• No results found

Mechteldis van Lom en Barbara de Put, Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mechteldis van Lom en Barbara de Put, Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put · dbnl"

Copied!
274
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put

Mechteldis van Lom en Barbara de Put

Editie N.C.H. Wijngaards

bron

Mechteldis van Lom en Barbara de Put, Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put (ed. N.C.H. Wijngaards). W.E.J.

Tjeenk Willink, Zwolle 1957

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lom_003lied01_01/colofon.php

© 2015 dbnl / erven N.C.H. Wijngaards

(2)

Inleiding

Vele jaren hebben twee litteraire teksten vergeten tussen andere oude boeken gestaan:

een ‘kroniek’ van de Annuntiaten op een kloostercel in het voormalige Mariaweide der Dominikanen te Venlo, en een liederenbundel in de bibliotheek van Willem de Vreese. De laatste kwam door verkoop in handen van broeder Edgar Heynen die een uitgave verzorgde1; van een kopie van de eerste verscheen een deel in een tijdschrift.2 De naam Transcedron houdt deze teksten bijeen; een naam die eeuwenlang - tot aan de Tweede Wereldoorlog toe - verbonden is geweest met het wel en wee van de stad Venlo. Tegen het einde van de vijftiende eeuw werd dit klooster gesticht door Cellebroers, die zich voornamelijk toelegden op de ziekenverpleging. Maar een eeuw later preekten er aanhangers van de nieuwe leer totdat in Venlo het oude gezag werd hersteld. Toen kregen de verdreven zusters van het beroemde klooster Ingenoy buiten Venlo permissie er zich te vestigen. En in deze kommuniteit was het, dat zich de

‘veranderinghe’ voltrok, waarvan de kroniek gewaagt.

Transcedron werd nu een symbool voor de teruggetrokkenheid - over de

Cedronbeek! - de stille devotie en de godgewijdheid der Limburgse meisjes in wie zich de katholieke reformatie voltrok.

1 De liederenbundel van Mechteldis van Lom bevindt zich nu te Maastricht (Bibl. Beijart, hs.

Aa 10 nr. 32). Het is geen autogram van de schrijfster, doch een kopie van de hand van een bloedverwante, Elisabeth van Lom, die ook Annuntiate werd en zelfs een tijdlang vicarisse was van Transcedron. Enkele liederen van haar hand komen ook in de bundel voor.

De uitgave van Br. Edgar Heynen, die enkel de liederen van Mechteldis omvat, is van 1946 (Maastricht).

2 Habets, J., Publications de Limbourg etc., t. XVI, 1879, naar een kopie in de Bourgondische Bibliotheek te Brussel (nr. 22085).

(3)

Een van de begaafdste van deze meisjes, een Venlose van burgemeestersafkomst, was Metgen van Lom, officieel Mechteldis genaamd. Zij beleefde de ‘salighe veranderinghe’ zeer persoonlijk en gaf daarvan uiting in gemeenschapsliederen, die getuigen van een innig kontakt met de goddelijke Bruidegom, zodat haar leven en haar werk als een hoogtepunt gezien moeten worden in het Transcedron der zeventiende eeuw.

Een andere zeer belangrijke figuur is Berber de Put,1de ondermoeder onder wier bezielde leiding de overgang naar het nieuwe leven werd ondernomen en gelukkig voltrokken. Zij was de schrijfster van de ‘kroniek’, die geen echte kroniek is, geen historisch dokument op de eerste plaats, - al neemt dit niets weg van de objektieve waarde van de verhaalde feiten -, maar een litterair geschrift. Chronologisch behoort deze tekst aan Mechteldis van Loms gedichten vooraf te gaan, doch ook naar zijn betekenis: zonder het werk van sr. Barbara de Put is de poëzie van sr. Mechteldis van Lom niet ten volle verstaanbaar.

Historische achtergrond.

Wie de ligging van Venlo bestudeert, ziet hoe uitzonderlijk gunstig deze is voor de vestiging van een nederzetting. De Maasvallei, van oudsher zowel door de rivier-zelf als vanwege de uitstekend begaanbare oever een goede verkeersader, neemt juist bij Venlo een andere richting: meer naar het westen. Steeds is het Maasdal van bijzondere betekenis geweest voor het verkeer in de noord-zuidrichting tussen de Saksische Nederlanden enerzijds en de Limburgsfrankische anderzijds, maar deze zwenking van de rivier komt Venlo bijzonder ten goede in het oost-westverkeer. Want de ruigten en

1 Berber de Put, vaker Barbara de Put of te Puth of Puteanus, een verwante van de bekende geleerde Erycius Puteanus, die zich eventwel in de landstaal meest Van der Putte deed noemen. Zij trad in het klooster Transcedron in 1599 en stierf in 1635. Vóór de

kloosterreformatie in 1614 was zij ondermoeder, daarna werd zij weer gewoon novice. Later (na 1632), werd zij meesteresse of leidster der novicen.

(4)

moerassen van de uitgestrekte Peel dwongen de oostwaarts trekkende reiziger uit noordelijke streken de Maas te volgen tot bij Venlo, vanwaar hij zonder veel moeite kon oversteken naar het gebied van de Duitse Nederrijn.

Het behoeft dus niet te verwonderen, dat er oude verhalen zijn die spreken van een vestiging door Bructeren onder hun legendarische hoofdman Valuas, nog jaarlijks vanwege dit feit met zijn eega geëerd in de figuren van ‘reus’ en ‘reuzin’ van de Venlose carnavalsoptocht.

Ongetwijfeld zal de kerstening in deze streken ook zeer vroeg hebben plaatsgevonden; immers voor de Romeinse legioenen diende de Maasvallei als heerbaan. Maar mannen als Sint-Amandus en Sint-Bavo zullen wel het

leeuwenaandeel in die kerstening gehad hebben. Tegen het einde van de achtste eeuw ging het kerspel waartoe het dorp Venlo behoorde, over van het diocees Keulen naar Tongeren. De zetelverplaatsing van dit bisdom had toen al eerder plaatsgehad; de bisschop ging eerst te Maastricht en vervolgens te Luik wonen. Deze laatstgenoemde stad zou na de elfde eeuw haar naam aan het diocees geven.

Als oudste kerk van Venlo geldt de kerk van de Heilige Geest, gewijd in 760.

Ook al erkende het dorp Venlo in de bisschop van Luik zijn geestelijke vader, het behoorde niet tot het wereldlijke territorium van deze machthebber. Met Roermond maakte het deel uit van de Voogdij van Gelder, de kern van het latere graafschap, dat op zijn beurt weer hertogdom zou worden. Dit breidde zich uit door aankoop, oorlog en erfenis, zodat er afzonderlijke kwartieren werden onderscheiden. Met het Arnhemse, Nijmeegse en Roermondse werd het gebied van Venlo genoemd het Overkwartier.

Zijn stadsrechten dankt Venlo aan hertog Reinoud II. Op 1 september 1343 schonk deze een ‘brief’1; in 1361 werden de privilegiën door hertog Eduard bevestigd na de rampzalige

1 Opgenomen in: Keuller, L.J.E., Geschiedenis en beschrijving van Venloo. Venloo, 1843, p.

240.

(5)

Gelderse broedertwisten, en nog later, door de opvolgers, in 1371, 1402 en 1432.

De ‘oude boecken’ waaraan de ‘kroniek’ het een en ander zegt te ontlenen, zullen gewaagd hebben van de voortdurende partijstrijd, waarin ook Venlo een rol speelde in de jaren 1461 tot 1470, van de belegering door Karel de Stoute in het jaar 1473, toen hij de stad in pand hield van de Gelderse hertog Arnold, van het beleg door Maximiliaan van Oostenrijk in 1481, en zeker ook van het dappere gedrag van burgers en soldaten in de nagenoeg hopeloze kamp tegen de machtigste heerser van zijn tijd, Karel V. Bij het Traktaat van Venlo, getekend op 12 september 1543 in de tent van de ‘alderdurch-luchtichsten allerhoochsten gebore ind allermogensten Heere Kaerle die viiffste bij der gracie Gods Roomsche Keijser etc.’ zwoeren de bijeengeroepen baanderheren, ridders en gezanten der Gelderse steden trouw aan de keizer, op voorwaarde dat hun vrijheden en voorrechten zouden worden bekrachtigd.

Opvallend is de zeer voorname plaats die Venlo inneemt in de Gelderse geschiedenis, zowel in de eeuwen vóór de zgn. Pacificatie van Venlo in 1543 als daarna. Telkens zien we de legers elkaar ontmoeten bij deze Noordlimburgse stad.

De ligging van Venlo schiep een omstandigheid die enerzijds de handel sterk bevorderde, maar anderzijds het bezit van de plaats onmisbaar maakte voor een veldheer die in deze streek moest opereren. De Maas heeft namelijk ten zuiden van Venlo een veel groter verval dan meer naar het noorden. Gevolg hiervan was, dat goederen die over de rivier werden vervoerd, dikwijls overgeladen moesten worden en ook wel tijdelijk opgeslagen. Hieraan heeft Venlo haar werkelijk belangrijke handel te danken gehad.

De betrekkelijk korte afstand tot het Rijndal verhoogde het effekt nog en schiep meer mogelijkheden voor goede handels-betrekkingen. Het is daarom niet

verwonderlijk, integendeel het is zelfs een geniale gedachte te noemen, dat de Spaanse veldheer Ambrogio Spinola het plan ontwierp de Maas met de Rijn te verbinden, om zodoende goederen uit Duitsland te

(6)

vervoeren rechtstreeks naar Brabant en de overige zuidelijke Nederlanden en de handel van de noordelijke provinciën daarmee een gevoelige klap toe te dienen. In 1625 werd met het verbindingskanaal, van Venlo over Gelder naar Rijnberg, een begin gemaakt, maar het werk moest door geldgebrek, technische tegenvallers en aanvallen van de Staatsen gestaakt worden.

Dit alles illustreert wel de sleutelpositie van Venlo voor het gebied van het Gelderse Overkwartier in onze Gouden Eeuw. In onze kroniek vinden we de strijd om dit knooppunt van handelswegen in enkele episoden weerspiegeld.

In 1543 viel Venlo met andere steden en landschappen in Gelre toe aan de vorst in wiens rijk de zon nooit onderging: Karel V. Onder diens zoon Filips II komen de vruchten van de predikingsarbeid der hervormers ook in Gelderland tot wasdom.

Voor een juiste interpretatie van de kroniek is het daarom nodig iets naders te vernemen omtrent de vorderingen van de nieuwe leer in de stad Venlo en de naaste omgeving. Door het handelsverkeer zijn Venlose burgers zeker al in de dertiger jaren van de zestiende eeuw met aanhangers van de Lutherse leer in kontakt gekomen. Er was immers aansluiting op de Rijnvaart en er vond voortdurend uitwisseling plaats van goederen, maar ook van gedachten met de andere Hanzesteden. Vooral met die van het Keulse kwartier, waarbij Venlo zich had aangesloten. Korte aanwijzingen vinden we in de rekeningen van de jaren 1531 en 1546.1In het eerstgenoemde jaar was de bisschop van Luik in de stad om een onderzoek in te stellen naar de aktiviteiten der Wederdopers. Vanaf die tijd zien we de zorg van de geestelijke herders, van de kerkelijke rechtbank en van de stedelijke magistraat voor het behoud van het katholieke geloof doorschemeren in de soms strenge maatregelen die voor de Venlose burgers werden afgekondigd. Zo moesten in 1551 alle ketterse boeken binnen vier dagen worden

1 Kleyntjens, J.C.J., s.j., Stukken betreffende ketterij en beeldenstorm te Venlo. (Bijdr. en Med. Hist. Gen. LVI, 1935), p. 1, 2; cf. ook: Habets, Jos., Het Bisdom Roermond, Roermond, 1890, dl. II, p. 10-11.

(7)

ingeleverd bij de inquisiteur Franciscus Sonnius; zo werd in 1563 door de magistraat een verbod uitgevaardigd tegen het bijwonen van hagepreken te Tegelen, een berucht broeinest van nieuwlichters in die dagen.

Dan, in 1566, worden de eerste hagepreken dicht bij de stad gehouden door een predikant van Hörstgen. Als punt van samenkomst was gekozen een pachthoeve genaamd Wylrehof. Dat burgemeesters en schepenen de zaak niet licht opvatten en bovendien politieke gevolgen vreesden van deze revolutionaire daad op godsdienstig gebied, blijkt uit het feit, dat een bijzondere bewakingsdienst voor de stadspoorten werd ingesteld en dat aan de burgemeesters-zelf een lijfwacht werd toegewezen.

Stadhouder Karel van Brimeu bracht uitvoerig rapport uit aan de landvoogdes Margaretha van Parma over de toestand en over het voorbeeldig gedrag van de magistraat.

In haar antwoord bewees Margartha dank en hulde aan de Venlose magistraat.

Deze kwam in dit zelfde jaar nog voor grotere moeilijkheden te staan. In oktober begonnen de aanhangers van de hervormde leer zich te roeren. Ze wilden een kerkgebouw in de stad en eisten Transcedron, mogelijk omdat er in die buurt - aan de rivier - nogal wat hervormden woonden, zoals uit latere stukken blijkt, mogelijk ook omdat het een broederklooster was. Toen de stedelijke overheid weigerde, begon het onrustige element zich te wapenen en op 5 oktober voerde men de predikant Leonardus binnen de stad. Belhamels sprongen over de muur van Transcedron en eisten de sleutels van de kloosterpoort; Leonardus hield er zijn preek, welke opruiend genoeg geweest moet zijn. Want na afloop moesten de altaren en beelden in

Transcedron eraan geloven, zonder dat de overheid het kon verhinderen.

Hierbij bleef het trouwens niet! Ook in de grote kerk en in de Sint-Nikolaaskerk werden beelden vernield en altaren beschadigd. Het gehele najaar door was de onrust niet van de lucht. Burgemeester Johan Te Puth zal later getuigen, dat nog een andere predikant in Transcedron gepreekt heeft, dat ook het Avondmaal was uitgereikt en dat er gestemd was over

(8)

diakens en ouderlingen. Andere getuigen zullen dan met naam en toenaam kunnen opgeven, wie tijdens de woelige dagen de wapens gedragen hadden tegen het wettig gezag, wie bij de hervormde predikanten ter kerke waren geweest en welke kinderen toen waren gedoopt. Onder de genoemden vinden we geen De Puts, wel een Nicolaes van Lom en een Ambrosius Hieronymus van Lom.1

Het mag bevreemdend klinken, dat de magistraat van een stad waarvan de burgerij zich in beleg op beleg zo moedig toonde, deze troebelen niet wist te voorkomen of althans niet zeer snel kon bedwingen. We dienen niet te vergeten, dat hier dikwijls de wapenen gevoerd moesten worden tegen oude vrienden, kennissen of zelfs familieleden.

Pas in het begin van 1567 hervond de stadsoverheid haar kracht. Een imposante tegenaktie werd ondernomen: op 6 april werd de predikant de stad uitgezet en daarop volgden verschillende hervormden hem in ballingschap. Toch bleef de nieuwe leer op anderen haar bekoring uitoefenen. Tevens werden de tegenkrachten sterker, werden de konservatieve elementen zich meer bewust van hun taak en herleefde het oude geloof in vele harten, juist door de aanvallen van protestanten en temidden van de verdrukking en de benauwdheid gedurende verschillende perioden.

In Venlo werd de katholieke reformatie met grote kracht ingezet. Gevolg hiervan was, dat de protestantiseringspogingen hier weinig effekt sorteerden en de burgerij voor het grootste deel trouw bleef aan de Moederkerk. Die pogingen werden ondernomen in de jaren, dat de Staatsen in Venlo waren binnengehaald, omdat de overlast van de Spaanse troepen daartoe noodzaakte. Dat gebeurde in 1578.

De Staatse troepen bestonden voor het merendeel uit protestanten of godsdienstig onverschillige elementen. De stadhouder van Gelderland, Jan van Nassau, bevorderde de nieuwe

1 Kleyntjens, J.C.J., s.j., Stukken betreffende ketterij en beeldenstorm te Venlo. (Bijdr. en Med. Hist. Gen. LVI, 1935, p. 6., p. 15 e.v.)

(9)

leer door te zorgen, dat in ieder garnizoen een predikant aanwezig was. De roerige elementen kregen hierdoor weer steun. Zo kon het gebeuren, dat in 1578 een nieuwe beeldenstorm georganiseerd werd, waarbij ten tweedenmale Transcedron het moest ontgelden. In 1579 werd de magistraat afgezet en vervangen; in 1581 werden de katholiserende leden die nog zitting hadden, verwijderd. De reeds vroeger genoemde Nicolaes van Lom bekleedde nu een schepenplaats, terwijl er ook twee Te Puts onder de schepenen voorkwamen, nl. een Matthijs en een Johan Johanszoon.

Maar er zouden betere tijden aanbreken, beter voor de katholieken onder de burgers en dat waren nog veruit de meesten. In 1586 viel de stad na een korte belegering in handen van de Spaanse landvoogd Alexander Farnese, hertog van Parma. Bisschop Willem Lindanus kwam zo snel mogelijk over om orde op de godsdienstige zaken te stellen en de magistraat werd weer vervangen door een katholieke, waarvan Johan van Vogelsang, oudoom van Mechteldis van Lom, de burgemeester was en Johan van de Put, grootvader van moederszijde van Mechteldis, een van de schepenen. De kerken werden aan de katholieke gemeente teruggeschonken.1

In de nu volgende periode genoot Venlo een betrekkelijke rust. Onder de krachtige leiding van bisschop Lindanus en zijn opvolger Henricus Cuijkius werd de zielzorg in betere banen geleid, het protestantiseringsproces werd op school en in het weeshuis gekeerd, de rust op godsdienstig gebied hersteld.

In dit tijdvak zien we blijkens de kroniek de zusters van het oude klooster Ingenoy naar Venlo terugkeren. Het klooster Transcedron dat aan hen werd toegewezen, was volkomen uitgewoond; de kapel was enkele malen een toneel geweest van plundering en vernieling en in het hoofdgebouw was een tijdlang een school geweest. Voor de zusters een uitzonderlijk

1 Rekening van de Rentmeester der stad Venlo over het jaar 1586.

(10)

moeilijk begin dus na de bittere tijd van de verdrijving en de verbanning.

De jongeren bewijzen dan, hoe strijdbaar ze in de nood der tijden geworden zijn:

geen bezwaren zijn te groot, geen moeilijkheden onoverkomelijk. Ondanks de weerstand der ouderen en die van geestelijke en wereldlijke overheden realiseren zij de katholieke reformatie in eigen milieu en vestigen de eerste

Annuntiatengemeenschap op Gelderse bodem.

De kroniek verhaalt ons van de belegering van de stad door Frederik Hendrik in 1632. De stadhouder Hendrik van den Berg onthield zich van bemoeienis, omdat hij toen reeds het voornemen gemaakt had zich bij de Staatsen aan te sluiten. Na de val van Venlo verliet hij het land en maakte zijn besluit alom bekend.

Frederik Hendrik had een aanzienlijke troepenmacht verzameld op de Mookerhei.

Op 30 mei hield hij daar wapenschouw en trok eerst naar Arcen, toen naar Venlo.

Na drie dagen kapituleerde de stad. Hier volgen enkele ‘articulen’ gesigneerd door, F. Hen de Nassau en ‘ter ordonnan; van S. Ex. Huygens’;1

Dat die van de Gereformeerde Religie sal ingeruijmt werden de kercke van St. Joris, om aldaer haren Godsdienst publiquelick t'exerceren.

Dat mede de Burgheren ende Ingesetenen derselver stadt sullen moghen verblijven, ende gemainteneert werden bij de publieke exercitie van de Roomsche Catholique Religie.

Dat de Pastoren ende gelijcke Geestelickheit, als mede alle andere Religieuzen van de Cloosteren van Mans ende Vrouwpersoonen sullen moghen blijven, ende het gebruijck harer goederen behouden, de vrijicheit van haer vertreck doch tot allen tijden onbenomen.

Deze ‘articulen’ betekenden voor Venlo een groot voorrecht. Immers: overal elders in Gelderland en in de Meijerij van Den

1 Naar: Keuller, L.J.E., Geschiedenis en beschrijving van Venloo, Venloo, 1843, Bijlagen.

(11)

Bosch was de openbare uitoefening van de katholieke godsdienst streng verboden.

In de kroniek lezen we, hoe de soldaten en staatsgezinden in de stad de burgers lieten weten, dat hun godsdienstvrijheid wel niet van lange duur zou zijn. Ook dat de zusters voortdurend vreesden uit het klooster Transcedron te worden gezet. Geen wonder: was dit klooster niet steeds een haard geweest van protestantse aktiviteiten in vroegere perioden, toen de macht aan de wettige gezagsdragers was ontvallen?

Was die naam niet een begrip geworden bij de aanhangers van de nieuwe religie?

Wat een verlichting moet daarom de herovering van de stad betekend hebben voor de katholieke burgers en wel zeer bijzonder voor de zusters - en dan na zo'n korte tijd! De kardinaal-infant van Spanje gaf na de overgave in 1637 aan zijn

geloofsgenoten alle rechten en vrijheden terug. De Kruisherenkerk werd opnieuw gewijd door bisschop Jacobus a Castro. Ook kreeg de stad voor de zoveelste maal een andere magistraat. Voor de hervormden toonde men zich nu eveneens tolerant:

zij zouden ‘van de Religie’ mogen blijven, mits sich stil houdende sonder argenis te geven...’

Nog eenmaal werd voor Venlo de toestand moeilijk, vóórdat de vrede van Munster in 1648 rust en orde bracht. Dat was in 1646, toen Frederik Hendrik een tweede poging ondernam om de stad aan de Republiek te brengen. De kroniek geeft ons een goede indruk van de angst die de burgerij uitstond en van de vastberadenheid om zich tot het uiterste te verdedigen. De prins zette het beleg evenwel niet door en Venlo bleef Spaans.

Meer dan een halve eeuw bleef deze toestand bestendigd. Transcedron groeide uit tot een groot klooster en kon zelfs denken aan een dochterstichting (Koesfelt in Westfalen, 1660). Pas de Spaanse Successieoorlog bracht weer onrust. Natuurlijk moest de verre uithoek van het Spaanse rijk de eerste stoot opvangen. Het klooster leed bij dit beleg ernstige schade en - naar we lezen- ook ernstige verliezen aan mensenlevens. Het gevolg van de inname der stad was, dat bij het Barrièretrak-

(12)

taat van 1715 Venlo een Staatse bezetting kreeg en tot de Generaliteitslanden van de Republiek ging behoren.

Dan zwijgt de kroniek over de gebeurtenissen in en om het klooster. Uit andere bronnen weten we, dat de kerk van Transcedron in 1747, tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog, ingericht werd tot hospitaal voor de Engelse bondgenoten.

In 1794 trokken de troepen van de Franse Republiek Venlo binnen en de kloosters werden opgeheven. De zusters van Transcedron werden door de Franse soldaten de poort uitgejaagd. Na verkoping kwamen de panden in verschillende handen. Tenslotte is in de Tweede Wereldoorlog wat er van het klooster en de kerk nog stond, door oorlogsgeweld volledig vernield.1

De Annuntiaten.2

De orde van de Annunciaten dankt haar ontstaan aan de H. Joanna van Valois, dochter van Lodewijk XI van Frankrijk. Na de ongeldigverklaring door de Heilige Stoel van haar huwelijk met Lodewijk van Orleans, vestigde zij zich te Bourges. Hoewel zij de titel van koningin mocht blijven voeren, gaf ze er de voorkeur aan als een kluizenares te leven. Zoekend naar een middel om de liefde tot God en Maria in andere harten sterker te doen ontvlammen, ontwierp zij een plan voor een nieuwe orde. Maar haar geestelijke leidsman, p. Gilbert Nicolai o.f.m., wist de uitvoering ervan enkele jaren tegen te houden.

Toen hij evenwel begreep, dat hij onjuist handelde, werd hij een vurig propagandist voor het ideaal van de vrome ko-

1 Michels, M.H.M., Geschiedenis van de Lorettokapel te Genooi, Venlo, 1917.

2 cf. Tournier P., in: Diet, d'hist. et de géogr. eccl. t. III, p. 403. De orde wordt die der Annuntiaten genoemd, omdat de stichtster een bijzondere devotie had tot het mysterie van de Aankondiging door de aartsengel Gabriël aan Maria. Ze had verschillende voorstellingen van dat mysterie laten aanbrengen op de muren van het eerste klooster te Bourges. Voorts wordt de Orde ook genoemd die der Tien Deugden. Ze verbreidde zich in Frankrijk (Albi 1508, Bethune 1517 Bordeaux 1518) en tamelijk snel ook in de Zuidelijke Nederlanden (Brugge 1518) en Spanje (Rodez 1519). In 1614 waren er in de Zuidelijke Nederlanden 4 Annuntiatenkloosters, nl. Brugge 1514, Leuven 1530, Antwerpen 1608 en Nijvel 1608. Later kwamen daar bij: Maastricht, Venlo, Brussel, Namen, Gent, Aalst, Tienen, Geel en Merksem.

Momenteel bestaan nog enkel de laatste drie kloosters.

(13)

ningin. De regel van de nieuwe orde werd door pater Gilbert die van de paus de naam Gabriël-Maria ontving, vanwege zijn grote godsvrucht tot het geheim van de boodschap van de engel, uit de evangeliën samengesteld en in 1501 door paus Alexander VI goedgekeurd.

Speciaal de deugden van Maria - zoals die blijken uit de Heilige Schrift - vinden in de Annuntiatenorde navolging: zoveel mogelijk moet de religieuze trachten haar leven te vormen naar het model van de bijbelse Voorgangster. Grote gestrengheid komt niet voor, wel werd vroeger het slot onderhouden en dan in die zin, dat de slotzuster, die zich eenmaal vrijwillig verbonden had tot dit leven, nooit meer buiten het slot mocht komen, terwijl geen andere personen erbinnen werden toegelaten.

Het kloosterkleed der Annuntiaten is nogal kleurig: het eigenlijke habijt is grijs en duidt op boetvaardigheid; het skapulier is rood ter gedachtenis aan Jezus' lijden;

de mantel is wit en herinnert aan Maria's maagdelijke zuiverheid. In het koord worden tien knopen gedragen om de zusters de tien deugden van Maria te doen gedenken.

De moeder-overste van elk klooster noemen de zusters mater-ancilla, omdat zij zich, - op Maria's voorbeeld - de dienstmaagd van allen voelt. Zij wordt bijgestaan in de uitoefening van haar funktie door een vikaris en een aantal diskreten of raadszusters.

De teksten.

De schrijfster van de ‘kroniek’ is Barbara de Put, de ondermoeder die er in

aanzienlijke mate toe bijdroeg, dat de kloosterreformatie een feit werd. Zij staat niet uitdrukkelijk aangegeven in de kroniek als de auteur, maar we kennen haar

handschrift. Uit overgrote bescheidenheid wilde ze zich als schrijfster in het duister houden; in verband hiermede zijn sommige korte passages, die op feiten slaan, waarbij haar naam genoemd móest worden, van latere datum. Ze zijn door anderen, mogelijk na Barbara's dood, toegevoegd (na 1635).

Het gedeelte dat Barbara de Put schreef, loopt tot folio 49.

(14)

Telkens ontmoeten we op die eerste achtenveertig bladen de figuur van de vrouw, die als ondermoeder kontakt had met allen die streefden naar meer zelfheiliging. Zij was het bovenal die de omstandigheden zo wist uit te buiten, dat het herstel van het strengere kloosterleven niet meer kon uitblijven. Zo kwam het, dat zij goed van dit alles op de hoogte was en erover kon schrijven. Zij heeft de geestelijke nood gevoeld waarin de zusters verkeerden in de eerste tijd na de terugkeer uit Roermond; zij heeft de zware spanning doorleefd, die in deze besloten gemeenschap getrild moet hebben bij het doorbreken van de vernieuwing van geest en leven. Toen zij zich neerzette om de ‘kroniek’ te schrijven, had zij weinig moeite om het thema te vinden voor haar kompositie: de reformatie, de ‘veranderinghe’. Daartoe dient de inleiding, de aanloop, ontleend aan oude boeken; naar dat tijdstip voert zij de spanning op door het gedetailleerd schetsen van hoop en vrees, van tegenslag en uitkomst, en eindelijk, daarin triomfeert zij. Nooit is het in haar hoofd opgekomen, dat zij een bijdrage zou leveren aan de Nederlandse litteratuur. Haar stijl is nergens brilliant, nergens rijk aan vormen, nergens groots. Bovendien bleef zij er zich bij voortduring van bewust, dat zij in zekere zin historie schreef, zodat zij streefde naar objektiviteit. Niettemin rangschikt zij de feiten - historische feiten overigens - op zulk een wijze, dat hun waarde ten opzichte van het thema naar voren treedt.

Verkleurt zij in geen enkel bijzonder geval de ware betekenis der feiten, wij blijven de ‘veranderinghe’ zich toch zien voltrekken door háár ogen. Zo stileert zij de gebeurtenissen, maar ook de gevoelens, de gedachten der zusters, in het algemeen hun geestelijke aktiviteit in de jaren der klooster-reformatie. Ze geeft op heldere wijze uitdrukking aan de idealen van deze kloostergemeenschap, die ook zo geheel en al de hare waren. Al kon een meer bekwame en geoefende hand dat genuanceerder hebben gedaan, de kroniek ontleent haar literaire waarde aan de ongekunsteldheid en natuurlijke eenvoud van stijl, waarmee de grondgedachte is omkleed. Barbara de

(15)

Put schreef een weloverwogen stijl, een tamelijk nuchtere stijl ook, die weinig gelegenheid biedt tot sterk affektieve uitweidingen. Af en toe baant het gevoel zich een uitweg, maar onmiddellijk brengt de schrijfster haar taal dan wederom in rustiger banen.

Opvallend is het verschil met de fragmenten die na folio 49 volgen: nu het grondthema wegvalt, wordt de kroniek een zakelijk relaas, waaraan slechts enkele anekdotische inlassen wat kleur verlenen.

De liederen van Mechteldis van Lom moeten gezien worden als gezangen voor de gemeenschap d.w.z. voor de Annuntiaten van Transcedron. Bovendien zijn ze individuele uitingen van haar rijk gemoed. Door harde strijd met zichzelf komt Mechteldis tot de overtuiging, dat zij vooral tot de eenheid met de Bruidegom geraken kan door met Hem een te worden in het lijden. De mystieke opgang in het Goddelijk Wezen gaat haar gehele geestelijk leven beheersen; verschillende liederen leggen daarvan getuigenis af en andere bronnen bevestigen dit getuigenis.

Wat Mechteldis' techniek betreft: zij sluit zoveel mogelijk aan bij de ‘vosen’

waarvan zij gebruikt maakt. Het is zelfs zo, dat zij schijnt te schromen ervan af te wijken. Waar zij dat toch doet, vertoont zij een neiging naar meer maatvastheid, hetgeen in het begin van de zeventiende eeuw niets bijzonders is.

Het grootste deel van de liederen is zuiver lyrisch; een aantal is lyrisch-dramatisch, nl. de samenspraken. Deze werden, blijkens mededelingen van tijdgenoten uit het klooster, ook gedramatiseerd om de zusters zelfs in tijden van rekreatie met de Bruidegom verbonden te houden. Allerlei problemen van het geestelijke leven worden erin behandeld. Het laatste lied van Mechteldis, nr. 42, is echt een middeleeuwse ballade. Er zijn redenen om aan te nemen, dat de liederen nr. 1 en 42 de oudste liederen zijn, die we van Mechteldis kennen.

De taal van de kroniek en van Mechteldis' liederen is niet

(16)

Limburgs. Wel komen er Limburgse klanken in voor, wel worden er Limburgse woorden en zegswijzen in gebruikt, maar het Brabants heeft er zijn stempel op gedrukt. Dit is niet te verwonderen. Immers: de vier ‘reformeersters’ uit Leuven werden in Transcedron de oversten en deze toestand duurde vele tientallen jaren. Dit kwalitatief en affektief overwicht van het Brabants heeft in de Transcedrontaal sommige Limburgismen doen verdwijnen; andere bleven er echter in behouden.

Men leze ‘ie’ voor ‘ij’, tenzij het rijm anders vraagt; ‘ao’ voor open ‘aa’, speciaal natuurlijk, als het rijm dit vergt; ‘ie’ in woorden als ‘siele’ worde gelezen als rijmend op ‘veele’.1

1 Voor nadere gegevens over de spiritualiteit der Annunciaten van Transcedron, over de

‘kroniek’ van Barbara de Put en de gedichten van Mechteldis van Lom zie mijn: ‘Mechteldis van Lom (1600-1653), dichteres en Annuntiate van Venlo’ bij dezelfde uitgever.

(17)

IHS

AVE MARIA

Hier begint ter eeren Godts ende sijn ghebenedijde Moeder. De fundaci1 des cloosters inde Oode2. Ende voorts vervolgen, de van onse salighe veranderinge3hoe wij gecomen sijn tot de Oorden4van de ghebenedijde Moeder Godts ende maghet Maria, Genoempt de oorden der Annuntiaten.5

Capit. I

Int Iaer ons heeren. 1423. Is eerst begrepen6ende begonnen ter eeren Godts ende Maria Sijn ghebenedijde Moeder, het conuent van Marien dael gheheeten inder Ooden buiten vendelo, Ende soo wij onsen eerwerdighen Pater, heer willem hesijus wel hebben hooren vertellen, Ist begoost van deuote eerme

1 Stichting.

2 Ooy is weide aan een rivier. Genoy is nu de naam van een buurtschap op de rechter Maasoever, tussen Venlo en Velden. Er bevindt zich daar een genadekapel, gebouwd naar het model van de kapel te Loretto. 's-Zondags trekken er dikwijls groepen bedevaartgangers heen.

Voor de vorming ‘Genoy’ vgl. de Limburgse familienamen Ingenhousz en Ingensyp.

3 Het klooster werd in de zeventiende eeuw ‘gereformeerd’ d.w.z. het ging over naar een andere orde.

4 Orde.

5 Orde van de Tien Deugden van Maria, gesticht door de H. Joanna van Frankrijk, dochter van Lodewijk XI, en goedgekeurd door paus Alexander VI op 12 Februari 1502. Buiten Frankrijk vestigden de zusters zich in de Nederlanden (nu nog te Tienen, Geel en Merksem in België), in Duitsland en in Engeland. De beide Nederlandse kloosters (Venlo en Maastricht) moesten worden opgeheven in 1794, toen de Franse soldaten de zusters letterlijk de kloosterpoort uitjoegen.

6 In bezit genomen, betrokken.

(18)

personen nae de werelt, wesende inde broederschap van sancte franciscus, Maer door de groote Liefde diese tot Godt hadden, hebbense alle het gene datse met haeren arbeijt wonnen bij een gebrocht, ende coften1daer voor eeruen2, Om een cloester Leuen te beginnen, welcke eerste eruen, daer het cloester op gefundeert worden. Soo wij in oude boecke3vinden, wel 13. Iaren gecoft sijn, eer sij noch bij malcanderen quamen te woonen om het cloester Leuen te aenveerden, Te weten. Int Iaer ons heeren 1410, Ende Int Iaer, 1418. worden noch eeruen gecoft aen het cloester, Daer nae Int Iaer ons heeren. 1423. Doen is de plaetse begrepen, Ende het cloester begonnen, Met wil ende consent4des Eerwerdighen Vaders, Broeder Wilhelmus egghaertinghen pastoers Inder tijt der kercken van vendelo,

Des eersten Iaers daer nae Ao. 1424, waer dat selue conuent

+[fol. 2]

+geconfirmeert5vanden eerwerdighen Vader ende heer Joannes van

hinsberch,Bisschop van Luijck6, De welcke oock van Sijnder genaden gegeuen heeft eenen visenteerder7, Geuende hem de macht de Susters te absolueren8, Ende oock haer huisgesin, Ende datse moeghen Misse doen lesen op eenen gewijden altaersteen, Ende dat den visenteerder mach aen en aff setten, met raede der Susters, Die Moeder des conuents, ende alle ander susters die officien9hebben, oock mach die visiteerder met

1 Kochten.

2 De eerste gronden werden gekocht van Herman Dune en zijn vrouw Hille. Het waren drie stukken land met een huis en een erf erop; op dat land was een erfrente verleend aan Johan, zoon van Diederich van Lomme. Johan schonk deze rente - een malder rogge 's jaars - later aan het klooster als een aalmoes. (Rijksarchief in Limburg te Maastricht, Annuntiaten Venlo).

3 De eerste schrijfster in deze kroniek - Sr. Barbara de Put - heeft haar gegevens uit een oudere kroniek, die bij de ‘veranderinghe’ niet werd voortgezet.

4 Toestemming.

5 Bevestigd.

6 Joannes Heinsberch van Loon was bisschop van Luik 1419-1455.

7 Tegenwoordig: visitator, nl. een geestelijke die speciale volmachten bezit om zich van tijd tot tijd persoonlijk op de hoogte te stellen van de omstandigheden - materieel zowel als geestelijk - waarin de kloosterlingen verkeren.

8 Kwijtschelden.

9 Speciale funkties van de zusters.

(19)

rade der Susteren, Insetten, Reformeren, corigeren, dispenseren,1al wat hen goedt dunckt ter eeren Godts, Voorts dat hij mocht ontfanghen haer beloeften oft professien2. Noch verleende haer desen seluen eerwerdighen heer, Dat de Susteren mochten laeten timmeren een capel ter eeren onser lieuer Vrouwen ende Santa Catarina3, die heeten sal te Marien dael, met eenen kerckhof gewijt om haer dooden daer op te begrauen, ende datse sullen gebruijcken alle vrijheijt der heijligher kercken gelijck ander geestelijcke luijden ende cloesters doen geuende 40. daghen aflaet alle den genen die den conuent goedt doen, met almissen4, oft die den personen, ende den saken desseluen conuent gunstich ende vorderlijck Syn.

Wanneer sij het slot ende den wijl5ontfangen hebben. Cap. II.

Int Iaer ons heeren. 1463. hebben dese selue Susteren des conuents dat slot ontfanghen, op Sinte vincentius6dach, den 20 Ianuario van den eerwerdighen Vader ende heer vorschreuen, heer Ioannes van hinsberch, bisschop te ludiek, Daer nae int sesde Iaer op ons heeren hemel uaertsdach, Is haer gegunt ende gegeuen den swarten wijl vanden eerwerdighen heer ende vader bisschop van ludijck heer van borban7

Wanneer de nieuwe kerck getimmert worde, ende de selue wederom afbrande. Capit. IIJ.

Daer nae Int Iaer ons heeren. 1531. Begosten die Susteren des seluen conuents ter eeren Godts een nieu kerck te bouwen, Den. 1. Dach

1 Instellen, wijzigen, verbeteren en ontheffing verlenen. De schrijfster anticipeert hier op de latere regelwijziging: men had immers uitdrukkelijk daartoe vroeger de mogelijkheid opengelaten.

2 De plechtige geloften van gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid, aan God gedaan, afgelegd in de handen van de geestelijke overheid.

3 Maagd en martelares uit een voornaam geslacht in Alexandrië, die de geleerden die haar tot afval van het geloof moesten brengen, wist te bekeren.

4 Aalmoezen.

5 Sluier.

6 H. Vencentius, diaken van Saragossa, gemarteld in 304, onder Diocletiaan.

7 Bisschop van Luik, heer (Ludovicus) van Bourbon (bisschop 1456-1482).

(20)

+[fol. 3]

+Inden meert, Ende worde volleent. Ao 1532. Alsoo datse op sinte Michiels dach1 de eerste misse daer in deden op eenen ghewijden autaer steen. Ende dese kercke ende Godts huijs is ghewijdt Ao 1537. des Sonnendachs na sinte Iacobus,2Inde eer van sinte katarina der heijligher maghet ende martelaerse.

Maer dese kercke en heeft niet langher gestaen dan ontrent 52 oft 53 Iaren, In welcken tijt den chrich3hier in gelderlant vande guesen oft ketters teghen het heilijch catolijcke geloof begost ende oock seer voortgegaen is. Alsoo datter veel cloesters verdestruweert4sijn. Ao. 1582. op sinte Lambertus5dach Sijn de ketters wt dese stat vendelo (die welcke te voren gues geworden was6gecomen, ende hebben de voorseijde kerck met het geheel cloester in brant gesteken, Daer waeren doen noch ontrent 30.

Susteren, maer daer waster te vooren wel ontrent 50. oft 60. geweest, dan doer de perikeluese tijden en waerender doen soo veel niet ontfanghen7.

Soe dan vande gene dieder doen waren, hadden de oeuersten te voren den meesten deel wt gesonden, wantmen al lange te vooren wist datse van meninghe waeren het cloester te verbranden, Maer de oeuersten lietender noch eenighe susterkens, om datse hoopten oft noch hadden blijuen staen. Alsse dan nu het vier inde kercke wilde steken, en costense de selue niet in brant crijghen, Sij mostender al stroe met heele waghens in vueren8soo datse wel. 3. Daghen werck hadden eer dat sij die, costen af branden. Die susteren die daer doen noch waren die worden wt geiacht, de sommighe trocken se de doeken vant

1 St. Michielsdag: 29 september, feestdag van de wijding van de basiliek van de aartsengel Michaël aan de Via Salaria te Rome.

2 Apostel Jacobus de Meerdere, met pelgrimsoord Compostella, feestdag 25 juli.

3 Oorlog (vgl. hgd. Krieg) 4 Verwoest.

5 H. Lambertus, bisschop van Maastricht, feest 17 sept.

6 Omstreeks 1566 begonnen de hervormers in het Venlose hun prediking. Eerst schijnen ze zich nog niet in de stad zelf gewaagd te hebben. De kloosters buiten de stad moesten het ontgelden.

7 Aangenomen tot novice.

8 Voeren.

(21)

hooft, ende den voorschoot vant lijf, ende lietense soo gaen, ende soo quamense inde stat van vendeloe, daerse van de een beclagt en vande anderen bespot en begeckt worden, de sommighe ginghen haer vrienden tuis. De andere ginghen int cloester Inde weij1, al waer haer een huisken vergunnen worden daer sij bij een bleuen ter tijt toe datse saghen hoe sijt maken souden, oft waer datse plaetse soude vercrijghen om wederom bij malcanderen te comen, De welcke hŭn lŭden hier inde stat van vendeloe niet vergŭnnen en worden want soese gŭes was en begeerden sij gheen cloesters meer hoe

+[fol. 4]

+Hier nae volcht hoese te Rormonde quamen Cap. IIIJ

Hier nae sochtense hŭlp vanden Generael2ende raet wat sij souden doen den welcken haerlŭijden voor antwoort gaf dat hij se niet en cost helpen Om welcke oorsake, Sij hulpe versochten, Aenden eerwerdighen heer ende vader wilhelmus lindanus3Bisschop tot roermonde, ende naeder hant aerts Bischop van mechelen, Die haer gegeŭen heeft een cloester binnen de stat van Rormonde, genoempte ten beggaerde, nŭ genoempt In maria weede, In dit cloester en waeren maer. 3. personen eenen priester ende. 2.

leeken, de welcke versien4worden, Maer eer dit noch al geschieden gingender bicans.

2. Iaer om, In welcken tijt storuen wel 7. Susteren, vande gene die inde weijde bij malcanderen waren, Maer vande gene die bij haer vrienden waeren storuen den meesten deel, Alsoo dat binnen dese, 2. Iaeren eer datse wederom bij malcanderen qŭamen vermindert waeren van ontrent, 30. tot. 17. de welcke te rormonde bij malcanderen qŭamen, Maer Sooden schade tijtelijck grodt was, en

1 Sommigen gingen bij vrienden in huis, anderen gingen naar het Regularissenklooster In de Weijde, in de stad gelegen naast Transcedron.

2 De generaal-overste van de orde der Franciskanen.

3 Willem Damasz. van der Lindt, vriend van Petrus Canisius, was een Dordts

burgemeesterszoon. Hij was de krachtigste persoonlijkheid onder de nieuwbenoemde bisschoppen in de Nederlanden van 1559. Ook buiten de Nederlanden reikte zijn invloed:

o.m. trad hij op als tussenpersoon tussen Filips II en Paus Gregorius XIII.

4 Voor wie gezorgd werd.

(22)

was hij geestelijck niet cleijnder wantter veel goede ordinantien1verloren waeren, diese oock niet van meijninghe en waeren, wederom in te stellen, Als naemelijck2 het slot het welckse daer niet en vonden, noch oock en maeckten, Ende de

eijghenschap3was oock wat seer gegroeijt, Ende om datse nu tot groote armoede ghecomen waeren, Soo scheent dat een Iegelijck sij selŭen wat meer moest besorghen, ende hier en maeckten men gheen swaricheijt af om dattet in andere cloestere oock Soo was, want hŭn docht dat het cloester nŭ de macht niet en had hun van alle nootdruft te versien

Alsse dan te Rormunde woonden moestense sommighe renten4vercopen ende de somighe belastense met groote sommen van gelde,

Doen nŭ vendelo wederom oŭer gegaen ende katolijck gewoorden was Soŭden de susteren lieŭer wederom te vendelo gecomen hebben om wederom bij haer goedt5te sijn, ende dat selŭer te regeren, op datse niet ver

+[fol. 5]

+veroorsaeckt6en souden sijn, het selŭe altemael te vercoopen, Maer het werde hŭn belet van eenighe notabele persoonen, Soo datse wel, 19. Iaeren daer mosten blijŭen mette wooninghe eer sij wederom te vendelo qŭaemen,

Hoese wederom te Vendelo quamen. Cap. V.

Als nŭ den pater des conŭents (die welcke mede een oorsake was geweest van het belet datse niet wederom te vendelo en costen comen,) gestorŭen was den. 5. October.

Ao 1598, opten selŭen dach, Schreef de eerwerdighe Onder Moeder Suster henderick van lom, Met belieŭen vande eerwer Moeder Suster Matia bŭeghel ende den geheelen conŭent (die nŭ maer. ij. (elf) Int getal en waeren,) Aende heeren van vendelo, om dese plaetse te vercrighen Inder weij genoempt trancederon, Ende

1 Gebruiken en regels.

2 Zoals met name, vooral de kloosterlijke beslotenheid.

3 De gehechtheid aan het eigen bezit.

4 Gelden die getrokken werden van landerijen.

5 De kloosterbezittingen, vgl. het begin van de kroniek.

6 Genoodzaakt zouden zijn.

(23)

sij lieten oock terstont schriŭen aenden eerweerdighen heer ende vader hendericus cŭkius1doen ter tijt bischop tot Rormŭnde, die welcke teghen woordich niet inde stat en was vande doot van haeren pater, ende hoe sij nŭ van meijninghe waeren wederom nae vendelo te reijsen, Begerende sijnen goeden raet ende bijstant, Sijn hoochweerden was hier mede seer wel te vreden Geeŭende hŭn voor het cloester van beggarden geleghen binnen Roermonde, het cloester trancederon, Als Sijn brieŭen die hij daer af gegeŭen heeft betŭghen2, Soo haest alsse nŭ van Sijn hoochweerden, ende oock vande heeren vande stat van vendelo consent vercreghen hadden, het welck noch ontrent. 4. maenden aenliep eer dit al gedaen was, Arbeijdense om dese plaetse gereet te maecken het welck seer veel moeijten costen, want hier woonden veelder leij huisraet3wel. 13. bisonder partijen de welcke niet en costen verhŭisen voor paeschen, Als nŭ paeschen gecomen was, Soo quamen Suster margriet veraest, ende Suster Alitgen veraest het welck twee gesusteren waeren te vendelo, (Suster Maergriet was pro

+[fol. 6]

+procraterix4gemaeckt, om datse Int oeij cloester veel mede int werck was geweest, ende Soo wist Sij alderbest waer het goedt geleghen was om dat wederom totten gebrŭijck des cloesters te brenghen want het nŭ al seer vercomen5was,) Om de plaetse bereijdt te maken, ende de lŭiden die hier doen noch woonden woorts te doen verhŭisen, het was hier Soo miswoont datmen niet en wist waer meen eenen vooet droch soude setten, de mueren waeren soo vot gecrabbelt vande6kinderen die hier scholen ginghen datmen daer duer sach ende men soudeder haest handen ende armen door gesteken hebben, Daer nŭ het volck verhuisden begostense vast te veghen de vulicheijt wt de huisen, Alle dinghen, De kerck, Dormter reu-

1 Hendrik Cuyk, tweede bisschop van Roermond, aangezocht in 1590. In 1596 aanvaardde hij de benoeming. Hij stierf te Roermond in 1609.

2 Bewijzen.

3 Huishoudens, gezinnen.

4 Eig. procuratrix, de zuster die de huishouding behartigt en de inkomsten en uitgaven verzorgt.

5 Verwaarloosd; nu nog dial, verkomen.

6 Weggekrabd.

(24)

enter werckhuijs, Coken1, worden metter haest geoordineert2ende wat geschickt, want de Moeder ende Susteren die noch te Roermŭnde waeren, die beschickten3daer alle haer dinghen, ende sondense hier, ende alenskens qŭaemen de Susteren mede.

Daer nae ontrent den heilighen Sinte Joannes baptisten4dach Ao. 1599. Doen quam Sijn hoochweerden hier inde stat, ende wijden met eenen ons kerck, men schoor5eenen mŭer ontrent twee oft drij stenen hooch, op dat de kerck soude af getekent worden hoe groet datse Sijn soude, Op Sint Ians dach des morghens vruch tusschen drie ende. 4. vren, quam den Bisschop hier, ende de susteren waeren alden nacht in roer geweest om alle dinghen gereet te maken, doen worden de kerck metten kerckhof gewijt, Maer Sijn hoochweerden verleijde het feest vande kerckwijdinghe op den eersten Sondach nae Sint Ian, geŭende oock aflaet op dien dach, ende op alle feestdaghen van onse lieŭe Vrouwe, op Sinte Ioannes paptisten dach, op den feestdach van onsen heilighen vader. S. franciscus,6ende op sancta katarinen dach7de

martelaerse wantse inde eere godts, ende Maria Sijn ghebenedijde Moeder ende dese voorschreŭen heijlighen gewijt was Daer

+[fol. 7]

+Daer nae den 7, febrŭarius storf suster Bertghen Mans, doen en waerense maer.

10. Int getal vande welcke noch een was die van ouderdom gheen verstant en gebruicten,8terstont daer nae quaemender eenighe dochters die van haer ouders inden cost besteet worden om te leeren, daer waerender oock sommighe die daer om quaemen om religiuesen te woorden, daer wordender binnen 9. Iaeren. 14. totte religi ontfanghen, die welcke daer nae altesamen ontfinghen,9ende oock ontfanghen woorden, Inde oorden van die Soete Moeder Godts

1 Slaapzaal, eetzaal (refter), werkhuis, keuken.

2 Op orde gebracht.

3 Regelden.

4 Sint Johannes de Doper, feest op 24 juni.

5 Optrekken.

6 Feestdag 14 oktober.

7 Feestdag 25 november.

8 Die wat kinds was.

9 ‘Totte religi ontfanghen’: aangenomen als novice.

(25)

met een Susterken die noch van Roermonde gecomen was, ende daer mede was onser, 15.

Hoewij vercregen onsen eerwerdigen pater heer Willem Hesius.

Capit. VI.

Eer de Susteren van roermonde quaemen hadde Sijn hoochweerden henlŭidenversien van eenen pater, Maer het was een werlijck1priester teweten geen relijgiuese, een goedt man leŭende Seer eerlijck nae sijnen staet, Die welcke vercrech Inde hooghe kercke een benefici2, alsoo dat wij hier int cloester maer, 3. missen inde weke en hadden, ende hij en cost oock niet preken, wij en hadden hier in .3. Iaeren tijts ouer de drie oft vier sermonen niet gehadt, wij waeren nŭ met ons, 4. Noŭicikens3, ende wij seijden tot ons Moeder waert dat wij anders gheenen dienst en souden hebben dat wij beter inde werelt souden blijven, Sij vertroosten ons dat het niet langhe dŭeren en soŭde want sij en was daer oock niet wel mede geconsoleert4, den pater

voorschreuen hadde lieŭer het cloester te verlaten als Sijn Benefici

Sijn hoochweerden Arbeiden om ons eenen goeden pater te vercrighen hij schreef daerom naer Mastricht daer eenen weerdighen priester geheeten heer willem heesius5 doen woonden, versoeckende van hem dat hi hier te vendelo sijnen dienst in ons kercke soude willen doen, het

+[fol. 8]

+welcke hi niet en wilde consenteren, Sijn hoochweerden om hem hier te crighen seijde dat hij hem mit bichten oft andere afferen des cloesters niet en belasten, ende begeerden dat hij alleen sijnnen dienst in ons kerck wilden doen het welck hij met sulcken condici geren dede, Hij was langhe indese stat van vendeloo cappelaen geweest, ende oock pastoor, heb-

1 Een seculier geestelijke, dus geen regulier of ordegeestelijke.

2 Inkomsten verbonden aan een dienstbetrekking in de grote kerk van Venlo; de bedoelde priester zal dus bijv. ook kapelaan van die kerk geweest zijn.

3 Novicen; deze deden meestal na één jaar de professie, waarbij dus de geloften uitgesproken werden.

4 Zij had er ook geen vrede mee.

5 Willem Hesius was pastoor in Venlo tot 1602, daarna kannunnik van St.-Servaas te Maastricht tot 1605.

(26)

bende verscheyden pastorien seer loeffelyck bedient, het was eenen Man die ick meen dat heijlich van leŭen was, vervorderende1ons conuent Int geestelijck ende tijtelijck bouen maeten Seer,

Hij dienden ons conŭent ontrent, 9. Iaeren, Sonder nochtans den conuent Iet te costen, hij dede Sijns selfs cost besurchgende selŭer al wat hij in Sijn huijs van doen hadde, hij en woŭde vant cloester niet hebben dan alleen een huijsken het cloester toe behoorende daer hij met een Maert2die hem dienden in woenden, Hij quam hier, Int Iaer ons heeren 1605 voor den adŭent terstont daer nae resigneerden3den voorgenoemden pater Sijn offici ende Soo vercreghen wij dat heer willem geheelijck het offici van pater te Sijn aenŭerden, hij was de principaelste oorsake van onse veranderinge4In dat selŭe Iaer verŭolgende ontrent. 3. weken nae paschen storf onse E moeder Suster Matia buegel, ende op h. Crŭijs dach5inden meij storf noch een oŭdt susterken,

Nae ons moeders doot en waster niemant gewijlt6dan ons oude onder moeder die hiel nŭ het slot alleen teghen7, Sijn hoochweerden dede een nieŭ Moeder kiesen, ende beŭal dat de gene die Moeder gecoren was terstont soude gewijlt worden, het welck geschieden op ons Lieŭen heeren hemelŭaart dach der en waeren nŭ maer 7

geprofesside susteren Sij coosen eendrachtig S. Alitgen veraest, tot moeder, Maer Sij en leefden hier nae geen. 5. Iaer, binnen welcken tijt oock gestorŭen is den Eerwerdighen heer ende vader henderikus Cŭickius8Des sonnendachs nae dat ons eerweerdighe Moeder des donderdachs gewijlt was deden de 2. eerste dochters haer proffescie Dit was S. katarina henderix ende S. gŭdŭla brŭinen, Corts

1 Ons klooster bevoordelend en steunend.

2 Een dienstbode.

3 Legde zijn ambt neer.

4 De overgang van de ene orde naar de andere.

5 Kruisdagen: drie boetedagen voorafgaande aan het feest van 's Heren Hemelvaart.

6 Niemand die de sluier droeg; die dus officieel gekleed was als zuster.

7 Verzette zich tegen de wederinvoering van het slot.

8 H. Cuyck stierf 9 oktober 1609 te Roermond.

(27)

daer na worden S. Agnes schenck gewijlt dese hadde te rormŭnde profesci gedaen, Daer nae .8 october dede S. Barbara de pudt professcij ende eenen maent daer nae S. Catarina heisters profescij ende dese 2. worden gewijlt doen waeren der 5. gewijlde Susters

+[fol. 9]

+Int Iaer ons heeren, 1610. den 27. December storf onse eerwerdige Moeder Suster Alitgen veraest, waerom wij seer bedroeft waeren niet wel wetende hoe wij

wederom een moeder souden crijghen, om dat de eene te oudt ende de ander te Ionck was, behalŭen 2 Susterkens was alde rest bij de seventich Iaeren, oft onder de 25, Iaeren wij en costen nŭ oock den goeden raet van Sijn hoochwerden niet hebben die nŭ al van te vooren oŭerleden was, Onse eerwerdighe Onder moeder Suster henderick van lom door dien sij al oŭer haer 80. Iaeren was hadde oock dickwils begeert om ontlast te woorden1, Doen cooren wij Suster Maergriet veraest tot moeder, ende Suster Barbera de pudt weert ondermoeder gecoren, Maer en worden beijegader niet geconfirmeert, om dat men den niewen bisschop was verwachtende

Als nŭ den eerweerdighen heer ende vader heer Iacobus vander borch2In Sijn Bisdom te roermŭnde ontfanghen was quam hij corts daer nae hier binnen vendeloe, Ao. 1611. Den 27. Iŭnij hiel hier sijn eerste ende oock Sijn leste visitatie, hij oordeneerden dat wij int gemeen sonder eijghendoem moesten leŭen3, ende in oprechte gehoorsaemheijt ende veel meer anderen diergelijken punten, tot de welcke den meesten deel niet ghesint en waeren, al waerender. 5. oft 6 die daer wel mede te vreden waeren, Men en achten die niet veel want het waeren slechte4en ongeachte kinderen, Men hiel die voor verraeders, die alle dinghen aen sijn hoochweerden hadden geclapt of aengedraghen Indese vijsitatie confirmeerden hij ons Moeder, Maer

1 Om van haar ambt ontheven te worden.

2 Jacobus van den Borch of a Castro werd 11 april 1611 gewijd tot bisschop van Roermond.

Hij bekleedde dit ambt tot zijn dood op 24 februari 1639.

3 Hij bepaalde, dat wij in gemeenschap van goederen moesten leven, dus zonder partikulier bezit.

4 Eenvoudige.

(28)

bij proŭisi1om datse niet gewijlt en was, noch oock en worden, Naede visitatie en en volchden daer niet meer nae wij bleuen bij ons oude gewoonten, Onsen

Eerweerdighen pater vermaenden ons dickwijls dat wij de gebooden van Sijn hoochweerden behoorden te volbrenghen, ende dat hij daer in niet en mocht dispenseren2, Maer daer en worden niet veel opgeledt,

In dit selŭe Iaer op ons lief vroŭwen Assŭmptio dach3, vermaenden ons onsen eerweerdighen pater Seer hertelyck om te onderhouden het gene dat Sijn

hoochweerden geoordineert hadde ons verclaerende dat

+[fol. 10]

+datmen teghen de ghehoorsaemheijt doende dootsonde dede, In welck sermoen.

3. herten soo beroert worden datse van dien dach haer begeerden nae de gehoorsaemheijt gewillichlijck te voeghen, Aerbeijdende daer nae oock Seer neerstelijck om daer toe te moghen komen, dit waeren vande principaelste4waer op die oude susters haer meest betrouden, Sij gaŭen den moet nŭ heel verloren, Surgende datse nŭ al souden moeten doen dat Sijn hoochwerden soude begeren, Sij naemen raet5met malcanderen datse wederom inde oode een hŭisken wouden timmeren om daer te woonen, ende laeten ons hier blijŭen, Maer alsse saeghen dat dit niet doeghen en soude, Soo hernaemen sij eenen moet, ende dreijgden ons datse haer vanden Bisschop wederom onder de generael6wouden geŭen, wij waeren verŭeert om dat sij mede vande oudste waeren, hoe wel wij ons oude Onder moeder die de aider oudste was met ons hadden ende daeren boŭen oock het meeste int getal waeren, wij en hadden noch tans gheen Moeder op ons sijde, Ende daerom met raet van onsen eerwerdighen pater Schreŭen wij eenen Brief aan Sijn hooch weer den dien wij altemaal ondertekenden, hem ootmoedelijck biddende, al waert dat ons

1 Voorlopig, bij wijze van voorziening.

2 Hij mocht niet toestaan, dat ervan afgeweken werd.

3 Maria's Ten Hemel Opneming, 15 augustus.

4 De voornaamste, die dus niet behoorden tot de ‘slechte’ zusters, die al eerder genoemd zijn.

Deze laatsten zullen waarschijnlijk geweest zijn: Sr. Barbara de Put, Sr. Geertrui ter Heerdt en Sr. Agnes Schenck.

5 Beraadslaagden.

6 De generaal-overste der Franciskanen.

(29)

oude susteren sijch onder den generael vande derde oorden woŭden geŭen dat hij ons toch niet en wilde verlaten, want wij onder Sijn Obedienti begeerden te blijŭen, op welcken hij ons antwoorden dat hijt haer niet toelaeten en soŭde

Hoe wi tot het gemeen leuen quamen. Cap. VII.

Coorts hier nae quam Sijn hoochweerden selŭer binnen vendelo ende onsen eerweerdighen pater gaf hem te kennen hoe wij al onder malcanderen leefden begerende dat hij ons soude vijsenteren, waer op hij andtwoorden dat hij corts vijsitatie gehouden hadde, ende die daerom nu niet weder houden en mocht, maer soude nochtans Iegelijck int particŭlier spreken, Int welck hij scherpelijck ondersocht of de Susters oock noch eijghen burssekens hadden, ende als hij verstont dat het geldt

+[fol. 11]

+gelt noch niet bij een en was doen en was hij niet wel te vreden, dede ons een hertelijcke vermaninghe, ende vermaenden ons Seer soetelijck tot het onderhouden van de h. armoede, vanden Reghel ende statuten, ende oock de oordinantien die hij ons gegeŭen hadde, beŭelende wel scherpelijck dat allet gelt vande Susteren, In een burse bij een soude ghedaen worden het welck men des anderen dachs oock doen most hij oordeneerden hoe hij het cloester gesloten woude hebben ende beŭal datment soŭde laten maken, wij en hielen gheen slot anders dan dat de gewijlde susteren niet bŭiten des cloesters poorte en mochten gaen, Corts hier nae geŭielt dat wij wasschen soŭden, doen baet ondermoeder, dat het moeder soude belieŭen dat wij ons lijwaet mochten bij een wasschen, het welck sij ons toe liet want Sij was Ser goedt van natŭren, Maer wij vreesden alst in het openbaer soude comen datment ons dan wederom soude verbieden het welck oock soo geschieden, ende daerom worpen wij terstont alle het lyŭaet onder malcanderen op dat wijt niet wel en souden connen van een scheijden

Wij waeren beŭreest al wast geelt nŭ gemeen dat de affecti noch aen eenighe dinghen souden cleŭen1het een om dat het

1 Dat de zusters nog aan enkele dingen gehecht zouden blijven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De heer Remmers woont in Villa Stella aan de Kloosterstraat 12, direct ten zuidwesten van het plangebied en heeft in het kader van de totstandkomingprocedure van het plan

Wij hebben het plan, zoals dat nu door Ruimte voor Ruimte is ingediend, beoordeeld en vastgesteld dat het op hoofdlijnen voldoet aan de randvoorwaarden, die het college in

• op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;. • de werkwijze van de commissie welstand

In de eerste helft van 2017 heeft voor de uitvoering hiervan, overleg plaatsgevonden met de huurdersorganisaties over het toewijzingsproces.. Inmiddels is er een positief advies van

Aan gemeenten wordt gevraagd zich in te spannen om de peuters die nu niet naar een voorschoolse voorziening gaan en waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag,

Sinds 2010 is de gemeente als bemiddelende partij betrokken bij bewoners overleggen tussen Eneco en bewoners van Boschkens-Oost.. Onderwerpen van gesprek zijn onder

De provincie geeft als toezichthouder in haar brief aan, dat de gemeente Goirle heeft voldaan aan haar taakstelling en complimenteert de gemeente Goirle met het behaalde

Eind 2012 zijn de gemeentelijke kavels voor het project Heisteeg in verkoop gegaan.. Vijftien van de in totaal zestien kavels zijn tot en met eind 2016 verkocht