• No results found

Gedragsobservaties tussen jong en oud volwassenen met ASS : een vergelijking tussen het ADOS originele en het herziene algoritme Module 4

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gedragsobservaties tussen jong en oud volwassenen met ASS : een vergelijking tussen het ADOS originele en het herziene algoritme Module 4"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterthese

Gedragsobservaties tussen jong en oud volwassenen met ASS

Een vergelijking tussen het ADOS originele en het herziene algoritme Module 4

M.J. Vreugdenhil (1141311)

Scriptie Master Gezondheidzorgpsychologie, specialisatie: Klinische Neuropsychologie

Begeleider: Mevr. A.G. Lever Phd

Tweede Beoordelaar: Mevr. M. Kuiper Msc

Amsterdam, augustus 2016

Programmagroep Brein en Cognitie, specialisatie Klinische Neuropsychologie, Afdeling

(2)

1

Samenvatting

Het ‘Autisme Diagnostische Observatie Schema’ (ADOS; Lord et al., 2000) is een

veelgebruikt instrument binnen het diagnostische proces naar Autisme Spectrum Stoornissen

(ASS). De ADOS bestaat uit 4 modules, waarbij module 1 tot 3 gericht is op kinderen en

module 4 op adolescenten en volwassenen. Recent is er een nieuw algoritme voorgesteld dat

meer aansluit op de huidige DSM-criteria (APA, 2013). Eerder onderzoek naar dit herziene

algoritme is met name gericht op kinderen en toont zowel een verbeterde diagnostische

validiteit aan als een betere vergelijkbaarheid tussen modules. In deze studie werd het

herziene algoritme getest in een groep van 137 volwassenen (leeftijd 19 tot 79 jaar), allen met

een klinische diagnose ASS. Alhoewel het herziene algoritme een hogere sensitiviteit en

interne consistentie liet zien ten opzichte van het originele algoritme, werd een substantieel

deel van de deelnemers met een klinische diagnose ASS niet door de ADOS geïdentificeerd.

Dit komt mogelijk doordat de deelnemers mildere ASS symptomen hadden en hoge

intelligentie, waardoor zij hun ASS kenmerken konden camoufleren. Er werden geen

verschillen gevonden qua ADOS scores tussen jongere (≤ 40 jaar) en oudere (> 40 jaar)

volwassenen. Wel werden er exploratief verschillen gevonden tussen mannen en vrouwen.

(3)

2

Inhoudsopgave

Samenvatting Inleiding 3 Methode 7 Deelnemers 7

Materialen: ADOS module 4 9

ADOS classificatie volgens originele algoritme 10

ADOS classificatie volgens herziene algoritme 11

Procedure 13

Data-analyse 13

Resultaten 14

Interne consistentie 14

Sensitiviteit 15

Vergelijking ADOS domeinscores jong versus oud volwassenen 16

Vergelijking op specifiek itemniveau 17

Exploratieve analyses: verschillen tussen mannen en vrouwen 18

Conclusie en discussie 21

Literatuurlijst 27

(4)

3

Inleiding

Een autismespectrumstoornis (hierna ASS) is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

die gekenmerkt wordt door beperkingen in sociale communicatie en interactie en beperkte

stereotype en repetitieve gedragingen (APA, 2013). Geschat wordt dat ASS bij ongeveer 1%

van de Nederlandse bevolking voorkomt (Gezondheidsraad, 2009). Terwijl de aandacht zich

in het verleden vooral richtte op het diagnosticeren en behandelen van ASS in de kindertijd, is

tegenwoordig de aandacht voor ASS bij volwassenen toegenomen (Happé & Charlton, 2011;

Kan, Geurts, Sizoo et al., 2013). De diagnose wordt nu vaker bij volwassenen gesteld door

veranderende diagnostische criteria in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders

(hierna DSM). In vorige versies van de DSM (APA, 2000) werd altijd het criterium gesteld

dat de ASS-symptomen al op vroege kindertijd (vóór het vierde levensjaar) aanwezig moeten

zijn. De huidige DSM-5 (APA, 2013) nuanceert dit door te stellen dat de ASS-symptomen in

de kindertijd wel aanwezig moeten zijn, maar de problemen zich soms pas later in het leven

kunnen uiten. De vraag naar diagnostiek in de GGZ-volwassenzorg is tevens toegenomen,

onder meer van ouders die ASS-kenmerken bij zichzelf of hun partner herkennen nadat dit bij

één van hun kinderen is vastgesteld en van mensen die zichzelf herkennen in de toegenomen

mediaberichten over ASS (Kan et al., 2013).

In tegenstelling tot de diagnostiek van ASS bij kinderen is de diagnostiek bij volwassenen

lastiger te herkennen. De redenen hiervoor zijn dat de typische kenmerken van autisme

gemaskeerd kunnen zijn door een gestructureerde gecreëerde omgeving, door toegepaste aangeleerde compensatietechnieken (vaak bij een hogere intelligentie), door mildere ASS

symptomen en door psychische comorbide problemen die een deel van de populatie

volwassenen met autisme in de loop der tijd hebben ontwikkeld (Kan, Verbeek & Bartels,

2012; Kan et al., 2013; Bastiaansen et al., 2011a). Daarnaast neemt de diversiteit in

gedragskenmerken toe naarmate de leeftijd vordert (Seltzer, Shattuck, Abbeduto &

(5)

4

verkeerde diagnose krijgen, wat kan leiden tot verkeerde behandelingen en frustratie bij

patiënten. Ook kunnen zij stigmatiserende labels krijgen vanuit hun omgeving zoals arrogant,

stil of bot. Dit kan weer negatieve gevolgen hebben op het gebied van relaties of werk (Kan et

al., 2012). Verkeerde of uitgestelde diagnoses zullen uiteindelijk resulteren in hogere

zorgkosten. Meer onderzoek naar de diagnostiek van ASS onder volwassenen is daarom van

maatschappelijk belang.

ASS is een gedragsdiagnose welke in de klinische praktijk wordt gesteld middels een

diagnostisch proces, bestaande uit verschillende case identification- en diagnostische

instrumenten, rapportages van derden en een klinische blik (Kan et al., 2012). Directe

gedragsobservaties zijn een belangrijk onderdeel binnen dit diagnostische proces (Bastiaansen

et al., 2011a). Het bekendste observatie instrument naar ASS is het Autisme Diagnostische

Observatie Schema (hierna ADOS) (Lord et al., 2000). De ADOS bestaat uit vier

verschillende modules. Module 1 tot 3 richt zich op jonge kinderen en adolescenten, module 4

richt zicht op adolescenten en volwassenen met een vloeiend spraakgebruik (Lord et al.,

2000). Het doel van de ADOS is om directe gedragingen die relevant zijn voor ASS in

één-op-één situaties uit te lokken. Tijdens verschillende vast omschreven opdrachten wordt

gekeken naar de wijze van communicatie, verbeelding en wederkerigheid in de sociale

interactie. Door middel van een algoritme van specifieke items en vastgestelde afkappunten

kan er middels de ADOS de diagnose autistische stoornis (het prototype klassiek autisme),

ASS (mildere variant) of non-spectrum (geen stoornis) worden onderbouwd.

Sinds een aantal jaren is er een herziend algoritme van de ADOS beschikbaar voor

modules 1 tot en met 3 (Gotham, Risi, Pickles & Lord, 2007). Dit herziene algoritme is, in

vergelijking tot het originele algoritme, meer toegepast op de DSM-5 criteria (APA, 2013)

waarbij er een ADOS-diagnose wordt gesteld zowel op basis van communicatieve en sociale

beperkingen als beperkt repetitief gedrag. Bij het originele algoritme is de ADOS-diagnose

(6)

5

repetitief gedrag niet meegenomen. Ook bevat het herziene algoritme gestandaardiseerde

ernstscores (Gotham, Pickles & Lord, 2009), conform DSM-5, waarbij een indicatie van de

ernst van ASS symptomen kan worden gegeven gerelateerd aan leeftijd en verbaal niveau.

Mede door deze ernstscores en meer homogeniteit tussen de modules, zijn mensen over de

tijd heen beter te vergelijken.

Eerdere onderzoeken naar zowel het originele als het herziene algoritme van de ADOS

richtten zich met name op kinderen en adolescenten (module 1 tot 3). Uit deze onderzoeken

blijken dat de ADOS een valide en betrouwbare maat is voor het vaststellen van een ASS

(Lord et al., 2000; de Bildt et al., 2009; Gotham et al., 2007; Gotham, Risi, Pickles, Dawson

et al., 2008; Hus & Lord, 2014; Oosterling et al., 2010; Kamp-Becker et al., 2013). Uit deze onderzoeken blijkt dat het herziene algoritme ten opzichte van het originele algoritme zorgt

voor een verbeterde diagnostische validiteit, met name een verhoogde sensitiviteit. Het is

echter nog onvoldoende onderzocht of deze verbeterde diagnostische validiteit ook voor

module 4 geldt (Bastiaansen et al., 2011a).

Recentelijk is er een herziend algoritme specifiek voor module 4 voorgesteld (Hus & Lord,

2014), gebaseerd op het algoritme voor module 3 (Gotham et al., 2007). De onderzoekers

toonden een verbeterde diagnostische validiteit aan van het herziene algoritme ten opzichte

van het originele algoritme voor module 4, overeenkomstig met de eerdere onderzoeken naar

module 1 tot 3. De onderzoekers geven aan dat meer replicatieonderzoek nodig is om te

kunnen stellen dat het herziene algoritme voor module 4 daadwerkelijk een verbetering is ten

opzichte van het originele algoritme. Daarnaast wees de studie van Hus en Lord uit dat oudere

volwassenen (ouder dan 40 jaar) lagere ADOS totaalscores lieten zien dan jongere

volwassenen (40 jaar en jonger). Deze bevinding ligt in lijn met eerdere onderzoeken waarin

werd aangeven dat ASS symptomen afnemen met het ouder worden (Bastiaansen et al.,

2011b; Esbensen, Seltzer, Lam & Bodfish, 2009; Seltzer et al., 2004; Shattuck et al., 2007)

(7)

6

De groep oudere volwassenen (> 40 jaar) in het onderzoek van Hus en Lord was echter zeer

gering (n = 9). Ook werden er in dit onderzoek alleen verschillen gerapporteerd op ADOS

totaalscore niveau en werd er niet op meer specifiek itemniveau gekeken, waar beide groepen

mogelijk anders op scoorden. Tevens is er in de studie van Hus en Lord niet gekeken naar

verschillen tussen mannen en vrouwen. Autisme wordt vaker vastgesteld bij mannen dan bij

vrouwen en de exacte verhouding varieert in eerder onderzoek van 4:1 (Werling &

Geschwind, 2013) tot 9:1 (Brugha et al, 2011). Veel steekproeven uit eerdere onderzoeken

bestaan voornamelijk uit mannen, zo ook de steekproef van Hus & Lord (80% van de

deelnemers was man). Het vermoeden bestaat dat vrouwen met ASS (met een normaal tot

hoog intelligentie niveau) diagnostisch vaker gemist worden dan mannen (Lai et al., 2011;

Dworzynski, Ronald, Bolton & Happé, 2012), gezien zij hun autistische trekken beter kunnen

camoufleren. Op basis hiervan is het relevant om in replicatie onderzoek naar dit vernieuwde

algoritme ook naar de verschillen te kijken tussen jong en oud volwassenen en naar mannen

en vrouwen. Zeer recent is het herziene algoritme voor module 4 zoals voorgesteld door Hus

& Lord (2014) gerepliceerd (Bildt, Sytema, Meffert en Bastiaansen, 2015, Pugliese et al.,

2015). Beide onderzoeken vonden een hogere sensitiviteit voor het herziene algoritme dan het

originele algoritme, echter waren deze sensitiviteitscijfers lager dan het onderzoek van Hus &

Lord (2014). In beide onderzoeken was de groep oudere volwassenen relatief klein en het

onderzoek van Bildt et al. (2015) was alleen gericht op mannen. In deze thesis zal het

voorgestelde herziene algoritme (Hus & Lord, 2014) worden gerepliceerd binnen een

volwassen Nederlandse populatie met ASS waarbinnen voldoende oudere deelnemers en

vrouwen zijn geïncludeerd.

Het doel van de huidige studie is tweeledig. Ten eerste zal gekeken worden of het

voorgestelde herziene algoritme voor module 4 (Hus & Lord, 2014) een verbetering is ten

opzichte van het originele algoritme (Lord et al., 2000). In lijn met eerder onderzoek wordt

(8)

7

diagnostische validiteit (gemeten in sensitiviteit) van het herziene algoritme beter zijn dan het

originele algoritme. Ten tweede wordt gekeken of de ADOS domeinscores van beide

algoritmes (origineel versus herzien) bij de oudere volwassenen met ASS (ouder dan 40 jaar)

in lijn liggen met eerder onderzoek (Hus en Lord, 2014) en dus lager zijn dan de scores bij de

jongere volwassenen (40 jaar en jonger). Exploratief wordt bekeken of er verschillen zijn

betreffende de specifieke itemscores (gedragskenmerken) tussen beide leeftijdsgroepen, zodat

eventuele verschillen op ADOS totaal domeinniveau kwalitatief kunnen worden beschreven.

Ook zal exploratief worden bekeken of er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen wat

betreft de ADOS domeinscores en de specifiekere itemscores.

Methode

Deelnemers

De deelnemers van dit onderzoek vormden een steekproef van 137 volwassenen, allen met

een klinische diagnose klassiek autisme (n = 21, 15.3 %), syndroom van Asperger (n =70,

51.1%) of PDD-NOS (n = 41, 29.9%) conform de DSM IV-TR (APA, 2000). Deze diagnoses

waren eerder gesteld, onafhankelijk van dit onderzoek. Bij 5 personen (3.7%) was niet

duidelijk welke variant het betrof.Deze verschillende subtypen van ASS worden

wetenschappelijk onvoldoende ondersteund (Witwer & Lecavalier, 2008). In de nieuwste

editie van de DSM, DSM-5 (APA, 2013), zijn deze subtypen verdwenen en gaat men uit van

één overkoepelde classificatie: Autisme Spectrum Stoornissen (hierna ASS); waarbinnen

onderscheid gemaakt wordt in de mate en ernst van de symptomen. In dit huidige onderzoek

zal dan ook verder worden uitgegaan van één overkoepelende classificatie ASS (conform

DSM-5). De deelnemers waren reeds geworven voor een groter lopend onderzoek binnen het

project ‘Aging in Autism: a Double Jeopardy’ door Prof. Dr. H.M. Geurts en Dr. A.G. Lever van de Universiteit van Amsterdam en d’Arc Dutch Autism & ADHD research center, zoals beschreven in Lever en Geurts (2015). De deelnemers werden actief geworven via

(9)

GGZ-8

instellingen (GGZ Noord Holland Noord, GGZ Breburg, Dr. Leo Kannerhuis), advertenties in

vakbladen en via reclame bij congressen. Mensen met een voorgeschiedenis gekenmerkt door

schizofrenie, neurologische aandoeningen (zoals epilepsie of de ziekte van Parkinson),

cognitieve achteruitgang gemeten met de Mini-Mental State Exam (MMSE; Folstein, Folstein,

& McHugh, 1975) met een score lager dan 26, een huidige alcohol- of drugsverslaving of een

geschat IQ lager dan 80 gemeten met twee subtesten (woordenschat en matrix redeneren) van

de Wechsler Adult Intelligence Scale (3rd ed.; WAIS-III-NL; Wechsler, 1997), werden

uitgesloten van deelname. De meerderheid van de deelnemers (67.9%) was hoogopgeleid, had

gestudeerd aan HBO of Universiteit, waarvan de meerderheid (86.0%) ook een diploma heeft

behaald. Het gemiddelde geschatte IQ was 114.3 (SD 16.6). Zie tabel 1 voor alle

steekproef-karakteristieken. Deze gegevens zijn tevens vergeleken met eerder onderzoek naar zowel het

originele ADOS algoritme (Lord et al., 2000) als het herziene algoritme (Lord & Hus, 2014).

Tabel 1

Steekproefgegevens in vergelijking met eerder onderzoek Module 4 ADOS

met klinische diagnose ASS

Huidig onderzoek (N = 137)

Hus & Lord (2014) (N = 347)

Lord (2000) (N = 30) Gemiddelde leeftijd (SD) 46.7 (15.0) 20.6 (7.0) 20.0 (8.2)

Leeftijd range 19-79 10-55 10-40

Geslacht man, vrouw % 68%, 32% 80%, 20% 83%, 17%

Gemiddeld IQ (SD) 114.3 (16.6) 100.4 (21.4) 100.9 (23.6)

Diagnoseklassiek autisme n (%) 21 (15%) 177 (51%) 16 (53%) Overige ASS diagnoses n (%) 116 (85%) 170 (49%) 14 (47%) ADOS COM (SD) (range) 2.6 (1.4) (0-6) 3.4 (2.2) (0-8) 4.2 (1.6) (1-8) ADOS SOC (SD) (range) 5.9 (2.5) (0-14) 7.5 (2.6) (0-14) 8.7 (2.6) (3-14) ADOS BRG (SD) (range) 0.3 (0.7) (0-4) 1.3 (1.2) (0-8) 1.5 (1.5) (0-5) ASS autisme spectrum stoornis (hieronder vallen de klinische diagnose klassiek autisme, Asperger en PDD-NOS

cf DSM-IV-TR, APA 2000), IQ geschatte IQ middels met twee subtesten (woordenschat en matrix redeneren) van de Wechsler Adult Intelligence Scale (3rd ed.; WAIS-III-NL; Wechsler, 1997), ADOS Autisme Diagnostische Observatie Schema, Nederlandse vertaling van de ADOS-G module 4 (de Bildt & de Jonge, 2009; gebaseerd op Lord et al., 1999) , ADOS COM taal en communicatie schaal, ADOS SOC wederkerige sociale interactie schaal,

(10)

9

Materialen: ADOS module 4

De ADOS is een gestandaardiseerd, semigestructureerd observatie instrument waarbij door

middel van verschillende opdrachten en vragen directe gedragingen worden uitgelokt en

geobserveerd in één-op-een situaties die relevant zijn voor ASS. Hierbij wordt specifiek

gekeken naar de wijze van communicatie, verbeelding en wederkerigheid in de sociale

interactie. Bij alle deelnemers is de Nederlandse vertaling van de ADOS-G module 4

afgenomen (de Bildt & de Jonge, 2009; gebaseerd op Lord et al., 1999) in een periode van

twee jaar, tussen maart 2012 en juli 2014. Module 4 bestaat uit 10 tot 15 standaardactiviteiten.

Er werd tijdens de ADOS afname gebruik gemaakt van standaardmateriaal en diverse

opdrachten. De totale ADOS afnameduur per deelnemer bedroeg tussen de 45 en 60 minuten.

Zie tabel 2 voor een overzicht van alle activiteiten.

Tabel 2

Overzicht activiteiten ADOS Module 4: Vloeiende spraak, adolescenten en volwassenen

Activiteiten Benodigde materialen

1. Constructietaak* puzzel

2. Een verhaal uit een boek vertellen 2 prentenboeken

3. Beschrijving van een afbeelding* afbeelding van toerisme in VS en vakantieoord 4. Conversatie en vertellen -

5. Huidig werk of school* -

6. Sociale moeilijkheden en ergernis -

7. Emoties -

8. Demonstratietaak handdoek, washandje en zeep

9. Stripverhaal* serie A: visser/pelikaan / serie B: aap/kokosnoot 10. Pauze puzzel, tekenpapier, 8 stiften, pin-art, tekentol, radio 11. Dagelijks leven* recente krant/tijdschrift, materiaal uit doen-alsof-spel 12. Vrienden en trouwen -

13. Eenzaamheid -

14. Plannen en hoop -

15. Een verhaal verzinnen 6 voorwerpen met of zonder functie

* optionele taak

Tijdens de opdrachten werd het gedrag geobserveerd en werden er aantekeningen gemaakt. In

totaal werden er scores gegeven aan 31 verschillende items (gedragskenmerken) verdeeld

(11)

10

sociale interactie (12 items), C) Fantasie (1 item), D) Stereotiepe gedragingen en beperkte

interesses (5 items) en E) Andere afwijkende gedragingen (zoals angst of agressie) (3 items).

Voor de meeste items geldt dat de scores lopen van 0 (normaal gedrag), 1 (licht afwijkend) tot

2 of 3 (afwijkend gedrag). Het scoren van het gedrag gebeurde direct na observatie.

ADOS classificatie volgens originele algoritme

Voor alle deelnemers is een ADOS classificatie berekend volgens het algoritme beschreven in

de handleiding van de ADOS-G module 4 (Bildt & de Jonge, 2009; Nederlandse vertaling van

de handleiding van Lord et al., 1999). In deze huidige studie wordt hiervoor de term ‘originele

algoritme’ gebruikt. Dit algoritme bestaat uit een combinatie van verschillende kernitems waarvan de scores bij elkaar worden opgeteld om drie verschillende domeinscores te vormen.

Alle kernitems die een score 3 kregen, werden omgezet in een score 2; alle andere scores

anders dan 0-3 werden omgezet in score 0. Bij het originele algoritme behoren de totaalscore

van vier items tot het eerste domein: taal en communicatie (hierna COM), de totaalscore van

zeven items behoren tot het tweede domein: wederkerige sociale interactie (hierna SOC) en

worden de totaalscores van deze beide domeinen bij elkaar opgesteld tot een derde domein:

taal en communicatie + wederkerige sociale interactie (hierna COM + SOC). Voor elk domein

gelden specifieke afkappunten, waarmee de verschillende ADOS classificaties worden

bepaald. Voor het originele algoritme gelden volgens de handleiding drie verschillende

classificaties, dit zijn de classificaties klassieke autisme stoornis (AS), autisme spectrum

stoornis (ASS) en non-spectrum stoornis (NS). Voor dit huidige onderzoek werd alleen

gekeken of er minimaal aan het afkappunt ASS werd voldaan, gezien dit in lijn ligt met de

DSM-5 (APA, 2013). Volgens het originele algoritme krijgt iemand een ADOS ASS

classificatie wanneer voor alle drie de domeinscores de afkappunten zijn overschreden: dit is

bij een COM score van 2 of hoger, een SOC score van 4 of hoger en een COM + SOC score

van 7 of hoger. De ASS classificatie wordt alleen gegeven, wanneer alle drie de afkappunten

(12)

11

item) en een totaal domeinscore voor beperkt en repetitief gedrag berekend (gebaseerd op vier

items). Deze scores worden alleen gebruikt voor een kwalitatieve beschrijving van de

diagnose en worden niet meegenomen in de uiteindelijke ADOS classificatie.

ADOS classificatie volgens herziene algoritme

Vervolgens is voor alle deelnemers een ADOS classificatie berekend volgens het herziene

algoritme voor module 4 beschreven in het onderzoek van Hus en Lord (2014), welke

gebaseerd is op het herziene algoritme van Gotham et al. (2007) voor module 3 (zie

Nederlandse vertaling handleiding ADOS-2 Module 3 door Bildt, Graeves en de Jonge,

2013). In deze studie wordt hiervoor de term ‘herziene algoritme’ gebruikt. Ook dit algoritme

bestaat uit een combinatie van verschillende kernitems die domeinscores vormen. Net zoals

bij het originele algoritme werden alle kernitems die een score 3 kregen, omgezet in een score

2 en alle andere scores anders dan 0-3 werden omgezet in score 0. De kernitems van het

herziende algoritme worden allemaal beschreven in de handleiding van het originele

algoritme (ADOS-G). Er zijn slechts enkele verschillen qua nummering en

formulerings-verschillen tussen de ADOS-G en ADOS-2. De inhoud van de items is hetzelfde. Daardoor

kon de handleiding van ADOS-G gebruikt worden voor de beschrijving en verdere analyses

van de kernitems van het herziene algoritme. Ook het herziene algoritme bestaat uit een

combinatie van verschillende kernitems waarvan de scores bij elkaar worden opgeteld om

twee domeinscores te vormen. Het soort kernitems die hiervoor gebruikt worden en het soort

domeinen die hieruit gevormd worden, verschilt ten opzichte van het originele algoritme. Bij

het herziene algoritme vormen de totaalscore van 10 kernitems het eerste domein: sociaal

affect (hierna SA). Vervolgens vormen de totaalscore van 5 kernitems het tweede domein:

beperkt en repetitief gedrag (hierna BRG). Voor elk van deze twee domeinen gelden

specifieke afkappunten, waarbij drie verschillende ADOS classificaties (AS, ASS en

non-spectrum) worden bepaald. Het meenemen van de BRG schaal in de uiteindelijke ADOS

(13)

12

meeneemt en alleen gebruikt als kwalitatieve beschrijving. Ook voor het herziene algoritme

werd alleen gekeken of er minimaal aan het afkappunt ASS werd voldaan. Hus & Lord (2014)

stellen twee verschillende ASS afkapwaarden voor, één voor de SA schaal (score 8) en één

voor de SA en BRG schaal samen (score 10). In tabel 3 worden alle kernitems van de

domeinen van beide algoritmes en bijbehorende afkappunten weergegeven.

Tabel 3

Items behorende bij het origineel versus herziene algoritme en afkapwaarden (cut-off scores) Originele algoritme (Lord, 2000) Herziene algoritme (Hus & Lord, 2014)

Domein Items a Domein Items

COM A4 Stereotiepe taal SA

A8 Conversatie A8 Conversatie A9 Beschrijvende gebaren X

A10 Emotionele gebaren A10 Emotionele gebaren

AS cut-off b 3

ASS cut-off 2

SOC B1 Ongebruikelijk oogcontact B1 Ongebruikelijk oogcontact B2 Gezichtsuitdrukkingen B2 Gezichtsuitdrukkingen

X B5 Communicatie eigen gevoel

B6 Emoties/ empathie anderen X

X B7 Inzicht sociale relaties

B8 Verantwoordelijkheid X

B9 Kwaliteit sociale toenaderingen B9 Kwaliteit sociale toenaderingen B10 Kwaliteit sociale respons B10 Kwaliteit sociale respons B11 Hoeveelheid sociale respons B11 Hoeveelheid sociale respons

X B12 Kwaliteit contact

AS cut-off b 6 X

ASS cut-off 4 6

BRG BRG A4 Stereotiepe taal

A2 Afwijkingen taal

D1 Ongewone sensorische interesses D2 Handmaniertjes

D4 Zeer specifieke onderwerpen

Tot. AS cut-off b 10 10

Tot. ASS cut-off 7 8

COM taal en communicatie schaal, SOC wederkerige sociale interactie schaal, BRG beperkt en

repetitief gedrag schaal. SA sociaal affect schaal. AS cut-off autisme afkappunt, ASS cut-off autisme spectrum afkappunt, Tot. AS cut-off autisme afkappunt van beide schalen COM + SOC samengenomen, Tot. ASS cut-off autisme spectrum afkappunt van beide schalen COM + SOC samengenomen.

a

Items zoals beschreven in Nederlandse handleiding ADOS (de Bildt & de Jonge, 2009).

b

(14)

13

Procedure

Alle deelnemers zijn voorafgaand aan het testonderzoek middels een informatiebrief

geïnformeerd en allen hebben een toestemmingsverklaring ondertekend. Bij alle deelnemers

werden er naast de ADOS diverse andere instrumenten afgenomen. Gezien deze niet relevant

zijn voor deze huidige studie, worden deze niet verder beschreven. De ADOS is op

verschillende locaties (GGZ-instellingen en op de Universiteit van Amsterdam) afgenomen.

Deelnemers aan het onderzoek werden gecompenseerd voor hun reiskosten en ontvingen geen

extra vergoeding. De ADOS is afgenomen door een psycholoog die tevens ADOS getraind en

gecertificeerd is.

Data-analyse

Om te onderzoeken of het herziene algoritme een verbetering is ten opzichte van het originele

algoritme, wordt ten eerste de interne consistentie van de domeinschalen van beide algoritmes

berekend door middel van Cronbach’s alfa. Dit geeft een indicatie van de mate waarin de items hetzelfde concept meten. De uitkomsten worden vergeleken met vergelijkbaar

onderzoek. Ten tweede wordt de sensitiviteit berekend voor beide algoritmes. Hierbij werd

het percentage berekend van mensen met een klinische diagnose ASS die ook door de ADOS

geïdentificeerd werden (met een score op of boven de ASS afkappunten). Ook hier werden de

uitkomsten vergeleken met vergelijkbaar onderzoek. Ten derde wordt middels een MANOVA

gekeken of de ADOS domeinscores van beide algoritmes (origineel versus herzien) bij de

oudere volwassenen met ASS (ouder dan 40 jaar) in lijn liggen met eerder onderzoek (Hus en

Lord, 2014) en dus lager zijn dan de scores bij de jongere volwassenen (40 jaar en jonger).

Alvorens deze analyse zal middels Q-Q plots en de Shapiro-Wilk test worden gekeken of aan

de assumptie van normaal verdeelde data wordt voldaan wat betreft de domeinscores.

Wanneer hier niet aan wordt voldaan zal een non-parametrische test, de Mann Whitney test

(15)

14

verschillen tussen de twee leeftijdsgroepen. Ten vierde wordt exploratief bekeken middels

Chi-Square toetsen of er verschillen zijn betreffende de specifieke itemsscores

(gedragskenmerken) tussen beide leeftijdsgroepen. Daarbij wordt gekeken op itemniveau hoe

vaak deelnemers normaal (score 0) versus afwijkend gedrag (maximaal score 2) scoren op de

specifieke items behorende bij zowel het originele als het herziene algoritme. Ten slotte zal er

exploratief onderzoek plaatsvinden (middels een sensitiviteitsberekening en een MANOVA)

om te bekijken of er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen wat betreft de ADOS

domeinscores. Ook zal er exploratief op specifieker itemniveau bekeken worden, middels

Chi-Square toetsen, of vrouwen qua scoring verschillen van mannelijke deelnemers.

Resultaten

Interne consistentie

De betrouwbaarheid (interne consistentie) van de COM schaal binnen het originele algoritme

is erg laag, α = .26 (Field, 2009). Wanneer het item A4 ‘stereotiepe taal’ niet wordt

meegenomen, stijgt de betrouwbaarheid naar α = .49; wat nog steeds laag is. De

betrouwbaarheid voor de SOC schaal en de totale schaal (COM + SOC) is voldoende;

respectievelijk α = .61 en α = .66. De betrouwbaarheid van de SA schaal binnen het herziene

algoritme (hierna SA) is goed, α = .75. Echter de betrouwbaarheid van de BRG schaal is erg

laag, α = .33. Zie tabel 4 voor een specifiek overzicht, ook in vergelijking met eerder

(16)

15 Tabel 4

Interne consistentie in vergelijking met eerder onderzoek

Module 4 ADOS Huidig onderzoek Bastiaansen (2011a) Hus & Lord (2014) schalen origineel algoritme

COM α = .26 α = .52

COM (exclusief item 4)a α = .49 α = .60 -

SOC α = .61 α = .84 -

schalen herziene algoritme

SA α = .75 α = .87 α = .84

BRG α = .33 - α = .61

COM taal en communicatie schaal, SOC wederkerige sociale interactie schaal, SA sociaal affect schaal, BRG beperkt en repetitief gedrag schaal.

a bij weglating van item A4 ‘stereotiepe taal’ Sensitiviteit

In deze steekproef hadden alle deelnemers (100%) een klinische diagnose ASS. De

sensitiviteit van het originele algoritme is matig, 65.7 %. Dit betekent dat 34.3% van alle

deelnemers met een klinische ASS diagnose niet door het originele algoritme ADOS zijn

geïdentificeerd. De sensitiviteit van het herziene algoritme is goed wanneer alleen de SA

schaal wordt meegenomen, namelijk 76.6 %. Wanneer zowel de SA als BRG schaal worden

samengenomen, is de sensitiviteit een stuk lager, namelijk 67.2%. Zie tabel 5 voor een

specifiek overzicht, ook in vergelijking met eerder, vergelijkbaar onderzoek.

Tabel 5 Sensitiviteit

Module 4 ADOS Huidig onderzoek

Lord et al. (2000)

Hus & Lord (2014) Bastiaansen et al. (2011a) Pugliese et al. (2015) Bildt et al. (2015) origineel algoritme 3 domeinen ASS cut-offa 65.7 % 90.0 % 61.0 % 81.0 % 55.0 % herziene algoritme SA (ASS cut-off = 6) 76.6 % 89.0 % SA+BRG (ASS cut-off = 8) 67.2 % 90.5 % 71.1 %b 84.6 % 61.0 % a

De ADOS diagnose ASS wordt gesteld wanneer de score op of boven de ASS cut-off score ligt van alle drie de domeinen (COM cut-off = 2, SOC cut-off = 4 en COM+SOC cutoff = 7) (Lord et al., 2000).

b

(17)

16

Vergelijking ADOS domeinscores jong versus oud volwassenen

De groep jongere volwassenen (40 jaar en jonger) en de groep oudere volwassenen (ouder dan

40 jaar) verschilden niet significant qua geschat IQ, sekse verhouding, percentage mensen met

diagnose klassiek autisme en het aantal comorbide stoornissen. Zij verschilden wel qua eerste

ASS diagnose op kinderleeftijd, zie Tabel 6. In de jongvolwassen groep waren meer mensen

met een ASS diagnose op kinderleeftijd, gemeten met Fisher Exact test, p = .001.

Tabel 6

Leeftijdsgroepen met elkaar vergeleken wat betreft IQ, geslacht, leeftijd eerste diagnose, aantal klassieke autisme diagnose en aantal comorbide stoornissen

Jong volw. ≤ 40 jaar (N = 49)

Oud volw. > 40 jaar (N = 88) statistische waarde significantie IQ gemiddeld (SD) 112.1 (16.0) 115.5 (16.8) t = - 1.17 p = .24 aantal vrouw (%) 17 (34%) 27 (31%) X2=.23 p = .63

aantal eerste ASS diagnose op kinderleeftijd < 12 jaar (%)

7 (17%) 0 (0%) Fisher testb

p = .001*

aantal klassiek autisme (%)a 4 (8%) 17 (19%) X2= 3.02 p = .08 aantal comorbide stoornissen (%)c

0 1 ≥2 20 (40%) 14 (29%) 15 (31%) 43 (49%) 34 (39%) 11 (13%) X2= 1.12 p = .16

*significante verschillen p < .05, zijn vetgedrukt. Jong volw. 40 jaar en jonger, oud volw. ouder dan 40 jaar.

X2 = groepen vergeleken middels Pearson Chi-Square toets. t = groepen vergeleken middels t-toets.

a

de klinische diagnose klassiek autisme cf DSM-IV-TR, APA 2000

b

gezien een groep < 5 de Fisher Exact Test gedraaid.

c

hieronder vallen de meest voorkomende comborbide diagnoses naast ASS, dit betreffen: angststoornis, depressieve stoornis, ADHD en persoonlijkheidsstoornis.

Ten eerste is gekeken naar de sensitiviteitscijfers van de beide algoritmes van beide

leeftijdsgroepen. De sensitiviteit van het originele algoritme was bij de groep ≤ 40 jaar 73.4%

versus 61.4% bij de groep > 40 jaar. De sensitiviteit van het herziene algoritme was bij de

groep ≤ 40 jaar 73.5% versus 78.4% bij de groep > 40 jaar, wanneer alleen de SA schaal

wordt meegenomen. Wanneer zowel de SA als BRG schaal worden samengenomen, is de

sensitiviteit bij beide groepen lager, namelijk 67.3% bij de groep ≤ 40 jaar en 67.0 % bij de

groep > 40 jaar. Middels de multivariate MANOVA test werd vervolgens een significant

(18)

17

SA; V = .09, F(3, 133) = 4.10, p = .01. Aan de assumpties van normaliteit en gelijke

variantie-covariantie matrices, middels een Levene’s en Box-test, werd voldaan. Vervolgens zijn er aparte univariate analyses (ANOVA’s) uitgevoerd; hier werden geen significante effecten

gevonden van leeftijdsgroep op de verschillende ADOS scores. Voor de niet normaal

verdeelde BRG schaal is een non-parametrische test uitgevoerd: de Mann Whitney test. Uit

deze test bleek géén significant effect van leeftijdsgroep op de ADOS BRG score, U = 1.77,

p = .07 zie tabel 7.

Tabel 7

ADOS domein scores jong versus oud volwassenen (univariate analyses van MANOVA) Jong volw. ≤ 40 jaar

Gem (SD) (range)

Oud volw. > 40 jaar Gem (SD) (range) statistische waarde significantie ADOS origineel COM 2.78 (1.33) (0-5) 2.50 (1.41) (0-6) F = 1.26 p = .26 SOC 6.35 (2.72) (1-14) 5.68 (2.30) (0-12) F = 2.31 p = .13 ADOS herzien SA 8.29 (3.86) (1-18) 8.03 (3.60) (0-19) F = 0.15 p = .70 Gem Mediaan (range) Gem Mediaan (range)

BRGa 1.53 1 (0-5) 1.30 1 (0-7) U = 1.77 (-1.85) p = .07

a

alleen BRG-domeinscores zijn niet normaal verdeeld; bij deze schaal de Mann Whitney test uitgevoerd.

COM taal en communicatie schaal, SOC wederkerige sociale interactie schaal, SA sociaal affect schaal, BRG beperkt en repetitief gedrag schaal. Er zijn geén significante verschillen gevonden, p < .05

Vergelijking op specifiek itemniveau

Middels Chi-Square toetsen zijn de twee leeftijdsgroepen (jong versus oud volwassenen) met

elkaar vergeleken voor wat betreft de scoring op de specifieke domein itemscores

(gedrags-kenmerken). Beide groepen bleken op géén enkel item significant te verschillen qua scoring

(X²(2)= waarden variërend tussen 5.67 (p = .06) en 0.09 (p = .96), zie tabel 8 voor de

resultaten. Op totaalniveau bekeken is opvallend dat op 14 items (van de totaal 18

domeinitems) een groot aantal deelnemers (variërend van 21.2% tot 95.6%) een score 0

hebben, dus normaal gedrag vertonen. Op drie van de vijf BRG items, scoort ongeveer 95%

(19)

18 Tabel 8

Domeinitem analyse ADOS herziene algoritme, totaal en jong versus oud volwassenen

Totaal (N = 137) Jong volw. ≤ 40 (N = 49) Oud volw. > 40 (N = 88) Score 0 1 2 0 1 2 0 1 2 Algoritme item N (%) N (%) N (%) N (%) N (%) N (%) N (%) N (%) N (%)

Sociaal affect (SA)

Conversatie 38 (27.7) 85 (62.2) 14 (10.2) 19 (38.8) 26 (53.1) 4 (8.2) 19 (21.6) 59 (67.0) 10 (11.4) Emotionele gebaren 63 (46.0) 42 (30.7) 32 (23.4) 19 (38.8) 14 (28.6) 16 (32.7) 44 (50.0) 28 (31.8) 16 (18.2) Ongebruikelijk oogcontact 94 (68.6) 0 43 (31.4) 30 (61.2) 0 19 (38.8) 64 (72.7) 0 24 (27.3) Gezichtsuitdrukkingen 29 (21.2) 97 (70.8) 11 (8.0) 10 (20.4) 34 (69.4) 5 (10.2) 19 (21.6) 63 (71.6) 6 (6.8) Communicatie eigen gevoel* 25 (18.2) 87 (63.5) 25 (18.2) 10 (20.4) 34 (69.8) 5 (10.2) 15 (17.0) 53 (60.2) 20 (22.7) Inzicht sociale relaties* 41 (29.2) 76 (55.5) 20 (14.6) 14 (28.6) 28 (57.1) 7 (14.3) 27 (30.7) 48 (54.5) 13 (14.8) Kwaliteit soc. toenaderingen 23 (16.8) 97 (70.8) 17 (12.4) 5 (10.2) 36 (73.5) 8 (16.3) 18 (20.5) 61 (69.3) 9 (10.2) Kwaliteit sociale respons 72 (52.6) 60 (43.8) 5 (3.6) 27 (55.1) 20 (40.8) 2 (4.1) 45 (51.1) 40 (45.5) 3 (3.4) Hoeveelheid sociale respons 15 (10.9) 83 (60.6) 39 (28.5) 8 (16.3) 24 (49.0) 17 (34.7) 7 (8.0) 59 (67.0) 22 (25.0) Kwaliteit contact* 74 (54.0) 52 (38.0) 11 (8.0) 28 (57.1) 18 (36.7) 3 (6.1) 46 (52.3) 34 (38.6) 8 (9.1) Beperkt repetitief gedrag (BRG)

Afwijkingen taal* 57 (41.6) 61 (44.5) 19 (13.9) 18 (36.7) 21 (42.9) 10 (20.4) 39 (44.3) 40 (45.5) 9 (10.2) Stereotiepe taal 77 (56.2) 59 (43.1) 1 (0.7) 26 (53.1) 23 (46.9) 0 51(58.0) 36 (40.9) 1 (1.1) Ongewone sens. Interesse* 130 (94.9) 6 (4.4) 1 (0.7) 47 (95.9) 2 (4.1) 0 83 (94.3) 4 (4.5) 1 (1.1) Handmaniertjes* 128 (93.4) 5 (3.6) 4 (2.9) 46 (93.9) 2 (4.1) 1 (2.0) 82 (93.2) 3 (3.4) 3 (3.4) Zeer specifieke interesse 131 (95.6) 4 (2.9) 2 (1.5) 45 (91.8) 3 (6.1) 1 (2.0) 86 (97.7) 1 (1.1) 1 (1.1) Origineel alg. items**

Beschrijvende gebaren COM 65 (47.4) 68 (49.6) 4 (2.9) 17 (34.7) 31 (63.3) 1 (2.0) 48 (54.4) 37 (42.0) 3 (3.4) Emoties/ empathie SOC 23 (16.8) 62 (45.3) 52 (38.0) 7 (14.3) 24 (49.0) 18 (36.7) 16 (18.2) 38 (43.3) 34 (38.6) Verantwoordelijkheid SOC 68 (49.6) 60 (43.8) 9 (6.6) 19 (38.8) 25 (51.0) 5 (10.2) 49 (55.7) 35 (39.8) 4 (4.5)

Er zijn op geen enkel item significante verschillen qua scoring tussen de twee leeftijdsgroepen (middels Pearson Chi-Square toets, p < .05).

* items van het herziende algoritme, niet in originele algoritme ** items van het originele algoritme, niet in het herziende algoritme

Exploratieve analyses: verschillen tussen mannen en vrouwen

Exploratief is gekeken of er verschillen bestaan mannen en vrouwen met een ASS diagnose

wat betreft de sensitiviteit van de ADOS, de ADOS domeinscores en de specifiekere

itemscores. De twee subgroepen verschilden op andere belangrijke factoren niet significant

van elkaar, m.u.v. aantal comorbide stoornissen, zie tabel 9. Vervolgens is gekeken naar de

sensitiviteit van beide algoritmes. De sensitiviteit van het originele algoritme lag bij de groep

mannen hoger (71.0%), dan bij de groep vrouwen (54.5%). De sensitiviteit van het herziene

algoritme is beter, voor mannen 82.8 % versus 63.3% voor vrouwen, wanneer alleen de SA

schaal wordt meegenomen. De sensitiviteit voor SA + BRG is 75.3% voor de groep mannen

(20)

19 Tabel 9

Groep mannen en vrouwen met elkaar vergeleken wat betreft IQ, leeftijd, leeftijd eerste diagnose, aantal klassieke autisme diagnose en aantal comorbide stoornissen

Mannen (N = 93) Vrouwen (N = 44) statistische waarde significantie IQ gemiddeld (SD) 113.58 (16.3) 115.82 (17.8) t = - .74 p = .46 leeftijd gemiddeld (SD) 47.85 (15.9) 44.15 (12.9) t = 1.35 p = .18 aantal eerste ASS diagnose op

kinderleeftijd < 12 jaar (%)

7 (8%) 0 (0%) Fisher testb p = .10

aantal klassiek autismea 13/93 = 14% 8/44 = 18% X2= .41 p = .52 aantal comorbide stoornissen (%)c

0 1 ≥2 53 (57%) 28 (30%) 12 (13%) 10 (23%) 20 (45%) 14 (32%) X2 = 15.26 p < .001*

*significante verschillen p < .05, zijn vetgedrukt. X2 = groepen vergeleken middels Pearson Chi-Square toets. t = groepen vergeleken middels t-toets.

a

de klinische diagnose klassiek autisme cf DSM-IV-TR, APA 2000

b

gezien een groep < 5 de Fisher Exact Test gedraaid.

c

hieronder vallen de meest voorkomende diagnoses naast ASS, dit betreffen: angststoornis, depressieve stoornis, ADHD en persoonlijkheidsstoornis.

Middels een MANOVA zijn de twee groepen (mannen versus vrouwen) met elkaar

vergeleken op de verschillende ADOS domeinscores, zowel van het originele als herziene

algoritme. Op de multivariate test werd een significant effect gevonden van geslacht op de

verschillende ADOS domeinscores COM, SOC en SA, V = .079, F (3, 133) 3.778, p = .012.

Ook bij de aparte univariate ANOVA’s werden er significant effecten gevonden van geslacht op de verschillende ADOS domeinscores. De vrouwelijke deelnemers met ASS scoorden

significant lager (gemiddelde van 5.11, SD = 2.27) op de SOC domeinschaal van het originele

algoritme dan de mannelijke deelnemers (gemiddelde van 6.30, SD 2.48). Ook werd er op de

SA domeinschaal van het vernieuwde algoritme significant lager gescoord door de

vrouwelijke deelnemers (gemiddelde van 6.75, SD 3.26) dan de mannelijke deelnemers

(gemiddelde van 8.77, SD 3.70). Zie tabel 10 voor de resultaten op de univariate testen.

Middels Chi-Square toetsen is gebleken dat vrouwen en mannen op 9 van de 15 items

(21)

20 Tabel 10

ADOS domein scores mannen versus vrouwen (univariate analyses van MANOVA) Mannen (N = 93)

Gem (SD) (range)

Vrouwen (N = 44) Gem (SD) (range)

statistische waarde significantie

ADOS origineel

COM 2.70 (1.46) (0-6) 2.39 (1.19) (0-5) F = 1.539 p = .217 SOC 6.30 (2.48) (1-14) 5.11 (2.27) (0-12) F = 7.233 p = .008*

ADOS herzien

SA 8.77 (3.70) (1-19) 6.75 (3.26) (0-15) F = 9.614 p = .002*

Gem Mediaan (range) Gem Mediaan (range)

BRGa 1.48 1 (0-7) 1.16 1 (0-4) U = 1.691 (-1.722) p = .085

a

alleen BRG-domeinscores zijn niet normaal verdeeld; bij deze schaal de Mann Whitney test uitgevoerd.

COM taal en communicatie schaal, SOC wederkerige sociale interactie schaal, SA sociaal affect schaal, BRG beperkt en repetitief gedrag schaal. *Significante verschillen zijn vetgedrukt, significantie < .05.

Tabel 11

Domeinitem analyse man versus vrouw

Man (N = 93) Vrouw (N = 44) Score 0 1 2 0 1 2 Algoritme item N (%) N (%) N (%) N (%) N (%) N (%) Sociaal affect Conversatie 23 (24.7) 58 (62.4) 12 (12.9) 15 (34.1) 27 (61.4) 2 (4.5) Emotionele gebaren 40 (43.0) 32 (34.4) 21 (22.6) 23 (52.3) 10 (22.7 11 (25.0) Ongebruikelijk oogcontact 65 (69.9) 0 28 (30.1) 29 (65.9) 0 15 (34.1) Gezichtsuitdrukkingen 16 (17.2) 66 (71.0) 11 (11.8) 13 (29.5) 31 (70.5) 0

Communicatie eigen gevoel 13 (14.0) 58 (62.4) 22 (23.7) 12 (27.3) 29 (65.9) 3 (6.8)

Inzicht 22 (23.7) 54 (58.1) 17 (18.3) 19 (43.2) 22 (50.0) 3 (6.8)

Kwaliteit soc. toenaderingen 11 (11.8) 73 (78.5) 9 (9.7) 12 (27.3) 24 (54.5) 8 (18.2) Kwaliteit sociale respons 40 (43.0) 49 (52.7) 4 (4.3) 32 (72.2) 11 (25.0) 1 (2.3) Hoeveelheid sociale respons 7 (7.5) 55 (59.1) 31 (33.3) 8 (18.2) 28 (63.6) 8 (18.2) Kwaliteit contact 42 (45.2) 41 (44.1) 10 (10.8) 32 (72.2) 11 (25.0) 1 (2.3) Beperkt repetitief gedrag

Afwijkingen taal 32 (34.4) 46 (49.5) 15 (16.1) 25 (56.8) 15 (34.1) 4 (9.1) Stereotiepe taal 50 (53.8) 42 (45.2) 1 (1.1) 27 (61.4) 17 (38.6) 0 Ongewone sens. Interesse 89 (95.7) 3 (3.2) 1 (1.1) 41 (93.2) 3 (6.8) 0 Handmaniertjes 90 (96.8) 1 (1.1) 2 (2.2) 38 (86.4) 4 (9.1) 2 (4.5) Zeer specifieke interesse 87 (93.5) 4 (4.3) 2 (2.2) 44 (100.0) 0 0 Origineel alg. items**

Beschrijvende gebaren COM 45 (48.4) 45 (48.4) 3 (3.2) 20 (45.5) 23 (52.3) 1 (2.3) Emoties/ empathie SOC 9 (9.7) 46 (49.5) 38 (40.9) 14 (31.8) 16 (36.4) 14 (31.8) Verantwoordelijkheid SOC 44 (47.3) 43 (46.2) 6 (6.5) 24 (54.5) 17 (38.6) 3 (6.8) significante verschillen qua scoring zijn vetgedrukt (Pearson Chi-Square toets, significantie < .05) * items van het herziende algoritme, niet in originele algoritme

(22)

21

Conclusie en discussie

In deze huidige studie is het voorgestelde herziene algoritme module 4 van de ADOS (Hus &

Lord, 2014) gerepliceerd binnen een volwassen Nederlandse populatie met ASS. De eerste

onderzoeksvraag was of het voorgestelde herziene algoritme een verbetering is (in termen van

interne consistentie van de domeinschalen en sensitiviteit) ten opzichte van het originele

algoritme (Lord, 2000). Wat betreft de interne consistentie van de domeinschalen kan

geconcludeerd worden dat het herziene algoritme een verbetering is ten opzichte van het

originele algoritme; maar dit geldt alleen voor de SA schaal. De interne consistentie van de

SA schaal van het herziene algoritme is beter dan die van de COM en SOC schaal van het

originele algoritme. Vooral de lage interne consistentie van de COM schaal valt op, dit is in

lijn met onderzoek van Bastiaansen et al. (2011a). Het lijkt of deze schaal een beperkte rol

heeft in het diagnosticeren van ASS binnen deze steekproef. De SA schaal bevat echter ook

enkele items van de COM schaal en deze is wel betrouwbaar. Mogelijk hadden de deelnemers

in deze steekproef minder communicatieve beperkingen door hun hogere intelligentie. De

interne consistentie van de BRG schaal is erg laag. Ook Hus & Lord (2014) vonden een

lagere interne consistentie voor de BRG schaal dan voor de SA schaal. Wat betreft de

sensitiviteit van beide algoritmes kan geconcludeerd worden dat het herziene algoritme een

verbetering is ten opzichte van het originele algoritme; dit geldt wederom alleen voor de SA

schaal. Wanneer zowel de SA als BRG schaal worden samengenomen, daalt de sensitiviteit in

de richting van die van het originele algoritme. Lord et al. (2014) vonden een hogere

sensitiviteit voor de SA schaal, bij toevoeging van de BRG werd deze nog beter. De

sensitiviteit van het originele algoritme is matig, ongeveer een derde van alle deelnemers met

een klinische ASS diagnose worden niet door het originele algoritme van de ADOS

geïdentificeerd. Het onderzoek van Lord et al. (2000) vonden veel hogere sensitiviteitscijfers

(23)

22

algoritme (Bastiaansen et al., 2011a; Bildt et al., 2015; Pugliese et al., 2015) liggen meer in

lijn met dit huidige onderzoek. Opvallend in deze huidige studie is de lage interne consistentie

van de BRG schaal en dat de sensitiviteit afneemt wanneer beide schalen (SA + BRG) worden

meegenomen. Het is mogelijk dat bestaand beperkt repetitief gedrag bij deelnemers van dit

onderzoek niet tot uiting is gekomen tijdens het relatief korte tijdsbestek dat de ADOS is

afgenomen. Dit blijkt ook uit de exploratieve kwalitatieve analyses die gedaan zijn op

itemniveau; op veel items van de BRG schaal scoren mensen met een klinische ASS normaal

gedrag (score 0). De DSM-5 (APA, 2013) stelt echter als criteria dat er naast beperkingen in

sociale communicatie en interactie er beperkingen in stereotype en repetitieve gedragingen

aanwezig moeten zijn. Door het toevoegen van de BRG schaal in het herziene algoritme, sluit

deze wel beter aan met de huidige diagnosecriteria dan het originele algoritme. Deze

bevindingen sluiten ook aan met eerder onderzoek naar de ASS symptomen in een

volwassenenpopulatie. Shattuck et al. (2007) concludeerde dat volwassenen met ASS meer

beperkingen laten zien in non-verbale communicatie en sociale wederkerigheid dan in verbale

communicatie en beperkt repetitief gedrag (Shattuck et al., 2007). Volgens Seltzer et al (2003)

neemt het beperkt repetitief gedrag het sterkste af met ouder (volwassen) worden. Dit kan

verklaren waarom in deze volwassen ASS steekproef met name de COM schaal en de BRG

schaal minder toevoegde.

De tweede onderzoeksvraag was of de ADOS domeinscores van beide algoritmes

(origineel versus herzien) bij de oudere volwassenen met ASS (ouder dan 40 jaar) in lijn

liggen met eerder onderzoek (Hus en Lord, 2014) en dus lager zijn dan de scores bij de

jongere volwassenen (40 jaar en jonger). Er werden geen verschillen gevonden voor wat

betreft de ADOS domeinscores tussen deze beide groepen. Ook werden er op item specifiek

niveau geen verschillen gevonden qua scoring tussen beide leeftijdsgroepen.

De gevonden verschillen tussen dit onderzoek en het onderzoek van Hus & Lord (2014) en

(24)

23

op een aantal kenmerken verschilt met de eerdere onderzoeken. Ten eerste is in deze studie

het percentage deelnemers met een klassiek autisme diagnose lager en is het percentage met

een andere ASS diagnose (zoals Asperger of PDD-NOS) hoger. Bekend is dat mensen met de

diagnose klassiek autisme ernstigere symptomen hebben dan andere ASS stoornissen (APA,

2000). Het kan zijn dat de deelnemers in dit onderzoek mildere symptomen hadden die

wellicht minder duidelijk te observeren waren middels de ADOS en hierdoor vaker een score

‘0’ kregen (normaal gedrag vertoonden). Iemand met PDD-NOS kan aanzienlijke autisme symptomen vertonen in een bepaald kerngebied, zoals sociale tekorten, maar milde of geen

symptomen hebben in een ander kerngebied zoals beperkt of repetitief gedrag (Kan et al.,

2013; Kan et al., 2012). Doordat er relatief veel deelnemers een PDD-NOS diagnose hadden,

kan dit verklaren waarom de BRG schaal in dit huidige onderzoek zo weinig toevoegt, naast

het feit dat het tijdsbestek van een uur vaak te kort is om repetitief gedrag goed te kunnen

observeren. Ten tweede is het gemiddelde IQ van de deelnemers in dit huidige onderzoek

hoger dan het onderzoek van Hus & Lord (2014). Uit eerder onderzoek blijkt dat een hogere

intelligentie autisme kenmerken kan maskeren door toegepaste compensatietechnieken (Kan

et al., 2013; Lai et al., 2011), mogelijk konden deelnemers bepaalde ASS kenmerken

camoufleren tijdens dit onderzoek en was de ADOS minder sensitief voor deze groep. Ten

derde bevat de steekproef uit dit onderzoek meer vrouwen ten opzichte van eerdere

onderzoeken. Er bestaat een vermoeden dat vrouwen met ASS en een normale tot hoge

intelligentie diagnostisch vaker gemist worden dan mannen met een ASS en een normale tot

hoge intelligentie, doordat zij betere compensatietechnieken hanteren (Lai et al., 2011;

Dworzynski et al., 2012). Dit ligt in lijn met de exploratieve bevinding van dit onderzoek dat

zowel de sensitiviteit van de ADOS als de gemiddelde ADOS domeinscores onder mannen

hoger zijn dan onder vrouwen. Tevens bleek dat op veel afzonderlijke items van de ADOS

vrouwen significant anders scoorden (vaker 0; normaal gedrag vertoonden) dan mannen.

(25)

24

hier meer onderzoek naar gedaan moeten worden. Wanneer daadwerkelijk blijkt dat vrouwen

betere compensatietechnieken hanteren en er verschillen zijn qua scoring op specifiekere

gedragsitems, zouden diagnostische instrumenten, zoals de ADOS hier op aangepast moeten

worden. Als laatste ligt de gemiddelde leeftijd van de deelnemers in dit huidige onderzoek

hoger dan eerder onderzoek. De gemiddelde leeftijd in dit huidige onderzoek is 46.7 jaar ten

opzichte van respectievelijk 20.6 (Hus & Lord, 2014) en 20.0 jaar (Lord et at. 2000). Eerder

onderzoek toont aan dat de ASS symptomen afnemen met ouder worden (Bastiaansen, 2011b,

Shattuck et al., 2007; Seltzer et al., 2003; Esbensen, 2009); waardoor de ASS symptomen (en

ADOS scores) in een steekproef met relatief meer jonge volwassenen mogelijk sterker

aanwezig kunnen zijn dan in een groep met relatief meer oudere volwassenen. Hoewel er in

dit huidige onderzoek geen aanwijzingen waren voor ernstigere ASS symptomen bij jongere

volwassenen ten opzichte van de oudere volwassenen, kan het zijn dat met name adolescenten

meer symptomen laten zien die tijdens de jongvolwassenen fase al verminderd zijn. Dit wordt

ook gevonden door Seltzer et al. (2003) en Basistaansen (2011b). Dit huidige onderzoek

bevat geen adolescenten. Het is voor vervolgonderzoek interessant om te kijken hoe de groep

adolescenten verschilt van jong en oud volwassenen.

Een belangrijke tekortkoming van dit huidige onderzoek is het ontbreken van een

controlegroep. Hierdoor kon de diagnostische validiteit slechts gedeeltelijk worden

onderzocht; de specificiteit van de ADOS (zowel voor het originele als herziene algoritme)

kon niet berekend worden. Voor vervolgonderzoek naar de diagnostische validiteit van de

ADOS (zowel voor het originele als herziene algoritme) zal de ADOS zowel binnen een ASS

groep als controle groep afgenomen dienen te worden; zodat naast de sensitiviteit ook de

specificiteit berekend kan worden. Een tweede tekortkoming is dat het huidige onderzoek

alleen een cross-sectioneel onderzoek betrof. Om beter inzicht te krijgen in de daadwerkelijke

leeftijdseffecten zou er tevens longitudinaal onderzoek uitgevoerd moeten worden, om te

(26)

25

worden. In tegenstelling tot veel eerder onderzoek, bevatte deze studie een grote groep

ouderen. Door juist deze groep te includeren in cross-sectioneel onderzoek en te vergelijken

met een jongere groep, kan er inzicht verkregen worden in mogelijke verschillen tussen

levensfases. Een derde kanttekening bij dit onderzoek is dat er uitsluitend mensen zijn

geïncludeerd met een normale tot hoge intelligentie, wat betekent dat deze resultaten minder

goed te generaliseren zijn naar de gehele ASS populatie. Door de variabele IQ echter zo

constant mogelijk te houden, konden andere effecten van leeftijd en geslacht beter onderzocht

worden. Daarnaast blijkt dat juist volwassenen met een hogere intelligentie, mildere

symptomen laten zien (door compensatietechnieken) en hierdoor minder gemakkelijk te

diagnosticeren zijn en hierdoor vaak (te) laat de juiste ASS diagnose krijgen. Daarom is meer

inzicht binnen deze specifieke groep van belang. In tegenstelling tot andere studies, werden

andere psychische comorbide stoornissen in deze studie niet als exclusie criteria gesteld. Op

dit punt was deze steekproef beter te generaliseren naar de ASS populatie, gezien het vaak

voorkomt dat iemand met ASD een andere comorbide stoornis heeft (Kan et al., 2012). Ten

slotte is in dit onderzoek niet gekeken naar de gestandaardiseerde ernstscores van het herziene

algoritme, zoals voorgesteld door Gotham et al. (2009). Door gebruik te maken van

ernstscores binnen ASS, wat tevens aansluit bij de DSM-5 (APA, 2013), kunnen mensen over

de tijd (en modules van de ADOS) heen met elkaar vergeleken worden. Middels longitudinaal

onderzoek kan men eventuele veranderingen qua ernst van symptomen onderzoeken.

Vervolgonderzoek hiernaar is derhalve zeer interessant.

Samengevat lijkt het herziene algoritme van de ADOS module 4 een verbetering ten

opzichte van het originele algoritme. Dit geldt echter alleen voor de SA-schaal. Daarnaast

lijken de ADOS domeinscores bij een oudere groep volwassenen niet te verschillen met die

van een jongere groep volwassenen. Exploratief is bevonden dat de ADOS sensitiever is voor

volwassen mannen met een normale tot hoge intelligentie dan voor volwassen vrouwen.

(27)

26

er meer replicatieonderzoek uitgevoerd moeten worden in representatieve ASS steekproeven

inclusief controlegroep, waarin ook de ernstscores worden meegenomen. Een substantieel

deel van de deelnemers met een klinische diagnose ASS zijn niet door de ADOS

geïdentificeerd. Dit betekent voor de klinische praktijk dat men bij mensen met een normaal

tot hoog intelligentieniveau, die mildere ASS symptomen laten zien, extra voorzichtig moet

zijn bij de interpretatie van de ADOS uitkomsten. Dit geldt vermoedelijk extra bij vrouwen.

In het korte tijdsbestek van de ADOS worden essentiële gedragskenmerken mogelijk niet

geobserveerd door toepassing van de juiste camouflagetechnieken of doordat het specifiek

gedrag zich op dat moment niet afspeelt. Net zoals andere onderzoeken aanbevelen, zullen de

ADOS uitkomsten echter altijd gecombineerd moeten worden met diverse andere bronnen

van informatie in een multimodaal diagnostisch proces om tot een uiteindelijke ASS diagnose

(28)

27

Literatuurlijst

APA American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental

Disorders (4th ed., text revision). Washington (DC): American Psychiatric Association.

APA American Psychiatric Association. (2013). The Diagnostic and Statistical Manual of Mental

Disorders (5th ed.). Washington (DC): American Psychiatric Association.

Bastiaansen, J. A., Meffert, H., Hein, S., Huizinga, P., Ketelaars, C., Pijnenborg, M., Bartels, A., Minderaa, R., Keysers, C., & Bildt de, A. (2011)a. Diagnosing Autism Spectrum Disorders in adults: the use of Autism Diagnostic Observation Schedule (ADOS) Module 4. Journal of Autism

and Developmental Disorders, 41, 1256-1266.

Bastiaansen, J.A., Thioux, M., Nanetti, L., Gaag, C. van der, Ketelaars, C., Minderaa, R., e.a. (2011) b. Age-related increase in inferior frontal gyrus activity and social functioning in autism spectrum disorder. Biological Psychiatry, 69, 832-838.

Bildt de, A. & Jonge de, M. (2009). ADOS Nederlandse bewerking. Module 4, Vloeiend taalgebruik

adolescent/ volwassene. Amsterdam: Hogrefe.

Bildt de, A., Greaves-Lord, K., & Jonge de, M. (2013). ADOS-2 Nederlandse bewerking. Module 4, Vloeiend taalgebruik adolescent/ volwassene. Amsterdam: Hogrefe.

Bildt de, A., Sytema, S., Meffert, H., & Bastiaansen, J. A. C. J. (2015). The Autism Diagnostic Observation Schedule, Module 4: Application of the Revised Algorithms in an Independent, Well-Defined, Dutch Sample (n = 93). Journal of Autism and Developmental Disorders. DOI:

(29)

28

Bildt de, A., Sytema, S., Lang van, N. D. J, Minderaa, R. B., Engeland van, H., & Jonge de, M. V. (2009). Evaluation of the ADOS Revised Algorithm: The Applicability in 558 Dutch Children and Adolescents. Journal of Autism and Developmental Disorders, 39, 1350-1358.

Brugha, S.T., McManus, S., Bankart, J., Scott, F., Purdon, S., Smith, J., e.a. (2011).

Epidemiology of autism spectrum disorders in adults in the community in England. Archives of

General Psychiatry, 65, 459-465.

Dworzynski, K., Ronald, A., Bolton, P., & Happé, F. (2012). How different are girls and boys above and below the diagnostic threshold for autism spectrum disorders?. Journal of the American

Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 51(8), 788-797.

Esbensen, A. J., Seltzer, M. M., Lam, K. S., & Bodfish, J. W. (2009). Age-related differences in restricted repetitive behaviors in autism spectrum disorders. Journal of autism and developmental

disorders, 39(1), 57-66.

Field, A. P. (2009). Discovering statistics using SPSS, third edition. London, England: SAGE.

Folstein, M. F., Folstein, S. E., & McHugh, P. R. (1975). “Mini-Mental State:” A practical method for grading the cognitive state of patients for the clinician. Journal of Psychiatric Research, 12, 189– 198.

Gezondheidsraad. (2009). Autismespectrumstoornissen: Een leven lang anders. Den Haag: Gezondheidsraad.

Gotham, K., Pickles, A. & Lord, C. (2009). Standardizing ADOS scores for a measure of severity in autism spectrum disorders. Journal of Autism and Developmental Disorders, 39, 693-705.

(30)

29

Gotham, K., Risi, S., Pickles, A., Dawson, G. et al. (2008). A replication of the autism diagnostic observation schedule (ADOS) revised algorithms. Journal of American Child Adolescent

Psychiatry, 47, 642-651.

Gotham, K., Risi, S., Pickles, A., & Lord, C. (2007). The autism diagnostic observation schedule: Revised Algorithms for improved diagnostic validity. Journal of Autism Developmental Disorders,

27, 613-627.

Happé, F., & Charlton, R. A. (2012). Aging in autism spectrum disorders: A mini-review.

Gerontology, 58(1), 70-78.

Hus, V., & Lord, C. (2014). The Autism Diagnostic Observation Schedule, Module 4

Revised Algorithm and Standardized Severity Scores. Journal Of Autism And Developmental

Disorders, 44, 1996-2012

Kan, C., Geurts, H. M., Sizoo B. B., e.a. (2013). Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en

behandeling van autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Utrecht: De Tijdstroom, april 2013.

Kan, C., Verbeeck, W. & Bartels, A. (2012). Diagnostiek van Autismespectrumstoornissen bij

volwassenen. Een multidisciplinaire benadering. Amsterdam: Hogrefe.

Kamp-Becker, I., Ghahreman, M., Heinzel-Gutenbrunner, M., Peters, M., Remschmidt, H., & Becker, K. (2013). Evaluation of the revised algorithm of Autism Diagnostic Observation Schedule (ADOS) in the diagnostic investigation of high-functioning children and adolescents with autism spectrum disorders. Autism, 17(1), 87-102.

Lai, M.C., Lombardo, M.V., Pasco, G., Ruigrok, A.N., Wheelwright, S.J., Sadek, S.A., e.a. (2011). A behavioral comparison of male and female adults with high functioning autism spectrum

(31)

30

Lever, A. G., & Geurts, H. M. (2015). Age‐related differences in cognition across the adult lifespan in autism spectrum disorder. Autism Research.

Lord, C., Risi, S., Lambrecht, L., Cook, E. H. Jr., Leventhal, B. L., Dilavore, P.C., e.a. (2000). The autism diagnostic observation schedule-generic: A standard measure of social and communication deficits associated with the spectrum of autism. Journal of Autism and Developmental Disorders,

30(3), 205 -223.

Lord, C., Rutter, M., DiLavore, P. S., & Risi, S. (1999). Autism Diagnostic Observation Schedule

(ADOS). Los Angeles, CA: Western Psychological Services.

Oosterling, I., Roos, S, Bildt, A. de., Rommelse, N., Jonge, M. de, Visser, J., Lappenschaar, M. , Swinkels, S., Gaag, R.J van der & Buitelaar, J. (2010). Improved Diagnostic Validity of the ADOS Revised Algorithms: A Replication Study in an Independent Sample. Journal of Autism and

Developmental Disorders, 40, 689-703

Pugliese, C. E., Kenworthy, L., Bal, V. H., Wallace, G. L., Yerys, B. E., Maddox, B.B., …& Herrington, J. D. (2015). Replication and comparison of the newly proposed ADOS-2, module 4 algorithm in ASD without ID: A multi-site study. Journal of autism and developmental disorders,

45 (12), 3919-3931.

Seltzer, M. M., Krauss, M. W., Shattuck, P. T., Orsmond, G., Swe, A., & Lord, C. (2003). The symptoms of autism spectrum disorders in adolescence and adulthood. Journal of autism and

developmental disorders, 33(6), 565-581.

Seltzer, M. M., Shattuck, P., Abbeduto, L., & Greenberg, J. S. (2004). Trajectory of development in adolescents and adults with autism. Mental Retardation and Developmental Disabilities Research

(32)

31

Shattuck, P. T., Seltzer, M. M., Greenberg, J. S., Orsmond, G. I., Bolt, D., Kring, S., et al. (2007). Change in autism symptoms and maladaptive behaviors in adolescents and adults with an autism spectrum disorder. Journal of Autism and Developmental Disorders, 37, 1735–1747.

Wechsler, D. (1997). Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS–III). San Antonio, TX: Psychological Corporation.

Werling, D. M., & Geschwind, D. H. (2013). Sex differences in autism spectrum disorders. Current opinion in neurology, 26(2), 146.

Witwer, A. N., & Lecavalier, L. (2008). Examining the validity of autism spectrum disorder

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figure 4.6 Influence of gas and liquid rates on entrainment where entrainment is measured as mass liquid entrained per mass of liquid entering the

Uit twee studies met Nederlandstalige popula- ties blijkt echter dat gezonde volwassenen net zoveel moeite hebben met deze taak als volwassenen met ass (Roeyers et al., 2001; Spek

Zo ja, beschrijf concreet het gedrag dat je ziet: Wat is de context, wat doet en/of zegt de patiënt concreet.. Hoe vaak

De kosten voor pensioenen en zorg worden momenteel voor het overgrote gedeelte door jongere generaties opgebracht.. Natuurlijk is het zo dat jongeren zelf ook ouder worden en in

Het lijkt erop dat Pasteur ze niet alleen kon helpen met zijn theorie over micro-organismen, maar dat deze praktische problemen voor zijn theorie ook een belangrijke

Als die eerste contextualisering, bijvoorbeeld met het zorgvuldigheidsbeginsel of motiveringsbeginsel als (niet geheel) willekeurig gekozen startpunt, onvoldoen- de recht doet aan

De resultaten van het onderzoek laten geen verschillen zien tussen de narratieven van de kinderen met ASS en typisch ontwikkelende kinderen met betrekking tot

Voor deze versie geldt propositie 1.15 niet: door het reduceren kan het aantal polynomen in de uitvoer kleiner zijn dan het aantal dat gedurende het algoritme aan G is toegevoegd..