• No results found

Versnippering van de natuur in Nederland : de aard en de omvang van het probleem : de weg naar de oplossing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Versnippering van de natuur in Nederland : de aard en de omvang van het probleem : de weg naar de oplossing"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BraettiftgskMs i'V ) 0 I • I S O • 51 4 0 • 91 100

Versnipper in

van de natu

in Nederland

de aard en omvang-van

het probleem

(2)

liet onderzoek dat aan deze brochure ten grondslag ligt, is uitgevoerd door hei Instituut voor Uns- en Xaiuuronderzock (IBN-DLO), afdeling Landschapsecologie, in opdracht van: DIRECTIE WETENSCHAP EN

KENNISOVERDRACHT (LNV) Tevens zijn resultaten gebruikt uit opdrachten van:

Informatie- en KennisCentrum Natuurbeheer (LNV)

pag. 13. oppervlaktevergroting pag. 17. EUS

Dienst Weg- en Waterbouwkunde. Rijkswaterstaat (V&W)

pag. 11. verkeer pag. 15, loopkevers

Dienst Landinrichtingen Beheer Landbouw-gronden (LNV)

pag. 23. scenario

Stichting voor Economische, Sociaal-culturele en Ruimtelijke Wetenschappen, Nederlandse Organisatie »oor Wetenschappelijk Onderzoek

(3)

VERSNIPPERING

V A N DE N A T U U R IN N E D E R L A N D

de aard en de omvang van het probleem; de weg naar de oplossing

Piet J.M. Bergen Jan T.R. Kalkhoven

Instituut voor Bos- on Natuuronderzoek (IBN-DLO) Wageningen. 1996

(4)

C O L O F O N

Figuren en d i a g r a m m e n IBN-DLO: Roel van Beek

f o t o ' s IBN-DLO: Albert Beintema Frits Bink Sim Broekhuizen Ruud Foppen Marcel Horsthuis Jan Kalkhoven Freek Niewold Joop van Osch Diana Prins Rien Reijnen Ton Stumpel

(5)

INHOUD

VERSNIPPERING VAN DE NATUUR IN NEDERLAND

Bedreiging van de natuur en het antwoord van het beleid Versnippering:

een probleem 6 Versnippering:

de omvang van het probleem 8 Versnippering en andere milieuproblemen 10 Oplossingen: verbeteren en vergroten 12 Oplossingen: verbinden 14 Oplossingen: Ecologische Hoofdstructuur 16

Kennis omgezet in richtlijnen 18 Toepassen van kennis:

vergelijken van scenario's 20 Scenario op landelijke schaal:

de roerdomp 21 Scenario op regionale schaal:

de das 22 Scenario op landinrichtingsschaal:

de boomkikker en de blauwborst 23

(6)

BEDREIGING V A N DE N A T U U R EN

HET A N T W O O R D V A N HET BELEID

De biodiversiteit van de natuur wordt sterk

bedreigd door invloeden die worden samen-gevat als de "ver"-thema's: verdroging, mesting, verzuring, verontreiniging en ver-snippering. De eerste vier hebben vooral invloed op de kwaliteit van het leefgebied van plante- en diersoorten. Uiteindelijk bepaalt de kwaliteit de samenstelling van de levensgemeenschap en de omvang van de populaties. Het vijfde thema, versnippering, heeft effect op de kwantiteit van het leefge-bied: de omvang van leefplekken neemt af evenals de bereikbaarheid. Populaties worden kleiner en dit vermindert de overlevingskans van veel soorten.

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft met het Natuurbeleidsplan (NBP) de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

gepresenteerd als een ruimtelijk plan voor het sing van deze kennis, behoud van natuurwaarden en voor de

ver-hoging van biodiversiteit en natuurlijkheid.

De EHS moet een stelsel worden van grote natuurgebieden (kerngebieden, natuuront-wikkelingsgebieden), waarin een hoge kwali-teit van ecosystemen wordt nagestreefd, en die aan elkaar 'gekoppeld' worden door ver-bindingszones.

De EHS is een van de manieren waarop een oplossing voor het probleem van de versnip-pering is gezocht. Op de afdeling

Landschapsecologie van het IBN-DLO is veel onderzoek aan versnippering gedaan. In deze brochure, die is gebaseerd op dit werk, zal allereerst worden aangegeven wat versnippe-ring precies is. Dan wordt de omvang van dit probleem kort geschetst. Het grootste deel is gewijd aan de verschillende oplossingen die inmiddels zijn ontwikkeld en aan de

toepas-Versnippering:

het uiteenvallen van het leefgebied van een plan-te- of diersoort in kleine eenheden (snippers of fragmenten), die wor-den gescheiwor-den door barrières. Natuurbeleidsplan -<-*4 >

* '

£•

k

-!

(7)

V E R S N I P P E R I N G : EEN P R O B L E E M

W e e r s t a n d :

de mate waarin de dis-persie door het land-schap wordt belemmerd.

Dispersie:

het zich verplaatsen (of verplaatst worden) van individuen van een soort naar een nieuw leefge-bied.

Versnippering heeft te maken met de omvang en de ruimtelijke rangschikking van het leef-gebied van een soort. Versnippering kent ver-schillende componenten:

vermindering van de totale oppervlakte leefgebied,

het uiteenvallen in kleine eenheden, het toenemen van de afstand tussen leef-gebieden,

het toenemen van de weerstand van het tussenliggende landschap.

Hoe kleiner de leefplek van een soort, des te kleiner de populatie die daar kan voorkomen. Populaties van soorten fluctueren altijd min of meer. Deze fluctuaties kunnen nog eens ver-sterkt worden door weersinvloeden. Door deze toevallige gebeurtenissen loopt een klei-ne populatie grote kans te verdwijklei-nen. We noemen dit 'lokaal uitsterven' of extinctie. Lokaal uitsterven is een veel voorkomend

ver-schijnsel in de natuur dat onder normale omstandigheden gecompenseerd wordt door herbezetting van de leeggeraakte plekken. Herbezetting kan alleen optreden als dieren van de ene leefplek naar de andere kunnen komen. We noemen dit dispersie. Deze uit-wisseling wordt bemoeilijkt door de toene-mende afstand tussen de afzonderlijke leef-plekken en de aanwezigheid van barrières in het landschap.

Door versnippering kan het evenwicht tussen extinctie en rekolonisatie verstoord worden: lokaal uitsterven komt dan vaker voor dan herbezetten. De overlevingskans van de soort neemt dus af. Het proces begint lokaal, maar op den duur kan landelijk uitsterven het gevolg zijn.

(8)

versnippering

Wanneer een groot gebied uiteenvalt in kleine gebiedjes:

• neemt de totale oppervlakte geschikt habitat af;

neemt de afstand tussen de overblij-vende habitatfragmenten toe; de nieuwe gebiedjes raken meer geïso-leerd;

neemt het deel van het habitat dat aan de rand ligt relatief toe; vaak is de habitatkwaliteit aan de rand min-der dan in het centrum van een gebied.

H a b i t a t :

de verzameling van rele-vante leervoorwaarden, waarbij aan de eisen voor voortplanting en overleving wordt vol-daan.

uitsterfkans

(overlevingskans)

kans op uitsterven

De kans dat een populatie uitsterft, of overleeft, wordt bepaald door twee ruimtelijke factoren: de oppervlakte van het gebied en de mate waarin het ge-isoleerd is. Een voldoende kwaliteit van het leefgebied is echter een voorwaarde voor het voorkomen van een soort.

LOKAAL UITSTERVEN

oppervlakte

habitatkwaliteit

HERBEZETTING

isolatie

soortspecifiek!

t w e e processen

In versnipperde leefgebieden staan de populaties onder invloed van twee belangrijke processen: uitsterven en (her)bezetten. Versnippering wordt pas echt een probleem als uitsterven gemid-deld vaker voorkomt dan (her)bezetten.

(9)

VERSNIPPERING:

DE O M V A N G V A N HET PROBLEEM

S c h a a l n i v e a u s supranationaal: Europa zeearend nationaal: Nederland otter regionaal: provincie, deel van Nederland

ringslang lokaal: landinrichting, gemeente

heide-blauwtje

rivierengebied

Niet alle soorten zijn even gevoelig voor ver-snippering. Kwetsbaar voor versnippering zijn soorten met een gering dispersievermogen, een sterke plaatstrouw en specialisatie voor voedsel of habitat. Soorten die gevoelig zijn voor milieu-invloeden, zijn extra kwetsbaar. Als het leefgebied in kleine snippers verspreid in het landschap ligt, kan versnippering een probleem worden. Dit geldt zeker als de sterf-te tijdens de dispersie door het niet geschiksterf-te, vijandige landschap wordt verhoogd. Het hangt ook van het gedrag van de soort af op welke schaal het probleem speelt. Een soort die op dispersie met gemak grote afstanden van vele tientallen tot wellicht hon-derden kilometers kan overbruggen, zal in het algemeen pas door versnippering worden beïnvloed als de afzonderlijke leefgebieden honderden kilometers uit elkaar liggen:

ver-snippering op Europese schaal. Voor soorten die plaatstrouw zijn en zelden verder dan enkele kilometers trekken, speelt het effect van versnippering zich af op een meer regio-nale tot zelfs lokale schaal.

Door versnippering komt er minder ruimte voor afzonderlijke soorten. Dit betekent minder plaats voor heterogene natuur en minder ruimte voor soortenrijke gemeen-schappen en dus een afname van de biodi-versiteit.

(10)

gevoelige soorten

Versnippering is een probleem dat voor veel verschillende soorten in Nederland een rol speelt. In het schema is aangege-ven hoeveel soorten in een diergroep effecten ondervinden van versnippe-ring.

A

• JL

~ft

••° V . ^

#

°o°

« • T LU O O • o o . 1 ubbcrgcn , ^ . • • o o Q,. Q, o . o ° # I S - S4 ha < i i i i i i w r 0 5 k m * bos > LS ha

1988-1993

• 6 x bezet

• 5 x

3-4 x

• 1-2 x

O 0 x

dynamiek in verspreiding In Twente is aan-getoond dat de boomklever niet altijd alle geschik-te leefgebieden bewoont. Vooral kleine en geïso-leerde bosjes zijn vaak niet bezet.

D

Versnipper

klein matig groot niet onderAX'ht

' <_

ingsprobleem

x

bosvogels

t j

regionale verschillen Op basis van de hoeveelheid bos en de ligging ervan in en rond een regio kan van een aantal delen van Nederland worden aangege-ven hoe ernstig het versnippe-ringsprobleem is voor bosvogels.

(11)

VERSNIPPERING

EN A N D E R E M I L I E U P R O B L E M E N

korhocn

heidegebied

Versnippering is niet de enige oorzaak van achteruitgang en bedreiging van soorten. Andere milieuproblemen kunnen onder een veelheid van rubrieken worden gegroepeerd. Enkele worden hier genoemd:

Achteruitgang van habitatkwaliteit

Verschijnselen als verdroging en vermesting hebben een directe invloed op de vegetatie. Indirect werken ze door op de aanwezigheid van allerlei diersoorten. Verontreiniging heeft direct invloed op onder andere bodemdieren. Door verdroging, vermesting en verontreini-ging verslechtert de kwaliteit van een

leefge-bied, of gaan leefgebieden geheel verloren. Soorten die door de achteruitgang van de kwaliteit van hun leefgebieden zijn getroffen, zijn bijvoorbeeld het korhoen en de otter.

Invloed van verkeer

Het meest bekend zijn natuurlijk de verkeers-slachtoffers, zoals egels en padden. Minder bekend is dat langs een weg niet zoveel vogels tot broeden komen dan verder van de weg. Door het verkeer vermindert het aantal vogels van een soort, voornamelijk als gevolg van een daling van het broedsucces.

Catastrofen elders

Droogte in de Sahel is voor sommige vogel-soorten van invloed op het aantal dieren dat in Nederland kan broeden. In gebieden waar de vogels in lage aantallen voorkomen, kun-nen de effecten van versnippering versterkt optreden.

Natuurlijk zijn er nog meer bedreigingen, maar steeds weer blijkt dat versnippering de negatieve gevolgen van deze andere factoren versterkt.

(12)

oppervlakte en kwaliteit

De totale oppervlakte heide op de Veluwe is sterk verminderd, voornamelijk door bebossing met grove den. Naast deze kwantitatieve afname van de hei is ook de kwaliteit verslechterd, bijvoorbeeld als gevolg van vergrassing door de voedselverrijking van het regenwater.

Jjft

'ÊSÊ

- • » " > * .

A» — - fX

Veluwe, omstreeks 1850 Veluwe, omstreeks 1970

heideveld vergraste heide

1,0 v 0.5 \ ^ GRUTTO n n •o

11,0 s.

1 X

\** \ S VELDLEEUWERIK s

o,o^-20 30 40 50 60 geluidbelasting in dB(A)

l

V

GRASPIEPER \

s.

\

v

IOI \\L(weidevogels^^ 70 20 30 40 50 60 * » 70 150

100

-50 niet \crsnipperd droogte Sahel —i—i—i—l—r—T 62 65

invloed van het verkeer De relatieve dichtheid van broe-dende weidevogels hangt dui-delijk samen met verstoring door het verkeer.

OCEIMOEDTEWEIM EEN V»UE TOEGANG

droogte in de Sahel

Veel rietzangers sterven tijdens hun overwintering in de Sahel, als het daar erg droog is. In niet-versnipperde gebieden in Nederland kan de soort zich weer herstellen, in versnipperde gebieden niet.

(13)

O P L O S S I N G E N :

V E R B E T E R E N EN V E R G R O T E N

H a b i t a t k w a l i t e i t : mate waarin een leef-gebied voldoet aan de fysiologische eisen van een soort.

K e r n p o p u l a t i e : een relatief grote popu-latie, die gebufferd is tegen normale demo-grafische en milieu-schommelingen, en van waaruit uitstraling kan plaatsvinden naar ande-re lokale populaties.

natuurontwikkeling

schraalland

Het oplossen van de versnipperingsproblema-tiek is in principe een soortgerichte activiteit die aangepast moet zijn aan het schaalniveau van de soort. De ontsnipperende maatrege-len worden samengevat met drie V's:

VERBETEREN, VERGROTEN EN VERBINDEN.

De oplossing ligt natuurlijk in eerste instantie bij het aanpakken van de oorzaken. Dit bete-kent dat de druk op het landschap moet ver-minderen.

Verbeteren

De kwaliteit van de leefgebieden van veel soorten is tegenwoordig vaak onvoldoende. Natuurontwikkeling kan voor veel soorten in het Nederlandse landschap een verbetering van de kwaliteit en een uitbreiding van het leefgebied betekenen. Voor diverse soorten zal echter enig terreinbeheer nodig blijven. Het herintroduceren van soorten als middel om ze in Nederland te beschermen heeft

geen zin als de habitatplekken waar dit gebeurt van slechte kwaliteit zijn.

Vergroten

Hoe groter een populatie is, des te kleiner is de kans dat toevalsprocessen tot uitsterven zullen leiden. Modelsimulaties van zoogdier-en vogelpopulaties latzoogdier-en zizoogdier-en dat de kans op uitsterven door toevalsprocessen erg klein is als uitwisseling met andere populaties plaats-vindt, en een lokale populatie meer dan 20 vrouwtjes omvat die aan de voortplanting deelnemen. Voor soorten die extra gevoelig zijn voor weersinvloeden, is een mimimum van 50 vrouwtjes vereist. Een populatie van tenminste een dergelijke omvang heet een kernpopulatie. Omdat elk dier een bepaalde hoeveelheid ruimte nodig heeft om bijvoor-beeld genoeg voedsel te vinden, zal een gebied een minimale grootte moeten hebben voor een kernpopulatie. Deze oppervlakten zijn per soort verschillend.

(14)

OPLOSSINGEN

verbeteren

vergroten

verbinde

= beheer

= ontwikkeling

verminderen

van weerstand

oplossingen

Oplossingen voor het versnipperingspro-bleem kunnen in drie hoofdrichtingen worden gesplitst. De habitatkwaliteit kan door middel van gericht beheer worden verbeterd. De oppervlakte van gebieden kan vergroot worden door natuurontwikkeling. Door gebieden met elkaar te verbinden wordt de weerstand van het tussenliggende landschap voor soorten verminderd. De uitwisseling van individuen kan dan gemakkelijker plaatsvinden.

verbeteren Een maaibeheer zorgt ervoor dat riet niet verdwijnt ten gevolge van de opslag van bomen en strui-ken. Riet moet niet jaarlijks wor-den gemaaid, omdat overstaand dood riet erg belangrijk is.

vergroten

Oppervlaktevergroting van een leefgebied maakt het voor steeds meer soorten mogelijk om in een duur-zame populatie voort te bestaan.

Kerkuil

Otter

Rode w o u w

Raaf

Ooievaar

Steenuil

Hop

Nachtzwaluw

Torenvalk

Klapekster

Patrijs

Boommarter

Paapje

Waterral

Ijsvogel

Groene specht

Watersnip

Wielewaal

Grauwe klauwier

Das

Rietzanger

Waterspitsmuis

0

——— popuiaue

^ ^ _ kernpopulatie bij goede

^^m habitatkwaliteit • • • Irornnnniilatio

• • § •

=3

• " • • i ^ ™ • • • ^ H

• • • •

I H M M ^ ^ M ^ ^ ^ H H

l 10 100 1000 10.(X

X) 100.000 ha

kerkuil waterspitsmuis

13

(15)

OPLOSSINGEN

V E R B I N D E N

Barrière:

landschapselement dat de dispersiestroom rela-tief sterk afremt of blok-keert.

V e r b i n d i n g s z o n e :

stelsel van stapstenen en corridors dat de disper-sie tussen twee habitat-plekken bevordert.

gebied dat de dispersie-stroom tussen habitat-plekken bevordert, maar ongeschikt is als habitat en niet met een habitat-plek is verbonden.

C o r r i d o r :

lijnvormig landschaps-element dat de dispersie tussen habitatplekken bevordert. V e r b i n d e n V e r b o n d e n l e e f g e b i e d e n h e b b e n stabielere p o p u l a t i e s d a n geïsoleerde g e b i e d e n . De ver-b i n d i n g e n v e r g e m a k k e l i j k e n uitwisseling van i n d i v i d u e n . Zo v o r m e n lokale p o p u l a t i e s samen een n e t w e r k p o p u l a t i e ( m e t a p o p u l a -tie).

De uitwisseling kan o p verschillende m a n i e -ren w o r d e n versterkt. Door de k w a l i t e i t of de o p p e r v l a k t e van de l e e f g e b i e d e n t e v e r g r o t e n k u n n e n er meer i n d i v i d u e n leven en o p dis-persie g a a n .

Het landschap tussen l e e f g e b i e d e n b i e d t als het w a r e w e e r s t a n d aan i n d i v i d u e n o p disper-sie. De dispersiestroom kan o o k b e v o r d e r d w o r d e n d o o r de w e e r s t a n d van het landschap tussen de l e e f g e b i e d e n t e v e r l a g e n . Deze w e e r s t a n d is h o g e r n a a r m a t e de t e o v e r b r u g -g e n afstand lan-ger is, het tussenli-g-gende

g e b i e d m i n d e r geschikt is of meer barrières bevat. De w e e r s t a n d van het landschap is s o o r t g e b o n d e n . Zo is een kanaal een barrière v o o r een z o o g d i e r als de das, maar een leef-g e b i e d o f corridor v o o r een vis.

Goede verbindingszones bestaan meestal uit s t r o k e n m e t een b e g r o e i i n g die lijkt o p die van het h a b i t a t . Ook verspreid in het l a n d schap a a n w e z i g e kleine h a b i t a t p l e k k e n k u n nen de dispersiestroom b e v o r d e r e n . I n d i v i d u -en k u n n e n in d e r g e l i j k e ' s t a p s t e n e n ' w e e r h e r n i e u w d e krachten o p d o e n alvorens verder t e g a a n .

De sterfte o p w e g e n en in kanalen kan w o r -d e n g e r e -d u c e e r -d -d o o r v o o r z i e n i n g e n zoals tunnels, e c o d u c t e n , b u i z e n en u i t s t a p p l a a t -sen.

(16)

% bosjes

1(X)

80

60

40

20

0

hulst

0.25 0.5 0.75 1.0 1.25 1.5 1.75 2.0 2.25 2.5

lengte houtwal (km) binnen 1 km

+ • + zeer e f f e c t i e f • • e f f e c t i e f • matig e f f e c t i e f niet gebruikt -(+) (enkele soorten)

ecoduct

tunnel/viaduct

droge buis

duiker * richel

goot

raster

uitstapplaats

hek verwijderen

droge berm

oever

water vaart/sloot

houtwal/singel

+ +

.

+ + + + + + + + + + + + + + ++ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + -(+) + + + + + + + + + + + + + + ++ + + + + - ( • ) + + +

/

+ ++ + + + + + + ++ + + + + + + +

/

^

^

+

:

:

:

+ + + + + + + + verbinden Hulst komt vaker in bosjes voor naarmate meer houtwallen aan-wezig zijn in de omgeving. Verbinden lijkt een goede maat-regel om de ver-breiding van hulst te bevorderen.

mitigeren De effectiviteit van voorzieningen verschilt per soort of diergroep.

houtwal

Mitigeren:

verminderen van de ver-snipperende werking van infrastructuur. taunapassage

vangst (<7()

3

Q verwacht • continu habitat • wegberm WO Gvu-tberm I"W1 12.^ m 29 m V7_s m • m II

afstand vanaf loslaatplek

> T h

corridors

Sommige loopkevers verspreiden zich relatief goed via schrale wegbermen. De witte balken geven het percentage kevers aan dat een bepaalde afstand zou kunnen afleggen. In de andere bal-ken is aangegeven welk deel van de kevers deze afstand inderdaad heeft afgelegd in heide en in een wegberm. Een optimale corridor voor deze kever-soort is minstens 25 m breed en heeft een heischrale vegetatie.

(17)

intensief beheerd agrarisch landschap

OPLOSSINGEN:

ECOLOGISCHE H O O F D S T R U C T U U R

De tot nu toe geschetste oplossingen beper-ken zich tot een bepaald aspect van versnip-pering. In de uitwerking van de Ecologische Hoofdstructuur worden de verschillende oplossingen gecombineerd.

Versnippering speelt op verschillende schaal-niveaus, ieder met zijn specifieke soorten. De Ecologische Hoofdstructuur is op landelijk niveau ontworpen. De meeste provincies hebben de ideeën achter de Ecologische Hoofdstructuur al vertaald naar hun eigen gebied. Voor soorten als de roerdomp of de otter moeten echter gebieden in ogen-schouw worden genomen die de provincie-grenzen ver overschrijden. Deze soorten die-nen op nationaal niveau te worden bekeken. De meest concrete uitwerking van de EHS vindt plaats op landinrichtingsschaal. De

aan-dacht gaat hier uit naar de hoeveelheid te realiseren habitat en de precieze localisering daarvan. Ook de ligging en inrichting van cor-ridors kunnen hier worden bepaald. Vooraf moet bepaald worden welke soorten de meeste aandacht moeten krijgen. Zijn dit bos-soorten, moerassoorten of heidesoorten? De inrichting van een landschap zal nogal ver-schillen voor deze groepen.

Sinds kort dringt het besef door dat ook aan de relaties tussen de gebieden die door de Ecologische Hoofdstructuur worden gedekt en de overige gebieden (het 'witte' gebied) aandacht moet worden besteed.

(18)

L

PEHS

< 0,3 ha

b (

0,3 ha-3,2 ha niet bezet

> 3,2 ha niet onderzocht

noordse woelmuis en EHS

In het Deltagebied voldoen de provinciale uitwerkingen van de Ecologische Hoofdstructuur op het eerste oog goed voor de noordse woelmuis. Nadere analyse maakt echter duidelijk dat het voortbestaan van deze soort in Nederland niet duurzaam gegarandeerd is door de realisatie van de EHS.

ZOOGDIEREN

Bunzing Haas Hermelijn Mol Ree Steenmarter Veldmuis Wezel

BROEDVOGELS

F'itis Ortolaan Geelgors Paapje Gekraagde roodstaart Patrijs

Grasmus Roodborsttapuit Grauwe gors Steenuil

Grauwe kiekendief Torenvalk

Kramsvogel Winterkoning Kwartel

AMFIBIEEN

Boomkikker Bruine kikker Gewone pad Groene kikkers Kleine watersalamander

soorten in het w i t t e gebied

Selectie van soorten die in belangrijke mate voorkomen in het 'witte' gebied, het agrarische cultuurland buiten de EHS.

tand tot te >30 IM

eekhoorn-landschap De eekhoorn blijkt vaker in bos-jes voor te komen, naarmate deze meer voldoen aan bepaalde voor-waarden voor habitatkwaliteit (verhouding loof-bos en naaldloof-bos), kwantiteit (afstand tot een groot bos) en ver-bondenheid (hoe-veelheid houtwal-len in de omge-ving). Dergelijke relaties zijn ook gevonden voor bijvoorbeeld de boomklever. noordse woelmuis foto: R. Krekth hermelijn eekhoorn

(19)

KENNIS O M G E Z E T IN RICHTLIJNEN

schematisch weergave van het

expert-systeem L A R C H (Landschapsecologische Analyse en Richtlijnen v o o r d e Configuratie van Habitat) boslandschap

.

Als er plannen worden gemaakt om de ver-snippering van een bepaald gebied te vermin-deren, is het moeilijk en soms zelfs onmoge-lijk voldoende informatie te krijgen over de soorten die er thuishoren. Met name de ken-nis van de verbindende werking van land-schapselementen is nog onvoldoende. Op het IBN is inmiddels genoeg kennis van een aan-tal soorten om deze te extrapoleren. Zo kun-nen toch redelijk gefundeerde uitspraken worden gedaan over de gevolgen van deze plannen voor zo'n gebied. Op basis van onderzoek aan een aantal 'indicatieve' soor-ten in verschillende landschapstypen wordt een expertsysteem (LARCH) ontwikkeld voor de praktijk van de planning.

Landschapsecologische richtlijnen blijken bij-zonder geschikt om alternatieve plannen te evalueren. De huidige richtlijnen zijn geschikt om globale uitspraken te doen over de over-levingskans van netwerkpopulaties. Het blijkt goed mogelijk te zijn om uit verschillende alternatieven de beste te selecteren.

Ruimtelijk gestructureerde populatiemodel-len (bijvoorbeeld METAPHOR-modelpopulatiemodel-len) kun-nen nog meer. Hiermee kan kwantitatief aan-gegeven worden wat de gevolgen van een plan zullen zijn. Met enkele soorten is erva-ring opgedaan en de modellen worden nu aangepast aan andere soorten.

\roces/activiteil

> — Kartering plangebied

— i ,

Afleiding habitai: patroon

Ruimtelijke beschrijving patroon

masmnmsm

Koppeling isolalieparamclers

| • « I I M i «

Bepaling overlevingskans

Nof cen soort in eeossstecmtspe''

Combineren soorten

, j Probleemsignalering en tooisel oplossingen gebrurter

ItiHUiiriMH

(20)

gemidde

(jaren)

1000-

100-

10-n

de uitsterftijd

v \

/ V.

25% optimaal habitat

aantal bosjes 10 20

oppervlak (ha) 8 4

75% optimaal

• habitat

40

2

uitsterfkans in 250 jaar (%)

1001

zonder

kerngebied

met kerngebied

5 io

aantal bosjes

versnippering en kwaliteit Boomkleverpopu-laties sterven snel-ler uit naarmate zij meer versnip-perd zijn of hun leefgebieden van mindere kwaliteit zijn. In deze simu-latie is de totale hoeveelheid habi-tat overal gelijk, maar de hoeveel-heid optimaal habitat verschilt een factor drie.

effect kerngebied De kans dat een metapopulatie van boomklevers bin-nen 250 jaar uit-sterft, neemt af naarmate het net-werk van kleine bosjes (van 2 ha elk) groter wordt. De uitsterfkans neemt sterk af als er een bos met een kernpopulatie in de buurt is.

effect isolatie

Voor bosjes met dezelfde opper-vlakte en habitat-kwaliteit is uitgere-kend wat het effect is van twee vormen van isola-tie. Het aantal soorten bosvogels in een bosje in een landschap met veel bosjes is groter dan in een landschap met weinig bosjes. In beide landschap-pen blijkt dat meer soorten worden gevonden naar-mate meer verbin-dingen in de vorm van houtwallen aanwezig zijn.

boomklever

(21)

TOEPASSEN V A N KENNIS:

VERGELIJKEN V A N SCENARIO'S

schematische weergave van het ruimtelijk

gestruc-tureerde, stochastische populatiemodel METAPHOR

De belangstelling voor scenariostudies is de laatste tijd sterk toegenomen. Grote projec-ten, zoals de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, moeten meer en meer reeds vóór uitvoering beoordeeld worden op het effect dat ze sorteren. Er moet dus worden voorspeld hoe het plan in de praktijk uitpakt. In eerste instantie moet duidelijk worden welke habitattypen zich waar en in welke mate zullen ontwikkelen. Soorten reageren immers op veranderingen in hun leefomge-ving. Vervolgens moeten een of meer soorten worden geselecteerd die op de verwachte veranderingen zullen reageren. Hierbij moet, behalve met de habitateisen van de soort, ook rekening worden gehouden met de ruim-telijke schaal waarop de soort actief is. Tot slot kan dan met een gedetailleerd, ruimtelijk gestructureerd populatiemodel worden onderzocht wat de waarschijnlijke gevolgen zijn van het plan voor de geselecteerde soor-ten.

Een groot voordeel van deze aanpak is dat het nu mogelijk is om na te gaan of

doelstel-lingen van plannen gehaald kunnen worden. Op de volgende pagina's worden drie voor-beelden gegeven van deze aanpak uit werk van de afdeling Landschapsecologie van het IBN. Deze voorbeelden laten zien dat het al goed mogelijk is om oplossingen aan te rei-ken voor de versnipperingsproblematiek.

GIS-bcstand habitat soort parameters levensvatbaarheid netwerkpopulatie verspreidings patroon moeraslandschap • i H m r • •

(22)

SCENARIO O P LANDELIJKE SCHAAL:

DE R O E R D O M P

in samenwerking met de afdeling Landschaps-ecologie van het SC-DLO en de afdeling Bos- en Natuur-ontwikkeling van het IBN-DLO

V o o r de r o e r d o m p zijn drie v a r i a n t e n o p de realisatie van de Ecologische H o o f d s t r u c t u u r d o o r g e r e k e n d m e t een METAPHOR-model. Ten eerste de situatie w a a r b i j het g e f o r m u -leerde beleid in het kader van de Ecologische H o o f d s t r u c t u u r w o r d t u i t g e v o e r d . Belangrijk hierbij is d a t het beheer van g e b i e d e n m i n d e r intensief w o r d t . Ten t w e e d e d e situatie

waar-verspreiding Huidige verspreiding van de roerdomp. Bezettingskans (ft) 0 - I • l - SO • 5 1 - 9 0 • 9 1 - 1 0 0 huidige situatie

Kans op aanwezigheid van de roerdomp in de hui-dige situatie.

effect op aantallen

Aantal broedparen van de roerdomp in Nederland nu en na uitvoering van het Natuurbeleidsplan. Ook is nagegaan hoeveel broedparen er aanwezig zullen zijn als het rietbeheer gelijkblijft aan het huidige beheer of zelfs wordt geïntensiveerd.

bij het h u i d i g e beheer w o r d t g e h a n d h a a f d en t e n s l o t t e een situatie w a a r b i j het beheer in de g e b i e d e n o p t i m a a l o p het h a n d h a v e n van rietvegetaties is a f g e s t e m d .

Het b l i j k t d a t het a a n l e g g e n van de

Ecologische H o o f d s t r u c t u u r n i e t leidt t o t een v e r g r o t i n g van het aantal b r o e d p a r e n van de r o e r d o m p in N e d e r l a n d . Bij g e l i j k b l i j v e n d r i e t b e h e e r n e e m t het aantal b r o e d p a r e n t o e d o o r de v e r b e t e r d e r u i m t e l i j k e rangschikking van de g e b i e d e n . Pas bij een o p t i m a a l r i e t b e -heer zal het aantal b r o e d p a r e n van de roer-d o m p sterk t o e n e m e n . Bezettingskans (ft) 0 - I • 1-50 • 51 90 • 9 1 - 1 0 0 NBP-variant

Kans op aanwezigheid van de roerdomp na uitvoe-ring van het Natuurbeleidsplan (EHS).

Oppen kiku hlhil.it ( I 1IMHI hal

2(1

effect op habitat

Hoeveelheid beschikbaar habitat voor de roerdomp in Nederland nu en na uitvoering van het

Natuurbeleidsplan. Deze oppervlakte is ook bepaald voor de situatie dat het huidig rietbeheer wordt gehandhaafd of zelfs wordt geïntensiveerd.

roerdomp

(23)

in samenwerking met de afdeling Landschapsecologie

van het SC-DLO

SCENARIO OP REGIONALE SCHAAL:

DE DAS

dason vriendelijk kindschap

L E G E N D A

I '

0,1 tol 0,2 I ( 0.5 lol 0.6 | (

J 1

v e r w a c h t aantal • dassen dal bel kilometerhok per [aar bezoek! Populatie nooil bezet Populatie drie van de tien jaar bezet

Populatie /es

van de tien jaar bezel

Populatie continu bezet

dasscntunncl dasvriendelijk

landschap

V o o r M i d d e n - N e d e r l a n d is u i t g e z o c h t w a t het effect zal zijn van het t r e f f e n van dasvriende-lijke m a a t r e g e l e n : scenario PROMELES. Dit is v e r g e l e k e n m e t een andere t o e k o m s t v i s i e w a a r i n alle a a n d a c h t is g e r i c h t o p de u i t b r e i -d i n g van ste-den en i n f r a s t r u c t u u r : scenario METROPOLIS. Het g e b r u i k t e p o p u l a t i e m o d e l is u i t g e b r e i d m e t een m o d u l e die, o p g r o n d van de landschapsstructuur, het g e d r a g van

scenario METROPOLIS Verspreidingsbeeld van de das in Midden-Nederland bij voortschrijden-de verstevoortschrijden-delijking.

dassen o p dispersie simuleert. In het meest dasvriendelijke scenario zal het verspreidingsg e b i e d van de das in M i d d e n N e d e r l a n d w o r -d e n u i t g e b r e i -d m e t -de Utrechtse H e u v e l r u g . In het geval de v e r s t e d e l i j k i n g o n g e b r e i d e l d toeslaat, zal de verspreiding van de das in M i d d e n - N e d e r l a n d t e r u g g e b r a c h t w o r d e n t o t één r e l i c t p o p u l a t i e o p de Z u i d w e s t - V e l u w e . scenario PROMELES Verspreidingsbeeld van de das in Midden-Nederland

na het treffen van verschillende das-vriendelijke maat-regelen.

(24)

SCENARIO OP L A N D I N R I C H T I N G S S C H A A L :

DE B O O M K I K K E R EN DE B L A U W B O R S T

Voor de ruilverkaveling Aardenburg (Zeeland) is onderzocht wat het effect van de plannen zal zijn op de populaties van boomkikkers en blauwborsten. Uitgaande van de huidige situ-atie is voor beide soorten een landschappelij-ke analyse uitgevoerd met behulp van regres-siemethoden. Vervolgens zijn de gevonden verbanden naar de nieuwe situatie geëxtra-poleerd. Voor de boomkikker is dit gedaan door de bezettingskans per kwart vierkante kilometer te berekenen. Voor de blauwborst is het aantal broedparen per leefgebied bere-kend.

De boomkikker zal sterk profiteren van de uitvoering van de plannen omdat de

hoeveel-heid optimaal habitat in het gebied toe-neemt. Voor een goede uitwisseling tussen het gebied rond Aardenburg en 'de Plate', twee belangrijke boomkikkergebieden, zal het habitat in de verbindingszone nog moe-ten worden verbeterd.

De blauwborst lijkt veel minder te profiteren van de voorgestelde maatregelen. Het valt op dat het merendeel van de toename in het aantal broedparen veroorzaakt wordt door de toename van de hoeveelheid habitat. De gunstiger ligging van de leefgebieden ten opzichte van elkaar resulteert in deze situatie slechts in een toename van drie broedparen.

blauwborst

Aantal broedpa-ren van de

blauw-borst rond Aardenburg. Huidige Vi situatie ruil-verkaveling

122

132

Toename veroorzaakt door

• ••., s

' * *

• • P

m

31

j" '

-! ^ T K S ' ; ^ / / H \ t\-A'innj!>kjns(%) • • > ' 7 5 • • • S O 75 m 25-30 :." • io 23 < 10 <w hoiilv^il/niigk' * poel • boette p»vl — knvk/wi-j:

TW"

:

• •••••V

?

Bat..»-«AT

1'

1

txvollincskans 1% i T • >'? ^ • 5 0 - 7 5 V ' 25-50 10-23 I . , , . . , <10 <w liouiuiil/ruigk-• bc/elle pod boomkikker: nu

Kans op aanwezigheid van de boomkikker in de huidige situatie rond Aardenburg.

boomkikker: straks

Kans op aanwezigheid van de boomkikker rond Aardenburg na uitvoering van de plannen.

blauwborst

foto: K.Lemmens

boomkikker

voortplantingspoel van de boomkikker

(25)

L I T E R A T U U R

Apeldoorn, R.C. van, C. Celada & W. Nieuwenhuizen 1994. Distribution and dynamics

of the red squirrel (Sciurus vulgaris L.) in a landscape with fragmented habitat. Landscape Ecology 9: 227-235.

Bergers, P.J.M. & R.C. van Apeldoorn 1995. Gebiedsgericht en soortgericht beleid in

moerassen; de noordse woelmuis als toets. IBN-rapport 172. Instituut voor

Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen. 40 p.

Foppen, R.P.B. 1993. Versnippering en landinrichting in Zeeuws-Vlaanderen, Deel II

Moerasvogels. IBN-rapport 053. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek,

Wageningen. 65 p.

Kalkhoven, J.T.R., R.C. van Apeldoorn & R.P.B. Foppen 1995. Fauna en

natuurdoelty-pen: minimumoppervlakte voor kernpopulaties van doelsoorten zoogdieren en vogels. IBN-rapport 193, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek,

Wageningen.

Mabelis, A.A. & M. Soesbergen 1989. Verspreiding van rode bosmieren in relatie tot

grootte en isolatie van hun woongebieden. In: W.N. Ellis (red.), Insektenfauna

en natuurbeheer. Wet. Med. 192. KNNV, Utrecht; 49-52.

Nieuwenhuizen, W. & R.C. van Apeldoorn 1994. Het gebruik van faunapassages door

zoogdieren bij rijksweg Al ter hoogte van Oldenzaal. Rapport

P-DWW-94.712. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft. 48p. Opdam, P., R. van Apeldoorn, A. Schotman & J. Kalkhoven 1993. Population

respon-ses to landscape fragmentation. In: C.C. Vos & P. Opdam (eds.), Landscape

ecology of a stressed environment. Chapman & Hall, London; 147-171. Reijnen, R., R. Foppen, C. ter Braak & J. Thissen 1995. The effects of car traffic on

breeding bird populations in woodland. III. Reduction of density in relation to the proximity of main roads. Journal of Applied Ecology 32: 187-202.

Schotman, A., P. Opdam & C.J.R. ter Braak 1994. Bosvogeldichtheden in Nederland:

verschillen door klimaat, landschap of bosgeschiedenis? Landschap 11,1 : 3-17.

Verboom, J., J. Metz & E. Meelis 1993. Metapopulation models for impact assessment

of fragmentation. In: C.C. Vos & P. Opdam (eds.), Landscape ecology of a

stressed environment. Chapman & Hall, London; 172-191.

Vermeulen, H.J.W. 1994. Corridor function of a road verge for dispersal of stenotopic

heathland ground beetles Carabidae. Biological Conservation 69: 339-349.

Verspui, K. & W.K.R.E. van Wingerden 1994. Natuurontwikkeling in Nederland:

beleid, uitvoering en de rol van insektenbelangen. Entomologische Berichten,

Amsterdam 54 ,4 : 50-53.

Vos, C.C. 1993. Versnippering en landinrichting in Zeeuws-Vlaanderen. Deel I

Boomkikkers. IBN-rapport 050. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek,

(26)

Het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO) doet onderzoek aan natuur in de breedste zin van het w o o r d , zowel in landelijke als in stedelijke en zowel in terrestrische als in aquatische gebieden, op niveaus die variëren van lokaal t o t internationaal. De natuurbescherming, de bosbouw en het stedelijk gebied zijn de aandachtsvelden.

• IBN-DLO Postbus 23

6700 A A W a g e n i n g e n t e l . : 0 3 1 7 - 4 7 7 7 0 0

De afdeling Landschapsecologie van het IBN doet onderzoek naar de samen-hang tussen de ruimtelijke structuur van landschappen en diversiteit aan soor-ten. Het merendeel van het onderzoek w o r d t uitgevoerd in het kader van het onderzoekprogramma 'Ruimtelijke Netwerken' (1995-1998). Dit programma ondersteunt de uitvoering van de Ecologische Hoofdstructuur met een indica-torsysteem, richtlijnen en scenariostudies. Speciale aandacht w o r d t besteed aan de uitvoering van verbindingszones en aan de ruimtelijke structuur van het landschap buiten de EHS voor een Algemene Natuurkwaliteit. Tevens w o r d t gewerkt aan de extrapolatie naar het stedelijk gebied, naar mozaïeklandschap-pen en naar het schaalniveau van Europa.

m w . E.A.M. Bos-Jongmans (secretariaat) 0317-477942 dr. P.F.M. O p d a m ( a f d e l i n g s h o o f d ) 0317-477943 drs. R.C. van A p e l d o o r n ( z o o g d i e r e n en a m f i b i e ë n ) 0317-477947

dr. M.J.S.M. Reijnen (vogels en p l a n t e n ) 0317-477958 drs. J. Verboom-Vasiljev ( m o d e l l e n ) 0317-477963

(27)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten behoeve van de methode om de kwaliteit van de verlichting in tun- nels te bepalen, moeten deze gezichtspunten voor de drie belangrijkste (groepen van)

Hierin is voor vijf illegale kansspelen, te weten illegale internet- ansspelen, gokzuilen, illegale lotto en toto, illegale bingo en illegale poker, vastgesteld wat er al bekend

Ten slotte moet benadrukt worden dat de organisaties zich weliswaar profileren binnen een specifieke factie, de informele netwerken van apolitieke, politieke en

Overtollige BMI) twee jaar na plaatsing van het maagbandje. Bijvoorbeeld: een man met een BMI van 45 heeft een overtollige BMI van 20. Als zijn BMI na twee jaar gedaald is van 45

Iemand concludeert op grond van de tabel: &#34;Het is in deze groep mensen niemand gelukt om na twee jaar een gezond gewicht te hebben.&#34;.. 3p 7 Leg uit of deze conclusie

Een eerste knelpunt dat naar voren kwam in de interviews is het gebrek aan capaciteit bij de politie. Vooral in één van de grote arrondissementen kwam dit in

1) Uit de registratie van de Raad voor de Rechtspraak blijkt dat er in de periode 1 april 2011 t/m 1 april 2012 in heel Nederland 338 kort gedingzaken zijn afgedaan waarbij

1) Uit de registratie van de Raad voor de Rechtspraak blijkt dat er in de periode 1 april 2011 t/m 1 april 2012 in heel Nederland 338 kort gedingzaken zijn afgedaan waarbij