• No results found

De relatie van cognities over ingrijpende gebeurtenissen met locus of control in de algemene bevolking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie van cognities over ingrijpende gebeurtenissen met locus of control in de algemene bevolking"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie van cognities over ingrijpende gebeurtenissen met locus of control in

de algemene bevolking

Romy Mulder

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10559124

Begeleider Bachelor Project: Arnold van Emmerik

Inleverdatum: 02-06-2017

(2)

Abstract

In Nederland ontwikkelt 7.4% van de mensen ooit in het leven een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS). Verstoorde cognities zorgen voor de ontwikkeling en de instandhouding ervan. Daarom is het nuttig om deze cognities beter in kaart te brengen. De Posttraumatic Cognitions Inventory (PTCI) is hier een meetinstrument voor. In dit onderzoek wordt nagegaan of er een verband is tussen de drie subschalen van de PTCI en het construct Locus of Control (LoC). De PTCI meet de volgende subschalen bij mensen die ingrijpende gebeurtenissen in gedachte nemen bij het invullen; 'negatieve gedachten over zichzelf', 'negatieve gedachten over de wereld' en 'zelfverwijt'. Voor het onderzoek is geprobeerd een algemene populatie te gebruiken, studenten werden uitgesloten. Respectievelijk wordt verwacht dat de eerste schaal zal correleren met een interne LoC, de tweede schaal met een externe LoC en de laatste met een interne LoC. Aan het onderzoek namen 102 mensen mee (vrouw 78.4%, man 21.6%). Er zijn Pearson correlaties uitgevoerd op de subschalen en de score op LoC. Uiteindelijk is gebleken dat zowel negatieve gedachten over zichzelf als negatieve gedachten over de wereld correleerden met een externe LoC. Multipele regressies zijn gedaan om het interactie-effect van Locus of Control en PDS (Posttraumatic Diagnostic Scale, een

meetinstrument voor de mate van PTSS-klachten) op de subschalen te analyseren. Hier kwamen geen significante resultaten uit. De belangrijkste resultaten waren het verband tussen Locus of Control en de negatieve gedachten over zichzelf en over de wereld. Voor vervolgonderzoek wordt geadviseerd om meer te verdiepen in de meest ingrijpende gebeurtenis van de persoon en of dit toe te wijzen valt aan interne of externe factoren.

(3)

Inhoudsopgave Abstract………..2 Inleiding………..4 Methode………..6 Deelnemers en Procedure………..6 Materialen………..…7 Statistische analyse……….8 Resultaten………9 Completers vs non-completers………..9 Pearson correlaties……….11 Exploratieve analyses………12 Discussie……….14 Literatuurlijst………16

(4)

Inleiding

De Vries en Olff (2009) onderzochten de prevalentie van traumatische ervaringen en van de posttraumatische stressstoornis (PTSS) in de algemene Nederlandse bevolking. Mensen met PTSS kunnen last hebben van vele soorten symptomen zoals herbeleven van de traumatische gebeurtenis, negatieve gedachten en emoties of slaapproblemen. De symptomen ontstaan of worden verergerd na een traumatische gebeurtenis, het kan negatieve invloeden hebben op het dagelijks functioneren en veroorzaakt een klinisch significante lijdensdruk (The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 5th ed.; DSM-5; American Psychiatric Association, 2013). Uit het onderzoek van de Vries en Olff bleek dat 80.7% van de Nederlanders ooit in het leven een traumatische ervaring meemaakt en dat maar liefst 7.4% een PTSS ontwikkelt. Deze 7.4% van de Nederlanders hebben dus veel persoonlijk leed. De zorg hiervoor leidt uiteindelijk weer tot hoge maatschappelijke kosten.

Een traumatische ervaring ontwikkelt zich dus niet bij iedereen tot een PTSS. Ehlers en Clark (2000) stelden een cognitief model voor om te verklaren wanneer een traumatische ervaring nou wel tot een PTSS leidt. Ze suggereren dat dat gebeurt als de gebeurtenis verwerkt wordt als een ernstige, directe bedreiging. Dit gebeurt door het trauma en/of de gevolgen ervan als zeer negatief te ervaren en door een afwijkende manier van het opslaan in het geheugen. Dit kan vervolgens

moeilijk veranderen wanneer iemand problematische gedrags- en cognitieve verwerkingsstrategieën heeft. Voor de behandeling van posttraumatisch stresssyndroom wordt cognitieve (gedrags)therapie als een effectieve behandelvorm gezien (Ehlers et al., 2003; Schnurr et al., 2007). In deze

behandeling spelen die cognities over het trauma een rol. Om de behandeling toe te kunnen spitsen op de cognities van de specifieke patiënt en om de behandeling (en dan vooral de positieve

veranderingen in deze cognities) te kunnen evalueren, kan een vragenlijst over deze cognities nuttig zijn. Door de cognities met een vragenlijst beter in kaart te brengen, zouden behandelingen kunnen worden verbeterd.

Foa, Ehlers, Clark, Tolin en Orsillo (1999), ontwierpen daarom de Posttraumatic Cognitions Inventory (PTCI), bedoeld om meer inzicht te krijgen in de cognities die bijdragen aan het

ontwikkelen en voortduren van een posttraumatisch stresssyndroom en de cognities die dit in stand houden. Uit een principale componentenanalyse kwamen drie subschalen naar voren voor het meetinstrument: 'negatieve cognities over zichzelf', 'negatieve cognities over de wereld' en

'zelfverwijt voor het trauma'. De subschalen hadden een hoge interne betrouwbaarheid (α = .97, .88 en .86) en de totale schaal had ook een hoge interne betrouwbaarheid (α = .97). De totale schaal en

(5)

de subschalen bleken ook hoge eenweekse (P= .74, .75, .89 en .89) en drieweekse (P = .85, .86, . 81, .80) test-hertest betrouwbaarheid te hebben. Ook waren correlaties (r = .79, .69, .57 en .78) tussen de schalen en de score op de Posttraumatic Diagnostic Scale heel hoog (PDS; Foa, 1995). Het onderzoek naar de psychometrische kenmerken van de Engelstalige PTCI is vervolgens gerepliceerd in een onderzoek van Beck et al. (2004). Ook uit dit onderzoek kwamen de drie subschalen zoals bij Foa, Ehlers, Clark, Tolin en Orsillo (1999).

Van Emmerik, Schoorl, Emmelkamp en Kamphuis (2007) onderzochten de psychometrische kenmerken van de Nederlandstalige PTCI, de Posttraumatische Cognities Inventarisatielijst. Zij testten de PTCI bij PTSS patiënten en eerstejaars psychologie studenten. Bij het onderzoek in beide populaties kwamen dezelfde drie subschalen naar voren. De totale schaal en de drie subschalen 'negatieve cognities over zichzelf', negatieve cognities over de wereld' en 'zelfverwijt' hadden wederom een hoge interne betrouwbaarheid (α = .94, .93, .88 en .78) voor de klinische populatie en ook voor de studenten populatie (α = .93, .92, .85 en .82). Ook werd er gekeken of de PTCI

gebruikt kon worden om te meten of klachten verminderden na een behandeling. Dit onderzoek suggereerde dat de PTCI inderdaad een bruikbare uitkomstmaat voor behandelingen zou kunnen zijn.

Uit de drie bovenstaande onderzoeken volgden steeds dezelfde drie subschalen. Deze consistent gevonden soorten traumagerelateerde cognities zijn nu voornamelijk statistisch tot stand gekomen. In dit onderzoek wordt gekeken of de drie subschalen verbanden vertonen met een meer gevestigd theoretisch construct.

Een theoretisch construct dat gebruikt kan worden voor dit onderzoek is Locus of Control. Locus of Control (LoC) is de mate waarin mensen de dingen die hen overkomen in het leven aan zichzelf toeschrijven of aan externe factoren, zoals hun omgeving. Zo kan iemand met een interne LoC situaties die iemand meemaakt eerder toeschrijven aan bijvoorbeeld de eigen motivatie of eigen karaktereigenschappen en schrijft iemand met een externe LoC dit eerder toe aan factoren die buiten zichzelf liggen, zoals aan toeval of aan andere mensen (McShane & Von Glinow, 2010).

LoC blijkt ook samen te hangen met de het psychisch welzijn na een trauma (Chung, Preveza, Papandreou & Prevezas, 2006; Chung, Preveza, Papandreou & Prevezas, 2007). Zo werd ook gevonden dat een externe LoC correleerde met hogere niveaus van trauma en verlies (Mellon, Papanikolau & Prodromitis, 2009). Uit het onderzoek van Lefcourt, Miller, Ware en Sherk (1981) kwam naar voren dat LoC een invloed heeft op de relatie tussen bepaalde stressoren en

(6)

De bovenstaande onderzoeken zijn uitgevoerd bij patiënten met PTSS of bij studenten. Dit zijn specifieke populaties. Daarom wordt in dit onderzoek, in een poging om de drie subschalen van de PTCI theoretisch in te bedden, gekeken naar hoe de PTCI samenhangt met het theoretische begrip Locus of Control in de algemene bevolking. Uitgaande van de items binnen de subschaal 'negatieve cognities over zichzelf', zoals "ik ben een zwak persoon", "er is iets mis met mij als persoon" en "ik kan niet op mezelf vertrouwen", wordt verwacht dat deze schaal negatief correleert met Locus of Control (waarbij een hoge score op LoC staat voor een externe LoC). Uitgaande van de items binnen de subschaal 'negatieve cognities over de wereld', zoals "mensen zijn niet te vertrouwen", "je kunt nooit weten wie je kwaad zal doen" en "de wereld is een gevaarlijke plaats", wordt verwacht dat deze schaal positief correleert met LoC. Tot slot wordt verwacht dat, uitgaande van de items van de subschaal 'zelfverwijt', zoals "de gebeurtenis vond plaats door de manier waarop ik handelde", "een ander zou niet in deze situatie terecht zijn gekomen" en "er is iets met mij dat de situatie deed plaatsvinden", de schaal 'zelfverwijt' negatief correleert met LoC.

Methode

Deelnemers en Procedure

Het doel is om een zo representatief mogelijk sample te hebben van de bevolking, dus waren er voor de deelnemers slechts minimale inclusie- of exclusie- criteria. Deelnemers moesten een informed consent ondertekenen en de Nederlandse taal voldoende beheersen om de vragenlijst in te kunnen vullen. Studenten worden niet meegenomen in het onderzoek. De proefpersonen kregen geen beloning voor het deelnemen aan het onderzoek. De deelnemers werden geworven op een druk punt in Amsterdam, namelijk het Centraal Station en hier werden links naar het onderzoek

uitgedeeld aan geïnteresseerden, die ze via Qualtrics op hun smartphone of laptop konden invullen. Mochten de geïnteresseerden hier niet toe in staat zijn, dan konden zij een papieren versie

meenemen met een antwoordenvelop, zodat ze de vragenlijsten terug konden sturen naar de onderzoekers. Middels een a-priori power-analyse werd uitgegaan van N = 84 (α (two-tailed) = 0.050, β = 0.200, r = 0.300; G-power). De eerste dag dat er respondenten werden geworven op Centraal Station waren er 12 responsen van de 80 mensen die werden gevraagd om mee te doen. Daarom werd besloten om ook mensen te bereiken via mail en Facebook. Het programma met de vragenlijst was stopgezet nadat er 200 responsen binnen waren. Er is later nog één papieren versie binnengekomen. Deze is ook toegevoegd aan de data.

(7)

Allereerst kregen de deelnemers een informatiebrief met wat ze van het onderzoek konden verwachten. Hierin werden ze op de hoogte gesteld over het feit dat ze vragen zouden invullen over de meest traumatische of ingrijpende ervaring uit hun leven. Vervolgens hebben de deelnemers een informed consent ondertekend. De deelnemers konden te allen tijde uit het onderzoek stappen. Mochten de deelnemers interesse hebben in het op de hoogte gehouden worden van het onderzoek, dan werd in de informed consentbrief ook een mogelijkheid geboden om hun mailadres te noteren. Daarna volgden de vragenlijsten uit het onderzoek, waarbij eerst wat algemenere vragen werden afgenomen. Vervolgens werden ook de LoC, daarna de PDS en tot slot de PTCI vragenlijst

afgenomen. Er was geen tijdslimiet voor het invullen van de vragen. Het onderzoek is goedgekeurd door de Commissie Ethiek van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.

Materialen

Om te beginnen is er een zelfontworpen vragenlijst gebruikt waar werd gevraagd naar demografische gegevens zoals leeftijd, geslacht, huidige arbeidssituatie (student, werkende, werkloos, gepensioneerd, etc), en wat de hoogst afgeronde opleiding is geweest die de deelnemer heeft genoten. Daarnaast zijn er nog een aantal gestandaardiseerde vragenlijsten afgenomen.

Nederlandstalige Posttraumatische Cognities Inventarisatielijst (PTCI; Foa et al., 1999; vertaald door Van Emmerik, Schoorl, Emmelkamp & Kamphuis, 2007). Deze vragenlijst bestaat uit 33 items, die gescoord worden op een schaal van 1 tot 7, waarbij 1 'helemaal mee oneens' is en 7 'helemaal mee eens is'. Er kan dus een minimumscore worden behaald van 33 en een maximum van 231. Er vallen 21 items onder de subschaal 'negatieve cognities over zichzelf', 7 items onder

'negatieve cognities over de wereld' en 5 onder de subschaal 'zelfverwijt'. Zoals eerder vermeld in de inleiding hadden zowel de gehele vragenlijst als de subschalen een hoge betrouwbaarheid.

PDS vragenlijst (Foa, Cashman, Jaycox, & Perry, 1997). Dit is een zelf-inventarisatielijst voor de ernst van PTSS-symptomen bij mensen die een traumatische ervaring hebben meegemaakt. De PDS bevat items die alle criteria van de DSM-IV aflopen. De complete test bevat 49 items, maar van de vier onderdelen zal alleen het derde onderdeel worden meegenomen voor de score van PDS, deze score vertegenwoordigt de ernst van de PTS-klachten. De overige onderdelen die niet gebruikt worden bestaan uit vragen waarbij eerst wordt gevraagd naar het type trauma, daarna naar of de persoon dit trauma kan omschrijven, vervolgens worden de 17 symptomen uit de DSM-IV gemeten en tot slot of de symptomen het functioneren beïnvloeden. Voor de ernst van de symptomen kon

(8)

gescoord worden van 0-51, waarbij 1–10 milde PTSS is, 11–20 gemiddelde PTSS, 21–35 gemiddelde tot ernstige PTSS en een score hoger dan 36 ernstige PTSS.

Locus of Control scale (LC; Rotter, 1966). De lijst bevat 40 items. De totaalscore wordt bepaald op basis van 18 items. Dit is gebaseerd op een nieuwere versie van deze test. De items werden gescoord op 4 punts- of 5 punts-Likertschalen en werden omgescoord tot dichotome scores. De scores konden variëren tussen de 0 en de 18. Een hoge score staat gelijk aan een externe locus of control en een lage score voor een interne locus of control.

De vragenlijsten zijn zowel in Qualtrics afgenomen als met papieren versies.

Statistische analyse

Allereerst werden er beschrijvende statistieken (gemiddelden, standaarddeviaties en percentages) berekend voor de gegevens uit de standaardvragenlijst van de deelnemers zoals leeftijd, geslacht, demografische achtergrond, huidige arbeidssituatie en de aard van de meest ingrijpende gebeurtenis. Hiervoor zijn independent t-testen en Chi-square testen uitgevoerd.

Daarnaast werden ook de beschrijvende statistieken opgevraagd voor de scores van de PTCI (zowel van de totaalscore als van de scores per subschaal), de PDS vragenlijst en de Locus of Control-vragenlijst. De hypotheses over de samenhang tussen de PTCI subschalen en de LoC schaal werden getoetst met Pearson correlaties. Verder werden er nog exploratieve analyses gedaan met de PDS-vragenlijst. Er is een multipele regressie-analyse gedaan om het interactie-effect te testen met de score op LoC en de score van de PDS als onafhankelijke variabele en de score van de PTCI subschalen als afhankelijke variabele. Alle analyses werden uitgevoerd in SPSS versie 24.0.0.

(9)

Resultaten

Completers vs non-completers

Van de 201 responsen waren er 41 geheel onbruikbaar, omdat ze niets van de vragenlijst hebben ingevuld. Er waren 17 studenten die de vragenlijst hadden ingevuld, die zijn ook niet meegenomen in de analyses. Tot slot waren er nog drie personen die aangaven geen ingrijpende gebeurtenis te hebben meegemaakt of het onderzoek niet serieus leken te nemen ('mijn bier was op’ als ingrijpende gebeurtenis). Deze drie personen zijn ook niet meegenomen in de analyses. Zo bleven er 140 deelnemers over die de test (gedeeltelijk) hebben ingevuld, waarvan 102 mensen het compleet hebben gemaakt. Om uit te sluiten dat er geen verschillen zitten tussen de completers en de non-completers zijn er een aantal statistische tests uitgevoerd op de demografische gegevens van deze groepen.

Allereerst is er getest of er een significant leeftijdsverschil was tussen de completers en non-completers. De leeftijd van de deelnemers die de vragenlijst compleet (M = 49.82, SD = 9.76) hadden ingevuld verschilde niet significant van de leeftijd van de deelnemers die het niet compleet hebben ingevuld (M = 47.74, SD = 11.48), t (137) = 1.069, p = .287.

Om te kijken of er een verband was in de verdeling van het geslacht tussen de completers en non-completers, is een Chi-square test uitgevoerd. Er bleek geen significante associatie te zijn tussen de completers en non-completers enerzijds en de verdeling van geslacht anderzijds, χ2 (1) = .

35, p = .55.

Ook is er gekeken naar de frequenties van de huidige arbeidssituatie en er is wederom een Chi-square test uitgevoerd. Er bleek geen significante associatie te zijn tussen de completers en non-completers en hoe de frequenties van de arbeidssituatie in de groepen waren, χ2 (4) = 2.69, p = .

61. De assumptie van de verwachte frequenties was wel geschonden. Uit Fisher’s exact test bleek dat χ2 = 2.51, p = .79.

Ditzelfde geldt voor de variabele hoogst afgeronde opleiding. Er kwam uit dat er geen associatie was tussen de arbeidssituatie en of iemand de test wel of niet heeft afgemaakt, χ2 (7) =

5.84, p = .56. De assumptie van de verwachte frequenties is hier ook geschonden. Uit Fisher’s exact test bleek dat χ2 = 6.08, p = .53.

Van de groep non-completers bleven te weinig deelnemers over om nog een t-toets te kunnen berekenen (n = 6). Op basis van de analyses van de demografische gegevens is er geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat er een significant verschil was tussen de completers en de non-completers, wat anders een aanwijzing had kunnen zijn voor een ge-biaste steekproef.

(10)

Tabel 1. Demografische gegevens van de respondenten die de vragenlijst niet compleet hebben ingevuld en

de respondenten die de vragenlijst wel compleet hebben ingevuld, gemiddelde scores op de PTCIa, de LoCb-schaal en de PDSc.

Compleet ingevuld (n = 102)

Niet compleet ingevuld (n = 38)

Leeftijd (M (SD)) 49.82 (9.76) 47.74 (11.48) Geslacht (n (%)) Man 22 (21.6%) 10 (26.3%)

Vrouw 80 (78.4%) 28 (73.7%) Arbeidssituatie (n (%)) Fulltime werkend 44 (43.1%) 19 (50.0%) Parttime werkend 41 (40.2%) 16 (42.1%) Gepensioneerd 7 (6.9%) 1 (2.6%) Onbetaald werkend 6 (5.9%) 2 (5.3%)

Anders 4 (3.9%) 0 (0.0%)

Opleidingsniveau (n (%)) Geen opleiding 1 (1.0%) 0 (0.0%) Basisonderwijs 0 (0.0%) 1 (2.6%) MAVO 18 (17.6%) 7 (18.4%) Voorbereidend beroepsonderwijs 2 (2.0%) 1 (2.6%) HAVO/VWO 15 (14.7%) 2 (5.3%) Middelbaar beroepsonderwijs 24 (23.5%) 10 (26.3%) Hoger beroepsonderwijs 31 (30.4%) 11 (28.9%) Wetenschappelijk onderwijs 11 (10.8%) 6 (15.8%)

Locus of Control score (M (SD))

8.41 (3.99)

-PDS score (M (SD)) 9.54 (8.87)

-PTCI score (M (SD)) Totaal 71.25 (30.06) -Negatieve gedachten over zichzelf 1.90 (0.94) -Negatieve gedachten over de wereld 3.04 (1.36) -Zelfverwijt 2.02 (1.22) -a. Posttraumatic Cognition Inventory.

b. Locus of Control.

(11)

Pearson correlaties

De Pearson correlaties konden alleen worden uitgevoerd met de deelnemers die de vragenlijsten compleet hadden ingevuld (N = 102). Om de hypothesen te toetsen zijn Pearson correlaties uitgerekend met de scores van de respondenten op de subschalen van de PTCI met de score op de Locus of Control-schaal. Er waren geen assumpties geschonden.

De scores op de PTCI-subschaal 'negatieve gedachten over zichzelf' bleken significant positief samen te hangen met de Locus of Control scores, r = .334, p = .001 (zie Figuur 1a). Deelnemers met een meer externe Locus of Control score, scoorden hoger op de negatieve gedachten over zichzelf. Dit was tegen de verwachtingen in.

De scores op de PTCI-subschaal 'negatieve gedachten over de wereld' bleken ook significant positief samen te hangen met de Locus of Control scores, r = .307, p = .002 (zie Figuur 1b).

Deelnemers met een meer externe Locus of Control score, scoorden ook hoger op de negatieve gedachten over de wereld. Dit resultaat ondersteunt de hypothese.

De scores op de PTCI-subschaal 'zelfverwijt' bleken niet significant samen te hangen met de Locus of Control scores, r = -.031, p = .759 (zie Figuur 1c). Er was geen verband tussen de score op de Locus of Control en de score op zelfverwijt.

Figuur 1a. Correlatie Locus of Control en PTCI schaal 'negatieve gedachten over zichzelf'. Figuur 1b. Correlatie Locus of Control en PTCI schaal 'negatieve gedachten over de wereld'.

(12)

Figuur 1c. Correlatie Locus of Control en PTCI schaal 'zelfverwijt'.

Exploratieve analyses

Bij alle respondenten is ook een PDS-vragenlijst meegenomen. Dit was in eerste instantie bedoeld om deelnemers met ernstige PTSS-klachten uit te sluiten. Er waren 11 proefpersonen van de 102 die gemiddelde tot ernstige klachten bleken te hebben en 1 persoon bleek ernstige klachten te hebben. Omdat dit maar een klein deel van de respondenten was (11.8%), is er besloten deze respondenten niet uit te sluiten. Zoals eerder vermeld bleek de PDS-vragenlijst hoog te correleren met de PTCI-schalen. Uit de resultaten uit dit onderzoek bleek dat de Locus of Control vragenlijst correlaties vertoont met twee van de drie PTCI-schalen. Daarom is er besloten om ook een serie multipele regressie-analyses te doen. Er wordt gekeken of de interactie van de PDS-score en de LoC-score meer variantie kan verklaren van de scores op de subschalen van de PTCI dan PDS-scores of LoC-PDS-scores alleen. Er is voor elke subschaal een multipele regressie-analyse gedaan (zie Tabel 2, 3 en 4).

Uit de tabellen bleek dat de interactie van de scores van LoC en PDS geen significante voorspeller was voor de subschalen van de PTCI. Het effect van LoC op de subschalen werd dus niet beïnvloed door de mate van PTSS-klachten. Verder is de PDS-score alleen een significante voorspeller voor de subschaal 'negatieve gedachten over zichzelf', b = .06, t (101) = 3.38, p = .001. Het model uit tabel 2 verklaarde 53.2% van de subschaal 'negatieve gedachten over zichzelf'. Het model uit tabel 3 verklaarde 31.0% van de subschaal 'negatieve gedachten over de wereld'. En het model uit tabel 4 verklaarde 6.5% van de subschaal 'zelfverwijt'.

(13)

Tabel 2. Lineair model met score op de Locus of Control en PDSa-vragenlijst als voorspellers en de interactieaffecten daarvan op 'negatieve gedachten over zichzelf'.

b t p

Constant 0,921 4,197 0,000

PDS-score 0,055 3,384 0,001

Locus of Control score 0,039 1,687 0,095 Locus of Control score *

PDS-score

0,001 0,991 0,324

a. Posttraumatic Diagnostic Scale

Tabel 3. Lineair model met score op de Locus of Control en PDSa-vragenlijst als voorspellers en de interactieaffecten daarvan op 'negatieve gedachten over de wereld'.

b t p

Constant 2,093 5,440 0,000

PDS-score 0,031 1,081 0,282

Locus of Control score 0,037 0,919 0,361 Locus of Control score *

PDS-score

0,004 1,521 0,132

a. Posttraumatic Diagnostic Scale

Tabel 4. Lineair model met score op de Locus of Control en PDSa-vragenlijst als voorspellers en de interactieaffecten daarvan op 'zelfverwijt'.

b t p

Constant 2,202 5,496 0,000

PDS-score 0,001 0,030 0,976

Locus of Control score -0,055 -1,287 0,201 Locus of Control score *

PDS-score

0,003 1,158 0,249

(14)

Discussie

Uit de analyses blijkt dat de subschaal negatieve gedachten over zichzelf positief correleert met de score op de Locus of Control vragenlijst. Een meer externe LoC staat dus in verband met negatievere gedachten over zichzelf. Dit was tegen de verwachtingen in. De hypothese over de correlatie van 'negatieve gedachten over de wereld' en LoC wordt wel ondersteunt door de data. De gevonden positieve correlatie was in lijn met de verwachtingen. Hoe externer de LoC, hoe sterker de negatieve gedachten over de wereld. Er werd van tevoren gedacht dat zelfverwijt en LoC positief zouden samenhangen. Dit bleek echter niet het geval. Er werd geen significant verband gevonden tussen deze twee variabelen.

De gevonden correlaties tussen LoC en de negatieve gedachten over zichzelf en over de wereld zouden kunnen verklaard kunnen worden door de manier waarop mensen met een meer externe LoC geneigd zijn te denken. Zoals eerder uit onderzoek naar voren kwam, hadden mensen met een meer externe LoC na trauma meer verstoorde stemmingen en ervoeren zij een hogere mate van trauma dan mensen met een interne LoC (zie Inleiding). Iemand die geneigd is de ingrijpende gebeurtenis meer aan externe factoren toe te schrijven, kan daardoor minder uit zichzelf uit een negatieve gedachtenspiraal komen dan iemand met een interne LoC. En op die manier zouden zowel de negatieve gedachten over zichzelf als de negatieve gedachten over de wereld sterker zijn voor iemand met een meer externe LoC dan voor iemand met een interne LoC.

Het begrip zelfverwijt bleek niet significant samen te hangen met LoC. Wellicht komt dit omdat deze subschaal een hele andere factor meet dan de andere twee subschalen. Het gaat in de items ook heel erg om schuldgevoel, namelijk of iemand de situatie aan zichzelf toeschrijft. Dit meet iets heel anders dan de items die meten over hoe iemand de wereld en zichzelf na de ingrijpende gebeurtenis ervaart. Dat zou kunnen verklaren waren er met deze subschaal geen significante resultaten zijn gevonden.

Dit onderzoek had nog wel een aantal beperkingen. Zo werd het random sample waar naar gestreefd is, wellicht vertekend doordat het werven op stations moeizaam verliep en de

dataverzameling via ouders van de onderzoekers liep. Er was hierdoor een meerderheid aan

vrouwen, omdat met name de moeders dit doorstuurden naar vriendinnen-groepen. Daarom zou het goed zijn om het onderzoek nogmaals uit te voeren bij een nieuw sample, waarbij wel uitsluitend gebruik wordt gemaakt van werving op stations. Voor een betere analyse van de interactie-effecten van LoC- en PDS-scores zou er dan gestreefd moeten worden naar wat meer spreiding voor de PDS

(15)

steekproef die werd gezocht. Maar voor de multipele regressie-analyse zou een betere spreiding voor deze scores wel tot significante resultaten kunnen leiden.

Er waren in dit onderzoek veel respondenten waren die halverwege de vragenlijst stopten. Dit gebeurde (online) vooral op de momenten dat er een nieuwe vragenlijst aangeklikt kon worden. Het zou kunnen komen doordat de deelnemers geen zin meer hadden, maar het had ook kunnen zijn dat deelnemers klaar dachten te zijn. Het zou voor vervolgonderzoek beter zijn om deze online vragenlijst zo in te stellen dat er ergens in het scherm zichtbaar is op hoe veel procent van de test de deelnemer is.

In een vervolgonderzoek kan ook nog worden gekeken naar of de aard van het trauma een rol speelt in de score van de subschalen van de PTCI. Zo kan er misschien onderscheid gemaakt worden tussen ingrijpende gebeurtenissen die meer zijn ontstaan door externe factoren en

ingrijpende gebeurtenissen die meer toe te wijzen waren aan interne factoren. Er kan bijvoorbeeld worden onderzocht of mensen enige vorm van invloed hadden in de gebeurtenis of juist totaal niet. Iemand die een verkrachting meemaakt zou bijvoorbeeld hoger kunnen scoren op negatieve

gedachten over de wereld dan op negatieve gedachten over zichzelf. Voor iemand die in de oorlog heeft gevochten kan het weer andersom zijn. Op die manier zou er wat meer betekenis gegeven kunnen worden aan de Locus of Control score en de cognities rondom het trauma.

Het zou ook interessant zijn om nog te onderzoeken of er andere theoretische constructen zijn die verbanden hebben met de subschalen van de PTCI. Er bestaan vragenlijsten over het begrip attributiestijl wat iets zegt over hoe mensen oorzaken toekennen aan het gedrag van anderen en van zichzelf.

Al met al zijn er wel significante resultaten gevonden voor de score van Locus of Control en de subschalen 'negatieve gedachten over zichzelf' en 'negatieve gedachten over de wereld'. Deze resultaten ondersteunen de theorie dat mensen die de neiging hebben om negatieve gebeurtenissen die hen overkomen toe te schrijven aan externe factoren ook vaak negatievere cognities hebben over ingrijpende gebeurtenissen, zowel cognities over zichzelf als cognities over de wereld.

(16)

Literatuurlijst

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Arlington, VA: Author.

Andriessen, J. H. T. H. (1972). Interne of externe beheersing [Internal or external control]. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 27, 173-198.

Beck, J. G., Coffey, S. F., Palyo, S. A., Gudmundsdottir, B., Miller, L. M., & Colder, C. R. (2004). Psychometric Properties of the Posttraumatic Cognitions Inventory (PTCI): a replication with motor vehicle accident survivors. Psychological Assessment, 16(3), 289.

Chung, M. C., Preveza, E., Papandreou, K., & Prevezas, N. (2006). The relationship between posttraumatic stress disorder following spinal cord injury and locus of control. Journal of Affective Disorders, 93(1), 229-232.

Chung, M. C., Preveza, E., Papandreou, K., & Prevezas, N. (2007). Locus of control among spinal cord injury patients with different levels of posttraumatic stress disorder. Psychiatry Research, 152(2), 253-260.

De Vries, G. J., & Olff, M. (2009). The lifetime prevalence of traumatic events and posttraumatic stress disorder in the Netherlands. Journal of Traumatic Stress, 22(4), 259-267.

Ehlers, A., & Clark, D. M. (2000). A cognitive model of posttraumatic stress disorder. Behaviour Research and Therapy, 38(4), 319-345.

Ehlers, A., Clark, D.M., Hackmann, A., McManus, F., Fennell, M., Herbert, C., et al. (2003). A randomized controlled trial of cognitive therapy, a self-help booklet, and repeated assessments as early interventions for posttraumatic stress disorder. Archives of General Psychiatry, 60, 1024-1032.

Foa, E. (1996). Posttraumatic Diagnostic Scale Manual. Minneapolis, MN: National Computer Systems.

Foa, E., Cashman, L., Jaycox, L., & Perry, K. (1997). The validation of a self-report measure of PTSD: The Posttraumatic Diagnostic Scale. Psychological Assessment, 9, 445-451.

(17)

Foa, E. B., Ehlers, A., Clark, D. M., Tolin, D. F., & Orsillo, S. M. (1999). The posttraumatic

cognitions inventory (PTCI): Development and validation. Psychological Assessment, 11(3), 303.

Lefcourt, H. M., Miller, R. S., Ware, E. E., & Sherk, D. (1981). Locus of control as a modifier of the relationship between stressors and moods. Journal of Personality and Social Psychology, 41(2), 357.

McShane, S.L., & Von Glinow, M.A. (2010). Organizational Behavior: Emerging Knowledge and Practice for the Real World (5th ed.) New York: McGraw-Hill.

Mellon, R. C., Papanikolau, V., & Prodromitis, G. (2009). Locus of control and psychopathology in relation to levels of trauma and loss: Self-reports of Peloponnesian wildfire survivors. Journal of Traumatic Stress, 22(3), 189.

Schnurr, P. P., Friedman, M. J., Engel, C. C., Foa, E. B., Shea, M. T., Chow, B. K., Resick, P. A., Thruston, V., Orsillo, S. M., Haug, R., Turner, C. & Bernardy, N. (2007). Cognitive behavioral therapy for posttraumatic stress disorder in women: A randomized controlled trial. Jama, 297(8), 820-830.

Van Emmerik, A. A., Schoorl, M., Emmelkamp, P. M. G., & Kamphuis, J. H. (2007). Psychometrische kenmerken van de Nederlandstalige Posttraumatische Cognities Inventarisatielijst (PTCI). Gedragstherapie, 40(4), 269.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen

"Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?" vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: "Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

Het Mastercompartiment past het beleid toe van de AXA Investment Manager inzake milieu-, sociale en bestuursnormen ("ESG-normen"), beschikbaar op

"Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren", verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

"Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet

De betrokkenheid van gemeenten bij de uitvoering van de Destructiewet beperkt zich tot de destructie van dode honden, dode katten en ander door de Minister van

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

     Is mede ondertekend door zijn echtgenote en zoon. Kerssies heet Erik van zijn voornaam en niet Johan..  4) Piet Smits is van de HBD en niet van de