• No results found

Het effect van verschillende kinesthetische visualisatietrainingen op het anticipatievermogen van keepers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van verschillende kinesthetische visualisatietrainingen op het anticipatievermogen van keepers"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Het Effect van verschillende Kinesthetische

Visualisatietrainingen op het Anticipatievermogen

van Keepers

Masterthese Datum: 30-01-2018 Naam: David Hofman Studentnummer: 10121811 Mastertrack: Sport- en Prestatiepsychologie Begeleider: Richard Ridderinkhof 2e beoordelaar: Dilene van Campen Universiteit van Amsterdam

(2)

2

Abstract

Dit onderzoek trachtte eerder gevonden resultaten (van der Bijl, 2015) op basis van de IMPPACT theorie (Ridderinkhof, 2014), dat anticipatievermogen van keepers verbeterd kan worden middels kinesthetische visualisatie van het schieten van voetbalpenalty’s, te repliceren maar nu op grotere schaal en met een aangepast meetinstrument. Het onderzoek is afgenomen bij 55 deelnemers die quasi-random werden verdeeld over twee condities. Deelnemers uit de ene conditie

(keepersconditie) kregen een visualisatietraining waarbij moest worden ingeleefd in de keeper. Deelnemers uit de andere conditie (schuttersconditie) kregen een visualisatietraining waarbij moest worden ingeleefd in de schutter. Beide condities werden zowel voor als na de training getest op anticipatievermogen bij voetbalpenalty’s door middel van een laptoptaak. Uit de resultaten bleek dat er geen sprake was van een significant interactie-effect. Dit bevestigd eerder gevonden resultaten niet maar hier zijn een aantal mogelijke verklaringen voor.

(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding……… ………4 Methode……….. ……….……..7 Resultaten……….. ……….……..11 Discussie……….. ………15 Literatuurlijst……….18 Bijlagen………..20

Bijlage A………. ……….……..20 Bijlage B………. ………...23 Bijlage C………. ………24 Bijlage D……… .…25 Bijlage E………. ………...27 Bijlage F1……….. ………...29 Bijlage F2……….. …………..….32 Bijlage G……… ….35

(4)

4

Inleiding

Voetbal is een van de grootste sporten ter wereld. Hier gaat dan ook enorm veel geld in om. Bij belangrijke toernooien zoals de Champions league, het Europees kampioenschap en natuurlijk het Wereldkampioenschap is er een onderdeel dat vaak beslist welk team wint, namelijk de penalty

shoot-out. Dit is een reeks van 10 penalty’s waarbij de teams om de beurt een penalty nemen totdat

elk team 5 penalty’s heeft genomen. Het team dat dan de meeste doelpunten heeft gescoord wint de wedstrijd. Bij een gelijke stand volgt er een zogenaamde sudden death. Hierin schieten de teams om de beurt één penalty. Het team dat scoort terwijl het andere team mist wint in dit geval de wedstrijd. Op zulke belangrijke momenten kan een keeper die goed is in het stoppen van penalty’s doorslaggevend zijn. Daarom vinden veel trainers het belangrijk voor keepers om veel te trainen op het houden van penalty’s. Maar is er misschien een andere manier om beter te worden in het stoppen van penalty’s dan alleen in het doel te staan.

Van der Bijl (2015) onderzocht een aanname van de IMPPACT theorie (Ridderinkhof, 2014) dat het anticipatievermogen van keepers bij voetbalpenalty’s verbeterd kan worden middels kinesthetische visualisatie van het schieten van penalty’s. Van der Bijl vond hier enigszins maar nog niet overtuigend bewijs voor. Het doel van dit onderzoek is om eerder gevonden resultaten te repliceren maar nu met een laptopmeting in plaats van de quasi-realistische meting van Van der Bijl (2015). Bevestiging van de eerdere bevindingen, maar nu op grotere schaal en met een aangepast meetinstrument (eenvoudiger en grootschaliger te gebruiken) zou de waarschijnlijkheid versterken dat de eerdere resultaten niet aan toeval kunnen worden toegeschreven, en zou de voorspellingen van de IMPPACT theorie verder ondersteunen.

Complementaire acties zijn een specifieke groep bewegingen die verschillen van een

geobserveerde actie terwijl ze er wel mee interacteren (Sebanz et al., 2006). Sartori en Betti (2015, p. 1) gebruiken als definitie: “Elke vorm van sociale interactie waarbij twee of meer individuen elkaars incongruente acties coördineren en complementeren, zonder imitatiebewegingen te doen”. Een simpel voorbeeld is het aanreiken van een kopje. Als iemand je een kopje aanreikt dat hij vast heeft bij het oor, pak je hem met open hand aan. Reikt iemand je een kopje aan met het oor naar jouw toe, pak je hem bij het oor tussen je duim en wijsvinger. Een voetbalpenalty kan je ook zien als een complementaire interactie. Een speler produceert een actie, namelijk een schot op doel, en de keeper produceert een gepaste incongruente actie, namelijk duiken om de bal tegen te houden. Sartori en Betti (2015) zeggen dat de volgende vaardigheden nodig zijn voor succesvolle complementaire interacties: (i) iemand anders’ beweging kunnen simuleren, (ii) iemand anders’ toekomstige acties kunnen voorspellen, (iii) een gepaste incongruente respons kunnen produceren die verschilt van, maar wel interacteert met, geobserveerde acties, (iv) de sociale interactie kunnen

(5)

5 voltooien door de voorspelde effecten van eigen en iemand anders acties te integreren.

Over de eerste vaardigheid, iemand anders’ actie kunnen simuleren, is al veel bekend. Er is veel bewijs voor het feit dat het zien van lichaamsbewegingen van andere mensen onbewust motor representaties activeert in de hersenen van de observator (Fadiga et al., 2005; Rizzolatti et al., 2009; Rizzolatti et al., 2001). Uit deze onderzoeken komt naar voren dat de geactiveerde motor

representaties imiterend zijn (Sartori et al., 2012). Dit effect wordt ook wel motor resonantie genoemd (Gallese, 2001). Dit houdt dus in dat mensen van nature al onbewust iemand anders actie simuleren in hun hersenen.

Over de andere vaardigheden die nodig zijn voor succesvolle complementaire interacties is pas recenter wat meer bekend. Sartori, Betti, Chinelatto en Castiello (2015) onderzochten of motor

coding tijdens actie observatie, dit is de onbewust activering van het motor systeem door het

observeren van een actie van iemand anders (motor resonantie), de kinematica van de

geobserveerde actie reflecteren of het uiteindelijke doel van de geobserveerde actie. Kort gezegd keken ze dus of motor resonantie alleen maar bestaat uit imiterende representaties (kinematic

coding) of ook bezig is met het voorspellen van de effecten van de geobserveerde actie (predictive coding) en welke gepaste reactie kan worden gedaan (respons coding). Dit onderzochten ze bij

deelnemers die in het doel stonden om een voetbalpenalty tegen te houden. Uit hun onderzoek bleek dat zowel kinematic, predictive als respons coding tegelijk kunnen plaatsvinden tijdens motor resonantie en elkaar niet uitsluiten. Dit houdt in dat als mensen een actie van iemand anders zien ze onbewust een interne replica maken van de actie, ze voorspellen wat het effect is van de actie, en welke gepaste reactie zij kunnen doen. En dit gebeurt allemaal in de tijd dat iemand een aanloop neemt om te schieten.

Deze gevonden resultaten komen overeen met de IMPPACT theorie (Ridderinkhof, 2014). IMPPACT staat voor Impetus, Motivation & Prediction in Perception-Action Coordiantion Theory en stelt dat het brein werkt als een voorspellingsmachine. Het probeert de effecten te voorspellen van zowel eigen acties, dit worden forward models genoemd, als acties van anderen, dit worden inverse

models genoemd. Vervolgens vergelijkt het brein de forward en inverse models met de

daadwerkelijke effecten van de actie. Het verschil tussen het voorspelde effect en het daadwerkelijke effect wordt de prediction error genoemd. Hoe vaker de actie wordt gedaan hoe meer kinesthetische ervaring er wordt opgedaan en hoe beter de forward en inverse models worden. Kinesthetische ervaring is de sensorische ervaring van een beweging. Op deze manier worden de forward en inverse

models steeds beter in het voorspellen van actie-effecten en wordt de prediction error steeds kleiner.

Na het voorspellen van de effecten van een actie kiezen de hersenen een gepaste respons om zo een eigen gesteld doel te kunnen behalen. Dit komt overeen met predictive en respons coding.

(6)

6 bal naartoe gaat en vervolgens daar naartoe te duiken (Frank & Harvey, 1997). Een keeper moet dus eigenlijk voordat de bal onderweg is naar het doel al kunnen voorspellen waar hij naartoe gaat. Hierbij maakt hij dus volgens de IMPPACT theorie gebruik van inverse models. Ridderinkhof en Brass (2015) zeggen echter dat de keeper ook de geobserveerde kinematica van de schutter linkt aan een bijbehorende kinesthetische ervaring. Vervolgens simuleert hij zichzelf mentaal in deze

kinesthetische ervaring. Op deze manier kan hij ook een forward model maken van waar de bal zou eindigen als hij zich zo zou bewegen. Dit forward model wordt accurater naarmate het beschikt over meer kinesthetische ervaring. Daarom stellen zij dat als keepers zouden oefenen op penalty’s schieten, hun forward models hiervan beter zouden worden waardoor ze uiteindelijk ook beter kunnen voorspellen waar een andere schutter gaat schieten.

Het verbeteren van een forward model kan niet alleen middels het daadwerkelijk uitvoeren van de actie. Het kan namelijk ook middels motor imagery (visualisatie) (Ridderinkhof & Brass, 2015).

Motor Imagery (MI) is de cognitieve vaardigheid om bewegingen te maken en te ervaren zonder ze

daadwerkelijk uit te voeren met het activeren van spieren (Moran et al., 2012). Er zijn twee

verschillende perspectieven waarin je MI kan doen, namelijk een eerste persoon perspectief en een derde persoon perspectief. Bij een eerste persoon perspectief verbeeld je je dat je kijkt door je eigen ogen. Bij een derde persoon perspectief daarentegen verbeeld je je dat je toekijkt, je ziet jezelf dus de beweging maken alsof je een toeschouwer bent. Dit perspectief wordt ook wel visuele MI (VMI) genoemd (Ridderinkhof & Brass, 2015). Het eerste persoon perspectief wordt vaak kinesthetische MI (KMI) genoemd. Dit omdat je niet alleen door je eigen ogen kijkt, maar dit perspectief ook vaak gepaard gaat met het ervaren en voelen van de zintuigen. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek van Calmels en collega’s (2006, aangehaald in Ridderinkhof & Brass 2015). Hier rapporteerden deelnemers dat ze realistische kinesthetische sensaties ervaarden tijdens het verbeelden van een turnoefening, de Yurchenko sprong.

Met MI kinesthetische ervaring opdoen kan dankzij functional equivalence. Funtional

equivalence houdt in dat daadwerkelijke bewegingen en dezelfde gevisualiseerde beweging deels

dezelfde hersengebieden activeren (Ridderinkhof & Brass, 2015). Onderzoek van Jeannerod (2006) laat zien dat de activering van de hersenen bij KMI gelijk is aan de voorbereidende planningsfase die uiteindelijk leidt tot een beweging. Ander onderzoek laat echter zien dat KMI, en niet VMI, de primaire motor cortex contralateraal op dezelfde manier activeert als daadwerkelijke bewegingen (Stinear et al., 2006). Dit betekent dat de activering tijdens KMI nog wel verder gaat dan alleen de voorbereidende planningsfase. Hierdoor kan je dus ook met KMI kinesthetische ervaring opdoen en daarmee je forward model verbeteren.

Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen of keepers beter kunnen worden in het tegenhouden van penalty’s. Dit wordt gedaan door een antwoord te vinden op de vraag of voor

(7)

7 keepers het oefenen van penalty’s schieten beter werkt als training dan het oefenen van het

tegenhouden van penalty’s. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van kinesthetische visualisatie in plaats van fysieke trainingen. De reden voor deze keuze is dat dit onderzoek op deze wijze op grote schaal in het lab kan worden gedaan. Op deze manier kunnen veel variabelen makkelijker worden gecontroleerd en kunnen de resultaten met grotere waarschijnlijkheid aan de trainingen worden geattribueerd. Daarnaast zullen andere masterstudenten dit onderzoek wel op het veld uitvoeren. Hierdoor vullen de onderzoeken elkaar mooi aan.

In het onderzoek zullen deelnemers worden verdeeld over twee condities. Deelnemers uit de ene conditie (keepersconditie) krijgen een visualisatietraining waarbij ze zich moeten inleven in de keeper. Deelnemers uit de andere conditie (schuttersconditie) krijgen een visualisatietraining waarbij ze zich moeten inleven in de penaltynemer. Ze worden zowel voor als na de training getest op het anticiperen van penalty’s. De eerste verwachting is dat alle deelnemers beter presteren op de nameting dan op de voormeting. Dit omdat zowel de deelnemers uit de keepersconditie als de deelnemers uit de schuttersconditie training krijgen in het houden van penalty’s.

De tweede verwachting is dat de deelnemers uit de schuttersconditie beter presteren op de nameting dan de deelnemers uit de keepersconditie. Dit wordt gebaseerd op de IMPPACT theorie (Ridderinkhof, 2014) die voorspelt dat de deelnemers uit de schuttersconditie een rijker forward

model opbouwen van het schieten van penalty’s. Hierdoor hebben ze extra informatie met

betrekking tot het schieten van penalty’s waardoor ze ook beter kunnen voorspellen waar de bal terecht gaat komen als iemand anders schiet.

Aangezien keepers over het algemeen te weinig tijd hebben om te reageren op penalty’s (Frank & Harvey, 1997) moeten ze anticiperen waar de bal naartoe gaat tijdens de aanloop. Hier lijkt reactiesnelheid ook een rol te spelen. Immers, als ze te langzaam zijn met het voorspellen waar de bal naartoe gaat kan het wel een goede voorspelling zijn maar stoppen ze de penalty niet. Daarom wordt er in dit onderzoek ook nog gekeken naar de reactiesnelheid van de deelnemers en het effect van beide trainingen hierop. Omdat hier nog weinig over bekend is zal dit exploratief zijn.

Methode

Deelnemers

Het onderzoek is uitgevoerd bij 55 studenten die tussen de 18 en 29 jaar (M = 21,67, SD = 2,85) oud waren, waarvan 22 mannen en 33 vrouwen. Zij werden quasi-random verdeeld over de

keepersconditie (N = 28) en de schuttersconditie (N = 27). De deelnemers kregen proefpersoonpunten ter compensatie voor hun deelname aan dit onderzoek.

(8)

8

Materiaal

De deelnemers zijn verdeeld over twee condities, de keepersconditie en de schuttersconditie. Beide condities krijgen een visualisatietraining. Deze visualisatietraining bestaat uit 2 blokken van 75 filmpjes van echte penalty’s waarbij de camera achter de schutter staat. Deze filmpje zijn van YouTube gehaald en betreffen professionele spelers en keepers tijdens shoot-outs in Champions League, Wereldkampioenschap of Europees kampioenschap wedstrijden. Elke penalty is één keer te zien in het eerste blok en één keer te zien in het tweede blok. Ze krijgen elke penalty dus twee keer te zien. Dit zodat de deelnemers zich echt kunnen inleven in de spelers. De deelnemers uit de keepersconditie wordt verteld om zich zo goed mogelijk in te leven in de keepers en de deelnemers uit de schuttersconditie wordt verteld om zich zo goed mogelijk in te leven in de schutter. Een blok duurt 10 minuten. In totaal duurt de training 21 minuten. De duur van de training is gebaseerd op het feit dat dit de minimale tijd is om een trainingseffect te krijgen (Savelsbergh et al., 2002). Voor het meten van anticipatievermogen in de pre- en post-test wordt gebruik gemaakt van een andere opstelling als gebruikt werd in het onderzoek van Savelsbergh en collega’s (2002; 2005; 2010). Daar werden deelnemers voor een groot scherm gezet en moesten ze met een joystick aangeven waar de bal naar toe zou worden geschoten. In dit onderzoek zien de deelnemers filmpjes op een laptop waarbij ze kijken vanuit het perspectief van de keeper. Ze zien een speler een aanloop nemen om een penalty te schieten. Vlak voordat de bal wordt geraakt stopt het filmpje en moeten de deelnemers binnen twee seconden met toetsen op het toetsenbord aangeven waar de bal naartoe wordt geschoten. Er zijn vier mogelijkheden, namelijk rechtsboven, rechtsonder, linksboven en linksonder. De pre-test en post-test bestaan uit twee blokken van 60 trials. Er zijn 20 verschillende filmpjes die in willekeurige volgorde worden afgespeeld. Elk filmpje wordt per blok dus drie keer afgespeeld. Deelnemers krijgen per juist voorspelde hoek een punt, bij een onjuist voorspelde hoek krijgen ze geen punt. Als ze niet op tijd een hoek hebben aangegeven wordt dit gezien als een onjuist voorspelde hoek en krijgen ze dus ook geen punt. De maximumscore is 120. Van de eindscore wordt het percentage berekent. Op deze manier hebben deelnemers een percentage juist voorspelde penalty’s voor de pre-test en een percentage juist voorspelde penalty’s voor de post-test.

Daarnaast wordt de reactiesnelheid van de deelnemers ook gemeten in de pre- en post-test. Deze wordt vastgesteld op het moment dat de deelnemers een respons indrukken op het

toetsenbord. Er wordt gemeten in milliseconden vanaf het moment dat het filmpje stopt. Het is mogelijk voor deelnemers om een respons in te drukken voordat het filmpje is gestopt. In dat geval is er sprake van een negatieve reactiesnelheid.

In dit onderzoek zijn ook een aantal vragenlijsten gebruikt. De Voetbalervaring Vragenlijst (Bijlage C) is overgenomen van het onderzoek van Van der Bijl (2015). Deze bestaat uit 14 items die onder andere vragen naar voetbalervaring, keeperervaring en hoeveel maanden deze respectievelijk

(9)

9 zijn uitgeoefend. Vragen zijn bijvoorbeeld: “Heb je keeperservaring?”, “Hoeveel uur ben je gemiddeld per week actief aan het keepen tijdens wedstrijden en trainingen?”.

Ook moesten deelnemers de Behendigheidsvragenlijst (Bijlage D) invullen. Deze bestaat uit 9 items die gaan over muziek, computer, sport, en culture expressie. Hier werd respectievelijk

gevraagd naar hoeveelheid beoefenen in het afgelopen jaar, de ervaring, en specifiek welk instrument, genre, soort sport, soort culturele expressie het betreft. Vragen zijn bijvoorbeeld: “In welk genre vallen de computerspellen die je speelde?”, “Welke sport beoefende je?”.

Daarnaast is de Interoceptive Awareness Vragenlijst (Bijlage E) gebruikt. Deze vragenlijst bestaat uit 10 items waarbij er geantwoord wordt op een 7-punts Likert Schaal variërend van 1 (nooit) tot 7 (altijd). Vragen zijn bijvoorbeeld: “Wanneer ik gespannen ben, dan voel ik waar in mijn lichaam de spanning zich situeert.”, “Als ik mij ergens in mijn lichaam wel of juist niet lekker voel, dan ben ik mij daarvan bewust.” De totaalscore wordt gedeeld door het aantal vragen. De

minimumscore, waarbij er een lage mate van interoceptie is, is 1 en de maximumscore, waarbij er dus een hoge mate van interoceptie is, is 7.

Als laatste is de Bewegingsvoorstellingen Vragenlijst (BVV- Bijlage G) gebruikt. Dit is de enige Nederlandse vragenlijst waarmee je het vermogen tot visualiseren mee kan meten. Deze vragenlijst heeft een goede betrouwbaarheid omdat de Cronbach’s alfa van allebei de subschalen minimaal 0.90 is. Wel zijn er twijfels over de validiteit (Bakker, 1995). In het onderzoek van Van der Bijl (2015) is een verkorte versie van deze vragenlijst gebruikt. Deze komt overeen met de Movement Questionnaire Revised (MIQ-R; Hall & Martin, 1997). De betrouwbaarheid van deze verkorte versie is ook prima omdat de Cronbach’s alfa voor beide subschalen minimaal 0.84 is. De validiteit van de MIQ-R is ook goed (Williams et al., 2012). De gebruikte verkorte versie was overgenomen van een pilot studie van Van der Pijl (2014). Deze versie bestaat uit 8 items waarbij er geantwoord wordt op een 7-punts Likert Schaal variërend van 1 (Erg moeilijk aan te voelen/Erg moeilijk voor te stellen) tot 7 (Erg makkelijk aan te voelen/Erg makkelijk voor te stellen). Een voorbeeldvraag is: “Ga met je voeten en benen tegen elkaar staan en laat je armen langs je lichaam hangen. Til je linkerbeen zo hoog mogelijk op naar voren terwijl je je been gestrekt houdt. Houd je standbeen (je rechterbeen) ook gestrekt. Laat je linkerbeen zakken, zodat je weer op twee benen staat. Maak deze beweging langzaam. Neem de beginpositie weer aan (zoals boven beschreven). Probeer de bewegingen die je zojuist hebt uitgevoerd zo goed mogelijk aan te voelen. Voer de beweging niet uit, maar stel de beweging je

alleen maar voor. Geef aan hoe moeilijk of makkelijk je het vond om de beweging visueel voor te

stellen”. De totaalscore wordt gedeeld door het aantal vragen. De minimumscore, waarbij er een klein vermogen om te visualiseren is, is 1 en de maximumscore, waarbij er dus een groot vermogen om te visualiseren is, is 7. Alle vragenlijsten werden door middel van Qualtrics ter plekke afgenomen op een computer.

(10)

10 Naast deze vier vragenlijsten moesten de deelnemers ook een manipulatiecheck vragenlijst invullen. Dit om te kijken of de visualisatietrainingen de gewenste effecten hebben gehad. Voor beide condities werd een verschillende versie gebruikt. Allebei de versies bestaan uit 12 vragen waar er geantwoord wordt op een 5-punts Likert Schaal, één multiple choice vraag, en drie open vragen. Dit zijn dus 16 items in totaal. De versies verschillen op 5 items van elkaar waar er gevraagd wordt naar de mate van inbeelding in de keeper dan wel de schutter. Vragen zijn bijvoorbeeld: “Hoe frequent lukte het je om de penalty in te beelden vanuit de schutter?”, “Als je de penalty inbeeldt, hoe duidelijk zie je de beweging van de schutter?”. De manipulatiecheck werd op papier afgenomen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het onderzoekslab van de Universiteit van

Amsterdam op Roeterseiland.

Procedure

Deelnemers konden zich inschrijven voor dit onderzoek via de website www.lab.uva.nl. Bij binnenkomst werden deelnemers zonder hun medeweten quasi-random ingedeeld in de keepersconditie of de schuttersconditie. Omdat het totale aantal deelnemers niet van te voren bekend was werd geprobeerd de condities gedurende het onderzoek gelijk te houden. Als er

meerdere deelnemers tegelijk deelnamen werden ze in dezelfde conditie ingedeeld. Dit om zeker te weten dat ze geen verschillende instructies hoorden. Na binnenkomst moesten deelnemers het informatieformulier (Bijlage A) en toestemmingsverklaring (Bijlage B) lezen en tekenen. Daarna mochten ze achter een computer in een cubicle gaan zitten. Hier werd de computertaak van de pre-test uitgelegd. Er werd benadrukt dat ze moesten wachten tot het filmpje stopte, maar dan zo snel mogelijk een respons moest indrukken op het toetsenbord. Daarna verschenen er ook nog instructies op het scherm over welke hoek verbonden was aan welke toets. Daarna kregen de deelnemers zes oefentrials om te kunnen wennen aan de taak. Hier bleef de onderzoeker nog aanwezig om eventuele vragen te beantwoorden en te checken of de deelnemer de taak goed begrepen had en juist uitvoerde. Daarna werd gestart met het eerste deel van de pre-test en verliet de onderzoeker de

cubicle. Het eerste deel bestond uit 60 trials en duurde ongeveer zes minuten. Als het eerste deel

klaar was moesten de deelnemers de onderzoeker roepen. Daarna werd het tweede deel van de pre-test gestart. Dit deel was hetzelfde als het eerste deel alleen waren de filmpjes in andere volgorde. Wanneer dit was afgelopen moesten de deelnemers op de computer via Qualtrics de Voetbalervaring Vragenlijst invullen. Als ze hier klaar mee waren werd begonnen aan het eerste deel van de training. Deelnemers uit de keeperconditie werd verteld dat ze penalty’s te zien zouden krijgen uit

wereldkampioenschap en champions league wedstrijden. Bij het zien van deze filmpjes moesten ze zich zo goed mogelijke proberen in te leven in de keeper. Op het scherm volgden ook nog een aantal instructies hoe ze dit moesten doen. Deelnemers uit de schuttersconditie kregen hetzelfde te horen

(11)

11 alleen moesten zij zich proberen in te leven in de schutter. Ook bij hen volgen er nog instructies op het scherm hoe ze dit moesten doen. Het eerste deel van de training bestond uit 75 filmpjes en duurde ongeveer 10 minuten. Wanneer ze klaar waren met het eerste deel van de training moesten de deelnemers de Behendigheidsvragenlijst en de Interoceptive Awareness Vragenlijst op de

computer via Qualtrics invullen. Als ze hier mee klaar waren kregen de deelnemers 5 minuten pauze. Vervolgens begonnen de deelnemers aan het tweede deel van de training. Dit deel is precies

hetzelfde als het eerste deel. Wanneer deelnemers hier klaar mee waren werd begonnen aan de post-test. De post-test is ook precies hetzelfde als de pre-test alleen zijn de filmpjes weer in een andere volgorde. Nadat de deelnemers klaar waren met de post-test moesten ze de

manipulatiecheck op papier invullen. Vervolgens moesten ze de Bewegingsvoorstellingenvragenlijst op de computer via Qualtrics invullen. Hierna waren ze klaar met het onderzoek. De onderzoeker vertelde hen dat ze nog niet volledig gedebrieft konden worden omdat mogelijke nieuwe deelnemers studiegenoten kunnen zijn, maar als ze geïnteresseerd waren in het uiteindelijke doel van het

onderzoek en de bijbehorende resultaten dat ze konden mailen om die informatie te ontvangen.

Resultaten

Databehandeling

Alle 55 deelnemers hebben het experiment volledig afgerond. Er zijn tussentijd geen deelnemers afgevallen dus alle gegevens zijn verder meegenomen in de dataverwerking.

Wel bleek de data van het tweede deel van de post-test van één deelnemer uit de

schuttersconditie te ontbreken. Dit kwam doordat deze deelnemer op verkeerde wijze had verder geklikt na het voltooien van dit deel waardoor de data niet was opgeslagen. Om te beslissen wat er moet worden gedaan met de data van deze proefpersoon is er gebruik gemaakt van een

paired-samples t-test. Voor het uitvoeren van deze analyse werd gecontroleerd voor verschillende

assumpties. Er was geen sprake van outliers. De normaliteitstoetsen (Shapiro-Wilk) bleken niet significant. Uit de paired-samples t-test bleek dat de deelnemers uit de schuttersconditie op het eerste deel van de post-test (M = 27,54, SD = 5,46) bijna hetzelfde scoorden als op het tweede deel van de post-test (M = 26,81, SD = 4,42). Er bleek geen significant verschil te zijn t(25) = 0,928, p = 0,362. Na het zien van deze data is besloten om voor deze deelnemer dezelfde score in te vullen bij het tweede deel van de post-test als dat hij/zij had bij het eerste deel van de post-test.

Manipulatiecheck

Bij het afnemen van de manipulatiecheck bleek er bij één deelnemer de verkeerde versie te zijn gegeven. Aangezien de twee versies maar op 5 items verschillen zijn alleen de gegevens van deze items niet meegenomen. Uit de manipulatiecheck blijkt dat 27,78% (N = 15) van de deelnemers het

(12)

12 voelen van de beweging, keepen of schieten, sterker ervaarde dan het zien van de beweging.

Daarentegen ervaarde 68,52% (N = 37) van de deelnemers het zien van de beweging sterker dan het voelen van de beweging. Tot slot ervaarde 3,70% (N = 2) van de deelnemers geen verschil in sterkte tussen het voelen en zien van de beweging. Aangezien het voelen van de beweging heel belangrijk is bij het kinesthetisch visualiseren lijkt de manipulatie niet helemaal gelukt.

Onderzoeks- en toetsingsresultaten

Figuur 1. Interactie-effect Tijd x Conditie op Accuratesse

De eerste onderzoeksverwachting was dat zowel de deelnemers uit de keepersconditie als de deelnemers uit de schuttersconditie beter presteren op de post-test ten opzichte van de pre-test. Om dit te toetsen is er gebruik gemaakt van een mixed ANOVA waar ‘Tijd’ de binnen-deelnemers variabele (voor vs. na) en ‘Conditie’ de tussen-deelnemers variabele (keeper vs. schutter) is. Voor het uitvoeren van deze analyse werd gecontroleerd voor verschillende assumpties. Er was geen sprake van outliers. De normaliteitstoetsen (Shapiro-Wilk) bleken niet significant. Ook bleek Levene’s test voor homogeniteit in varianties niet significant. Mauchly’s sfericiteit’s test is niet uitgevoerd omdat er maar sprake was van twee niveaus bij de binnen-deelnemers variabele. Uit de mixed ANOVA kwam naar voren dat de deelnemers uit de keepersconditie op de post-test (M = 40,39, SD = 7,29) iets minder goed presteerden dan op de pre-test (M = 40,86, SD = 7,70). Daarentegen presteerden de deelnemers uit de schuttersconditie op de post-test (M = 45,46, SD = 7,48) iets beter dan op de pre-test (M = 44,88, SD = 7,95), zie figuur 1. Er bleek geen significant hoofdeffect voor ‘Tijd’, F(1, 53) = 0,004, p = 0,953. Dit betekent dat tijd geen significant effect heeft gehad op het anticipatievermogen

(13)

13 van de deelnemers. Dit gaat tegen de onderzoeksverwachting in.

De tweede onderzoeksverwachting was dat de deelnemers uit de schuttersconditie meer vooruit gaan op de post-test ten opzichte van de pre-test in vergelijking met de deelnemers uit de keepersconditie. Om dit te toetsen is er gebruik gemaakt van dezelfde mixed ANOVA. Er bleek geen significant interactie-effect te zijn tussen ‘Tijd’ en ‘Conditie’, F(1, 53) = 0,325, p = 0,571. Dit betekent dat er geen significante verschillen zijn tussen de twee condities op de pre- en post-test. Dit gaat ook in tegen de onderzoeksverwachting.

Wel bleek er een significant hoofdeffect van ‘Conditie’, F(1, 53) = 6,179, p = 0,016. Dit betekent dat de twee condities zonder rekening te houden met ‘Tijd’ significant van elkaar

verschillen. Het feit dat de condities significant van elkaar verschillen kan problematisch zijn omdat dit betekent dat de condities mogelijk voor de manipulatie al significant verschilden. Om dit uit te sluiten is er en post-hoc independent samples t-test uitgevoerd. Voor het uitvoeren van deze analyse werd gecontroleerd voor verschillende assumpties. Er was geen sprake van outliers. De

normaliteitstoetsen (Shapiro-Wilk) bleken niet significant. Ook bleek Levene’s test voor homogeniteit in varianties niet significant. Uit de independent samples t-test bleek dat de deelnemers uit de keepersconditie (M = 40,86, SD = 7,70) een stuk lager op de pre-test scoorden dan de deelnemers uit schuttersconditie (M = 44,88, SD = 7,95). Dit bleek echter net niet significant te zijn, t(53) = -1,902, p = 0,063.

Omdat de twee condities op de pre-test al zoveel van elkaar verschilden, al was dat verschil niet statistisch significant, is onderzocht wat het effect op de data is wanneer de condities meer gelijk zijn met behulp van matching. Hiervoor is er weer een mixed ANOVA uitgevoerd waar ‘Tijd’ de binnen-deelnemers variabele (voor vs. na) en ‘Conditie’ de tussen-deelnemers variabele (keeper vs. schutter) is. Alleen zijn de data van de vier laagste scoorders uit de keepersconditie en de vier hoogste scoorders uit de schuttersconditie niet meegenomen in de mixed ANOVA. Dit zorgt er voor dat de gemiddelde scores op de pre-test van beide condities nauwelijks verschillen. Voor het uitvoeren van deze analyse werd gecontroleerd voor verschillende assumpties. Er was geen sprake van outliers. De normaliteitstoetsen (Shapiro-Wilk) bleken niet significant. Ook bleek Levene’s test voor homogeniteit in varianties niet significant. Uit deze analyse bleek dat de deelnemers uit de keepersconditie op de post-test (M = 41,67, SD = 6,68) iets minder goed presteerden dan op de pre-test (M = 42,92, SD = 6,15). Daarentegen presteerden de deelnemers uit de schuttersconditie op de post-test (M = 43,73, SD = 6,64) iets beter dan op de pre-test (M = 43,08, SD = 7,13), zie figuur 2. Er bleek geen significant hoofdeffect van ‘Tijd’, F(1, 45) = 0,083, p = 0,775. Ook bleek er geen significant interactie-effect te zijn tussen ‘Tijd’ en ‘Conditie’, F(1, 45) = 0,835, p = 0,366. Als laatste bleek er ook geen significant hoofdeffect te zijn van ‘Conditie’, F(1, 45) = 0,462 p = 0,50. Er zijn dus geen andere resultaten gevonden na het matchen van beide condities.

(14)

14

Figuur 2. Interactie-effect Tijd x Conditie op Accuratesse na Matching

Daarnaast is er ook exploratief gekeken naar de reactiesnelheid van deelnemers. Hiervoor is ook gebruik gemaakt van een mixed ANOVA waar ‘Tijd’ de binnen-deelnemers variabele (voor vs. na) en ‘Conditie’ de tussen-deelnemers variabele (keeper vs. schutter) is. Voor het uitvoeren van deze analyse werd gecontroleerd voor verschillende assumpties. Er was sprake van één outlier in de keepersconditie, zowel in de pre-test als de post-test. Dit ging beide keren om dezelfde deelnemer die een stuk langzamer reageerde dan de overige deelnemers. Zijn gegevens zijn echter wel meegenomen in de analyse aangezien de accuratesse van deze deelnemer redelijk hoog was. Dit duidt er op dat de deelnemer wel gewoon zijn best deed bij de testen. De normaliteitstoetsen (Shapiro-Wilk) bleken niet significant. Ook bleek Levene’s test voor homogeniteit in varianties niet significant. Uit de analyse bleek dat de deelnemers uit de keepersconditie iets sneller reageerden op de post-test (M = 725,53, SD = 400,00) dan op de pre-test (M = 751,20, SD = 393,94). Ook de

deelnemers uit de schuttersconditie reageerden iets sneller op de post-test (M = 697,65, SD = 211,24) dan op de pre-test (M = 710,52, SD = 245,05), zie figuur 3.

(15)

15

Figuur 3. Interactie-effect Tijd x Conditie op Reactiesnelheid

Er bleek geen significant hoofdeffect te zijn van ‘Tijd’, F(1, 53) = 0,816, p = 0,37. Ook bleek er geen significant interactie-effect te zijn tussen ‘Tijd’ en ‘Conditie’, F(1, 53) = 0,090, p = 0,765. Als laatste bleek er ook geen significant hoofdeffect te zijn van ‘Conditie’, F(1, 53) = 0,162, p = 0,689.

Discussie

In dit onderzoek werd gekeken naar het effect van twee verschillende kinesthetische

visualisatietrainingen op het anticipatievermogen van keepers. Voor de eerste hypothese dat beide kinesthetische visualisatietrainingen trainingen een positief effect hebben op het

anticipatievermogen van keepers is geen ondersteunend bewijs gevonden. Alleen de schutter visualisatietraining had een klein positief effect op het anticipatievermogen maar dit was niet significant en kan dus ook aan kans te wijten zijn.

Voor de tweede hypothese dat de kinesthetische visualisatietrainingen waarbij wordt ingeleefd in de schutter een groter positief effect heeft op het anticipatievermogen van keepers dan de kinesthetische visualisatietraining waarbij wordt ingeleefd in de keeper is ook geen

ondersteunend bewijs gevonden. De resultaten wezen wel in de juiste richting maar wederom was dit niet significant. Daarnaast is er ook exploratief gekeken naar de invloed van de

visualisatietrainingen op reactiesnelheid. Hier waren van tevoren geen verwachtingen over aangezien hier nog heel weinig over bekend is. Uit de resultaten kwam naar voren dat beide

(16)

16 valt dus niet uit te sluiten dat dit door kans is.

De gevonden resultaten ondersteunen dus niet de IMPPACT theorie die stelt dat keepers beter worden in het voorspellen van penalty’s naarmate hun forward model beter wordt. Dit kan zowel door kinesthetische ervaring als door kinesthetische visualisatie van het schieten van een penalty. Dit kan betekenen dat deze theorie niet klopt en zou moeten worden bijgesteld of misschien wel helemaal zou moeten worden verworpen. Echter zou het ook kunnen zijn dat de gevonden resultaten veroorzaakt worden door andere factoren. Veel van de resultaten liggen namelijk wel in de lijn der verwachting gezien de theorie, maar zijn niet significant. Er zijn een aantal factoren die hier een rol in kunnen spelen.

Als eerste het aantal deelnemers. Volgens Cohen (1992) heb je, om een power van minimaal 0.80 te hebben, bij een ANOVA waar 2 groepen meedoen minimaal 64 deelnemers per conditie nodig bij een medium effect size en 26 deelnemers per conditie nodig bij een large effect size. In dit

onderzoek bestond de keepersconditie uit 28 deelnemers en de schuttersconditie uit 27 deelnemers. Dit aantal is dus alleen genoeg om een large effect size te detecteren. Het kan zijn dat de

visualisatietrainingen wel het verwachte effect hebben gehad maar dat dit niet groot genoeg was om significant terug te vinden met dit aantal deelnemers. Dit is een mogelijke verklaring voor het feit dat de gevonden resultaten wel in de juiste richting zaten maar niet significant waren. In toekomstig onderzoek zou dit verholpen kunnen worden door minimaal 64 deelnemers per conditie te gebruiken.

Daarnaast kan het zijn dat het verschil tussen de condities op de pre-test invloed kan hebben gehad op de resultaten. De deelnemers uit de schuttersconditie presteerden op de pre-test al veel beter dan de deelnemers uit de keepersconditie. Dit zou kunnen betekenen dat er sprake is van regressie naar het gemiddelde op de post-test. Om dit nader te bekijken is de dataset opgedeeld in de hoogste 28 en de laagste 27 scoorders. Vervolgens is gekeken wat de gemiddelde scores op de pre- en post-test waren van deze twee groepen. Hieruit bleek dat de hoogscoorders gemiddeld van 49,3% op de pre-test naar 46,3% op de post-test gingen. De laagscoorders gingen gemiddeld juist van 36,1% op de pre-test naar 39,4% op de post-test. Dit maakt dat er sprake is van regressie naar het gemiddelde redelijk aannemelijk. Dit zou echter kunnen betekenen dat dit het effect van de

trainingen op het anticipatievermogen gedempt heeft. De schuttersconditie scoorde namelijk op de pre-test al redelijk hoog. Aangezien hoogscoorders over het algemeen een stuk lager scoren op de post-test dan op de pre-test gaat dus in tegen het effect dat de schutter visualisatietraining op het anticipatievermogen heeft. Desondanks is de schuttersconditie wel iets vooruit gegaan op de post-test ten opzichte van de pre-post-test. Dit effect had mogelijk dus nog een stuk groter kunnen zijn als er geen sprake was geweest van regressie naar het gemiddelde. In dat geval was het misschien wel significant geweest.

(17)

17 Als laatste is het ook mogelijk dat er een plafond-effect heeft opgetreden in dit onderzoek. Alle deelnemers scoorden gemiddeld op de pre-test (42,8%) namelijk al een stuk hoger dan kansniveau (25%). Dit is best bijzonder aangezien de meerderheid van de deelnemers (N = 32) helemaal geen voetbalervaring heeft. Dit terwijl in profvoetbal ongeveer 80% van alle penalty’s resulteren in een doelpunt (Bar-Eli, Azar, Ritov, Keidar-Levin & Schein, 2007). Als daarbij wordt bedacht dat een 5,8% van de penalty’s het doel mist kan tot de conclusie worden gekomen dat als er op doel geschoten wordt profkeepers maar rond de 15% van de ballen houden. Dit is niet heel veel boven kansniveau wanneer een doel opgedeeld wordt in 7 delen, rechtsboven, rechtsmidden, rechtsonder, linksboven, linksmidden, linksonder, en rechtdoor. Het feit dat de deelnemers in dit onderzoek zoveel hoger scoorden dan kans kan betekenen dat de computertaak te makkelijk is geweest. Hierdoor is het moeilijker om nog significant beter te worden in de taak. In dat geval is er dus sprake van een plafond-effect. In toekomstig onderzoek zou hier rekening mee gehouden kunnen worden door in plaats van vier, zes mogelijkheden te hebben in de testen. Op deze manier wordt de taak een stuk moeilijker en is de kans op een plafond-effect veel kleiner.

Naast deze beperkingen die mogelijk invloed hebben gehad op de resultaten is er nog een ander punt van kritiek bij dit onderzoek, namelijk de manipulatie. In de resultaten kwam naar voren dat de manipulatie waarschijnlijk niet helemaal goed gelukt is. Dit kan komen doordat de filmpjes in de visualisatietrainingen redelijk snel gingen en in kort tempo na elkaar. Hierdoor was het moeilijk voor de deelnemers om zich goed in te beelden in de keeper dan wel schutter. Dit werd ook door meerdere deelnemers aangegeven in de open vragen van de manipulatiecheck of na afloop van het experiment. Daarbij komt ook dat alle filmpjes in de trainingen gefilmd zijn vanachter de schutter. Dit maakte het voor de deelnemers uit de keepersconditie extra moeilijk aangezien ze de beweging van de keeper nog in hun hoofd moeten spiegelen om tot een kinesthetische visualisatie te komen. In mogelijk vervolgonderzoek zou het dus misschien beter zijn als de filmpjes iets langer zouden duren en iets meer tijd zat tussen filmpjes. Ook zouden er filmpjes vanuit twee verschillende perspectieven kunnen worden gebruikt. Filmpjes vanachter de keeper gefilmd voor deelnemers uit de

keepersconditie en filmpjes vanachter de schutter gefilmd voor deelnemers uit de schuttersconditie. De resultaten van dit onderzoek ondersteunen dus niet de IMPPACT theorie, maar dat wil niet zeggen dat deze niet klopt. De mogelijke andere verklaringen van de resultaten maken vervolgonderzoek nodig.

(18)

18

Literatuurlijst

Bakker, F. C. (1995). Ontwikkeling van tests op het terrein van de sportpsychologie in Nederland en Vlaanderen. Sportpsychologie Bulletin, 6, 3-13.

Bar-Eli, M., Azar, O. H., Ritov, I., Keidar-Levin, Y., & Schein, G. (2007). Action bias among elite soccer goalkeepers: The case of penalty kicks. Journal of Economic Psychology, 28(5), 606-621. Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112(1), 155.

Fadiga, L., Craighero, L., & Olivier, E. (2005). Human motor cortex excitability during the perception of others’ action. Current Opinion in Neurobiology, 15(2), 213-218.

Franks, I. M., & Harvey, I. (1997). Cues for Goalkeepers-High-tech methods used to measure penalty shot response. Soccer Journal-Binghamton-National Soccer Coaches Association of

America, 42, 30-33.

Gallese, V. (2001). The'shared manifold'hypothesis. From mirror neurons to empathy. Journal of

Consciousness Studies, 8(5-6), 33-50.

Hall, C. R., & Martin, K. A. (1997). Measuring movement imagery abilities: A revision of the Movement Imagery Questionnaire. Journal of Mental Imagery.

Hall, E. G., & Pongrac, J. (1983). Movement Imagery Questionnaire. London, ON: University of Western Ontario

Jeannerod, M. (2006). Motor cognition: What actions tell the self (No. 42). Oxford University Press. Moran, A., Guillot, A., MacIntyre, T., & Collet, C. (2012). Re-imagining motor imagery: Building

bridges between cognitive neuroscience and sport psychology. British Journal of

Psychology, 103(2), 224-247.

Ridderinkhof, K. R. (2014). Neurocognitive mechanisms of perception–action coordination: A review and theoretical integration. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 46, 3-29.

Ridderinkhof, K. R., & Brass, M. (2015). How Kinesthetic Motor Imagery works: a predictive- processing theory of visualization in sports and motor expertise. Journal of

Physiology-Paris, 109(1), 53-63.

Rizzolatti, G., Fabbri-Destro, M., & Cattaneo, L. (2009). Mirror neurons and their clinical relevance. Nature Clinical Practice Neurology, 5(1), 24-34.

(19)

19 Rizzolatti, G., Fogassi, L., & Gallese, V. (2001). Neurophysiological mechanisms underlying the

understanding and imitation of action. Nature Reviews Neuroscience, 2(9), 661-670. Sartori, L., & Betti, S. (2015). Complementary actions. Frontiers in Psychology, 6, 557.

Sartori, L., Betti, S., Chinellato, E., & Castiello, U. (2015). The multiform motor cortical output: kinematic, predictive and response coding. Cortex, 70, 169-178.

Sartori, L., Cavallo, A., Bucchioni, G., & Castiello, U. (2012). From simulation to reciprocity: the case of complementary actions. Social Neuroscience, 7(2), 146-158.

Savelsbergh, G. J., Williams, A. M., Kamp, J. V. D., & Ward, P. (2002). Visual search, anticipation and expertise in soccer goalkeepers. Journal of Sports Sciences, 20(3), 279-287.

Savelsbergh, G. J. P., Van der Kamp, J., Williams, A. M., & Ward, P. (2005). Anticipation and visual search behaviour in expert soccer goal keepers. Ergonomics, 48, 1686-1697.

Savelsbergh, G. J. P., Van Gastel, P. J., Van Kampen, P. M. (2010). Anticipation of penalty kicking direction can be improved by directing attention through perceptual learning. International Journal of Sport Psychology, 41, 24-41.

Sebanz, N., Bekkering, H., & Knoblich, G. (2006). Joint action: bodies and minds moving together. Trends in Cognitive Sciences, 10(2), 70-76.

Stinear, C. M., Byblow, W. D., Steyvers, M., Levin, O., & Swinnen, S. P. (2006). Kinesthetic, but not visual, motor imagery modulates corticomotor excitability. Experimental Brain

Research, 168(1-2), 157-164.

Van der Bijl, S. J. (2015). Het effect van kinesthetische verbeelding op het anticipatievermogen bij voetbalpenalty’s. Scriptie

Van der Pijl, T. (2014). Anticiperen op voetbalpenalty’s: Onderzoek naar nieuw theoretisch model voor perceptie- coördinatie en onderliggend mechanisme voor verbeelding. Pilotstudie Weerdenburg, S. (2014). Individual Differences in Intentional Inhibition: Whether and how people

can decide about inhibiting their actions. Scriptie

Williams, S. E., Cumming, J., Ntoumanis, N., Nordin-Bates, S. M., Ramsey, R., & Hall, C. (2012). Further validation and development of the movement imagery questionnaire. Journal of Sport and

(20)

20

BIJLAGEN

Bijlage A- Informatieformulier onderzoek “Penalty’s stoppen”

INFORMATIEFORMULIER ONDERZOEK “PENALTY’S STOPPEN”

Beste deelnemer,

Deze informatiebrochure heeft betrekking op het onderzoek “Penalty’s stoppen” van de Universiteit van Amsterdam (Afdeling Psychologie). Voordat het onderzoek begint wil ik je vragen om de

procedure voor het onderzoek goed door te lezen. Mochten er onduidelijkheden in de procedure staan, vraag dan om opheldering aan de onderzoeksleider.

Indien je akkoord gaat met deelname aan het onderzoek vraag ik je de toestemmingsverklaring in te vullen, te ondertekenen en op papier aan de onderzoeksleider te geven (zie

toestemmingsverklaring).

DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is om nieuwe trainingsmethoden voor keepers te testen. In deze trainingsmethoden wordt het vermogen van de keeper getraind om te voorspellen in welke richting de bal zal gaan als een speler op het punt staat te schieten. Dit is bijvoorbeeld belangrijk bij het stoppen van penalty’s. Het sneller en beter kunnen voorspellen van de richting van de bal, vergroot namelijk de kans op het stoppen van een penalty. De trainingsmethoden omvatten onder meer het combineren van fysieke acties met visualisatie (mentaal inbeelden van de actie), een techniek die door de meeste topsporters in allerlei sportdomeinen wordt gebruikt. We vergelijken de effectiviteit van een paar varianten van die training. Van elk van die trainingsvarianten wordt verwacht dat de

(21)

21 keepers vaardigheid erdoor verbetert. Omdat bekend is dat verwachtingen over trainingseffecten de uitkomsten kunnen beïnvloeden, kunnen we in het belang van het onderzoek niet vooraf de exacte aard van die trainingsvarianten verklappen. Na afloop van het onderzoek wordt u hiervan op de hoogte gesteld.

INSTRUCTIE EN PROCEDURE

Het onderzoek bestaat uit een aantal fasen. De eerste fase van het onderzoek bestaat uit het invullen van een vragenlijst. Vervolgens wordt je voorspellingsvermogen voor penalty’s gemeten: naar welke hoek zal de penalty geschoten worden? Dit zal gedaan worden met gebruik van een laptop waarop je filmpjes te zien krijgt van penalty’s. Het is de bedoeling dat je aangeeft waar jij denkt dat de penalty heen gaat. Na deze test krijg je een training ten behoeve van het verbeteren van het

voorspellingsvermogen. Halverwege de training krijg je een korte pauze en zal je weer een aantal korte vragenlijsten invullen. Daarna vindt er wederom een meting plaats van het

voorspellingsvermogen. Tot slot moet je nog een laatste vragenlijst invullen. Het onderzoek duurt ongeveer 60-75 minuten, inclusief pauzes.

De test is niet bijzonder moeilijk of vermoeiend en vereist geen specifieke ervaring in het gebruik van computers.

VERGOEDING

Na deelname aan het onderzoek krijg je proefpersoonpunten.

VRIJWILLIGHEID

Het onderzoek is geheel vrijwillig. Als je gedurende het onderzoek besluit te willen stoppen, dan kan dat op elk moment, zonder opgaaf van redenen en zonder enig gevolg.

Tevens kun je tot 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming intrekken om gebruik te maken van jouw gegevens. Mocht je de medewerking staken, of mocht je binnen 24 uur je toestemming intrekken, dan zullen de gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

(22)

22

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor nadere analyse en voor eventuele publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van jouw persoonsgegevens en blijft anonimiteit gewaarborgd.

VERZEKERING

Dit onderzoek brengt geen risico’s of gezondheidsbedreiging met zich mee. Er wordt geen speciale verzekering afgesloten. De regulieren voorwaarden van de standaard aansprakelijkheidsverzekering van de Universiteit van Amsterdam zijn van toepassing.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker Prof. Dr. Richard Ridderinkhof, email k.r.ridderinkhof@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WS Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de Faculteit Maatschappij- en

Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, Prof. Dr. Maurits van der Molen, email m.w.vandermolen@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WS Amsterdam.

(23)

23

Bijlage B- Toestemmingsverklaring onderzoek “Penalty’s stoppen”

TOESTEMMINGSVERKLARING ONDERZOEK

“Penalty’s stoppen”

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn toegelicht over de aard van het onderzoek “Penalty’s stoppen”. Ik heb de informatiebrochure doorgelezen en alle informatie is mij duidelijk en eventuele vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem volledig in met deelname aan het onderzoek “Penalty’s stoppen”. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens besef ik mij dat ik op ieder moment het recht heb om te stoppen met het onderzoek. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt worden voor wetenschappelijke publicatie, zal dit geheel anoniem gebeuren

Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot Prof. Dr. K. Richard Ridderinkhof (tel. 020 – 5 25 61 19, e-mail: k.r.ridderinkhof@uva.nl). Voor eventuele

klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, dr. W. van den Wildenberg, Roeterstraat 15, 1018 WB Amsterdam (tel. 020 – 5 25 66 86, e-mail: w.p.m.vandenwildenberg@uva.nl).

Aldus in tweevoud getekend:

Datum:

……… ………

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

……… ………

(24)

24

Bijlage C- Vragenlijst Voetbalervaring

Proefpersoonnummer: ……… Leeftijd: ……… Opleiding: ………. Sexe: m / v

1. Voetbal je of heb je gevoetbald? (Omcirkel het goede antwoord. Bij Ja, ga door naar de

volgende vraag. Bij Nee, ga door met de volgende vragenlijst)

Ja/nee

2. Hoeveel maanden heb je gevoetbald? ………

3. Voetbal je nog steeds? (Omcirkel het goede antwoord. Bij Ja, ga door naar de volgende

vraag. Bij Nee, ga door met de volgende vragenlijst)

Ja/ nee

4. In welke klasse speel je? ………

5. Hoeveel penalty’s (ongeveer) heb je afgelopen seizoen zelf geschoten bij wedstrijden en trainingen? ………

6. Heb je keeperservaring? (Omcirkel het goede antwoord. Bij Ja, ga door naar de volgende

vraag. Bij Nee, ga door met de volgende vragenlijst)

Ja/ nee

7. Hoeveel maanden keeperervaring heb je? ………

8. Hoeveel uur ben je gemiddeld per week actief aan het keepen tijdens wedstrijden en trainingen?

………

9. Hoeveel uur ben je gemiddeld per week, naast trainingen en wedstrijden, actief aan het keepen?

………

10. Bij hoeveel penalty’s (ongeveer) stond je afgelopen seizoen bij wedstrijden en trainingen als keeper op doel? ………

(25)

25

Bijlage D- Vragenlijst Behendigheid

Proefpersoonnummer: ……… Leeftijd: ……… Opleiding: ………. Sexe: m / v

De volgende vragen zullen betrekking hebben op je behendigheid en bekwaamheid in verschillende activiteiten.

1. Hoeveel uren heb je de afgelopen 12 maanden gemiddeld per week besteed aan het bespelen van een muziekinstrument? (Indien je geen muziekinstrument hebt bespeeld de afgelopen 12 maanden, kies 0).

a. Welk muziekinstrument? (Indien meerdere, kies degene waarin je het meest deskundig bent. Beantwoord ook de volgende vragen voor dat gekozen muziekinstrument)

--- ---

b. Hoeveel jaar beoefen je deze activiteit?

--- c. Wat is volgens jou je niveau van bekwaamheid in deze activiteit (Schaal van 0 tot 7.

--- 2. Hoeveel uren heb je de afgelopen 12 maanden gemiddeld per week besteed aan het spelen

van computerspellen? (Indien je de afgelopen 12 maanden geen computerspellen hebt gespeeld, kies dan 0).

--- a. Hoeveel jaar beoefen je deze activiteit?

--- b. Wat is volgens jou je niveau van bekwaamheid in deze activiteit?

--- 3. Hoeveel uren heb je de afgelopen 12 maanden gemiddeld per week besteed aan sporten?

(Indien je de afgelopen 12 maanden niet hebt gesport, kies 0).

(26)

26 a. Welke sport is dit? (Indien meerdere, kies degene waar je het meest deskundig in

bent. Beantwoord ook de volgende vragen voor die gekozen sport.

--- b. Hoeveel jaar beoefen je deze activiteit?

--- c. Wat is volgens jou je niveau van bekwaamheid in deze activiteit (schaal van 0 tot 7). --- 4. Hoeveel uren heb je de afgelopen 12 maanden gemiddeld per week besteed aan andere

vormen van culturele expressie? (Bijvoorbeeld: handwerken, schilderen, beeldwerken, etc.). Indien je hier de afgelopen 12 maanden geen tijd aan hebt besteed, kies 0.

---

a. Welke vorm van culturele expressie was dit? (Indien meerdere, kies degene waarin je het meest deskundig bent. Beantwoord ook de volgende vragen voor de gekozen culturele expressie).

--- b. Hoeveel jaar beoefen je deze activiteit?

--- c. Wat is volgens jou je niveau van bekwaamheid in deze activiteit?

--- 5. Waarin denk jij nog meer erg behendig te zijn? (Bijvoorbeeld: horecawerk, met 10 vingers

typen, spelletjes op je telefoon, etc.)

--- 6. Hoe bekwaam denk jij dat jij over het algemeen bent op motorisch vlak? (Schaal van 0 tot 7).

(27)

27

Bijlage E- Vragenlijst Interoceptie

Proefpersoonnummer: ……… Leeftijd: ……… Opleiding: ………. Sexe: m / v

Vraag 1: Wanneer ik gespannen ben, dan voel ik waar in mijn lichaam de spanning zich situeert.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 2: Als ik mij ergens in mijn lichaam wel of juist niet lekker voel, dan ben ik me daarvan bewust.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 3: Ik merk wáár in mijn lichaam ik mij wel of juist niet lekker voel.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 4: Ik merk veranderingen in mijn lichaam op, zoals sneller of langzamer ademen, of verandering in mijn hartslag.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 5: Ik voel goed aan hoeveel energie ik heb voor het leveren van fysieke inspanningen, en hoeveel energie die fysieke inspanningen mij gekost hebben.

Nooit Altijd

(28)

28

Vraag 6: Ik kan me concentreren op mijn innerlijke lichamelijke gewaarwordingen, ook als er dingen om mij heen gebeuren.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 7: Ik kan mijn aandacht verschuiven van gedachten naar lichamelijke gewaarwordingen.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 8: Wanneer ik mij beweeg, dan kan ik mijn aandacht richten op hoe die beweging lichamelijk voelt.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 9: Als ik iemand zie bewegen, dan kan ik bij mijzelf voelen hoe die beweging voelt.

Nooit Altijd

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 10: Als iemand anders lichamelijke gewaarwordingen (zoals pijn) ervaart, dan kan ik die ook bij mijzelf voelen.

Nooit Altijd

(29)

29

Bijlage F1- Vragenlijst Manipulatiecheck keepersconditie

Proefpersoonnummer: ………

Leeftijd: ……… Opleiding: ………. Sexe: m / v

Deel 1: INBEELDINGSTRAINING

Vraag 1: Tijdens de inbeeldingstraining werd je gevraagd je zo levendig mogelijk in te beelden in de beweging van de keeper. Hoe vond je dat dat ging?

Lastig Beetje lastig Neutraal Beetje makkelijk Makkelijk

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 2: Hoe frequent lukte het je om de penalty in te beelden?

Zelden Soms Neutraal Meestal Altijd

Vraag 3: Als je de penalty inbeeldt, hoe duidelijk voel je de beweging in gedachten?

Duidelijk Beetje duidelijk Neutraal Beetje onduidelijk Onduidelijk

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 4: Als je de penalty inbeeldt, hoe duidelijk zie je de beweging in gedachten?

Duidelijk Beetje duidelijk Neutraal Beetje onduidelijk Onduidelijk

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 5: Wat heb je sterker ervaren tijdens het keepen: hoe

het voelt om te keepen of hoe het eruit ziet om te keepen?

Gevoel van

penalty’s Zien van penalty’s

(30)

30

Deel 2: DE PENALTY TEST-FASE

Vraag 1: Tijdens de testfase moest je penalty’s ‘stoppen’. Hoe vond je dat dat ging?

Lastig Beetje lastig Neutraal Best aardig Prima

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 2: Hoe frequent maakte je daarbij gebruik van inbeelden in de schutter?

Zelden Soms Neutraal Meestal Altijd

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 3: Hoe goed lukte het inbeelden in de schutter?

Lastig Beetje lastig Neutraal Best aardig Prima

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 4: Hoe frequent maakte je daarbij gebruik van inbeelden in de keeper?

Zelden Soms Neutraal Meestal Altijd

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 5: Hoe goed lukte het inbeelden in de keeper?

Lastig Beetje lastig Neutraal Best aardig Prima

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 6: Is het inbeelden in de beweging van de schutter in jouw ogen nuttig of effectief in het inschatten van de richting van de penalty?

Nauwelijks

effectief Beetje Effectief Neutraal Redelijk effectief Heel effectief

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 7: Is het inbeelden in de beweging van de keeper in jouw ogen nuttig of effectief in het inschatten van de richting van de penalty

Nauwelijks

effectief Beetje Effectief Neutraal Redelijk effectief Heel effectief

(31)

31

Vraag 8: Welke methode lijkt je effectiever voor het inschatten van de richting van de penalty? Inbeelden in de keeper is duidelijk effectiever Inbeelden in de keeper is een beetje effectiever Inbeelden in de keeper en inbeelden in de schutter is even effectief Inbeelden in de schutter is een beetje effectiever Inbeelden in de schutter is duidelijk effectiever ☐ ☐ ☐ ☐

Deel 3: TOT SLOT

Vraag 1: Heb je nog tips voor het optimaliseren van het voorspellen van de richting van de penalty? En/of verbetertips voor de uitvoering van dit onderzoek naar het voorspellen van de richting van de penalty? En/of andere opmerkingen die ons helpen de gegevens te interpreteren of vervolgonderzoek uit te zetten?

(32)

32

Bijlage F2- Vragenlijst Manipulatiecheck schuttersconditie

Proefpersoonnummer: ………

Leeftijd: ……… Opleiding: ………. Sexe: m / v

Deel 1: INBEELDINGSTRAINING

Vraag 1: Tijdens de inbeeldingstraining werd je gevraagd je zo levendig mogelijk in te beelden in de beweging van de schutter. Hoe vond je dat dat ging?

Lastig Beetje lastig Neutraal Beetje makkelijk Makkelijk

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 2: Hoe frequent lukte het je om de penalty in te beelden?

Zelden Soms Neutraal Meestal Altijd

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 3: Als je de penalty inbeeldt, hoe duidelijk voel je de beweging in gedachten?

Duidelijk Beetje duidelijk Neutraal Beetje onduidelijk Onduidelijk

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 4: Als je de penalty inbeeldt, hoe duidelijk zie je de beweging in gedachten?

Duidelijk Beetje duidelijk Neutraal Beetje onduidelijk Onduidelijk

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 5: Wat heb je sterker ervaren tijdens het schieten: hoe

het voelt om te schieten of hoe het eruit ziet om te schieten?

Gevoel van

penalty’s Zien van penalty’s

(33)

33

Deel 2: DE PENALTY TEST-FASE

Vraag 1: Tijdens de testfase moest je penalty’s ‘stoppen’. Hoe vond je dat dat ging?

Lastig Beetje lastig Neutraal Best aardig Prima

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 2: Hoe frequent maakte je daarbij gebruik van inbeelden in de schutter?

Zelden Soms Neutraal Meestal Altijd

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 3: Hoe goed lukte het inbeelden in de schutter?

Lastig Beetje lastig Neutraal Best aardig Prima

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 4: Hoe frequent maakte je daarbij gebruik van inbeelden in de keeper?

Zelden Soms Neutraal Meestal Altijd

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 5: Hoe goed lukte het inbeelden in de keeper?

Lastig Beetje lastig Neutraal Best aardig Prima

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 6: Is het inbeelden in de beweging van de schutter in jouw ogen nuttig of effectief in het inschatten van de richting van de penalty?

Nauwelijks

effectief Beetje Effectief Neutraal Redelijk effectief Heel effectief

☐ ☐ ☐ ☐

Vraag 7: Is het inbeelden in de beweging van de keeper in jouw ogen nuttig of effectief in het inschatten van de richting van de penalty

Nauwelijks

effectief Beetje Effectief Neutraal Redelijk effectief Heel effectief

(34)

34

Vraag 8: Welke methode lijkt je effectiever voor het inschatten van de richting van de penalty? Inbeelden in de keeper is duidelijk effectiever Inbeelden in de keeper is een beetje effectiever Inbeelden in de keeper en inbeelden in de schutter is even effectief Inbeelden in de schutter is een beetje effectiever Inbeelden in de schutter is duidelijk effectiever ☐ ☐ ☐ ☐

Deel 3: TOT SLOT

Vraag 1: Heb je nog tips voor het optimaliseren van het voorspellen van de richting van de penalty? En/of verbetertips voor de uitvoering van dit onderzoek naar het voorspellen van de richting van de penalty? En/of andere opmerkingen die ons helpen de gegevens te interpreteren of vervolgonderzoek uit te zetten?

(35)

35

Bijlage G- Vragenlijst Bewegingsvoorstellingen (verkort)

Proefpersoonnummer: ……… Leeftijd: ……… Opleiding: ………. Sexe: m / v

Instructie

Het is bekend dat veel mensen zich voorstellingen maken van bewegingen. Deze vragenlijst meet twee manieren om zich bewegingen voor te stellen. Het voorstellingen maken van bewegingen wordt ook wel ‘het in je hoofd inbeelden van een beweging’ genoemd.

Eerste manier: Bij de eerste manier probeert iemand zich een visuele voorstelling van een beweging

te maken. Hiermee wordt bedoeld dat iemand zich tijdens het inbeelden alleen de dingen inbeeldt die je kunt zien met je ogen. Bij deze manier gaat het dus om visuele beelden van een beweging. Bijvoorbeeld: Tijdens het inbeelden zie ik van een afstandje mezelf tegen een bal schoppen.

Tweede manier: Bij de tweede manier probeert iemand zich voor te stellen hoe een bepaalde

beweging aanvoelt, zonder dat je deze beweging echt maakt. Bijvoorbeeld: ik voel tijdens het inbeelden van het schoppen tegen een bal, hoe mijn schoen de bal raakt.

Hieronder geven we voorbeelden van beide manieren om duidelijk te maken wat wordt bedoeld. Lees de voorbeelden zorgvuldig door. Je hoeft de voorbeelden niet uit te voeren.

(36)

36

Voorbeeld eerste manier:

Beginpositie:

Ga met je voeten en benen tegen elkaar staan en laat je armen langs je lichaam hangen.

Beweging:

Beweeg je armen langzaam gestrekt zijwaarts, totdat ze evenwijdig lopen aan de grond. Houd je armen nog steeds gestrekt en beweeg ze langzaam weer naar beneden, totdat ze weer langs je lichaam hangen. Voer de beweging langzaam uit.

Mentale taak:

Neem de beginpositie weer aan (zoals boven beschreven). Vorm voor jezelf een zo helder en levendig mogelijk visueel beeld van de beweging die je net hebt uitgevoerd. Voer de

bewe-ging niet uit, maar stel de bewebewe-ging je alleen maar voor. Stel je dus voor dat je jezelf ziet

staan vanaf een afstandje en dat je jezelf deze beweging nog een keer ziet maken.

Voorbeeld tweede manier:

De beginpositie en de beweging zijn in dit voorbeeld hetzelfde als in het vorige voorbeeld.

Beginpositie:

Ga met je voeten en benen tegen elkaar staan en laat je armen langs je lichaam hangen.

Beweging:

Beweeg je armen langzaam gestrekt zijwaarts, totdat ze evenwijdig lopen aan de grond. Houd je armen nog steeds gestrekt en beweeg ze langzaam weer naar beneden, totdat ze weer langs je lichaam hangen. Voer de beweging langzaam uit.

Mentale taak:

Neem de beginpositie weer aan (zoals boven beschreven). Probeer de beweging die je zojuist hebt uitgevoerd aan te voelen. Voer de beweging niet uit, maar stel de beweging je alleen maar voor.

(37)

37 In de vragenlijst zijn vier bewegingen beschreven. Bij elk van deze bewegingen word je gevraagd om alle twee de manieren uit te voeren. Welke manier je moet doen zal bij iedere opdracht precies worden aangegeven.

Geef telkens na afloop van het maken van een voorstelling van een beweging aan, hoe moeilijk de taak was. Dit kun je doen op het Scoreformulier BewegingsVoorstellingenVragenlijst. Deze vind je op blz. 16. Onder nummer 1 vul je in hoe moeilijk je de mentale taak vond die je op blz. 12 terug vind. Bij nummer 2 vul je in hoe moeilijk je de mentale taak vond die je op blz. 12 terug vind etc etc. Dit doe je voor alle 8 de mentale taken. Er zijn geen goede of foute schattingen van hoe moeilijk de taak was. Het gaat erom, dat je zo goed mogelijk weergeeft of het voor jou makkelijk of moeilijk was.

Geef aan de hand van de inschattingsschalen die op blz. 6 staan aan, hoe moeilijk de taak was. Omcirkel het cijfer dat volgens jou het meest past met hoe moeilijk jij de taak vond. Werk zo precies mogelijk en neem zoveel tijd als je denkt nodig te hebben voor een goede beoordeling van elke beweging.

(38)

38

I

NSCHATTINGSSCHALEN

Voor elk van onderstaande 8 bewegingen:

Hoe moeilijk was het je de beweging visueel voor te stellen? Dus inbeelden dat je jezelf een beweging ziet maken.

Inschattingsschalen

1= Erg moeilijk voor te stellen. 2= Moeilijk voor te stellen. 3= Beetje moeilijk voor te stellen.

4= Neutraal (niet makkelijk en niet moeilijk). 5= Beetje makkelijk voor te stellen.

6= Makkelijk voor te stellen. 7= Erg makkelijk voor te stellen.

Hoe moeilijk was het de beweging aan te voelen? Dus inbeelden hoe het voelt om de beweging te maken.

Inschattingsschalen

1= Erg moeilijk aan te voelen. 2= Moeilijk aan te voelen. 3= Beetje moeilijk aan te voelen.

4= Neutraal (niet makkelijk en niet moeilijk). 5= Beetje makkelijk aan te voelen.

6= Makkelijk aan te voelen. 7= Erg makkelijk aan te voelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

▪ Medische besluitvorming waarbij onvoldoende aandacht is voor de context van de patiënt, kan heel verkeerd uitpakken (contextuele errors).. Presenteert de patiënt

Voor dit onderzoek hebben wij een aparte folder, die u krijgt wanneer het onderzoek afgesproken

Praat er daarna met je leraar/lerares over, waar je nog meer ziek van kan worden of gezond van blijft.. Dit houdt

Dat soort vrijheid zijn leerlin- gen — moet helaas gezegd worden — niet gewend en velen zullen verwacht hebben als vraag: “Bereken a, b en c.” In plaats daarvan wordt

 Met de steeds krapper wordende arbeidsmarkt zien we ook steeds meer moeilijk vervulbare vacatures voor beroepen waarvoor geen of nauwelijks instroomeisen worden gesteld.. Dit

verspieders zenden en 'machthebbers', nog meer beladen met spiegeltjes en kralen, of met gevulde geldbuidels en nieuwe technieken, maar mensen die zouden kunnen luisteren (in

Dat hef je alleen maar op door levende mensen voor de klas te zetten, die leven in hun zintuigen, geboeid worden door de wereld, en die de innerlijke rust en de liefde hebben om hun

Bereken de absolute en relatieve meetonzekerheid van deze meting en geef het resultaat in de juiste notatie. Meting herhalen (zelfde monster,