• No results found

Inleiding: Is het werkloosheidsprobleem oplosbaar? - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inleiding: Is het werkloosheidsprobleem oplosbaar? - Downloaden Download PDF"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jacques Vilrokx*

Inleiding

Is het werkloosheidsprobleem oplosbaar?

Werkloosheid is de laatste maanden weer een issue geworden. Nadat in de tweede helft van de j aren tachtig de werkgelegenheidssituatie gunstig leek te evolueren (in België bijvoorbeeld nam de totale werkgelegenheid tussen 1985 en 1990 toe met iets meer dan 200.000 banen), werd die positieve tendens in 1991 stopgezet. Alles wijst er echter op dat ondanks de economische her­ opleving die vanaf midden 1992 zou beginnen, wonderen moeten worden verwacht op het ge­ bied van de werkgelegenheid. De massale per- soneelsafvloeiingen in kernsectoren, zoals automobiel en informatica die wereldwijd werden aangekondigd, getuigen daarvan. Het is dan ook niet bepaald verwonderlijk dat op de OESO-conferentie, die midden mei in Parijs wordt georganiseerd, de werkloosheid als eerste punt op de agenda staat. In een periode van ongeveer anderhalf jaar is immers de groei van de werkgelegenheid met zo’n vijf miljoen banen, die in de laatste helft van de jaren tachtig bereikt werd in de OESO-landen, weer vrijwel volledig teniet gedaan.

Het is overigens een bekend gegeven dat de toename van de werkgelegenheid tussen 1985 en 1990 een kwalitatief verschillend karakter had dan de werkgelegenheidsgroei in de jaren zestig. In de periode 1985-1990 was de groei vooral toe te schrijven aan de verhoogde participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt ( + 169.400 tegen­ over + 34.100 voor de mannen). Bovendien waren de vrouwelijke intreders in diezelfde periode vooral deeltijders (+ 91.000 tegenover slechts + 2.000 mannelijke deeltijders). Daaren­ boven is de toename geheel op rekening te brengen van de privé-dienstensector: de openba­

* Jacques Vilrokx is lid van de redactie van het Tijd­ schrift voor Arbeidsvraagstukken.

re en de industriële sector bleven vrijwel stabiel. Hoewel de industriële output bleef toenemen, gebeurde dat dus met ongeveer hetzelfde aantal werknemers. Dat is ongetwijfeld een voorafspie­ geling van een fenomeen dat op langere termijn, wanneer ook in de dienstensector vergelijkbare produktiviteitsnormen op grotere schaal zullen worden bereikt (zoals nu bijvoorbeeld reeds in de distributie- en fast food sector het geval is), naar het einde van de 20e eeuw toe ons arbeids­ bestel zal gaan domineren. De term waarmee we dit fenomeen kunnen aanduiden is jobloss growth, economische groei met minder werkgele­

genheid. De ‘jobloss growth’ (in plaats van de ‘jobless growth’ waarvan in de üteratuur sprake is geweest) markeert de breuk met de voorgaan­ de periode van de jaren vijftig en zestig waarin (ondanks de vrees van de vakbonden) produkti- viteitsverhogende investeringen gepaard bleven gaan met steeds hogere werkgelegenheidsni­ veaus, vooral omdat binnen- en buitenlandse markten bleven expanderen. Het negatief wor­ den van de relatie tussen economische groei en werkgelegenheid lijkt één van de fundamentele kenmerken te zijn van het gebruik van informa­ tietechnologieën in de produktie van goederen en diensten, juist omdat in traditionele binnen­ landse groeisectoren een verregaande verzadi­ ging is bereikt en op nieuwe buitenlandse mark­ ten steeds gemakkelijker (en goedkoper) ter plaatse kan worden geproduceerd.

Een frappante illustratie is te vinden in verband met ploegenarbeid. Voor België constateren we uat vanaf 1975 het aantal ploegenarbeiders vrij stabiel is gebleven (zo’n 15% van het totaal aantal werknemers) maar dat het aandeel van de bedrijven dat gebruik maakt van ploegenar­ beid stijgt. Dit wijst mogelijk op een evolutie van meer ploegenarbeid met minder ploegenar­ beiders. Het geeft aan dat ontwikkelingen op

(2)

Redactioneel interne en externe arbeidsmarkten niet meer op

dezelfde manier aan produktieniveaus gekop-, peld kunnen worden als vroeger.

‘The fine art of 06x101111/ (om de titel van een artikel uit de Financial Times aan te halen) verplicht ons dus om de werkgelegenheids- en werkloosheidsproblematiek vanuit nieuwe in­ valshoeken te benaderen. Uitgangspunt daarbij is de erkenning dat de drie belangrijkste instru­ menten die gebruikt zijn om de werkloosheid te bestrijden (werktijdverkorting, stimulerings­ maatregelen om bepaalde categorieën werklozen op te nemen in het arbeidscircuit, her- en bijscholingsinitiatieven) weinig of geen zoden aan de dijk hebben gezet. Zonder een werkelijk drastische herverdeling van het werk (drie en een half- of vierdaagse werkweek) valt te vrezen dat de werkloosheid een permanent verschijnsel zal blijven. Er wordt immers dikwijls vergeten dat de situatie van volledige tewerkstelling (die zo’n 20-25 jaar heeft geduurd) een historisch uniek fenomeen is geweest. Misschien kan men de passieve houding aannemen dat de negatieve demografische groei, die een aantal westerse landen kenmerkt, vanzelf weer voor een gunsti­ ger werkgelegenheidssituatie zal zorgen, maar daarmee kan niet het fundamenteel gegeven worden weggemoffeld dat ons economisch pro- duktiesysteem vanaf de eerste helft van de jaren zeventig in staat is méér te maken met minder mensen: het is een basiskenmerk van het ‘anders georganiseerd’ kapitalisme (in plaats van een ‘disorganized capitalism’, dbót Claus Offe). Anders georganiseerd wil zeggen dat niet de­ zelfde mechanismen werkzaam zijn als in de vroegere periode en dat dus ook niet dezelfde interventieprocedures kunnen worden toegepast als in het verleden. We hebben, om de formule­

ring van Alain Chouraqui (Le Monde, 15 april 1992) te gebruiken, de indruk dat niemand of geen enkele instantie op dit ogenblik de econo­ mische, sociale of technologische evoluties op een macro-niveau beheerst, evenmin overigens als de politieke ontwikkelingen, zoals de recente democratische (dat wil zeggen proportionele) verkiezingen in West-Europa duidelijk maken. Het is dan ook niet overdreven om in dit ver­ band van een crisis te spreken. De nadruk in de post-modernistische analyses op het ad hoc- handelen van individuen zonder veel theoreti­ sche legitimatie, een sterke marktgerichtheid, de verschuiving van het producent-zijn naar het consument-zijn (zie Bauman 1992) geeft een aantal inspirerende aanknopingspunten die goed aansluiten bij de conceptuele en theoretische desoriëntatie in verband met het (niet meer?) functioneren van solidariteitsmechanismen in onze huidige maatschappij (zie Avineri en De- Shalit, eds., 1992).

Dit alles brengt de arbeidsmarktproblematiek weer op de voorgrond. Nu de flexibilisering en invoering van nieuwe technologieën voor een belangrijk gedeelte wettelijk en conventioneel gereguleerd zijn, kan de maatschappelijke dere­ gulering worden aangepakt. De koppeling van loon aan arbeid zou in de crisissituatie waarnaar zojuist werd gerefereerd wel eens centraal kunnen staan.

Literatuur

- Avineri, S. en A. de-Shalit (eds.), (1992) Communitaria-

nism and Individualisai, Oxford, Oxford University

Press.

- Bauman, Z. (1992), Intimations o f Postmodemity, Lon­ don, Routledge.

- Chouraqui, A. (1992), ‘Comprendre et maîtriser les mutations’. In: Le Monde, 15 april.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

117 Stress tensors calculated for the northern and southern Queen Charlotte fault using moment tensor solutions (top), first motion solutions (middle) and

An August 16 public relations meeting at Combined Operations Headquarters (COHQ), recognized the importance of war correspondents accompanying the force to counter enemy

Cidalis se retira, & Philis, ne pouvant plus se cacher, que la passion, qu’elle avoit pour Damon, n’avoit été un mystere que pour elle, sentit qu’il étoit tems de se tenir

In this research we take into account the requirements of modern surgical procedures and introduce a new modelling framework with the ability to perform real-time cutting in a

The single-use optical fiber tips are inexpensively fabricated, easily coupled to a simple photodiode, and are sensitive at fluo- ride concentrations ranging from 0 to 5 mg L

Stommel's work was concerned with the possible existence of multiple equilibria in a two-box model (crudely representing the equatorial and polar regions) of a

This approach is based on the parity spectrum, which is a vector of the 3n parities o f subfunctions of an n-variable Boolean function, By applying the parity

It could be expected that a continental climate would manifest shorter, more frequent snowfalls rather than large, infrequent snowfalls typical of a maritime climate (e.g. It