• No results found

Bellens, K., Van Damme, J., Van den Noortgate, W. & Gielen, S. (2013) Countries' strive towards more quality and equity in education: success or failure? (Summary), SSL/2013.15/1.1.2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bellens, K., Van Damme, J., Van den Noortgate, W. & Gielen, S. (2013) Countries' strive towards more quality and equity in education: success or failure? (Summary), SSL/2013.15/1.1.2"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

COUNTRIES’ STRIVE TOWARDS

MORE QUALITY AND EQUITY IN

EDUCATION: SUCCESS OR

FAILURE?

Evidence from TIMSS 2003 and 2011,

Grade 4

Kim Bellens, Jan Van Damme,

(2)
(3)

COUNTRIES’ STRIVE TOWARDS MORE

QUALITY AND EQUITY IN EDUCATION:

SUCCESS OR FAILURE?

Evidence from TIMSS 2003 and 2011, Grade 4

Kim Bellens, Jan Van Damme, Wim Van Den Noortgate &

Sarah Gielen

Promotor: Sarah Gielen

Research paper SSL/2013.15/1.1.2

Leuven, 10 januari 2014

(4)

Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB.

Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:

Bellens K., Van Damme J., Van Den Noortgate W. & Gielen S. (2014), Countries’ strive towards more

quality and equity in education: success or failure? Evidence from TIMSS 2003 and 2011, Grade 4,

Steunpunt SSL, Leuven.

Voor meer informatie over deze publicatie kim.bellens@ppw.kuleuven.be

Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek.

In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens.

D/2014/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer © 2014 STEUNPUNT STUDIE- EN SCHOOLLOOPBANEN

p.a. Secretariaat Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven

(5)

Countries’ strive towards more quality and equity in education: success or failure?| v

Inhoud

Inhoud v Nederlandstalige samenvatting 1 1. Inleiding 1 2. Onderzoeksopzet 2 3. Resultaten 2 4. Beleidsimplicaties 3 5. Referenties 5

(6)

Countries’ strive towards more quality and equity in education: success or failure?| 1

Nederlandstalige samenvatting

1.

Inleiding

Kwaliteit en gelijkheid zijn twee algemeen geldende doelen die worden nagestreefd in onderwijssystemen. In het bijzonder wordt een hoog prestatieniveau beoogd en wordt getracht om hierbij te verzekeren dat alle studenten dezelfde mogelijkheden hebben om hun hoogst mogelijke prestatieniveau te bereiken. De aandacht voor beide doelen weerspiegelt zich in tal van beleidsdocumenten. Het streven naar meer kwaliteit kan gekaderd worden binnen de enorme hoeveelheid aan onderzoeksliteratuur die de positieve effecten aantoont van onderwijs. Verscheidene criteria kunnen bekeken worden om de kwaliteit van onderwijssystemen in kaart te brengen (o.a. cijfers omtrent vroegtijdig schoolverlaten, toetsprestaties, didactische processen). Hanushek en Woessmann (2008) komen in hun reviewstudie tot de conclusie dat prestaties, met in het bijzonder prestaties in de vroege schoolloopbaan, een sterke indicator vormen van vele positieve onderwijsuitkomsten en kansen in de latere levensloop. Het streven naar meer gelijkheid kan gekaderd worden binnen de aandacht voor sociale rechtvaardigheid, waarbij de vraag gesteld wordt hoe we kunnen bijdragen tot het creëren van een meer gelijke, respectvolle en eerlijke samenleving voor iedereen (Zajda, Majhanovich & Rust, 2007). Visies omtrent wat sociaal rechtvaardig is, zijn echter divers. Twee grote strekkingen kunnen hieromtrent onderscheiden worden: een meritocratische en een egalitaristische visie op sociale gelijkheid. Deze laatste visie kent heden ten dagen de grootste aanhang en wordt vaak impliciet gehanteerd door onderwijsbetrokkenen.

In onderzoek naar kwaliteit van onderwijssystemen focussen de meeste onderzoekers enkel op het gemiddelde prestatieniveau. Dit gemiddelde prestatieniveau toont echter niet de hele prestatieverdeling, die een verdergaand inzicht biedt in de kwaliteit van een onderwijssysteem (cf. Condron, 2013). Daarnaast worden kwaliteit en gelijkheid voornamelijk cross-sectioneel bestudeerd. Door onderwijssystemen op een bepaald tijdstip met elkaar te vergelijken, worden uitspraken gedaan over de relatieve kwaliteit van een land ten opzichte van een ander land. Hiermee wordt echter een belangrijk referentiepunt niet meegenomen, met name de eerdere situatie. Die kan enkel meegenomen worden door evoluties overheen de tijd te bekijken. Het bekijken van evoluties overheen de tijd biedt niet enkel informatie over waar landen zich situeren ten opzichte van andere landen op één tijdsmoment, maar biedt ook informatie omtrent de mate van vooruitgang van landen ten opzichte van andere landen. Neem bijvoorbeeld land A dat in 2011 een lager gemiddeld prestatieniveau kent dan die in land B. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het prestatieniveau in land A lager is dan die in land B. Echter, de evoluties doorheen de tijd kunnen aantonen dat land A in de periode van 2003-2011 een sterke stijging kende in het gemiddelde prestatieniveau, daar waar land B gekenmerkt wordt door een sterke daling. Dit betekent dat land A er beter in slaagt om het prestatieniveau te verhogen dan land B.

Tot slot kan de vraag gesteld worden of er een keuze dient gemaakt te worden tussen het streven naar kwaliteit en/of gelijkheid. Onderzoeksresultaten tonen aan dat het mogelijk is dat

(7)

Countries’ strive towards more quality and equity in education: success or failure?| 2

onderwijssystemen gekenmerkt worden door zowel hoge kwaliteit als hoge gelijkheid (Woessmann, 2004). Evoluties doorheen de tijd in kwaliteit en gelijkheid en hoe beide trends samengaan, werden echter nog niet bekeken overheen landen.

2.

Onderzoeksopzet

Deze studie stelt drie onderzoeksdoelen voorop. Een eerste doel is het bestuderen van de trends in prestatieniveau van onderwijssystemen (als indicator van kwaliteit) tussen 2003 en 2011, waarbij zowel de globale trend overheen landen als de landspecifieke trends worden onderzocht. Hierbij nemen we zowel de trends in gemiddelde prestatieniveau als de trends van de 10% studenten met het hoogste respectievelijk laagste prestatieniveau mee. Een tweede onderzoeksdoel betreft het bestuderen van de trends in gelijkheid in onderwijssystemen tussen 2003 en 2011. Ook hier bekijken we zowel de globale trend overheen landen als de landspecifieke trends. Er worden twee operationaliseringen van gelijkheid bestudeerd: (1) de prestatiekloof en (2) de samenhang tussen prestaties en achtergrondkenmerken van leerlingen, waarbij sociale ongelijkheid en ongelijkheid op basis van taalachtergrond wordt bekeken. Als indicator van sociale achtergrond wordt het aantal boeken thuis genomen. De thuistaal van de leerling vormt de indicator van taalachtergrond. Tot slot gaan we in een derde onderzoeksdoel na in welke mate trends in kwaliteit samengaan met trends in gelijkheid.

Deze onderzoeksdoelen worden bestudeerd door gebruik te maken van de data van de Trends in Mathematics and Science Study (TIMSS) van 2003 en 2011, van het vierde leerjaar van het lager onderwijs. Op basis van de beschikbaarheid van vergelijkbare data overheen landen en overheen de tijd worden 17 landen in de analyses opgenomen: Armenië, Australië, België (Vlaanderen), Chinees Taipei, Engeland, Hong Kong, Hongarije, Iran, Italië, Japan, Litouwen, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Singapore, Tunesië en Verenigde Staten. Er wordt gebruik gemaakt van drie- en twee-level modellen om de onderzoeksvragen te beantwoorden. De analyses maken gebruik van de vijf plausibele waarden voor de prestaties van elke individuele leerling die beschikbaar worden gesteld door TIMSS. Daarnaast worden gewichten gebruikt in de analyses om het complexe sample design in rekening te brengen.

3.

Resultaten

Allereerst is er een algemene evolutie van een stijgend gemiddeld wiskundeniveau en een stabiel gemiddeld wetenschapsniveau overheen de 17 betrokken landen. Er worden echter verschillen tussen landen gevonden: waar sommige landen gekenmerkt worden door een stijgend prestatieniveau voor zowel wiskunde als wetenschappen, zijn er anderen die een stijgend wiskundeniveau combineren met een stabiel of dalend wetenschapsniveau. Nog anderen combineren een stabiel of dalend wiskundeniveau met een dalend wetenschapsniveau. Vlaanderen behoort tot deze laatste groep, met een stabiel wiskundeniveau en een dalend wetenschapsniveau.

Als we ook de evolutie in het prestatieniveau van twee extreme groepen meenemen, krijgen we een beter beeld over hoe het gemiddelde prestatieniveau bereikt wordt. Ook hier zijn verschillen tussen

(8)

Countries’ strive towards more quality and equity in education: success or failure?| 3

landen merkbaar. Bijvoorbeeld, in landen waar het gemiddelde prestatieniveau stijgt, kan dit komen door een stijging in het prestatieniveau van de 10% sterkst presterende leerlingen, gepaard gaand met een stabiel prestatieniveau van de 10% zwakst presterende leerlingen. In andere landen stijgt het gemiddelde prestatieniveau bijvoorbeeld omwille van een sterke stijging in het prestatieniveau van de 10% zwakst presterende leerlingen en een stabiel prestatieniveau van de 10% sterkst presterende leerlingen. Vlaanderen kent een daling in gemiddeld wetenschapsniveau, dat bereikt wordt door een significante daling van de prestaties van de 10% laagst presterende leerlingen en een stabiel prestatieniveau (of een niet-significant dalende trend) van de 10% hoogst presterende leerlingen. Het stabiele gemiddelde wiskundeniveau wordt bereikt door een stabiel prestatieniveau van zowel de 10% zwakst als 10% sterkst presterende leerlingen. Op basis van deze resultaten krijgen we ook zicht op de evolutie in prestatiekloof. Ook deze verschilt sterk tussen landen. Waar in sommige landen de prestatiekloof vergroot, is deze stabiel of verkleint deze in andere landen. Ook hier geldt dat er verschillende manieren zijn om deze kloof te vergroten of te verkleinen. Waar in sommige landen de prestatiekloof verkleint door een daling in het prestatieniveau van de 10% sterksten, gebeurt dit in andere landen door een stijging van het prestatieniveau van de 10% zwaksten. In Vlaanderen is er geen significante evolutie in prestatiekloof, voor wiskunde noch voor wetenschappen.

Met betrekking tot de resultaten omtrent sociale gelijkheid en gelijkheid op basis van taalachtergrond zien we dat in het algemeen de sociale ongelijkheid is toegenomen in de periode 2003-2011, terwijl de ongelijkheid op basis van taalachtergrond is afgenomen. Als we kijken naar landspecifieke trends, krijgen we ook hier weer grote verschillen tussen landen te zien. Voor wiskunde wordt Vlaanderen gekenmerkt door een (niet-significante) trend naar minder sociale ongelijkheid en een (niet-significante) trend naar minder ongelijkheid op basis van taalachtergrond. Met betrekking tot wetenschappen zien we in Vlaanderen een (niet-significante) trend naar meer sociale ongelijkheid. Tot slot wordt in Vlaanderen een significante trend naar meer ongelijkheid op basis van taalachtergrond gevonden betreffende wetenschappen, een trend die ingaat tegen de algemene trend overheen landen.

Tot slot werd onderzocht of evoluties naar meer kwaliteit (met name een hoger prestatieniveau) samengaan met evoluties naar meer gelijkheid. Er werden geen significante correlaties gevonden, wat erop wijst dat beide evoluties niet systematisch samengaan. Echter, we zien wel een aantal onderwijssystemen die gekenmerkt worden door zowel een evolutie naar een hoger prestatieniveau als naar meer gelijkheid, wat erop wijst dat beide doelen elkaar niet uitsluiten.

4.

Beleidsimplicaties

Op basis van deze studie kunnen een aantal beleidsaanbevelingen geformuleerd worden.

Allereerst toont deelname van Vlaanderen aan TIMSS in het vierde leerjaar in zowel 2003 en 2011 maakt dat het vergelijken van dergelijke evoluties overheen de tijd in internationaal perspectief mogelijk werd. Met deze studie werden de evoluties in prestatieniveau voor wiskunde en wetenschappen en in sociale gelijkheid en gelijkheid op basis van taalachtergrond in kaart gebracht voor Vlaanderen, in vergelijking met andere onderwijssystemen. Deze resultaten tonen een eerder

(9)

Countries’ strive towards more quality and equity in education: success or failure?| 4

verontrustende trend voor Vlaanderen, met een dalend wetenschapsniveau en een stijgende ongelijkheid op basis van taal binnen het wetenschapsonderwijs. Daarnaast kent Vlaanderen een stabiel wiskundeniveau (waar de algemene trend overheen de landen een significant stijgende trend blootlegt) en een eerder stabiele sociale gelijkheid en gelijkheid op basis van taalachtergrond binnen het wiskundeonderwijs. Waar in het rapport van Bellens, Arkens, Van Damme en Gielen (2013) reeds een partiële evaluatie van het GOK-beleid werd gemaakt enkel op basis van de Vlaamse data van TIMSS 2003 en 2011, toont het plaatsen van deze resultaten in internationaal perspectief een nog somberder plaatje. Deze evaluatie in internationaal perspectief biedt beleidsmakers informatie omtrent de evolutie van het Vlaamse onderwijs zodat bijsturing kan plaatsvinden.

Daarnaast toont deze studie duidelijk aan dat niet enkel naar het gemiddelde mag gekeken worden in het evalueren van de onderwijskwaliteit, aan de hand van het prestatieniveau. De evolutie overheen de tijd van het gemiddelde prestatieniveau, gepaard gaand met de evolutie van het prestatieniveau van de 10% hoogste en 10% laagst presterende leerlingen toont duidelijk aan dat (de evolutie van) de gehele prestatiedistributie bekeken moet worden om gegronde uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit van een onderwijssysteem. Het kan namelijk in vraag gesteld worden of een hoger gemiddeld prestatieniveau dat behaald wordt door middel van een stijging van de 10% hoogst scorende leerlingen en een stabiel prestatieniveau van de 10% laagst scorende leerlingen, een kwaliteitsverhoging inhoudt. Of omgekeerd, dat een hoger prestatieniveau dat behaald wordt door middel van een stabiel of dalend prestatieniveau van de 10% hoogst scorende leerlingen en een stijgend prestatieniveau van de 10% laagst scorende leerlingen, een kwaliteitsverhoging inhoudt. Bijkomend biedt de prestatiekloof an sich weinig tot geen zinvolle informatie over gelijkheid.

Ten derde wordt in deze studie aangetoond dat evoluties naar hogere prestaties in sommige landen samengaan met evoluties naar meer gelijkheid. Dit is momenteel nog niet het geval in Vlaanderen. Verder onderzoek dient te gebeuren naar de voorwaarden om beide doelen te bereiken, om op die manier ervoor te zorgen dat Vlaanderen de doelstellingen omtrent kwaliteit en gelijkheid ook werkelijk kan bereiken.

Tot slot toont deze studie duidelijk het belang aan van het bestuderen van evoluties overheen de tijd in internationaal perspectief. Deelname aan internationaal onderzoek brengt het Vlaamse onderwijssysteem in kaart in vergelijking met andere onderwijssystemen, wat belangrijke informatie biedt om het Vlaamse onderwijssysteem te evalueren. Deze studie toont aan dat dergelijke evaluatie op basis van cross-sectionele data het best aangevuld wordt met longitudinale analyses. Enerzijds omdat het voor Vlaanderen belangrijk is om een goed zicht te krijgen op de eigen evolutie overheen de tijd, anderzijds ook omdat evoluties die andere landen maken overheen de tijd een bijkomend, belangrijk referentiekader bieden op basis waarvan het Vlaamse onderwijs kan geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd worden. Frequente deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek is daarvoor noodzakelijk. Frequente deelname zorgt er namelijk voor dat het Vlaamse onderwijs niet enkel op een bepaald tijdstip in het licht van andere landen geëvalueerd kan worden, maar zorgt er tevens voor dat trenddata beschikbaar zijn waarmee een evaluatie gemaakt kan worden van de evolutie van het Vlaamse onderwijs in vergelijking met evoluties in andere onderwijssystemen. Als een land zelf een stabiel prestatieniveau kent overheen de jaren, maar alle omringende landen een vooruitgang in prestatieniveau kennen, is een stabiel niveau in zekere zin toch een achteruitgang.

(10)

Countries’ strive towards more quality and equity in education: success or failure?| 5

5.

Referenties

Bellens, K., Arkens, T., Van Damme, J., & Gielen, S. (2013). Sociale ongelijkheid en ongelijkheid op

basis van thuistaal inzake wiskundeprestaties in het Vlaamse onderwijs: Veranderingen tussen 2003 en 2011 op basis van TIMSS, vierde leerjaar. Leuven: Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, rapport

nr. SSL/2013/.02/1.1.2.

Condron, D. J. (2013). Affluence, inequality, and educational achievement: A structural analysis of 97 jurisdictions across the globe. Sociological Spectrum, 33, 73-97.

Hanushek, E. A. & Woessmann, L. (2008). The role of cognitive skills in economic development.

Journal of Economic Literature, 607-668.

Woessmann, L. (2004). How equal are educational opportunities?: Family background and student

achievement in Europe and the United States. Bonn: IZA.

Zajda, J., Majhanovich, S., & Rust, V. (2007). Introduction: Education and social justice. International

Review of Education, 52, 9-22.

Geïnteresseerden kunnen de volledige Engelstalige paper aanvragen via: kim.bellens@ppw.kuleuven.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Using this analytical method, essential parameters for rotor optimization such as aerodynamic torque generated by a blade during its rotation and the dynamic loading at rotor

As illustrated above, multiple studies suggested a positive pay-for-performance relationship and concluded that stock options payment provides CEOs with appropriate incentives..

This systematic review shows that, since the usage of DAA treat- ment, kidney transplantations from HCV infected donors to uninfected recipients could result in high graft survival

Zowel voor de controle als voor het be- handelen van de dieren moet het hok worden be- treden om de biggen goed te kunnen bekijken. Wanneer een big moet worden behandeld, moet

27) The degree of use of modern, efficient methods in the creation of products and services in the foreign country (relative skill level of labor force) 28) Wealth of the

Als in het antwoord verwezen wordt naar import door ACP-landen uit de EU moet dit fout gerekend worden, omdat dit niet overeenkomt met het doel van de handelsafspraken.. 4

2p 26 Beredeneer of de onderzoekers Acemoglu en Robinson uitgaan van evolutionistische theorieën of van afhankelijkheidstheorieën ter verklaring van de verschillen in

• een redenering voor de keuze voor evolutionistische theorieën met een inhoudelijke verwijzing naar de theorie van Acemoglu en Robinson 1 • een definitie van