• No results found

Welzijn melkkoe bepaald door rust, keuzes, voer en vloer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welzijn melkkoe bepaald door rust, keuzes, voer en vloer"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

V-focus oktober 2008

28

R U N D V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

V-focus oktober 2008

29

R U N D V E E

a

c

h

te

rg

ro

n

d

M at e van bel an g (w ee gf act or) 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 Aant al ru stplaatsen Voed selkwalit eit Negatiev e stimu li (bv. k oetrainer) Vloer type van de loop gangen Vrijheid in bew eging en g edrag Scha duw Zeer belangrijk Redelijk belangrijk Minder belangrijk Kalf cont act Ruimt e per k oe Melk systeem Voor spelbaarheid v/d om

geving Geluid Koppel groott e Breedt e van de loop gangen

Isolatie door de boer (b v. voor afk alven) Lichtint ensit eit , s nachts Omgev ingsfact oren

Figuur 1

Tabel 1

Als de aanpassingen van de koe geen of beperkt effect hebben, zal het leiden tot zichtbare en meetbare effecten op het welzijn, zoals verhoging van de lichaamstemperatuur.

COWEL

Om inzicht te krijgen in het belang van de behoeften en eisen, is het COWEL-model ont-wikkeld. De literatuur is gebruikt om de verschil-lende effecten op het dier te kwantificeren als niet of in mindere mate of juist wel wordt voldaan aan de eisen van de koe. Het COWEL-model kan zo het relatieve belang van omge-vingsfactoren voor de koe in kaart brengen. In figuur 1 is het relatieve gewicht weergegeven van de eisen die de koe aan haar omgeving stelt. In de figuur staan de vijf belangrijkste eisen, de vijf gemiddelde en vijf minst belangrijke eisen. Uit COWEL blijkt dus dat de vijf belangrijkste ken-merken van een houderijsysteem zijn: het aantal rustplaatsen, voedselkwaliteit, negatieve prikkels uit de omgeving (zoals koetrainer en lekstroom), de aard van de vloer en de mogelijkheid om zich vrij te kunnen bewegen. Daarop beknibbelen heeft een groot effect op welzijn. Omgekeerd zijn zaken als koppelgrootte en lichtintensiteit bij nacht minder van invloed. Interessant is ook de middencategorie: daarin valt onder meer de ruimte per koe. In de bandbreedte die in de literatuur voorkomt en waarvan de effecten dus zijn onderzocht geeft de weegfactor 6 aan wat het mogelijke welzijnseffect tussen het hoogste

(> 360 m2 per koe) en het laagste niveau (< 8 m2

per koe) is. Hier wordt de grootste welzijnswinst

verkregen door minimaal 13,5 m2 per koe

beschikbaar te stellen; meer is beter, maar de huidige kennis geeft aan dat de winst dan beperkt is.

prof.dr.ir. Peter Groot Koerkamp, ir. Nanda Ursinus, ir. Femke Schepers, drs. Jessica Cornelissen, dr. Bram Bos en drs. Ingrid van Dixhoorn

(ASG – Animal Sciences Group van Wageningen UR,

Lelystad)

A

ls we aan alle behoeften van de melkkoe zouden willen voldoen, dan heeft zij onder andere ruim

360 m2 nodig. Haar welzijn

komt pas echt in het geding

als ze minder dan 13,5 m2 krijgt.

Het project Kracht van Koeien (zie kader pag. 29) ontwerpt houderijsystemen voor een duurzame melkveehouderij. Binnen het project worden behoeften geformuleerd voor onder meer de boer en de koe, alsmede de eisen die deze behoeften stellen aan het ontwerp. Natuurlijk zou je het liefst aan alle eisen van iedereen voldoen, maar als dat niet lukt moet je keuzes maken. Om te bepalen wat dan voor de koe de hoogste prioriteit moet krijgen, ontwikkelde Kracht van Koeien een welzijnsmodel: COWEL. Dit model laat zien welke eigenschappen van een houderijsysteem de grootste impact hebben op het welzijn van melkvee.

Eisen van de melkkoe

Kracht van Koeien gaat ervan uit dat het welzijn van de koe in ieder geval is gewaarborgd als in al haar behoeften is voorzien. Als de behoeften van

een koe niet worden vervuld, leidt dit tot abnor-maal gedrag, verzwakking, pijn, ziekte of soms zelfs de dood. Het ideaal voor de koe zou zijn dat ze alle activiteiten en gedragingen kan uitvoeren die nodig zijn om in haar levensbehoeften te voorzien, en wel zonder beperkingen. Dit is vast te leggen in een lijst van eisen die de koe stelt aan haar omgeving. Deze eisen zijn onderbouwd op basis van circa vijfhonderd, vooral weten-schappelijke, artikelen. Een zestal in het oog springende eisen staan in tabel 1.

Effect op welzijn

Niet alle behoeften en eisen wegen even zwaar voor de koe: zo heeft de afwezigheid van seksueel gedrag minder drastische effecten op haar wel-zijn dan het onthouden van voedsel gedurende langere tijd. Daarnaast is het effect op het dier sterk afhankelijk van de mate waarin ze zich kan aanpassen. Bij een lagere voeropname zullen melkkoeien hun opgebouwde reserves aanspre-ken. Als het te warm wordt zullen de dieren eerst een koelere plek opzoeken, meer gaan drinken, op de koelere momenten van de dag gaan grazen en vervolgens minder gaan eten.

Welzijn melkkoe

bepaald door

rust, keuzes, voer en vloer

Voor het welzijn van de koe zijn bepalend: aantal ligplaatsen, kwaliteit van het voer, negatieve prikkels

uit de omgeving, de aard van de vloer en keuzevrijheid. Dit moeten de vijf belangrijkste kenmerken zijn van

een melkveehouderijsysteem. Dat stelt de Animal Sciences Group op basis van een model dat is gebaseerd

op meer dan vijfhonderd, grotendeels wetenschappelijke, artikelen.

V i j F b E L A N g

-R i j k s T E E i s E N

Koeien willen voldoende rust-plaatsen, goed voer, geen negatieve prikkels uit de omgeving, een loopbare vloer en de mogelijkheid om zich vrij te kunnen bewegen. Hier-op beknibbelen heeft een groot effect op het welzijn. Foto: Geesje Rotgers

Eisen die de koe stelt aan haar omgeving.

De waarde die koeien hechten aan hun omgeving.

behoefte gestelde eis

Ruimte voor sociaal gedrag > 360 m2 (18 x 20 m) per koe

Ruimte voor rusten Geen obstakels / belemmeringen tijdens het (gaan)

liggen en opstaan

Ruimte en gedrag algemeen Volledige keuzevrijheid (geen doorgangspoorten)

Mogelijkheden voor thermoregulatie Aanwezigheid van schaduw

Sociaal gedrag Altijd visueel en geluidscontact met alle kuddeleden

Sociaal gedrag Minimaal één bekend kuddelid aanwezig (dus niet

een individueel dier aan de kudde toevoegen) • ademhalen

• voedsel opnemen en herkauwen • water opnemen

• rusten • bewegen

• lichaam verzorgen • warmtebalans regelen

• stoffen uitscheiden (mest, urine) • sociaal contact en spelgedrag

vertonen • exploreren

• omgaan met externe invloeden (veiligheid)

• seksueel gedrag vertonen

• maternaal gedrag vertonen (afkalven, koe-kalfcontact)

• gezond blijven

behoeften van de melkkoe

Het ministerie van LNV vroeg de Animal Sciences Group om doordachte en baan-brekende ontwerpen te maken voor een duurzame melkveehouderij. Duurzaam betekent in dit geval dat het ontwerp rendabel moet zijn, én goed voor mens, dier, milieu en landschap. De ontwerpen betreffen niet alleen stallen, maar het hele houderijsysteem inclusief belangrijke schakels in de keten, zoals de aanvoer van krachtvoer en kunstmest.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de centra Toyama en Niigata zijn de temperaturen tijdens de wintermaanden weliswaar ongeveer gelijk aan die in Nederland, doch die in oktober, november en decem- ber

grondmonster. Is over deze verschijnselen dan niets te zeggen? De eerste reactie van sommige mensen zal inderdaad zijn dat deze ver- schijnselen niet exact zijn aan te pakken.

Een overzicht van de genoemde antwoorden op de vraag wat pizza nou lekker en niet lekker maakt is te zien in Figuur 4, waarbij opgemerkt dient te worden dat sommige groentes en andere

Als in de analyses alleen naar de samenhang tussen etniciteit en sanctietype wordt gekeken, en nog niet rekening wordt gehouden met andere straftoeme- tingsfactoren (delict-,

Het schema toont de weg die 100 eenheden stikstof uit kunstmest gingen na toediening aan een graanakker (wintertarwe) met als resultaat een hoge opbrengst. 2p 16 Bereken

(2010) the choice of information systems development methodology affects the way systems developments and evaluations are conducted. Therefore, the whole process

Volgens de respondenten zien de provincies bovendien niet alle bijstand die wordt verleend (b.v. brandweerbijstand tussen regio’s in een zelfde provincie), hebben ze geen

Building on the recognition that the success of peacebuilding cannot be accurately assessed by focussing exclusively on either ‘negative’ or ‘positive’ peace, the notion