenheid met elkaar. Op basis van deze variabelen is een strong tie dus een relatie tussen mensen die relatief meer tijd met elkaar doorbrengen, emotioneel geïnvesteerd zijn in hun onderlinge relatie en een

wederkerige relatie hebben opgebouwd. Strong ties komen veelal voor tussen personen die meerdere aspecten in hun leven met elkaar gemeenschappelijk hebben, zoals hetzelfde opleidingsniveau, geloofsovertuiging en leeftijd (Granovetter, 1973, pp. 1361-1362). Van

weak ties is er sprake wanneer de relatie tussen twee personen waarschijnlijk is op basis van

een derde persoon, in dit geval de intermediair. Wanneer personen A en B een strong tie hebben, betekent dit dat zij waarschijnlijk over een langere periode intensief met elkaar omgaan en is de kans groot dat zij verschillende overeenkomsten hebben. Ditzelfde geldt voor de sterke relatie tussen personen A en C. Het is dan volgens de theorie van Granovetter

(1973) aannemelijk dat personen B en C ook goed met elkaar overweg kunnen, omdat zij beiden veel gemeen hebben met dezelfde persoon en daarmee waarschijnlijk ook met elkaar. Naast de waarschijnlijkheid van persoonlijke overeenkomsten is ook de kans van ontmoeting tussen B en C relatief gezien vrij groot. Omdat zij beiden, afzonderlijk van elkaar, veel tijd met hun strong tie, persoon A, doorbrengen, is de kans groot dat personen B en C elkaar ook regelmatig tegenkomen en op basis van deze ontmoetingen een relatie opbouwen met elkaar. Tussen B en C is er dan sprake van een weak tie. Ervan uitgaande dat mensen die meer op elkaar lijken eerder met elkaar bevriend raken, is dat kans groot dat B en C, aangezien zij beiden op A lijken, ook goed met elkaar over weg kunnen (Granovetter, 1973, p. 1362). Tot slot is het van belang om te benadrukken dat er niet ten alle tijden een tie aanwezig is tussen personen, dit noemt Granovetter (1973) absent ties. Hiervan is sprake wanneer er geen onderlinge connectie of relatie is, zowel direct als via een intermediair.

Als derde theorie de netwerktheorie van Robbert Putnam. Hij beschrijft in zijn boek Bowling Alone (2000) hoe de Amerikaanse samenleving steevast blijft verindividualiseren. Men wordt steeds minder vaak lid van kerkgenootschappen of beroepsvakbonden. De noodzaak van het met elkaar verenigen lijkt steeds verder af te zwakken. Putnam (2000) ziet dit als de erosie van sociaal kapitaal, een term die centraal staat in zijn netwerktheorie. Sociaal kapitaal definieert hij in verschillende aspecten zoals de kwaliteit van sociale relaties en netwerken, onderlinge betrokkenheid, gedeelde normen en vertrouwen. Sociaal kapitaal valt daarnaast in twee primaire subcategorieën onder te verdelen: ten eerste bonding social capital, behoren tot een groep met gemeenschappelijke kenmerken (Putnam, 2000, p. 22). Ten tweede bridging

(8)

social capital, wanneer er contact wordt gelegd met mensen buiten je eigen groep en er dus

verschillen worden overbrugd, bijvoorbeeld tussen hoog- en laagopgeleiden. Groepen kunnen zowel bonden op basis van bepaalde sociale dimensies als bridgen over andere kenmerken. “The Black Church, for example, brings together people of the same race and religion, across

class lines”. Kortom, bonding en bridging. Het is niet ‘het een of het ander’, maar simultaan

en in interactie met elkaar (Putnam, 2000, p. 23). Sinds de opkomst van de sociale media is dit een medium geworden wat het mogelijk maakt om te bridgen over voorheen

onoverbrugbare demografische of religieuze verschillen, bijvoorbeeld op basis van gelijkenissen op het gebied van interesses en ideologieën (Putnam, 2000, p. 23).

“Bonding social capital is good for ‘getting by’ and bridging social capital is crucial

for ‘getting ahead” (Putnam, 2000, p. 23). Hiermee bedoelt Putnam dat het in het dagelijkse

leven van belang is om een sterk sociaal vangnet te hebben van vrienden en familie. Maar wanneer je verder wilt groeien, bijvoorbeeld wanneer je op zoek bent naar een nieuwe baan, dan zijn het vaak de mensen die iets verder van je afstaan die het verschil kunnen maken. Op dit vlak ligt de kracht van je netwerk juist in diversiteit, in plaats van in je vertrouwde en vaak ook meer homogene sociale kring.

Daarnaast is bridging social capital goed voor het verbreden van kennis van andere groepen om zo vooroordelen af te zwakken. Bonding versterkt daarentegen juist de identiteit van de inner circle, wat leidt tot een groeiend wij-zij gevoel. Precies om deze reden valt te verwachten dat deze vorm van sociaal kapitaal vaker een negatieve invloed kan hebben. Echter hebben beide vormen, zowel bonding als bridging, onder veel omstandigheden sterke positieve effecten (Putnam, 2000, p. 23).

De twee netwerkentheorieën van Granovetter (1973) en Putnam (2000) hebben een aantal raakvlakken met elkaar. De sterkste overeenkomst ligt naar mijn mening in de concepten

strong ties van Granovetter en bonding social capital van Putnam. Deze concepten duiden

beide connecties tussen mensen die over het algemeen meer op elkaar lijken en deel uit maken van hetzelfde sociale netwerk ofwel inner circle. Het concept strong ties duidt

specifiek de afstand tussen mensen in hun relatie, terwijl bonding social capital de reden voor deze hechting verklaart, namelijk de overeenkomsten die men deelt en die versterkend werken voor de relatie. Voor de concepten weak ties en briding social capital van dezelfde auteurs is de overeenkomst minder duidelijk maar eveneens aanwezig. Beide concepten hebben de potentie van een sociale connectie in zich, echter is dit in beide gevallen niet vanzelfsprekend de uitkomst. In het geval van weak ties is er door de strong ties tussen A en B en A en C een

(9)

grote kans dat B en C ook goed met elkaar overweg kunnen, echter is dit enkel een

kansberekening en hebben B en C niet vanzelfsprekend een goede band. Bij bridging social

capital ligt deze potentie voorafgaand aan het daadwerkelijke ‘bridgen’, en worden er hier

verschillen overbrugd die eerder voor afstand zorgden binnen de sociale relatie.

Methodologie

In dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van een kwalitatieve case study design. Gezien het feit dat het onderwerp van dit onderzoek zich afspeelt in een specifieke straat in

Amsterdam-Oost, zal er in deze case study intensief onderzoek worden gedaan in een specifieke setting. Daarbij is dit onderzoek los van de geografische locatie toegespitst op de effecten van een specifiek sociaal project. Het gaat dus om a single organisation, het project Jaffa Jaffa, binnen deze community, de Javastraat in Amsterdam-Oost (Bryman, 2012, pp. 66-67). In het project Jaffa Jaffa is een zeldzame combinatie te vinden van een project dat enerzijds maar door één persoon in de praktijk draaiende wordt gehouden, en anderzijds een bijzonder hoge intensiteit kent door de combinatie van vlogs en activiteiten. Aanvullend daarop is de intrinsieke motivatie van Marnix tekenend voor dit specifieke project, hij doet dit als persoonlijk sociaal experiment met als doel zijn buren beter te leren kennen. In mijn optiek maakt dit het project Jaffa Jaffa anders dan alle andere buurtinitiatieven, zowel binnen als buiten Amsterdam. Het project Jaffa Jaffa lijkt een unique case te zijn (Bryman, 2012, p. 70). Ook is de verwachting dat het locatie van het project een belangrijke rol speelt in het succes van dit buurtinitiatief. Zo staat Amsterdam-Oost bekend om zijn ondernemende karakter op buurtniveau en wordt hier vanuit de gemeente al decennialang in geïnvesteerd. Dit zijn randvoorwaarden die invloed hebben op de repliceerbaarheid van het project, en die tekenend zijn voor de uniqueness van dit project.

De dubbele onderzoeksvraag die centraal staat in dit onderzoek is: ‘In hoeverre past het project Jaffa Jaffa in het plaatje van een actieve burger volgens de buurtbewoners? En hoeverre leidt dit tot bridging social capital op de Javastraat?’

In aanvulling op deze hoofdvragen zijn er vier deelvragen opgesteld. De eerste twee deelvragen zijn gebaseerd op de theorie van Schinkel (2007) betreffend burgerschap. De laatste twee deelvragen zijn beïnvloed door de netwerktheorie van Putnam (2000), en worden ondersteund door de theorie van Granovetter (1973).

(10)

De eerste deelvraag die behandeld zal worden is: ‘Wat beschouwt men als een actieve burger?’ Het is voor het verdere onderzoek van groot belang om eerst duidelijk te krijgen welke perceptie de deelnemers hebben wat dit begrip. Wie is de actieve burger en wat zijn de praktische uitwerkingen van dit begrip. Het doel van deze deelvraag is om een beschrijving te kunnen maken van alle dimensies die volgens de deelnemers relevant zijn voor dit begrip van actief burgerschap. Dit model zal later in deze thesis uitgebreid aan bod komen.

De tweede deelvraag is: ‘Wat is het belang van actieve burgers voor de straat volgens buurtgenoten?’ Deze deelvraag is relevant om vast te stellen of de deelnemers wel waarde hechten aan het idee van actief burgerschap en of zij dit als wenselijk dan wel noodzakelijk achten voor de leefbaarheid binnen hun buurt.

Deze twee deelvragen leggen de basis waarop de eerste hoofdvraag kan worden beantwoord: ‘Hoe past het project Jaffa Jaffa in dit plaatje van actief burgerschap volgens de deelnemers? Deze hoofdvraag legt de verbinding tussen het concept actief burgerschap en de uitwerking die Marnix hier mogelijk aan gegeven heeft, zoals behandeld in deze case study (Bryman, 2012, p. 67). Op basis van deze resultaten zal het Model van Actief Burgerschap worden opgesteld. In dit model zullen de kenmerkende aspecten van actief burgerschap worden weergegeven en eventuele voorbeelden van dit burgerschapstype worden toegelicht.

De volgende deelvragen zijn gebaseerd op de netwerktheorieën van Granovetter (1973) en Putnam (2000). De derde deelvraag luidt als volgt: ‘Doen deelnemers van het project Jaffa Jaffa nieuwe contacten op tijdens activiteiten?’ Deze deelvraag is de basis voor het onderzoek naar de mogelijkheid om tot bridging social capital te komen. Er kan geen

bridging optreden wanneer men überhaupt geen nieuwe contacten opdoet (Putnam, 2000, p.

23).

De vierde deelvraag is: ‘Worden bestaande contacten met de buurtgenoten versterkt tijdens deelname aan het project Jaffa Jaffa?’ In deze vraag wordt de mogelijkheid tot

bonding social capital nader bestudeerd. Hierin komt ook de ontwikkeling van sociale relaties

aan bod, namelijk de verschuiving van een weak- naar een strong tie met je buren (Granovetter, 1973, pp. 1361-1362).

Deze deelvragen leggen de basis voor de beantwoording van de tweede hoofdvraag: ‘In hoeverre leidt het project tot bridging social capital op de Javastraat?’ Echter is de aanwezigheid van die eerste ontmoeting niet voldoende om te kunnen stellen dat er daadwerkelijk sprake is van bridging social capital (Putnam, 2000, p. 23). Dit zal in de resultatensectie van dit stuk verder worden toegelicht.

(11)

Om antwoord te kunnen geven op mijn hoofd- en deelvragen is gebruik gemaakt van triangulatie (Bryman, 2012, p. 392). Er is voor dataverzameling zowel gebruik gemaakt van participerende observaties tijdens activiteiten van het project Jaffa Jaffa, als van face-to-face interviews van deelnemers van dit project. Beide vormen van dataverzameling zijn gelijktijdig ingezet over een periode van zeven weken. De data verkregen uit de interviews zijn leidend voor het beantwoorden van de deel- en hoofdvragen in dit onderzoek. De observatiedata worden in dit onderzoek gebruikt om de resultaten van de interviews te verifiëren en aan te vullen. Deze keuze is te verantwoorden op basis van het type vragen die centraal staan in dit onderzoek. Zo zijn de eerste twee deelvragen en de bijhorende hoofdvraag gebaseerd op de perceptie van de respondenten wat betreft actief burgerschap. Interviews zijn uitermate geschikt om de mening van een respondent te bevragen. Participerende observaties zijn hier duidelijk minder geschikt voor. De observatiedata kunnen wel waardevol zijn als toevoeging op de vragen over de uitbreiding van het sociale netwerk van de deelnemers van het project. Zo zijn eerste ontmoetingen tussen respondenten geobserveerd en is er omschreven hoe dit contact eventuele achtergrondkenmerken zou kunnen overbruggen. Echter bleek observatie op zichzelf geen geschikte methode om antwoord te kunnen geven op de deelvraag. Voor de volledigheid van de data was het essentieel om na afloop van de observaties de

achtergrondkernmerken van de deelnemers bij hun persoonlijk te bevragen en verifiëren. De combinatie van observatie en bevraging naar achtergrondkenmerken maakte het mogelijk bepaalde conclusies te trekken. Observatie is in die zin wel geschikt om een beeld te krijgen van hoe het er daadwerkelijk aan toe gaat tijdens de activiteiten van het project Jaffa Jaffa. Tijdens interviews is er altijd kans dat respondenten sociaal wenselijke antwoorden zullen geven. Het kan dus goed zijn dat er een discrepantie gevonden wordt tussen de interview- en observatiedata. Het is mede daarom van belang om door middel van triangulatie vast te stellen of de resultaten een juiste weergave van de werkelijkheid geven.

Voor dit onderzoek was de doelstelling om minimaal twaalf interviews af te nemen bij deelnemers van het project Jaffa Jaffa. Uiteindelijk was er na zestien interviews een punt van theoretische saturatie bereikt (Bryman, 2012, p. 425). De respondenten werden uitgenodigd op basis van hun eerder deelname aan het project. In eerste instantie was de doelstelling om de respondenten voor de interviews op basis van de observatiemomenten uit te nodigen, echter bleek dit niet haalbaar omdat de beide vormen van dataverzameling concurrend optraden (Creswell & Clark, 2011, p.78). Uiteindelijk is iets minder dan de helft van de interviewrespondenten geselecteerd op basis van de observatiemomenten, de overige

(12)

respondenten zijn geput uit het netwerk van Marnix en op basis van hun betrokkenheid bij het project in voorgaande periodes. De interviews varieerde in lengte tussen de 35 en 55 minuten.

Voor de observaties was de doelstelling om tijdens minimaal vijf activiteiten van het project Jaffa Jaffa te observeren. Ondanks dat deze doelstelling wel haalbaar bleek, waren er minder geschikte observatiemomenten dan gedacht. Marnix bleek in de praktijk minder gestructureerd te werk te gaan dan verwacht, veel van zijn ondernemingen binnen de straat hadden een spontaan karakter waardoor het inplannen van observaties lastig bleek. Ook de eis dat het een groepsactiviteit moest betreffen bleek een grotere uitdaging dan verwacht, binnen de beschikbare tijd die voor het verzamelen van de data gepland stond. Marnix bleek veel te interacteren met individuele buurtbewoners en was in mindere mate actief met het organiseren van vaste groepsactiviteiten. Uiteindelijk zijn er vijf momenten van observatie geweest

variërend in lengte tussen de 1,5 uur en 2,5 uur. De participerende observaties gaven de mogelijkheid het concrete gedrag van de buurtbewoners te observeren en naar hun onderlinge conversaties te luisteren (Bryman, 2012, p. 432).

Er zal nu gereflecteerd worden op de rol die ik als onderzoeker heb gespeeld in het veldwerk en de methodologische overwegingen die daaraan te pas kwamen.

Ten eerste was het voor het observeren en het uitnodigen van respondenten voor de interviews van belang om toegang krijgen tot de activiteiten van het project Jaffa Jaffa. Hoewel het project voor iedereen toegankelijk is en in die zin een open setting is, zijn de activiteiten dermate kleinschalig en is de persoonlijke betrokkenheid van oprichter Marnix dusdanig groot, dat voorafgaand aan het onderzoek toestemming nodig was om te kunnen beginnen met het veldwerk (Bryman, 2012, p. 435). Ik heb als onderzoeker nauw contact gehouden met Marnix gedurende de periode van het onderzoek. Marnix was erg behulpzaam in het ondersteunen van mijn werkzaamheden als onderzoeker. Ik was voor deze korte periode intensief betrokken bij zijn project.

Ten tweede bood de toegang tot de activiteiten van het project geen garantie voor het vinden van respondenten, dit wordt ook wel ongoing access genoemd (Bryman, 2012, p. 439). Nadat ik als onderzoeker toegang had gekregen tot de activiteiten moesten de respondenten nog persoonlijk worden uitgenodigd. Omdat de doelgroep van dit onderzoek de betrokken deelnemers van het project Jaffa Jaffa betrof, bleek het vinden van respondenten

voorspoediger te verlopen dan verwacht. De deelnemers was zeer te spreken over Marnix en zijn project, en waren dan ook meer dan bereid hierover te vertellen tijdens een interview op een later moment. Marnix speelde hierin de rol van key informant (Bryman, 2012, p. 439), hij

(13)

heeft mij meerdere malen voorzien van informatie over de vaste deelnemers van zijn project. Door zijn medewerking was het mogelijk deelnemers van verschillende activiteiten te

interviewen, in plaats van beperkt te zijn tot de deelnemers van de observatiemomenten. Deze diversiteit was waardevol omdat zo een beter beeld werd verkregen van de verschillende deelnemers aan de diverse activiteiten die Marnix organiseerde.

Een derde belangrijk onderdeel van het veldwerk is de rol die de onderzoeker inneemt tijdens de participerende observaties. Binnen dit onderzoek had mijn rol als onderzoeker tijdens de observaties een open karakter en waren de participanten tot op zekere hoogte bewust van mijn bezigheden als onderzoeker tijdens de activiteiten. De rol van de onderzoeker is dan ook overt te noemen (Bryman, 2012, p. 433). Echter is dit niet zo

eenduidig in de praktijk te brengen, als dat het in de theorie naar voren komt. Zo was het niet voor alle deelnemers van activiteiten te allen tijde duidelijk wat mijn rol als onderzoeker precies inhield. Dit werd in de meeste gevallen pas duidelijk als er een gesprek ontstond tussen mij en de deelnemers. Dit betekent dus dat mijn rol als observeerder open was voor de mensen met wie ik sprak, maar dat dit geen algemene kennis was voor iedere deelnemer aanwezig (Bryman, 2012, p. 433). Wel werd voor het einde van de activiteit mijn rol als onderzoeker voor de meeste deelnemers duidelijk. Dit doordat ik de deelnemers verzocht om als afsluiting van de activiteit een korte vragenlijst in te vullen over hun persoonskenmerken en motivatie voor deelname. Daarbij heb ik mijn rol als onderzoeker nader toegelicht.

Operationalisering

Hierna zullen de hoofdconcepten van het onderzoek, geïntroduceerd in het theoretisch kader, worden geoperationaliseerd. Het meetbaar maken van de hoofdconcepten is echter op een van de centrale theorieën niet van toepassing. Zo wordt het concept actief burgerschap betekenis gegeven op basis van de antwoorden van de respondenten, en is er geen vooraf vastgestelde operationalisering vereist. Voor de vragen rondom het thema van actief burgerschap is het, in dit specifieke onderzoek, van belang open te staan voor alle mogelijke invullingen van dit concept. Deze dimensies van burgerschap zullen later in deze thesis overzichtelijk samen worden gebracht in een model van actief burgerschap.

De netwerktheorieën zullen echter wel worden geoperationaliseerd, waarin ten eerste kort stil zal worden gestaan bij de concepten uit de theorie van Granovetter (1973). De concepten van Granovetter (1973) weak- en strong ties kennen echter een andere rol in het onderzoek dan de concepten van Putnam. De theorie van Granovetter aangaande de sterkte van sociale relaties wordt in dit onderzoek niet direct gemeten tijdens het veldwerk, maar

(14)

deze theorie wordt wel gebruikt om de verkregen data te verklaren en de geobserveerde en besproken sociale relaties te duiden. De concepten uit de theorie van Putnam (2000) zullen wel gemeten worden tijdens het veldwerk, en daarmee zullen deze concepten dan ook de nadruk hebben in het operationaliseren.

Voor de concepten uit de theorie van Granovetter (1973) weak- en strong ties is het van belang om op basis van vier variabelen vast te stellen hoe sterk een sociale relatie nu precies is. De sterkte van een tie wordt gebaseerd op een combinatie van de hoeveelheid tijd, emotionele intensiteit, de mate van intimiteit en de wederkerigheid van diensten (Granovetter, 1973, p. 1361). Om deze variabelen meetbaar te maken zullen er nu een paar voorbeelden volgen van hoe deze variabelen zich in het veldwerk kunnen manifesteren. Ten eerste, de hoeveelheid tijd die in de relatie geïnvesteerd wordt. Zo wordt er bijvoorbeeld tijdens de interviews gevraagd naar het aantal buren dat de respondent op wekelijkse basis spreekt. Ten tweede wordt de emotionele intensiteit bekeken, de mate waarin je emotionele verbinding ervaart met personen. Dit kan zich uiten in het sterk meeleven met iemand en iets voor die gene willen betekenen. Ten derde wordt er gekeken naar de mate van intimiteit van een relatie. Voelt de respondent zich bijvoorbeeld op zijn gemak om met persoonlijke problemen bij zijn buren aan te kloppen, of houdt hij dit liever privé. Tot slot de vierde variabele, de wederkerigheid van diensten. Een voorbeeld hiervan kan zijn: buren die op elkaar huis passen en de kat eten geven wanneer de ander op vakantie is. Alhoewel deze eerdergenoemde

variabelen een indicatie kunnen geven van de sterkte van een sociale relatie, is het van belang om te benadrukken dat dit allerminst exacte wetenschap betreft. En dat bij het inschatten van de sterkte van een sociale relatie veelal ook een mate van intuïtie zal komen kijken.

Tot slot zal aandacht worden geschonken aan het operationaliseren van de concepten uit de theorie van Putnam (2000). Om het bridging social capital te kunnen meten zal ik gebruik maken van de volgende definitie van dit concept: er is sprake van bridging social

capital wanneer er contact wordt gelegd met mensen buiten je eigen groep en er dus

verschillen worden overbrugd, bijvoorbeeld tussen hoog- en laagopgeleiden (Putnam, 2000, pp. 22-23). Met contact leggen wordt het kennismaken en interacteren met andere mensen bedoeld. Mensen buiten je eigen groep zijn over het algemeen mensen waarmee je in mindere mate overeenkomsten deelt, zowel qua uiterlijke kenmerken als persoonlijke voorkeuren. Hoewel er een enorm spectrum van diversiteit bestaat waarop men van elkaar verschilt of juist overeenkomsten met elkaar deelt, heb ik er voor dit onderzoek voor gekozen de focus te leggen op drie aspecten van diversiteit: geloofsovertuigingen, opleidingsniveau en generatie, dan wel leeftijd. Ik heb voor deze drie aspecten gekozen vanwege de relevantie met

(15)

betrekking tot de huidige samenleving en de mate waarin deze aspecten georganiseerd zijn. Voorbeelden van organisaties van deze aspecten zijn kerkgemeenschappen,

onderwijsinstellingen en sportverenigingen. Binnen deze organisaties zitten veel gelijkgestemden bij elkaar, maar mensen die lid zijn van bijvoorbeeld verschillende kerkgemeenschappen of onderwijsinstelling komen elkaar minder tegen in het dagelijks leven. Juist daarom ligt er uitdaging in het overbruggen van deze verschillen en zal dit onderzoek hier verder op in gaan. Voor het andere centrale concept in de theorie van Putnam (2000) gebruik ik de daarbij aansluitende definitie: bonding social capital is het interacteren met mensen die behoren tot de eigen groep, en waar men dus gemeenschappelijke kenmerken mee deelt (Putnam, 2000, pp. 22-23). Ook voor bonding social capital zal ik mij in dit

onderzoek beperken tot de drie eerder genoemde aspecten, namelijk: geloofsovertuigingen, opleidingsniveau en generatie, dan wel leeftijd.

Resultaten

In dit gedeelte worden de resultaten aan de hand van de deelvragen besproken. Hierin zijn de resultaten verkregen uit de interviews leidend. Deze zullen, waar gepast, worden aangevuld door de observatiedata. Per deelvraag zal aansluitend op de resultaten ook de brug worden geslagen naar de eerder besproken literatuur. Naast de vooraf opgestelde deelvragen, zal er tot slot stil worden gestaan bij de rol die de vlogs innemen binnen het project Jaffa Jaffa.

Deelvraag I – Wie is de actieve burger?

De eerste deelvraag die beantwoord kan worden op basis van de data is: ‘Wat beschouwt men als een actieve burger?’. Tijdens de interviews hebben de respondenten de vraag voorgelegd gekregen, wat volgens hen een actieve burger typeert. Wie is deze burger en aan welke kenmerken moet iemand voldoen om tot deze categorie te behoren. Deze vraag resulteerde in een grote variëteit aan kenmerken, eigenschappen en handelingen, die volgens de

respondenten een burger tot actief maakt. Ook waren er overeenkomsten te onderscheiden. Zo werd bijvoorbeeld een ‘open houding’ veruit het meest genoemd in de omschrijving van een actieve burger, daaropvolgend was het tweede meest genoemde kenmerk een ‘betrokken houding’. Al met al hebben de antwoorden van de respondenten een kleurrijk netwerk opgeleverd met de volgens hun kenmerkende aspecten van actieve burgerschap.

Op basis van deze antwoorden valt er een categorisering te maken in vier

(16)

terugkomen in een conceptueel model over actief burgerschap. Maar allereerst zullen de thema’s en de bijbehorende resultaten worden besproken.

Thema A, waar ook de twee eerdergenoemde kenmerken ‘open houding’ en ‘betrokken’ in vallen, betreffen allen persoonlijke kenmerken. Binnen dit thema werden naast de

eerdergenoemde voorbeelden, eigenschappen zoals ‘komt afspraken na’, ‘is individualistisch’ maar ‘is zich bewust van zijn directe omgeving’ en ‘onderneemt actie’. Opvallend is dat deze kenmerken vooral uitwerking hebben op persoonsniveau, en ze zijn daarmee vrij concreet in de praktijk te brengen. ‘Stemmen’ behoort ook tot deze categorie, maar dit werd opvallend genoeg maar door twee respondenten benoemd als onderdeel van actief burgerschap. Beide respondenten benoemde daarmee aspecten van zowel moreel als formeel burgerschap van Schinkel (2007).

Marrije: Het eerste waar ik aan moet denken is iemand die stemt … Maar een echt actieve burger is iemand die in mijn beleving zich tegen zijn omgeving aan bemoeit en probeert daar verbetering in aan te brengen. Dat kan zijn door vrijwilligerswerk. Dat kan zijn door te klagen, maar daardoor dingen voor elkaar te krijgen. Weet je. Dat vind ik ook wel actief burgerschap. Niet zo positief, maar ook met een functie. Dat denk ik.

Thema B betreft het sociale netwerk van de ‘actieve burger’. Er wordt door vrijwel iedere respondent nadruk gelegd op hoe de ‘actieve burger’ zich verhoudt ten opzichte van andere mensen. Zo wordt de bij het eerste thema benoemde eigenschap ‘is zich bewust van zijn directe omgeving’ in context met andere personen verder uitgewerkt. Zo omschrijven de respondenten een actieve burger als iemand die ‘een oogje in het zeil houdt’ binnen de straat, en iemand die ‘relaties aan gaat met buurtgenoten’ en deze onderhoudt. Daarnaast zijn buurtgenoten niet de enige personen die genoemd worden binnen het sociale netwerk van de ‘actieve burger’, naast de meer vanzelfsprekende familie en vrienden, worden ook collega’s expliciet genoemd door twee respondenten.

Daniel: Nou een actieve burger is denk ik iemand. Ik zie burgerschap vooral in de vorm van de relaties die je aangaat met de mensen om je heen. En bij burgerschap in het algemeen gaat het vooral misschien om de buren, de mensen uit je buurt. Maar niet alleen uit de buurt, maar ook op het gebied van werk. Het gaat dan dus vooral over hoe je relaties aangaat met mensen.

(17)

Thema C van actief burgerschap borduurt ook verder op het idee van ‘is zich bewust van zijn directe omgeving’ maar ditmaal vanuit het oogpunt van de fysieke ruimte. Dit kan zich vertalen in ‘is milieubewust’ op een meer macroschaal, als ‘houdt de straat schoon’ wat zich juist op microniveau afspeelt. Aansluitend op dit microniveau, wordt ook door respondenten benoemt dat een actieve burger zich ‘tegen zijn omgeving aan bemoeit’ en dit kan ook in de vorm zijn van ‘klagen’ over eventuele gebreken.

Anne: Actief zijn vind ik bewust staan in de maatschappij of het nu milieu is of echt politiek begaan zijn. Het is je verantwoordelijkheid nemen. Naar milieu, en naar je medemensen.

En tot slot thema D draait om de plaats van de ‘actieve burger’ in het grotere geheel. Zo zou een actieve burger zich bewust moeten zijn ‘van zijn eigen rol in het grote geheel’ en ‘op basis van eigen kwaliteiten een bijdrage leveren aan de samenleving’. Een belangrijk genoemde voorwaarde voor dit thema is ‘bewustzijn’. Het bewust zijn van jouw aandeel en het inzicht hebben hoe jij bij zou kunnen dragen aan een beter leefbare samenleving. Dit heeft geen vaste vorm, maar is afhankelijk van jou als persoon en daarmee vrij fluïde. Wel wordt door verschillende respondenten benadrukt dat het gaat om het actief deelnemen aan en deel uitmaken van de samenleving. Hoewel hier overeenkomsten te vinden zijn met thema C – de sociale omgeving, kan het deelnemen aan de samenleving binnen dit laatste thema op meer macroniveau worden geïnterpreteerd. Hierin draait het in thema D – het grotere geheel dus niet enkel om je buurtnetwerk, maar hoe iemand zijn plaats in neemt in de samenleving en zich eveneens als Europeaan of wereldburger identificeert.

Redouane: Actief burgerschap, ik denk dat combinatie van woorden al redelijk veel zeggend is... Maar je zou er nog aan kunnen toevoegen, dat een actieve burger in mijn ogen iemand is die het belang ziet van zijn actief zijn of worden, en vervolgens dat belang weet te vertalen in een gemeenschappelijk belang en het ook nog inzet voor een wijkontwikkeling dat op den duur zichtbaar wordt.

Op basis van dit onderzoek vallen de facetten van actief burgerschap onder te verdelen in vier primaire thema’s. Onder deze thema’s vallen verschillende voorbeelden en uitwerkingen te scharen. Op basis van de resultaten van deze deelvraag kan er geconcludeerd worden dat

(18)

deelnemers van het project Jaffa Jaffa aan een actieve burger bepaalde betrokken en actieve persoonskenmerken toekennen, zoals genoemd in thema A. Dat ze vinden dat een actieve burger een uitgebreid sociaal netwerk in de buurt en directe leefomgeving heeft, zoals beschreven in thema B. Dat in thema C blijkt, dat een actieve burger begaan moet zijn met zijn fysieke omgeving, zoals het milieu. En dat tot slot een de actieve burger zoals beschreven in thema D zich bewust moet zijn van zijn rol in het grote geheel, en daaraan een bijdrage levert die past bij zijn persoonlijke kwaliteiten.

Wanneer de resultaten van dit onderzoek vergeleken worden met het idee van actief burgerschap zoals omschreven in het werk van Schinkel (2007), sluit dit goed op elkaar aan. Uit Schinkels kritiek op actief burgerschap blijkt dan ook dat deze term vrij fluïde wordt gebruikt binnen de politieke context, en daardoor vele vormen kan kennen. Termen die wel veelal onder actief burgerschap worden geschaard zijn meer abstracte begrippen van

diversiteit, acceptatie en tolerantie. Naast de open deur van daadwerkelijk actie ondernemen en het willen en kunnen participeren (Schinkel, 2007, p. 84). De resultaten van dit onderzoek herbergen zowel deze meer abstracte omschrijvingen van het actief burgerschapsprincipe, als de meer praktische uitwerkingen hiervan in het gedrag van de burger. Actief burgerschap omschreven door respondenten in dit onderzoek valt dan ook onder het morele aspect van burgerschap zoals Schinkel dat ook beschreven heeft. De respondenten noemen voornamelijk subjectieve kenmerken waar zij en de samenleving waarde aan hechten voor het functioneren voor het geheel. Een enkele respondent noemt ook formele aspecten aan burgerschap, veelal in de vorm van politieke participatie en ik het bijzonder het benutten van het stemrecht (Schinkel, 2010, p.268). Echter is opvallend dat twaalf van de zestien respondenten geen formele aspecten van burgerschap noemen bij het omschrijven van een actieve burger. Dit komt overeen met de trend die Schinkel beschrijft waarin de nadruk binnen de politiek van formeel naar moreel burgerschap verschuift (Schinkel, 2007, p.70).

Deelvraag II – Het belang van actieve burgers voor de straat

Vervolgens zullen we nu verder gaan met het bespreken van de resultaten van de tweede deelvraag. Deze luid als volgt: ‘Wat is volgens de deelnemers van Jaffa Jaffa het belang van actieve burgers voor de straat?’ Wederom hebben de interviews een breed scala aan

antwoorden opgeleverd, maar de respondenten waren het er wel unaniem over eens dat een actieve burger van groot belang is voor de straat. Om het belang van actief burgerschap te benadrukken benoemt een respondent dat ‘Nederland drijft op vrijwilligers’. En dat deze vrijwilligers veel werk verzetten, net als actieve burgers in het algemeen, maar dat we ons

(19)

daar lang niet altijd bewust van zijn. Met haar zijn er meerdere respondenten die benadrukken dan een actieve burger lang niet altijd in de spotlight hoeft te staan om een verschil te kunnen maken voor de straat. En dat veruit de meeste actieve burgers dit zelfs doen zonder dat anderen hier weet van hebben. Daarnaast benoemt een andere respondent dat het een kwestie is van op de hoogte zijn van wat er speelt bij jou in de straat, om zo eventuele problemen te kunnen signaleren en goed contact te onderhouden met buren. ‘Op die manier valt het je bijvoorbeeld op als je buurvrouw op leeftijd, die iedere dag een wandelingetje maakt om 16:00, al twee weken niet buiten is geweest’. De stap om even aan te bellen om te vragen of alles goed gaat is zo gauw gemaakt. Ook de bereidheid om in te springen waar nodig en ondersteuning te verlenen aan hulpbehoevende, maakt de actieve burger onmisbaar voor de buurt. Daarnaast wordt er door meerder respondenten benoemt dat de meerwaarde van een actieve burger in de straat ook ligt in het feit dat deze persoon een andere kijk heeft dan een professional. Ze staan meer in contact met het alledaagse leven in de straat en er spelen meestal geen secundaire belangen mee. Ook wordt de actieve burger gewaardeerd voor zijn voorbeeldfunctie, door initiatief te nemen voor collectieve actie kan de actieve burger voor kleine en grote veranderingen zorgen. Door andere te laten zien waar zij mee bezig zijn voor de buurt kweken de actieve burgers bewustzijn bij buurtgenoten, om eventueel zelf ook een bijdrage te gaan leveren.

Daniel: Actieve burgers zijn belangrijk voor de straat, maar niet allemaal op dezelfde manier. Dus het hoeft niet te betekenen dat iedereen voortdurend bezig is van alles te organiseren ofzo. Dat kan ook gewoon door heel informele contacten. Iemand kan heel low profile gewoon ervoor zorgen dat de buurman of de buurvrouw die misschien geneigd is om altijd maar binnen te blijven, dat je daar contact mee onderhoudt. En dat hoeft dan niemand te merken, maar dat is ook actief burgerschap.

Zoals uit dit citaat ook blijkt, hoeft het dus absoluut niet te betekenen dat iedere actieve burger alle bovenstaande dingen zelf doet. Het gaat er uiteindelijk om dat er een netwerk van actieve burgers in een buurt of straat is die samen en alleen op hun eigen manier een steentje bijdrage aan de leefbaarheid binnen de buurt.

Opvallend is wel het verschil in perceptie van de verschillende respondenten wat betreft actief burgerschap in de praktijk. De ene respondent lijkt kritischer te zijn ten aanzien van de voorwaarde waaraan iemand moet voldoen om een actieve burger te mogen heten. Zo omschrijft Samira dat zij enkel Marnix als actieve burger zou omschrijven binnen haar eigen

(20)

netwerk, waaruit ze wil laten blijken dat het geen gemakkelijke status is om te verkrijgen in haar ogen. Een andere respondent omschrijft dat het belang van actief burgerschap voor de straat ook gedeeltelijk zit in het netwerk wat er dan kan ontstaan van actieve burgers. Want als het er maar eentje per straat is, dan is het nog lastig om dingen voor elkaar te krijgen. Het belang zit hem dus mede in de organisatorische kracht voor het collectief, wanneer er meer actieve burgers zijn, krijgt men meer voor elkaar.

Marit: Actief burgerschap belangrijk? Ja, wel, maar ik denk als het er maar twee zijn en je woont in een grote straat, dat dat ook heel moeilijk is. Dus er moet wel een bepaalde interesse heersen, denk ik, om dat succesvol te laten zijn. Maar ik denk het wel, natuurlijk. We leven nu eenmaal achter ons scherm en zijn bezig met vooral onszelf en alles buiten Nederland, of buiten de gemeente. Ja misschien is het wel goed om eens terug te brengen. En ik denk dat iedereen zich daar ook bewust van is, maar dat het dus niet gebeurt. En dat die actieve burgers daar wel een rol in kunnen spelen.

Hoewel het succes van actief burgerschap binnen de straat dus deels afhangt van het aantal geactiveerde burgers, blijken veel deelnemers van Jaffa Jaffa zelf nog vrij inactief te zijn. Zo omschrijft Freerk-Jan bijvoorbeeld dat hij actief burgerschap voor de straat wel van belang acht, maar daar zelf toch niet bij betrokken is. Hij hecht er enerzijds waarde aan dat er van alles in de straat georganiseerd wordt, maar anderzijds is hij niet betrokken bij de organisatie ervan, als hij al überhaupt aanwezig is tijdens buurt- of straatactiviteiten. Naar eigen zeggen is het deelnemen aan het project Jaffa Jaffa zijn eerste echte deelname aan een buurtactiviteit in de Javastraat. Hieruit blijkt ook de discrepantie tussen het bewustzijn van de waarde van actief burgerschap, en anderzijds de daadwerkelijke uitvoering hiervan.

In het belang dat wordt gehecht aan het actief burgerschap lijkt een bepaalde mate van herevaluatie van broederschap te zijn verweven. Dit komt naar voren uit antwoorden als: ‘verbinding slaan tussen eilandjes’, waaruit het belang blijkt van het verbeteren van de sociale cohesie binnen de buurt. Dit komt overeen met de visie van Schinkel op de rol van

individualisering en daarmee het verdwijnen van de onvoorwaardelijkheid van sociale

relaties, en vooral de tegenreactie hierop in de vorm het actief burgerschapsconcept (Schinkel, 2007, p. 81). Het feit dat de individualistische en gedigitaliseerde samenleving als

problematisch wordt ervaren, kan ook worden gezien als wat Schinkel beschrijft als sociale hypochondrie. De collectieve angst vanuit de samenleving om niet langer heel of gezond te zijn. Door deze angst om zichzelf als geheel te verliezen wordt de roep om actief burgerschap

(21)

steeds luider (Schinkel, 2007, p. 76). Opvallend is dus dat de deelnemers van Jaffa Jaffa, dit gebrek aan buurtnetwerk ook zien als iets waar een oplossing voor gevonden dient te worden. En zij zien betrokkenheid bij de buurt en bij buurtgenoten als iets uiterst positiefs.

Hoofdvraag deel I – Project Jaffa Jaffa versus actief burgerschap

Een voorbeeld verzinnen van een actieve burger kost de respondenten weinig moeite. Marnix, die een jaar van zijn leven volledig gewijd heeft aan het leven in de Javastraat en alles wat daarbij komt kijken, is het ultieme voorbeeld van een actieve burger. Hierin ligt dan ook het eerste gedeelte van het antwoord op de hoofdvraag verscholen. Deze vraagt luidt als volgt: ‘Hoe past het project Jaffa Jaffa binnen dit plaatje van actief burgerschap, volgens de

deelnemers?’ Of Marnix zelf een actieve burger is, daar had geen enkele respondent twijfels over. Zo komt uit de antwoorden naar voren dat Marnix vrijwel aan alle eerdergenoemde voorwaarden voldoet om zich als actieve burger te classificeren. Een respondent beschrijft wat Marnix doet als het ‘het handen en voeten’ geven aan actief burgerschap. De meerwaarde van het project van Marnix zit hem volgens de respondenten in het feit dat hij meer doet dan alleen zelf een actieve burger zijn. Het project Jaffa Jaffa verbindt volgens verschillende respondenten op grote schaal en tilt de voorbeeldfunctie tot een hoger niveau. Marnix doet dit volgens de respondenten met intrinsieke motivatie en een oprecht geïnteresseerde houding.

Davide: Ik bedoel, vanuit zijn eigen drukte en geregel, organiseert Marnix activiteiten voor de hele buurt. Dus dat is een kant daarvan. Maar ook denk ik dat hij mensen met elkaar in contact brengt, mensen met een totaal andere achtergrond, maar op zo een manier dat je daadwerkelijk dingen met elkaar kunt uitwisselen. En juist dat maakt het zo waardevol. Het punt is dat deze mensen normaal gesproken niet zouden mixen, maar nu komen zij in een situatie waar je interactie aangaat en je jezelf openstelt voor anderen. Iedereen begint aan zo een interactie met bepaalde vooroordelen, maar ik denk dat we die op deze manier kunnen bijstellen in Marnix zijn project.

Verbinding zit hem in het feit dat Jaffa Jaffa, zowel tijdens activiteiten die Marnix organiseert in de straat, als op sociale media, mensen de gelegenheid biedt elkaar en de Javastraat beter te leren kennen. Mede doordat hij zo gefocust is op een klein lokaal niveau en heel bewust probeert iedereen daarbinnen in te sluiten, biedt hij de gelegenheid tot ontmoetingen van mensen die elkaar in hun dagelijks leven niet zou snel zouden spreken.

(22)

David: Dus ik probeer, niet heel hard, maar ik probeer wel een beetje diversiteit op te zoeken. Maar dat lukt niet zo goed, en dit gaat heel snel weet je wel. En dat sta je te

high-fiven met een donkere buurvrouw die veel ouder is dan jij, veel mooier qua

diversiteit wordt het niet, zeg maar.

Zoals David in het citaat hierboven benoemt, helpt deelname aan het project mensen ook in hun zoektocht naar meer diversiteit in hun persoonlijke netwerk. Meerdere respondenten, voornamelijk hoogopgeleiden en relatief jong, spraken net als David de wens uit om hun netwerk heterogener te maken, maar dat zij niet altijd wisten hoe dit voor elkaar te krijgen. Dit was voor hen dan ook deel van hun motivatie voor deelname.

De vlogs spelen hier ook een rol in. Waar er deelnemers zijn die ook fysiek deelnemen aan activiteiten van Marnix, is er ook een hele schare aan trouwe volgers die hij rondom zijn sociale media platforms heeft verzameld. Ook de respondenten geven aan door de vlogs het gevoel te hebben mensen te leren kennen. Van een afstandje krijg je een inkijkje in iemand privésituatie, iets wat door verschillende respondenten als waardevol wordt omschreven voor het onderlinge begrip voor elkaar.

Keighley: Ik denk dat hij mensen nader tot elkaar brengt, vooral in de buurt. En dat hij een inkijkje geeft van het leven dan hier in de Javastraat, wat hier gebeurd, via

portretten van mensen en heel sociaal kunstproject. Ja ik denk dat je meer het verhaal achter het gezicht leert kennen, we zien wel heel veel mensen maar we weten niet zo goed wie het zijn... En door wat hij maakt dan, dan weet je wie de juwelier is

bijvoorbeeld.

Daniel: Op zijn minst zie je wat er hier allemaal gebeurt, in de buurt of tijdens een buurtmaaltijd, of in Marnix zijn eigen leven. Al die dingen had ik anders niet

meegekregen van de Nederlandse cultuur. Maar meer dan dat, als ik alleen al een keer naar de soepavond kom, dan ontmoet ik daar nieuwe mensen en breid ik zo mijn netwerk in de buurt uit. Nu als ik over de Javastraat loop ken ik daadwerkelijk

mensen, en zeg ik deze personen ook gedag. Dit alles omdat ik een keertje ben komen eten. Ik denk in die zin dat Marnix een katalysator is voor sociale interactie.

Meerdere respondenten omschrijven dat ze door de vlogs de namen bij de bekende gezichten in de straat hebben leren kennen. Dit wordt door de vaste gasten in Marnix vlogs, zoals

(23)

Jolanda en Marco bevestigd. Jolanda vertelde dat sinds haar deelname aan de vlogs van Marnix door steeds meer mensen die zij niet persoonlijk kent, wordt gegroet op straat.

Marco: Ze kijken naar je en ze groeten je ‘hoi, hoi hoi’ en dat had ik voorheen ook wel maar nu nóg meer. Nu stap ik de Albert Heijn binnen en dan zeg ik misschien wel vijf man gedag die ik niet ken.

Op basis van de mogelijkheid die het project Jaffa Jaffa biedt tot het ontmoeten van nieuwe mensen, kan er dus geconcludeerd worden dat Marnix de taak van de actieve burger om te verbinden uitstekend uitvoert. Daaraan kan worden toegevoegd dat dit verbinden in een diverse buurt zoals de Indische buurt een extra moeilijkheidsgraad kent. Toch beschrijven de respondenten dat het Marnix goed af gaat, en dat hij zorgvuldig omspringt met deze culturele verschillen. Zodat deze verschillen juist gelegenheid bieden voor een gesprek, in plaats van dat ze het gesprek bemoeilijken. Daarmee doet Marnix misschien wel meer dan te vangen is in de abstracte kenmerken van actief burgerschap uit de literatuur van Schinkel (2007), maar Marnix staat ieder geval met zijn project voor diversiteit in de buurt en brengt dit in beeld. Hij promoot met zijn project actief acceptatie van verschillen, bijvoorbeeld op basis van

cultureel- of economische kapitaal (Schinkel, 2007, p. 84).

Samira: Het is actueel, het brengt jong en oud bij elkaar… Op een manier waarop hij bijvoorbeeld een bingoavond host is van deze tijd, maar bingo zelf is natuurlijk ouderwets en daar spreek je dan weer een oudere generatie mee aan.

Het tweede aspect waarin Marnix met zijn project Jaffa Jaffa een extra dimensie toevoegt aan het idee van actief burgerschap is met zijn verreikend bereik via de sociale media, waardoor hij een voorbeeldfunctie heeft op een veel grotere schaal dan alleen binnen zijn eigen straat. Naast het feit dat hij mensen zo ver krijgt te participeren in zijn project, beschouwen de respondenten hem als inspiratiebron om zelf ook meer te gaan ondernemen buiten het project Jaffa Jaffa om. Doordat Marnix wekelijkse vlogs uploadt van zijn ondernemingen binnen de straat en een grote schare volgers heeft, is zijn bereik veel groter dan de straat, buurt en zelfs Amsterdam. Hij, zo omschrijft een respondent, laat zien dat actief zijn binnen de buurt op een grappige en hedendaagse manier kan. Hij zet op die manier mensen zelf ook aan het denken over wat de mogelijkheden zijn in hun eigen buurt.

(24)

Redouane: …alles wat Marnix meemaakt dat zie je in de social media, daar kijken zij (zijn volgers) ook naar, dus als hij iets leert dan leren zij daar ook van. Dus in die zin is het ook heel veel kennisoverdracht. Wat Jaffa Jaffa voor elkaar krijgt… En Marnix kennende zit er ook een stukje entertainment in natuurlijk, ja.. En entertainment, een beetje ‘infotainment’ eigenlijk… En al die elementen die ik net heb genoemd hebben wel iets met elkaar te maken in de zin dat hij door zijn vorm van entertainment wel verbinding weet te creëren en tegelijk ook nog eens mensen van de nodige kennis voorziet.

Over het algemeen is men lovend over het project van Marnix en de rol die het speelt binnen de Javastraat. Echter zijn er ook wat kritische noten geplaatst bij het project. Zo merkten verschillende respondenten op dat Marnix zelf soms zo druk is met al het regelwerk rondom het project dat ze erg hun best moeten doen om een afspraak met hem te kunnen maken. Het lijkt er op dat Marnix zowel met zijn project als met alle nieuwe relaties binnen de buurt die hij moet onderhouden zijn handen vol heeft. Zo beschrijven een aantal respondenten dat dit soms betekent dat leuke ideeën tot samenwerking voor het project dan een tijdje op de plank blijven liggen. Sommige respondenten geven aan dit jammer te vinden, echter hebben alle respondenten begrip voor de hectiek van Marnix dagelijkse leven op het moment en lijkt het niets af te doen aan de waardering die de deelnemers hebben voor het project en voor Marnix zelf als persoon.

Jolanda: We wilden toen wel het een en ander op poten zetten, maar die gozer is zo druk man. Die neemt zo veel hooi op z'n vork. Laatst ook, ik moet echt een afspraak maken van 'hee pik ben je thuis, dan kom ik even een bakkie halen'. Maar als ik er dan ben, dan is het ook gezellig.

Aanvullend daarop werd er door een andere respondent opgemerkt dat het project Jaffa Jaffa het soms wat ontbreekt aan structuur. Marrije beschrijft dat Marnix soms vliegt van het ene idee naar het andere, en dat het lijkt alsof hij het soms moeilijk heeft met het opvolgen van bepaalde dingen of projecten.

Marrije: Maar ik kan me voorstellen als je het gestructureerder zou doen, dus meer met voorbedachten rade, strategisch, dat het aan de ene kant meer zoden aan de dijk

(25)

zou zetten, maar aan de andere kant ook niet zou werken. Want ja die oprechtheid van ‘ik wil iets uitzoeken voor mezelf’, dat is wel waar mensen op aanhaken.

Deelvraag III – Mensen ontmoeten bij Jaffa Jaffa

‘Doen de deelnemers naar eigen zeggen ook daadwerkelijke nieuwe contacten op?’ Deze derde deelvraag valt op basis van de resultaten uit dit onderzoek gematigd te bevestigen. Uit de interviews bleek dat tien van de zestien deelnemers nieuwe mensen hebben gesproken tijdens hun deelname aan een activiteit of medewerking aan een van de vlogs. Vrijwel alle tien respondenten die nieuwe mensen hebben gesproken tijdens hun deelname, zou dit nieuwe contact ook groeten op straat als zij hen tegen zou komen. Namenkennis bleef daar echter wel ver bij achter. Waar sommige respondenten twee tot drie namen kon noemen, waren er ook een aantal die op het moment van het interview op geen enkele naam meer konden komen. Het feit dat het contact naderhand meer op het niveau van groeten op straat blijft, zegt iets over de sterkte van de band op dat moment. Het lijkt er op dat er voornamelijk eerste ontmoetingen hebben plaatsgevonden, maar dat buiten Marnix om bij de respondenten er geen sterkere relaties zijn ontstaan dan kennissen. Keighley is de enige respondent die uitgesproken heeft nog contact te houden met de nieuwe kennissen uit de buurt.

Keighley: Er zijn nu echt wel mensen in de straat, als ik ze tegenkom dat ik nu wel hoi tegen ze zeg… En dat had ik eerder niet, maar als ik nu Marco zie dan maak ik even een praatje, en ik heb nu een paar mensen die nu ook nieuwe vrienden op Facebook zijn geworden… En Wieke, die ken ik dan van de bootcamp, maar dat zijn niet hele diepgaande gesprekken... Maar meer even: ‘hee hoe gaat het’?

De vijf respondenten die hebben aangegeven geen nieuwe mensen te hebben ontmoet tijdens hun deelname aan het project bleken ook een gemeenschappelijke deler te hebben, namelijk het al hebben van een uitgebreid buurtnetwerk. Onder deze vijf bevindt zich een ondernemer op de Javastraat, waar Marnix veel mee samenwerkt. Zij heeft vanuit haar bedrijf al

voldoende contact met buurtgenoten, en dat dit niet noemenswaardig is toegenomen sinds haar samenwerking met Marnix lichtte zij toe. De oprichtster van De Club voor chronisch zieken, waarmee Marnix samen iets heeft georganiseerd voor haar clubleden, geeft aan een heel divers buurtnetwerk te hebben na 30 jaar in de straat te hebben gewoond en daarnaast eigenlijk geen tijd neemt voor het aangaan van nieuwe sociale relaties.

(26)

Op basis van de interviews valt tot dus ver te concluderen dat het project Jaffa Jaffa wel mogelijkheden biedt tot ontmoeting, en dat men hier ook daadwerkelijk nieuwe contacten op doet. Echter ontwikkelen deze nieuwe contacten zich zeer zelden tot meer persoonlijke sociale relaties. Wanneer deze resultaten aan de netwerktheorieën van Granovetter (1973) en Putnam (2000) getoetst worden zijn hier een aantal verbindingen tussen te slaan. Zo was op basis van de theorie van Granovetter de verwachting dat er binnen het project Jaffa Jaffa in grotere mate weak ties zouden ontstaan tussen deelnemers, dan dat er sprake zou zijn van het ontstaan van strong ties (Granovetter, 1973, pp. 1361-1362). Uit de resultaten bleek dat inderdaad sprake was van een toeneming van weak ties tussen de deelnemers van het project. Zoals eerder besproken, gaven tien van de zestien respondenten aan nieuwe mensen te hebben leren kennen tijdens hun deelname aan het project. Strong ties ontwikkelden zich in veel minder grote mate.

Opvallend was wel dat veel respondenten aangaven dat zij een goede persoonlijke relatie met Marnix hebben ontwikkeld gedurende de afgelopen maanden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er wel degelijk sprake is van een toename van de strong ties binnen het project Jaffa Jaffa. Opvallend is dat deze vrijwel alleen met de initiatiefnemer van het project zijn ontstaan. Zoals de netwerktheorie van Granovetter (1973) ook laat zien is er dus sprake van een strong tie tussen M (Marnix) en B (deelnemer I), maar ook tussen M (Marnix) en C (deelnemer II). Dit maakt het waarschijnlijker dat B (deelnemer I) en C (deelnemer II) ook goed met elkaar overweg kunnen. En doordat Marnix met zijn project de gelegenheid biedt tot ontmoeting, kunnen er dus ook daadwerkelijk weak ties tussen deze deelnemers ontstaat (Granovetter, 1973, pp. 1361-1363). Een schematische weergave als indicatie voor dit netwerk is te zien in figuur 1. Op den duur zou een van deze weak ties tussen deelnemers zich kunnen ontwikkelen tot een eventuele strong tie. Maar hiervoor was in de huidige data geen bewijs te vinden. Hieronder een citaat ter illustratie van de eerder

besproken bevindingen wat betreft de relaties die Marnix heeft met deelnemers van het project en het contact dat de deelnemers onderling leggen.

David: Mijn netwerk binnen de straat is nu best wel groter. Door Marnix… Ik ken nu bijvoorbeeld die eigenaresse van Strong Food, door Marnix. Dus die heb ik ook wel eens gesproken. En dat is het ook opvallend dat tijdens de keren dat ik met Marnix op pad ben geweest, lunchen of een biertje drinken, dat mensen mij dan ook eerder aanspreken omdat ik dan met hem ben. Dus dat is wel grappig.

(27)

Uit een van de observaties bleek dat Marnix niet alleen zelf nieuwe contacten verzamelt, zoals versimpeld is weergegeven in figuur 1. De focus van Marnix op het uitbreiden van zijn

netwerk binnen de straat is nog relatief jong, het project Jaffa Jaffa loopt immers nog geen jaar. Echter zijn er natuurlijk ook andere sociale netwerken in de Javastraat te vinden die al een bepaalde mate van continuïteit en een lange levensduur kennen. Een voorbeeld hiervan is de kerkgemeenschap van de Eltheto kerk op de Javastraat. Tijdens een van de

observatiemomenten bezocht Marnix de zondagdienst in deze kerk en het werd duidelijk hoe hij door deze gemeenschap is opgenomen. Hij werd door jong en oud vriendelijk begroet en verschillende mensen kwamen na afloop van de dienst naar Marnix toe om te vragen hoe het met hem en het project ging. Marnix vertelde mij over de vrijwilligers binnen de kerk die de boel draaiende houden, en de mensen van de kerkgemeenschap die ook bij zijn eigen project betrokken zijn.

Het werd duidelijk dat er een overlap was ontstaan in zijn eigen netwerk van betrokken buurtgenoten en in het netwerk van de Eltheto kerkgemeenschap, zoals weergegeven in figuur 2. Het verschil zit hem in de rol die hij speelt binnen deze verschillende netwerken, daar waar hij centraal staat binnen zijn eigen project en het bij behorende netwerk, is hij voor de

kerkgemeenschap een weaker tie (Granovetter, 1973, p. 1362).

Deelvraag IV – Bonding tussen buren

Aansluitend op de voorgaande conclusie valt de volgende deelvraag al gedeeltelijk te

beantwoorden. De vraag: ‘Worden bestaande contacten met de buurtgenoten versterkt tijdens deelname?’ bleek op basis van de interviews niet te kunnen worden bevestigd. Hieruit bleek voornamelijk dat men wel het idee had meer contact te maken met zijn buurtgenoten, maar geen enkele respondent gaf aan dat bestaande relaties met buurtgenoten intensiever werden na deelname aan een activiteit van het project Jaffa Jaffa. Wat bijvoorbeeld het geval zou kunnen

(28)

zijn wanneer je de buurvrouw, die je normaal alleen in het trappenhuis spreekt, tijdens een activiteit zoals de bingoavond op persoonlijk vlak beter leert kennen. En door die ontmoeting jullie relatie een andere lading krijg. Echter bleek er uit de resultaten voornamelijk sprake te zijn van eenmalig contact, of zelfs alleen eenzijdig contact in de vorm van vlogs. In beide situaties zou ik niet durven spreken van een versterkte relatie in de zin van verbetering van de kwaliteit van de relatie, maar eerder het uitbreiden van het netwerk in kwantitatieve zin.

Anne: Ja, jou bijvoorbeeld, en ook die andere mensen naast ons, daar hebben we een praatje mee gemaakt en wel over Marnix verteld, want dat was een van zijn beste vrienden die daar zat. Dus, dat wel, maar wel niet naar namen gevraagd, of toch wel even voorgesteld maar niet blijvend. Geen blijvend contact.

Marrije: Er zaten daar van die meiden, daarvan kende ik de eigenaresse van de winkel waarvan zij een jas of een trui aanheeft. Daar heb ik even mee gesproken. Ik weet haar naam niet meer. En met die meiden en ook een moeder met het kleine kindje. En uh daar zat een jongen, wiens naam ik al niet meer weet. En daar zat die skater. Wiens naam ik ook niet meer weet. Wat erg he!

Op basis van de resultaten van dit onderzoek zou ik dan ook willen concluderen dat het niet het geval is dat bestaande relaties tussen buurtgenoten worden versterkt tijdens deelname aan het project Jaffa Jaffa. Het lijkt er op dat het project Jaffa Jaffa meer een platform voor ontmoeting biedt. Het schept de mogelijkheid om kennis te maken met buurtgenoten met wie je niet hetzelfde trappenhuis deelt, en die je daardoor minder vanzelfsprekend tegen zou komen. Dit sluit aan bij de bevindingen van de deelvraag drie, waar bleek dat er inderdaad een toename van weak ties zichtbaar was. En in mindere mate de relaties werden versterkt tot

strong ties. Echter valt hier wel weer de kanttekening te plaatsen dat wanneer de individuele

positie van Marnix nader wordt bestudeerd, hij wel degelijk zijn relaties met zijn buren en buurtgenoten weet te ontwikkelen tot zowel weak- als strong ties (Granovetter, 1973, pp. 1361-1362). Dit was dan ook een van de persoonlijke doelstellingen van Marnix voor het project Jaffa Jaffa. En in die zin kan geconcludeerd worden dat de doelstelling om zijn buurtgenoten op de Javastraat en omgeving beter te leren kennen zeker geslaagd is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In this work, as an alternative, we propose to employ a high quality factor (high-Q) multi-mode transmission line superconducting resonator 49 for probing magnetization dynamics

Both Illich and Borgmann offer radical critiques to the most central ways in which modern society is organized, which lead to important insights for guidance towards good

Therefore, the aim of this study was to uncover the processes of slowing down in the radiology domain during patient consultation to inform the de- sign of clinical

The ambiguity surrounding the impact of Liverpool Waters on the Mercantile City made Gaillard and Rodwell ( 2015 ) conclude that ‘the State Parties, ICOMOS and the World

Binnen het proces van beleidsverandering in krimpregio Parkstad Limburg zijn vele actoren betrokken die met elkaar te maken hebben en elkaar beïnvloeden, er mag dus worden

There also appears to be a need for research that disaggregates social capital by form (bonding, bridging, and linking), especially in later life where studies on bonding

Publisher’s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers) Please check the document version of this publication:.. • A submitted manuscript is

Publisher’s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers) Please check the document version of this publication:.. • A submitted manuscript is