• No results found

Het bijzonder procesrecht van de deelgeschilprocedure, in het bijzonder : de (non) appellabiliteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het bijzonder procesrecht van de deelgeschilprocedure, in het bijzonder : de (non) appellabiliteit"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Het bijzonder procesrecht van de deelgeschilprocedure, in het

bijzonder: de (non) appellabiliteit”

Student: Dianne C.H.M. de Dood

Document: Masterscriptie

Universiteit: Universiteit van Amsterdam, faculteit Rechtsgeleerdheid Master: Privaatrecht, privaatrechtelijke rechtspraktijk

Studiepunten: 12EC

Begeleider: dhr. dr. E. Gras

Secondant: dhr. mr. R.G. Hendrikse

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie ter afsluiting van de master Privaatrecht, privaatrechtelijke rechtspraktijk. Het schrijven van de masterscriptie gaat niet zonder hulp van alle lieve mensen om je heen. Ik wil daarom een aantal mensen bedanken. Ik heb een jaar lang gebruik mogen maken van de zolderkamer met prachtig uitzicht op de polder van mijn vader en zijn vriendin om te kunnen studeren. Bedankt daarvoor. Ook mijn overige familie en vrienden wil ik bedanken, met name moeder en zusje als ik weinig tijd had om de paarden te trainen en te verzorgen.

Daarnaast wil ik Van der Wiel Advocaten bedanken voor de mogelijkheid om te kunnen studeren naast mijn werk. Of is het werken naast mijn studie? Mevrouw mr. C.G. van der Wiel, fijn dat ik zoveel vrijheid kreeg om mijn werkdagen flexibel in te delen en de vele aanmoedigingen. Ook wil ik graag mijn scriptiebegeleider de heer dr. E. Gras bedanken voor zijn inzet en feedback gedurende het afgelopen half jaar. Door zijn snelle en heldere

antwoorden via de e-mail was het een fijne samenwerking. And last but not least, mevrouw mr. J.H.L.M. de Dood! Bedankt voor alle telefoontjes en mailtjes. Het bespreken van de lastige onderwerpen heeft mij hartstikke goed geholpen. Dit onderwerp als masterscriptie was een uitdaging voor mij en daarom ben ik dankbaar voor de steun van een ieder.

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord blz. 3

Hoofdstuk 1 Inleiding blz. 6

Hoofdstuk 2 De Wet deelgeschilprocedure in het Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering blz. 8

2.1 Inleiding

2.2 Ontstaan deelgeschilprocedure

2.3 De hoofdlijnen van de deelgeschilprocedure 2.4 Conclusie

Hoofdstuk 3 De deelgeschilprocedure in de praktijk blz. 14

3.1 Inleiding

3.2 Oordeel van de rechter over toegang tot een deelgeschil 3.2.1 Het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure

3.2.2 Een bijdrage aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst 3.2.3 De proportionaliteitstoets

3.3 Een evaluatie na inwerkingtreding van de Wet deelgeschilprocedure

3.4 Conclusies en aanbevelingen n.a.v. “Deeltjesversneller in het recht” en de literatuur 3.5 Conclusie

Hoofdstuk 4 Rechtsmiddelen en rechtsmiddelenverbod blz. 22

4.1 Inleiding

4.2 Rechtsmiddelen

4.3 Bodemprocedure en hoger beroep na de deelgeschilprocedure 4.3.1 Hoger beroep in de deelgeschilprocedure

4.3.2 Terugkomen op bindende eindbeslissing in deelgeschilbeschikking 4.4 Rechtsmiddelenverbod

4.4.1 Rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure

4.5 De mogelijkheden voor doorbreking van een rechtsmiddelenverbod 4.5.1 De doorbrekingsgronden

(4)

4.5.2 Doorbreking van het rechtsmiddelenverbod niet altijd mogelijk 4.6 Conclusie

Hoofdstuk 5 De doorbreking van het rechtsmiddelenverbod in de

deelgeschilprocedure en de gevolgen blz. 32

5.1 Inleiding

5.2 Doorbrekingsjurisprudentie in de deelgeschilprocedure 5.3 Arrest van de Hoge Raad 18 april 2014

5.3.1 De casus

5.3.2 De beslissing van de Hoge Raad 5.4 Arrest van de Hoge Raad 19 juni 2015

5.4.1 De casus

5.4.2 De beslissing van de Hoge Raad

5.5 De gevolgen van doorbreking van het rechtsmiddelenverbod 5.6 Conclusie

Hoofdstuk 6 Conclusie blz. 42

Literatuurlijst blz. 46

(5)

Het bedenken van een scriptieonderwerp is lastig. Ik ging op zoek naar een actueel onderwerp in een voor mij interessant rechtsgebied. De opleiding HBO Rechten aan de Hogeschool van Amsterdam heb ik afgerond, waarna ik het schakelprogramma aan de Open Universiteit heb gevolgd. Bij deze opleidingen heb ik kennis opgedaan over veel verschillende rechtsgebieden. Tijdens de HBO opleiding heb ik stage gelopen bij Van der Wiel Advocaten. Momenteel ben ik daar werkzaam als juridisch medewerkster. Het kantoor heeft ruime ervaring op het gebied van het privaatrecht onder andere verbintenissenrecht, ondernemingsrecht, arbeidsrecht, automatisering- en aanbestedingsrecht. Het arbeidsrecht en burgerlijk procesrecht hebben mijn voorkeur en ik ging op zoek naar een onderwerp om uiteindelijk mijn master te halen aan de Universiteit van Amsterdam.

Bij de afronding van mijn bachelor op de Universiteit van Amsterdam heb ik mijn bachelor essay geschreven op het gebied van het arbeidsrecht. Ik zocht voor de masterscriptie ook op dit rechtsgebied met een voldoende aansluiting op het privaatrecht. Bij het brainstormen en bladeren in de literatuur en de vele juridische databanken kwam ik een arrest van de Hoge Raad tegen. Het was een casus over een arbeidsongeval op de bouwplaats maar de essentie ging over de doorbreking van het rechtsmiddelenverbod ex artikel 1019bb Rv. Interessant omdat dit onderwerp op het gebied van het burgerlijk procesrecht is. Er volgde veel literatuuronderzoek en eind december 2015 heb ik mijn onderwerp ingeleverd. Nadat het onderzoeksplan was opgesteld, werd mijn onderwerp goedgekeurd met als titel: “Het

bijzonder procesrecht van de deelgeschilprocedure, in het bijzonder: de (non) appellabiliteit”. De centrale vraag in mijn masterscriptie is: Wordt de doorbrekingsjurisprudentie op een juiste wijze toegepast bij de deelgeschilprocedure?

De deelvragen zijn als volgt:

1. Wat is de deelgeschilprocedure zoals opgenomen in artikel 1019w Rv e.v.?

2. Wat is het rechtsmiddelenverbod en welke functie heeft het rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure?

3. Welke doorbrekingsgronden bestaan er en hoe verhouden de doorbrekingsgronden zich tot de deelgeschilprocedure?

4. Welke gevolgen heeft de doorbreking van het rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure?

Aan de hand van bovenstaande deelvragen probeer ik een antwoord te formuleren op de centrale vraag. De eerste deelvraag wordt in de hoofdstukken 2 en 3 beantwoord. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de tweede deelvraag en het eerste gedeelte van deelvraag 3. Het overige

(6)

van deelvraag 3 en de vierde deelvraag komen in hoofdstuk 5 aan de orde. In het laatste hoofdstuk staat de conclusie en geef ik een antwoord op de centrale vraag van mijn masterscriptie.

Veel leesplezier!

Hoofdstuk 2

De Wet deelgeschilprocedure in het Wetboek van

Burgerlijke Rechtsvordering

(7)

§ 2.1 Inleiding

Hoofdstuk 2 geeft een uitleg over de deelgeschilprocedure zoals opgenomen in artikel 1019w Rv. In paragraaf 2 zal ik het ontstaan van de deelgeschilprocedure bespreken. Ook komt het doel en het toepassingsgebied van de deelgeschilprocedure aan de orde. In paragraaf 3 bespreek ik de deelgeschilprocedure aan de hand van de wetsartikelen van Titel 17 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

§ 2.2 Ontstaan deelgeschilprocedure

Het overgrote deel van de personenschadezaken wordt buitengerechtelijk afgewikkeld. De meest voorkomende personenschadezaken zijn ongevallen in het verkeer of op het werk. Het buitengerechtelijke traject bij de afhandeling van personenschadezaken is belangrijk. Dit buitengerechtelijke traject verdient de voorkeur boven stelselmatig de rechter inschakelen. Het komt veelvuldig voor dat een onderhandeling tussen partijen vast loopt op een specifiek punt. De aansprakelijkheidsverzekeraar en de benadeelde kunnen bijvoorbeeld een verschil van mening hebben over het inschakelen van een deskundige, over de omvang van de schade of de vraag wie aansprakelijk is. Partijen kunnen dan niet tot een vergelijk komen en maken de procedure in volle omvang aanhangig bij de rechter in een dagvaardingsprocedure. De rechter kreeg vóór de invoering van de Wet deelgeschilprocedure 1 tot 5% van de

personenschadezaken voorgelegd.1 Bij deafhandeling van personenschadezaken in de

gerechtelijke procedure kan echter veel tijd gemoeid zijn. De buitengerechtelijke

onderhandelingen lopen dan al een poos waardoor de zaak zeer complex kan zijn geworden. In de samenleving was behoefte aan een vereenvoudiging en versnelling van de

buitengerechtelijke afhandeling van personenschadezaken. Hiertoe zijn vele initiatieven genomen door de bij het schaderegelingstraject betrokken beroepsgroepen zoals de rechtshulpverleners, medisch deskundigen, verzekeraars en de rechterlijke macht. De initiatieven bestonden onder andere uit een aanpassing van de gedragsregels voor verzekeraars bij de behandeling van personenschadezaken en de introductie van de

Gedragscode Verzekeraars. Ondanks deze initiatieven bleef de duur van de afhandeling van personenschadezaken lang.2

De Raad voor de rechtspraak heeft in een advies de wenselijkheid aangegeven dat bij een letsel- of overlijdensschadezaak in een eerdere fase efficiënt tot vaststelling van

1 Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 2 2 Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 1

(8)

aansprakelijkheid en afhandeling van de schade moet worden gekomen.3 De benadeelde heeft

naar mijn inziens het grootste belang bij versnelling en vereenvoudiging van de afhandeling van een personenschadezaak. Ik veronderstel dat een langlopende zaak voor de benadeelde bijzonder vervelend is. Het kan bij de benadeelde consequenties hebben op financieel gebied maar vooral op psychisch gebied. Een verzekeraar ziet het daarentegen veel meer vanuit een zakelijk oogpunt. Maar ook uit dat oogpunt is het wenselijk langlopende procedures te voorkomen. Daarnaast moet worden voorkomen dat partijen jarenlang onderhandelen. Het geschil tussen hen wordt complexer. Dat is niet in belang van partijen, maar ook niet in het belang van de rechterlijke macht. De rechterlijke macht is gebaat bij zo min mogelijk

gerechtelijke procedures bij procedures die niet onnodig omvangrijk zijn. Het komt voor dat partijen een gehele zaak aanhangig maken bij de rechter, terwijl er over delen van het geschil, reeds overeenstemming is. De rechterlijke macht heeft belang bij een snelle en

vereenvoudigde afhandeling van een personenschadezaak.

Op 1 juli 2010 is hiertoe de Wet deelgeschilprocedure in werking getreden. Hiervoor heeft een aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) plaats gevonden door invoering van een procedure in Titel 17 voor deelgeschillen ter bevordering van de

buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.4 Een deelgeschil kan een

geschil zijn over vrijwel elk deel van een van de drie hoofdvragen die een rol spelen in de afwikkeling van letsel- en overlijdensschade:

1) is de aansprakelijk gestelde partij aansprakelijk; 2) lijdt de benadeelde schade, en zo ja, in welke mate?

3) is er causaal verband tussen de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis en de schade?5

Het toepassingsgebied van de deelgeschilprocedure is beperkt tot personenschade. De deelgeschilprocedure heeft ten doel de vereenvoudiging en versnelling van de

buitengerechtelijke afhandeling met betrekking tot personenschadezaken. Een ander doel van de deelgeschilprocedure is de rechtsontwikkeling op het gebied van personenschadezaken te stimuleren. In de toekomst kan deze laagdrempelige rechtspraak worden gebruikt door partijen en de rechtspraak bij de (buiten) gerechtelijke zaken.6

3 Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 7 4Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 1 5 Akkermans & De Groot 2010, pag. 30 6 Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 3

(9)

De deelgeschilprocedure is een gerechtelijke procedure die leidt tot een beschikking. Na die rechterlijke uitspraak is het aan de partijen om buitengerechtelijk verder te onderhandelen en uiteindelijk samen tot een vaststellingsovereenkomst te komen.Het kan zijn dat partijen er desondanks niet in slagen om er samen uit te komen. Zij kunnen hun geschil dan alsnog aan de rechter voorleggen in een bodemprocedure.7 Het komt erop neer dat de

deelgeschilprocedure bedoeld is als een extra mogelijkheid om de rechter op een specifiek onderdeel te raadplegen. De beslissing van de deelgeschilrechter moet partijen duidelijkheid bieden. Zij kunnen dan verder met hun onderhandelingen. In een kort geding kunnen slechts voorlopige oordelen worden gegeven maar de deelgeschilprocedure is niet opgezet tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen, zo stelt Klaassen, verwijzend naar de bedoeling van de minister.8 Overes geeft aan dat de deelgeschilprocedure een ‘naar voren gehaald’ onderdeel

van de bodemprocedure vormt om een volledige bodemprocedure te voorkomen.9

Het is ook mogelijk om in een bodemprocedure, voordat een comparitie van partijen

plaatsvindt, een verzoek te doen om een deelgeschilprocedure te starten.10 Dan is vereist dat

de beslissing in het deelgeschil zal bijdragen aan een buitengerechtelijke oplossing. In een ongepubliceerde uitspraak van de rechtbank Utrecht11 is geoordeeld dat de verzoeker in een

deelgeschilprocedure onvoldoende belang had bij zijn vordering, omdat de bodemprocedure al liep. Gezien de vele onderhandelingspogingen van partijen, constateerde de rechtbank dat het zicht op een minnelijke regeling niet snel aannemelijk zou zijn. Daarentegen blijkt uit de parlementaire behandeling12 dat het voordelig is als er naast de deelgeschilprocedure ook een

bodemprocedure loopt. De bodemprocedure zal sneller kunnen verlopen doordat over het deelgeschil reeds een rechterlijk oordeel is gegeven. De complexiteit van de zaak zal daardoor minder zijn en de zaak is sneller afgehandeld. De benadeelde en de verzekeraar zijn hierbij gebaat.

§ 2.3 De hoofdlijnen van de deelgeschilprocedure

De deelgeschilprocedure is een verzoekschriftprocedure en is opgenomen in artikel 1019w Rv tot en met 1019cc Rv. In artikel 1019w Rv wordt de deelgeschilprocedure omschreven als een

7 Jongbloed & Ernes 2011, pag. 480 8 Klaassen 2010, pag. 42

9 Overes 2015, pag. 85

10Kamerstukken I 2009/10, 31 518, C, pag. 4

11 Rechtbank Utrecht 27 januari 2016, D/16/401223/ RA RK 15-228 zie:

http://dirkzwagerasv.nl/2016/02/03/deelgeschil-tijdens-bodemprocedure/

(10)

geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen partijen, een persoon die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel en die ander, rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. Doordat de deelgeschilprocedure een verzoekschriftprocedure is, zijn ook de bepalingen van titel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing, tenzij anders is bepaald.

De zaak wordt aanhangig gemaakt door een verzoekschrift. Partijen kunnen zowel eenzijdig als gezamenlijk het verzoekschrift indienen. Het verzoek aan de rechter kan tijdens de buitengerechtelijke onderhandelingen worden ingediend maar ook in de loop van een

bodemprocedure. Het verzoekschrift dient te voldoen aan de eisen van artikel 278 lid 1 Rv en artikel 1019x derde lid Rv. Naast de namen en woonplaats van de verzoeker moet in het verzoekschrift worden vermeld: de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering, een omschrijving van het deelgeschil en een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering.13 Uit artikel 1019x Rv volgt dat het verzoek wordt

gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen. Er zijn voordelen aan het procederen middels de verzoekschriftprocedure ten opzichte van een dagvaardingsprocedure, welke aanvankelijk werd gebruikt voor schadeclaimprocedures. In een verzoekschriftprocedure kan het verzoekschrift zonder tussenkomst van een deurwaarder direct aanhangig worden gemaakt bij de rechtbank. Daarnaast is het in de

deelgeschilprocedure niet de bedoeling dat de zaak in zijn volle omvang aan de

deelgeschilrechter wordt voorgelegd. Partijen zullen vaak nul op het rekest krijgen bij het aanbrengen van de volle omvang van de zaak bij de deelgeschilrechter.14 Het verzoek zal dan

worden afgewezen, blijkt uit diverse beschikkingen.15Het uitgangspunt is dat een deel van het

geschil, waarover partijen van mening verschillen, wordt voorgelegd aan de

deelgeschilrechter. Hierdoor is de deelgeschilprocedure sneller en goedkoper dan de (schadeclaim) procedure zoals die eerst was. Toen konden partijen alleen een rechterlijke uitspraak krijgen over een dergelijke zaak via de dagvaardingsprocedure.

Nadat het verzoekschrift aanhangig is gemaakt en de wederpartij heeft gereageerd is er meestal een mondelinge behandeling. Ingevolge artikel 1019ij Rv kan de rechter op verzoek

13 Klaassen 2012, art. 1019x Rv, aant. C.2. Zie ook: Klaassen 2010, pag. 40 14 Oskam & Van Dijk 2011, pag. 13

15 Rechtbank Rotterdam 1 juni 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BQ6735; Rechtbank Haarlem 12 mei 2011,

(11)

van partijen of van één van hen, dan wel ambtshalve een verschijning van partijen bevelen teneinde een schikking te beproeven of tot het geven van inlichtingen aan de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling kan de schikking in een proces-verbaal worden vastgelegd en in executoriale vorm worden opgemaakt.

Aan de hand van het verzoekschrift moet de deelgeschilrechter kunnen beoordelen of het verzoek een deelgeschil is en of er kans is op een buitengerechtelijke afwikkeling van de schade.16 De rechter kan het verzoek tot een deelgeschilprocedure afwijzen. Hij zal het

verzoek afwijzen indien naar zijn oordeel de beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, zoals vermeld in artikel 1019z Rv. Het oordeel van de deelgeschilrechter over toegang tot een deelgeschil wordt verder besproken in hoofdstuk 3.

Uit artikel 1019bb Rv volgt dat tegen de beschikking van de deelgeschilrechter geen voorziening openstaat, onverminderd artikel 1019cc lid 3 Rv. Het openstellen van een rechtsmiddel verdraagt zich niet met het doel van de deelgeschilprocedure. Het moet een stimulans voor partijen blijven om de buitengerechtelijke onderhandelingen, naast de beslissing in de deelgeschilprocedure, zelf af te ronden. Daarnaast dient misbruik van het recht te worden voorkomen. Indien een partij het recht gebruikt op een onrechtmatige manier dan kan dat de afhandeling van de zaak traineren en de vaart uit de onderhandelingen haalt.17

Hoger beroep is dus niet mogelijk noch bij het oordeel van de rechter om het verzoek tot het nemen van een beslissing al dan niet in behandeling te nemen, noch wat betreft het

inhoudelijke oordeel over het voorgelegde deelgeschil.18 Het is voor partijen wel mogelijk om

na de beschikking van het deelgeschil een bodemprocedure te starten. De (non) appellabiliteit van de deelgeschilprocedure wordt verder besproken in de hoofdstukken 4 en 5.

§ 2.4 Conclusie

Door de lange looptijd van personenschadezaken was er behoefte aan een versnelling en vereenvoudiging van de buitengerechtelijke afhandeling van deze zaken. Hiertoe heeft op 1 juli 2010 een aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering plaatsgevonden en is Titel 17 ontstaan, de Wet deelgeschilprocedure. Voorheen werden schadeclaims in de

16 Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 16 en 17 17 Nota II, Kamerstukken II 2008/09, 31 518, nr. 8, pag. 13 18 Klaassen 2012, art. 1019bb Rv, aant. C

(12)

dagvaardingsprocedure behandeld. De deelgeschilprocedure is een verzoekschriftprocedure. Er zijn in dit geval voordelen aan de verzoekschriftprocedure ten opzichte van de

dagvaardingsprocedure zoals dat de tussenkomst van de deurwaarder niet nodig is. Daarnaast wordt in de deelgeschilprocedure niet de gehele zaak behandeld maar een deelgeschil. Indien partijen niet tot overeenstemming komen in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase kunnen zij de deelgeschilrechter verzoeken te beslissen over dit geschil. Het verzoekschrift wordt aanhangig gemaakt bij de deelgeschilrechter waarna een schriftelijke dan wel

mondelinge behandeling plaats zal vinden. De uitkomst van de deelgeschilprocedure is een rechterlijke uitspraak. Partijen dienen na de rechterlijke uitspraak verder te onderhandelen. Hoger beroep tegen de beschikking van de deelgeschilrechter acht de wetgever niet mogelijk. Het is wel mogelijk om na de beschikking in het deelgeschil een bodemprocedure bij de rechtbank aanhangig te maken. Een versnelling en vereenvoudiging in de

deelgeschilprocedure wordt bereikt door verschillende aspecten. Enerzijds doordat het geschil door een verzoekschrift aanhangig kan worden gemaakt. En anderzijds doordat er slechts een deel van het geschil wordt beoordeeld door de rechter en omdat er in principe geen

rechtsmiddel kan worden ingesteld.

Hoofdstuk 3

De deelgeschilprocedure in de praktijk

§ 3.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 komt het aanbrengen van het deelgeschil bij de rechter aan de orde met onder andere het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure, de bijdrage aan de totstandkoming aan een vaststellingsovereenkomst en de proportionaliteitstoets. In de paragrafen 3 en 4 worden een korte evaluatie, een conclusie en aanbevelingen besproken na de invoering van de

(13)

Wet deelgeschilprocedure op 1 juli 2010 naar aanleiding van het onderzoek van mr. M. Wesselink19 en de literatuur over dit onderzoek.

§ 3.2 Oordeel van de rechter over toegang tot een deelgeschil

In het vorige hoofdstuk heb ik de deelgeschilprocedure aan de hand van de wetsartikelen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitgelegd. De vraag is hoe in de praktijk wordt omgegaan met de deelgeschilprocedure. De rechter komt bijvoorbeeld een grote mate van vrijheid toe bij de beslissing om een verzoek tot een deelgeschilprocedure ter hand te nemen.20

De Groot en Van Oers21 behandelen in hun artikel de beoordeling van de rechter bij het

beantwoorden van de vraag wanneer sprake is van een deelgeschil. De vraag of het een deelgeschil is, kan in drie onderdelen worden verdeeld: het toepassingsbereik van de

deelgeschilprocedure, de vraag of de beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en de proportionaliteitstoets. Deze drie onderdelen dienen in het verzoekschrift ex artikel 278 lid 1 en artikel 1019x lid 3 Rv te zijn vermeld.

§ 3.2.1 Het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure

Artikel 1019w Rv geeft aan wanneer en waarvoor een deelgeschilprocedure aanhangig kan worden gemaakt. Wanneer is er sprake van een deelgeschil? In de Memorie van toelichting staat onder punt 4.5 het toepassingsgebied van de deelgeschilprocedure. Deze wordt vrij ruim genomen. De deelgeschilprocedure kan aanhangig worden gemaakt voor materiële en

procedurele geschillen. Onder de materiele geschillen vallen bijvoorbeeld de

aansprakelijkheidsvraag, de toerekenbaarheid van de daad aan de dader, de causaliteit en de verjaring. Het zijn voornamelijk juridische vragen. De procedurele geschillen kunnen gaan over de noodzaak voor huishoudelijke hulp voor de verzekerde na het optreden van letsel, welke deskundige moet worden geraadpleegd, de vraagstelling aan de deskundige en het verloop van de carrière om de vermogensschade te kunnen berekenen.22 In de procedurele

geschillen komen de feitelijke vragen aan de orde. De hoeveelheid vragen en de verschillende soorten vragen, die kunnen worden gesteld in de materiële en procedurele geschillen, geeft aan dat het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure ruim is.

19 Wesselink 2014

20 Klaassen 2012, art 1019z Rv, aant. C.1 21 De Groot & Van Oers 2012, pag. 25 e.v.

(14)

Het is aan de deelgeschilrechter om te bepalen of een geschil zich leent voor een deelgeschilprocedure. Hij moet zich afvragen of de beslissing, welke bijdraagt aan een mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de deelgeschilprocedure. Indien uitvoerige bewijsvoering of

deskundigenberichten nodig zijn, zal dit veel tijd in beslag nemen en kostbaar zijn. Het geschil leent zich dan niet voor een procedure bij de deelgeschilrechter

§ 3.2.2 Een bijdrage aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst Indien het geschil onder het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure valt, is het ook nog van belang dat de verzochte beslissing in het deelgeschil een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. In de deelgeschilprocedure wordt de rechter verzocht een oordeel te geven over een bepaalde kwestie. Dit hoeft niet tot een veroordeling te leiden.23 De rechter kan wel van mening zijn dat een veroordeling partijen

verder helpt bij de buitengerechtelijke onderhandelingen. In dat geval kan de rechter wel een veroordeling uitspreken. De rechter beoordeelt aan de hand van het verzoekschrift of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoekschrift tot het houden van een deelgeschilprocedure bevat een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering, artikel 1019x lid 3 onder c Rv. Op deze manier heeft de rechter een goede weergave over de zaak tot dan toe. De Eerste Kamer heeft in de Parlementaire behandeling24 nog eens de nadruk erop gelegd dat de

wetgever geen criteria heeft gegeven op grond waarvan de rechter mag oordelen dat een beslissing in de deelgeschilprocedure zal bijdrage aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het oordeel van de rechter hangt onder andere af van alle omstandigheden van het geval.

De wetgever heeft geen criteria gegeven maar uit de rechtspraak blijkt dat er drie aspecten van belang zijn bij de beoordeling van de rechter of een beslissing al dan niet kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De deelgeschilrechter kijkt allereerst naar de onderhandelingsfase waarin partijen zich bevinden, daarnaast naar de bereidheid van partijen tot verder onderhandelen en tot slot naar de vraag of het voorgelegde geschil het laatst bestaande geschil is tussen partijen.25 De eerste twee aspecten hebben betrekking op de

23 Klaassen 2010, pag. 42 & 43

24 Kamerstukken I 2009/10, 31 518, nr. C, pag. 11 25 De Groot & Van Oers 2012, pag. 27

(15)

onderhandelingen van partijen, zowel vóór de deelgeschilprocedure als ná de

deelgeschilprocedure. Het kan zijn dat partijen onderhandelingen hebben gevoerd maar dat deze onderhandelingen niet hebben bijgedragen aan een compromis tussen partijen. Dit belet niet de behandeling van het verzoek in een deelgeschilprocedure. Als de onderhandelingen niet resulteren in een vaststellingsovereenkomst, zal dit niet snel leiden tot een

ontvankelijkheid in de deelgeschilprocedure. Partijen moeten bereid zijn te onderhandelen, zowel voor als tijdens de deelgeschilprocedure. Na het voeren van de deelgeschilprocedure moeten partijen bereid zijn om verder te onderhandelen. De deelgeschilrechter moet voorkomen dat partijen van elkaar verwijderd raken. Hij voert hiertoe de regie op de mondelinge behandeling zodat partijen, na de deelgeschilprocedure, verder kunnen onderhandelen.

Het laatste aspect, welke van belang is bij de beoordeling van de rechter of een beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, is de vraag of het aan de rechter voorgelegde deelgeschil het laatst bestaande geschil is tussen de partijen. Indien partijen een deelgeschil voorleggen aan de deelgeschilrechter, welke het laatste geschilpunt betreft tussen de partijen, leent dit laatste geschilpunt zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure.26 Dit blijkt uit de jurisprudentie van de deelgeschilprocedure. In hun

artikel achten De Groot en Van Oers dit oordeel van de deelgeschilrechters voor discussie vatbaar. Na de verzochte beslissing, welke het laatste geschilpunt tussen partijen betreft, bij de deelgeschilrechter zijn er geen geschilpunten meer die partijen verdeeld houden. Er zal dus geen bijdrage worden geleverd aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst omdat reeds door de rechter over het laatste geschilpunt is beslist. Maar als de rechter niet zal beslissen over het laatste geschilpunt, ontstaat het risico dat één van de partijen de gehele zaak in een bodemprocedure aanhangig zal maken.27 Het starten van een bodemprocedure is

onwenselijk voor partijen omdat men dan voorbij gaat aan de behoefte in de maatschappij tot vereenvoudiging en versnelling van zaken betreffende letsel- en overlijdensschade. Ik ben daarom van mening dat de deelgeschilrechters ook de zaak moeten behandelen als partijen alleen nog van mening verschillen over het laatste geschilpunt. Naar mijn mening zal dit geen afbreuk doen aan de voorwaarde dat de deelgeschilprocedure moet bijdrage aan de

totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Indien het laatste geschilpunt moet worden besloten door de deelgeschilrechter, dan is dat zo. Partijen zijn dan klaar

26 De Groot & Van Oers 2012, pag. 29 27 De Groot & Van Oers 2012, pag. 29

(16)

§ 3.2.3 Proportionaliteitstoets

Zoals reeds aangegeven heeft de deelgeschilrechter een ruime beoordelingsvrijheid. Op grond van artikel 1019z Rv dient voldaan te zijn aan de proportionaliteitstoets. Dit houdt in dat er een belangenafweging gemaakt moet worden tussen enerzijds de investering in tijd, geld en moeite en anderzijds het belang van de vordering en de bijdrage die de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.28 De proportionaliteitstoets

heeft onder mee tot gevolg dat niet ieder conflict tussen partijen zich leent voor behandeling bij de deelgeschilrechter.Veel verzoeken tot een deelgeschilprocedure worden afgewezen wanneer aanvullende bewijsvoering noodzakelijk is. Het gelasten van een

deskundigenonderzoek gaat bijvoorbeeld vaak buiten het bereik van de deelgeschilprocedure. Deze wijze van bewijsverrichting gaat ten koste van de tijd en het geld.29 Voorkomen moet

worden dat de deelgeschilprocedure de snelheid uit de buitengerechtelijke onderhandelingen haalt. Daarnaast kunnen partijen niet het hele geschil voorleggen aan de deelgeschilrechter. Er moet ruimte blijven voor buitengerechtelijk onderhandelen en de procedure bij de

deelgeschilrechter moet niet te lang zijn en niet te veel geld kosten. Een nader

deskundigenonderzoek in de deelgeschilprocedure is te ingewikkeld. Een voorbeeld van een zaak, welke zich niet leende voor behandeling in een deelgeschilprocedure is de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 7 mei 2015.30

§ 3.3 Een evaluatie na inwerkingtreding van de Wet deelgeschilprocedure

Bij de inwerkingtreding van de Wet deelgeschilprocedure heeft de Minister van Justitie aangekondigd om binnen vier jaar verslag te doen over de doeltreffendheid en de effecten daarvan in de praktijk om te toetsen of het doel van de deelgeschilprocedure is bereikt. In opdracht van het WODC31 heeft mr. M. Wesselink32 onderzoek verricht naar de ervaringen

met de deelgeschilprocedure. In het onderzoek, genaamd “Deeltjesversneller in het recht?”, is de vraag onderzocht of de deelgeschilprocedure de buitengerechtelijke onderhandelingen

28 Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 18 29 De Groot & Van Oers 2012, pag. 30

30 Rb. Oost-Brabant 7 mei 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:2746 31 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

(17)

versnelt. Het onderzoek is gebaseerd op literatuur-, jurisprudentie- en observatieonderzoek, gevalsstudies en groepsinterviews met deelgeschilrechters en mogelijke onderhandelaars.33

Door de deelgeschilprocedure is er een versnellende werking op de buitengerechtelijke onderhandelingen bij personenschadezaken.34 De gemiddelde doorlooptijd van de procedures

bedraagt 3,7 maanden bij de sector civiel en 4 maanden bij de sector kanton.35 Daarnaast

versnelt de deelgeschilprocedure de buitengerechtelijke onderhandelingen vóórdat een bodemprocedure bij de rechter wordt aangespannen. In de praktijk blijkt dat door de benadeelde vaak de deelgeschilprocedure wordt aangespannen. De deelgeschilprocedure draagt bij aan het herstel van de machtsbalanstussen de partijen, de benadeelde en de aansprakelijkheidsverzekeraar. Door de procedure heeft de benadeelde toegang tot kennis, kunde en een onafhankelijk gerechtelijk oordeel. Deze toegang van de benadeelde tot kennis en kunde van de aansprakelijkheidsverzekeraar wordt gecreëerd doordat partijen openheid van zaken moet geven in de deelgeschilprocedure.

Uit het onderzoek van Wesselink blijkt tevens dat de deelgeschilprocedure een preventieve werking heeft omdat het enkele dreigen met een deelgeschilprocedure kan de onderhandeling tussen partijen weer op gang brengen.36 Aansprakelijkheidsverzekeraars willen graag een

deelgeschilprocedure voorkomen vanwege de kostenbepaling omdat deze vaak komt voor rekening van de verzekeraars. Zij zullen bij dreiging van de benadeelde tot het aanspannen van een deelgeschilprocedure zich communicatiever en coöperatiever opstellen.37

De versnellende werking van de procedure is ook merkbaar tijdens of na een deelgeschilprocedure. Dit blijkt onder andere uit de ervaringen van verschillende

deelgeschilrechters. Indien partijen bij de deelgeschilrechter alleen dat punt bespreken, welke er voor zorgt dat de buitengerechtelijke onderhandelingen vastlopen dan wordt voorkomen dat andere punten tot een probleem worden gemaakt.38 De andere punten blijven buiten het

deelgeschil waardoor de complexiteit van de zaak beperkt blijft. Sap veronderstelt dat het een winstpunt is dat een zaak niet volledig escaleert en het knelpunt kan worden opgelost in de

33 Wesselink 2014, pag. 11 34 Wesselink 2014, pag. 66 35 Wesselink 2014, pag. 33

36 De Groot & Van Oers 2015, pag. 56 37 Wesselink 2014, pag. 33

(18)

deelgeschilprocedure.39 Hoe langer het geschilpunt onbeslist blijft, hoe ingewikkelder de zaak

wordt waardoor de zaak zal escaleren. Na de deelgeschilprocedure worden de

onderhandelingen vaak weer opgepakt omdat de uitkomst in de procedure richtinggevend is voor partijen.

De onderhandelingen worden na een minnelijke schikking tijdens de deelgeschilprocedure of een inhoudelijke toe- of afwijzing van de deelgeschilrechter voortgezet. Ook als de rechter het verzoek tot de deelgeschilprocedure afwijst op grond van het proportionaliteitscriterium kunnen partijen de buitengerechtelijke onderhandelingen voortzetten. Het voortzetten van de onderhandelingen na een niet ontvankelijk verklaring van de rechter blijkt minder eenvoudig. Een deelgeschilverzoek zet de verhouding tussen partijen op scherp en de partijen kunnen dan niet profiteren van de beslissingen van de deelgeschilrechter. Deze verslechterende

verhouding tussen partijen ontstaat met name indien de indiener van het niet ontvankelijk verklaarde deelgeschilverzoek zijn standpunt vervolgens niet zal matigen.40

§ 3.4 Conclusies en aanbevelingen uit “Deeltjesversneller in het recht?” en de literatuur Uit het onderzoek blijkt dat de deelgeschilprocedure doeltreffend is. Wesselink noemt in haar onderzoek een positief effect voor de rechterlijke macht. Er is tijdwinst als gevolg van de kortere voorbereidingstijd in vergelijking met de bodemprocedure omdat niet over alle aspecten een oordeel door de rechter moet worden gegeven.41 Het is niet met zekerheid te

stellen dat er minder bodemprocedures worden aangespannen, na de invoering van de Wet deelgeschilprocedure. Een negatief effect voor de rechterlijke macht is de wijze van

financiering van de deelgeschilprocedure. Er is bezinning nodig over de financiering omdat de uitgebreide regiefunctie van de deelgeschilrechter zich niet altijd verhoudt tot de financiële vergoeding per deelgeschilverzoek. Daarnaast blijft het van belang dat de deelgeschilrechters aandacht blijven besteden aan de doorlooptijden van de deelgeschilprocedures. Tot op heden zijn de doorlooptijden kort en daarmee wordt bijgedragen aan het doel van de

deelgeschilprocedure, een versnellende en vereenvoudigde werking van de

buitengerechtelijke afhandeling van personenschadezaken.42 De deelgeschilprocedure is voor

partijen een extra mogelijkheid om snel duidelijkheid te krijgen over hun positie. Dit komt doordat de deelgeschilbeschikkingen in het algemeen duidelijk en zonder voorbehouden

39 Sap 2013, § 6

40 Wesselink 2014, pag. 81 en 82 41 Wesselink 2014, pag. 82 42 Wesselink 2014, pag. 82

(19)

worden gegeven. Partijen vatten die beschikkingen duidelijk en zonder voorbehouden op. Op deze manier kunnen zij de buitengerechtelijke onderhandelingen weer voortzetten. Dit versnelt de onderhandelingen enorm.43

Wesselink concludeert dat de deelgeschilprocedure een succes is. Ook zijn er een aantal kanttekeningen. Uit het onderzoek van Wesselink valt namelijk op te maken dat men in de praktijk in overweging kan nemen om het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure uit te breiden met ‘first party’ verzekeringen zoals arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Op deze terreinen doen zich vergelijkbare discussies voor.44 Wesselink adviseert hierbij wel om

eerst nader onderzoek te doen naar de onderhandelingsrelaties en

onderhandelingsbelemmerende factoren die zich in het desbetreffende veld voordoen. Tevens concludeert Wesselink dat er nader onderzoek moet worden gedaan naar het effect van het niet openstaan van een directe voorziening tegen een beslissing in een

deelgeschilprocedure op de onderhandelingsbereidheid van partijen om de uitwerking van de deelgeschilprocedure goed te kunnen doorgronden.

§ 3.5 Conclusie

Uit bovenstaande en in samenhang met hoofdstuk 2 kan een antwoord worden gegeven op de deelvraag: “Wat is de deelgeschilprocedure zoals opgenomen in artikel 1019w Rv?” De vraag of een verzoek een deelgeschil is en daarmee de toegang tot een deelgeschilprocedure hangt af van een drietal onderdelen: of het verzoek valt onder het toepassingsbereik van de

deelgeschilprocedure, of de beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en of wordt voldaan aan de proportionaliteitstoets. Het

verzoekschrift dient een weergave te bevatten van deze drie onderdelen ex artikel 278 lid 1 Rv jo artikel 1019x lid 3 Rv. De deelgeschilprocedure kan door één van de partijen of

gezamenlijk aanhangig worden gemaakt voor materiële en procedurele geschillen. De verzochte beslissing in de deelgeschilprocedure moet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Ook dient voldaan te zijn aan de proportionaliteitstoets. Uit onderzoek blijkt dat de deelgeschilprocedure een succes is in de praktijk. Er is een

versnellende werking op de buitengerechtelijk onderhandelingen bij personenschadezaken. De deelgeschilrechters moeten de doorlooptijden van de deelgeschilprocedures blijven bewaken.

43 Wesselink 2014, pag. 69 44 Wesselink 2014, pag. 83 en 84

(20)

Nader onderzoek is nodig naar het effect van het niet openstaan van een directe voorziening tegen een beslissing in een deelgeschilprocedure.

Hoofdstuk 4

Rechtsmiddelen en rechtsmiddelenverbod

§ 4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ik eerst ingaan op de rechtsmiddelen in het burgerlijk procesrecht en een korte omschrijving van het hoger beroep. De overige rechtsmiddelen blijven buiten

beschouwing omdat zij minder relevant zijn voor een antwoord op de onderzoeksvraag. In de derde paragraaf zal ik het hoger beroep in de deelgeschilprocedure bespreken. Tevens wordt artikel 1019cc Rv besproken en de leer van de bindende eindbeslissing. Paragraaf 4 geeft een beschrijving van het rechtsmiddelenverbod met een aantal voorbeelden en het

(21)

rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure In de laatste paragraaf ga ik in op de mogelijkheden van doorbreking van het rechtsmiddelenverbod.

§ 4.2 Rechtsmiddelen

Een rechtsmiddel is een middel om tegen een rechterlijke uitspraak op te komen.45 Een

rechterlijke uitspraak kan alleen door een in de wet geregeld rechtsmiddel worden aangetast. Dit wordt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen genoemd. Er zijn verschillende soorten rechtsmiddelen. In elke situatie is een ander rechtsmiddel geschikt, zoals verzet, hoger beroep, cassatie, derdenverzet en herroeping. De soorten rechtsmiddelen kunnen onderverdeeld worden in gewone en buitengewone rechtsmiddelen. Verzet, hoger beroep en cassatie zijn de gewone rechtsmiddelen. De buitengewone rechtsmiddelen zijn herroeping en derdenverzet. In de verzoekschriftprocedure, waaronder de deelgeschilprocedure, komen alleen de

rechtsmiddelen hoger beroep, cassatie en herroeping voor. Bij de dagvaardingsprocedure kunnen alle rechtsmiddelen worden aangewend. Als de termijn waarbinnen een rechtsmiddel moet worden ingesteld verstrijkt heeft het vonnis kracht van gewijsde dat wil zeggen een rechtskracht die slechts door herroeping (of derdenverzet) kan worden doorbroken.

Hoger beroep wordt door partijen ingesteld om de beslissing van de rechter in eerste aanleg (deels) te vernietigen en om van de rechter bij het gerechtshof een gunstigere beslissing te verkrijgen. Het hoger beroep kan zowel tegen een vonnis als tegen een beschikking worden ingesteld. De behandeling van het hoger beroep betreft de gehele zaak met alle argumenten die de partijen hebben aangevoerd in eerste aanleg, voor zover dit door de grieven in hoger beroep is ontsloten. De hogere rechter mag de zaak niet terugverwijzen naar de rechter in eerste aanleg maar zal zelf een beslissing moeten nemen. Het hoger beroep is een veelgebruikt rechtsmiddel. De zaak kan nog nauwkeuriger en diepgaander worden behandeld. Partijen kunnen stellingen aanvullen en verbeteren. Tegen de uitspraak van het gerechtshof kunnen partijen beroep in cassatie instellen. De zaak wordt dan behandeld bij de hoogste rechterlijke instantie, de Hoge Raad.

§ 4.3 Bodemprocedure en hoger beroep na de deelgeschilprocedure

In de Wet deelgeschilprocedure staan de bepalingen met betrekking tot hoger beroep in de artikelen 1019bb Rv en 1019cc Rv. Indien partijen een bodemprocedure aanhangig maken, is het mogelijk om in hoger beroep te gaan tegen de deelgeschilbeschikking. Naast deze

(22)

mogelijkheid kan de bodemrechter ook terugkomen op de bindende eindbeslissing(en) in de deelgeschilbeschikking. In de volgende subparagrafen worden deze mogelijkheden

besproken.

§ 4.3.1 Hoger beroep in de deelgeschilprocedure

In hoofdstuk 2 kwam de mogelijkheid van hoger beroep in de deelgeschilprocedure al even ter sprake. Op grond van artikel 1019bb Rv is hoger beroep niet mogelijk, onverminderd artikel 1019cc Rv. Het kan zich voordoen dat partijen, ondanks de beslissing van de rechter in de deelgeschilprocedure, er niet uitkomen bij de buitengerechtelijke onderhandelingen. Zij kunnen dan een procedure ten principale bij de rechtbank aanhangig maken. De procedure ten principale is een bodemprocedure bij de rechtbank. In deze bodemprocedure heeft de

beschikking van de deelgeschilprocedure een bepaalde mate van bindende kracht. De rechter is dan op dezelfde wijze gebonden als wanneer de beslissing zou zijn opgenomen in een tussenvonnis in die bodemprocedure. Het gaat dan om beslissingen waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist ter zake de materiële rechtsverhouding tussen de partijen. Dit volgt uit artikel 1019cc lid 1 Rv. In lid 3 van artikel 1019cc Rv staat het volgende:

“In de procedure ten principale kan van de beschikking, voor zover zij beslissingen als bedoeld in het eerste lid bevat, bij het gerechtshof hoger beroep worden ingesteld als van een tussenvonnis: a. binnen drie maanden te rekenen van de eerste roldatum, dan wel indien de beschikking nadien is gegeven, binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de beschikking, met dien verstande dat de appellant, binnen de grenzen van artikel 332, in het hoger beroep slechts ontvankelijk zal zijn, indien de rechter in eerste aanleg deze mogelijkheid heeft geopend op een daartoe binnen dezelfde termijn door een der partijen gedaan verzoek, waarover de wederpartij is gehoord;

b. tegelijk met het hoger beroep van het eindvonnis.”

Partijen kunnen dus in hoger beroep gaan tijdens de bodemprocedure op grond van artikel 1019cc lid 3 Rv, mits er uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist betreffende een geschilpunt over de materiële rechtsverhouding tussen partijen. Indien er geen

bodemprocedure tussen partijen aanhangig is gemaakt, is artikel 1019cc Rv in het geheel niet van toepassing en geldt de hoofdregel van artikel 1019bb Rv. In sub a en b van artikel 1019cc lid 3 Rv staan de mogelijkheden van hoger beroep indien tussen partijen een bodemprocedure aanhangig is gemaakt. Het moet tegelijk met het hoger beroep tegen het eindvonnis uit de bodemprocedure, dan wel direct, mits de bodemrechter, na verzoek van één van de partijen

(23)

daartoe, voor een tussentijds appel toestemming geeft.46 Indien een partij hoger beroep instelt

zowel tegen het vonnis als de beslissing van de deelgeschilprocedure worden bij het gerechtshof twee zaken aanhangig gemaakt. Eén dagvaardingsprocedure waarin grieven worden gericht tegen de inhoud van de beschikking uit de deelgeschilprocedure, die is betrokken in het vonnis in eerste aanleg. En één verzoekschriftprocedure waarin grieven worden gericht tegen de beschikking van de deelgeschilprocedure zelf.47 Voeging van deze

zaken is niet in de wet geregeld maar het ligt voor de hand dat deze zaken een gelijktijdige behandeling behoeven.

§ 4.3.2 Terugkomen op bindende eindbeslissing in deelgeschilbeschikking

De wetgever heeft met artikel 1019cc Rv willen aansluiten bij de zogenoemde leer van de bindende eindbeslissing.48 Door Stein e.a. wordt de bindende eindbeslissing omschreven als:

“Heeft de rechter in een tussenvonnis een of meer feitelijke of juridische geschilpunten van partijen door middel van een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing afgedaan dan is hij in een volgend (eind) vonnis in beginsel aan die beslissing gebonden.” De rechter bindt zichzelf door uitdrukkelijk en zonder voorbehoud te beslissen. Net als bij een tussenvonnis maakt de rechter de zaak voor een deel klaar voor zijn eindvonnis. Bij de deelgeschilprocedure gaat het

vergelijkbaar omdat het bij de deelbeschikking gaat om een deel van de benodigde beslissingen in de bodemzaak.49

Sinds het arrest van de Hoge Raad van 26 november 201050 kan de rechter, bij een gewijzigd

inzicht, terugkomen op een bindende eindbeslissing. Hiertoe is hij bevoegd indien partijen de gelegenheid hebben gekregen zich er over uit te laten. Dit betekent niet dat de rechter die op een bindende eindbeslissing wil terugkomen een tussenuitspraak moet doen waarin hij

partijen van zijn voornemen op de hoogte stelt zodat partijen kunnen reageren. Indien partijen reeds een debat hebben gevoerd over het punt, waar de rechter een gewijzigd inzicht over heeft, dan hoeft de rechter in een tussenuitspraak partijen niet nogmaals in de gelegenheid te stellen zich over dat punt uit te laten.51 De A-G, mr. Langemeijer, meent voorafgaand aan het

arrest van 26 november 201052 dat de rechter niet zonder nieuwe informatie mag terugkomen

46 Klaassen 2012, art. 1019cc Rv, aant. C.4 47 Akkermans & De Groot 2010, pag. 36 48 Kamerstukken II, 31 518, nr. 3, pag. 20 49 Salomons 2010, pag. 175

50 HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8521 (Kojen/ABB)

51 HR 26 november 2010, JIN 2011/159, ECLI:NL:HR:2010:BN8521 m.n. R.A. Wolf 52 HR 26 november 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BN8521

(24)

op een eerder gegeven eindbeslissing op de enkele grond dat zijn inzicht is gewijzigd. Langemeijer verwijst hierbij onder meer naar artikel 1019cc Rv omdat de wetgever met artikel 1019cc Rv heeft willen aansluiten bij de leer van de bindende eindbeslissing.53 Echter

zorgt het laatstgenoemde arrest voor een lastige situatie. Indien partijen een bodemprocedure aanhangig maken en de deelgeschilbeslissing wordt daar in meegenomen, kan de

bodemrechter (in eerste aanleg) op eindbeslissingen van het deelgeschil terug komen.

Avendano Canto vraagt zich af of partijen nog willen vooruitlopen op een bodemprocedure en de schade buitengerechtelijk willen regelen op basis van een deelgeschilbeslissing die later door herinterpretatie van gedingstukken terzijde kan worden gelegd.54 Zelf denk ik dat er bij

partijen rechtsonzekerheid zal ontstaan. Partijen gaan, na het voeren van de deelgeschilprocedure, buitengerechtelijk verder onderhandelen met behulp van de

beslissingen van de deelgeschilrechter. Indien partijen de zaak alsnog aanhangig maken bij de bodemrechter bestaat er de mogelijkheid dat de bodemrechter in eerste aanleg terug kan komen op beslissingen van de deelgeschilrechter. Toch is deze mogelijkheid beperkt omdat er sprake moet zijn van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.

§ 4.4 Rechtsmiddelenverbod

Op een aantal plaatsen zijn in de wet bijzondere uitsluitingen van zowel hoger beroep als beroep in cassatie opgenomen, ook wel rechtsmiddelenverboden genoemd.55 Het is voor

partijen in beginsel niet mogelijk om in hoger beroep te gaan tegen een rolbeschikking. De rolbeschikkingen worden gezien als de administratieve maatregelen en zijn van

ondergeschikte betekenis. Indien het gaat om een beslissing die moet worden gekwalificeerd als een (tussen) vonnis is in dat geval hoger beroep wel mogelijk. Dit moet dan wel tegelijk met het beroep tegen het eindvonnis ingevolge artikel 337 lid 2 Rv en artikel 401a lid 2 Rv. De rechtsmiddelenverboden komt men tegen bij processuele beslissingen, zoals in artikel 188 lid 2 Rv het rechtsmiddelenverbod bij toewijzing voorlopig getuigenverhoor en artikel 204 lid 2 Rv het rechtsmiddelenverbod bij toewijzing voorlopig deskundigenonderzoek. Tevens bij de uitspraak waarbij op een verzoek tot verbetering is beslist, artikel 31 lid 4 Rv of een

aanvulling is geweigerd, artikel 32 lid 3 Rv, de beslissing op verzoeken tot wraking of verschoning, artikel 39 lid 5 en artikel 41 lid 3 Rv en de beslissing of na een comparitie nog mag worden geconcludeerd, artikel 133 lid 4 Rv.56 Rechtsmiddelenverboden komen ook voor

53 HR 26 november 2010, NJB 2010, 2238, ECLI:NL:HR:2010:BN8521 54 Avendano Canto 2011, pag. 173

55 Stein e.a. 2015, pag. 275 56 Stein e.a. 2015, pag. 275

(25)

bij materieelrechtelijke beslissingen, namelijk die op een verlengingsverzoek ex artikel 7:230a BW alsmede het vonnis waarbij de huurprijzen of de servicekosten van woonruimte worden vastgesteld, artikel 7:262 BW. Vóór de invoering van de Wet Werk en Zekerheid was er ook een rechtsmiddelenverbod in artikel 7:685 BW, waarop zeer veel jurisprudentie is gewezen.

§

4.4.1 Rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure

In beginsel is hoger beroep tegen de beschikking in de deelgeschilprocedure niet mogelijk. Dit volgt onder andere uit artikel 1019bb Rv: tegen de beschikking op het verzoek staat geen voorziening open. Ook in de deelgeschilprocedure is er dus sprake van een

rechtsmiddelenverbod. Hoger beroep is zowel bij het oordeel van de rechter om het verzoek tot het nemen van een deelbeslissing in behandeling te nemen als bij het inhoudelijke oordeel over het bij de rechter voorgelegde deelgeschil niet mogelijk.57 Het is namelijk niet de

bedoeling om tijdens of na de deelgeschilprocedure vertraging op te lopen. Door het openstellen van een hogere voorziening tegen de beschikking in de deelgeschilprocedure ontstaat deze vertraging. Daarom is het hoger beroep in de deelgeschilprocedure in de wet uitgesloten.

De vraag doet zich voor of ieder van de partijen zich dan neer moet leggen bij de beslissing van de deelgeschilrechter. Salomons onderscheidt de beslissing van de deelgeschilrechter als volgt. De beslissingen over materiële geschillen, waarbij de rechter als het ware een

bouwsteen verschaft voor de vaststellingsovereenkomst én beslissingen over formele

geschillen, waarbij de rechter zich uitspreekt over de onderhandelingen tussen partijen.58 Hij

stelt de vraag in hoeverre beslissingen van de rechter over materiële en formele geschillen partijen bij hun verdere onderhandelingen binden. Hij concludeert dat de uitspraak in een deelgeschilprocedure richtinggevend is, maar niet bindend omdat partijen vrij moeten zijn om de onderhandelingen voort te zetten en vrij moeten zijn tot het sluiten van een

vaststellingsovereenkomst.59 De Groot oppert om aan de beslissing op het deelgeschil gezag

van gewijsde toe te kennen, zodat partijen het moeten doen met deze beslissing.60 Dit is alleen

niet logisch omdat het gezag van gewijsde een bindende kracht heeft tussen dezelfde partijen in een ander geding. Deze binding zal in het buitengerechtelijke traject van de

deelgeschilprocedure niet passen. Het standpunt van Salomons lijkt mij juist omdat partijen,

57 Klaassen 2012, art. 1019bb Rv, aant. C 58 Salomons 2010, pag. 172 e.v.

59 Salomons 2010, pag. 172 60 De Groot 2005, pag. 125

(26)

na het voeren van een deelgeschilprocedure, ongedwongen de buitengerechtelijke onderhandelingen moeten kunnen voortzetten. Zoals reeds aangegeven wordt er in de beschikking van het deelgeschil vaak geen veroordeling gegeven.61 Partijen krijgen met de

beschikking een ‘duwtje in de rug’ om buitengerechtelijk verder te onderhandelen. Het geven van een veroordeling in de deelgeschilbeslissing, zal partijen niet aanzetten tot verdere onderhandelingen. De rechter heeft zijn zienswijze gegeven en partijen zullen het daar bij laten.

§ 4.5 De mogelijkheden voor doorbreking van een rechtsmiddelenverbod

Het openstaan van een rechtsmiddel heeft als voordeel dat er een hogere rechter is die ervoor kan waken dat beslissingen van de lagere rechters niet te veel uiteen zullen lopen. Ook is het openstaan van een rechtsmiddel een verbetering voor de rechtsbescherming van partijen indien zij zich onrechtvaardig behandeld voelen. Toch heeft de wetgever in een aantal wetsbepalingen een rechtsmiddelenverbod willen opnemen. Welke gedachte zit daar achter? Eenvoudige zaken als een burenruzie kunnen tot de Hoge Raad worden uitgeprocedeerd. Maar bij een geschil in de deelgeschilprocedure inzake een letsel of overlijdensschadezaak is de mogelijkheid van hoger beroep uitgesloten. Terwijl dit geschil voor partijen, met name de benadeelde, ingrijpend kan zijn. Is het wenselijk dat een snelle uitkomst voor partijen moet wijken voor de uniformiteit en rechtsbescherming van partijen? De wetgever heeft het doel van de deelgeschilprocedure voorop gesteld, een versnellende en vereenvoudigde afwikkeling van personenschadezaken. Krachtens de zogenaamde doorbrekingsjurisprudentie zijn de onder een rechtsmiddelenverbod vallende uitspraken toch vatbaar voor hoger beroep en beroep in cassatie.62 Dit is ook in de deelgeschilprocedure het geval op grond van het arrest

van de Hoge Raad van 18 april 2014.63

§ 4.5.1 De doorbrekingsgronden

In de rechtspraak en onder andere in het arrest Enka/Dupont64 is de regel geformuleerd dat het

wettelijk rechtsmiddelenverbod onder omstandigheden kan worden doorbroken.65 Het arrest

van de Hoge Raad had betrekking op het voorlopig getuigenverhoor. Dupont verzocht om een voorlopig getuigenverhoor van drie werknemers van Enka omdat Dupont zijn concurrent

61 Klaassen 2012, art. 1019cc Rv, aant. C.3 62 Stein e.a. 2015, pag. 276

63 HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:943

64 HR 29 maart 1985, NJ 1986/242, ECLI:NL:HR:1985:AG4989, 65 Bakels e.a. in Asser 2012, 24

(27)

Enka verdacht van inbreuk op haar octrooirecht. Enka wil niet dat Dupont op deze manier toegang krijgt tot haar bedrijfsgeheimen en gaat in beroep tegen de beschikking van de rechtbank waarin het verzoek van voorlopig getuigenverhoor is toegewezen. Enka moest in haar cassatieberoep tegen de beschikking, waarbij op verzoek van Dupont een voorlopig getuigenverhoor werd toegestaan, ontvankelijk worden verklaard. De vraag is of de niet-ontvankelijkheid voortvloeit uit het bepaalde van artikel 878 lid 2 Rv dan wel daaruit dat tegen de beschikking in dit geval appel openstaat. Uit de bestreden beschikking van de

rechtbank blijkt dat Enka, die in het verzoekschrift was aangeduid als ‘de wederpartij’, niet op het verzoek is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen door de rechtbank. De rechtbank heeft bij het nemen van haar beschikking een vorm verzuimd. De wettelijke regeling van het voorlopig getuigenverhoor in het horen of althans daartoe behoorlijk worden opgeroepen is van essentiële betekenis. Het beginsel van ‘hoor en wederhoor’ behoort tot de fundamentele rechtsbeginselen van het procesrecht. Bij verzuim van zulke essentiële vormen behoort hoger beroep open te staan tegen deze beschikking.

In het arrest Enka/Dupont worden de doorbrekingsgronden geformuleerd. Hoger beroep tegen een beschikking is ontvankelijk, indien en voor zover een van de volgende gronden wordt aangevoerd:

- de rechter is buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling getreden; - de rechter heeft de desbetreffende regeling ten onrechte buiten toepassing gelaten; - bij de behandeling van de zaak is een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel

veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.66

Ik gebruik het woord beschikking omdat het arrest Enka/Dupont een verzoekschriftprocedure was. Volgens Bakels e.a. is er geen twijfel dat de doorbrekingsgronden ook in de

dagvaardingsprocedure gelden.67

Bij de eerste doorbrekingsgrond gaat het er om dat de beslissing een ander onderwerp betreft dan waarvoor de uitsluiting is bedoeld. Hierbij kun je denken aan beslissingen inzake

ontvankelijkheid, bevoegdheid of de proceskosten.68 Ingevolge de tweede doorbrekingsgrond

zijn alleen beslissingen op voorvragen, ondanks het rechtsmiddelenverbod, toch appellabel. Onjuiste beslissingen of misslagen bij de toepassing van de bepaling die de rechter tot

66 Bakels e.a. 2012, 24 67 Bakels e.a. 2012, 24

68 HR 10 juni 1983, NJ 1984/270, ECLI:NL:HR:1983:AG4606 en HR 19 oktober 1979, NJ 1980/471,

(28)

oordelen roept, vallen hier niet onder.69 Een voorbeeld hiervan is toepassing van artikel 7:685

BW. Dit artikel is ten onrechte toegepast als de overeenkomst waarvan de ontbinding is uitgesproken geen arbeidsovereenkomst is of als de daarbij overeengekomen ontbindende voorwaarde al was vervuld.70 Bij de derde doorbrekingsgrond is de vraag wanneer de rechter

een fundamenteel rechtsbeginsel schendt. Blijkens de jurisprudentie is dat het geval indien de rechter het recht van hoor en wederhoor heeft veronachtzaamd71 door een partij niet op een

juiste wijze op te roepen72 of een partij onvoldoende gelegenheid te geven haar verweer voor

te bereiden.7374

Als een van bovenstaande doorbrekingsgronden wordt aangevoerd, is het hoger beroep, ondanks een rechtsmiddelenverbod, toch ontvankelijk. Vervolgens wordt beoordeeld of het beroep op een doorbrekingsgrond terecht is. Indien zich, naar het oordeel van de appelrechter, geen doorbrekingsgrond voordoet, moet het hoger beroep alsnog worden verworpen. De appelrechter dient dan niet over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak.75

§ 4.5.2 Doorbreking van het rechtsmiddelenverbod niet altijd mogelijk

Niet alle rechtsmiddelenverboden kunnen door bovenstaande gronden worden doorbroken. Er zijn ook rechtsmiddelenverboden waarbij doorbreking niet mogelijk is.

Zo overweegt de Hoge Raad76 in een arrest van 16 maart 2007 dat de doorbrekingsgronden

niet gelden voor zaken die niet boven de financiële appelgrens van artikel 332 lid 1 Rv uitkomen. Omdat hoger beroep niet kan openstaan in zaken waarvan het geringe financiële belang niet opweegt tegen de tijd en kosten die zijn gemoeid met de behandeling van de zaak in hoger beroep.77 Ook Bakels78 e.a. noemt deze uitzondering. Hij geeft daarbij aan dat de

uitsluiting van doorbreking van de appelgrens van artikel 332 lid 1 Rv wel aanvaardbaar is indien in cassatie ruimte wordt geboden voor klachten over schending van fundamentele rechtsbeginselen op grond van artikel 80 lid 1 Wet RO. Bakels e.a. geeft nog een voorbeeld

69 Stein & Rueb 2015, pag. 276

70 HR 4 april 1986, NJ 1986/549, ECLI:NL:HR:1986:AB8721 en HR 19 februari 1993, NJ 1993/351,

ECLI:NL:HR:1993:ZC0880

71 HR 27 juni 1997, NJ 1998/328, ECLI:NL:HR:1997:ZC2407 72 HR 30 maart 2001, NJ 2001/303, ECLI:NL:HR:2001:AB0813 73HR 6 maart 1992, NJ 1992/509, ECLI:NL:HR:1992:ZC0535 74 Stein & Rueb 2015, pag. 276 en 277

75 Lock 2015, pag. 21

76 HR 16 maart 2007, NJ 2007, 637, ECLI:NL:HR:2007:AZ1490 77 Mollema 2010, pag 4 & 5

(29)

van een appelverbod, die niet kan worden doorbroken. Geen hogere voorziening is toegelaten tegen de beslissing op het verzet tegen verandering of vermeerdering van eis van artikel 130 lid 2 Rv omdat de aard van de beslissing zich daartegen verzet.79 De beslissing is niet

definitief waardoor er geen rechten worden ontnomen en het gaat om een marginale toetsing. Lock80 voert nog aan het verbod om tussentijds in hoger beroep te komen van een (zuivere)

tussenuitspraak, artikel 337 lid 2 en 358 lid 1 Rv. Die bepaling leent zich niet voor

doorbreking en sluit de bevoegdheid tot appel niet uit, maar regelt slechts het moment waarop deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend. Daarvoor is de doorbrekingsjurisprudentie niet bedoeld.81 Er is geen sprake van uitsluiting van rechtsmiddelen en daardoor kan er geen

sprake zijn van doorbreking van uitsluiting. Hierbij stelt Lock terecht de vraag of de

doorbrekingsjurisprudentie al dan niet geldt bij beslissingen in het kader van de zogenoemde deelgeschilprocedure. Deze vraag is beantwoord in het arrest van de Hoge Raad82 van 18 april

2014 en zal worden besproken in het volgende hoofdstuk. § 4.6 Conclusie

De wetgever heeft met artikel 1019cc Rv willen aansluiten bij de leer van de bindende

eindbeslissing. Echter is het op grond van het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010 mogelijk dat de rechter, bij een gewijzigd inzicht, terugkomt op de bindende eindbeslissing, zonder partijen hierover in te lichten. Wel dienen partijen reeds eerder een inhoudelijk debat te hebben gevoerd.

De mogelijkheid van hoger beroep in de deelgeschilprocedure is opgenomen in artikel 1019bb Rv jo artikel 1019cc lid 3 Rv. In artikel 1019bb Rv staat een bijzondere uitsluiting van zowel hoger beroep als beroep in cassatie. Dit noemt men een rechtsmiddelenverbod. De functie van het rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure is dat de procedure blijft voorzien in een snelle afwikkeling van de personenschadezaken. Tegen de beschikking in de

deelgeschilprocedure staat geen voorziening open, behoudens artikel 1019cc lid 3 Rv. Op grond van artikel 1019cc lid 3 Rv is hoger beroep mogelijk, tegelijk met het hoger beroep tegen het eindvonnis uit de bodemprocedure, dan wel direct, mits de bodemrechter, na verzoek van een van de partijen daartoe, voor een tussentijds appel toestemming geeft. Naast artikel 1019cc lid 3 Rv is er nog een mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de beschikking van de deelgeschilrechter namelijk als doorbreking van het rechtsmiddelenverbod

79 HR 28 mei 1999, NJ2000/20, ECLI:NL:HR:1999:ZC2963 80 Lock 2015, pag. 21

81 HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0598 82 HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:943

(30)

kan worden bepleit. Het rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken indien de rechter buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden, deze ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.

Hoofdstuk 5

Doorbrekingsjurisprudentie en de toepassing daarvan in

de deelgeschilprocedure

§ 5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in de tweede paragraaf de toepassing van de doorbrekingsgronden voor het rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure besproken. In de paragrafen drie en vier wordt de toepassing van de doorbrekingsgronden in de deelgeschilprocedure besproken aan de hand van twee arresten van de Hoge Raad. In de vijfde paragraaf zal een antwoord worden gegeven op de laatste deelvraag van mijn scriptie, de gevolgen van doorbreking van het rechtsmiddelenverbod in de deelgeschilprocedure.

§ 5.2 Doorbrekingsjurisprudentie in de deelgeschilprocedure

De doorbrekingsgronden, die in de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn ontwikkeld, zijn voor de deelgeschilprocedure herhaald in het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage.83 De

verzoekster in deze procedure voerde aan dat de kantonrechter ten onrechte de

deelgeschilprocedure van artikel 1019w Rv toepasselijk heeft geacht en daarom buiten het

(31)

toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure is getreden, alsmede dat de kantonrechter fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden, met name het beginsel van hoor en wederhoor.84 Het gerechtshof oordeelt dat de verzoekster ontvankelijk was in haar hoger

beroep en overweegt verder dat er niet geoordeeld kan worden dat de kantonrechter ten onrechte de deelgeschilprocedure toepasselijk heeft geacht en waarmee zij buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure zou zijn getreden. Er is voorafgaand aan de deelgeschilprocedure voldoende onderhandeld tussen de schadebehandelaar van verzoekster en de advocaat van de werknemer. Tevens heeft het inleidend verzoek betrekking op

letselschade van de werknemer en partijen hebben een geschil over de

aansprakelijkheidsvraag. Daarnaast is het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden omdat verzoekster ruimschoots de gelegenheid heeft gehad al haar standpunten schriftelijk en mondeling toe te lichten. Het beroep van verzoekster wordt verworpen.

Bij de parlementaire behandeling van de Wet deelgeschilprocedure is stilgestaan bij de mogelijkheden van doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 1019bb Rv. De minister heeft in de memorie van toelichting85 aangegeven dat in de rechtspraak kan worden

bepaald in hoeverre de uitsluiting van rechtsmiddelen kan worden doorbroken. Hierbij dienen de doorbrekingsgronden te worden toepast.86 Inmiddels zijn hier door de Hoge Raad twee

arresten over uitgesproken. Dezen worden in de volgende paragrafen besproken. Uit het eerste arrest in paragraaf 5.3 blijkt dat het rechtsmiddelenverbod van artikel 1019bb Rv kan worden doorbroken. Het tweede arrest in paragraaf 5.4 gaat in op de vragen of artikel 1019cc lid 3 Rv (tussentijdse) cassatie tegen een beslissing in een deelgeschilprocedure mogelijk maakt, op welke wijze dit dan zou moeten geschieden en of het bijzondere kostenregime van de deelgeschilprocedure opgaat.87

§ 5.3 Arrest van de Hoge Raad 18 april 2014 § 5.3.1 De casus

De casus uit het arrest van de Hoge Raad van 18 april 201488 is als volgt. In 2010 heeft de

werknemer letsel opgelopen bij een arbeidsongeval op de bouwplaats. De werknemer was in dienst van een uitzendbureau en op de bewuste dag werkzaam voor de inlener. Hij heeft de

84 Gerechtshof ’s-Gravenhage 5 juni 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8517, r.o. 7 85Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, pag. 19

86 Zie ook Gerechtshof ’s-Gravenhage 5 juni 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8517, r.o. 6 87 Overes 2015, pag. 81

(32)

inlener aansprakelijk gesteld voor zijn schade. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de inlener heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen. Hierop heeft de werknemer de kantonrechter op grond van artikel 1019w Rv onder meer verzocht voor recht te verklaren dat de inlener zijn zorgplicht ex art 7:658 Bw jegens hem niet heeft nageleefd en aansprakelijk is voor zijn letselschade als gevolg van het arbeidsongeval en de inlener te veroordelen in de kosten van de procedure. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen. Vervolgens is de inlener hiervan in hoger beroep gekomen. Hij voert daartoe aan dat de kantonrechter ten onrechte de deelgeschilprocedure heeft toegepast en buiten het toepassingsbereik daarvan is getreden en fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden, althans essentiële vormen heeft verzuimd.

Het gerechtshof Amsterdam89 overweegt in haar uitspraak van 4 december 2012 dat volgens

artikel 1019bb Rv tegen de beschikking van de kantonrechter geen voorziening openstaat, ook geen cassatie.90 Het gerechtshof volgt de aangevoerde gronden van de inlener niet. Volgens

het gerechtshof is de doorbrekingsjurisprudentie niet van toepassing.91 Op grond van artikel

1019cc lid 3 Rv kan men van de beschikking, voor zover die uitdrukkelijk en zonder

voorbehoud genomen beslissingen inhoudt betreffende de materiele rechtsverhouding tussen partijen, hoger beroep worden ingesteld zoals dat van een tussenvonnis mogelijk is. Dus gelijk met het eindvonnis in de bodemprocedure of gedurende de bodemprocedure maar alleen wanneer de rechter in eerste aanleg hoger beroep heeft opengesteld. De bevoegdheid van appel wordt niet uitgesloten maar het moment waarop deze bevoegdheid mag worden uitgeoefend, wordt geregeld. Het gerechtshof overweegt in r.o. 3.5 het volgende: “Weliswaar

behoeft de deelgeschillenprocedure niet tot een procedure ten principale te leiden, maar dat doet er niet aan af dat een partij die zich niet kan verenigen met de beslissing van de rechter in de

deelgeschillenprocedure, via de weg van artikel 1019cc Rv, hoger beroep kan instellen. De doorbrekingsjurisprudentie is dan niet van toepassing” Het hoger beroep van de inlener is niet-ontvankelijk.

§ 5.3.2 De beslissing van de Hoge Raad

De inlener gaat in cassatie van de uitspraak van het gerechtshof. De rechtsvraag die aan de Hoge Raad wordt voorgelegd is: “of het in artikel 1019bb Rv vervatte rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken indien de rechter de deelgeschilprocedure als bedoeld in de artikel 1019w e.v. Rv 89 Gerechtshof Amsterdam 4 december 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:3600

90 In HR 21 september 2012, LJN:BW4896 is in de beschikking anders beslist over het openstaan van cassatie 91 Gerechtshof Amsterdam 4 december 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:3600. r.o. 3.3-3.6

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze brochure vervangt dus niet de informatie die u van uw behandelend arts reeds kreeg en die rekening houdt met uw specifieke toestand. Zijn er na het lezen van deze brochure

In seizoen 1999/00, het jaar dat het afschot van Smienten al met meer dan 95 procent is teruggebracht, is een toename in het aandeel poldersmienten zichtbaar (figuur 6).. Het

In mijn vorige brief (Kamerstuk 33 576 nr. 3) heb ik u een drietal randvoorwaarden voor een succesvolle introductie van het nieuwe stelsel genoemd, te weten goedkeuring van de

Hierbij wordt een inzicht in timing en het voorkomen van diadrome vis duidelijk aan de hand van de fuikvangsten (die de resultante zijn van aantallen en het gedrag, dus

Bij exploot van dagvaarding van 1 september 2015 was appellante in hoger beroep gekomen van de deelgeschilbeschikking en bij exploot van dagvaarding van dezelfde datum had

[r]

Tabel 1– Dotterbloemgrasland, kensoorten uit de Vegetatie van Nederland op klasse-, orde-, verbondsniveau (Schaminée et al., 1996), met onderstreept de kenmerkende soorten die nu

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk