• No results found

Regeling risicoverevening 2020 (Staatscourant)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Regeling risicoverevening 2020 (Staatscourant)"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nr. 55238

30 oktober 2019

Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 4 oktober 2019,

kenmerk 1562477-193693-Z, houdende bepalingen omtrent de in de

Zorgverzekeringswet bedoelde vereveningsbijdrage voor het jaar 2020

(Regeling risicoverevening 2020)

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 32, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet en de artikelen 1, onderdelen i, j, aa en ii, 3.1, derde lid, 3.2, 3.4, derde lid, 3.6, derde lid, 3.8, tweede lid, 3.10, tweede lid, 3.11, derde, vijfde en zesde lid, 3.12a, 3.13, 3.14, 3.15, eerste en derde lid, 3.19, tweede lid, en 3.22, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

dure intramurale geneesmiddelen: intramurale geneesmiddelen die de zorg, bedoeld in artikel 2.4,

eerste lid, van het Besluit zorgverzekering krachtens het tweede lid van dat artikel, of artikel 2.4a, eerste lid, van dat besluit niet omvat.

Artikel 2

1. Het macro-prestatiebedrag voor het jaar 2020 bedraagt € 48.546,3 miljoen. 2. Het macro-prestatiebedrag is opgebouwd uit de volgende macro-deelbedragen:

a. het macro-deelbedrag variabele zorgkosten ad € 44.219,5 miljoen; b. het macro-deelbedrag vaste zorgkosten ad € 224,8 miljoen;

c. het macro-deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg ad € 4.102,0 miljoen.

Artikel 3

1. De opbrengst van de nominale rekenpremie wordt voor het jaar 2020 geraamd op € 19.264,6 miljoen.

2. De opbrengst van het verplicht eigen risico wordt voor het jaar 2020 geraamd op € 3.189,7 miljoen.

Artikel 4

De beschikbare middelen voor het verstrekken van de bijdragen aan zorgverzekeraars, bedoeld in artikel 32, vierde lid, onderdeel a, van de wet, omvatten voor het jaar 2020, naast de middelen, bedoeld in § 1.5 van hoofdstuk 3 van het Besluit zorgverzekering, een bedrag van € 26.092,0 miljoen.

HOOFDSTUK 2. REGELS TEN BEHOEVE VAN DE TOEKENNING VAN DE VEREVENINGSBIJDRAGE (EX ANTE) AAN EEN ZORGVERZEKERAAR

Artikel 5

1. De klassen en gewichten, bedoeld in de artikelen 3.4 en 3.6 van het Besluit zorgverzekering, zijn vermeld in de bijlagen 1 en 2.

2. Bij de indeling van verzekerden bij de klassen van het vereveningscriterium MHK laat het Zorginstituut de kosten van verpleging en verzorging buiten beschouwing.

3. Bij de indeling van verzekerden bij de klassen van het vereveningscriterium GGZ-MHK laat het

STAATSCOURANT

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

(2)

Zorginstituut de kosten van het tweede en derde jaar intramurale geestelijke gezondheidszorg buiten beschouwing.

Artikel 6

In afwijking van artikel 5 en bijlage 1, tabellen 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 1.11, en bijlage 2, tabellen 2.2 en 2.3, wordt een verzekerde die in het buitenland woont ingedeeld in de klassen ‘Geen FKG’, ‘Geen primaire DKG’, ‘Geen secundaire DKG’, ‘Geen HKG’, ’Geen FDG’, ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ en ‘Geen DKG psychische aandoeningen’, waarbij voor hem het gewicht van die klassen door het Zorginstituut wordt vastgesteld op een percentage van de gewichten van de desbetreffende klassen zoals deze op grond van de genoemde tabellen voor in Nederland wonende verzekerden gelden.

Artikel 7

1. De nominale rekenpremie per jaar bedraagt € 1.373 per zorgverzekering waarvoor premie moet worden betaald.

2. Het Zorginstituut raamt de opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar, bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering, door het geraamde aantal zorgverzeke-ringen waarvoor premie moet worden betaald te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie.

3. Het Zorginstituut raamt het aantal zorgverzekeringen waarvoor premie moet worden betaald, bedoeld in het tweede lid, door het geraamde aantal zorgverzekeringen van verzekerden van achttien jaar en ouder bij een zorgverzekeraar, te verminderen met het geraamde aantal zorgverze-keringen van verzekerden, bedoeld in artikel 24 van de wet.

Artikel 8

1. Het Zorginstituut raamt de opbrengst van het verplicht eigen risico per zorgverzekeraar, bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering, door per verzekerde van achttien jaar en ouder, met uitzondering van verzekerden, bedoeld in artikel 24 van de wet, de geraamde opbrengst van het verplicht eigen risico te bepalen en vervolgens de geraamde opbrengsten per zorgverzeke-raar te sommeren.

2. Het Zorginstituut gaat voor de bepaling van de geraamde opbrengst per verzekerde, bedoeld in het eerste lid, voor verzekerden van achttien jaar of ouder die zowel onder de klasse ‘Geen FKG’, als onder de klassen ‘Geen primaire DKG’, ‘Geen secundaire DKG’, ‘Geen HKG’, ‘Geen MVV’ en ‘Geen FDG’ vallen en niet worden ingedeeld bij MHK-klasse ‘2 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 10 procent’ of hoger, uit van verzekerdenaantallen onderverdeeld in klassen naar leeftijd en geslacht, AVI, regio en MHK en de in bijlage 4 genoemde gewichten. Hierbij wordt de in de bijlage 4 aangegeven klassenindeling van de criteria aangehouden.

3. De geraamde opbrengst per verzekerde, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 359,53 voor verzekerden van achttien jaar of ouder waarop het tweede lid niet van toepassing is.

Artikel 9

1. Het Zorginstituut wijst bij samenloop van klassen van een vereveningscriterium alleen de hoogste klasse van dat criterium toe.

2. In afwijking van het eerste lid wijst het Zorginstituut alle toepasselijke klassen van het verevenings-criterium FKG’s toe met inachtneming van de volgende uitzonderingen:

a. In geval van samenloop bij de klassen ‘Diabetes type I met hypertensie’, ‘Diabetes type I zonder hypertensie’, ‘Diabetes type II met hypertensie’ en ‘Diabetes type II zonder hypertensie’, deelt het Zorginstituut een verzekerde in bij eerstgenoemde klasse die voor de betreffende verze-kerde van toepassing is en niet bij de andere genoemde klassen;

b. Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse ’Psychose en verslaving’, deelt het Zorginsti-tuut deze verzekerde niet in bij de klasse ‘Depressie’;

c. Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse ‘Neuropathische pijn’, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse ‘Chronische pijn exclusief opioïden’;

d. In geval van samenloop bij de klassen ‘COPD/Zware astma o.b.v. add-on’, ‘COPD/Zware astma’ en ‘Astma’, deelt het Zorginstituut een verzekerde in bij eerstgenoemde klasse die voor de betreffende verzekerde van toepassing is en niet bij de andere genoemde klassen;

e. Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse ‘Auto-immuunziekten o.b.v. add-on’, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse ‘Reuma’ en niet bij de klasse ‘Psoriasis’ en niet bij de klasse ‘Ziekte van Crohn/Colitis Ulcerosa’;

(3)

f. Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse ‘Aandoeningen van hersenen/ruggenmerg: multiple sclerose’, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse ‘Aandoeningen van hersenen/ruggenmerg: overig’;

g. In geval van samenloop bij de klassen ‘Kanker o.b.v. add-on’, ‘Kanker’ en ‘Hormoongevoelige tumoren’, deelt het Zorginstituut een verzekerde in bij eerstgenoemde klasse die voor de betreffende verzekerde van toepassing is en niet bij de andere genoemde klassen;

h. Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse ‘COPD/Zware astma o.b.v. add-on’, ‘COPD/ Zware astma’, ‘Hartaandoeningen’ of ‘Pulmonale arteriële hypertensie’, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse ‘Chronische antistolling’.

3. Het Zorginstituut deelt bij het vereveningscriterium FKG’s een verzekerde niet in op basis van het gebruik van geneesmiddelen die in een van de twee aan het vereveningsjaar voorafgaande kalenderjaren zijn opgehouden dure intramurale geneesmiddelen te zijn.

4. Voor de indeling van een verzekerde bij het vereveningscriterium AVI geldt dat:

a. het Zorginstituut een verzekerde van 18 tot en met 64 jaar die in meerdere klassen van het vereveningscriterium AVI is in te delen, in afwijking van het eerste lid, indeelt op basis van de volgorde in de volgende trechtering:

1. duurzaam en volledig arbeidsongeschikten (IVA); 2. arbeidsongeschikten;

3. bijstandsgerechtigden;

4. studenten van 18 tot en met 34 jaar;

5. werklozen en loontrekkers, behalve als zij hoogopgeleid en 18 tot en met 44 jaar zijn; 6. zelfstandigen;

7. hoogopgeleiden van 18 tot en met 44 jaar;

8. alle verzekerden die niet zijn ingedeeld onder 1 tot en met 7. Zij vormen samen met de verzekerden onder 5 de referentiegroep.

b. het Zorginstituut een verzekerde van 0 tot en met 17 jaar indeelt op basis van de AVI-indeling van de volwassenen op hetzelfde adres. Indien er meerdere volwassenen op hetzelfde adres wonen, deelt het Zorginstituut de verzekerde, bedoeld in de eerste volzin van dit onderdeel, in de relevante AVI-klasse in die het eerst voorkomt in de trechtering onder a.

c. het Zorginstituut een verzekerde van 65 tot en met 69 jaar indeelt op basis van de laatst bekende AVI-indeling.

5. In afwijking van het eerste lid wijst het Zorginstituut alle toepasselijke klassen van het verevenings-criterium FKG’s psychische aandoeningen toe met inachtneming van de volgende uitzondering: In geval van samenloop bij de klassen ‘Psychose depot’, ‘Chronische stemmingsstoornissen

complex’, ‘Psychose’, ‘Bipolaire stoornissen complex’, ‘Bipolaire stoornissen regulier’ en ‘Chroni-sche stemmingsstoornissen’, deelt het Zorginstituut een verzekerde in bij eerstgenoemde klasse die voor de betreffende verzekerde van toepassing is en niet bij de andere genoemde klassen.

6. Het Zorginstituut deelt verzekerden in een Wlz-instelling bij het vereveningscriterium SES in in de klasse ‘1 (zeer laag)’ en bij het vereveningscriterium MVV in de klasse ‘Geen MVV’.

7. Het Zorginstituut deelt verzekerden in de DKG’s psychische aandoeningen 15 tot en met 18 bij het vereveningscriterium SES in de klasse ‘1 (zeer laag)’ in.

8. Het Zorginstituut deelt bij het vereveningscriterium GGZ-MHK verzekerden met kosten op de percentielgrens ’98,5 procent met kosten >10 euro’ naar rato in bij de betreffende klassen.

9. Het Zorginstituut deelt bij het vereveningscriterium MVV verzekerden met kosten op de percentiel-grens naar rato in bij de betreffende klassen.

10. Indien een percentielgrens als bedoeld in het negende lid, gelijk is aan nul euro, deelt het Zorginstituut, in afwijking van het negende lid, verzekerden met kosten op die percentielgrens in bij de klasse ‘Geen MVV’.

11. Het Zorginstituut stelt als bijlage bij de beleidsregels, bedoeld in artikel 32, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet, referentiebestanden vast voor de vereveningscriteria FKG’s, primaire DKG’s, secundaire DKG’s, HKG’s, AVI, SES, PPA, regio, FDG, FKG’s psychische aandoeningen, DKG’s psychische aandoeningen en GGZ-regio ter onderbouwing van de indeling van verzekerden in de klassen van het betreffende vereveningscriterium.

(4)

HOOFDSTUK 3. REGELS TEN BEHOEVE VAN DE VASTSTELLING VAN DE

VEREVENINGSBIJDRAGE (EX POST) TEN BEHOEVE VAN EEN ZORGVERZEKERAAR

Artikel 10

1. Een verzekerde die slechts gedurende een deel van het vereveningsjaar bij een zorgverzekeraar verzekerd was, telt voor het vaststellen van de vereveningsbijdrage voor die zorgverzekeraar mee in een mate die bepaald wordt door het aantal dagen dat hij in dat jaar bij die zorgverzekeraar verzekerd was te delen door het aantal dagen in dat jaar.

2. Indien een verzekerde gedurende een aantal dagen van het vereveningsjaar bij meer dan één zorgverzekeraar verzekerd was, telt hij voor het vaststellen van de vereveningsbijdrage over die periode mee in een mate die bepaald wordt door het getal 1 te delen door het aantal zorgverzeke-raars waarbij hij in die periode verzekerd was.

Artikel 11

1. Nadat het Zorginstituut de gerealiseerde kosten op de in de artikelen 12 tot en met 15 beschreven wijze heeft toegedeeld, herberekent het Zorginstituut voor de clusters ‘variabele zorgkosten’ en ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ de relevante deelbedragen.

2. Het Zorginstituut gaat bij de herberekening, bedoeld in het eerste lid, uit van de gerealiseerde kosten voor elk van de in het eerste lid genoemde clusters van prestaties en van gerealiseerde aantallen verzekerden per klasse van ieder vereveningscriterium. Voor de herberekening van de vereveningsbijdrage voor het cluster ‘variabele zorgkosten’ past het Zorginstituut de gewichten in de tabellen van bijlage 1 toe. Voor de herberekening van de vereveningsbijdrage voor het cluster ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ past het Zorginstituut de gewichten in de tabellen van bijlage 3 toe.

3. De gerealiseerde aantallen verzekerden per klasse van ieder vereveningscriterium worden voor de hiernavolgende criteria aan de hand van realisatiecijfers over de volgende jaren berekend:

a. leeftijd en geslacht: 2020; b. FKG’s: 2019; c. primaire DKG’s: 2018 en 2019; d. secundaire DKG’s: 2018 en 2019; e. HKG’s: 2019; f. AVI: 2020; g. regio: 2020; h. SES: 2019 en 2020; i. MHK: 2017, 2018 en 2019; j. GGZ-regio: 2020; k. FKG’s psychische aandoeningen: 2019; l. DKG’s psychische aandoeningen: 2017, 2018 en 2019; m. PPA: 2019 en 2020; n. GGZ-MHK: 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019; o. FDG: 2019; p. MVV: 2017, 2018 en 2019.

4. In afwijking van het tweede lid herberekent het Zorginstituut het gewicht van de klasse ‘Geen FKG’ zodanig dat het voor de klassen ‘Auto-immuunziekten o.b.v. add-on’, ‘Kanker o.b.v. add-on’, ‘Groeistoornissen o.b.v. add-on’, ‘Immunoglobuline o.b.v. add-on’, ‘COPD/Zware astma o.b.v. add-on’, ‘Extreem hoge kosten cluster 1’, ‘Extreem hoge kosten cluster 2’ en ‘Extreem hoge kosten cluster 3’ gesommeerde verschil tussen de vermenigvuldiging van het gerealiseerde aantal verzekerden met het gewicht in tabel 1.2 en de vermenigvuldiging van het bij toekenning van de vereveningsbijdrage verwachte aantal verzekerden met het gewicht in tabel 1.2, teniet wordt gedaan. Het Zorginstituut rondt het herberekende gewicht af op twee decimalen.

5. In afwijking van het tweede lid herberekent het Zorginstituut het gewicht voor elke klasse van de vereveningscriteria primaire DKG’s en secundaire DKG’s zodanig dat per klasse het resultaat van de vermenigvuldiging van het herberekende gewicht met het gerealiseerde aantal verzekerden gelijk is aan het resultaat van de vermenigvuldiging van het gewicht in tabel 1.3 respectievelijk tabel 1.4 met het bij toekenning van de vereveningsbijdragen verwachte aantal verzekerden. Het Zorginstituut rondt de herberekende gewichten af op twee decimalen.

6. In afwijking van het tweede lid herberekent het Zorginstituut het gewicht voor de klasse ‘Geen MHK’ zodanig dat het voor de klassen ‘3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 4 procent’,

(5)

‘3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 1,5 procent’ en ‘3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 0,5 procent’ gesommeerde verschil tussen de vermenigvuldiging van het gerealiseerde aantal verzekerden met het gewicht in tabel 1.10 en de vermenigvuldiging van het bij toekenning van de vereveningsbijdrage verwachte aantal verzekerden met het gewicht in tabel 1.10, teniet wordt gedaan. Het Zorginstituut rondt het herberekende gewicht af op twee decimalen.

7. In afwijking van het tweede lid, herberekent het Zorginstituut het gewicht van de klasse ‘Geen DKG psychische aandoeningen’ zodanig dat voor het criterium DKG’s psychische aandoeningen de gesommeerde resultaten van de vermenigvuldiging van de gewichten met het gerealiseerde aantal verzekerden, nul bedragen. Het Zorginstituut rondt het herberekende gewicht af op twee decimalen.

8. Het Zorginstituut gebruikt bij de herberekening, bedoeld in het eerste lid, de referentiebestanden, bedoeld in artikel 9, elfde lid.

Artikel 12

1. Het Zorginstituut merkt kosten als bedoeld in artikel 3.13 van het Besluit zorgverzekering, voor prestaties van grensoverschrijdende zorg die zodanig zijn gespecificeerd, dat:

a. uit de specificatie blijkt dat zij ofwel gelden als kosten van geneeskundige zorg zoals medisch specialisten die plegen te bieden als bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit Zorgverzekering – met uitzondering van de kosten, bedoeld in subonderdeel b – ofwel als kosten van verblijf als bedoeld in artikel 2.12 van het Besluit zorgverzekering – met uitzondering van de kosten, bedoeld in subonderdeel b – ofwel als kosten van geneeskundige zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden als bedoeld in artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering en, voor zover die zorg daarmee gepaard gaat, kosten van verblijf, aan als kosten van het cluster ‘variabele zorgkosten’;

b. uit de specificatie blijkt dat zij gelden als kosten van geneeskundige zorg zoals klinisch psychologen en psychiaters die plegen te bieden die gericht is op het herstel van een psychi-sche aandoening alsmede het daarmee gepaard gaande verblijf gedurende een onafgebroken periode van niet meer dan 1095 dagen, aan als kosten van het cluster ‘kosten van geneeskun-dige geestelijke gezondheidszorg’;

c. uit de specificatie niet blijkt dat zij gelden als kosten als bedoeld onder a of b aan als kosten van het cluster ‘variabele zorgkosten’.

2. Het Zorginstituut merkt kosten voor prestaties van grensoverschrijdende zorg die gemaakt zijn met toepassing van internationale regelingen inzake sociale zekerheid, aan als kosten van het cluster ‘variabele zorgkosten’.

Artikel 13

1. Met uitzondering van betalingen uit hoofde van een verplicht of vrijwillig eigen risico, deelt het Zorginstituut zorgkosten die voor rekening komen van de verzekerden niet toe aan een cluster van prestaties.

2. Het Zorginstituut deelt renteheffingskosten niet toe aan een cluster van prestaties.

Artikel 14

1. Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties, geleverd door instellingen die meedoen aan experimenten in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg, voor een door hem per instelling vast te stellen percentage aan als kosten van het cluster ‘variabele zorgkosten’.

2. Het Zorginstituut merkt de kosten van de Stichting Kinderoncologie Nederland en van de Nederlandse Transplantatiestichting voor 75 procent aan als kosten van het cluster ‘variabele zorgkosten’.

Artikel 15

1. Het Zorginstituut merkt de kosten van prestaties, geleverd door instellingen die meedoen aan experimenten in de zin van de Wet marktordening gezondheidszorg, per instelling voor medisch-specialistisch zorg voor 100 procent minus het door hem op basis van artikel 14, eerste lid, vastgestelde percentage, aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

(6)

Nederlandse Transplantatiestichting voor 25 procent aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

3. Het Zorginstituut merkt de kosten van geneesmiddelen die in het vereveningsjaar of de twee daaraan voorafgaande kalenderjaren zijn opgehouden dure intramurale geneesmiddelen te zijn aan als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

4. Het Zorginstituut calculeert 100 procent na op het verschil tussen de kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’, vastgesteld ingevolge het eerste tot en met derde lid enerzijds, en het herberekende deelbedrag ‘vaste zorgkosten’ na toepassing van artikel 3.15, tweede lid van het Besluit zorgverze-kering.

Artikel 16

1. Het Zorginstituut past als volgt hogekostencompensatie toe op het herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, bedoeld in artikel 3.12, derde lid, van het Besluit zorgverzekering:

a. de drempelwaarde wordt bepaald, zodanig dat 0,5% van de verzekerden met kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg kosten gelijk aan of boven deze drempelwaarde heeft;

b. 75% van de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg van de verzekerde, voor zover deze kosten de drempelwaarde overschrijden, wordt berekend;

c. vervolgens worden de uitkomsten uit onderdeel b per zorgverzekeraar gesommeerd;

d. daarna wordt het percentage berekend dat voortvloeit uit de verhouding tussen de som van de uitkomsten van onderdeel c van alle zorgverzekeraars samen en de herberekende deelbedra-gen kosten deelbedra-geneeskundige geestelijke gezondheidszorg van alle zorgverzekeraars samen, en dit percentage wordt toegepast op het corresponderende herberekende deelbedrag van een zorgverzekeraar.

e. ten slotte wordt het herberekende deelbedrag per zorgverzekeraar nogmaals herberekend door hierbij het resultaat van onderdeel c op te tellen en vervolgens te verminderen met het

resultaat van onderdeel d.

2. Het Zorginstituut kan bij een voorlopige vaststelling als bedoeld in artikel 3.20, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering, de toepassing van hogekostencompensatie achterwege laten. Het Zorginstituut past dan in afwijking van artikel 11, tweede lid, voor de herberekening van de vereveningsbijdrage voor het cluster ‘kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg’ de gewichten in de tabellen van bijlage 2 toe.

Artikel 17

1. De opbrengst van de nominale rekenpremie, bedoeld in artikel 3.19, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering, wordt berekend overeenkomstig artikel 7, met dien verstande, dat wordt uitgegaan van het gerealiseerde aantal zorgverzekeringen waarvoor premie moest worden betaald.

2. De opbrengst van het verplicht eigen risico, bedoeld in artikel 3.19, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering, wordt berekend overeenkomstig artikel 8, met dien verstande, dat wordt

uitgegaan van het gerealiseerde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder verminderd met het gerealiseerde aantal verzekerden, bedoeld in artikel 24, van de wet.

Artikel 18

De artikelen 5, tweede en derde lid, 6 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing bij de vaststelling van de vereveningsbijdrage ten behoeve van een zorgverzekeraar met dien verstande dat bij toepassing van hogekostencompensatie een verzekerde die in het buitenland woont, in afwijking van bijlage 3, tabellen 3.2 en 3.3, wordt ingedeeld in ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ en ‘Geen DKG psychi-sche aandoeningen’.

HOOFDSTUK 4. AANVULLINGEN OP DE VEREVENINGSBIJDRAGE AAN EEN ZORGVERZEKERAAR

Artikel 19

Het in artikel 3.22, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering bedoelde bedrag per verzekerde bedraagt € 41.

(7)

HOOFDSTUK 5. BETALING VAN DE VEREVENINGSBIJDRAGE AAN ZORGVERZEKERAAR DOOR HET ZORGINSTITUUT

Artikel 20

De betaling van de bijdrage geschiedt overeenkomstig door het Zorginstituut te stellen beleidsregels, waarin een betaalschema is opgenomen dat rekening houdt met declaratiepatronen van zorgaanbie-ders.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 30 september 2019.

Artikel 22

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling risicoverevening 2020.

Deze regeling zal (met toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

(8)

BIJLAGE 1. NORMBEDRAGEN VEREVENINGSMODEL VARIABELE ZORGKOSTEN

(BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5, EERSTE LID, EN ARTIKEL 11, TWEEDE LID VAN DE REGELING RISICOVEREVENING 2020)

De bijlage betreft kosten van zorg behorende tot het cluster ‘variabele zorgkosten’. De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de ex ante berekening van het normatieve bedrag ten

behoeve van een zorgverzekeraar (artikel 5, eerste lid) en vormen de basis voor de ex post berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (artikel 11, tweede lid).

Tabel 1.1. Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

Mannen 0 jaar, geboren in het vereveningsjaar 9735.62

0 jaar, geboren in het voorafgaande jaar 2872.85

1–4 jaar 2193.99 5–9 jaar 2010.78 10–14 jaar 2021.98 15–17 jaar 2111.78 18–24 jaar 1879.16 25–29 jaar 1891.18 30–34 jaar 1887.18 35–39 jaar 1955.11 40–44 jaar 2018.54 45–49 jaar 2141.85 50–54 jaar 2308.47 55–59 jaar 2577.09 60–64 jaar 2827.12 65–69 jaar 3158.19 70–74 jaar 3655.62 75–79 jaar 4069.32 80–84 jaar 4626.41 85–89 jaar 5195.83 90+ jaar 6183.60

Vrouwen en onbepaald geslacht 0 jaar, geboren in het vereveningsjaar 8530.34 0 jaar, geboren in het voorafgaande jaar 2610.32

1–4 jaar 1927.53 5–9 jaar 1983.71 10–14 jaar 2050.50 15–17 jaar 2213.58 18–24 jaar 2132.29 25–29 jaar 2585.00 30–34 jaar 2728.28 35–39 jaar 2410.03 40–44 jaar 2186.14 45–49 jaar 2255.39 50–54 jaar 2341.32 55–59 jaar 2425.13 60–64 jaar 2583.58 65–69 jaar 2849.18 70–74 jaar 3181.51 75–79 jaar 3520.14 80–84 jaar 4034.95 85–89 jaar 4718.37 90+ jaar 5603.59

Tabel 1.2. Gewichten voor het vereveningscriterium FKG’s (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

Geen FKG –313.04

Schildklieraandoeningen 24.69

Glaucoom 205.45

(9)

Variabele zorgkosten Psychose en verslaving 392.10 Epilepsie 559.19 Chronische antistolling 790.07 Transplantaties 1319.11 Parkinson 2208.41 Hartaandoeningen 1782.07

Chronische pijn exclusief opioïden 895.03

Neuropatische pijn 1548.89

Diabetes type II zonder hypertensie 434.17

Diabetes type II met hypertensie 841.53

Diabetes type I zonder hypertensie 1710.70

Diabetes type I met hypertensie 2059.18

Cystic fibrosis/pancreasenzymen 3411.43

Groeistoornissen o.b.v. add-on 2521.57

Aandoeningen van hersenen/ruggenmerg: overig 2992.60

Aandoeningen van hersenen/ruggenmerg: multiple sclerose 4535.84

HIV/AIDS 4523.07

Psoriasis 521.91

Ziekte van Crohn/Colitis Ulcerosa 629.89

Reuma 733.49

Auto-immuunziekten o.b.v. add-on 5424.27

Nieraandoeningen 7602.15

Acromegalie 12288.86

Immunoglobuline o.b.v. add-on 10782.89

Astma 451.57

COPD/Zware astma 1677.02

COPD/Zware astma o.b.v. add-on 12118.02

Hormoongevoelige tumoren 842.31

Kanker 1553.67

Kanker o.b.v. add-on 11425.79

Pulmonale arteriële hypertensie 20591.73

Extreem hoge kosten cluster 1 123993.38

Extreem hoge kosten cluster 2 262028.94

Extreem hoge kosten cluster 3 385821.47

Tabel 1.3. Gewichten voor het vereveningscriterium primaire DKG’s (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten Geen primaire DKG –227.23 1 627.21 2 1328.67 3 1344.43 4 1661.31 5 2765.72 6 2283.41 7 4936.77 8 6320.33 9 7038.99 10 8021.10 11 12358.08 12 15785.97 13 8162.58 14 64321.45 15 51023.38

Tabel 1.4. Gewichten voor het vereveningscriterium secundaire DKG’s (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

(10)

Variabele zorgkosten 1 932.12 2 2403.52 3 3898.61 4 7535.25 5 14713.47 6 19243.22 7 74449.92

Tabel 1.5. Gewichten voor het vereveningscriterium HKG’s (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

Geen HKG –54.81

CPAP apparatuur 286.01

Therapeutische elastische kousen 448.43

Voorzieningen voor stomapatiënten 1498.91

Vernevelaar met toebehoren 1375.84

Middelen voor urine-opvang 2049.97

Injectiespuiten met toebehoren (excl. diabetes) 2253.80

Zuurstofapparaten met toebehoren 4482.92

Voedingshulpmiddelen (excl. zuigelingen) 7929.07

Slijmuitzuigapparatuur 20691.00

Draagbare infuuspompen 9294.56

Tabel 1.6. Gewichten voor het vereveningscriterium AVI (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

70+ jaar 0.00

Duurzaam en volledig arbeidsongeschikten (IVA) 0–17 jaar 124.18

18–34 jaar 1292.91

35–44 jaar 881.74

45–54 jaar 1131.56

55–64 jaar 713.59

65–69 jaar 643.19

Arbeidsongeschikten excl. IVA 0–17 jaar 155.69

18–34 jaar 286.41 35–44 jaar 491.44 45–54 jaar 501.26 55–64 jaar 427.03 65–69 jaar 387.21 Bijstandsgerechtigden 0–17 jaar 147.63 18–34 jaar 323.47 35–44 jaar 324.24 45–54 jaar 378.57 55–64 jaar 326.17 65–69 jaar 401.08 Studenten 0–17 jaar –37.98 18–34 jaar –166.78 Zelfstandigen 0–17 jaar –73.30 18–34 jaar –77.15 35–44 jaar –124.00 45–54 jaar –179.61 55–64 jaar –213.12 65–69 jaar –74.93 Hoogopgeleiden 0–17 jaar –96.15 18–34 jaar –13.92 35–44 jaar –74.36 Referentiegroep 0–17 jaar –8.17 18–34 jaar 18.35 35–44 jaar –21.47

(11)

Variabele zorgkosten

45–54 jaar –59.38

55–64 jaar –82.21

65–69 jaar –113.90

Tabel 1.7. Gewichten voor het vereveningscriterium regio (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten 1 82.29 2 48.02 3 19.81 4 19.55 5 –14.01 6 –16.13 7 –23.23 8 –30.39 9 –38.98 10 –48.13

Tabel 1.8. Gewichten voor het vereveningscriterium SES (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

1 (zeer laag) 0–17 jaar 61.89

18–69 jaar –1.91 70+ jaar –91.37 2 (laag) 0–17 jaar 32.30 18–69 jaar 18.47 70+ jaar –58.57 3 (midden) 0–17 jaar –15.08 18–69 jaar 19.08 70+ jaar 43.99 4 (hoog) 0–17 jaar –47.85 18–69 jaar –30.10 70+ jaar 75.91

Tabel 1.9. Gewichten voor het vereveningscriterium PPA (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

0–17 jaar 0.00

Wlz-instelling, blijvend 18–69 jaar –574.75

70–79 jaar –1898.04

80+ jaar –3232.04

Wlz-instelling, instromend 18–69 jaar 9089.49

70–79 jaar 12930.58 80+ jaar 10597.71 Eenpersoonshuishouden 18–69 jaar –30.88 70–79 jaar 169.97 80+ jaar 44.51 Overig 18–69 jaar 3.61 70–79 jaar –117.14 80+ jaar –156.55

Tabel 1.10. Gewichten voor het vereveningscriterium MHK (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

Geen MHK –616.07

Ten minste 1 van de 3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 30 procent 153.39

2 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 10 procent 2557.80

3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 15 procent 2345.17

3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 10 procent 3707.38

(12)

Variabele zorgkosten 3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 4 procent 8737.85

3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 1,5 procent 18529.80

3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 0,5 procent 45209.32

Tabel 1.11. Gewichten voor het vereveningscriterium FDG (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten Geen FDG –23.57 1 637.18 2 2042.64 3 1524.84 4 8652.76

Tabel 1.12. Gewichten voor het vereveningscriterium MVV (in euro’s per verzekerde)

Variabele zorgkosten

Geen MVV –198.14

Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 3,5 procent 1258.89 Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 3 procent 1908.55 Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 2,5 procent 3331.90 Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 2 procent 5936.76 Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 1,5 procent 8808.05 Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 1 procent 12614.04 Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 0,5 procent 18174.57 Gesommeerde kosten V&V 3 voorafgaande jaren in top 0,25 procent 30979.61

(13)

BIJLAGE 2. NORMBEDRAGEN VEREVENINGSMODEL GENEESKUNDIGE GGZ (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5, EERSTE LID, VAN DE REGELING RISICOVEREVENING 2020)

De bijlage betreft de kosten van zorg behorende tot het cluster ‘geneeskundige geestelijke gezond-heidszorg’.

De in deze bijlage genoemde vereveningscriteria zijn van toepassing voor verzekerden van achttien jaar en ouder; de gewichten zijn bedoeld voor de ex ante berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (artikel 5, eerste lid). De gewichten bevatten geen correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 2.1. Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

Mannen 18–24 jaar 341.10 25–29 jaar 332.55 30–34 jaar 322.20 35–39 jaar 311.59 40–44 jaar 294.04 45–49 jaar 268.80 50–54 jaar 265.83 55–59 jaar 250.85 60–64 jaar 250.85 65–69 jaar 244.02 70–74 jaar 253.62 75–79 jaar 253.62 80–84 jaar 244.05 85–89 jaar 244.05 90+ jaar 244.05

Vrouwen en onbepaald geslacht 18–24 jaar 424.09

25–29 jaar 385.28 30–34 jaar 345.11 35–39 jaar 331.84 40–44 jaar 311.82 45–49 jaar 282.96 50–54 jaar 273.27 55–59 jaar 250.85 60–64 jaar 250.85 65–69 jaar 244.02 70–74 jaar 253.62 75–79 jaar 253.62 80–84 jaar 244.05 85–89 jaar 244.05 90+ jaar 244.05

Tabel 2.2. Gewichten voor het vereveningscriterium FKG’s psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

Geen FKG psychische aandoeningen –29.37

ADHD 159.06

Verslaving 220.31

Angststoornissen 907.33

Chronische stemmingsstoornissen 265.36

Bipolaire stoornissen regulier 746.21

Bipolaire stoornissen complex 1669.06

Psychose 1542.84

Chronische stemmingsstoornissen complex 1863.56

(14)

Tabel 2.3. Gewichten voor het vereveningscriterium DKG’s psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

Geen DKG psychische aandoeningen –122.56

1 (gebruik basis GGZ in het voorgaande jaar) 274.84

2 439.03 3 983.25 4 1813.36 5 3902.85 6 4783.84 7 5074.19 8 7556.60 9 11119.87 10 11828.82 11 17778.64 12 20955.19 13 35455.80 14 30191.88 15 37606.51 16 37691.84 17 74348.69 18 30676.09

Tabel 2.4. Gewichten voor het vereveningscriterium AVI (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

70+ jaar 0.00

Duurzaam en volledig arbeidsongeschikten (IVA) 18–34 jaar 446.39

35–44 jaar 10.51

45–54 jaar –21.81

55–64 jaar –6.83

65–69 jaar 0.00

Arbeidsongeschikten excl. IVA 18–34 jaar 406.58

35–44 jaar 404.39 45–54 jaar 140.10 55–64 jaar 52.97 65–69 jaar 0.00 Bijstandsgerechtigden 18–34 jaar 362.36 35–44 jaar 157.93 45–54 jaar 67.44 55–64 jaar 17.97 65–69 jaar 0.00 Studenten 18–34 jaar –58.73 Zelfstandigen 18–34 jaar –65.17 35–44 jaar –50.02 45–54 jaar –21.81 55–64 jaar –6.83 65–69 jaar 0.00 Hoogopgeleiden 18–34 jaar –64.41 35–44 jaar –42.21 Referentiegroep 18–34 jaar –7.08 35–44 jaar –19.48 45–54 jaar –12.36 55–64 jaar –6.83 65–69 jaar 0.00

Tabel 2.5. Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-regio (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

1 79.59

2 16.37

(15)

Kosten van geneeskundige GGZ 4 –12.26 5 –10.92 6 –12.45 7 –12.45 8 –12.45 9 –12.45 10 –12.45

Tabel 2.6. Gewichten voor het vereveningscriterium SES (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

1 (zeer laag) 18–69 jaar 9.79

70+ jaar 14.09 2 (laag) 18–69 jaar –9.98 70+ jaar 2.33 3 (midden) 18–69 jaar –9.98 70+ jaar –7.84 4 (hoog) 18–69 jaar 9.88 70+ jaar –6.19

Tabel 2.7. Gewichten voor het vereveningscriterium PPA (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

Wlz-instelling, blijvend 18–69 jaar –31.62

70–79 jaar –45.52

80+ jaar –35.95

Wlz-instelling, instromend 18–69 jaar 714.00

70–79 jaar 376.50 80+ jaar 111.55 Eenpersoonshuishouden 18–69 jaar 72.36 70–79 jaar 21.53 80+ jaar –1.55 Overig 18–69 jaar –11.85 70–79 jaar –9.31 80+ jaar 0.66

Tabel 2.8. Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-MHK (in euro’s per verzekerde)

Kosten van geneeskundige GGZ

Geen GGZ-MHK –57.81

Ten minste 1 van de 3 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 98,5 procent met kosten GGZ >10 euro 194.57 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 10 promille* 1285.20 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 5 promille* 2821.00 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 2,5 promille* 4743.20 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 1 promille* 9966.15

5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 5 promille 12995.10

5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 2,5 promille 23764.20

(16)

BIJLAGE 3. NORMBEDRAGEN VEREVENINGSMODEL GENEESKUNDIGE GGZ BIJ

TOEPASSING VAN HOGEKOSTENCOMPENSATIE (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 11, TWEEDE LID, VAN DE REGELING RISICOVEREVENING 2020)

De bijlage betreft de kosten van zorg behorende tot het cluster ‘geneeskundige geestelijke gezond-heidszorg’.

De in deze bijlage genoemde vereveningscriteria zijn van toepassing voor verzekerden van achttien jaar en ouder; de gewichten vormen de basis voor de ex post berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar (artikel 11, tweede lid). De gewichten bevatten een correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 3.1. Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

Mannen 18–24 jaar 340.50 25–29 jaar 332.54 30–34 jaar 319.44 35–39 jaar 312.07 40–44 jaar 294.23 45–49 jaar 271.03 50–54 jaar 266.25 55–59 jaar 249.80 60–64 jaar 249.80 65–69 jaar 243.16 70–74 jaar 252.07 75–79 jaar 252.07 80–84 jaar 243.76 85–89 jaar 243.76 90+ jaar 243.76

Vrouwen en onbepaald geslacht 18–24 jaar 422.17

25–29 jaar 387.21 30–34 jaar 348.43 35–39 jaar 333.49 40–44 jaar 313.22 45–49 jaar 286.06 50–54 jaar 275.31 55–59 jaar 249.80 60–64 jaar 249.80 65–69 jaar 243.16 70–74 jaar 252.07 75–79 jaar 252.07 80–84 jaar 243.76 85–89 jaar 243.76 90+ jaar 243.76

* Gewichten inclusief correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 3.2. Gewichten voor het vereveningscriterium FKG’s psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

Geen FKG psychische aandoeningen –29.58

ADHD 163.47

Verslaving 303.52

Angststoornissen 890.33

Chronische stemmingsstoornissen 274.05

Bipolaire stoornissen regulier 780.31

Bipolaire stoornissen complex 1701.38

Psychose 1538.27

Chronische stemmingsstoornissen complex 1926.91

Psychose depot 3714.17

(17)

Tabel 3.3. Gewichten voor het vereveningscriterium DKG’s psychische aandoeningen (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

Geen DKG psychische aandoeningen –122.12

1 (gebruik basis GGZ in het voorgaande jaar) 284.59

2 476.33 3 1012.57 4 1851.77 5 3972.33 6 4938.10 7 5203.31 8 7521.85 9 10876.88 10 11643.87 11 16790.39 12 19936.97 13 30497.27 14 28055.01 15 35354.68 16 36620.29 17 59772.98 18 30550.44

* Gewichten inclusief correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 3.4. Gewichten voor het vereveningscriterium AVI (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

70+ jaar 0.00

Duurzaam en volledig arbeidsongeschikten (IVA) 18–34 jaar 289.61

35–44 jaar 23.42

45–54 jaar –23.09

55–64 jaar –6.64

65–69 jaar 0.00

Arbeidsongeschikten excl. IVA 18–34 jaar 353.03

35–44 jaar 386.82 45–54 jaar 143.26 55–64 jaar 51.67 65–69 jaar 0.00 Bijstandsgerechtigden 18–34 jaar 353.10 35–44 jaar 157.48 45–54 jaar 69.31 55–64 jaar 17.05 65–69 jaar 0.00 Studenten 18–34 jaar –54.90 Zelfstandigen 18–34 jaar –62.99 35–44 jaar –51.06 45–54 jaar –23.09 55–64 jaar –6.64 65–69 jaar 0.00 Hoogopgeleiden 18–34 jaar –62.02 35–44 jaar –40.13 Referentiegroep 18–34 jaar –4.74 35–44 jaar –18.66 45–54 jaar –12.54 55–64 jaar –6.64 65–69 jaar 0.00

(18)

Tabel 3.5. Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-regio (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

1 73.01 2 15.25 3 –8.31 4 –10.33 5 –9.57 6 –12.05 7 –12.05 8 –12.05 9 –12.05 10 –12.05

* Gewichten inclusief correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 3.6. Gewichten voor het vereveningscriterium SES (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

1 (zeer laag) 18–69 jaar 12.70

70+ jaar 15.07 2 (laag) 18–69 jaar –9.39 70+ jaar 1.99 3 (midden) 18–69 jaar –9.70 70+ jaar –8.02 4 (hoog) 18–69 jaar 7.20 70+ jaar –6.64

* Gewichten inclusief correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 3.7. Gewichten voor het vereveningscriterium PPA (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

Wlz-instelling, blijvend 18–69 jaar –34.67

70–79 jaar –45.94

80+ jaar –37.63

Wlz-instelling, instromend 18–69 jaar 871.49

70–79 jaar 430.58 80+ jaar 122.06 Eenpersoonshuishouden 18–69 jaar 74.47 70–79 jaar 19.35 80+ jaar –2.35 Overig 18–69 jaar –12.27 70–79 jaar –8.97 80+ jaar 0.94

* Gewichten inclusief correctie voor hogekostencompensatie.

Tabel 3.8. Gewichten voor het vereveningscriterium GGZ-MHK (in euro’s per verzekerde)*

Kosten van geneeskundige GGZ

Geen GGZ-MHK –57.45

Ten minste 1 van de 3 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 98,5 procent met kosten GGZ >10 euro 200.84 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 10 promille** 1294.59 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 5 promille** 2859.60 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 2,5 promille** 4701.83 Ten minste 2 van de 5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 1 promille** 9030.15

5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 5 promille 12714.41

5 voorafgaande jaren kosten GGZ in top 2,5 promille 22391.53

* Gewichten inclusief correctie voor hogekostencompensatie.

(19)

BIJLAGE 4. NORMBEDRAGEN VEREVENINGSMODEL VOOR DE EIGEN BETALINGEN TEN GEVOLGE VAN HET VERPLICHT EIGEN RISICO ALLEEN VOLWASSENEN ZONDER

FKG/PRIMAIRE DKG/SECUNDAIRE DKG/ HKG/FDG/MVV EN NIET INGEDEELD BIJ

MHK-KLASSE ‘2 VOORAFGAANDE JAREN VARIABELE ZORGKOSTEN IN TOP 10 PROCENT’ OF HOGER (BEHORENDE BIJ ARTIKEL 8, TWEEDE LID VAN DE REGELING

RISICOVEREVENING 2020)

De bijlage betreft de eigen betalingen ten gevolge van het verplicht eigen risico.

De in deze bijlage genoemde gewichten zijn bedoeld voor de berekening van de specifiek voor een zorgverzekeraar geraamde opbrengst van het verplicht eigen risico (artikel 8, tweede lid) en vormen de basis voor de herberekening van de opbrengst van het verplicht eigen risico ten behoeve van de vaststelling van de vereveningsbijdrage van een zorgverzekeraar (artikel 17, tweede lid).

Tabel 4.1. Gewichten voor het vereveningscriterium leeftijd en geslacht (in euro’s per verzekerde)

Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico Mannen 18–24 jaar 130.08 25–29 jaar 128.84 30–34 jaar 130.52 35–39 jaar 135.44 40–44 jaar 140.38 45–49 jaar 148.65 50–54 jaar 161.56 55–59 jaar 180.55 60–64 jaar 201.11 65–69 jaar 221.55 70–74 jaar 240.01 75–79 jaar 256.82 80–84 jaar 262.68 85–89 jaar 267.16 90+ jaar 258.61

Vrouwen en onbepaald geslacht 18–24 jaar 179.87

25–29 jaar 178.74 30–34 jaar 173.90 35–39 jaar 171.33 40–44 jaar 177.66 45–49 jaar 185.32 50–54 jaar 194.18 55–59 jaar 200.42 60–64 jaar 211.17 65–69 jaar 228.55 70–74 jaar 243.72 75–79 jaar 259.67 80–84 jaar 261.85 85–89 jaar 254.28 90+ jaar 228.82

Tabel 4.2. Gewichten voor het vereveningscriterium AVI (in euro’s per verzekerde)

Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico

70+ 0.00

Duurzaam en volledig arbeidsongeschikten (IVA) 18–34 jaar 92.19

35–44 jaar 75.75

45–54 jaar 61.39

55–64 jaar 46.88

65–69 jaar 28.91

Arbeidsongeschikten excl. IVA 18–34 jaar 54.43

35–44 jaar 64.09

45–54 jaar 51.39

(20)

Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico 65–69 jaar 18.68 Bijstandsgerechtigden 18–34 jaar 43.51 35–44 jaar 47.00 45–54 jaar 38.63 55–64 jaar 17.98 65–69 jaar –3.66 Studenten 18–34 jaar –8.20 Zelfstandigen 18–34 jaar –5.02 35–44 jaar –7.90 45–54 jaar –10.04 55–64 jaar –12.45 65–69 jaar –9.00 Hoogopgeleiden 18–34 jaar –8.73 35–44 jaar –12.43 Referentiegroep 18–34 jaar 0.46 35–44 jaar –0.25 45–54 jaar –2.78 55–64 jaar –2.15 65–69 jaar –1.59

Tabel 4.3. Gewichten voor het vereveningscriterium regio (in euro’s per verzekerde)

Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico

1 6.03 2 3.99 3 2.10 4 0.72 5 –0.01 6 –1.95 7 –2.10 8 –2.72 9 –3.39 10 –2.89

Tabel 4.4. Gewichten voor het vereveningscriterium MHK (in euro’s per verzekerde)

Eigen betaling ten gevolge van verplicht eigen risico

Geen MHK –31.51

Ten minste 1 van de 3 voorafgaande jaren variabele zorgkosten in top 30 procent

(21)

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Een zorgverzekeraar dient iedere verzekeringsplichtige die een zorgverzekering bij hem wenst af te sluiten, te accepteren. Dat is in de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) geregeld. Die wet bepaalt ook dat de premie die de zorgverzekeraar voor een dergelijke zorgverzekering vraagt niet mag worden afgestemd op het gezondheidsrisico of op andere kenmerken van de verzekerde. Zonder nadere maatregelen is het gevolg van de acceptatieplicht en het verbod van premiedifferentiatie dat zorgver-zekeraars met relatief veel ongezonde verzekerden in de zorgverzekeringsportefeuille in het nadeel zijn ten opzichte van zorgverzekeraars met een relatief gezonde populatie, omdat zij gegeven hun

populatie welhaast gedwongen zijn een hogere premie te vragen dan hun concurrent met een gezondere populatie. Deze ongelijkheid, die ontstaat door verschil in het risicoprofiel van de verzeker-denportefeuille, ondermijnt het gelijke speelveld waarop de concurrentie tussen zorgverzekeraars zich moet afspelen. Om dit te voorkomen is in paragraaf 4.2 van de Zvw bepaald dat zorgverzekeraars jaarlijks van het Zorginstituut Nederland (hierna: het Zorginstituut) een ’vereveningsbijdrage’ ontvangen, die uit het Zorgverzekeringsfonds (hierna: Zvf) gefinancierd wordt.

Deze bijdrage wordt gebaseerd op een inschatting vooraf (ex ante) van de zorgkosten van een zorgverzekeraar aan de hand van een aantal objectieve kenmerken van de verzekerden van die

zorgverzekeraar. Deze systematiek beoogt zorgverzekeraars te compenseren voor kostenverschillen als gevolg van onbeïnvloedbare verschillen in risicoprofielen in hun zorgverzekerdenportefeuilles, zodat zij op dit punt in een gelijke uitgangspositie worden gebracht en daardoor eerlijk met elkaar kunnen concurreren. Weet de zorgverzekeraar welk bedrag hij in het komende jaar aan vereveningsbijdrage zal krijgen, dan zal hij vervolgens de nominale premie kunnen vaststellen die hij over dat jaar voor zijn zorgverzekering vraagt. De vereveningsbijdrage wordt na afloop van het vereveningsjaar (ex post) door het Zorginstituut definitief vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de werkelijke situatie bij de zorgverzekeraar zoals deze zich gedurende het vereveningsjaar heeft voorgedaan (de werkelijke verzekerdenaantallen en verzekerdenkenmerken; deze kunnen namelijk afwijken van datgene waar ex ante mee rekening was gehouden).

Hoofdstuk 3 van het Besluit zorgverzekering (Bzv) bevat de belangrijkste nadere regels over de vereveningsbijdragen: er wordt bepaald welke vereveningscriteria bij de berekening van die bijdragen worden gebruikt, en hoe de bijdragen op hoofdlijnen ex ante en ex post worden berekend. De

gedetailleerde uitwerking van deze regels is voor het vereveningsjaar 2020 vervolgens te vinden in voorliggende ’Regeling risicoverevening 2020’ (hierna: Rrv 2020). De hoofdstukken 1 tot en met 5 van de Rrv 2020 bevatten de regels die gelden voor de toekenning (ex ante) en vaststelling (ex post) van de vereveningsbijdrage over 2020. Zo wordt bepaald welke middelen beschikbaar zijn voor het jaar 2020 en hoe deze middelen over zorgverzekeraars worden verdeeld. De vaststelling van de beschik-bare middelen is gebaseerd op artikel 32, vierde lid, onderdeel a, van de Zvw.

De omvang van de beschikbare middelen is afgeleid uit het macro-prestatiebedrag. In de Rrv 2020 worden zowel het bedrag van de beschikbare middelen 2020, als het macro-prestatiebedrag 2020 vastgesteld. Het macro-prestatiebedrag wordt voor het vereveningsjaar 2020 ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van het Bzv, verdeeld in drie macro-deelbedragen:

• het macro-deelbedrag variabele zorgkosten; • het macro-deelbedrag vaste zorgkosten;

• het macro-deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (hierna: geneeskun-dige GGZ).

De verdeling van de macro-deelbedragen vindt plaats op basis van de criteria, genoemd in het Bzv. In voorliggende regeling wordt nader ingegaan op de invulling van deze criteria in klassen en de bijbehorende gewichten. De bijdrage aan zorgverzekeraars wordt aangevuld met de bedragen berekend op grond van paragraaf 1.5 van hoofdstuk 3 van het Bzv. Dit betreft een bedrag in verband met de uitvoeringskosten voor verzekerden jonger dan 18 jaar. De slotbepalingen in hoofdstuk 6 bevatten regels over de inwerkingtreding en terugwerkende kracht van de voorliggende regeling.

2. Inhoudelijke wijzigingen

2.1 Belangrijkste wijzigingen

De belangrijkste wijzigingen voor het vereveningsjaar 2020 zijn:

• Het vereveningscriterium AVI (aard van het inkomen) wordt uitgebreid met klassen voor 0–17 jarigen en 65–69 jarigen. Als gevolg hiervan verandert ook de klassenindeling bij de verevenings-criteria SES (sociaaleconomische status) en PPA (personen per adres).

(22)

psychi-sche aandoeningen) wordt een klasse toegevoegd voor verzekerden die in het voorafgaande jaar in de basis GGZ zaten.

• De risicoloze periode voor ex-sluismiddelen liep tot 31 december van het kalenderjaar na het kalenderjaar waarin het geneesmiddel uit de sluis het pakket is ingestroomd. Dit wordt uitgebreid. In modeljaar 2020 geldt de risicoloosheid voor de middelen die in 2018, 2019 of 2020 in het pakket instromen.

• Bij het deelbedrag kosten van geneeskundige GGZ wordt hogekostencompensatie toegepast. • Verzekerden in de DKG’s psychische aandoeningen 15 t/m 18 worden bij het vereveningscriterium

SES ingedeeld in de klasse ‘1 (zeer laag)’.

• Vanaf 2020 worden de zogenaamde kwaliteitsgelden ondergebracht bij ZonMw. Deze kosten vallen daarom niet meer onder het macroprestatiebedrag en hoeven door het Zorginstituut niet meer te worden aangemerkt als kosten van het cluster ‘vaste zorgkosten’.

2.2 Proces vormgeving vereveningsmodel en bepaling normatieve gewichten

Bepaling uitgangsmodel

Voor de vaststelling van het ex ante vereveningsmodel brengt de Werkgroep Ontwikkeling Risico-verevening (hierna: WOR) een advies uit. De WOR is een technische werkgroep, met als belangrijkste taken het adviseren over de opzet van een jaarlijks onderzoeksprogramma naar de risicoverevening en het adviseren over de technische verbetermogelijkheden van het (ex ante) risicovereveningsmodel, op basis van onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het onderzoeksprogramma risicovereve-ning. In de WOR nemen deskundigen van zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland, het Zorginstituut, onderzoeksbureaus en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deel.

Bepaling normbedragen

Ten behoeve van de bepaling van de normatieve gewichten wordt een aantal stappen doorlopen. Eerst wordt een onderzoeksbestand samengesteld met historische (basis)gegevens, verschillende kenmerken van verzekerden, en hun zorgkosten onder het basispakket op individuniveau. Het betreft (elk jaar) gegevens over het laatste jaar waarvan (vrijwel) alle declaraties zijn afgerond. Voor het vereveningsjaar 2020 wordt daarom gebruikgemaakt van kostengegevens over 2017 en verzekerden-kenmerken over 2012 tot en met 2017. Vervolgens worden, indien nodig, deze zorgkosten representa-tief gemaakt voor de situatie van het komende vereveningsjaar. Bij het representarepresenta-tief maken van de kosten worden de gevolgen van wijzigingen in bekostiging, aanpassingen in het basispakket van de Zvw en andere beleidsmaatregelen verwerkt. Daarna worden de achtergrondkenmerken van de verzekerdenpopulatie representatief gemaakt en de zorgkosten opgehoogd voor de raming voor het komende vereveningsjaar. Vervolgens worden drie econometrische modellen geschat voor de variabele zorgkosten, de kosten van geneeskundige GGZ, en de eigen betalingen ten gevolge van het verplicht eigen risico. Dit resulteert in de normatieve gewichten per vereveningscriterium.

2.3 Onderzoeksgegevens

Basisgegevens

De ex ante vereveningsmodellen voor somatische zorg, de geneeskundige GGZ en de kosten onder het verplicht eigen risico zijn gebaseerd op kostengegevens over 2017 en verzekerdenkenmerken over 2012 tot en met 2017. De kwaliteit en volledigheid van de onderzoeksbestanden is goed te noemen. De gegevens over ziektekosten en verzekerdenkenmerken geven een goed beeld van de Zvw-populatie in 2017, zowel qua kosten als qua demografische kenmerken.

Bewerkingen onderzoeksgegevens

De ex ante vereveningsmodellen voor 2020 zijn gebaseerd op de schadegegevens (declaraties) over 2017 en verzekerdenkenmerken over 2012 tot en met 2017. De schadegegevens zijn representatief gemaakt voor het te verwachten schadebeeld in 2020 door correcties uit te voeren voor de pakket- en beleidsmaatregelen die in 2018, 2019 en 2020 zijn of worden genomen.

Gegevensbewerking somatische zorg

De ziekenhuiskosten in het onderzoeksbestand zijn afkomstig uit het QZ-informatiesysteem van Vektis. Er is geen conversie van dbc’s uitgevoerd, omdat de veranderingen in de dbc-zorgproductstructuur tussen 2017 en 2020 beperkt zijn. Vanwege lumpsummen en omzetplafonds zijn de kosten representa-tief gemaakt door de gedeclareerde bedragen te vervangen door de mediaanbedragen.

Bij de verzekerdenkenmerken en kosten van overige prestaties is sprake van 100 procent dekking. Deze gegevens zijn gebaseerd op de database BASIC 2017 van Vektis. Vergelijking met gegevens van

(23)

het Zorginstituut laat zien dat BASIC 2017 een goed beeld geeft van de zorgkosten en demografische kenmerken van de Zvw-populatie. Ook de gegevens over het eerstelijnsverblijf zijn in tegenstelling tot vorig jaar nu in BASIC opgenomen. Hiervoor was dus geen aparte aanlevering meer nodig.

Gegevensbewerking geneeskundige GGZ

De kostengegevens met betrekking tot de geneeskundige GGZ zijn gebaseerd op een databestand van het Zorginstituut met gegevens over gedeclareerde dbc’s van 2017. Er is sprake van 100% dekking. De tarieven uit de declaraties zijn vervangen door maximumtarieven van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), zodat kosten zijn geschoond voor (nog niet verwerkte) contractafspraken. De kosten voor het tweede en derde jaar intramurale GGZ zijn nu volledig in BASIC opgenomen zodat er geen rekening meer hoeft te worden gehouden met een ingroeitraject.

2.4 Vormgeving variabele zorgkosten

Het ex ante risicovereveningsmodel voor de variabele zorgkosten kent voor het vereveningsjaar 2020 op basis van artikel 3.4, eerste lid, van het Bzv, de volgende vereveningscriteria: ‘leeftijd en geslacht’, ‘farmaciekostengroepen’ (FKG’s), ‘primaire diagnosekostengroepen’ (primaire DKG’s), ‘secundaire diagnosekostengroepen’ (secundaire DKG’s), ‘hulpmiddelenkostengroepen’ (HKG’s), ‘aard van het inkomen’ (AVI), het ‘regiocriterium somatisch’ (regio), ‘sociaal economische status’ (SES), ‘personen per adres’ (PPA), ‘meerjarig hoge kosten’ (MHK), ‘fysiotherapiediagnosegroepen’ (FDG), en ‘meerjarig hoge kosten verpleging en verzorging’ (MVV).

Op advies van de WOR worden voor het vereveningsjaar 2020 de volgende wijzigingen in de vormgeving van het ex ante risicovereveningsmodel voor de somatische zorg doorgevoerd:

• het vereveningscriterium AVI wordt uitgebreid met klassen voor 0–17 jarigen en 65–69 jarigen. Als gevolg hiervan verandert ook de klassenindeling bij SES en PPA;

• verzekerden ingedeeld in DKG’s psychische aandoeningen 15-18 worden bij het vereveningscrite-rium SES ingedeeld in de klasse ‘1 (zeer laag)’.

Daarnaast wordt de risicoloze periode voor de sluismiddelen die het pakket zijn ingestroomd uitgebreid.

2.5 Vormgeving geneeskundige GGZ

Het ex ante risicovereveningsmodel voor de geneeskundige GGZ kent voor het vereveningsjaar 2020 op basis van artikel 3.6, eerste lid, van het Bzv, de volgende vereveningscriteria: ‘leeftijd en geslacht’, ‘farmaciekostengroepen psychische aandoeningen’ (FKG’s psychische aandoeningen), ‘diagnosekos-tengroepen psychische aandoeningen’ (DKG’s psychische aandoeningen), AVI, het ‘regiocriterium GGZ’ (GGZ-regio), SES, PPA, en ‘meerjarige hoge kosten GGZ’ (GGZ-MHK).

Op advies van de WOR wordt het ex ante vereveningsmodel voor de geneeskundige GGZ voor het vereveningsjaar 2020 gewijzigd door:

• eerdergenoemde aanpassing voor de 65–69 jarigen bij de vereveningscriteria AVI, SES en PPA; • toevoeging van een extra klasse aan het vereveningscriterium DKG’s psychische aandoeningen

voor verzekerden die in het voorafgaande jaar in de basis GGZ zaten;

• verzekerden in DKG’s psychische aandoeningen 15 t/m 18 in te delen in SES-klasse ‘1 (zeer laag)’. Daarnaast wordt bij het deelbedrag kosten van geneeskundige GGZ hogekostencompensatie ingevoerd.

3. Fraudetoets

Jaarlijks wordt een ministeriële regeling opgesteld, waarin de risicovereveningsmodellen voor het komende jaar in detail worden vastgelegd. Met onderhavige regeling gebeurt dat voor het vereve-ningsjaar 2020. Deze regeling en de verschillen met eerdere jaren zijn technisch van aard en leiden daarom niet tot additionele frauderisicos.

4. Administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven

De onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van de burger en het bedrijfsleven. Het Adviescollege toetsing regeldruk kan zich verenigen met dit standpunt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Zorgverzekeraars zijn risicodragend voor vrijwel alle geneesmiddelen binnen de Zvw. Een uitzonde-ring wordt gemaakt voor de ‘dure intramurale geneesmiddelen’, die uitgesloten zijn geweest van het

(24)

pakket vanwege het uitzonderlijk hoge kostenbeslag (ex-sluismiddelen). In het Besluit zorgverzekering (hierna: Bzv) is opgenomen dat bij ministeriële regeling vormen van zorg kunnen worden uitgezon-derd. Per 1 juli 2018 is in artikel 2.4a van het Bzv deze uitzondering voor dure intramurale geneesmid-delen nadrukkelijk geregeld. Daarin is expliciet opgenomen dat een geneesmiddel binnen een maand na registratie voor een nieuwe indicatie bij ministeriële regeling kan worden uitgezonderd van het basispakket (artikel 2.4a, eerste lid, van het Bzv). Op het moment dat er waarborgen zijn voor gepast gebruik en sprake is van een succesvolle prijsonderhandeling, kan de minister besluiten het betref-fende middel in het basispakket, en wel tegen aanvaardbare kosten, op te nemen. Op dit moment vallen deze middelen vanaf het moment van instroom in het pakket tot en met 31 december van het volgende kalenderjaar onder de vaste zorgkosten. Hierna worden deze middelen risicodragend, maar kan er door nog ontbrekende declaratiegegevens niet direct optimaal worden gecompenseerd. Daarom wordt de risicoloosheid voor deze middelen uitgebreid naar de periode van het moment van instroom in het pakket tot en met 31 december van het vierde kalenderjaar hierop volgend. Deze nieuwe termijn geldt voor ex-sluismiddelen die in 2018 of later het pakket instromen. In modeljaar 2020 geldt de risicoloosheid dus voor de middelen die in 2018, 2019 of 2020 in het pakket instromen. Dit is in artikel 15, derde lid, geregeld.

Artikel 2

De hoogte van het macro-prestatiebedrag volgt uit de kostenramingen voor de zorg die valt onder het te verzekeren basispakket voor de zorgverzekering. Dit bedrag is exclusief de voor de desbetreffende zorg te innen eigen bijdragen, maar inclusief de te innen bedragen aan verplicht of vrijwillig eigen risico. De basis voor het macro-prestatiebedrag wordt gevormd door de geraamde Zvw-gefinancierde uitgaven 2020. Deze ramingen zijn opgenomen in de memorie van toelichting bij de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 20201. Bij de onderverdeling van het

macro-prestatiebedrag in deelbedragen is in principe aangesloten bij de sectorindeling in de begroting, zij het met enkele uitzonderingen en bijzonderheden (zie hierna). Het verschil tussen de beschikbare middelen uit het Zvf en het macro-prestatiebedrag hangt samen met het gegeven dat zorgverzekeraars de kosten van prestaties niet uitsluitend uit de hen ingevolge deze regeling toe te kennen middelen dekken, maar tevens uit de opbrengsten van de nominale premie.

Bij de bepaling van de wijze waarop de middelen behoren te worden verdeeld over zorgverzekeraars wordt uitgegaan van het macro-prestatiebedrag. De gewichten die gekoppeld zijn aan de verevenings-criteria, kunnen daardoor uitsluitend aan de hand van het macro-prestatiebedrag worden vastgesteld en zijn dus volledig onafhankelijk van de nominale rekenpremie, die voor 2020 is bepaald op (afge-rond) € 1.373. Bij de vaststelling van dit bedrag is rekening gehouden met het feit dat zorgverzeke-raars naast hun nominale premie, ook nog inkomsten krijgen via hun verzekerden als gevolg van het verplichte eigen risico van maximaal € 385 per verzekerde.

In het eerste lid van dit artikel wordt de hoogte van het macro-prestatiebedrag vastgesteld. De beschikbare middelen, bedoeld in artikel 4, kunnen uit het macro-prestatiebedrag worden afgeleid door daarop de geraamde opbrengsten van de nominale rekenpremie en de geraamde financierings-verschuiving als gevolg van het verplicht eigen risico in mindering te brengen. Het

macro-prestatiebedrag wordt voor het vereveningsjaar 2020 ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van het Bzv, onderverdeeld in drie onderscheiden macro-deelbedragen. De verschillende nominale bijstellingen en groeiruimten uit de begroting zijn toegedeeld aan de verschillende (deel)prestaties, en er hebben op enkele specifieke punten overhevelingen tussen (deel)prestaties plaatsgevonden. Zo telt bijvoorbeeld ziekenvervoer tussen ziekenhuizen als ambulancevervoer mee. Aan de onderscheiden

macro-deelbedragen zijn componenten toegevoegd voor kosten in verband met de financiering van

grensoverschrijdende zorg. Deze kosten hangen zowel samen met Nederlandse ingezetenen die in het buitenland zorg afnemen (bijvoorbeeld bij ziekte tijdens tijdelijk verblijf, of zorg in het buitenland met toestemming van de zorgverzekeraar) als met ingezetenen van andere landen die onder de Zvw vallen, omdat zij bijvoorbeeld in Nederlandse loondienst zijn.

De kosten voor de beschikbaarheidbijdragen vallen buiten het MPB. De geraamde kosten hiervoor tellen daarom niet mee in de deelbedragen.

Artikel 3

De bedragen die geraamd worden als opbrengst van de nominale rekenpremie en van het verplicht eigen risico worden in dit artikel genoemd. De opbrengst per zorgverzekeraar wordt in mindering gebracht op het normatieve bedrag, bedoeld in artikel 3.9 en – in de vaststellingsfase – artikel 3.18 van het Bzv. De berekening van deze opbrengsten per zorgverzekeraar ten behoeve van de toekenning van de vereveningsbijdrage is opgenomen in de artikelen 7 en 8 (artikel 3.10 van het Bzv). Voor de

vaststelling van de vereveningsbijdrage gebeurt dit in artikel 17 (artikel 3.19 van het Bzv).

1

(25)

Artikel 4

In dit artikel wordt geregeld welke middelen voor bijdragen aan zorgverzekeraars ter dekking van de kosten van prestaties in het kader van de Zvw in het jaar 2020 ten laste van het Zvf beschikbaar zijn. Het Zorginstituut verdeelt deze middelen over zorgverzekeraars op basis van de in het Bzv uiteenge-zette systematiek, met inachtneming van voorliggende regeling. De grondslag hiervoor is opgenomen in artikel 32, vierde lid, onderdeel a, van de Zvw. Het genoemde bedrag van € 26.092,0 miljoen is gebaseerd op de in de memorie van toelichting bij de begroting van het Ministerie van Volksgezond-heid, Welzijn en Sport 2020 opgenomen gegevens. Het macro-prestatiebedrag (€ 48.546,3 miljoen) verminderd met de opbrengst van de nominale rekenpremie (€ 19.264,6 miljoen) en de opbrengst van het verplicht eigen risico (€ 3.189,7 miljoen) levert een bedrag op van € 26.092,0 miljoen.

Artikel 5

In het eerste lid wordt geregeld dat de gewichten van de klassen van vereveningscriteria die het Zorginstituut bij de toekenning van de ex ante vereveningsbijdrage hanteert bij de berekening van het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar als bijlagen 1 en 2 bij deze regeling zijn opgenomen. Deze gewichten zijn gebaseerd op statistische analyse van het verband tussen de kosten per verzekerde en relevante verzekerdenkenmerken. Uit de bijlagen 1 en 2 blijkt voorts welke klassen van verzekerden worden gehanteerd bij de toepassing van de onderscheiden vereveningscriteria. Ook blijkt uit deze bijlagen welke vereveningscriteria gelden voor de onderscheiden deelbedragen.

Het Zorginstituut bepaalt het normatieve bedrag per zorgverzekeraar voor de variabele zorgkosten aan de hand van een raming van de verzekerdenaantallen onderverdeeld in klassen van verzekerden en de normbedragen naar leeftijd en geslacht, en aan de hand van de optelling van de toe- en afslagen op grond van FKG’s, primaire DKG’s, secundaire DKG’s, HKG’s, AVI, regio, SES, PPA, MHK, FDG en MVV. Het Zorginstituut bepaalt het normatieve bedrag per zorgverzekeraar voor de kosten van geneeskun-dige GGZ aan de hand van een raming van de verzekerdenaantallen onderverdeeld in klassen van verzekerden en de normbedragen naar leeftijd en geslacht, en aan de hand van de optelling van de toe- en afslagen op grond van de FKG’s psychische aandoeningen, DKG’s psychische aandoeningen, AVI, GGZ-regio, SES, PPA en GGZ-MHK. Er is gekozen voor een specifiek regio-criterium voor de geneeskundige GGZ, genoemd GGZ-regio. In dit criterium wordt rekening gehouden met verschillen in aanbod in de geneeskundige GGZ en met sociaaleconomische omstandigheden.

De ex ante normgewichten worden voor alle deelbedragen dusdanig vastgesteld dat alle beschikbare middelen per macro-deelbedrag via de kenmerken leeftijd en geslacht worden verdeeld. Vervolgens vindt er verevening plaats tussen de verzekerden uit de verschillende risicoklassen van de overige in het vereveningsmodel opgenomen vereveningscriteria. De verdeling van vaste zorgkosten wordt ingevolge artikel 3.5, van het Bzv, gebaseerd op de geraamde aantallen verzekerden per zorgverzeke-raar in het jaar 2020. Hier is derhalve, anders dan bij de verdeling van de kosten uit de overige clusters, geen sprake van verevening op basis van verzekerdenkenmerken.

In de toelichting bij het Bzv respectievelijk, voor sinds 2006 toegevoegde vereveningscriteria, in de toelichtingen bij de wijzigingen van dat besluit is al in algemene zin ingegaan op de gehanteerde vereveningscriteria. In aanvulling daarop kan over de vereveningscriteria nog het volgende worden opgemerkt:

• Leeftijd en geslacht worden in samenhang bezien, omdat het kostenpatroon naar leeftijd tussen mannen en vrouwen verschilt. Dit verschil hangt onder meer samen met de kosten van zwanger-schap en geboorten bij vrouwen tussen (vooral) 20 en 40 jaar. Bij dit criterium wordt gewerkt met vijfjaarsklassen. Om beter aan te sluiten bij de leeftijdsgrens van premiebetaling (18 jaar) zijn de leeftijdsgrenzen in het interval 15-24 jaar onderverdeeld in 15-17 en 18-24 jaar in plaats van 15-19 en 20-24 jaar. Om beter aan te kunnen sluiten bij de werkelijke kosten werd het leeftijdsinterval 0-4 jaar gesplitst in een klasse 0 jarigen en een klasse 1-4 jaar. Vanaf het vereveningsjaar 2018 is eerstgenoemde klasse gesplitst in een klasse 0 jarigen geboren in het vereveningsjaar en een klasse nuljarigen geboren in het voorafgaande jaar. Voor verzekerden met onbepaald geslacht gelden dezelfde gewichten als voor vrouwen.

• In het onderzoeksjaar 2017-2018 heeft groot onderhoud plaatsgevonden aan het vereveningscrite-rium FKG’s. Dit groot onderhoud heeft onder meer geleid tot de introductie van vier nieuwe FKG’s, de opsplitsing van een FKG en het vervallen van een FKG. Daarmee wordt met ingang van het vereveningsjaar 2019 voor in Nederland wonende verzekerden gewerkt met 37 FKG’s (zie bijlage 1, tabel 1.2). Verzekerden kunnen in principe in meerdere FKG’s worden ingedeeld, waarbij bepaalde combinaties wel zijn uitgesloten. Daarnaast wordt een klasse onderscheiden van verzekerden die in geen enkele FKG zijn ingedeeld. Dit is de FKG-klasse ’Geen FKG’.

• Het genoemde groot onderhoud FKG’s heeft ook geleid tot aanpassing van de FKG’s psychische aandoeningen. Zo is een FKG gesplitst en is een FKG toegevoegd. Voor het vereveningsmodel voor de geneeskundige GGZ wordt daarmee met ingang van het vereveningsjaar 2019 gebruikge-maakt van negen FKG’s psychische aandoeningen. Daarnaast is er een klasse (genaamd ‘Geen FKG psychische aandoeningen’) van verzekerden die in geen enkele FKG psychische aandoenin-gen zijn ingedeeld. In principe kan een verzekerde in meerdere FKG’s psychische aandoeninaandoenin-gen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als een punt op de x-as te zien is als een individuele verzekerde met een bijbehorend schadebedrag, dan is het lijnstuk tussen twee punten op de x-as te zien als een aantal

This study proposed to analyse and compare Kaposi sar- coma in children in two African hospitals: Tygerberg Hospital (TH) in South Africa and Windhoek Central Hospital (WCH)

[r]

The identification of challenges faced specifically by urban Zimbabwean women entrepreneurs would enable the government of Zimbabwe and other stakeholders to devise specific

The following beam parameters will be used to characterize the small beams, namely: the output factor, beam profile and percentage depth dose using different detectors

The objective of this article is to investigate which financial techniques and methods residential property developers apply in practice when they undertake capital

The objective of this study was to determine the genetic variation of preharvest sprouting, a-amylase activity, and various other traits in five winter wheat cultivars with a

Knowledge production and higher education transformation in South Africa: towards reflexivity in university teaching, research and community service. Communities