• No results found

De verbetering van het MKB-ondernemerschap door doelmatiger fiscale faciliteiten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verbetering van het MKB-ondernemerschap door doelmatiger fiscale faciliteiten"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De verbetering van het MKB-ondernemerschap

door doelmatiger fiscale faciliteiten

Master afstudeerscriptie Berry Bock Internationaal en Europees belastingrecht Student no.: 0370495

Universiteit van Amsterdam 8 juni 2017

Begeleider: Prof. dr. J. L. van de Streek Tweede docent: Prof. dr. D.M. Weber

(2)

Inhoud

Inleiding en achtergrond...3

Probleemstelling en aanpak...6

Hoofdstuk 1: Ondernemerschap in de wetgeving...9

Wie en wat zijn ondernemers...9

Het jaarrekeningrecht in het BW...10

Het MKB in de Wet Inkomstenbelasting 2011...12

Het MKB in de Wet op de Vennootschapsbelasting...14

Hoofdstuk 2: ZZP-ers en de kosten van arbeid...16

Onevenwichtigheden in de kosten van arbeid...16

Het herstel van het fiscale evenwicht in de belasting op arbeid...19

Hoofdstuk 3: Paradigmaverandering en praktische oplossingen...24

De Nederlandse adviespraktijk: wij van WC-eend adviseren WC-eend...24

De politieke positie van de staatssecretaris...25

Het fiscaal faciliteren van multinationals...28

Opschaling van de WBSO...29

Verbeterde toegang tot financiering voor het MKB...30

Conclusie...32

Literatuurlijst...34

BIJLAGE 1: De Europese definitie van het MKB-bedrijf...40

BIJLAGE 2: Factsheet MKB...42

(3)

Inleiding en achtergrond

Op het Start-up Fest, dat van 23 tot 28 mei 2016 in Amsterdam werd gehouden met als doel Nederland op de wereldkaart te zetten als hotspot voor jonge technologiebedrijven, gaven alle actoren die een rol spelen in de wereld van de start-ups, of meer prozaïsch het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), acte de présence. Voormalig eurocommissaris Neelie Kroes gaf als “speciaal gezant” van het door Economische Zaken gesponsorde StartupDelta, dat het festival organiseerde, haar voortrekkersrol door aan prins Constantijn van Oranje. De prins zal voortaan de doelstelling van StartupDelta “where entrepreneurs stand up, start up and scale up” inhoud geven. De jonge ondernemers, op zoek naar investeerders voor hun ideeën, konden zich voor een dagprijs van € 1.200 vergapen aan de inzichten van Apple topman Tim Cook en Eric Schmidt van Alphabet inc, het moederbedrijf van Google. Naast peptalk over missie en een duidelijk verhaal hebben en het advies groot te denken en met het bedrijf meteen mondiaal te gaan, hadden de topmannen weinig lovende woorden over voor de Europese regels en wetgeving. Een dag nadat de Franse justitie de burelen van Google in Parijs binnenviel vanwege een onderzoek naar belastingontduiking, kritiseerde Schmidt de mededingingszaken waarin Google verwikkeld is met Frankrijk, Duitsland en de EU. Tim Cook van Apple meende dat politici niet de ene dag het ene, en de andere dag iets anders, moeten zeggen. Mogelijk dat deze appreciatie is ingegeven doordat de Europese Commissie sinds juni 2014 een onderzoek verricht naar ongeoorloofde staatssteun door Ierland ten gunste van Apple.1 De aantijging is dat twee Apple bedrijven in Cork op grond van twee rulings uit 1991 en 2007 gedurende een periode van vijftien jaar exclusieve belastingvoordelen hebben genoten die niet verenigbaar zijn met de interne markt.2 De Ierse belastingdienst accepteerde een door Apple ingediend Advance Pricing Arrangement (APA) waarbij de belastbare winst uit onderneming wordt vastgesteld als percentage van de fictief vastgestelde bedrijfskosten. De Commissie constateert dat geen van de 5 methodes die art. 9 van het OESO modelverdrag als opties biedt, noch een andere acceptabele methode is toegepast, om de aan de Apple bedrijven toe te rekenen verrekenprijzen vast te stellen.3 De Commissie vindt dat de door Apple gekozen verrekenprijsmethode om belastbare winst vast te stellen als een vaste toeslag op de operationele kosten, in strijd is met het “arm’s length beginsel”.4 Jaar op jaar stemt Apple Operations Europe (AOE) in de belastingaangifte de belastbare winst zonder bedrijfseconomische onderbouwing af op de initiële met de Ierse belastingdienst gemaakte afspraken. Een omzetgroei van 415% Bij Apple Sales International (ASI), een 100% dochter

1 NRC.NL 24 mei 2016 “Braaf luisteren de start-ups naar de grote Tech jongens.”, ANP, 25 mei 2016: “Grote inval in Frans kantoor Google.”, European Commission, Commission Decision of 30.8.2016 On State Aid, AID

SA.38373 (2014/C) (ex 2014/NN) (ex 2014/CP) implemented by Ireland to Apple, p. 22 en art 107 lid 1 jo art. 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

2 European Commission, Commission Decision of 30.8.2016 On State Aid, p. 22 en p. 118-129. En, art 107 lid 1 jo art. 108 (VWEU).

3 European Commission, Commission Decision of 30.8.2016 On State Aid, Rechstoverweging 93, p. 22 noemt de 5 methoden. Zie ook: OECD Transfer Pricing Guidelines 2010, paragraaf 2.3.

4European Commission, Commission Decision of 30.8.2016 On State Aid: “arm's length basis in accordance with applicable US Transfer Pricing statutes and regulations”, p. 41 (Transfer Pricing methods volgens Chapter II OECD Guidelines).

(4)

van AOE, in de periode 2009-2012 leidt niet tot het declareren van hogere bedrijfskosten. Iedere omzetgroei gaat gepaard met hogere bedrijfskosten. De Ierse belastingdienst hanteert echter de initiële vaste toeslag en vaste operationele kosten uit jaar 1, ongeacht wat er met de omzet gebeurt. De discrepantie tussen de aan ASI toe te rekenen omzetgroei en de geringe toename van de bedrijfskosten kan niet worden verklaard. Het met de Ierse Belastingdienst overeengekomen afschrijvingsregime op kapitaalgoederen wordt niet gerechtvaardigd door feitelijke investeringen in fabrieken of machines. Voor de US senate subcomittee on permanent investigations verklaart Apple in 2013 vanaf 2003 effectief 2% winstbelasting te hebben betaald. Van 2009 tot en met 2011 betaalde ASI in Ierland minder dan 1% vennootschapsbelasting en in 2011 slechts 0,05% bij een statutair tarief van 12,5%.5 Twee jaar na de start van het onderzoek beslist de Europese Commissie in augustus 2016 dat de rulings onrechtmatig zijn en onverenigbaar met de interne markt. Ierland wordt opgedragen de staatssteun terug te vorderen.6 Europa is voor Apple een belangrijke draaischijf voor de mondiale tax planning van het bedrijf.

De toegevoegde waarde van Ierland als vestigingsplaats voor het drukken van de vennootschapswinst, zit in de opportunistische invulling van verrekenprijzen. In Luxemburg wikkelt Apple ITunes de mondiale winsten op het gebruik van muziek af. Luxemburg verleent een vrijstelling van 80% op inkomsten uit intellectueel eigendom bij een statutair tarief van 21%. Dat statutair tarief is alleen van toepassing op inkomen dat in Luxemburg zelf wordt gegenereerd. Over boekjaar 2011 betaalde Apple ITunes $ 9,5 miljoen belasting over $ 930 miljoen inkomsten, wat neerkomt op een effectieve belastingdruk van 1,02 %. 7

Ierse ministers en ambtenaren verwezen naar het belang van Apple voor de werkgelegenheid in Cork van 1000 vaste en 500 indirecte banen. Om die reden wilden ze het bedrijf fiscaal tegemoetkomen op een wijze waarvan de gemiddelde MKB-er in Ierland alleen maar kan dromen. Afgezien van de voor grote bedrijven typische voordelen als diepere marktpenetratie, grote toegevoegde waarde, efficiency en schaalvoordelen, ondervindt het MKB ook concurrentienadeel onafhankelijk van de kwaliteit van het geleverde product of de verrichte dienst, omdat het zijn belastingplanning niet kan optimaliseren zoals internationaal actieve multinationale ondernemingen dat kunnen. Het op zichzelf staande bedrijfseconomische effect hiervan is aanzienlijk: relatief hogere afdrachten aan de belastingdienst, lagere winstmarges (brutowinst, EBITDA en EBIT), minder nettowinst, kleinere kasstroom, grotere

5 Art. 108 lid 2 en 3 VWEU. European Commission: Brussels, 11.06.2014 C(2014) 3606 final: State aid SA.38373 (2014/C) (ex 2014/NN) (ex 2014/CP) – Ireland Alleged aid to Apple, zie voor de verrekenprijsmethode

Rechtsoverweging (RO) 37, 58, 59 en 60, toepassing van de operating costs methode RO 62, en afschrijvingen RO 64. Hearing before the Permanent Subcomittee on Investigations: Offshore Profit Shifting and the US Tax Code-Part 2 (Apple Inc.), 31 mei 2013, Pag. 115.

6 European Commission: Brussels 30.8.2016 Commission Decision on State Aid SA.38373 by Ireland to Apple p. 128 en 129. Zie ook in relatie tot het artikel van Vleggeert Bulletin for international Taxation 2016, p. 173-181. Vergeert typeert de door Amerikaanse multinationals gebruikte CV-BV structuur om belastingen te ontwijken als staatssteun.

7 Lux Leaks: https://www.documentcloud.org/documents/1345315-apple-2012-tax-returns.html, Bron: Itunes S.à.r.l., Tax number 2004 2410 67, Corporate Tax Returns for the year 2011, PwC: 22 mei 2012. Zie ook het Excel-werkblad van Bijlage I. Deloitte: Taxation and Investment in Luxemburg 2013,

http://www2.deloitte.com/content/dam/Deloitte/global/Documents/Tax/dttl-tax-luxembourgguide-2013.pdf, pag. 8 en 14. World.tax, Luxembourg Tax System https://www.world.tax/countries/luxembourg/luxembourg-tax-system.php

(5)

behoefte aan externe financiering met, in het geval van vreemd vermogen, lagere krediet ratings. Institutionele beperkingen waar in het bijzonder de op doorgroei gerichte Nederlandse MKB-er last van heeft, zijn het oerwoud aan regionale ontwikkelingsmaatschappijen met investeringspotjes voor innovatieve ondernemers, ingewikkelde sociale en belastingwetgeving en bovenal de moeilijke toegang tot bankkrediet.

Sinds de financiële crisis van 2008 moeten banken zich opnieuw als bedrijf uitvinden en daar hoort bij het naleven van de door de politiek opgelegde minimum kapitalisatie eisen van Bazel III, in afwachting van de uitwerking van de striktere Bazel IV-eisen tegen 2022. De miljarden ten spijt die de voorzitter van de ECB maandelijks via de systeembanken voor krediet beschikbaar stelt, komt het beschikbare kapitaal slechts mondjesmaat bij het MKB terecht. Tenslotte wordt de concurrentiepositie van het MKB (< 250 werknemers en < € 50 miljoen omzet) ten opzichte van grote bedrijven en het succes in de markt vooral bepaald door de kosten van arbeid die in Nederland door de werknemersverzekeringen en bijdragen in de pensioenopbouw een factor 1,5 van het brutoloon belopen. Naarmate de belasting op kapitaalopbrengsten lager is dan die op de vergoeding voor arbeid is de multinational beter af dan het MKB. De hogere belasting op arbeid werkt bij relatief lagere winstmarges in het MKB sterker door. Het MKB kan voorts de door de belastingdruk hoge marginale kosten voor arbeid en sociale zekerheid (in het bijzonder als gevolg van de Ziektewet) minder compenseren dan het grote bedrijf met haar typische kapitaalintensieve bedrijfsvoering. Tegen de achtergrond van globalisering en de wereldwijde financiële crisis is vanaf 2008 een discussie op gang gekomen over agressieve tax planning door multinationals. In het kader van de OESO is een alomvattend hervormingsprogramma gestart onder de naam BEPS (Base Erosion and Profit Shifting). De gemeenschappelijke noemer van de BEPS-voorstellen is het terugdringen van agressieve tax planning en daarmee het bevorderen van een gelijk speelveld in de belastingheffing voor ondernemingen.

Op initiatief van Pierre Moscovici, EU-commissaris voor Economische zaken, Financiën en Buitenlandse handel heeft de EU-commissie op 17 juni 2015 een Actie Plan gepresenteerd dat als doel heeft de belangrijkste BEPS-doelstellingen in de EU te realiseren. De ratio achter de OESO- en EU-initiatieven om aan belastingneutraliteit en harmonisatie van belastingheffing te werken, is dat de meest actieve landen op het terrein van internationale tax planning in toenemende mate last van elkaar hebben. Dit komt door dalende binnenlandse belastingopbrengsten als gevolg van belastingconcurrentie. Oorspronkelijk bedoeld als het juridische kader om internationale handel en Buitenlandse Directe Investeringen te bevorderen door dubbele belastingheffing te voorkomen, is het internationale verdragennetwerk op basis van het OESO-modelverdrag tevens het startpunt van door overheden bevorderde arbitrage tussen fiscale jurisdicties. De 15 actiepunten van BEPS bieden een staalkaart van het onbegrensde aantal combinatiemogelijkheden op dit terrein. Het op 17 juni 2015 door de Europese Commissie ingediende Actieplan voor een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel in de Europese Unie is een onderdeel van de EU-invulling van de BEPS-doelstellingen: inperking van agressieve belastingconcurrentie en harmonisatie van de heffingsgrondslag. De herintroductie van de zogenaamde CCCTB (Common Consolidated Corporate Tax Base)-Richtlijn uit 2011 is naast de Belastingontwijkingsrichtlijn (ATAD) één van de speerpunten van het door de Commissie

(6)

geïnitieerde Actieplan.8 Noch in de BEPS-actiepunten noch in het EU-Actieplan van Moscovici is de concurrentiepositie van het Europese MKB expliciet object van studie of aanknopingspunt voor beleid, anders dan dat -in het geval van het EU-Actieplan- door de invoering van de geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting de verwachting is dat het gelijke speelveld op de interne markt voor het gehele bedrijfsleven aanzienlijk verbetert.9

Parallel aan deze initiatieven is er in toenemende mate aandacht voor de economische rol van het MKB in de economie en de belastingdruk die het ervaart. Na jaren voorbereiding is in 2008 door de Raad en het Europese Parlement de Small Business Act for Europe (SBA) vastgesteld met als doel ondernemerschap in Europa te bevorderen. In 2011 heeft de Commissie de voortgang op de punten, toegang tot financiering, toegang tot de Europese markt en intelligente regelgeving, geëvalueerd. De vooruitgang op het gebied van toegang tot financiering in het kader van de SBA bleef steken in het opzetten van een discussieplatform. Het belangrijkste resultaat voor wat betreft een betere toegang tot de Europese markt, is de introductie van een Europese openbare aanbestedingsprocedure. Naast deze initiatieven vormt de inzet van de Europese Investering Bank (EIB) met het door haar in 1998 speciaal voor het MKB opgezette European Investment Fund (EIF) een bijzonder, maar financieel bescheiden succes. In 2013 haalde het EIF een jaaromzet van 23 miljard en in 2015 27 miljard. In 2016 kon de in Delft gevestigde joint-venture Holland Proton Therapy Research B.V. 90 van de benodigde 120 miljoen investeringen uit het EIF trekken. Verder wordt zowel door de OESO als de EU onderzoek gedaan naar de effecten van nationaal belastingbeleid en belastingheffing op het MKB. Vooral wordt ingegaan op de concurrentiepositie van het MKB ten opzichte van grote bedrijven.10 Beleidsmatig is tot nu toe echter de aandacht vooral op het grote internationale bedrijfsleven gericht en dat is niet in alle opzichten evenwichtig, gezien het belang van het MKB voor de economie in termen van omzet en werkgelegenheid.

Probleemstelling en aanpak

Deze scriptie analyseert het concurrentievermogen van het Nederlandse MKB. Centraal staat de relatie tussen enerzijds de belastingdruk die op het MKB rust en anderzijds de fiscale maatregelen en instrumenten die beogen het ondernemerschap in Nederland te stimuleren. Ook de recente geschiedenis leert dat het bereiken van een EU-akkoord over gemeenschappelijke anti-ontwijkingsmaatregelen, gekoppeld aan BEPS, geen voorspellende waarde heeft voor succes en snelheid van handelen. In het in 2016 geïntroduceerde nieuwe CCCTB-voorstel is de discussie over consolidatie in de Europese Raad voor de komende tijd

8 Het pakket bestaat uit een Foreign Controled Company rule, een Switchover rule, Exitheffingen, Renteaftrekbeperkingen, Hybride mismatches en General Anti Abuse rules Zie:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/company_tax/anti_tax_avoidance/key_measures/index_en.ht m

9http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/company_tax/fairer_corporate_taxatio n/com_2015_302_en.pdf Communication From The Commission To The European Parliament And The Council: A Fair and Efficient Corporate Tax System in the European Union: 5 Key Areas for Action {SWD(2015) 121 final}, p. 5. European Commission Inception Impact Assessment bij de herintroductie van de CCCTB, okt 2015, meldt: “Aggressive tax planning severely affects the competitive position of SMEs which cannot usually afford the high consulting fees associated with putting together global tax efficient solutions”, p. 2

10 De OESO publiceerde in de reeks “Tax Policy Studies” (No. 23) : Taxation of SMEs in OECD and G20 Countries en de Europese Commissie deed het rapport SME taxation in Europe het licht zien.

(7)

geparkeerd, althans uitgesteld tot na de invoering van de CCTB. Het realiseren van grondslagharmonisatie en consolidatie in de belastingheffing gaat langzaam, wat niet de conclusie rechtvaardigt dat, in afwachting van vooruitgang in de EU, nationaal de verbetering van de concurrentiepositie van het MKB minder urgent zou zijn. De internationale en nationale dimensies van belastingheffing van ondernemingen grijpen in elkaar. Het hechten aan eigen soevereiniteit en het verlangen belastingconcurrentie in te zetten voor innovatie en economische groei is voor politici internationaal de basis van agressieve tax planning.

Op nationaal niveau zet het ondernemingen die overwegend nationaal actief zijn op achterstand doordat ze effectief meer belasting betalen dan de internationale bedrijven die profiteren van belastingconcurrentie. Ongeacht de vooruitgang die in het kader van BEPS en het Actieplan wordt gemaakt, heeft het Nederlandse MKB er alle belang bij dat ook nationaal het level playing field groeit. Het economisch belang van het MKB, in de definitie van de Europese Commissie, bedrijven met minder dan 250 werknemers en een omzet en balanstotaal van respectievelijk € 50 en € 43 miljoen, is moeilijk te overschatten (zie voor de Europese definitie van het MKB Bijlage 1). In Nederland is 99% van de bedrijven in de marktsector MKB-er, 61% van het bruto binnenland product (bbp) komt op het conto van het MKB, dat ook goed is voor 70% van de werkgelegenheid in de marktsector. Deze percentages zijn in lijn met die van OESO- en G20-landen. Midden- en kleinbedrijven zijn de ruggengraat van de economie en gelden als de belangrijkste motor voor het creëren van werkgelegenheid en dragen dus significant bij aan nationale en internationale economische groei. 11

Het MKB is zeer heterogeen wat betreft omvang, innovatieve kracht en vooral winstgevendheid en groeipotentieel. Het bevorderen van een rechtvaardigere belastingheffing voor ondernemingen beperkt zich niet tot ondernemingen die al dan niet toegang hebben tot tax planning, maar is tevens een onderwerp van belang in de boezem van het MKB zelf. De discussie over de schijnzelfstandigheid van een deel van de Zelfstandigen Zonder Personeel (ZZP), die aanspraak maken op ondernemersaftrek en MKB-vrijstelling, betekent dat dergelijke ondernemers minder inkomstenbelasting betalen dan werknemers met een vergelijkbaar inkomen.12 Aan de orde is de vraag welke definitie van ondernemerschap het in aanmerking komen voor fiscale faciliteiten rechtvaardigt.

Een tweede onevenwichtigheid doet zich voor in de fiscale behandeling van de aanmerkelijkbelanghouder die tevens directeur-grootaandeelhouder is (DGA). Hoewel de aanmerkelijkbelangregeling gericht is op het gelijkwaardig belasten van IB-ondernemers en DGA’s, zijn er verschillen. Voor zijn werk in de vennootschap wordt de DGA voor minimaal € 45.000 belast als een gewone werknemer, tenzij hij kan aantonen dat in zijn branche een lager loon gebruikelijk is. Bij een hoger gebruikelijk loon wordt de DGA voor 75% van het loon in box 1 belast, aanzienlijk minder dan een werknemer. De winst die overblijft na aftrek van het loon van de DGA wordt met 25% lager belast dan het loon bij een werknemer of de winst uit onderneming van een IB-ondernemer.13 De laatste wordt voor de gehele winst en 11 De staat van het MKB 2015 (Centraal Bureau van de Statistiek, Den Haag 2015) p. 9-14. Europese Commissie, SME taxation in Europe, mei 2015. P. 18.

12 Artikel 3.74 en 3.79a wet IB.C. van Dijkhuizen Naar een activerend belastingstelsel, Interimrapport (Commissie inkomstenbelasting en toeslagen), Den Haag 2012, p. 16.

13 Artikel 12a Wet op de loonbelasting jo. Artikel 2.12 Wet IB. C. van Dijkhuizen Naar een activerend belastingstelsel, Eindrapport (Commissie inkomstenbelasting en toeslagen), Den Haag 2013, p. 13.

(8)

arbeidsbeloning in box 1 belast, maar wordt dan voor het verschil in belastingdruk met de DGA gecompenseerd door de MKB-vrijstelling. Het tweede voordeel dat de DGA geniet, is de mogelijkheid om na de betaling van de vennootschapsbelasting (VPB) over de winst de box-2 heffing over de resterende kapitaalwinst uit te stellen, door geen dividend uit te keren. Naast de verschillende lichamen in de VPB, zijn er alleen al op het niveau van de natuurlijke persoon fiscaal verschillende typen ondernemers. Het onderzoeksperspectief van de scriptie is ondernemerschap, waarbij de focus niet ligt op de gekozen rechtsvorm, maar op de vraag welke fiscale maatregelen het ondernemerschap van de MKB-er bevorderen. Belangrijke aspecten, zoals de omvang van de aansprakelijkheid, bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, continuïteit en zeggenschap zijn cruciaal voor het kiezen van de juiste rechtsvorm, maar in deze scriptie niet het object van studie. Het onderwerp van de scriptie is hoe het MKB-ondernemerschap fiscaal kan worden geactiveerd (gefacilieerd).

Allereerst is het zaak het effect van (fiscale) wet- en regelgeving op het MKB te analyseren. Aan de orde is wat de effectieve belastingdruk op het MKB is en of de specifiek op het bevorderen van ondernemerschap gerichte fiscale maatregelen doeltreffend en doelmatig zijn. Deze vraag heeft twee met elkaar samenhangende dimensies: een maatschappelijke en praktische. Fiscaal stimuleringsbeleid staat op gespannen voet met het draagkracht- en neutraliteitsprincipe omdat het effect op de effectieve belastingdruk van diverse typen belastingbetalers enorm kan verschillen. Bij het inzetten van belastingfaciliteiten of – instrumenten is er sprake van belastinguitgaven, want de overheid ziet af van het heffen van belastingen voor een specifieke groep. Fiscaal stimuleringsbeleid zet de rechtsvormneutraliteit onder druk, zeker als de beoogde doelen maatschappelijk geen breed draagvlak hebben. Effectieve maatregelen horen derhalve maatschappelijk acceptabel te zijn.

Het additionele praktische probleem is echter dat de doeltreffendheid van qua belastinguitgaven omvangrijke ondernemersfaciliteiten als MKB-vrijstelling en zelfstandigenaftrek, respectievelijk niet kan worden vastgesteld, of discutabel is.14 De doeltreffendheid van de zelfstandigenaftrek is voor het laatst in 2015 geëvalueerd en toen positief beoordeeld. Bij gebrek aan kwantitatieve doelstellingen van de fiscale instrumenten hebben de onderzoekers die echter achteraf geformuleerd om toch een uitspraak over het oorzakelijk verband tussen het doel en het effect te kunnen doen.15

Bij de analyse wat ondernemerschap is, wat de behoeften van MKB-ondernemers zijn en welke (fiscale) maatregelen effectief en maatschappelijk aanvaardbaar zijn, is het derhalve van belang, op alle punten -voor zover beschikbaar- van empirische gegevens uit te gaan. Een tweede uitgangspunt in de uitwerking van de vraagstelling is dat ik de voor het MKB belangrijkste onderwerpen koppel aan de groeifasen van het MKB. De administratieve last van wet- en regelgeving, de kosten van sociale zekerheid en arbeid en de belastingdruk zijn herkenbaar en kenmerkende punten van aandacht voor alle kleinere ondernemers, maar pakken voor de ZZP-er, de start-up met groeiambitie of de grotere onderneming met een paar

14 Algemene Rekenkamer, Zicht op belastingverlichtende regelingen. Een inventarisatie van fiscale regelingen die de belastingontvangsten van het Rijk beperken (Algemene Rekenkamer, 31 januari 2017 aangeboden aan de Tweede Kamer), Den Haag 2017, p.7. Zie ook de Bijlage: Databestand belastingfaciliteiten, p.4

15 Rapport ondernemen makkelijker én leuker? Evaluatie zelfstandigenaftrek, 2015, bijlage bij Kamerstukken 2005-2006, 29949, 56, p. 7

(9)

honderd werknemers toch anders uit. Andere onderwerpen, zoals innovatie, financiering en export zijn specifiek van betekenis voor de ondernemer die de fase van eenmanszaak is ontgroeid. Voor deze ondernemer is een sterke internationale concurrentiepositie bepalend voor succes en continuïteit. Voor deze bedrijven is internationale harmonisatie van de belastinggrondslag minstens zo belangrijk als een op groei gericht nationaal ondernemingsbeleid. Het een kan niet zonder het ander.

Ik zal vanaf hoofdstuk 2 achtereenvolgens de positie van de kleinste, maar omvangrijkste groep ondernemers, de ZZP-ers, onderzoeken en een oplossing voorstellen voor de kwestie van de schijnzelfstandigheid; en in hoofdstuk 3 ga ik voor onderscheidenlijk de start-up en het grotere MKB-bedrijf in op de vraag hoe het bedrijfskapitaal geoptimaliseerd kan worden door de kosten van arbeid en financiering te verminderen. Tenslotte worden de conclusies en aanbevelingen gepresenteerd. De belangrijkste bevinding is dat de belastingdruk op arbeid omlaag moet. Het budgettair effect hiervan moet gecompenseerd worden door een navenante verhoging van de belasting op winst, onder andere door bestaande niet-effectieve faciliteiten af te schaffen. In hoofdstuk 1 wordt echter eerst gedefinieerd wat MKB-ers zijn en hoe ze fiscaal behandeld worden in de Wet Inkomstenbelasting (Wet IB) en de Wet op de Vennootschapsbelasting (Wet VPB).

Hoofdstuk 1: Ondernemerschap in de wetgeving

Wie en wat zijn ondernemers

Van Kommer steekt in zijn oratie over de maatschappelijke betekenis van de inkomstenbelasting de loftrompet over de groeiende groep ZZP-ers, die ervoor heeft gezorgd dat op de arbeidsmarkt de financiële crisis soepel werd opgevangen.16 In het Belastingplan 2012 houdt het kabinet-Rutte I ternauwernood de eigen irritatie in toom over het feit dat er veel ondernemers in Nederland zijn, maar evengoed het aandeel snel groeiende bedrijven relatief laag is. Teneinde het “echte” ondernemerschap te bevorderen en de aanzuigende werking te verminderen van hen die arbeidsinkomen willen verwerven als zelfstandige, in plaats van als werknemer, moet het maximum van de zelfstandigenaftrek worden afgevlakt. Zelfstandigenaftrek en MKB-vrijstelling gaan op de schop. Niettemin blijft ook na de aanpassingen een aanzienlijk verschil in belastingheffing van ondernemers ten opzichte van het inkomen van werknemers bestaan. Een problematiek die tot op de dag van vandaag nog actueel is. De verschillende soorten ondernemers, ZZP-ers, doorgroeiers, grote ondernemingen en multinationals en de wijze waarop ze worden belast of gesteund, in relatie tot hoe andere soorten inkomen worden belast, geeft het kader aan voor fiscaliteit en ondernemerschap.

Het stimuleren van ondernemerschap wordt begrensd door de met de bronnentheorie verbonden rechtsbeginselen van draagkracht en gelijkheid. De bronnentheorie legitimeert het heffen van belasting, als er maar sprake is van één, of meerdere in art. 3.1 Wet IB genoemde inkomens uit werk en woning. En dan kan in principe ook veel om het ondernemerschap te bevorderden, zeker als belangrijke maatschappelijke baten als economische groei, innovatie en werkgelegenheid het wenkend perspectief zijn. Tegelijkertijd wordt blijkbaar een

16 V. van Kommer, De inkomstenbelasting: Een maatschappelijk krediet (oratie Universiteit Utrecht), Utrecht: 2011, p. 24.

(10)

evenredige belastingbijdrage van belastbare winst uit onderneming aan de totale inkomsten uit belastingen maatschappelijk belangrijk gevonden, gezien het streven van politici en fiscalisten het globale fiscale evenwicht tussen de verschillende inkomensstromen te bewaken.

Voorstellen voor reparaties zijn van alle tijd en aan de orde van de dag, met als opvallende uitzondering de belastingheffing van multinationals. De rechtsgrond voor het betrokken worden in de belastingen is gegeven met art 3.1 Wet IB en voor lichamen zijn dat de artikelen 2 en 3 van de Wet VPB. Cruciaal voor ondernemerschap is dat de onderneming voor eigen rekening van de ondernemer wordt gedreven en deze rechtstreeks verbonden is voor zakelijke verbintenissen. Het totaal- en jaarwinstprincipe complementeren het kader van de fiscale onderneming.17 De samenleving is gebaat bij ondernemerschap en deze studie toont aan dat het onzinnig is ondernemers de maat te nemen en te eisen dat ze moeten groeien. Er is niks mis met zelfstandige stukadoors of vertalers, die nuttig werk doen en in hun eigen inkomen voorzien.

Als echter noodzakelijkerwijs een minderheid van ondernemers wel het talent en de potentie heeft door te groeien, is het zaak op de punten die er fiscaal toe doen, namelijk de kosten van arbeid en die van financiering, hen optimaal te steunen. Een daadwerkelijke en daadkrachtige stimulering van ondernemerschap vereist dat er evenwicht is in de belasting en facilitering van alle typen ondernemers. Het succes van het MKB is afhankelijk van en verbonden met de noodzaak, dat multinationals minimaal het nominale vennootschapstarief betalen. De komende hoofdstukken ga ik in op de problematiek van het verschil in belastingdruk tussen ZZP-ers en werknemers (hoofdstuk 2).

Daarna komt de bijzondere concurrentiepositie van de start-up en het grotere MKB-bedrijf in hoofdstuk 3 aan de orde. Ik stel voor dat als het structureel verlagen van de kosten van arbeid een brug te ver is, dan minimaal toch de subsidie op arbeid (WBSO) voor het MKB drastisch verhoogd moet worden, hetgeen gefinancierd wordt door het afschaffen van de innovatiebox of de 30%-regeling voor ingekomen werknemers. En als de gelijke fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen niet realiseerbaar is, dan dient het grotere MKB toegang te krijgen tot goedkoop vreemd vermogen, zoals dat in Duitsland al een decennium geleden adequaat is geregeld. Sluitstuk, en integraal onderdeel van de verbeteringen, is de harmonisatie van de belastinggrondslag én minimumtarieven voor multinationals, eerst in de EU en vervolgens ook, zo mogelijk, in de context van het Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag. In de resterende pagina’s van dit hoofdstuk schets ik de positie van het MKB in de jaarverslaglegging en de Wet IB en Wet VPB.

Het jaarrekeningrecht in het BW

Het Nederlandse jaarrekeningrecht voor rechtspersonen in Titel 9 Boek 2 BW maakt in de eisen voor de jaarverslaggeving een scherp onderscheid naar rechtspersonen en de restcategorie eenmanszaken en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid.18 De jaarrekening dient inzicht te geven in de economische prestatie van de onderneming. Afhankelijk van de omvang van de rechtspersoon gelden verplichtingen en vrijstellingen wat

17 Art. 3.4 Wet IB, art. 3.8 en art. 3.25 Wet IB.

18 P. Mansvelder (red.), Jaarrekening MKB 2016: Voor ondernemingen, Verenigingen en stichtingen, Deventer: SRA-Wolters Kluwer, 2015, p. 144, 150, 159, 167. En p. 171.. Vergelijk artikel 2 Wet VPB met Titel 9 Boek 7A BW (maatschap) en Titel 3 Wetboek van Koophandel (VOF en CV).

(11)

betreft, onder andere, de presentatie van de balans, winst- en verliesrekening en de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Daarbij geldt hoe kleiner de onderneming, des te minder verplichtingen.19 De onderscheiden rechtspersonen in de tabel hieronder worden als zodanig aangemerkt indien ze op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan twee van de drie vereisten:

Bron: jaarrekening MKB 2016

Omvang Personeel of Omzet of Balanstotaal

Grote rechtspersonen > 250 > € 40 m > € 20 m

Middelgroot < 250 € 12 m - ≤ € 40 m € 6 m - ≤ € 20 m

Klein < 50 € 0,7 m - ≤ € 12 m € 0,35 m - ≤ € 6 m

Micro < 10 ≤ € 0,7 m ≤ € 0,35 m

Een nieuwigheid is sinds 1 januari 2016 de introductie van de categorie Microrechtspersoon, die voortvloeit uit de implementatie van Richtlijn 2013/34/EU. Deze richtlijn beoogt een verlaging van de administratieve lasten. Micro-entiteiten vormen een belangrijk deel van het MKB-segment. Ter onderscheid van de kleine rechtspersoon mag de microrechtspersoon de activa, passiva en het eigen vermogen samengevat weergeven. De grootte van de onderneming bepaalt de omvang van de op te stellen jaarrekening en welk deel gepubliceerd moet worden bij de KvK. De eenmanszaken en personenvennootschappen, die in de Wet IB worden belast, kennen slechts summiere wettelijke boekhoud- en verslaggevingseisen.20 Doordat er veelal sprake is van nauwe betrokkenheid bij de vennootschap is beschermende wetgeving kennelijk overbodig geacht. De financiële doorzichtigheid van de bedrijfseconomische prestatie van de bedrijven is onder de maat. Vanwege het transparante karakter van de vennootschappen kunnen privéschuldeisers na zakelijke crediteuren verhaal halen op het afgescheiden ondernemingsvermogen van de VOF en CV. Voor de eenmanszaak en de maatschap is rechtstreeks verhaal mogelijk.

De Vereniging Samenwerkende Registeraccountants adviseert het MKB minimaal inzicht te verschaffen in de liquiditeit, solvabiliteit en de grootte en samenstelling van het resultaat en het vermogen. Veel zakenpartners van de IB-ondernemer weigeren te vertrouwen op de minimumeisen van de wetgever en eisen ook inzicht in het privévermogen van de ondernemer. Een handelsfirma in decoratiemateriaal die ten behoeve van de afnemers de productie, het transport én de seizoenverkoop van de afnemers voorfinanciert, zodat het debiteurenkrediet makkelijk tot een jaar oploopt, heeft belang bij informatie over de kredietwaardigheid van de zakenpartners en koopt deze in bij bedrijfsinformatiebedrijven als Bureau van Dijk. Dat is begrijpelijk, maar economisch inefficiënt en bovendien makkelijk op te lossen door in de jaarrekening in de aanvullende informatie een getrouw beeld van de

19 P. Mansvelder (red.) Jaarrekening MKB 2016: p. 15 en 27. Verplichtingen en vrijstellingen gelden inzake: 1. Presentatie balans en winst- en verliesrekening en toelichting, bestuur verslag en overige gegevens 2. Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, 3. Accountantscontrole, 4. Openbaarmaking, 5. Geconsolideerde jaarrekening, 6. Voorschriften o.a. banken en beheerde beleggingsmaatschappijen. 20 Art. 3:15i BW.

(12)

bedrijfsprestaties en toelichting op de waarderingsgrondslagen en kengetallen te geven. Een bijzonder fenomeen dat de discussie over de belastingdruk van de kleine ondernemer ten opzichte van werknemers in loondienst aanwakkert, is dat de arbeidsbeloning voor de ondernemer niet tot uitdrukking wordt gebracht. Daardoor is het moeilijk een getrouw beeld van de economische kosten van de onderneming en de resterende winst te krijgen.

Het MKB in de Wet Inkomstenbelasting 2011

Nederland telt 1,6 miljoen bedrijven, 1,2 daarvan zijn natuurlijke personen, waarbij de meest eenvoudige ondernemingsvorm, de eenmanszaak met 1,02 miljoen, de rechtsvormen maatschap, VOF en CV, met afgerond 200.000 totaal, in aantal overvleugelt. 400.000 bedrijven zijn rechtspersonen, 342.000 daarvan zijn BV’s, 1.145 NV’s en 2.490 zijn Coöperatieve Verenigingen.21 Verder telt het land 8,4 miljoen werknemers en is sinds 2014 het aantal ZZP-ers van 800.000 met 200.000 gegroeid tot meer dan 1 miljoen. ZZP is geen aparte rechtsvorm, maar wat fiscale bron betreft een heterogeen type ondernemer met als gemeenschappelijk kenmerk dat voor eigen rekening of risico arbeid in een eigen bedrijf of praktijk wordt verricht, zonder dat men personeel in dienst heeft. Onder de definitie van ZZP-er vallen de IB-ondZZP-ernemZZP-er, de DGA en de resultaatgenietZZP-er.22

Van alle belastingen is de loon- en inkomstenbelasting, in combinatie met de premies volks-en werknemersverzekeringvolks-en, veruit de belangrijkste inkomstvolks-enbron van de cvolks-entrale overheid. De belastingontvangsten uit de inkomstenbelasting en de premies bedroegen in 2016 148 miljard van totaal 254 miljard aan inkomsten, ofwel 58%. Gezuiverd van de premies draagt de inkomstenbelasting 48,5 miljard bij aan de rijksbegroting, op de voet gevolgd door de omzetbelasting, die goed is voor 46,7 miljard. 23 Een onderneming krijgt in fiscale zin een

juridische huls en het is de gekozen rechtsvorm die bepaalt hoe de onderneming geacht wordt een bijdrage te leveren aan de collectieve belastingdruk.

In de Wet IB is een onafzienbare opeenvolging instrumentele etiketteringsartikelen nodig, om vast te stellen welke inkomensbestanddelen tot het onderneming- of privévermogen horen, want alleen het voorlaatste geeft recht op aftrek.24 De Wet IB voorziet in een reeks belastingfaciliteiten die het ondernemerschap in alle fases van het bestaan van de onderneming bevorderen. Er bestaat een extra zelfstandigenaftrek voor beginnende ondernemers. Startende ondernemers mogen willekeurig afschrijven en ook gebruik maken van de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA).25 In het geval er sprake is van de overdracht van de onderneming door ouders aan kinderen, bij leven of overlijden, of het ontbinden van de huwelijksgemeenschap, kan met een beroep op doorschuiffaciliteiten de onderneming worden voortgezet. Besluit men toch te liquideren, dan kan de stakende ondernemer een extra lijfrentepremie ten laste van de winst brengen.26 Van de doorschuiffaciliteiten is het met uitstel van heffing van inkomstenbelasting omzetten van de onderneming in een BV de belangrijkste.27

21 CBS-Statline 21 april 2017 (arbeidsdeelname; kerncijfers), tot de categorie rechtspersonen behoren ook 38.000 verenigingen en stichtingen en 480 overheidsbedrijven.

22 IBO Zelfstandigen zonder personeel, April 2015, p. 9. 23 Miljoenennota 2016, p. 2.

24 Art. 3.16 IB bijvoorbeeld.

25 Art. 3.76 derde lid, 3:31, 3:34 en 3: 45 Wet IB. 26 Art. 3.62, art. 3.59, tweede lid en art. 3:129 Wet IB. 27 Art. 3:65 Wet IB.

(13)

Voor het vaststellen van het belastbaar inkomen uit werk en woning zijn de oudedagsreserve (FOR), de zelfstandigenaftrek, als onderdeel van de ondernemersaftrek, en de MKB-winstvrijstelling bepalend. De zelfstandigenaftrek bestaat al sinds 1975 en is niet meer dan een belastingverlichting voor kleine ondernemers. De achterliggende gedachte is om een tegemoetkoming te verlenen om winst te gebruiken voor investeringen, consumptieve uitgaven en reserveringen. Tot 2011 had de zelfstandigenaftrek een degressief karakter die bestond uit een staffel van 8 schijven van oplopende winsten met per schijf een afnemende zelfstandigenaftrek. In het Belastingplan 2012 kiest de regering voor uniformering van de zelfstandigenaftrek op één vast bedrag van € 7.820 om door een lagere marginale belastingdruk voor IB-ondernemers de doorgroei van ondernemingen te bevorderen. Daartegenover wordt beoogd de aanzuigende werking te stoppen die uitgaat van het feit dat de IB-ondernemer, door de combinatie van zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling, pas inkomstenbelasting betaalt vanaf € 18.500 en werknemers al vanaf € 6.250.

Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt is een grote fiscale stimulans ontstaan om arbeidsinkomen te doen realiseren als zelfstandige in plaats van als werknemer. Naast de ‘straf’ op groei is er volgens de regering-Rutte I sprake van een onevenredige stimulering van ondernemersactiviteiten die weinig winstgevend zijn. De hoop is dat door het maximeren van de zelfstandigenaftrek en het niet langer indexeren van de aftrek de aanzuigende werking minder groot wordt. Het doel is dat het fiscale instrument vanuit economisch perspectief juist snelgroeiende en innoverende ondernemingen stimuleert.28 De tweede hoeksteen voor de effectieve belastingdruk van de IB-ondernemer is de MKB-vrijstelling, die (thans) 14% van de winst vrijstelt, nadat deze is verminderd met de ondernemersaftrek. Anders dan voor de zelfstandigenaftrek geldt, hoeft een ondernemer niet te voldoen aan het urencriterium om aanspraak te kunnen maken op de faciliteit.29

Tevens is, in afwijking van de zelfstandigenaftrek, aan de MKB-winstvrijstelling geen maximumbedrag verbonden. De invoering van de MKB-vrijstelling bij de Wet Werken aan Winst in 2007 had niet alleen als doel ondernemerschap te belonen. Ook wilde de wetgever het globale fiscale evenwicht tussen de diverse inkomensstromen herstellen, dat in het ongerede raakte door de verlaging van het toptarief van de vennootschapsverlaging van 29,6 naar 25,5% in dat jaar. Ten gevolge van de tariefverlaging werd het aantrekkelijker om de onderneming in de vorm van een BV te drijven. Om te voorkomen dat natuurlijke personen en masse hun ondernemingen omzetten in BV's, zijn de IB-ondernemers gecompenseerd door de invoering van de MKB-vrijstelling. Om een rechtsvormneutrale belastingheffing te garanderen kon de wetgever kiezen uit een verhoging van het aanmerkelijkbelangtarief of een verlaging van het inkomstenbelastingtarief voor ondernemers in box 1. Door de keuze voor de invoering van de MKB-vrijstelling zijn er grote verschillen in belastingdruk tussen de verschillende inkomstencategorieën in box 1 ontstaan. Als gevolg van de MKB-vrijstelling wordt de marginale inkomstenbelastingdruk voor ondernemers verlaagd tot 44,72% (86% van 52%). 30 Het maximale tarief voor de DGA bedraagt 43,75%. DGA’s worden echter over hun looncomponent in hun inkomen voor 52% belast en de IB-ondernemer slechts voor 44,72%,

28 A.O. Lubbers e.a., Hoofdzaken winst uit onderneming, Deventer; Wolters Kluwer, 2012, p. 188-191 en art. 3:76, eerste lid, Wet IB.

29 Art. 3:79a Wet IB

30 E.J.W. Heithuis e.a., Inkomstenbelasting, Deventer: Wolters Kluwer 2008, p. 238 en A.O. Lubbers e.a., Hoofdzaken winst uit onderneming, 2012, p. 195. En art. 3.79a Wet IB.

(14)

omdat er ten aanzien van hun inkomen geen onderscheid wordt gemaakt tussen de kapitaal-en de arbeidscomponkapitaal-ent.31

Het MKB in de Wet op de Vennootschapsbelasting

De NV en BV worden in het Nederlandse belastingrecht als een zelfstandige economische eenheid, met een juridisch zelfstandig bestaan ten opzichte van haar aandeelhouders, volgens de winstbepalingsregels van de Wet IB over de winst belast. Er wordt geheven over de totale winst, los van de vraag of de winsten worden gereserveerd of uitgekeerd. De bestaansreden van de VPB is ondernemingswinsten te treffen die als zodanig niet rechtstreeks in de IB worden betrokken. De VPB is complementair aan de IB, want zodra de winst aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd, wordt deze economisch dubbel belast. Eén object (de winst) wordt uiteindelijk bij twee verschillende subjecten belast.32 Het aantal aanmerkelijk belanghouders (AB-houders) bedroeg in 2011, exclusief beleggings- en pensioen BV’s, 238.000 en het aantal DGA’s, die naast AB-houder ook werknemer zijn van hun BV, was 222.000, ofwel 93%. Het merendeel van de bedrijven, 87%, heeft slechts één aandeelhouder. Het bedrijf van deze DGA wordt in de belastingheffing betrokken via de vennootschapsbelasting en de DGA zelf op basis van de inkomstenbelasting. De winst van de vennootschap wordt belast volgens een twee-tarievenstructuur. Kleine en middelgrote bedrijven worden gestimuleerd met een lager belastingtarief van 20% tot een belastbare winst van € 200.000 en voor hogere winsten is het marginale tarief van 25 % van toepassing. Aangezien AB-houders geen recht hebben op ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling, ligt het omslagpunt, om louter vanwege fiscale redenen voor een BV te kiezen in plaats van de IB-onderneming, rondom € 100.000 winst. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de belastinglatentie over niet-uitgekeerde winst in box 2. Wordt de belastinglatentie opgeteld bij de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting dan ligt het omslagpunt bij € 1 miljoen.33 Boven dit bedrag verlaagt een hoge management fee de basis van de vennootschapsbelasting met een effectief lagere belastingdruk als resultaat.

De gecombineerde heffingsdruk voor AB-houders als gevolg van de tariefopstap van 20% over € 200.000 is 40%. De eigenaren van de kleinere bedrijven reageren sterk op verandering in het marginale belastingtarief. Een eenmalige reductie van het VPB-tarief van 25% naar 22% in 2007 leidde tot een verdriedubbeling van de belastingopbrengst in box 2 van 3,4 miljard ten opzichte van 1 miljard in 2006. Wat belastingarbitrage betreft kiest een groot aantal DGA’s voor een gebruikelijk loon dat onder de hoogste belastingschijf van 52% in de Wet IB blijft. Een luxe die loonafhankelijken zich niet kunnen veroorloven. Populair is ook om geen dividend uit te keren. Over een periode van vijf jaar, van 2007 tot 2011, keert 51% van alle BV’s geen enkel jaar dividend uit. Veel bedrijven, 41%, rapporteren een verlies, wat erop duidt dat de kleinere bedrijven domineren.34 Wat de belastbare winst betreft is er sprake van een grote concentratie bedrijven op de grens van het (marginale) 20% tarief in de VPB.

31 E.J.W. Heithuis, ‘Over belastingen 2.0’, in: Weekblad Fiscaal Recht, 2013/1061, p. 5.

32 J.L. van de Streek e.a. (red.), Cursus belastingrecht, deel vennootschapsbelasting, studenteneditie 2016-2017, inleiding 0.0.0, p. 2, 3, 5, 6.

33 Staats (red.), Inleiding belastingheffing ondernemingen en particulieren, Den Haag: SDU 2016, p. 182-187; 34 Centraal Planbureau, Beschrijvende statistiek DGA’s, CPB-achtergronddocument, april 2015, het gemiddeld fiscaal vermogen is 430.000 euro, maar de mediaan ligt op 40.000 euro. P. 10

(15)

Buiten het 20% tariefopstapje in de VPB, is voor de kleine ondernemer het belangrijkste voordeel van de BV het voorkomen van persoonlijk faillissement doordat de BV een eigen rechtspersoonlijkheid en bijgevolg afgescheiden vermogen heeft. Bovendien maakt de structuur van de BV bij uitbreiding het makkelijker nieuw kapitaal aan te trekken. Voor het MKB zijn tenslotte de fiscale bedrijfsovername en -opvolgingsfaciliteiten die de Wet IB en VPB bieden met toepassing van holdingstructuren van belang. De ratio van de faciliteiten is om, indien er sprake is van actieve werkzaamheden van de rechtspersonen, toe te staan dat belastingheffing over dividenden en vervreemdingsvoordelen zowel op het niveau van de rechtspersoon, als de AB-houder in de Wet IB, kan worden uitgesteld. Bij familiebedrijven is in de belastingadviespraktijk het regelen van bedrijfsopvolging, met behulp van een bedrijfsfusie, waarbij de onderneming wordt doorgeschoven van vader op zoon, aan de orde van de dag.35 Populair is, om aan de eis van de adequate tegenprestatie te voldoen, dat bij de verkoop van de onderneming aan de nieuw op te richten BV, de verkopende (vader) geen geld, maar cumulatief preferente aandelen ontvangt over slechts een nominaal pakket in de kopende vennootschap. Dat geeft recht op een vast dividend tegen een gebruikelijke rente van 6% en heeft als voordeel voor de kopende (zoon)dat de waardegroei van de onderneming na de bedrijfsovername volledig aan de koper toekomt. De investering voor het verwerven van de onderneming is beperkt en deze wordt volledig zijn eigendom door de inkoop van cumulatief preferente aandelen door de kopende BV.

Het MKB-tarief in de VPB ten spijt, heeft de wet geen oog voor de bijzondere noden van de kleine onderneming, maar is vanouds gericht op het faciliteren van de in het buitenland opererende Nederlandse multinationale onderneming. Nederland past op basis van de deelnemingsvrijstelling de zogenaamde vrijstellingsmethode toe, waarbij in het buitenland gemaakte winst niet wordt opgenomen in de binnenlandse heffingsgrondslag. De achterliggende reden is dat de in het buitenland opererende Nederlandse ondernemer op de buitenlandse markt aan dezelfde belastingdruk onderworpen moet zijn als de concurrenten. De keerzijde van dit kapitaalimportneutraliteitsprincipe is dat de binnenlandse ondernemer die niet in een lager belast buitenland actief is, aan een relatief hogere belastingdruk is onderworpen.36 Het fiscaal faciliteren van de Nederlandse multinational heeft tegen de achtergrond van de globalisering, als neveneffect, ertoe geleid dat de Nederlandse overheid onder verwijzing naar de voordelen van de deelnemingsvrijstelling, het verdragennetwerk en de andere kroonjuwelen van het Nederlandse vestigingsklimaat, actief werft onder niet-Nederlandse multinationals zich in Nederland te vestigen. Onder aanroeping van het mantra dat Nederland als vestigingsplaats in het geding is, verrichten kabinetten van wisselende politieke kleur continu onderhoudswerk aan de VPB en staat het conserveren van de fiscale voordelen van de kroonjuwelen centraal.37 Het netto-effect is nationaal en internationaal dat respectievelijk in eigen land de effectieve belastingdruk wordt afgewenteld op het MKB en de loonafhankelijken, en in het buitenland de eis om in EU-verband antimisbruikbepalingen in te voeren groeit, waardoor spanning komt op het handhaven van de kroonjuwelen.

35 Art. 3.55 jo 3.95 Wet IB en AB-houder: art. 4.11, art 4.41 lid 1 en 4.42 lid 2 Wet IB en art. 14b Wet VPB. Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19 oktober 2009 (Fusierichtlijn)

36 L. Stevens e.a., Geloofwaardig belasting heffen. Fiscale uitdagingen voor nu en later, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 196 en 197.

37 J. L. van der Streek, De herlancering van de CCCTB, (oratie Amsterdam UvA), Amsterdam: oktober 2015. De vijf kroonjuwelen zijn: verdragennetwerk, deelnemingsvrijstelling, geen bronheffing op rente en royalties, zekerheid bij de belastingdienst vooraf en de innovatiebox.

(16)

Hoofdstuk 2: ZZP-ers en de kosten van arbeid

Onevenwichtigheden in de kosten van arbeid

De Europese Commissie adviseert in haar jaarlijkse aanbevelingen aan de Nederlandse regering de binnenlandse vraag fiscaal te stimuleren, meer te investeren in R&D en er eindelijk werk van te maken om ZZP-ers en werknemers met tijdelijke contracten in loondienst te krijgen. De Commissie constateert dat de recente groei in werkgelegenheid vooral in flexibele en tijdelijke contracten zit en spoort de regering aan paal en perk te stellen aan de fiscale bevoordeling van ZZP-ers die een bijzonder verstorende werking op de onderkant van de arbeidsmarkt heeft. De Commissie ziet een direct verband tussen het achterblijven van de reële lonen in de marktsector en de toename van het aantal zelfstandigen die, vergeleken bij werknemers, vaker niet verzekerd zijn voor arbeidsongeschiktheid, gemiddeld ouder en vaker werkloos zijn. De Commissie hekelt het uitstel tot 2018 om schijnzelfstandigheid aan te pakken en maant tenslotte dat inactiviteit op termijn een bedreiging voor de houdbaarheid van de sociale zekerheid is.38

Dit hoofdstuk gaat over de kleinste IB-ondernemer en de kosten van arbeid. En het zijn de kosten van arbeid die voor alle typen ondernemers doorslaggevend zijn voor groei en werkgelegenheid. Teneinde marktverstorende, want ondoelmatig gesubsidieerde kosten van de IB-ondernemer in lijn te brengen met de kosten van werknemers, dient het deel van de zelfstandigenaftrek dat als doel heeft inkomen te reserveren voor sociale zekerheid daadwerkelijk te worden ingevuld, en het deel dat fungeert als extra tariefsubsidie voor de ZZP-er in de onderhandelingen met de opdrachtgever, moet worden afgeschaft. De kosten van werknemers in loondienst moeten zowel aan de aanbod- als vraagkant omlaag, aangezien door de belastingen en premies het welvaartsverlies en de wig te groot zijn. Dit laatste eist niet alleen fiscale aanpassingen, maar ook een reorganisatie van de arbeidsmarkt. Idealiter zouden de kosten van de ondernemer en werknemer hetzelfde moeten zijn, waarbij de IB-ondernemer louter concurreert op basis van zijn zelfstandigheid en expertise.

De wetsgeschiedenis leert dat de zelfstandigenaftrek, en vanaf 2007 ook de MKB-vrijstelling, een politiek instrument is dat voor allerlei, en ook wisselende, doelen is ingezet. Fiscaal is het goed te verdedigen dat ondernemers, ook vanuit het draagkrachtprincipe, een eigen fiscaliteit krijgen toegekend. Drie hoofdmotieven spelen een rol bij het door de jaren heen in stand houden van de ondernemersfaciliteiten.39

Van puur fiscale aard is allereerst het realiseren van een fiscaal evenwichtige behandeling van zelfstandigen ten opzichte van DGA’s. De rol die de zelfstandigenaftrek hierin traditioneel vervulde, werd vanaf 2007 overgenomen door de specifiek voor dit punt in het leven geroepen MKB-vrijstelling. Bij iedere tariefverlaging in het VPB vanaf de jaren zeventig, werd de zelfstandigenaftrek opgehoogd. Het tweede motief bij de definitieve introductie van de zelfstandigenaftrek in 1975 was het verlenen van inkomenssteun aan kleine ondernemers. Als compensatie voor de hoge inflatie en de voor hen ongunstige inkomstenontwikkeling werd een ongebonden fiscaal voordeel gecreëerd, met een sterke nadruk op de laagste

38 Commissie, Council Recommendation on the 2017 National Reform Programme of the Netherlands and delivering a Council opinion on the 2017 Stability Programme of the Netherlands, COM (2017) 518 final, Brussel, 22 mei 2017, p. 4-5.

39 H. Vording, ‘Zelfstandigenaftrek: feiten, trends, alternatieven’, Weekblad Fiscaal recht 6560, 22 januari 2004, p. 7-8.

(17)

winstinkomens. Het derde motief was het bijzondere karakter van het ondernemersinkomen. Juist kleine ondernemers hadden weinig profijt van de gangbare fiscale investeringsfaciliteiten. Ze hadden een direct fiscaal voordeel nodig om vermogen op te bouwen voor investeringen en het opvangen van inkomensfluctuaties. Voor de wetgever was er een evidente fiscale rechtvaardiging voor de ondernemingsfaciliteit. Met behulp van een economische prikkel werd ondernemerschap begunstigd boven een betrekking in dienstverband. Bovenop de reguliere marktconforme beloning voor arbeid en kapitaal werd een extra risicopremie toegekend voor reserveringen en inkomensfluctuaties met als achterliggend doel doorgroei, innovatie en werkgelegenheid te stimuleren. De wetgever richtte zich expliciet op kleine, maar “echte” ondernemers en introduceerde daarom het urencriterium en beperkte zich tot het aanpakken van de knelpunten.40

Sinds de financiële crisis van 2008 is het aantal ZZP-ers enorm gegroeid door de werkloosheid in reguliere dienstverbanden en de lage effectieve belastingdruk van de IB-ondernemer. Het nettoresultaat van de fiscale ondernemingsfaciliteiten is dat de gehoopte beleidseffecten, doorgroei, innovatie en werkgelegenheidsgroei, zijn uitgebleven. Wel is de arbeidsparticipatie omhoog gegaan. Een derde deel van de ZZP-ers betaalt geen belastingen. Er is sprake van een de-fiscalisering van het ondernemerschap.41 De kleine ondernemers verwerven weinig winst en zijn immuun voor fiscale inkomenspolitiek. De zelfstandigenaftrek is in dit opzicht te vergelijken met een loonkostensubsidie, doordat laagproductieve arbeid buiten het normale fiscale regime is gebracht. De verschillende concurrentieposities van IB-ondernemers en werknemers veroorzaken verstoringen op de arbeidsmarkt en leiden op het punt van de sociale zekerheid, zonder correcties, tot een tweede race to the bottom.42 Ook in vergelijking met de DGA is de belastingdruk van de

IB-ondernemer, vooral bij lagere winstniveaus, beduidend lager, omdat de overheid ondernemerschap niet rechtsvormneutraal stimuleert.

Gemiddelde belasting- en premiedruk werknemer, IB-ondernemer en DGA: Bron IBO-onderzoek

Rekening houdend met, en onder aftrek van een fiscale oudedagsreserve (FOR) bij de IB-ondernemer van 9,8 % over een winst van € 50.000,- en vergelijkbare pensioenrechten op een brutosalaris van eveneens € 50.000,- (€ 4.000,- boven modaal) is, als gevolg van belastingen en premies volksverzekeringen, de effectieve belastingdruk voor de IB-ondernemer € 8.073 of 18% en voor de werknemer € 13.757,- of 30% met een navenant hoger besteedbaar netto-inkomen voor de IB-ondernemer (€ 35.525 ten opzichte van € 27.743). Bij de vergelijking is nog geen rekening gehouden met de premies werknemersverzekeringen, die 10% van het

40 H. Vordering, Zelfstandigenaftrek, p. 8-13.

41 IBO Zelfstandigen zonder personeel, april 2015, p. xi en p. 57. 42 IBO Zelfstandigen zonder personeel, april 2015, p. xv.

(18)

brutoloon bedragen, en de bijdragen van de werkgever in de pensioenopbouw en de kosten van aanvullende Cao-regelingen, zoals doorbetaling bij ziekte tot 100% van het brutoloon. Deze regelingen maken het brutoloon met een factor 1,5 duurder, ofwel 81% van het nettoloon van de werknemer (kosten werknemer € 67.650.-)43 Ook indien de ZZP-er voorzieningen treft voor pensioen, ziekte en arbeidsongeschiktheid, valt zijn netto-inkomen op het niveau van het wettelijk minimum loon (WML), op modaal niveau en 2x modaal hoger uit. Omgekeerd kan ook worden berekend wat de brutoloonkosten of winst zijn bij een gelijk netto inkomen. Dat is interessant voor de vraag hoe aantrekkelijk verschillende vormen van arbeid zijn voor werkgevers.

De volgende figuur vergelijkt de brutoloonkosten bij een gelijk netto-inkomen tussen werknemers en IB-ondernemers. Voor de werknemers bestaan de extra kosten uit belastingen, premies en pensioenvoorziening. De tweede kolom toont de brutowinst voor de IB-ondernemer die vergelijkbare reserveringen maakt voor sociale zekerheid als de werknemer (IB-incl.) en de derde kolom geeft de opslag aan voor de ZZP-er die in zijn tarieven geen bedrag opneemt voor reserveringen (IB-excl.)

Kosten IB-ondernemer en werknemer bij gelijk netto besteedbaar inkomen incl. en excl. Reserveringen voor pensioen, ziekte, arbeidsongeschiktheid en leegloop: Bijlage 4 IBO-onderzoek

De ZZP-er bepaalt zelf welke voorzieningen hij treft voor onder meer ziekte en oude dag. De kosten hiervan wordt hij geacht in zijn tarieven te financieren en of dat lukt is afhankelijk van de onderhandelingspositie ten opzichte van de opdrachtgever. De fiscale ondernemingsfaciliteiten kennen geen oogmerktoets, zodat de ZZP-er kan kiezen hoe hij de fiscale tariefsubsidie inzet om een opdracht binnen te halen. Het verschil in opslag tussen de kolom IB-exclusief en IB-inclusief representeert de tegemoetkoming voor investeringen, consumptieve uitgaven en reserveringen en de marge tussen de kolom IB-inclusief en de arbeidskosten van werknemers is te kwalificeren als de door de wetgever bedoelde premie op ondernemerschap. De navolgende tabel geeft voor de verschillende inkomens bij gelijk netto besteedbaar inkomen het effect in euro’s van de fiscale regelingen en verzekeringen op de kosten voor een werkgever.

(19)

1 2 3 4 5 6 7

In € Loon

of winst

Werknemer ZZP-er maakt wel reserveringen en verzekert zich

Tegemoetkoming reserveringen (3 bruto -/- 4 bruto)

ZZP-er maakt geen reserveringen en verzekert zich niet

Totale tariefsubsidie (3 bruto -/- 6 bruto) WML netto 17.481 17.481 17.481 bruto 24.394 20.319 4.074 16.942 7.452 Modaal netto 24.968 24.968 24.968 bruto 46.017 35.173 10.844 26.404 19.613 2x Modaal netto 42.021 42.021 42.021 bruto 91.286 76.911 14.375 57.674 33.612

Bron: Bijlage 4, IBO Zelfstandigen zonder personeel, p.114-129

ZZP-ers worden onderworpen aan een lagere effectieve belastingdruk en beschikken over een hoger netto inkomen. Werkgevers profiteren van de lagere loonkosten én de flexibiliteit van de ZZP-er. Beide hebben een financiële prikkel om de traditionele werknemer-werkgever verhouding om te katten naar een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie.44 Aan de onderkant van de arbeidsmarkt echter, is de positie van laaggeschoolde ZZP-ers met een zwakke onderhandelingspositie problematisch. Zij zijn doorgaans niet verzekerd en de voor de bevordering van het ondernemerschap bedoelde fiscale faciliteiten lekken in de vorm van lage tarieven weg naar de opdrachtgever. De groei van het aantal schijnzelfstandigen die gedwongen zijn als ondernemer door het leven te gaan, duidt op de ondoelmatigheid van de zelfstandigenaftrek én het slecht functioneren van de arbeidsmarkt. De groei van het aantal ZZP-ers is voor een belangrijk deel veroorzaakt door de fiscale faciliteiten, werkloosheid, leeftijdsdiscriminatie en specifieke Nederlandse institutionele factoren.

Het herstel van het fiscale evenwicht in de belasting op arbeid

Naast het verschil in lastendruk tussen ZZP-ers en werknemers, is ook het verschil in wettelijke bescherming en verschillen in arbeidsvoorwaardelijke bepalingen debet aan de groei. Een deel van de oplossing is van de ‘tegemoetkoming voor reserveringen’ (kolom 5 in de tabel) een doelsubsidie te maken, wat dan gepaard moet gaan met het optuigen van een fatsoenlijk verzekerings- en pensioenstelsel voor zelfstandigen. En voor de rest van de opslag, de premie voor ondernemerschap (het verschil tussen de kolommen 7 en 5 in de tabel), bestaat geen rechtvaardigingsgrond, aangezien de geanticipeerde positieve externe effecten, innovatie en groei van de werkgelegenheid niet zijn gerealiseerd.45 De kern van de oplossing is het zo veel mogelijk elimineren van de institutionele verschillen door fiscale faciliteiten om te zetten in generieke lastenverlichting waarvan alle werkenden en ondernemingen profiteren. De neutraliteit van het fiscale stelsel voor werknemers en ondernemers moet het uitgangspunt zijn, door enerzijds het herstel van de draagkrachtheffing en anderzijds het richten van de fiscale faciliteiten op beleidsdoelen.

Het huidige scherpe onderscheid dat in beleid wordt gemaakt tussen verschillende werk- en rechtsvormen leidt tot verstoring van het arbeidsaanbod en de arbeidsvraag. Naarmate de lasten op arbeid voor werknemers en werkgevers lager zijn, zal er voor ondernemers minder

44 S.J. Mol-Verver, De fiscale behandeling van de ZZP-er: een zoektocht naar alternatieven, NTFR, 2867, 2014, 1-4, p. 2.

(20)

noodzaak zijn tot aanvullende ondernemersfaciliteiten. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de behoefte van het MKB aan vermindering van de administratieve uitvoeringslasten en wordt de kloof dat kapitaalinkomen minder wordt belast dan inkomen uit arbeid verkleind. Bovenal geldt dan dat niet alleen het micro- en kleinbedrijf baat heeft bij ondernemersfaciliteiten.46 Goedkopere arbeid is rechtsvormneutraal, zodat ook de start-up en het grotere MKB hiervan profiteren. De inkomstenbelasting op arbeid is het belangrijkste instrument van de overheid om inkomen te herverdelen. Arbeidsinkomen is goed voor 80% van het nationaal inkomen en de belasting op arbeid draagt voor 60% bij aan de inkomsten van de centrale overheid.47 Het effect van de herverdeling is dat welvaartsverlies optreedt, wat ‘dood gewicht’ wordt genoemd, en dat ook het private consumenten- en producenten surplus afneemt (zie de onderstaande grafiek). Het dood gewicht ontstaat omdat de belasting de werkgelegenheid vermindert. De maatschappelijke acceptatie van de omvang van de herverdeling hangt af van de publieke goederen die de belastingbetaler terugkrijgt en de draagkracht en neutraliteit van de heffing zelf. Het is zaak de maatschappelijke waarde van het werkgelegenheidsverlies of het welvaartsverlies te beperken door de wig tussen de maatschappelijke opbrengst van werk en de private beloning zo klein mogelijk te houden. Hieronder twee figuren die de effecten van werknemers- en werkgeverslasten illustreren.

werknemersbelasting

Op de y-as staat de hoogte van het loon en op de x-as de omvang van de werkgelegenheid. De onderste lijn die een centimeter boven de oorsprong vanuit de y-as naar rechtsboven loopt is het arbeidsaanbod zonder belasting, de parallel lopende lijn het arbeidsaanbod met belasting.

46 OESO, “Tax Policy Studies” (No. 23) : Taxation of SMEs in in OECD and G20 Countries, 2015, p. 14-15 en Commissie, SME taxation in Europe, CIP Programme 186, mei 2015, p. 12-13.

(21)

Deze arbeidsaanbodlijn vertrekt niet uit de oorsprong, omdat er voor geen of een laag loon geen arbeidsaanbod zal zijn. De lijn die van rechtsonder naar linksboven loopt, is de arbeidsvraag. Door de belastingheffing schuift de onderste evenwichtsprijs op de vraagcurve links omhoog: de nieuwe evenwichtsprijs laat zien dat het loon nominaal omhoog gaat, maar dat de werknemer door de belasting netto minder overhoudt. Het verschil tussen de loonkosten voor een werkgever en het nettoloon dat de werknemer ontvangt heet de wig. Dit verschil wordt door twee factoren veroorzaakt. De werkgever betaalt sociale premies (WW en Ziektewet) plus pensioenpremie boven op het brutoloon dat de werknemer ontvangt, dit deel van het verschil heet de werkgeverswig.Over het brutoloon worden vervolgens belastingen en sociale premies afgedragen, waarna het nettoloon overblijft. Het verschil tussen het brutoloon en het nettoloon is de werknemerswig. Door de hogere prijs voor arbeid neemt de vraag naar arbeid, dus de werkgelegenheid af (de pijl op de x-as). De belastingopbrengst is de rechthoek in het midden van de figuur en de onderbroken lijn in het midden geeft aan dat niet alleen de werknemers de belastingdruk dragen: een deel van de belastingdruk wordt afgewenteld op de bedrijven. Een hogere belasting op arbeid doet het producentensurplus (PS) afnemen, dus de winst dalen. De werknemers hebben na de belastingheffing minder te besteden, ook het consumentensurplus (CS) neemt af. Met de introductie van de belasting grijpt de overheid in op de prijssignalen van de markt. Door de belasting drijft de overheid een wig tussen de maatschappelijke opbrengst van werk en de private opbrengst van werk. Het gearceerde dode gewicht driehoekje geeft het welvaartsverlies weer. Geen overheidsingrijpen (geen belastingen) leidt tot allocatieve efficiëntie, dus tot een maximum aan arbeidsplaatsen, maar met als mogelijke resultaat bittere armoe voor sommigen. Met de maatschappelijke opbrengst van de belasting, de witte rechthoek in het midden van de grafiek, worden de collectieve goederen gefinancierd. De figuur laat het delicate verband tussen efficiencyverlies en de belastingdruk op arbeid zien. Als gevolg van de mobiliteit van kapitaal wordt de belastingdruk onevenredig afgewenteld op de factor arbeid met evengoed navenant verstorende economische effecten voor de winstgevendheid en investeringsmogelijkheden van dezelfde bedrijven die de belastingen ontwijken. De vanwege de wig en het welvaartsverlies noodzakelijke vermindering van de arbeidskosten vereist dat multinationals en binnenlandse bedrijven meer in de belastingheffing worden betrokken.

(22)

werkgeversbelasting

De grafiek van de werkgeversbelasting is het spiegelbeeld van de vorige figuur. Bij hogere werkgeverslasten verschuift de vraag naar arbeid over de aanbodcurve naar links. 48

Lastenverlichting op arbeid kan via de werknemerskant en de werkgeverskant. Bij lastenverlichting via de werkgeverskant wordt het goedkoper om personeel in dienst te hebben. Lastenverlichting via de werknemerskant verhoogt het nettoloon en maakt het aantrekkelijker om te werken. Op lange termijn werken beide varianten voor werknemers gelijk uit. Bij overschotten op de arbeidsmarkt zijn vraaggerichte instrumenten op de korte termijn effectiever. Het is goed mogelijk belastingverlaging via beide varianten door te voeren. Analoog aan de belastingverlaging van 5 miljard van het kabinet Rutte II, waarin ook een korting op de werkgeversbijdragen zat, heb ik het effect van een tariefverlaging van 10% op de gemiddelde belastingdruk van een middelgrote organisatie berekend. Aan de hand van een casus van een scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs met een personeelsbestand van 560 (400 FTE) heb ik de gemiddelde belastingdruk van 40% verlaagd door 6% korting op het brutoloon en 4% op de werkgeverslasten. De gecombineerde besparing in lasten van € 141 per maandsalaris levert op jaarbasis een besparing op van 1 miljoen en creëert 15 banen aan extra werkgelegenheid. Juist in het onderwijs met al meer dan een decennium lang dalende netto baten, is het positieve effect van belastingdaling op de werkgelegenheid direct zichtbaar.

48 J.E. Stiglitz, Economics of the Public Sector, New York (USA): W.W. Norton & Company 1988, p. 422 en B. Jacobs, De prijs van gelijkheid, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker 2008, p. 23-36.

(23)

Bron Begroting Montessori Scholengemeenschap Amsterdam 2014/2015

De financiering van het verlagen van de arbeidskosten wordt in de eerst plaats gevonden door de groei van de werkgelegenheid en bijgevolg hogere belastinginkomsten en lagere uitgaven aan sociale zekerheid. Verder blijft de tariefverlaging beperkt tot en met de derde schijf en kunnen, vanwege het gestegen netto inkomen, ondoelmatige subsidies zoals de hypotheekrenteaftrek, 8,9 miljard in 2017, met prijsopdrijvende effecten voor zowel koopwoningen als de commerciële huurmarkt, versneld worden afgeschaft.49 Voor alles moet de verlaging van de arbeidskosten gepaard gaan met een aanpassing van de wettelijke bescherming van werknemers en een wijziging van de arbeidsvoorwaardelijke bepalingen, voortvloeiend uit de Cao.

Een enorme complexiteit is dat een zieke werknemer niet ontslagen kan worden, tenzij hij twee jaar ziek is. Hersteld een werknemer voor afloop van de tweejarentermijn en wordt hij vervolgens na een paar weken opnieuw ziek, dan start de cyclus opnieuw. Bij ziek uit dienst gaan, in het geval van contracten voor bepaalde tijd, is de ex-werkgever tot maximaal 10 jaar aansprakelijk voor de kosten. Loondoorbetaling bij ziekte drijft kleine werkgevers naar het faillissement en ook voor middelgrote organisaties zijn de structureel hoge kosten voor re-integratie niet op te brengen. Ter vergelijking: in Duitsland is de loonbetaling bij ziekte zes weken, in Finland 16 werkdagen en Zweden 14.50 Een groot deel van de werknemers valt onder een Cao waarin onder andere een aanvulling op de WW tot 100% van het loon is geregeld. Dat is duur, maar niet het grootste probleem. De Wet Werk en Zekerheid (WWZ) heeft de rechtszekerheid voor werknemers aanzienlijk verbeterd door in plaats van de oude gang naar de kantonrechter zonder recht op beroep, een nieuwe rechtsgang in twee instanties te creëren. Bij de introductie van het nieuwe ontslagrecht is echter een aanpassing van de

49 Rijksoverheid, Rapport werkgroep woningmarkt ten behoeve van de studiegroep duurzame groei, juli 2016, p. 7.

50 Aon Risk Solutions, Corporate Wellness, mei 2017, zie: http://www.aon.com/netherlands/risk-services/risk-services.jsp . Wet Poortwachter.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van belang is evenwel dat een ontbinding wegens een wei- gering van de werknemer om zich in te spannen voor zijn re-integratie dient te worden gegrond op de ontslaggrond

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Geen belemmering voor intersectorale mobiliteit. Aansluiting bij cao’s en

dighen Pater Comissaris qŭam die en was daer gans niet toe gesint Met noch veel vande Paters, Daer worden groote swaericheijt gemaeckt, Sij begeerden van eenighe pŭncten versekert

8 Enig verschil in gemiddelde belastingdruk tussen werknemers en zelfstandigen is overigens verklaarbaar, omdat zelfstandigen zich desgewenst privaat moeten verzekeren

Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

Met behulp van microdata kan empirisch onderzoek worden verricht naar inkomensgevolgen van fiscaal beleid en verder onder meer naar instrumenteel gebruik van fiscale regelgeving,