• No results found

Veldonderzoek naar de bestendigheid van cocos als drainage afdek- en omhullingsmateriaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Veldonderzoek naar de bestendigheid van cocos als drainage afdek- en omhullingsmateriaal"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N N 3 1 5 4 5 , 0 9 0 7 NOTA 907 januari 1977 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

Wageningen

VELDONDERZOEK NAAR DE BESTENDIGHEID VAN COCOS ALS DRAINAGE AFDEK- EN OMHULLINGSMATERIAAL

ing. H.J.Meijer en ir. J.A.Knops

BIBLIOTHEEK

STARINGGEBOUW

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemidde-len, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

(2)

I N H O U D

b i z .

1. INLEIDING 1

2. UITVOERING VAN HET VELDONDERZOEK 2

3. ONDERZOEKSOBJECTEN 3 4. RESULTATEN VAN HET VELDONDERZOEK 4

4.1. Tabellair overzicht van de onderzochte objecten

en verrichte opgravingen 4 4.2. Presentatie van de voornaamste bevindingen 4

5. INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN 7

5.1. Ouderdom 12 5.2. Zuurgraad 12 5.3. Ontwateringstoestand 14

5.4. Humus 15 6. GECOMBINEERDE OMSTANDIGHEDEN 16

7. AANBEVELINGEN OMTRENT TOEPASSING COCOS 17

8. NABESCHOUWING 18 APPENDIX I 19 APPENDIX II

(3)

1. INLEIDING

Cocos-vezel wordt sedert het eind van de zestiger jaren toegepast als drainage afdek- en omhullingsmateriaal. Door het hoge lignine gehalte van de vezel werd het als een bestendig organisch materiaal beschouwd en als zodanig geschikt verondersteld voor toepassing in de drainage.

Door toevallige samenloop van omstandigheden werd op enkele plaatsen ontdekt dat het materiaal, eenmaal in de grond, toch ont-vankelijk bleek voor een snel voortschrijdende verrotting. Bij een onderzoek naar inspoeling van gronddeeltjes in de drain bleek eveneens dat de cocos-vezel binnen enkele jaren na de aanleg in meerdere of

mindere mate verteren kon. Het was uiteraard te verwachten dat cocos-vezels, als organisch materiaal, in een bodemmilieu ontvankelijk voor vertering zijn; dat het proces echter zo snel kon aanvangen en verlopen was niet voorzien.

De eerste verschijnselen werden waargenomen in Noord-Holland. Door de afdeling onderzoek van de Dienst Landinrichting aldaar werd een veldonderzoek naar de ernst en verbreiding van de cocos-vertering ingesteld. Daar de cocos-vertering een gevolg kon zijn van

micro-biologische processen in de grond werd tevens contact gezocht met de afdeling microbiologie van de LH, welke afdeling werd voorzien van tijdens het veldonderzoek genomen monsters.

De bevindingen van de verrichte opgravingen, alsmede de verslagen van gevoerde besprekingen, werden door de Afdeling Onderzoek, van de Dienst Landinrichting Noord-Holland, in nota's vastgelegd, waarop hier niet verder wordt ingegaan. Wel wordt een chronologische lijst in

appendix 1 gepresenteerd.

Nadat elders in den lande incidentele constateringen van cocos-vertering gedaan werden (onder andere in rvk. Noord-Beveland en

(4)

Holten-Markelo), kon het probleem niet langer meer als een lokale aangelegenheid beschouwd worden. Bovengeschetste opeenvolging van gebeurtenissen was voldoende reden voor de Drainage Contactgroep om een doelgericht veldonderzoek te entameren. In eerste aanleg zou dit veldonderzoek een antwoord moeten verschaffen omtrent de ernst en omvang van het verteringsverschijnsel.

Tijdens het veldonderzoek, te verrichten middels opgravingen, dienden zoveel mogelijk waarnemingen van mogelijk beïnvloedende

om-standigheden verricht te worden. Deze informatie kan incidenteel in tweede instantie van, belang zijn bij het beantwoorden van de vraag: 'Welke van deze omstandigheden zijn verantwoordelijk voor het verteringsproces?'

2. UITVOERING VAN HET VELDONDERZOEK

Daar de te verrichten waarnemingen bij het voorgenomen syste-matische veldonderzoek veelal van subjectieve aard zijn, was het van belang dit door een onderzoeker te laten uitvoeren, ter

bevor-dering van de onderlinge vergelijkbaarheid van de verzamelde gegevens. Ing. H.J. Meijer van het I.C.W. werd bereid gevonden het veldonder-zoek uit te voeren.

Teneinde snel te komen tot een uitspraak ten aanzien van de

omvangrijkheid van het verteringsverschijnsel, werd het veldonder-zoek eenvoudig van opzet gehouden. In de geselecteerde objecten werden sleuven gegraven en de drain over een afstand van circa 1,5 meter voorzichtig blootgelegd.

In hoofdzaak zijn de volgende gegevens verzameld:

1) Tijdstip van aanleg en omstandigheden tijdens de uitvoering, voorzover nog te achterhalen.

2) Herkomst van de drain alsmede van de omhulling of afdekking, voorzover bekend.

3) Kwaliteit van de cocos-omhulling of -afdekking bij aanleg, voor-zover dit nog na te gaan was.

4) Ontwateringstoestand op moment van opname, alsmede hetgeen ten aanzien hiervan uit het bodemprofiel af te leiden was.

(5)

5) Profielbeschrijving, alsmede notitie van het al dan niet aan-wezig zijn van humushoudende bovengrond op de drains. 6) pH-bepaling in situ in de omgeving van de drain.

7) Vaststelling van de hoedanigheid van de cocosomhulling of -afdek-king (de verteringsgraad).

8) Andere door onderzoekers relevant geachte informatie.

3. ONDERZOEKSOBJECTEN

Er kunnen twee categorieën objecten onderscheiden worden:

I. Objecten waar het verteringsverschijnsel reeds was geconstateerd. II. Objecten waar de cocos-omhulling wel toegepast was, maar nog

geen verteringsverschijnselen geconstateerd of dit nog niet onderzocht was.

Tot categorie I behoren de volgende objecten: Noord-Holland: Niedorperkogge en Het Grootslag Overijssel : Holten-Markelo

Zeeland : Noord-Beveland , de Poel en tot categorie II

Friesland : Berlikum

Overijssel : Steenwijk-Oost

Drente : Gieten-Gasselte, Dwingelo Noord-Holland: Geestmerambacht en Obdam

Zuid-Holland : Proefboerderij West-Maas, de Zilk en Pijpleidingstraat Zeeland : Kieldrecht

Het aantal te verrichten opgravingen per perceel ten aanzien van categorie I werd overgelaten aan het oordeel van de onderzoeker. Voor categorie II werd aanbevolen deze percelen per object te selec-teren en minimaal drie opgravingen per perceel uit te voeren.

Het onderzoek werd begonnen in Noord-Holland waar de vertering reeds in verschillende stadia geconstateerd was. Hierdoor was het mogelijk tot een bruikbare norm te komen ten aanzien van de indeling naar de ernst van de vertering.

(6)

4. RESULTATEN VAN HET VELDONDERZOEK

4.1. T a b e l l a i r . o v e r z i c h t v a n . d e o n d e r -z o c h t e o b j e c t e n e n v e r r i c h t e

o p g r a v i n g e n

Alvorens over te gaan tot een presentatie van het waarnemings-materiaal, wordt in tabel 4.1 een overzicht gegeven van de onder-zochte objecten en het aantal uitgevoerde opgravingen.

Een volledig overzicht van de veldwaarnemingen per opgraving is toegevoegd in appendix II, terwijl in appendix III een aantal

speciale opmerkingen is vermeld.

Ter bevordering van de overzichtelijkheid wordt in 4.2 een bewerkt overzicht van de voornaamste bevindingen gepresenteerd.

4.2. P r e s e n t a t i e v a n d e v o o r n a a m s t e b e v i n d i n g e n

Als mogelijk het cocos-verteringsproces beïnvloedende factoren worden aangemerkt:

- Zuurgraad van de bodem.

Hierin worden drie categorieën onderscheiden pH < 6 : zuur

6 < pH < 7.5 : neutraal 7.5 < pH : basisch

(Prof. Kuntze veronderstelt dat in Duitsland geen verteringsver-schijnselen werden geconstateerd, door het zure karakter van de gronden).

- Ontwateringstoestand.

Het zou van belang • kunnen zijn of de cocos-afdekking of -omhul-ling voortdurend onder water gelegen heeft (anaëroob) afwisselend nat/droog is geweest of voor het grootste deel droog (aëroob) is geweest. - Humus.

Een vaak gehoorde vraag in het vroege constateringsstadium was; 'Is sterk humushoudende bovengrond op de cocos aanleiding tot

(7)

C 0) 00 a •rl

g

u 00 O <D • 44

•s

•rl

B

cd 44 a)

S

S

44 u CU

"g

O ta u eu •d

•8

4J

•s

•rl N

I

f - * «* r * a>

•s

H « • H U a • H > 0 Pu Ö •i-l 44 U

§

eu o (U •d o cd cd 44 U

SS

< o 0) DJ U M 0) Pu 0) 00 0 • r l i-H

l

•B •* |H •H

â

TJ

g

43 44 <U T) -d

S

4 3 4 * (U T3 Pu Pu •W >H l l H > H M H > > Pu Pu pu Pu pH >U |>U >H p4 ttä pd BS r«. r^ r«. r-» I I I I m r-I m pq m m r«. r » I I M W M P P P CU « -d cd -H p-l <u > 43 H M H M H M M > H H > M M H M W H H > H M H H > > > > w w w w w o o o o o o o o

loi/*»"*» ifl ifl m i/i m r^ r» r-. r*. r^ r<» i>» r»» o o O o o

ÜA

i i —« CM r o CM I I I I I ^ N N t n i o m o - . - * — — CN CS i

i

1 X 1 i i i i i O © O CM CM CM CM CN N N N N N N N N « ^, ^, CT\0>0\00000 O Q O •— — »^ —• -"• I I I I I I I I " I v O v O N N N t n t n CM m CM co i n en CM 0) <u CO — — CM — — — — -O-CM — - " C O - Ï C M C M — — 0 0 m — N M — h pq pq g pu PQ C/3 a H « eu eu • O D S CU "O •H SC » CU CO - r j •O r-l o Pu •rl M • • •M rJ hJ C/3 . • pq PQ • • • • - J C/3 C/3 3 M M r-l 44 U O ca cu > 9 44 0) TS fa -rl •i-i >o • H cd i-H 44 cu ca TS Ps •rl r-4 9 0) N 1-3 CO U CU • d r-i o co U a eu CU • r l CO CU 44 co • r - «

.£ 8 v

I-t t-4 44 O O 44 > > M CU CU O H r - a & Pt co • * • * -•i-i " T d •rl >H Cd i-H i-t 44 cu cu ca •d 44 ps •rl CO i-I 9 5

"i

N O i-J eU CU r - l & « 44 CO

S

k

" O CU r - l U CU PQ 4«! u o o 43 rU r l CU cu o o : 44 a r l CU 0 0 ' r l U iH O IU 44 < H CO Cd 44 U cd 43 O V H O M Sä Pu C/3 CU

•e

T

8.

44 iH o •H CU r , T3 CU 00 r l 0 0 CU O CU •BB CU «

&?

O «rl S t J rl CU CU • r l . ' H S 3c 43 CU 43 O 00 O cd o o cd

UU

tu CU r l "O 44

g f r g g g

44 O 44 CO 43 CO - d CO - H 4 4 CU CU CU r 4 »U CU . H CU 9 CU O Ä (3 1-3 pq

£

ö CU oo a • r l a 0 r l U • d % r 4 CO CU • r l r l rV CU • 44 0 CO M P 0) ca co •<-! • r l U CU

è

o

t

rl O o SS

(8)

e <u Pi u 0 0 o. o •5 •r« M >

S

«o eu J= ö 0) oi 4J o o X ! O o N M 0) T> e o • o c > •3 • H N CU CU •3 H 0 0 O fc <u > 0 0 Ci • H A i

§

O . o CU . O O

§§

at o . O O co co 4-1 VI

§

00 o, •< o 01 o 00 c CU id Ai

13

CU > r-l • r - l a en co cd

I

4J M Ü 9 CU • r 4 CJ a •rl > O M dt 00 M Ai + TJ

S

-Q Ai eu t j <4-l oo u Ai + »o

g

fi Ai eu T3 U4 < < M H H M > M M H H M M M « 03 33 Ui « !*i fc*S r* r^ r> I I l CT* C7^ CT O O O I I I m vo vo <N <N CM i n i n m r>. r^ r>-I r>-I r>-I o \ o \ o O o — I i I CM m cri N N O m I O I O •* ro en vo vo o o -o u cd cd oo o o PQ " - ) • r l U CU t l U 01 o x> «M CU O P - , 00 0 0 c c •r-l -H C C 0 O Ui ii 0 1 CU •O TJ

1

•o oO 01 r-l M oi ß • ' - I > 0) . r l 4-1 co O o*

€ °

cd • M u CJ CU 4J PL, PL, t-5 > f t , C/3

g

0>

5

s PQ I •O U o s o •o c Ol

If

•g a a oi cd P N CU CO T ) CU § . . A i cd cd fi r-l H J > I CO 0) Ol cd cd eu oi u o oi u CM N W o •o • H s N 01 0) N

(9)

„ ,. , ,,. a. gewichtskwaliteit - Kwaliteit cocos-omhullmg fe> v e z e l k w a l i t e i t

a. Het is niet duidelijk of dit punt van belang is. Een

eenmaal ingezette vertering zal zich weinig storen aan het feit of er een dikke (1000 grams) of een dunne (500 grams) laag cocos om de drain gewikkeld is. Het enige wat men zich in deze kan voorstellen is, dat een dunne laag met veel open

plekken, veel sneller verdwenen zal zijn. De oorspronkelijke dikte is bij opgraving bovendien moeilijk meer vast te stellen. Mogelijk zijn vezeldikte en bastresten maatgevend.

- Jaar van aanleg.

Eveneens een interessant punt is, hoe snel een eenmaal ingezet verteringsproces voortschrijdt, hetgeen uiteraard nauw gecorre-leerd zal zijn met de kwaliteit. Omdat het tijdsverloop tussen aanleg ' en opgraven sterk kan verschillen, moet dit punt wel worden beschouwd. - Verteringsgraad.

De mate van geconstateerde vertering is ingedeeld in 6 klassen: 0: De vezel is treksterk en lichtbruin van kleur

1 : De vezels breken bij enige trek. De kleur is donkerder bruin 2: Bij aanraking breken de vezels tot korte stukjes

3: Vezelstructuur nog zichtbaar doch de vezel verkruimelt tussen de vingers

4: De vezel is als massa nog te onderscheiden; deze massa is smeerbaar 5: Volledig verteerd; soms nog donkere resten waar te nemen.

De veldwaarnemingen ten aanzien van de hierboven omschreven facto-ren zijn per opgraving gepresenteerd in de tabellen 4.2.1. t/m 4.2.4, onder vermelding van de verteringsgraad.

5. INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN

Als eerste stap zijn de veldwaarnemingen geanalyseerd op de mogelijke verterings beïnvloedende omstandigheden. Deze zullen nu achtereenvolgens worden behandeld.

(10)

8*

e

•n

t

«

J

t

M '!? «

?

g

•A

t

4

S

I

N

s

M

.9

* ' * % • n

t

«l to M

•s

•S 3

a

J

1

N «n

3

IM

&

* * '

S 3 3

"

a a a

- **'

s

'

a

'

a

- S S M

H + S 8 + + + + + + + + • + + + + • + + +•••

Hi S & f t ä M t r M . l t E E H M i a s l

o o o o o o

o o o

o o

o o

— O — O O N N N O O CM © O o o o O O o o o o o o o o o o PM PM — o — O O

o o o o o o o o o o o o o o o

CS CM PM O O

- o - o o

PM PM PM

o o o o o o o o o o o o o o o — o — o o

o o

o o o o p o o o

O O O O O O O > - 0 - 0 0 N N N

o o

« PM f» « P M « P M •"•PMCi " - N — P M f n ••• PM Cl «* U-| « N W « P M

6

H M H H

5

*

2

3

g

M

g

(11)

u o o CO X I c o u O o> -a e •o s o 43 03

1

EC 43 3 ca <u > •rl c C •i-I td U X I O. O • e M -H 00 CO e M O) -o > o (X I ca ÖO a •rl M Ol •U cd

3

• rl 41 cd • i - > •rl O) 01 rJ 05 01 O •8 ai •a o u 43 cd 4J • M e • M < * cd • I - I

•3

ca • r l CO Cd 43

•8

o M 00 •rl X> 01 o 60 en "O 'O "O N N N X) XI N N X I XI XI X» N N X l X I d X I X I X l X l X I X l X l X I r-l i-I N N X I X l X I N N N N > N N N N N N N N + + + 4 » ä 4 r f N + + N N X M X m — 4«! 4«! U U M 00 O O O O O O O CO o o o en ut u") - * « * o o o o U I PO r » < * O O O O O OCO o o o o m m-d-«* o o o o o o o o o o o o co o in co m o — sf o o m < j < f o o o o o o ir> < j m m ^ < } o co o o o co — o o o o o o o o o o o o o o o o o m co —• >* o o o O co O m m -* «* o o o o o — CM CO — CN — C \ | CO S f " - C N C O — C N C O « * — CN • • • • • • • • • • • • • • • « • • M M M N H H | > > H > > H H O M M W M M H W O M U S» H O H M M M ^ CJ f j >

(12)

u o o co e o i-i

o

•o e t> 3 O JC 0) <u > •rl c • H cd la

8"

• 0 VI T-l oo at G u eu T > J> O X X>

E.

1 CO 00 0 • H r l <u u Cd 4J 'S d cd j j ca CU o u

ê

4J • r l CU U • r l i - I 2? »

(2

CU •o 4-1 cd " " « » • ^ 1-4 l - l 3 • r l 4J »M CU V rJ 0) •o o u 3 CU l - l CO a co CU e Xi O ca • r l CO cd X> U u 3 CU 0 M ta eu co co •rl u CU cd

S

X> o o u CU cd M CU rO

g

M o CU 00 • r l 4J T3 CU O 00 CN en •8 0 i H « * N M M X JA r l - r l - r l S S «rl - r l - r l N N r-l r-l r-l "Ö "O "O N N N + + + Ai Ai M 13 T3 TJ N N N + + + Ai At .M T»J T3 ^0 ^3 TJ *Ü N N N N N N N H f l - O co N H N I + + N N CO CO CO CO CO CO O — o o o o — — -a- o m * t O l t n O N r C0 A i CO CA CO CO •rl — — o Cl CN «tf C l f l Cl O N • " O O O — — — • * O U I - * en es «* —• — o o o o o o — C I N >cf - » O O o • • • <t o io • * c n c n c n o c N — — — — sf o m •* o o o CN — en en en o en CN «* — — o o o o o o o o m - * — ,_ si- en en en O CM • -O — en CM «* — — o * - C N - N c i « t r - e s e n —• es en — <N en •* u"> ^O —< CN en st- m vo M M dl H U

u

10

(13)

CO eu a o u a m 00 a ' H U CU U U Ci > <u

8*

• a CU o

S

•H > •ri i-H a) oo

â

S

cj 10 eu •H a) 4J M O O co T3 C O CU •a

g

t ) 3 O 43 CO

I

3 cd eu > • H

g

• r l Cd M Pu O oo cd > o s c jD

ft

PM I CO 60 a •rl U 0)

I

CO eu 0 o o > CU T3

S

>

s

•rl N

§

cd 0 CU y u « u •H N M S?

è

«» «M «* i H 0)

•8

H ' u • r l CU •H r-l cd

à

'O • n • H 4J CM eu 0)

1

u

•a

•O

•a

^. * t-H i H 9 0 <4-l 3 eu i - i CO C 4= o CO •H CO cd -o M 4J 9 0) (3 M

§

N •8 o u CU

•a

•s

o

•s

eu M •rl U 0) O 60 CN en M • * •a N r-l t - l r-l 1-) r-< r-l i-l XMJ4J4MX + * f S r - l r - l ' O ' O ' O ' O i - ' > 4 4 4 d N N N N 4 » i + + + N M M + + + + + • H »H >i-l - r l ' H - r l H . r l H - H

i—I i—I •—I •—I <—I •—I ^ j •—I ^rf t—l

• r l H ' O ' O i - I H H i - I I J H r - I A i N N ^ ^ ^ ^ l i N W O O - " M n - m n o - N N CN — CN CN CN CN CN — enen — u i e n © — CNCN O O N N N N N N -— cnen -— m en o -— es es O O C N -— es es «M es CN -— — cncn — m e n o — CNCN O O C N — CNCNCNCNCN — es—CNeNeNeNCN —

o o

— cncn — m e n o — CNCN — t N c n « * i o v o r « . o o e y t o — N r o s M o v O N c o e n o H H

(14)

5.1. O u d e r d o m

In tabel 5.1. zijn de waarnemingen samengevat naar het aantal jaren dat verstreken is na de aanleg.

Tabel 5.1. Aantal waarnemingen naar verteringsgraad in relatie tot het aantal jaren sedert de aanleg

Verterings-graad

0

1

2

3

4

5

Totaal

1

4

2

6

0

0

0

12

Aantal jaren 2

17

1

0

1

2

2

23

sedert 3

18

5

4

4

3

2

36

aanleg

4

8

6

3

4

1

1

23

Totaal aantal waarnemingen

47

14

13

9

6

5

94

Uit dit overzicht kan geconcludeerd worden dat er geen verband te onderkennen valt tussen de tijd verstreken sedert de aanleg en de mate van vertering.

5.2. Z u u r g r a a d

In tabel 5.2.1. zijn de veldwaarnemingen samengevat op basis van de gemeten pH van de bodem op drainniveau.

(15)

Tabel 5.2.1. Aantal waarnemingen naar verteringsgraad in relatie tot de zuurgraad van de bodem

Verterings-graad

0

1

2

3

4

5

Totaal PH zuur < 6 21

2

0

1

2

2

28

6

neutraal < pH < 7. 22 11 11

5

4

3

56

5

basisch pH > 7.5

4

1

2

3

0

0

10 Totaal aantal waarnemingen 47 14 13

9

6

5

94

Worden de verteringsgraden 2 t/m 5 alleen beschouwd en samen-gevoegd, omdat graad 1 nog niet duidelijk te lijden heeft gehad van aantasting, dan kan tabel 5.2.2. worden opgesteld.

Tabel 5.2.2. Samenvatting van het aantal opgravingen en geconsta-teerde verteringsgevallen afhankelijk van de pH

pH Bodem Zuur Neutraal Basisch

Totaal aantal opgravingen per pH groep Aantal verteringsgevallen % van totaal 28 5 18 56 23 41 10

5

50

Uit bovenstaande volgt dat naarmate de pH hoger is er in meerdere mate vertering werd geconstateerd. Dit is in overeenstemming met bevindingen in Duitsland, waar weinig of geen cocos-vertering is aangetroffen. Dit wordt toegeschreven aan het zuurdere karakter van de gronden aldaar (persoonlijke mededeling prof. KUNTZE, okt. 1975).

(16)

5.3. O n t . w a t e r i n g s t o e s t a n d

In tabel 5.3.1. zijn de veldwaarnemingen samengevat op basis van de ontwateringstoestand.

Tabel 5.3.1. Aantal waarnemingen naar verteringsgraad in relatie tot de ontwateringstoestand Verterings-graad 0 1 2 3 4 5 Totaal Ontwateringstoestand Aëroob 10 10 9 6 4 3 42 Wisselend 10 3 1 3 1 2 20 Anaëroob 27 1 3 0 1 0 32

Tot aal aantal waarnemingen 47 14 13 9 6 5 94

Samenvoeging van de geconstateerde verteringsgevallen van graad 2 t/m 5, levert tabel 5.3.2. op.

Tabel 5.3.2. Overzicht van het aantal opgravingen en geconstateerde verteringsgevallen, in relatie tot de

ontwaterings-toestand

Ontwateringstoestand aëroob wisselend anearoob Totaal aantal opgravingen

per ontwateringstoestand Aantal verteringsgevallen % van het totaal

42 22 52 20 7 35 32 4 12 14

(17)

Hieruit volgt, dat naarmate het milieu rond de drain meer aëroob is, het aantal geconstateerde verteringsgevallen toeneemt. Dit is geheel in overeenstemming met de conclusies uit microbiologisch onderzoek, waarbij geconstateerd werd dat: de afbraak van cocosvezels in de grond geschiedt bij aerobe en zeer vochtige omstandigheden.

(Nota ANTHEUNISSE, Laboratorium voor Microbiologie, L.H., april '76).

5.4. H u m u s

Tabel 5.4.1. geeft een overzicht van de veldwaarnemingen in rela-tie tot het humusgehalte van de grond rond de drain.

Tabel 5.4.1. Aantal waarnemingen naar verteringsgraad in relatie tot al dan niet aanwezig zijn van humushoudende grond op de drain

Verterings- Humus op Drain Totaal aantal

graad J A N E E waarnemingen 0 28 19 47 1 8 6 14 2 12 1 13 3 6 3 9 4 6 0 6 5 4 1 5 Totaal 64 30 94

Samenvatting van bovenvermelde resultaten, levert tabel 5.4.2. op.

(18)

Tabel 5.4.2. Overzicht van het aantal opgravingen en geconstateerde

verteringsgevallen, in afhankelijkheid van het humushoudend

karakter van de sleufvulling op drainniveau

Humeuze grond rond drain Ja Nee

Totaal aantal opgravingen 64 30 Aantal verteringsgevallen 28 5

% van totaal 49 17

Uit dit overzicht blijkt dat wanneer de grond, die in direct contact met het organisch omhullingsmateriaal komt, een humeus karakter heeft dit duidelijk van invloed is op het verteringsproces

6. GECOMBINEERDE OMSTANDIGHEDEN

Een nadere beschouwing van het in hoofdstuk 5 gepresenteerde materiaal duidt erop dat een combinatie van omstandigheden mogelijk verantwoordelijk is voor een onverwacht snel verteringsproces.

Wordt ervan uitgegaan dat een wisselende grondwaterstand gerekend wordt tot de aerobe situatie en beschouwen we alleen de verterings-graden 2 t/m 5 als aangetast, dan levert dit, in combinatie met het al of niet humeuze karakter van de grond in de drainsleuf op drainniveau, het volgende resultaat op:

(19)

Tabel 6. Waarnemingen naar verteringsgraad in relatie tot de ontwa-teringstoestand en het humeuze karakter van de grond rondom de drain Verteringsgraad 2 3 4 5 Som % Aëroob Ontwaterings + wisselend toestand humeus 9 6 5 4 24 73 niet humeus 1 3 0 1 5 15 Anaëroob Totaal humeus 3 0 1 0 4 12 niet humeus 0 0 0 0 0 0 13 9 6 5 33 100%

Uit bovenstaande blijkt dat uit een totaal van 94 opgravingen, 33 gevallen met meer of minder ernstige mate van vertering werd geconstateerd.

I n 24 (ca 75%) u i t d i t t o t a a l van 3 3 , kan h e t v e r t e r i n g s v e r -s c h i j n -s e l i n verband g e b r a c h t worden met een humeu-s k a r a k t e r van de grond i n de s l e u f op d r a i n n i v e a u en a e r o b e omstandigheden. Wordt de zuurgraad van de bodem mede i n beschouwing genomen,

dan b l i j k t i n 20 ( c a 60%) u i t 33 g e v a l l e n h e t v e r t e r i n g s -v e r s c h i j n s e l i n -v e r b a n d g e b r a c h t t e k u n n e n w o r d e n m e t e e n n e u t r a a l t o t

b a s i s c h m i l i e u , a e r o b e o m s t a n d i g h e d e n e n h u m e u z e g r o n d r o n d d e d r a i n .

7. AANBEVELINGEN OMTRENT TOEPASSING COCOS

Op basis van de bevindingen van dit veldonderzoek, de algemene conclusies ten aanzien van cocos uit het rapport 'Landelijk onderzoek naar de inspoeling van zand in drainbuizen', BUSSER/KODDE, sept.1976

(20)

en de thans beschikbare ervaringskennis, kunnen de volgende aan-bevelingen opgesteld worden inzake toepassing van cocosvezels als drain omhullingsmateriaal:

Ie. Direct contact van humushoudende grond met het omhullingsmateri-aal dient vermeden te worden. Dit is van bijzonder belang in

zavelige en fijnzandige gronden, welke in het algemeen matig humeus zijn in de bovengrond (humusgehalte van 2 tot 5%). 2e. In steriele dek- en zeezandgronden kan zonder bezwaar cocos

als omhullingsmateriaal toegepast worden, mits de grond niet te fijnzandig van karakter is.

3e. In gronden met een lutum-gehalte van minimaal 10 à 12% kan cocos zonder bezwaar toegepast worden, mits contact met humus vermeden wordt.

8. VOORTZETTING VELDONDERZOEK

Een voortzetting van het veldonderzoek wordt nuttig geacht, om de tot nu toe gevonden aanwijzingen te verifiëren. Het voort-gezet veldonderzoek, zal een twee-ledig doel hebben:

Ie. Middels een vergelijkend verzandingsonderzoek zal nagegaan worden in hoeverre de filter in gronden met een lutumgehalte van minimaal 10 à 12% tijdelijk noodzakelijk is in verband met

in die gronden te verwachten herstabilisatie van de gestoorde grond rond de drain.

2e. Middels een vergelijkend hydrologisch onderzoek zal worden

nagegaan in hoeverre de hydrologische werking van het omhullings-materiaal van importantie is in zavelige en fijn zandige gronden.

(21)

9. NABESCHOUWING

Op grond van het gering aantal beschikbare alternatieve omhul" lingsmaterialen (cocos, turf en in mindere mate vlas en glasvlies) lijken de huidige bevindingen ten aanzien van cocos weinig reden tot verontrusting te geven. Vooralsnog zal dit produkt, mede gezien zijn gunstige prijsniveau ten opzichte van turf, in de nabije toe-komst nog een belangrijk deel van de markt voor zich opeisen.

In de toekomst zullen mogelijk synthetische materialen meer ingang vinden, maar het lijkt voorbarig te veronderstellen dat deze produkten de organische materialen geheel zullen vervangen.

Onder speciale omstandigheden zullen vooralsnog volumineuze organische materialen, zoals turf, cocos en vlas, de voorkeur

genieten, waarbij gedacht wordt aan die omstandigheden waar ernstig rekening gehouden dient te worden met verstoppingsverschijnselen van chemisch/biologische aard, zoals ijzerafzettingen.

(22)

APPENDIX I Nota's en Notities van de Afdeling Onderzoek, Landin-richting Noord-Holland, met betrekking tot de vertering van cocos

jan. 1975 Nota Ing. A. Wemmenhove

Kavel van Dam, Niedorperkogge maart 1975 Besprekingsverslag 7 maart 1975 Bureau Uitvoering Zwaagdijk maart 1975 Nota P. Muns

Opgravingen r.v.k. Niedorperkegge maart 1975 Nota t.a.v. stand laboratoriumonderzoek

juni 1975 Besprekingsverslag 19 juni 1975 Afd. Microbiologie L.H.

april '76 Nota J. Antheunisse: 'De afbraak van Cocosvezels in grond'. Laboratorium voor Microbiologie, L.H. aug. '75 Nota veldonderzoek r.v.k. Het Grootslag

Drainage Contact Groep

augustus Toelichting veldonderzoek duurzaamheid cocos, n.a.v. bespreking 18.08.75.

oktober '75 Besprekingsverslag 23 oktober 2975. Microbiologie LH - CD/ICW.

APPENDIX II Volledig tabellair overzicht van de verrichte veld-waarnemingen ten aanzien van het veldonderzoek cocos-vertering. Pagina's 15 t/m 18.

(23)

g 2 Q) CO CO CO H 41 Ol Cl M G « <d *d (K «I fO (Q CD •o M *i-i u eu M V *H 01 r-l ' I S T3 N I CTJ M *rl

s

N ai a> j i * d a j d a a

s

N •fl a N Ci ai - H 0 ) J * •a e Ë i g O Ü o • d

s

N • d

a

N n) ai 00 • H d) -M CL a d G 01 > 01 > N

a

-tt M etl 41 • >-t 01 ^ i a ai ai N on at 1—1 a> 00 • H ai J»£ c ai

a

N B a g e o a) a ai o t>0 N ai , o « X) i-l ^H a ê «H ^ h o 3 ai M ai M M ai o u u 3 p- a to + o o o -a -o 3 -5 ) O M O O O O • T f l O c l M - rt VU * M i i i i r*. p». m S T o C 1 M N N a ß 'M ü e 01 01 O 01 01 ai ai u a> ai > > o > > O r - en QO I o o g O 0 B o. O. N v O < " ^ " l - J - J C O C M N ' • i-I OO-r-l 01 ' H 00 (d 0 0 * i - i 00 Cd Cd Cd oO cd B) *—• cd nt fl) ai •-) oi -a c a eu c c a ai s Of ai o> T j f ) T j - H - H § § §,2,2 O O O O O a. a . CM m o o o 00 00 3 O •i-i ai N N 4-1 01 O -rt - H m i i n c r -* J 4 J 0 01 • ••4 4 J 4 J S » • n O S CO N •o P ai ( 0 01 N O 3 0 ) * d •r-l h O o u ai M c H 4J L i »

a

N -« M 01 u 3 • d M O •O 5 « o N CO r - l - 3 01 4-1 01 j i - ö > 01 0 r - l 10 O > O 0 0 0 0 * 1 3 <i ' S ? N C O •d -** • , * ! . * . C « « 3 4-1 U L i W Crt ( O •M •»$ 01 01 i H r - l È e 0> 01 N N 0) 0) «i-i 01 0) •r-l •i-i 00 "->••-» 00 00 « 00 t>0 cd cd cd cd cd cd cd r—i nt cd r-4 r-l -rl i-I f-) •o "O - o ai - d - d " - t c H a ir: I cd ^ cd cd r - l i - l N N N Kl N N c a a oo a a ai oi ai - H ai ai N M a a .,-1 - r i . H - r i , 0 ai ai ai cd a> ai ai

5"

r H ffl • N " < * i m o - i i i a a — ci m i o c I

I

ai

3

i-> a b Ü • H M 4 J d • H •o 00 d ' H & - 0 O 4) ' H •ä 1 , 8 r-« + * H • a M - d > g s s r B a 3 ' S i : •s* M 00

i

g * S •g g- B •i-t ' H CS -O Q 'S 3 IM «4-1 s d co eu + ai o i l-l <-l 5 »-s :> « I oo . H - H ai i f l a i ) T . t j "a t A fl "d h ' : . H eu . H ' H - H - H - H -i ' • • -

s&ä

o o o o o o o o o o o o o o o - N N ( M f n - N - 4 ' c n - * r > . ' * f n c CM L. • T3 1 S I S 4J *a 4J M oo Ä ' H J3 M - H in m • * • * m

ss

00 d 'O ' o *d "d 0 ) - H > H - H - H § ai ai + "d M ai > N 41 • m 01 S 4J *o o ai 3 t » - r t r-4 > J S oo u u ( 3 " O r i T 3 « 41 S ' r i O ' H W W B O co w 0 0 CO r l r J 0 0 a s 00 ^ i - o - d 0 ) L I ( 0 4 J a i q « 0 0 J a i a i a i 0 ) CO CO • J - J * >û vO N r*. ps p» N O O O O O 00 00 00 OO 00 lT( -<T • * • * - » O I o o o o • T t o s f n - o m m m «» t n m n c - c - •>. c - It || Il m t**i i i m o o -a- -<T • * O i n » 0 O O O O * * * .>s - * s ~ t n O i r > i n O NClflOOwMC'lOOOMOCOttN * m m A i« «t A ^ ^ ^ p A ^ n •* » — — — o O — — » » » o o o o o ^ • » • s t c N c s ^ n c n c ^ c ^ - s T s - f - j r ^ p o M M M K M M K M r I M M M M r I M U S ï ï » > > > ï oo oo'S 'S '» •SïiisssiTdriissdQBEda-irSEQiiicd OO OO Q OQ Q QO O QO Q O O Q O O Q O Ö O O O P O O Q c S O OO O OO O OO O OO O OO > * « » ' * \ D p M n i n i r i i f l i n i n i n « j > * i n { » » » » » » » » » » S » » » ) O i O i 0 4 > O v O t O O O O i O U M n i O i O o m i n ys m m » n i A O Q O o o ^ « . ^ . - ^ o o o o o M P i n 8 ) r » i n i n o o o » o \ o < o N C o • • » * * » » f s . r N . o o • . « * • • . - . — — o o — — » « « oo oo o • * • * • * - f f "sT M M M »4 M aa B sa o o o o o m m m o *n p*. f - p». f » r » m n n es /cd » Ï » 3 Ï ^ ^ %0 sO sO - * «it en r n c*> P3 » c-- 33 3 ! n n M N C M C S C M N t N C N - ' - O n P I ONC7Nl9lCnC7^C7\(Tfic7\C7\crAC7vCTiO\C7vcTl i M M > > > ! > > > > > tUcaeAa^aäaüpioieäPioüoüPi en c*i c i en en CM M M N M r-. r-* r*. p». r»H ("h O) 0\ C7\ (TTi o < ! < ! < < < < ;

* * 2

3

*

o o — o o s r - * • * cN • * o i o i CM m en r>. p«« r«» r». r-s C^ CJ\ (Ti CT» C7* cd — CM en • 09 M ep CQ to tn « co cd cd O e - c OO 00 00 Ol Ol 0) 4-» 4-1 4J 4J 3 3 3 - H • (Ü Sä « X Bö -3- - * • * • * • * ! I en en O O O » S y? ^ ^D ^ ^ • * en •» «* ^ - ST M M M K H H "> N 5 o o ' 5 oo c- "B •>• t>. e-< o-en o-en o-en i o-en i * CLI S » . t>. o -m -m -m -m -m i n *£ vD ^O ^ ^ ^ m e n — • s f O o o m i n - N t - * o c * » — e n - s T - s t P - p s . p s . e M r s i f i i O r s v O v O ^ u l i A i T I v O + + m m m o -s. + -s*, o m " " - 4 2 AC" » * o o o — — • Cd Cd -H s * - ï s3- fr, es. | i M H g) K K M K > > 3 3 s t s T s t < t . * _t 1-1 r - l t - t 4-1 g N C0 01 01 01 i-H >H C- es. « N O 01 3 eu ai 0 0 » i - i r H ^ o o K o O O O A oo X P3 C" r>. 33 ffi c- e - e>> c*. «s. O O O • O O (~ O O ( o CN CM — m m c * «s. «s. «s. <s. vO NO SO SO SO SO SO ^0 ^O SO SO o o o m s o o o o s n o o C71 CTN CTl CT\ • I I I I I I CM CM CM en en ps, ps. r s . ps, r s . d \ 0\ Q\ G\ CPt a o a a o CM CM CM P s . P s . p s , — o — Ps.ps.ps. C^ f^ C^ f) p s . p s . r s . f s . CT* W 0\ 0 \ + + I I I + en en er« CM CM CM CM Ps. ps. \0 Ps. Ps. ps. ps. CTt c?\ ey» en er* e^ ^ - C M M M > W W W W ( d W O f * d L i O O z — c M c n - d - — C M — - — — c M c n l l l l l l l l l l l M M M > M l - I M M H r - l r - t l - l > > > O OO O OO OO Ü Ü O

(24)

H CD -O fl N N ^ J j d M N Ö C 01 ai 3 it q u u m oi S P . N N N N N N 3 0 3 3 jz W I H W > H c i c i ..-i o o o o S S 4 J 0 I H H H H 3 3 01 r-l 00 00 00 O0.C XT 00 00 00 00 01 0) • a • .,-1 >P4 . H - H M M I I I I — — r-l « a» M ' H *H . > •«-) J d 0) -H T-i r-t , tO OO *-* <0 jA M , M J * ß G G N N 01 ai O n) ] N N oo oo al i—< n) G rt a) T ) T3 H d a» m > ai oo oo I r_i r-< oo ô3 «J 1 -aa c c a i 3 ' - < ' - < r T3 "O S oo m « i m m m T I u m m i C N N N H C O O O t • — O l I I 1 T3 00 ( ex c i a a a. o i i i i ai TD T3 a» • o, x i oo c -u m xi X I en T ) (H XT Xi en x: en r - l - Ü + C (Tl £ n -.-< t/3 C CB X) w ^ e n ra X i • --t M . M l-l fl) (/) r - l ^ + G (fi Xi XI en ,—i «) + i l ti) *-> H - ) f>0 m C! G fil XI eo <w 00 •n N c ni X i en •rt (0 M ß a i 3 O x= X I - H en T ) G N T ) fl) T ) 3 n X ! - U LO O m a) •n 3 T 3 OO ß S ni O p , 0C C T ) T) • a > a ) a i ü a i , A ! a i a i : M x M S .*: • j i ^ s . nj ai - < oo •V n) . C - < ta -a • g C N j : n) ; >H -f-l ' H J ( - H 111 'r-l -M J T 3 X J T D ^ T 3 - O T 3 ' 0 I G C G O I G - O G G ) n l r d ( l 4 J l O > r l I 0 9 ! G C C X M td m m . . N N N J J .*: ai •a X I ni —i i l i i t N O O o o o • M U M J-i . O O O O • Lr B oo l +J C •i-t -H + » T3 ^ .x .o *o ai u « 01 üesj 'S "B s *£ « C (0 J d M

5 s

x: • C O l J X ) • s s e e E at ai ai ai 53 oo oo oO oo oo S 6 a> ai 00 OO a> a> 4J 4J en w s a x: x: 00 Ol U T3 TJ « O) T3 00 00 3 TJ "O 4J - H n c x: -H -H • H Ol 01 3 B e » r - l <U 01 O M 00 00 r-l 1-. 00 C -r-l O - t ) G X ) « . - I T 3 T 3 Q ü O O l O O N f D C G t-t ü B a > « « l O D D 0 ) o ) « ) N ( 0 T) 01 É Û0 B O H . O O T J O O O I 0> ^ - " G -rJ oo A ; OO 01 ai 03 -• o o o o o o « " ï n o c o c i f o ^ • <f O u-i >* o o i - ^ o o o o < r m - T t i ~ i ^ D r - * ^D vO ^ vO ^D \ 0 ^Û ^D ^O ^D n m o o o o o o en m <n o CN • O CN -<t — — O • 3 O -u O 3 O • • m m o — — • V U 3 j£ •

t/i a> a> ) i « N e ai nj oo ai "V N N 01 00 . H o O) u E ai E E oi [ N | r - r v | O \ 0 O O > C O ^ 0 0 O D N t f > t N i N ^ C N ( N | f O ( N ( N n - Ï N ( N N < N ( N — r s l ( N N ( N 0 0 0 0 C O ls- l,' l1' v Û v O v D ^ D i Û ' û > Oli ) \ C ' > O i C > C i O * C v O ^ > i Û > C i û s O i ClÛ ï Û ' C X|\ O + + + + + o o o o o o o o n f i f i c i «T ^ X X X X X X e.. -* -* -$• <r -^f <r 3 3 3 3 3 3 N N N N N N c e • H •!-< ' H -rH Qä « QÖ Pd X C". <N- C OO OOO OOO M r t C i r O N l N N f J O O O O e- c- e-- e*-O u l i o ^ i ' l i n o o ÛOCO0O0ÛP-.0O — " o ó " o o o * o " — ~ m m m n m m < r > m ( n - 3 ' < r - * r o f n ^ - - < r s 3 - ^ r . • - T < r - * - * ~ * -<r ~ r r o f ) n c o j i M M N 00 N 00 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X ^ X n t n n n n r o M i n n - ï ^ ^ n f n - j - j - ï ^ f - ï - j ' • - T < r - * -<r ^J-a > ^J-a J ^J-a i ^J-a ' o i ^J-a i o i ^J-a J ^J-a ) ^J-a i ^J-a ) o > o i ^J-a ) ^J-a ) ^J-a i ^J-a i ^J-a > ^J-a i ^J-a i ^J-a ) ^J-a i a i a > a i a i a ) c u a ) 0 ) a i a i a i a > a i a i a > a i a i a i a ) a i a ) o i 3 3 3 3 3 3 3 3 3

O O O O O O O O O O O O & O O O ö O O O O O & O O O O O c i O O O O O a O & O O O e i C O O N N N N N N N N N

^ • « B i C ï î A M O i û i K a Q i K û i œ M û i a i t ± 1 1 1 I I I I §0 0 0 0 0 0 0 0 0 o o o o o o o o o i ß i i u v O i / i i / i i o i n i / i i f l i / i I l I I G 0 0 C DO ai a m ai n « a1 w - H a> n) •"< 3 E 3 3 : » 4 J * - 3 4 - t M 3 (0 ^ , ß « -X X I m u - ) m u - > u - i u " i u " > u ~ ! u " i u " i + 1 + + + + + + + + + + + + + o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O O O O c - O O O O O u - i i / i m u l t n u - i u n m u - i i / - , l lN NN NMN n rO-Nmn -«-• I i N f n - j M - ï - ï f n t n - j M n ' i / i i o i O i r t i f l i n i n i f l u i i / i i / i i / i i A x x i / i i n u i i n i r i ^ u i u i t A u i i / i i n i O i n L / i i / i i n . ' O O O — O — — O — O O - ' O O O — O O O O -• CM n ~3- — CN -• > > > > > > > > O O C J O O O O O r«. r- r*. r^ o O O c m f t C O f O C N I C N e M C l C ï f l C V | M ( N N N N N M ! M C N M C N C M f M M N M N C N N t N N - J < r - 3 ' ^ J i r i i n i O i n i n i O I I I I I + + I I I I + + + • rvj c i — est en l I l l I l X SS XS SS P dX S CN N (M «N M (N - — — — _ _ _ . „_ _ _ „ _ „ , — „(r1 r 0^r Nj ^r vj .< r <j . ^ j . ^ j . 0 ^ t T > 0 \ C ? i C T ^ t ^ e T i ( T i e T t O A ^ ^ e T i C T i e T i C T > e T i e T i C N C ^ O > t 7 \ ^ C T > 0 > C T i t ^ C T ' C J > ^ C ^ c 7 > r - f ^ f O s j i / i ^ - r s | f O s T i ' l i f l - c s i r n > 3,i / l v D N c o < î \ 0 - ' c v | r o - j i r i \ £ J N C û ( 3 \ 0 T ) I I I I I I I I I I I I I I I I t I I I I I I I I I I I I I I I s « M r H M M r - < r - t l - I M M r - ( r-l H M M r H M M M M M M M W M W M M > > > > > > > > > > Ol MMHMHW r-fMMWWMMMMrHMWMMMWMHMWMHWH Mr -l

(25)

APPENDIX III

Code

Niet in Appendix II vermelde waarnemingen

Rijp 1-3 Reuk van FeS bij de drainbuis

Rijp IV Op de eindbuis is een dop met een gaatje aangebracht. De buis is hierdoor vollopend en staat onder water. Rijp V 2 drains beschikbaar voor onderzoek.

In de 2e worden grote lengte niet geperforeerde eind-buizen in reeks aangetroffen. Van beide eind-buizen is de afvoer 5 1. per 30 sec.

A 1-3 De cocoslaag is zeer wisselend van dikte en lijkt op dunne plekken meer aangetast evenals op plaatsen met sterke Fe-afzetting.

A 1-5 In tegenstelling met A 1-3 is de vertering niet parallel met de Fe-afzetting. Een in het profiel voorkomende boomstronk is vrijwel geheel verteerd en Fe-afzetting geworden.

Oude stenen drainreeks bevat 15 mm inspoeling.

De plastic buis staat zeer gespannen. Bij doorsnijden komt 12 cm ruimte. Kan de omhulling deze rek volgen? In de omhulling komen veel dunne plekken voor. De omhulling is zeer onregelmatig van dikte (kwasten en dunnen plekken).

G 1-2 Vertering het sterkst bij sterk humeuze kluiten. De dikte van de cocosmat varieert sterk.

G II-1 Vlasvezel is knapperig verhard door ijzerafzettingen. De grond rond de buis is blauwzwart en gliedeachtig. G III—I De heidestengels zijn zeer gaaf doch blauwzwart van

kleur.

G IV-1 Sleufloos-Willner gelegd, toch komt humeuze grond bij de buis voor.

G V-2 De cocos rond de buis is verdwenen. Op de plaats ervan is nu naast de buis een holte in de grond.

G VII-1 In het water in de drain zweven witte vezeltjes. Het water is zwart evenals de cocos.

B D E E 1-1 1-2 1-2 I I I - 1

(26)

H 1-1 De cocos is onverteerd. Toch schemert op enkele plaatsen de buis door de omhulling.

H 1-3,4 Juist naast de drainsleuf is de klei gereduceerd. Bij de buis komt geoxydeerd ijzer voor.

H II—1 In de humeuze sleufvulling bij de cocos komen 'nestjes' met jonge regenwormen voor.

H II-2 Zeer dunne cocosband. Op de kragen en de stootvoegen van de stenen buizen lijkt de cocos veel dikker en minder verteerd dan op de rechte stukken.

H III-2 De cocos is sterk verteerd, dit zal geen invloed hebben op de afvoer. Afdekking is in dit bodemprofiel niet nodig geweest.

H III-3 Hoewel de vezels nog duidelijk zichtbaar, heeft ze geen enkele stevigheid meer.

K 1-1 De vezel is visueel goed doch deze structuur is door

wrijven volledig te versmeren. Onder de buis is de cocos-vezel als nieuw.

K 1-2 Oude stenen drainreeks is voor 75% gevuld met fijn zand. K 1-5 De dikkere vezels zijn relatief veel sterker dan de

dunne.

K II-3 De vezel is op de buis verteerd. Onder is ze gaaf. Naast de buis holten in de grond waarvan de wand glad is. In de

cocos een wit wormpje (duizendpoot). In verteerde orchidee-engrond komen ook duizendpoten voor.

K II-5 Over { meter afstand varieert de omhulling van dik tot verdwenen doch niet door vertering. Dit moet een fabrieks-fout zijn.

K III-2 De vertering gaat parallel met de humushoudendheid van de grond. Willner gelegd.

K III-3 In een sterk humeuze kluit grond is de cocos sterk verteerd. In deze klei komen veel regenwormen voor.

K III-5 In de op de buis liggende klei is slechts een afdruk van de binddraad te zien. Van cocosvezels geen spoor. K III-7 De cocos is zeer gaaf. Rond de buis bestaat de grond uit

(27)

* »

K IV-1 Sleufopvulling is blauw gereduceerd. K IV-2 In de blauwe sleuf bij de buis geoxydeerd. K IV-4 Oude stenen drain bevat 12 mm inspoeling. K IV-7 Oude stenen drain is geheel verstopt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens

Tijdens de cursus zijn in subblok 1 van het blok 'Koude Oorlog' de oorzaken voor het ontstaan van de Koude Oorlog besproken.. Om deze vraag juist te beantwoorden moest je de

Om deze vraag juist te beantwoorden, moest je gebruik maken van het stappenplan 'Vragen met Prenten' dat tijdens de cursus is behandeld.. Zo kon je elementen uit de afbeelding

Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens